Klimaatactieplan Vilvoorde in opdracht van de Stad Vilvoorde. Betreft een analyse van de CO2e nulmeting voor 2011, een globale visie en strategie op middellange (2030) en lange termijn (2050), een concreet actieplan met klimaatmaatregelen in het kader van de SEAP op korte termijn (2015-2020) en een bijhorend participatietraject.
Opgemaakt door Futureproofed en Tri.zone Geschreven door: Steven Van Praet (Futureproofed), Lim Adriaenssens (Futureproofed) en Jim Baeten (Tri.zone) In opdracht van de Stad Vilvoorde Voor: Pascale Fraipont (Stad Vilvoorde) en Pascal Moons (Stad Vilvoorde)
Te Leuven, 2015-06-04
3
4
Woord vooraf Met dit klimaatactieplan zet de stad Vilvoorde een stevige stap in het concretiseren van haar prioritaire beleidsdoelstellingen uit het meerjarenplan 2014-2019: “Een integrale visie op duurzaamheid
ontwikkelen
en
uitvoeren
als
hoeksteen
van
een
innovatieve
stad”.
Dit
klimaatactieplan levert belangrijke inzichten voor die integrale visie en kan de aanzet zijn richting de uitvoering van die doelstelling. Dat zou kunnen door dit klimaatactieplan verder te vertalen naar de verschillende beleidsdomeinen van het college van burgemeesters en schepenen. Het IPCC1 concludeerde in 2007 definitief dat de opwarming van de aarde veroorzaakt wordt door menselijke activiteiten. De gevolgen van die opwarming zullen desastreus zijn voor de mens indien we de emissies van broeikasgassen niet drastisch verminderen. Om de potentieel onomkeerbare opwarming van de aarde te vermijden moeten de broeikasgasemissies 2 met 80-95% gereduceerd worden tegen 2050. Dit klimaatactieplan is opgesteld vanuit de ambitie om tegen 2020 een CO 2e-reductiedoelstelling3 te realiseren van 20%. Dat is de doelstelling van het Europees Burgemeestersconvenant 4 dat door de stad Vilvoorde ondertekend werd op 28 april 2014. Om die doelstelling te kunnen halen worden er in dit rapport 36 maatregelen geformuleerd. Deze maatregelen maken duidelijk dat de stad Vilvoorde voor grote uitdagingen wordt gesteld. Zonder een doorgedreven energierenovatie van een belangrijk deel van het gebouwenpatrimonium en zonder een belangrijke aanpassing van de mobiliteit is de 20% doelstelling tegen 2020 niet haalbaar. De stad kan deze ambitie niet in zijn eentje waarmaken. De maatregelen worden geschat op een investering van €129 miljoen gespreid over 5 jaar. Daarvoor zijn de eigen financiële middelen ontoereikend en heeft de stad bijvoorbeeld niet de nodige impact om de noodzakelijke aanpassing van het Vlaams beleid inzake energierenovatie en mobiliteit door te duwen. Vilvoorde zal dus verder moeten gaan in het bedenken van oplossingen voor complexe problemen en nog meer moeten samenwerken met burgers, bedrijven, financiers, belangenorganisaties, overheidsdiensten en scholen om die ambitie waar te maken. De aanleiding om dit te doen ligt in het besef dat we, omwille van de dreigende klimaatopwarming, de CO 2-uitstoot moeten verlagen
1
Core Writing Team, Pachauri, R., Reisinger, A. (eds.) (2007), Climate Change 2007: Synthesis Report. Contribution of Working Groups I, II and III to the Fourth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change, IPCC. 2 Broeikasgasemissie : Volgende broeikasgassen werden in rekening gebracht: CO2, CH4 en N2O. Dit zijn de broeikasgassen die het grootste aandeel hebben in het klimaatsverandering effect veroorzaakt door de mens. Ze worden omgerekend naar CO 2 equivalenten (CO2e). In deze studie wordt dit verder aangeduid als CO2 of CO2e 3 CO2e staat voor CO2-equivalent en dus voor de som van broeikasgasemissies zoals CO2 en andere dan CO2. In dit rapport wordt met CO2 ook CO2e bedoeld. 4 Burgemeestersconvenant, zie verklarende woordenlijst
5
om onze toekomst te vrijwaren. Echter, als we even verder kijken, dan gaat het niet alleen over CO 2reductie. In essentie gaat dit klimaatactieplan over de reële noden van de burgers van Vilvoorde: betaalbare energierekeningen, slimme mobiliteit, een aangename autoluwe buurt om te winkelen en te werken, een veilige buurt met een sterk sociaal netwerk… kortom, het gaat over een meer leefbare stad! En dat is meteen de grote opportuniteit van dit klimaatactieplan voor Vilvoorde. De sleutel hiervoor ligt in de integratie van dit plan in het huidig gevoerde beleid. Het klimaatactieplan kan als hefboom gebruikt worden om complexe problemen om te buigen tot kansen voor Vilvoorde. We stellen vast, zowel in eigen land als internationaal, dat die steden die de moed hebben om vanuit een duurzame visie hun uitdagingen aan te pakken dé aantrekkelijke steden worden van morgen voor onszelf en onze kinderen. Met dit klimaatactieplan is voor Vilvoorde alvast het startschot gegeven om deze opportuniteit te grijpen!
6
WOORD VOORAF...................................................................................................................................... 5 1 SAMENVATTING................................................................................................................................. 9 2 DE OPBOUW VAN HET KLIMAATACTIEPLAN ........................................................................................... 17 2.1 Doelstelling en afbakening ................................................................................................... 17 2.2 Opdracht van Futureproofed ................................................................................................ 17 2.3 Methodiek en opbouw van dit klimaatactieplan .................................................................. 17 3 CO2E-NULMETING – REFERENTIEJAAR 2011 ........................................................................................ 21 3.1 Inleiding ................................................................................................................................ 21 3.2 Methodiek ............................................................................................................................. 21 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4
3.3
Resultaten CO2e-nulmeting................................................................................................... 25
3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.3.4 3.3.5 3.3.6 3.3.7 3.3.8
4
Huishoudens .................................................................................................................................................. 29 Handel & diensten ......................................................................................................................................... 30 Mobiliteit ....................................................................................................................................................... 33 Industrie......................................................................................................................................................... 36 Landbouw en natuur ..................................................................................................................................... 37 Openbaar vervoer .......................................................................................................................................... 38 Openbare verlichting ..................................................................................................................................... 38 Stedelijke diensten (enkel ter indicatie als aparte sector) ............................................................................. 39
GLOBALE VISIE EN STRATEGIE 2030/2050........................................................................................... 41 4.1 Inleiding ................................................................................................................................ 41 4.1.1
4.2
Afbakening systeemgrenzen .......................................................................................................................... 44
Scenario’s 2030/2050 ........................................................................................................... 45
4.3.1 4.3.2
4.4
Scenario’s 2030/2050: MIRA 2030 en ‘Scenarios for a low carbon Belgium 2050’ ....................................... 42
Methodiek ............................................................................................................................. 44
4.2.1
4.3
Analyse scenario 2030 ................................................................................................................................... 45 Analyse scenario 2050 ................................................................................................................................... 55
Resultaten globale visie en strategie scenario’s 2030/2050 ................................................ 60
4.4.1 4.4.2 4.4.3
5
Afbakening systeemgrenzen .......................................................................................................................... 22 Categorieën ................................................................................................................................................... 23 LNE-tool ......................................................................................................................................................... 24 KMI-tool ......................................................................................................................................................... 24
Sprong van EUR- naar VISI-scenario .............................................................................................................. 61 Sprong van REF- naar CORE-scenario 2050.................................................................................................... 63 Conclusie: Analyse van de scenario’s en resulterende 7 noodzakelijke focuspunten voor klimaatneutraliteit 67
KLIMAATMAATREGELEN SEAP 2020 .................................................................................................. 69 5.1 Inleiding ................................................................................................................................ 69 5.2 Methodiek ............................................................................................................................. 69 5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.2.4
5.3
Afbakening systeemgrenzen .......................................................................................................................... 69 Klimaatmaatregelen Instrument met de maatregelen .................................................................................. 70 Maatregelen en acties ................................................................................................................................... 71 Actielijst als feedback uit het participatietraject ........................................................................................... 71
Resultaten klimaatmaatregelen SEAP 2020 ......................................................................... 73
5.3.1 5.3.2 5.3.3 5.3.4 5.3.5 5.3.6 5.3.7
Stedelijke Diensten ........................................................................................................................................ 74 Huishoudens .................................................................................................................................................. 79 Handel en diensten ........................................................................................................................................ 88 Lokale energieproductie ................................................................................................................................ 94 Mobiliteit ....................................................................................................................................................... 98 Industrie....................................................................................................................................................... 109 Landbouw en openbaar vervoer .................................................................................................................. 111
7
5.3.8
6
Resultaat klimaatmaatregelen SEAP 2020 ................................................................................................... 111
PARTICIPATIETRAJECT VILVOORDE ........................................................................................... 116 6.1 Inleiding en methodiek ....................................................................................................... 116 6.2 Verloop participatief proces ............................................................................................... 117 6.2.1 6.2.2 6.2.3
6.3
Intern procesteam ....................................................................................................................................... 117 Rondetafels met burgers ............................................................................................................................. 118 Rondetafels met pioniers............................................................................................................................. 121
Uitdagingen en aanbevelingen met betrekking tot participatie en communicatie ............ 124
6.3.1 6.3.2 6.3.3 6.3.4
Aandachtspunten voor het beleid ............................................................................................................... 124 Participatie, netwerking en partnerschappen ............................................................................................. 125 Inzetten op sensibilisatie, mentaliteit- en gedragsverandering ................................................................... 127 Communicatie.............................................................................................................................................. 128
BIJLAGEN ..................................................................................................................................131 OVERZICHT TABELLEN............................................................................................................................ 134 OVERZICHT FIGUREN ............................................................................................................................. 135 SENSITIVITEIT: INVLOED VAN AANNAMES .................................................................................................. 137 BIJLAGE 1: INVENTARIS VAN ACTIES (GEPLANDE EN NIEUWE IDEEËN) ............................................................. 139 BIJLAGE 2: LOKALE ENERGIEPRODUCTIE.................................................................................................... 155
8
1 Samenvatting De belangrijkste resultaten van dit klimaatactieplan en de opbouw daarvan worden hieronder per hoofdstuk samengevat. Dit laat toe om verder op gestructureerde wijze meer detail op te zoeken in de betreffende hoofdstukken. Hoofdstuk 2: Klimaatactieplan, doelstelling en methodologie De doelstelling van dit klimaatactieplan is om voor de stad een realistische routekaart voor te stellen om de 20% reductie in broeikasgasemissies te realiseren tegen 2020 in vergelijking tot 2011 in het kader van het Europese Burgemeestersconvenant. Dit klimaatactieplan resulteert uiteindelijk in 36 maatregelen om broeikasgasemissies te reduceren voor 2015-2020 om te kunnen voldoen aan de vereisten van Sustainable Energy Action Plan (SEAP) 5 van de Burgemeestersconvenant. Daarvoor werd een proces gevolgd dat de volgende delen omvat zoals schematisch weergegeven in Figuur 1.
