EVANGELIEGEMEENTE DE REGENBOOG
Geven aan God en aan Zijn gemeente Over het waarom en hoe van het geven Hans Euser Mei 2012
Een euro en een bankbiljet kwamen elkaar tegen. De euro zei tegen het biljet: “Hé, waar heb jij al die tijd uitgehangen?” waarop het bankbiljet antwoordde: “Beetje rondgehangen bij de bingo, een keer Chinezen, naar een paar voetbalwedstrijden geweest, wat gewinkeld, vakantie in het buitenland, dat soort dingen. En jij?” De euro zuchtte en zei: “Ach je weet het wel. Het is altijd hetzelfde liedje: de kerk, de kerk, de kerk.”
Deze studie is een uitgave van Evangeliegemeente De Regenboog te Veenendaal. Een ieder is vrij hier delen uit over te nemen, mits de bron vermeld wordt. 1
Inleiding Nadenken over onze financiële middelen en de verantwoordelijkheid die we dragen ten opzichte van de gemeente doen we om verschillende redenen. In de eerste plaats wordt er in de bijbel vaak over geld en goed gesproken. We kunnen daar niet omheen. In de tweede plaats is de westerse cultuur doortrokken van het materialisme en dat heeft ook zijn weerslag op de christelijke gemeente. God wil ons hervormen in ons denken, ook waar het gaat om bezittingen. Tenslotte hebben we als gemeente geld nodig om de wereld dichtbij en ver weg te kunnen bereiken met het evangelie. Diaconaat, zending en evangelisatie worden ervan bekostigd, evenals de gebouwen, het werk van prediking, onderwijs, pastoraat en beleid en verder allerlei georganiseerde activiteiten. Doelstelling Deze studie vormt een aanzet tot het nadenken over ons geefgedrag. Heel veel aspecten worden niet besproken. We staan vooral stil bij de vraag met welke motieven we geven (het waarom) en op welke wijze we bepalen wat en hoeveel we geven en aan wie (het hoe). Opzet en inhoud Om een bijbels en christelijk antwoord te vinden op de vraag naar het waarom en hoe van het geven staan we eerst stil bij het langste nieuwtestamentische gedeelte hierover, 2 Korinte 8 en 9. Daarin schrijft Paulus over het motief waarmee we mogen geven en hij geeft aanwijzingen over hoe dat te doen. Na deze uiteenzetting volgt in het tweede hoofdstuk een antwoord op de vraag aan wie we mogen geven. Wie meer wil lezen of studeren over dit onderwerp kan terecht in de literatuurlijst aan het eind. De teksten zijn genomen uit de NBV-vertaling. Hans Euser Veenendaal, maart 2010, herzien in juni 2012. 2
1) Waarom en hoe mogen wij geven? In dit hoofdstuk wordt eerst het belangrijke apostolische onderwijs uit 2 Korinte 8 en 9 geciteerd. Vandaar uit denken we na over de motieven waarmee we geven (het waarom) en enkele principes voor het geven (het hoe). Het hoofdstuk sluit af met een conclusie en een gebed. 1.1) Het onderwijs uit 2 Korinte 8 en 9 “Laat ieder van u elke eerste dag van de week naar vermogen iets opzij leggen”, zo schrijft de apostel Paulus aan de gelovigen te Korinte in zijn eerste brief (16:2). Hij is daar bezig met een geldinzamelingsactie voor de gemeente van Jeruzalem en betrekt daar ook de Korintische christenen bij. Een jaar later staat hij op het punt om het gespaarde geld op te halen. Vooraf moedigt hij de gelovigen nog één keer aan om hun opgespaarde geld nu ook daadwerkelijk te geven. Hij legt in hoofdstuk 8 en 9 van zijn tweede brief aan Korinte uit waarom en hoe men mag bijdragen.
2 Korinte 8:7 U blinkt in alles uit: in geloof, in kennis en welsprekendheid, in inzet op elk gebied, in de liefde die wij in u hebben gewekt – blink dus ook uit in dit goede werk (de collecte). 8 Ik zeg dit niet als een bevel; door op de inzet van anderen te wijzen (Paulus had het voorbeeld van de Macedonische christenen aangehaald in vers 1-5) wil ik nagaan of uw liefde oprecht is. 9 Tenslotte kent u de liefde die onze Heer Jezus Christus heeft gegeven: hij was rijk, maar is omwille van u arm geworden opdat u door zijn armoede rijk zou worden. 8:11 Dus geef naar vermogen. 12 Als u bereid bent mee te doen, wordt niet verwacht dat u geeft van wat u niet heeft, maar van wat u heeft. 13 Het is niet de bedoeling dat u door anderen te helpen zelf in moeilijkheden raakt. Er moet evenwicht zijn. 14 Op dit moment lenigt u met uw overvloed de nood van de heiligen in Jeruzalem, zodat zij later met hun overvloed uw nood kunnen lenigen. Zo is er evenwicht.