Figuur 1: overzicht opbouw van het klimaatactieplan
Het grootste deel van dit klimaatactieplan (hoofdstukken 3 tot en met 6) is een kwantitatieve studie. Hoofdstuk 3 start met de analyse van de CO2e nulmeting van Vilvoorde in 2011. Hoofdstuk 4 kijkt naar de evolutie van de emissies voor Vilvoorde tegen 2030 en 2050 en ontwikkelt een visie en strategie op middellange en lange termijn. Hoofdstuk 5 bevat de beschrijvingen van de maatregelen en acties. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 het participatietraject dat werd doorlopen op een kwalitatieve manier besproken.
5
Het SEAP wordt ingediend door de stad Vilvoorde bij het Burgemeestersconvenant en bevat de maatregelen om de 20% reductie in broeikasgasemissies te kunnen realiseren tegen 2020
9
Hoofdstuk 3: Nulmeting Indien Vilvoorde een doelstelling vooropstelt om 20% emissies te reduceren tegen 2020 dan is er nood aan een referentiepunt. Dat noemen we de nulmeting. De nulmeting is de som van alle broeikasgasemissies die ontstaan op het grondgebied van de stad. De totale CO2e emissies voor het grondgebied Vilvoorde in 2011 bedroegen 154.636 ton CO 2e. De totale CO2e emissies van de stedelijke diensten bedragen 3.669 ton CO 2e, of 2,4% van het totaal. Omdat de stedelijke diensten voor 50% groene stroom aankochten in 2011 werd 634 CO2e ton emissies vermeden. In Figuur 2 wordt een overzicht gegeven van het relatieve aandeel per sector 6 in de totale emissies van Vilvoorde.
1%
1%
0%
11%
huishoudens 31%
handel en diensten mobiliteit industrie
25%
landbouw & natuur openbaar vervoer openbare verlichting 31%
Figuur 2: Relatieve emissies per sector in de CO2e nulmeting 2011 voor Vilvoorde
De sector huishoudens brengt op het grondgebied Vilvoorde de grootste CO 2e-uitstoot met zich mee met een aandeel van 31% (48.204 ton), direct gevolgd door de handel en diensten ook met 31% (47.818 ton). De sector mobiliteit staat op de derde plaats, met een aandeel van 25% (38.012 ton). De sector industrie neemt 11% (17.239) van de totale uitstoot voor zijn rekening. De emissies van de sector landbouw, openbaar vervoer en openbare verlichting zijn elk bijna verwaarloosbaar met respectievelijk 1,1% (1.714 ton), 0,7% (1.089 ton) en 0,4% (559 ton).
6
Sectoren worden gebruikt volgens het Milieurapport Vlaanderen (Mira). De 5 sectoren zijn: huishoudens, handel en diensten,
mobiliteit, industrie, lokale energieproductie.
10
Stookolie 5%
Benzine 5%
Vloeibaar gas 1% Aardgas Elektriciteit Diesel
Diesel 20%
Aardgas 42%
Stookolie Benzine Vloeibaar gas Warmte/ koude
Elektriciteit 27%
Steenkool
Figuur 3: Relatieve emissies per emissiebron in de CO2e nulmeting 2011 voor Vilvoorde
De verdeling per sector kan ook gelinkt worden aan de verdeling per emissiebron 7. Zo vormt aardgas de grootste emissiebron met 63.990 ton CO2e. Gevolgd door elektriciteit met 41.606 ton CO 2e en diesel met 31.314 ton CO2e. De drie bronnen samen zorgen voor 89% van alle emissies. De overige emissie CO2e komen van stookolie (8.287 ton), benzine (7.563 ton) en vloeibaar gas (1.404 ton). Warmte/koude en steenkool zijn verwaarloosbaar met respectievelijk 367 en 104 ton CO 2e emissies.
Hoofdstuk 4: Globale visie en strategie 2030/2050 Vertrekkend van de nulmeting stellen we ons de vraag welke klimaatmaatregelen (maatregelen) er genomen kunnen worden om de stad klimaatneutraal te maken. Vooraleer maatregelen te kunnen bepalen wordt een kwantitatieve analyse gemaakt van wat we reeds mogen verwachten van lopend beleid en bovenlokaal beleid dat nog in de pijplijn zit voor de toekomst. Deze analyse gebeurt aan de hand van scenario’s. Vervolgens gaan we de vraag beantwoorden op welk type maatregelen de stad het best inzet om de reductiedoelstellingen te halen en op lange termijn te evolueren naar klimaatneutraliteit. In deze studie wordt een analyse gemaakt voor de stad Vilvoorde voor de bestaande ambitieniveaus, voor Vlaanderen, België en Europa om broeikasgasemissies te reduceren in tegen 2030 en 2050. Dit noemen we de scenario’s 2030/2050. Op basis van deze scenario’s kunnen we concluderen dat de
7
Een emissiebron veroorzaakt broeikasgasemissies. Voorbeelden daarvan zijn diesel of gas die bij het verbranden broeikasgasemissies uitstoten. Elektriciteit bijvoorbeeld, stoot broeikasgasemissies uit bij de productie ervan in de elektriciteitscentrale.
11
stad zal moeten inzetten op 7 noodzakelijke focuspunten om te evolueren naar klimaatneutraliteit. Deze focuspunten vertalen de noodzakelijke structurele ingrepen voor klimaatneutraliteit:
Figuur 4: 7 Noodzakelijke focuspunten om naar klimaatneutraliteit te evolueren volgens de scenario’s
Hoofdstuk 5: Klimaatmaatregelen SEAP 2020 Nu we de focuspunten en het type maatregelen kennen waarop de stad Vilvoorde moet inzetten worden er 36 maatregelen geformuleerd en in detail uitgewerkt voor 5 sectoren. Zo komen we tot een maatregelenmix per sector. De terugkoppeling uit het participatietraject is opgenomen in de bespreking van de maatregelen. De maatregelen worden berekend in het ‘Klimaat Maatregelen Instrument’ (KMI)8. Dit is een uitvoerig Excel bestand waarin de berekeningen en aannames voor elke maatregel terug te vinden zijn. Dit KMI kan een werkinstrument zijn voor de stad waarin nieuwe aannames en berekeningen kunnen gemaakt worden voor de komende jaren. Een berekening en modellering is immers geen statisch gebeuren. 1. De stad kan 20% emissies reduceren tegen 2020. Tegen 2020 kan volgens deze studie 22,5% van de totale broeikasgasemissies gereduceerd worden in vergelijking tot de nulmeting in 2011 (34.732 ton CO2e). 2. 36 maatregelen worden geformuleerd voor de 5 grootste sectoren om de doelstellingen van de Burgemeestersconvenant te halen. Voor alle sectoren is de maatregelenmix per sector winstgevend. Niettemin zijn er individuele maatregelen die resulteren in een netto kost.
2011
8
2020
Het KMI is opvraagbaar bij de stad.
12
Openbare verlichting
kton
kton
kton
% t.o.v.
CO2e
CO2e
CO2e
2011
1
1
0
Huishoudens
48
38
Handel en diensten
48
Industrie
opbrengst / jaar
reductie
Jaarlijkse CO2e -
Geprojecteerd –
reductie
Jaarlijkse CO2e-
Geprojecteerd -
actieplan
Nulmeting
Resultaat met
Sector
mio €/jaar
0%
0
11
-22%
3
38
10
-21%
3
17
16
1
-5%
0
Landbouw
2
2
0
0%
0
Mobiliteit
39
35
4
-11%
1
0
-9
9
155
120
34,7
Lokale energieproductie Jaartotalen
1 -22,5%
7
Tabel 1: Resultaat klimaatmaatregelen SEAP 2020. Tweejaarlijks overzicht per sector. De geprojecteerde reductie in 2020 t.o.v. 2011 wordt ook gegeven.
De sector huishoudens, handel en diensten en mobiliteit zijn veruit de grootste sectoren en veroorzaken 87% van de totale emissies in Vilvoorde. De maatregelen met hun CO 2 reducties zijn dan ook grotendeels in deze sectoren terug te vinden. Het aandeel van elke sector in de totale reductiedoelstelling (22,5%) wordt weergegeven in Figuur 5:
7% 6% huishoudens 6% 3%
handel en diensten 1%
lokale energieproductie mobiliteit industrie landbouw openbare verlichting
77%
rest emissies
Figuur 5: Aandeel per sector in de 22,5% reductiedoelstelling 2020 van Vilvoorde
In absolute cijfers resulteert dit in volgende reductiecijfers:
Maatregelen huishoudens (MH): 10,7 ton CO2e of 6,9%
Handel en diensten (MT): 10,0 ton CO2e of 6,5% 13
Lokale energieproductie (hernieuwbare energie) (ME): 8,8 ton CO 2e of 5,7%
Mobiliteit (MM): 4,3 ton CO2e of 2,8%
Industrie (MI): 0,9 ton CO2e of 0,6%
Eerste hoofdconclusie is dat het halen van de 20% reductiedoelstelling enkel mogelijk zal zijn indien de vraag naar energie wordt gereduceerd. Concreet betekent dit dat tegen 2020 de inwoners van Vilvoorde in grote lijnen het volgende zouden moeten doen:
hun woningen isoleren
aanpassen van zijn gedrag betreft energieverbruik in hun woningen
met een efficiëntere wagen of met de fiets gaan rijden
de handelszaken energie-efficiënt maken
meer hernieuwbare energie produceren
Tweede hoofdconclusie is, dat om de doelstelling in 2020 te halen en de 36 maatregelen te implementeren, de komende 5 jaar ca. €129 miljoen geïnvesteerd zou moeten worden. Dat is veel geld. Geld dat de stad Vilvoorde niet heeft. De investeringen dienen dus te komen van de gezinnen, overheden, financiers, bedrijven… We merken daarbij op dat de spaarboekjes van alle inwoners van Vilvoorde samen zo’n €168 miljoen9 zouden vertegenwoordigen. Geld dat, indien het gemobiliseerd zou worden voor het klimaatactieplan, jaarlijks meer dan 4%10 zou kunnen opbrengen op de lange termijn. Tegelijk wordt meerwaarde voor de stad gecreëerd door minder afhankelijk te zijn van steeds duurdere fossiele energievormen en een betere leefomgeving betreft mobiliteit en wonen. De grootste uitdaging zal zijn om alle stakeholders van Vilvoorde te doen participeren in de duurzame visie van de stad. Deze visie kenbaar maken en uitleggen dat er veel opportuniteiten zijn voor alle stakeholders vergt niet enkel een financieel-technische oefening, maar ook veel ‘psychologisch masseerwerk’ waarvoor de aanzet is gegeven in het participatietraject van deze opdracht. De maatregelen en de feedback uit het participatietraject geven ook aan dat we in de toekomst steeds meer vanuit het collectief naar oplossingen kunnen zoeken om de duurzame visie te kunnen waarmaken in Vilvoorde.
9
Cijfers Nationale Bank 5/03/2015: 259,5 miljard op Belgische spaarboekjes en Vilvoorde heeft bijna 0,65% van de inwoners van België. 10 Het KMI model werkt met een verdiscontering van 4%/jaar. Dit is een standaardwaarde die in vergelijkende studies ook werd gebruikt.
14
Derde hoofdconclusie is dat deze opdracht het bewustzijn van alle stakeholders vergroot heeft wat betreft de grote uitdaging om de 20% doelstelling tegen 2020 te halen. De participatietrajecten, die uitgebreid worden uitgelegd in hoofdstuk 6, zijn daarin cruciaal geweest. Hoewel de doelstellingen een uitdaging zijn, zijn het ook nieuwe en grote opportuniteiten voor Vilvoorde, zoals eerder aangegeven in de inleiding. In het perspectief van die uitdagingen was het opstellen van dit klimaatactieplan het gemakkelijke werk. Nu begint het pas echt met het stap per stap aanpakken van de projecten die de maatregelen van het klimaatactieplan aangeven. De stedelijke organisatie, goed voor 2,4% van de totale CO2-uitstoot op het grondgebied, stelt zichzelf ook als doel om voor haar werking minstens 20% reductie tegen 2020 te realiseren. De doelstelling wordt gesteld voor de domeinen eigen gebouwen en voertuigenpark. Voor openbare verlichting wordt zelfs een streefcijfer van 50% voorop geschoven. De grootste uitdaging situeert zich ontegensprekelijk op het vlak van de eigen gebouwen. Hoofdstuk 6 : Participatietraject Overheid, bedrijven, burgers en maatschappelijke actoren kunnen niet langer blijven werken in ‘gescheiden werelden’. Dit klimaatactieplan omvat, naast het kwantitatieve rekenwerk, een participatietraject. Dit participatietraject heeft als doel burgers, experts, beleidsmakers, bedrijven, scholen, milieuorganisaties, vervoersmaatschappijen, belangenorganisaties... vanaf het begin te betrekken bij het project ‘Klimaatactieplan Vilvoorde 2020’. Het participatietraject is ook zeer nuttig gebleken om de maatregelen uit het kwantitatieve model (KMI) af te toetsen: wat zijn de obstakels en wat zijn mogelijke oplossingen? Dit participatietraject maakt integraal deel uit van dit klimaatactieplan om de stad voor te bereiden op een goed geïnformeerd en afgetoetst klimaatbeleid. Voor de opmaak van dit klimaatactieplan werd een participatief traject in drie delen doorlopen:
Intern procesteam
Rondetafels met burgers
Rondetafels met pioniers, waarbij voortrekkers uit bedrijven en middenveldorganisaties werden aangesproken
Het proces resulteerde ook in de volgende aanbevelingen:
Volgehouden en zichtbaar engagement van de stad Vilvoorde
Consequente keuzes over de beleidsdomeinen heen
Uitbreiding en versteviging van het netwerk
Ondersteuning van de partners
15
Inzetten op sensibilisatie, mentaliteit- en gedragsverandering
16
2 De opbouw van het klimaatactieplan 2.1 Doelstelling en afbakening De doelstelling van dit klimaatactieplan is voor de stad een realistische routekaart voor te stellen in het kader van de het Europese Burgemeestersconvenant (Covenant of Mayors). Deze studie resulteert in een concreet actieplan voor 2015-2020 dat voldoet aan de vereisten van Sustainable Energy Action Plan (SEAP) van de Burgemeestersconvenant. Deze studie focust zich op de reductie van broeikasgassen 11 (mitigatie) . Het klimaatactieplan is tot stand gekomen op basis van scenario’s, kosten en baten berekeningen van CO2 reductiemaatregelen 12 en een participatietraject. Dit klimaatactieplan is ook een eerste onderbouwde aanzet om aan te tonen wat de uitdagingen zijn van de klimaatneutrale doelstelling voor de stad Vilvoorde.
2.2 Opdracht van Futureproofed Deze opdracht werd gegund aan Futureproofed op 16 december 2014. Voor deze opdracht is Futureproofed een samenwerking in onder aanneming aangegaan met Tri.zone. Tri.zone verzorgde vanuit haar expertise het participatietraject. Futureproofed heeft de berekeningen gemaakt voor de scenario’s, de reductiemaatregelen (CO2 reductie en kosten-baten) en nam de algemene inhoudelijke coördinatie, begeleiding en rapportering voor zijn rekening.
2.3 Methodiek en opbouw van dit klimaatactieplan Dit hoofdstuk legt uit wat de doelstelling is van dit klimaatactieplan, hoe dit rapport is opgebouwd en licht de algemene methodiek toe. In hoofdstuk 1 wordt uitgelegd waarom Vilvoorde 20% CO 2euitstoot wil reduceren tegen 2020, wat die eerste routekaart met aanbevelingen inhoudt en welk de grootste uitdagingen zullen zijn. Het grootste deel van dit klimaatactieplan (hoofdstukken 3 tot en met 6) gaat over het terugdringen van broeikasgassen (mitigatie) om klimaatneutraal te kunnen worden. Hoofdstuk 3 start met de analyse van de CO2e nulmeting van 2011. Hoofdstuk 4 kijkt in grote lijnen naar de evolutie van de emissies naar 2030 en 2050 en ontwikkelt een visie en strategie op middellange en lange termijn. Hoofdstuk 5 bevat de beschrijvingen van de maatregelen en acties.
11
Broeikasgasemissie : Volgende broeikasgassen werden in rekening gebracht: CO2, CH4 en N2O. Dit zijn de broeikasgassen die het grootste aandeel hebben in het klimaatsverandering effect veroorzaakt door de mens. Ze worden omgerekend naar CO 2 equivalenten (CO2e). In deze studie wordt dit verder aangeduid als CO2. 12 Maatregel om CO2 emissies te reduceren
17
Tot slot beschrijft hoofdstuk 6 het participatietraject dat werd doorlopen. Figuur 6 geeft een schematisch overzicht van de verschillende hoofdstukken in het rapport.