3
9:6 Bedenk dit: wie karig zaait, zal karig oogsten; wie overvloedig zaait, zal overvloedig oogsten. 7 Laat ieder zoveel geven als hij zelf besloten heeft, zonder tegenzin of dwang, want God heeft lief wie blijmoedig geeft. 8 God heeft de macht u te overstelpen met al zijn gaven, zodat u altijd en in alle opzichten voldoende voor uzelf hebt en ook nog ruimschoots kunt bijdragen aan allerlei goed werk. 9 Zo staat er geschreven: ‘Gul deelt hij uit aan de armen, zijn rechtvaardigheid houdt stand, voor altijd.’ 10 God, die zaad geeft om te zaaien en brood om te eten, zal ook u zaad geven en het laten ontkiemen, zodat uw vrijgevigheid een rijke oogst opbrengt. 11 U bent in ieder opzicht rijk geworden om in alles vrijgevig te kunnen zijn, en uw vrijgevigheid leidt door onze bemiddeling tot dankzegging aan God. 12 Uw bijdrage aan de collecte heft immers niet alleen het gebrek van de heiligen in Jeruzalem op, maar leidt er bovendien toe dat ze God uitbundig danken. 13 Ze prijzen God omdat u er blijk van geeft gehoorzaam te zijn aan het evangelie van Christus, wat u bewijst door de ruimhartigheid waarmee u met hen en alle anderen wilt delen. 14 In hun gebed voor u spreken ze hun verlangen naar u uit, omdat ze zien hoe overstelpend goed God voor u is geweest. 15 Laten we God danken voor zijn onbeschrijfelijk geschenk.
1.2) Het waarom van het geven In deze verzen geeft Paulus de belangrijkste reden om te geven aan de gemeente; het sterkste motief om bij te dragen aan de collecte in de kerk. Waarom zouden wij geven, ook als Regenboog op zondag in de collectezak of doordeweeks via een bankoverschrijving? Wat is onze diepste innerlijke motivatie om bij te dragen aan het werk van de gemeente? Je zegt misschien: wij geven omdat er nood is; omdat het nodig is. En dat is ook zo. Paulus heeft een heel concrete aanleiding voor zijn verzoek. Hij zamelt geld in voor de christenen in Jeruzalem omdat er nood is, armoede (8:14): Jeruzalem heeft dankzij haar geografische ligging weinig economische bestaansmogelijkheden. 4
Bovendien wordt de stad regelmatig door hongersnood getroffen, waardoor de voedselprijzen omhoog schieten. Dan zijn er nog de door joden op touw gezette vervolgingen, die ervoor zorgen dat de christenen verarmen. Tel daar nog de ‘vergrijzing’ bij op (oudere joden willen hun levensavond doorbrengen in het beloofde land), en het plaatje is compleet. Armoede alom. Paulus collecteert voor Jeruzalem, omdat er nood is. En zo zouden we ook in de Regenboog kunnen collecteren omdat het geld nodig is. Zonder geld geen gebouw, geen onderwijs, geen pastoraat, geen voorgangers, geen zendelingen, geen activiteiten, geen diaconaat; kortom, zonder geld geen Regenboog. Toch is dat niet het belangrijkste of enige motief. Want als de nood je heeft afgestompt – “daar heb je de gemeente weer!” –, is er geen reden meer om te geven. Wanneer het druppel-op-de-gloeidende-plaat-gevoel de overhand krijgt – “wat dragen mijn euro’s nu bij aan het werk?” –, verdwijnt de prikkel om financieel bij te dragen. De emotionele stimulans zal uiteindelijk onvoldoende zijn. Er is een sterker motief nodig. Waarom geven wij? Is dat omdat het onszelf verrijkt? Spreuken 11:24 zegt: “Wie vrijgevig is, wordt steeds rijker; wie gierig is, komt nog tekort.” Met andere woorden: wie zijn hart zet op zijn geld en bezit zal verarmen, maar wie uitdeelt van zijn inkomsten wordt rijker. Dat paradoxale idee komt uit de landbouw. Als je het zaad Geven = uitstrooit op het land, zal je vrucht dragen. Maar wanneer je leven; het zaad vasthoudt en niet uitstrooit, zal je ook geen oogst delen binnenhalen. Paulus zegt (in 9:6): “Wie karig zaait, zal karig maakt oogsten; wie overvloedig zaait, zal overvloedig oogsten.” En rijk! (in 9:10): “Uw vrijgevigheid brengt een rijke oogst op.” Maar is dat nu zo? Waaruit bestaat die rijkdom dan? Krijg je steeds meer geld? Paulus schrijft (in 9:12): “Uw bijdrage aan de collecte heft (...) niet alleen het gebrek van de heiligen in Jeruzalem op, maar leidt er bovendien 5