Figuur 6: overzicht opbouw van het klimaatactieplan
18
Waarom een nulmeting? Indien de stad een doelstelling vooropstelt in het kader van de Burgemeestersconvenant om 20% emissies te reduceren tegen 2020 dan is er nood aan een referentiepunt. Dat noemen we de nulmeting. Deze studie vertrekt vanuit deze nulmeting (hoofdstuk 3) van broeikasgassen op het grondgebied van Vilvoorde voor het referentiejaar 2011 (Greenhouse Gas Protocol13). Wat zeggen scenario’s over de toekomst? Vertrekkende van de nulmeting maken we een analyse aan de hand van een aantal te verwachten scenario’s (hoofdstuk 4). Deze scenario’s zijn gebaseerd op de MIRA milieuverkenning 2030 14 en aangevuld met 'Scenarios for a Low Carbon Belgium by 2050'15. Deze scenario’s voor Vlaanderen en België zijn herschaald voor de stad en geven het ambitieniveau en noodzakelijke focuspunten aan om te evolueren naar klimaatneutraliteit. Deze ‘gap’ analyse
16
maakt duidelijk dat kleine
incrementele verbeteringen niet zullen volstaan om op korte termijn 20% reducties te bereiken of om op lange termijn uiteindelijk te evolueren naar klimaatneutraliteit. De analyse van de scenario’s vormde de basis om klimaatmaatregelen (hoofdstuk 5) te selecteren om de 20% reductiedoelstelling te bereiken. Welke klimaatmaatregelen zijn nodig om de emissies van Vilvoorde met 20% te reduceren tegen 2020? Vertrekkende van de nulmeting en de scenario’s formuleert Futureproofed een finaal scenario ‘Vilvoorde klimaatmaatregelen SEAP 2020’ met maatregelen voor volgende sectoren: huishoudens, handel en diensten, mobiliteit, natuur en lokale energieproductie. Samen staan deze maatregelen voor 22,5% CO2e reductie tegen 2020. Al deze maatregelen worden per sector besproken in hoofdstuk 5. De klimaatmaatregelen worden berekend in het ‘Klimaat Maatregelen Instrument’ (KMI) 17. Voor elk van deze klimaatmaatregelen in het KMI wordt: 1.
het CO2 reductiepotentieel berekend ten opzichte van de nulmeting voor 2011;
2.
de kosten‐batenanalyse berekend: er wordt gekeken naar de totale kosten, met andere woorden de globale kosten en baten voor de gemeenschap als geheel. Daarbij kan het
13
Voor de nulmeting, scope 1&2, wordt het Greenhouse Gas Protocol for Cities gebruikt als referentieprotocol. http://www.ghgprotocol.org 14 MIRA milieuverkenning 2011. Anders dan het MIRA indicatorenrapport wat een jaarlijkse stand van zaken is. http://www.milieurapport.be. 15 "Scenario's voor een koolstofarm België tegen 2050" door Climact en VITO. 16 Gap-analyse : De analyse van verschillen tussen de gewenste (klimaatneutraal Vilvoorde) en te verwachten toekomstige situatie in Vilvoorde (zonder klimaatmaatregelen). 17 Het KMI is opvraagbaar bij de stad.
19
voorkomen dat bepaalde investeringen door één of meerdere actoren
gedaan worden
terwijl de winsten slechts deels voor hen of andere actoren zijn. Bijvoorbeeld: de kost van dakisolatie bij gezinnen kan gebeuren met een deel subsidie (overheid) en een deel door het gezin zelf. De directe winsten zijn voor de het gezin vanwege de energiebesparing. De belangrijkste klimaatmaatregelen werden afgetoetst naar haalbaarheid in het participatietraject. Naar
aanleiding
van
terugkoppeling
uit
het
participatietraject
werden
voor
sommige
klimaatmaatregelen de aannames of doelstellingen in het KMI bijgesteld. Participatietraject Voor de opmaak van dit klimaatplan werd een participatief proces doorlopen zoals beschreven in hoofdstuk 6. Dit gebeurde met verschillende stakeholders:
Stadsdiensten: stafoverleg diensthoofden.
Rondetafels: 2 rondetafel workshops met burgers.
Pionierssessies:
2
workshops
met
bedrijven,
organisaties
en
overheden
uit
de
maatschappelijke vijfhoek. Tri.zone stond in voor deel 2 van deze opdracht, het participatieproces. Futureproofed zorgde voor deel 1, de inhoudelijke input, de sensibilisatie van de deelnemende groepen en het opstellen van het klimaatactieplan. Het participatieproces heeft bijgedragen tot het initiëren van de dynamiek nodig om dit klimaatactieplan verder te integreren in het klimaatplan. Naast de output van ideeën heeft dit participatieproces een aantal concrete acties in gang gezet via de opmaak van een businessplan, In 2015 zal het participatietraject verder gezet worden. Dit zal de engagementen van de concrete ideeën verder opvolgen en faciliteren. De ideeën van het participatietraject werden opgesomd als ‘acties’ per doelgroep/sector in het gedeelte hoofdstuk 5 ‘klimaatmaatregelen SEAP 2020’. Deze acties zijn maatregelen die een indirect effect hebben op de CO2-uitstoot.
20
3 CO2e-nulmeting – referentiejaar 2011 3.1 Inleiding
Figuur 7: overzicht opbouw van het klimaatactieplan voor hoofdstuk 3
Dit klimaatactieplan zal deels resulteren in een verzameling maatregelen die zijn opgesteld naar analogie met de Burgemeestersconvenant. De berekende reductie voor deze maatregelen moeten worden bepaald op basis van een baseline inventaris (BEI 18) van een referentiejaar. In dit rapport wordt dit de nulmeting genoemd. In dit hoofdstuk wordt de nulmeting van de stad Vilvoorde voor 2011 besproken zodat die kan worden gebruikt als baseline inventaris voor deze verzameling maatregelen.
3.2 Methodiek Om de broeikasgasemissies van de stad Vilvoorde in kaart te brengen, werd in deze studie een internationaal erkende methodiek gehanteerd, gebaseerd op de principes van het Greenhouse Gas Protocol (GHG Protocol). Dit GHG Protocol is de meest gebruikte internationale standaard die overheden, organisaties en bedrijven toelaat om broeikasgasemissies te kwantificeren en te beheren. Technisch gezien maakt dit protocol een onderscheid tussen Scope 1, Scope 2 en Scope 3 emissies.
Scope 1: deze emissies komen vrij op het grondgebied van De stad Vilvoorde zelf. Meestal gebeurt dit in de vorm van een verbrandingsproces. Een voorbeeld hiervan is aardgas dat wordt verbrand in een verwarmingsketel thuis of de brandstof in de motor van een wagen.
Scope 2: dit zijn indirecte emissies die voortvloeien uit het gebruik van elektriciteit, warmte en stoom, die door derden buiten het grondgebied van de stad gegenereerd werd maar
Baseline Emission Inventory (BEI) van het SEAP. Minimale vereisten voor de BEI zijn terug te vinden in het document “HOW TO DEVELOP A SUSTAINABLE ENERGY ACTION PLAN (SEAP)” op http://www.covenantofmayors.eu/index_en.html 18
21
binnen de geografische grenzen van het gebied geconsumeerd. Deze emissies komen vrij buiten de grenzen van de stad Vilvoorde maar vallen onder haar verantwoordelijkheid.
Scope 3: dit zijn indirecte emissies die het gevolg zijn van activiteiten op het grondgebied van de stad maar waarvan de bronnen zich niet op het grondgebied bevinden. Inwoners, organisatie en bedrijven uit de stad Vilvoorde veroorzaken een groot aantal emissies die buiten de grenzen van de stad plaatsvinden. Voorbeelden hiervan zijn vliegreizen of emissies die overal ter wereld plaatsvinden en het transport van voeding, kleding, elektrische apparatuur of bouwmaterialen die in de stad Vilvoorde worden gebruikt. Scope 3 emissies zijn niet alleen veel moeilijker te meten, maar ook minder eenvoudig te reduceren door het stadsbestuur. Scope 3 emissies werden niet meegenomen in deze nulmeting.
Figuur 8: Overzicht van de scope van dit klimaaractieplan volgens de LNE-tool
3.2.1
Afbakening systeemgrenzen
Het studiegebied omvat de stad Vilvoorde en dus alle emissies die worden uitgestoten op zijn grondgebied. Volgende broeikasgassen werden in rekening gebracht: CO2, CH4 en N2O. Dit zijn de broeikasgassen die het grootste aandeel hebben in het klimaatsveranderingseffect veroorzaakt door de mens. Ze worden omgerekend naar CO2 equivalenten (CO2e) met de volgende omrekeningsfactoren:
1 kg N2O = 310 kg CO2 equivalenten
1 kg CH4 = 21 kg CO2 equivalenten
22
3.2.2
Categorieën
Deze emissies van de nulmeting zijn opgedeeld in volgende sectoren 19 in de nulmeting van de LNEtool20 en de KMI-tool21: Sectoren
In rekening gebracht?
Huishoudens
Ja
Handel en diensten
Ja
Mobiliteit
Ja
Industrie
Ja, zonder ETS22
Lokale energieproductie
Ja, maar verdeeld over de andere sectoren
Landbouw
Ja
Openbare verlichting
Ja
Openbaar vervoer
Ja
Stedelijke diensten
Ja, maar verdeeld over de andere sectoren en enkel ter illustratie als een aparte sector
Tabel 2: overzicht in rekening gebrachte emissies voor de CO2 nulmeting
De sector huishoudens bevat het energieverbruik van de gebouwen.
De sector handel en diensten bevat het energieverbruik van de gebouwen.
De sector mobiliteit bevat het wegverkeer zonder de autosnelwegen. Dit is toegelaten onder de Burgemeestersconvenant en werd voor de stad Vilvoorde niet meegenomen omdat er te weinig invloed kan op uitgeoefend worden.
De sector industrie bevat het energieverbruik van de gebouwen en de industriële processen. Uitgezonderd voor de emissies van de ETS-sector.
De sector lokale energieproductie bevat de lokaal opgewekte hernieuwbare energie. Groene aangekochte stroom en grote centrales 23 worden niet in rekening gebracht. De emissies hieraan verbonden zijn meegenomen in de herberekening van de lokale emissiefactor 24 in de LNE-tool en dus ook in de nulmeting25.
De sector landbouw bevat het energieverbruik van gebouwen, verkeer in industriële processen.
De sector openbare verlichting bevat het elektriciteitsverbruik van de openbare verlichting.
19
De secotren zijn gebasseerd op de onderverdeling die wordt gebruikt in de LNE-tool, de burgemeesterscovenant, de Energiebalans Vlaanderen en de omschrijving van de opdracht. 20 Zie hoofdstuk 3.2.3 21 Zie hoofdstuk 3.2.4 22 Bedrijven die vallen onder een apart EU Emissions Trading System 23 De scope wordt bepaald in het document “HOW TO DEVELOP A SUSTAINABLE ENERGY ACTION PLAN (SEAP)” 24 Als er bijvoorbeeld zonnepanelen op het grondgebied van de stad Vilvoorde staan dan zal dit ervoor zorgen dat de lokale emissiefactor lager zal zijn dan de nationale emissiefactor. De stroom geproduceerd door deze zonnepanelen werd echter ook gebruikt op het grondgebied en moet dus nu ook met die lokale emissiefactor worden vermenigvuldigd. Daarom wordt er per sector een correctie doorgevoerd op het aantal verbruikte megawatt uur. Deze worden telkens in de voetnoten weergegeven. 25 In de -tool wordt dit als een aparte sector behandeld omdat hier vermeden emissies van de hernieuwbaar geproduceerde energie worden meegegeven.
23
De sector openbaar vervoer 26 bevat de emissies van het openbaar wegverkeer van de openbare dienstverleners.
De sector stedelijke diensten bevat zowel energieverbruik van gebouwen als de emissies van de vloot.
Het is dus een aandachtspunt, met het oog op toekomstige actualisaties van de nulmeting, om duidelijk af te lijnen wat al dan niet wordt meegenomen voor de actualisatie van de CO 2e-nulmeting, en wat gerapporteerd wordt onder het Burgemeestersconvenant. 3.2.3
LNE-tool
Voor de berekening van de CO2-nulmeting is gebruik gemaakt van de LNE-tool27. Meer informatie over de gehanteerde emissiefactoren en datakwaliteit kan teruggevonden worden op de site 28 onder “gebruikersinfo”. De nulmeting die in de LNE-tool zit is niet gebruikt in die vorm in de nulmeting in dit rapport. 3.2.4
KMI-tool
Voor de verwerking van de CO2-nulmeting en de maatregelen is gebruik gemaakt van de KMI-tool (Klimaat Maatregelen Instrument). Het KMI is een uitvoerig Excel bestand waarin de berekeningen en aannames voor elke maatregel terug te vinden zijn. Dit KMI kan een werkinstrument zijn voor de stad waarin nieuwe aannames en berekeningen kunnen gemaakt worden voor de komende jaren. Een berekening en modellering is immers geen statisch gebeuren.
26
In de KMI-tool zijn deze opgenomen in de sector mobiliteit. http://aps.vlaanderen.be/lokaal/burgemeestersconvenant/burgemeestersconvenant.htm 27 Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid (LNE) 28 http://aps.vlaanderen.be/lokaal/burgemeestersconvenant/burgemeestersconvenant.htm 27
24
3.3 Resultaten CO2e-nulmeting De totale CO2e emissies voor het grondgebied van de stad Vilvoorde in 2011 bedragen 154.636 ton CO2e. In onderstaande figuur wordt een overzicht gegeven van het relatieve aandeel per sector. De sector huishoudens brengt op het grondgebied van de stad Vilvoorde de grootste CO2e-uitstoot met zich mee met een aandeel van 31%, gevolgd door de Handel en diensten met net ook 31%. De sector mobiliteit staat op de derde plaats, met een aandeel van 25%. De sector industrie neemt 11% van de totale uitstoot voor zijn rekening. De respectievelijke emissies van die ETS-bedrijven zijn niet opgenomen in deze nulmeting. De emissies van landbouw bedragen 1,1%, openbaar vervoer 0,7% en openbare verlichting 0,4%.
1%
1%
0%
11%
huishoudens 31%
handel en diensten mobiliteit industrie
25%
landbouw & natuur openbaar vervoer openbare verlichting 31%
Figuur 9: Relatieve emissies per sector in de CO2e nulmeting 2011 voor Vilvoorde
De verdeling per sector kan ook gelinkt worden aan de verdeling per emissiebron. Zo vormt aardgas de grootste emissiebron met 63.990 ton CO2e. Gevolgd door elektriciteit met 41.606 ton CO2e en diesel met 31.314 ton CO2e. De drie bronnen samen zorgen voor 89% van alle emissies. De overige emissie CO2e komen van stookolie (8.287 ton), benzine (7.563 ton) en vloeibaar gas (1.404 ton). Warmte / koude en steenkool zijn verwaarloosbaar met respectievelijk 367 en 104 ton CO2e emissies.
25
Stookolie 5%
Benzine 5%
Vloeibaar gas 1% Aardgas Elektriciteit Diesel
Diesel 20%
Aardgas 42%
Stookolie Benzine Vloeibaar gas Warmte/ koude
Elektriciteit 27%
Steenkool
Figuur 10: Relatieve emissies per emissiebron in de CO2e nulmeting 2011 voor Vilvoorde
26
Onderstaande figuren geven een overzicht van dit totaal per sector volgens de nulmeting. Elke sector wordt daarna apart besproken. Voor elke sector worden de belangrijkste bevindingen en evoluties uit het MIRA rapport 2011 toegelicht met de bedoeling om een beter inzicht te geven en context te schetsen voor de cijfers van de CO2e nulmeting van elke sector. Deze bevindingen en evoluties komen ook uitgebreid aan bod in het hoofdstuk globale visie en strategie. 60 000
50 000
ton CO2e
40 000
30 000
20 000
10 000
0 Nulmeting
huishoudens
handel en diensten
openbare verlichting
landbouw
industrie (niet-ETS)
mobiliteit
openbaar vervoer
48 204
47 818
559
1 714
17 239
38 012
1 089
Figuur 11: De totale 154.636 ton CO2e emissies van de nulmeting voor het grondgebied van de stad Vilvoorde in 2011, onderverdeeld per sector. 60 000
50 000
ton CO2e
40 000
30 000
20 000
10 000
0 huishoudens
handel en diensten
openbare verlichting
landbouw & natuur
industrie
Steenkool
0
0
0
4
Benzine
0
0
0
0
Diesel
0
0
0
Stookolie Vloeibaar gas Aardgas Warmte/ koude Elektriciteit
mobiliteit
openbaar vervoer
100
0
0
0
7 563
0
0
0
30 226
1 089
0
4 602
0
187
3 498
0
0
524
551
0
0
109
219
0
36 267
22 869
0
1 496
3 355
4
0
0
367
0
0
0
0
0
11 414
19 428
559
28
10 177
0
0
Figuur
27
12: De totale 154.636 ton CO2e emissies van de nulmeting voor het grondgebied van de stad Vilvoorde in 2011, onderverdeeld per sector en per emissiebron.
28
3.3.1
Huishoudens Resultaten De emissies van de sector huishoudens bedragen 48.204 ton CO2e of 31%
31% van de totale emissies. Om een beter inzicht te verkrijgen in de oorsprong van de CO2e -emissies in de sector huishoudens, wordt hieronder het relatief verbruik van de verschillende brandstoftypes
weergegeven voor zowel de CO2 emissies als het energieverbruik. Vloeibaar gas 1%
Elektriciteit 24%
Aardgas 75%
Figuur 13: Relatieve emissies (CO2e) in de sector huishoudens per brandstoftype en elektriciteit (%)
Het verbruik van aardgas brengt veruit de grootste CO2e-impact met zich mee (36.267 ton), gevolgd door elektriciteit (11.414 ton) en vloeibaar gas (524 ton). 200 000
MWh
150 000 100 000 50 000 0
Verbruik
Aardgas
Elektriciteit
Overige biomassa
Vloeibaar gas
Geo-thermische energie
Zonne-/ thermische energie
179 537
56 505
8 962
2 309
114
61
Figuur 14: Absoluut energieverbruik (MWh) in de sector huishoudens per brandstoftype en elektriciteit.29
29
De correctie lokale energieproductie van 919 MWh is hier al bij elektriciteit bij geteld.
29
In 2011 verbruikte alle huishouden 247.490 MWh aan energie. De stad Vilvoorde telde in 2011 16.079 huishoudens. Dat resulteert in een gemiddeld jaarverbruik van 15.392 kWh per gezin en een uitstoot van 3,0 ton CO2e per gezin. In 2011 bedroeg het totale gemiddelde jaarlijkse energiegebruik van de huishoudens op Vlaams niveau 204,6 PJ 30 ofwel 21.428 kWh per gezin per jaar. Deze studie geeft tot nu toe geen verklaring voor het verschil tussen het verbruik in de stad Vilvoorde en het verschil op Vlaams niveau. Hiervoor is meer onderzoek nodig. Vlaanderen In het MIRA-indicatorenrapport van 2011 wordt het volgende vermeld: “Op Vlaams niveau heeft er in 2011 een duidelijke daling plaatsgevonden in de verwarmingsbehoefte. Tussen 2009 en 2010 steeg de verwarmingsbehoefte met 46% als gevolg van een zeer strenge winter (2010) om in 2011 te dalen met 33% ten gevolge van een milde winter. Het elektriciteitsgebruik nam tussen 2007 en 2011 toe met 2%. In 2011 had 24% van de woningen nog geen dak- of zolderisolatie, 8% van de woningen beschikte alleen over enkel glas en 31% van de aardgasketels en 69% van de mazoutketels hadden een slecht rendement. Via maatregelen zoals de plaatsing van dak- of zoldervloerisolatie en de vervanging van enkel glas en inefficiënte verwarmingsinstallaties, wil het Pact 2020 (Vlaanderen In Actie31) een aanzienlijke daling in het energiegebruik van het gebouwenpark realiseren. Meer en meer gezinnen in Vlaanderen hebben wel een contract voor groene elektriciteit. In de VREG Marktmonitor 201132 is een stijging zichtbaar van 21% in 2009, 25% in 2010 en 32% in 2011.”
3.3.2
Handel & diensten Resultaten De emissies van de sector handel en diensten bedragen 47.818 ton CO2e of 31% van de totale emissies. Om een beter inzicht te verkrijgen in de 31%
oorsprong van de CO2e-emissies in de sector handel en diensten, worden hieronder de relatieve emissies in CO2e van de verschillende brandstoftypes
weergegeven.