toe dat ze God uitbundig danken.” En (in 9:14): “In hun gebed voor u spreken ze hun verlangen naar u uit, omdat ze zien hoe overstelpend goed God voor u is geweest.” De joodse christenen gaan danken en bidden voor hun heidense broeders en zusters. Dat is heel bijzonder, omdat de kerk van Jeruzalem de heidense gemeenten niet zomaar erkende. Maar door hun royale gift verandert er iets. Er komt eenheid. Uitbundige dankzegging en gebed voor u die geeft. Dát is (onder andere) de rijkdom die verkregen wordt door te geven. En toch zou dit onze diepste drijfveer niet moeten zijn. Want het gevaar bestaat dat we alleen maar geven om er zelf beter van te worden. En uiteindelijk geven we dan niet, maar nemen we! Wat is dan wel een christelijk motief om te geven? Wij geven, omdat God zijn rijkdom met ons deelt! Wij dragen bij aan de collecte, omdat we ons ervan bewust zijn dat de Vader zijn Zoon voor ons heeft overgehad, en dat Hij ons met Hem alle dingen heeft geschonken! Paulus benadrukt dat regelmatig. Hij zegt (in 9:8): “God heeft de macht u te overstelpen met al zijn gaven.” En dat doet Hij ook. Kijk maar (in 9:9): “Gul deelt God uit aan de armen.” En nog duidelijker (in 8:9): “Tenslotte kent u de liefde die onze Heer Jezus Christus heeft gegeven: hij was rijk, maar is omwille van u arm geworden, opdat u door zijn armoede rijk zou worden.” Wie beseft dat hij of zij rijk is vanwege Gods goedheid – en dat moet je niet alleen geestelijk verstaan; ook je geld en bezit zijn van Hem (Haggaï 2:9 zegt: “Van Mij is het zilver en van Mij is het goud.”) – , wie dat beseft, zal altijd bereid zijn te geven.
6
1.3) Het hoe van het geven Geven hoort dus bij het christelijke leven. Het sterkste motief daartoe heeft niet te maken met de nood van de ander; het gaat er evenmin om dat wij er zelf door gezegend worden; maar het komt vanwege de ervaring van Gods goedheid in ons hart en leven. Het gaat om het kennen van genade, wat wil zeggen dat je weet dat je niets verdient en toch alles krijgt. Waar dat wordt ingezien, daar komt vrijgevigheid! Maar hoe dan? Samengevat geeft de apostel 5 principes met betrekking tot geven. Hij spreekt in zijn eerste brief (in 16:1) van een ‘verordening’: “Wat de collecte voor de heiligen betreft, moet u de richtlijn volgen die ik aan de gemeente in Galatië gegeven heb.” Ieder lid van de gemeente behoort bij te dragen. Hij zegt (in 1 Korinte 16:2): “Laat ieder van u elke eerste dag van de week naar vermogen iets opzij leggen.” Je hebt eigenlijk geen keuze. Het kan niet zo zijn dat de gemeente drijft op het geld van enkelingen. Wij dragen het werk van God gezamenlijk. De bijdrage behoort regelmatig plaats te vinden. Paulus spreekt over elke eerste dag van de week. In de Regenboog hebben we wekelijks een collecte, maar er bestaan ook andere mogelijkheden, zoals de maandelijkse overschrijving. Als het maar met regelmaat gebeurt.
Ik vrees dat de bijbelse liefdadigheid meer is dan het weggeven van datgene waar we toch wel zonder kunnen. C.S. Lewis
De bijdrage behoort naar vermogen te zijn. De apostel schrijft (in 2 Korinte 8:11): “Geef naar vermogen.” En (in 8:14): “Het is niet de bedoeling dat u door anderen te helpen zelf in moeilijkheden raakt.” Je moet jezelf niet tekort doen. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat jij of je kinderen in de problemen komen. Wees daarin nuchter.