30
MIRA Indicatorrapport 2011. http://www.milieurapport.be. PJ: petajoule of 1015 joule (eenheid van energie). 31 Vlaanderen in Actie, afgekort ViA, is het toekomstproject voor Vlaanderen. De Vlaamse Regering en alle belangrijke maatschappelijke partners hebben de doelstellingen vastgelegd in het Pact 2020. http://www.vlaandereninactie.be 32 De Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt staat in voor de regulering, controle en bevordering van de transparantie van de energiemarkt in het Vlaamse Gewest. De VREG werd opgericht in december 2001 en behoort tot het beleidsdomein Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid. http://www.vreg.be/marktmonitor-2011
30
Vloeibaar gas 1%
Warmte/ koude 1%
Stookolie 9%
Aardgas 48% Elektriciteit 41%
Figuur 15: Relatieve emissies (CO2e) in de sector handel en diensten per brandstoftype en elektriciteit (%)
Het verbruik van aardgas brengt veruit de grootste CO2e-impact met zich mee (22.869 ton), gevolgd door elektriciteit (19.428 ton), stookolie (4.602 ton),vloeibaar gas (551 ton) en koude/warmte (367 ton). Onderstaande grafiek geeft het energieverbruik weer van de verschillende subsectoren binnen de sector handel en diensten. Energieverbruik (MWh) 250 000 200 000
MWh
150 000 100 000 50 000 0 tertiaire sector totaal
Geo-thermische energie
Kantoren en administraties
Horeca
Handel
Gezondheids -zorg en maatschappelijke dienstverlening
Andere gemeenschaps-, sociale en persoonlijke dienstverlening
Onderwijs
REST tertiair
76
Overige biomassa
1 622
256
0
10
9
686
5
656
Stookolie
17 238
5 021
1 985
3 338
268
789
1 276
4 561
Vloeibaar gas
2 429
1 159
643
111
0
18
1
496
Aardgas
116 300
49 289
16 147
21 795
2 516
3 454
6 949
16 149
Elektriciteit
95 102
33 116
11 397
21 648
1 088
2 975
1 763
23 115
Figuur 16: Verdeling energieverbruik per brandstoftype en elektriciteit voor de subsectoren van de sector handel en
31
diensten33
De subsector kantoren en administraties heeft het grootste energieverbruik en brengt desgevallend ook de grootste CO2e-impact met zich mee (34%), gevolgd door de subsector Rest (20%), handel (19%) en horeca (15%). Vlaanderen Het MIRA-indicatorenrapport van 2011 vermeldt dat op economisch vlak handel & diensten veruit de grootste sector is in Vlaanderen. Bovendien zorgt deze sector voor een groot deel van de werkgelegenheid. Op milieugebied is de impact van de sector handel & diensten niet gering, maar neemt wel af. Het energiegebruik en de emissie van broeikasgassen bij handel & diensten daalden in Vlaanderen respectievelijk met 10% en 17% in 2011 ten opzichte van 2005. De milde winter van 2011 ligt voornamelijk aan de basis van deze daling.
33
De correctie lokale energieproductie bedraagt 1080 MWh voor elektriciteit, 1.543 MWh voor warmte/koude en 3.086 MWh voor aardgas.
32
3.3.3
Mobiliteit Resultaten De emissies van de sector mobiliteit bedragen 38.226 ton CO2e of 25% van de totale emissies. Om een beter inzicht te verkrijgen in de oorsprong
25%
van de CO2e -emissies in de sector mobiliteit, worden hieronder de relatieve
emissies
in
CO2e
van
de
verschillende
brandstoftypes
weergegeven. Vloeibaar gas 1% Benzine 20%
Diesel 79%
Figuur 17: Relatieve emissies (CO2e) in de sector mobiliteit per brandstoftype (%)
Het verbruik van diesel brengt de grootste CO2e-impact met zich mee (30.226 ton), gevolgd door benzine (7.563 ton). Dit is niet verwonderlijk gezien de grote verhouding dieselwagens ten opzichte van benzinewagens op de Belgische wegen. Er is nog een heel klein deel vloeibaar gas en aardgas (219 ton en 4 ton) wat vaak als CNG wordt gezien. Elektriciteit is in 2011 nog verwaarloosbaar. De emissies van de sector mobiliteit worden veroorzaakt door particulier en commercieel wegverkeer. Openbaar vervoer wordt in deze nulmeting apart weergegeven maar wordt in het KMI verder onder de sector mobiliteit meegenomen. Ze bedraagt slechts 2,8% van de totale emissies van alle mobiliteit samen. Ook werden in deze nulmeting de emissies van de voertuigen op de snelwegen weggelaten. Dit is toegelaten volgens de Covenant of Mayors als de stad te weinig invloed heeft op deze emissiebron. Voor de stad Vilvoorde betreft het vooral doorgaand verkeer van en naar Brussel. De verhouding van de kilometers afgelegd op de snelwegen en op de lokale wegen is respectievelijk 52% en 48% ten opzichte van de totale afgelegde kilometers op het grondgebied van de stad Vilvoorde.
33
De emissies van het wegverkeer worden veroorzaakt door 3 voertuig types: lichte vrachtwagens, personenwagens en zware vrachtwagens. Onderstaande grafiek geeft een overzicht van het voertuigtype, de voertuigkilometers en het weg type. Deze grafiek maakt duidelijk dat het wegverkeer wordt gedomineerd door personenwagens. 300
miljoen vkm/jaar
250
200
150
100
50
00 Niet-genummerde wegen Genummerde wegen
Lichte vrachtwagens 8 549 783
Personenwagens 204 918 364
Zware vrachtwagens 15 348 834
1 074 008
45 849 970
957 590
Figuur 18: Voertuigkilometers per voertuigtype & weg type
Op elk wegtype hebben de personenwagens duidelijk het grootste aandeel in de afgelegde kilometers. Het snelwegverkeer is goed voor ongeveer de helft (47%) van de totaal afgelegde kilometers. Federale fiscale stimuli voor personenwagens in Vlaanderen In het MIRA-indicatorenrapport34 van 2011 zijn de volgende gegevens terug te vinden: “Het laatste decennium was er een absolute ontkoppeling tussen de emissies van personenwagens en de personenkilometers. De dalende uitstoot van broeikasgassen was te danken aan het stijgende gebruik van energiezuinige wagens en van biobrandstoffen voor wegverkeer. Door de verplichte EU-normen voor de CO2e-emissie van nieuwe wagens brachten autoconstructeurs meer energiezuinige wagens op de markt. Federale fiscale stimuli bevorderden de aankoop van deze wagens. In 2010 daalde de gemiddelde CO2e-emissie van nieuwe wagens in Vlaanderen van 147 g/km naar 138 g/km.”
34
MIRA Indicatorrapport 2011. http://www.milieurapport.be.
34
Begin 2012 werden de fiscale stimuli afgeschaft om budgettaire redenen. Ondertussen is er wel een fiscale aanpassing gebeurd voor de bedrijfswagens op basis van hun uitstoot. De impact van deze fiscale stimuli zal waarschijnlijk na 2011 een effect hebben op de globale CO2e-uitstoot van de stad Vilvoorde. Snelwegen (enkel ter indicatie) De emissies van de snelwegen bedragen 45.246 ton CO2e of
0%
29% extra ten opzichte van de totale emissies van de 29%
nulmeting. Dit is extra bovenop de emissies van de lokale wegen of 119% extra ten opzichte van de emissies van de sector mobiliteit in de nulmeting. Deze emissies zijn niet meegenomen in de nulmeting omdat er geen maatregelen
worden rond geformuleerd en worden ter indicatie meegegeven. Om een beter inzicht te verkrijgen in de verhouding van deze emissies ten opzichte van de nulmeting is deze nog eens weergegeven per sector in onderstaande grafiek. 90 000 80 000 70 000
ton CO2e
60 000 50 000 40 000 30 000 20 000 10 000 0 huishoudens
handel en diensten
openbare verlichting
landbouw
industrie (nietETS)
48 204
47 818
559
1 714
17 239
Snelwegen Nulmeting
mobiliteit
openbaar vervoer
45 246 38 012
1 089
Figuur 19: Totale emissies (CO2e) voor het snelwegen (rood) in vergelijking (komt bovenop de nulmeting) met de andere sectoren in 2011.
Als de snelwegen worden meegenomen dan zou dit de totale nulmeting op 199.882 ton CO 2e emissies brengen. Dit zou de sector mobiliteit veruit de grootste maken met een gecombineerde emissie van 83.258 ton CO2e.
35
3.3.4
Industrie 11%
Resultaten De emissies van de sector industrie bedragen 17.239 ton CO2e of 11% van de totale emissies. Om een beter inzicht te verkrijgen in de oorsprong van de CO2e-emissies in de sector industrie, worden hieronder de relatieve
emissies
in
CO2e
van
de
verschillende
brandstoftypes
weergegeven. Vloeibaar gas 1%
Steenkool 1%
Aardgas 19%
Stookolie 20%
Elektriciteit 59%
Figuur 20: Relatieve emissies (CO2e) in de sector industrie per brandstoftype en elektriciteit (%)
Het verbruik van elektriciteit brengt de grootste CO2e-impact met zich mee (10.177 ton), gevolgd door stookolie (3.498 ton) en aardgas (3.355 ton). Samen maken ze 99% uit van de totale emissies ten gevolge van de energievraag in de sector industrie. Vloeibaar gas (109 ton) en steenkool (100 ton) zijn verwaarloosbaar. Analyse van de relatieve aandelen van de CO2e emissies van de subsectoren35 van de sector industrie heeft op basis van de cijfers uit de nulmeting weinig nut. Alle subsectoren van de sector industrie worden overschaduwd door de bijschatting “REST industrie”. “REST industrie” en ”andere industrie” staan samen in voor 80% van de CO2e emissies in de sector industrie. Naast de subsector “chemie” met 12% van de CO2e emissies, draagt geen enkele andere subsector meer dan 4% van de CO2e emissies bij in de sector industrie. Het gebrek aan resolutie tussen de onderlinge subsectoren is een gevolg van de gehanteerde methode van bijschatting, gebruikt in de LNE-tool.
35
Subsectoren voor de sector industrie : ijzer-en staalnijverheid, non-ferro, metaalverwerkende nijverheid, andere industrie, voeding-dranken-tabak, textiel-leder-kleding, minerale-en niet mineraalproducten, papier en uitgeverijen, chemie, REST-industrie.
36
Vlaanderen Het MIRA-indicatorenrapport van 2011 vermeldt het volgende over de sector industrie: “In 2009 lag de emissie van CO2, veruit het voornaamste broeikasgas, voor het eerst onder het niveau van 1990. Dit vooral als gevolg van de lagere industriële activiteit door de financieel-economische crisis. In 2010 en 2011 nam de economische activiteit licht toe met als gevolg ook een stijging van de totale (energetisch + niet-energetisch) CO2-emissie in vrijwel alle industriële deelsectoren. In 2011 lag de CO2-emissie nog altijd ruim 5% boven het niveau van 1990. De deelsectoren chemie en metaal hadden met respectievelijk 48% en 29% het grootste aandeel in de industriële CO 2-emissie. De deelsector Chemie heeft echter de grootste activiteiten in de regio Antwerpen, terwijl dit voor Metaal eerder regio Gent is.” 3.3.5
Landbouw en natuur 1%
Resultaten De emissies van de sector landbouw bedragen 1.714 ton CO2e of 1,1% van de totale emissies. Om een beter inzicht te verkrijgen in de oorsprong van de CO2e-emissies in de sector landbouw, worden hieronder de relatieve
emissies
in
CO2e
van
de
verschillende
brandstoftypes
weergegeven. Elektriciteit 2%
Steenkool 0%
Stookolie 11%
Aardgas 87%
Het verbruik van aardgas brengt de grootste CO 2e-impact met zich mee (1.496 ton), gevolgd door stookolie (187 ton). Samen maken ze 98% uit van de totale emissies ten gevolge van de energievraag in de sector landbouw. Elektriciteit (28 ton) en steenkool (4 ton) zijn verwaarloosbaar.
37
3.3.6
Openbaar vervoer 1%
Resultaten De emissies van de sector openbaar vervoer bedragen 1.089 ton CO2e of 0,7% van de totale emissies. Om een beter inzicht te verkrijgen in de oorsprong van de CO2e-emissies in de sector openbaar vervoer, worden hieronder
de
relatieve
emissies
in
CO2e
van
de
verschillende
brandstoftypes weergegeven.
Diesel 100%
Figuur 21: Relatieve emissies (CO2e) in de sector openbaar vervoer per brandstoftype (%). De enige brandstof is diesel.
De enige gebruikte brandstof waarvoor data beschikbaar is, is diesel. Openbaar vervoer wordt in deze nulmeting apart weergegeven maar wordt in het KMI verder onder de sector mobiliteit meegenomen. Ze bedraagt slechts 2,8% van de totale emissies van alle mobiliteit samen. 3.3.7
Openbare verlichting 0%
Resultaten De emissies van de sector bedragen 559 ton CO2e of 0,4% van de totale emissies. Om een beter inzicht te verkrijgen in de oorsprong van de CO2emissies in de sector lokale energieproductie, worden hieronder de relatieve
emissies
in
CO2e
van
de
verschillende
brandstoftypes
weergegeven.
38
Elektriciteit 100%
Figuur 22: Totaal energieverbruik voor de sector openbare verlichting per emissiebron voor de stad Vilvoorde in 2011. De enige emissiebron is in deze sector elektriciteit.
3.3.8
Stedelijke diensten (enkel ter indicatie als aparte sector) 2%
Resultaten De emissies van de sector stedelijke diensten zijn meegenomen in de sector mobiliteit en handel en diensten. Als we deze er uithalen en als aparte sector beschouwen dan bedragen ze 3.110 ton CO2e of 2,0% van de totale emissies. Om een beter inzicht te verkrijgen in de oorsprong van de CO2e-emissies in de sector stedelijke diensten, worden hieronder de relatieve emissies in CO2e van de verschillende brandstoftypes weergegeven.
Diesel 4%
Benzine 1%
Stookolie 16%
Elektriciteit 23%
Aardgas 56%
Figuur 23: Relatieve emissies (CO2e) in de sector stedelijke diensten per brandstoftype en elektriciteit (%)
39
Het verbruik van aardgas brengt veruit de grootste CO2e-impact met zich mee (1.732 ton), gevolgd door elektriciteit (709 ton), stookolie (510 ton), diesel (118 ton) en benzine (41 ton).
40
4 Globale visie en strategie 2030/2050 4.1 Inleiding
Figuur 24: overzicht opbouw van het klimaatactieplan voor hoofdstuk 4
Vertrekkende van de nulmeting maken we een analyse van de toekomst aan de hand van een aantal te verwachten scenario’s. Deze scenario’s zijn gebaseerd op de MIRA milieuverkenning 203036 en aangevuld met 'Scenarios for a Low Carbon Belgium by 2050' 37. Deze scenario’s voor Vlaanderen en België zijn herschaald voor de stad Vilvoorde en geven het ambitieniveau en noodzakelijke hoofdmaatregelen aan om te evolueren naar klimaatneutraliteit. De ambitie -20% tegen 2020 onder de Covenant of Mayors kadert namelijk in een route om tegen 2050 klimaatneutraal te worden. Om ‘Vilvoorde klimaatneutraal 2050’ 38 waar te maken is een wetenschappelijk inzicht hoe de emissies tegen 2030 en 2050 zullen evolueren op basis van de beschikbare databronnen noodzakelijk. De globale visie en strategie die hier beschreven wordt geeft een dieper inzicht in de mechanismen en trends van de te verwachten CO2e emissie evolutie. De synthese van deze evolutie resulteert in de formulering van de 7 belangrijkste noodzakelijke maatregelen betreft onder andere mobiliteit, vernieuwingsgraad van woningen of ruimtelijke ordening. Deze noodzakelijke voorwaarden maken duidelijk dat kleine incrementele verbeteringen niet zullen volstaan om te evolueren naar klimaatneutraliteit. In het volgende hoofdstuk ‘Klimaatmaatregelen SEAP 2020’ worden maatregelen geformuleerd om 20% CO 2e emissie te reduceren tegen 2020 in vergelijking tot 2011. Uit de globale visie en strategie blijkt dat, om tegen ten laatste 2050 te evolueren naar klimaatneutraliteit, er nog verder en structureel nog ingrijpender zal moeten verder gebouwd worden op de klimaatmaatregelen SEAP 2020.
36
MIRA milieuverkenning 2011. Anders dan het MIRA indicatorenrapport wat een jaarlijkse stand van zaken is. http://www.milieurapport.be. 37 "Scenario's voor een koolstofarm België tegen 2050" door Climact en VITO. 38 Om te kunnen evolueren naar een klimaatneutrale stad dient Vilvoorde 80-95% van zijn CO2e emissies te reduceren (Bron: Intergovernemental Panel on Climate Change, IPCC)
41
4.1.1
Scenario’s 2030/2050: MIRA 2030 en ‘Scenarios for a low carbon Belgium 2050’
De analyse van de scenario’s voor de stad is gebaseerd op volgende rapporten MIRA 2030 De MIRA Milieuverkenning 2030 onderzoekt hoe het milieu in Vlaanderen er kan uitzien binnen enkel decennia. De bedoeling is om beleidsmakers en geïnteresseerde burgers te tonen hoe de milieukwaliteit in Vlaanderen kan evolueren en welke impact het beleid daarop kan hebben. De toekomstige ontwikkelingen zijn met behulp van drie beleidsscenario’s met toenemend ambitieniveau in beeld gebracht:
REF-scenario 2030: onderzoekt hoever het huidige milieubeleid reikt.
EUR-scenario 2030: onderzoekt wat nodig kan zijn om de Europese ambities op vlak van klimaatverandering, luchtkwaliteit en waterkwaliteit op middellange termijn te realiseren.
VISI-scenario 2030: onderzoekt hoe het milieu kan veiliggesteld worden voor huidige en toekomstige generaties.
Voor de stad worden deze scenario’s herschaald en geprojecteerd naar 2030 per sector en per emissiebron vertrekkende van de CO2e nulmeting 2011, beschreven in het vorige hoofdstuk. De berekeningen (herschaling en projectie) werden door Futureproofed uitgevoerd in aparte scenario spreadsheets (Excel) beschikbaar bij de stad.
Figuur 25: Voorstelling van het REF-, het EUR- en het VISI-scenario voor Vlaanderen volgens de MIRA milieuverkenning 2030. Het REF-scenario is duidelijk minder ambitieus dan het EUR-scenario en het VISI-scenario dat de grootste reductie zou teweeg brengen.
42
'Scenarios for a Low Carbon Belgium by 2050'. Verschillende trajecten kunnen gevolgd worden om de uitstoot van broeikasgassen met 80%-95% te beperken op Belgisch grondgebied in 2050: verschillende technologische keuzes kunnen worden gemaakt, verschillende veranderingen in gedrag kunnen nodig zijn en er dient geanticipeerd te worden op verschillende contexten. In opdracht van de Federale overheid werd een studie 'Scenarios for a Low Carbon Belgium by 2050' uitgevoerd om de verschillende mogelijke trajecten te analyseren en beter te begrijpen:
REF-scenario 2050: dit omvat het bestaande beleid en gaat ervan uit dat buiten bestaande doelen of incentives de parameters uit de studie blijven ontwikkelen in hetzelfde tempo.
CORE-scenario 2050: dit scenario is zo uitgewerkt dat het 80% broeikasgasreductie realiseert door het mobiliseren van alle hefbomen zonder ze tot het uiterste technische mogelijke te moeten brengen
Voor de stad worden deze scenario’s herschaald en geprojecteerd naar 2030 per sector vertrekkende van de CO2e nulmeting 2011, beschreven in het vorige hoofdstuk. De berekeningen werden door Futureproofed uitgevoerd in aparte visiescenario spreadsheets (Excel) beschikbaar bij de stad.