7
De bijdrage beoogt evenwicht in het lichaam van Christus. In 2 Korinte 8:14 zegt Paulus: “Er moet evenwicht zijn.” En dat is wel een belangrijke. Waarschuwt het derde principe voor het gevaar dat we teveel geven, dit principe drukt ons op het hart vooral niet te weinig te geven. Wij leven in het Westen en daar is het tweede gevaar vele malen groter dan het eerste! De bijdrage moet komen vanuit het hart. In 2 Korinte 9:7 zegt Paulus: “Laat ieder zoveel geven als hij zelf besloten heeft, zonder tegenzin of dwang, want God heeft lief wie blijmoedig geeft.” Laat je niet dwingen. Geef niet uit medelijden, of om er zelf beter van te worden. Maar geef met je hart. Want God heeft de blijmoedige gever lief. 1.4) Conclusie en gebed De Here roept ons allemaal op om regelmatig en royaal te geven, met ons hart. Wie daar moeite mee heeft zou de liefde van Christus Jezus tot zich moeten laten doordringen; Hij was rijk, maar is omwille van jou arm geworden, opdat jij door zijn armoede rijk zou zijn! “Laten wij”, met Paulus in 2 Korinte 9:15, “God danken voor zijn onbeschrijfelijk geschenk.” Je kunt dat bijvoorbeeld doen door het volgende gebed uit te spreken: Vader, u gaf uw Zoon, die arm werd om mij rijk te maken en met hem heeft u mij alle dingen geschonken. Ik dank u HEER, voor uw overstelpende goedheid en ik bid dat uw zegeningen, via mij, tot anderen komen. Leid mij door uw Geest en leer mij om regelmatig, royaal en van harte te geven. Amen!
8
2) Waaraan mogen wij geven? We hebben in het vorige hoofdstuk stilgestaan bij de vraag waarom en hoe we financieel mogen bijdragen. In dit hoofdstuk willen we nagaan aan wie we mogen geven. 2.1) Aan wie we mogen geven Wanneer we het Nieuwe Testament nalezen met het oog op de doelen waaraan we als christen kunnen geven dan zijn er tenminste drie te onderscheiden. 1. We mogen geven aan de armen ver weg en dichtbij. De collecte voor de heiligen in Jeruzalem was bedoeld om de nood van hen te lenigen en om evenwicht te krijgen in het lichaam (2 Korinte 8-9). Lees hierover bijvoorbeeld ook Jakobus 1:27, Matteüs 25:35-40, Lukas 10:30-37 en Romeinen 12:13. Voor God, de Vader, is alleen dit reine, zuivere godsdienst: weduwen en wezen bijstaan in hun nood, en je in acht nemen voor de wereld en onberispelijk blijven. Bekommer u om de noden van de heiligen en wees gastvrij. 2. We mogen geven aan alles wat in Gods Koninkrijk gedaan wordt. Lees hierover bijvoorbeeld Matteüs 6:33. Zoek liever eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden. 3. We mogen geven aan de gemeente van Christus, in het bijzonder om haar zendelingen en voorgangers te onderhouden. Lees hierover bijvoorbeeld 1 Korinte 9:13-14, 1 Timoteüs 5:17-18 en Filippenzen 4:15-19.
9
Oudsten die goed leiding geven moeten dubbel worden beloond, vooral degenen die zich veel moeite geven voor de prediking en het onderricht. De Schrift zegt immers: ‘U mag een dorsend rund niet muilkorven’ en ‘De arbeider is zijn loon waard’. U weet toch dat wie in de tempel dienst doen daarvan leven, en dat wie aan het altaar dienen een deel van het offervlees krijgen? Voor hen die het evangelie bekendmaken geldt hetzelfde: de Heer heeft bepaald dat zij door te verkondigen in hun levensonderhoud mogen voorzien. 2.2) Ons geven aan De Regenboog Hoe kun je nu bepalen hoeveel je geeft aan wie en wanneer? De volgende gedachten geven een aanzet tot een denkrichting. Hoewel de bijbel leert dat christenen behoren te geven zijn er ook uitzonderingen. De christenen in Jeruzalem gaven niet, maar ontvingen. De kerk van Korinte kende mensen die geen cent bezaten: de slaven. Paulus schrijft daarom dat een ieder naar vermogen behoort te geven. Wie heden ten dage schulden heeft zal eerst hulp moeten zoeken en af moeten betalen. Wie niets heeft, kan niets geven. Soms ben je zelfs een ontvanger van de gift van anderen. Een open gesprek voeren met broeders en zusters over geld en goed kan heel behulpzaam zijn in het bepalen van hoeveel je geeft. Laten we ons niet verschuilen achter Matteüs 6:3-4, waar Jezus spreekt over ‘de linkerhand die niet mag weten wat de rechterhand doet’ als het gaat om het geven van aalmoezen. Het gaat daar veel meer over het motief waarmee gegeven wordt (zoals dat ook geldt voor het bidden en vasten), dan om de geheimzinnigheid rondom ons geven. In de eerste gemeente was ook gewoon bekend dat mensen geld of goederen gaven (Handelingen 4:36-37). Dat wil niet perse zeggen dat je vertelt hoeveel je aan wat en wanneer geeft, maar wel dat je onderliggende principes met elkaar doordenkt.
10
Het kan behulpzaam zijn om na te gaan hoeveel geld er nodig is. Neem bijvoorbeeld de begroting van De Regenboog er eens bij. Daarbij kan worden aangetekend dat a) enkele gevers grote bedragen schenken, b) ongeveer de helft van de gevers meer dan 80% van de begroting opbrengt, c) een aanzienlijke groep leden weinig tot niets bijdraagt en d) de gemiddelde jaargift per gever ruim duizend euro is (in 2008). Het geven van tienden is een oudtestamentisch principe dat in het Nieuwe Testament niet zo overgenomen wordt. Wel vinden we daar een grote nadruk op een evenwichtige verdeling van geld en goed. De eerste christenen geven daarvan een voorbeeld: “Allen die het geloof hadden aanvaard, bleven bijeen en hadden alles gemeenschappelijk. Ze verkochten al hun bezittingen en verdeelden de opbrengst onder degenen die iets nodig hadden” (Handelingen 2:4445; zie ook 4:32-5:11). Overigens waren er ook velen die hun huizen en bezittingen in eigendom hielden maar open- of ter beschikking stelden voor de geloofsgemeenschap. Voor ons betekent dit dat de één meer geeft dan een tiende, terwijl de ander minder geeft. De vraag is wel: mag het je iets kosten? Heb je er iets substantieels voor over?
11
Jezus redde ons niet door een tiende van Zijn bloed te geven. Hij gaf zichzelf helemaal. Denk niet dat je gul bent met je geld als je je tienden geeft, als dat geen verschil maakt in je manier van leven. Als het geen offer is en geen verandering brengt in je manier van leven, dan volg je de regels maar je draagt geen kruis in je economische leven. Jezus gaf zichzelf weg. En kijk naar de oogst. Dat zijn jij en ik. Tim Keller
Literatuurlijst Briscoe, Peter, Royaal leven … persoonlijke omgang met geld en goed, Terschuur 2009. Een bijbelstudieboekje dat is uitgegeven door het Evangelisch Werkverband in samenwerking met o.a. Crown Life. Bevat gespreksmateriaal voor drie bijeenkomsten. Murray, Andrew, Geld. Gedachten voor Gods rentmeesters, Den Haag z.j. Murray schrijft in deze korte studie over geld en hoe de Drie-enige God ernaar kijkt: de Heilige Geest en het geld, de genade Gods en het geld en de armoede van Christus. Murray, Stuart, Beyond tithing, Carlisle 2000. Beheers je het Engels en ben je benieuwd hoe dat nou zit met die tienden? Dan is dit een uitstekend boek! Verbeek, Gerard en Martine Vonk (red.), Verantwoordelijkheid een feest. Een uitdaging tot gesprek over tijd, geld en samenleving, Kampen 2000. Geschreven door het Christelijk Studiecentrum ICS voor kleine groepen met zes studies over omgaan met tijd, gaven en geld, verantwoord consumeren, verantwoordelijkheid nemen en vitaal gemeente-zijn. Volf, Miroslav, Onbelast. Geven en vergeven in een genadeloze cultuur, Franeker 2005. Voor wie wat dieper wil graven. Hoe kunnen we onszelf motiveren om te geven in een cultuur die steeds minder genade kent? En hoe leren we te vergeven als het zo tegen ons gevoel lijkt in te gaan? Volf betoogt dat we door te geven en te vergeven het meest tot ons recht komen. 12