43
4.2 Methodiek 4.2.1
Afbakening systeemgrenzen
De systeemgrenzen of scope zijn voor de berekening van de BAU-scenario’s identiek aan die van SEAP. Het geografische studiegebied omvat de stad Vilvoorde en haar deelgemeenten. Op vlak van emissies werden volgende broeikasgassen in rekening gebracht: koolstofdioxide (CO 2), methaan (CH4) en lachgas (N2O). Om deze met elkaar te kunnen vergelijken met elkaar worden deze omgerekend naar CO2-equivalenten (CO2e) met de volgende omrekeningsfactoren:
1 kg N2O = 310 CO2 equivalenten
1 kg CH4 = 21 CO2 equivalenten
Deze scenario-opbouw voor 2030 en 2050 omvat de volgende sectoren: Sectoren
In rekening gebracht?
Huishoudens
Ja
Handel en diensten
Ja
Mobiliteit
Ja
Industrie
Ja
Hernieuwbare energie
Ja
Landbouw
Ja, maar zonder evolutie
Openbare verlichting
Ja, maar zonder evolutie
Openbaar vervoer
Via de sector mobiliteit
Stedelijke diensten
Via de sector mobiliteit, openbare verlichting en handel en diensten
Tabel 3: overzicht sectoren in rekening gebracht in de globale visie en strategie 2030/2050
44
4.3 Scenario’s 2030/2050 4.3.1
Analyse scenario 2030
De MIRA Milieuverkenning 203039 en de bijhorende Kernset40 bevatten de nodige Vlaamse cijfers om de CO2e-nulmeting voor de stad Vilvoorde van 2011 te vertalen naar 2030. In de Kernset voor Vlaanderen zijn de evoluties voor 6 sectoren 41 uitgezet naar 2030 voor de verschillende scenario’s (REF, EUR en VISI). Op basis van de voorziene toename of afname van energieverbruiken en afgelegde kilometers uit de Kernset is de CO2e-nulmeting van de stad geëxtrapoleerd en herschaald naar 2030. We noemen dit de berekenigsmethodiek voor de scenario’s. Dit resulteert in de 3 scenario’s REF, EUR en VISI voor de stad. In de volgende punten van dit hoofdstuk bespreken we de te verwachten evoluties volgens MIRA in Vlaanderen. Deze evoluties worden gebruikt in de berekeningsmethode van de scenario’s voor de stad.
4.3.1.1
Sectoren industrie, handel en diensten en huishoudens
De berekeningsmethode voor bovenstaande sectoren is gelijklopend en worden hier samen besproken. De MIRA Milieuverkenning 203042 en de bijhorende Kernset43 bevatten de nodige Vlaamse cijfers om de CO2e-nulmeting voor de stad Vilvoorde van 2011 te vertalen naar 2030. In de stedelijke CO2e-nulmeting zijn alle energieverbruiken (kWh) per sector en per brandstoftype terug te vinden voor het jaar 2011 voor bovenstaande sectoren. In de Kernset zijn voor diezelfde sectoren en brandstoftypes de evoluties uitgezet naar 2030 voor de verschillende scenario’s (REF, EUR en VISI). Op basis van de voorziene toename of afname van die energieverbruiken is het mogelijk om de specifieke verbruiksgegevens van de stad Vilvoorde te extrapoleren naar 2030 voor de verschillende sectoren industrie, handel en diensten, huishoudens.
39
Van Steertegem M. (eindred.) (2009) Milieuverkenning 2030. Milieurapport Vlaanderen, VMM, Aalst. Databron achter het MIRA rapport. Zie verklarende woordenlijst voor meer uitleg. 41 Huishoudens, industrie, energie, landbouw, transport (mobiliteit), handel&diensten 42 Van Steertegem M. (eindred.) (2009) Milieuverkenning 2030. Milieurapport Vlaanderen, VMM, Aalst. 43 Kernset S2009_energieproductie en –gebruik. Bron: MIRA op basis van MKM Klimaat (VITO) en Wetenschappelijke Rapporten sectoren Huishoudens + Handel & diensten, Landbouw, Mobiliteit en Energie & Industrie voor MIRA-S 2009 (VMM) 40
45
4.3.1.2
Sector Mobiliteit
Voor de sector mobiliteit werd een andere methodiek gehanteerd in de nulmeting dan voor de sectoren huishoudens, industrie en handel & diensten. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen personenvervoer, vrachtvervoer en openbaar vervoer (of busvervoer).
Personenvervoer In het autoverkeer zijn twee grote evoluties waarneembaar die elkaar deels opheffen wat de toekomstvooruitzichten betreft op vlak van CO2e-emissies:
De eerste evolutie is de groei van het aantal afgelegde kilometers. Dit kan worden afgeleid uit onderstaande grafiek die overgenomen is uit de Milieuverkenning 44. Specifiek voor het REF-scenario tekent het autoverkeer een verwachte groei op van ongeveer 17,3% tussen 2011 en 2030. Voor het EUR en VISI-scenario’s gaat het respectievelijk om 13,3% en 5% toename. Hierbij is geen verandering in het aantal personen per wagen en per gereden kilometer oftewel de bezetting van de wagen verondersteld.
Figuur 26: Mobiliteitstromen van het personenvervoer in de verschillende toekomstscenario's waarbij het REFscenario de sterkste stijging laat zien gevolgd door het EUR- en het VISI scenario.
Een tweede evolutie is toe te schrijven aan de technologische vooruitgang die geboekt wordt op het vlak van CO2e-emissies per afgelegde kilometer van de nieuwe voertuigen. Onderstaande grafiek is afkomstig uit de toekomstverkenning MIRA 2009 45 en beschrijft de evolutie van de CO2e-emissies van nieuw verkochte personenwagens voor de scenario’s REF en EUR (respectievelijk 119 en 60 g CO2/km). Op basis van deze te verwachte cijfers en in combinatie met de verhouding van het bestaand wagenpark versus nieuw ingeschreven
44 45
Van Steertegem M. (eindred.) (2009) Milieuverkenning 2030. Milieurapport Vlaanderen, VMM, Aalst. P136 Transport: referentie- en Europa- scenario, Wetenschappelijk rapport TOEKOMSTVERKENNING MIRA 2009 p55
46
wordt dan voor REF- en EUR-scenario een gemiddelde CO2e-emissie per afgelegde voertuigkilometer berekend46. Voor het REF-scenario bedraagt deze waarde gemiddelde 138 g CO2/km en voor het EUR-scenario 74 g CO2/km terwijl deze in 2011 nog 170 g CO2e bedroeg. De waarde voor het EUR-scenario wordt tevens gebruikt voor het VISI-scenario.
Figuur 27: CO2e -emissie van nieuw verkochte personenwagens voor het REF- en het EUR-scenario waar bij het EURscenario bijna de helft is van het REF-scenario in 2030.
Vrachtvervoer De methodiek van het vrachtvervoer komt deels overeen met de methodiek van het autovervoer. De groei van het aantal afgelegde kilometers wordt gelijkaardig berekend aan de groei van autoverkeer. De groei van de afgelegde kilometers is gelijkaardig berekend met die voor personenvervoer maar de CO2e per afgelegde kilometer wordt op een andere manier berekend. Dit levert volgende resultaten op:
Groei afgelegde kilometers: 29,6% toename voor het REF-scenario en 22,2% stijging van EUR- en VISI-scenario ten opzichte van 2011.
De evolutie van de gemiddelde emissies per afgelegde kilometer worden echter op een andere wijze benaderd gezien er geen tabellen beschikbaar zijn met CO2e-emissies van nieuw verkochte vrachtwagens met projectie naar 2030.
CO2e-emissies per afgelegde kilometer: Vertrekkend van de procentuele bijdrage van de energiedragers aan het energiegebruik van de sector mobiliteit in het REF-, het EUR- en het
46
13512_STN_BAU_personenkilometers en +3,5T kilometers
47
VISI-scenario (Vlaanderen, 2006 en 2030) 47 kan voor elk van de scenario’s een procentuele afname van de CO2e-emissies per kWh berekend worden. Hierin wordt een stijging van het aandeel elektrisch verbruik (elektrisch aangedreven vrachtwagens, plug-in, …) verondersteld, waardoor ook de verwachte Belgische elektriciteitsmix in rekening is gebracht48. Dit resulteert in een afname van de gemiddelde emissiefactor voor een afgelegde kilometer gemiddeld vrachtvervoer van -4% voor het REF-scenario en -14% voor het EUR- en VISI-scenario ten opzichte van 2011.
Openbaar vervoer Voor het openbaar vervoer werd enkel rekening gehouden met het busverkeer. Het treinverkeer en luchtverkeer behoren niet tot de scope van dit klimaatactieplan. Luchtverkeer wordt nooit meegenomen in een SEAP terwijl treinverkeer mag worden meegenomen als er maatregelen rond worden geformuleerd in het klimaatactieplan. Aangezien er geen maatregelen geformuleerd werden, wordt treinverkeer niet meegenomen. De emissies van het busverkeer van De Lijn zijn in de nulmeting berekend op basis van de liters diesel die verbruikt werden door De Lijn op het grondgebied van Vilvoorde. Op basis van de afgelegde voertuigkilometers kan een gemiddeld verbruik van 51 l/100km berekend worden. Uit de mobiliteitsvisie van De Lijn 49 blijkt dat De Lijn zelf een groei in voertuigkilometers van 55% verwacht tegen 2020, wat gestaafd wordt in de toekomstverkenning MIRA 2009 50 (waar er voor het referentiescenario een groei van 56% verwacht wordt tussen 2010 en 2030). Op basis van investeringsvooruitzichten van De Lijn kan er vanuit gegaan worden dat tegen 2030 30% van vloot zal bestaan uit hybride bussen, waarvan de energiebesparing op 25% wordt ingeschat. Voor het overige deel van de vloot wordt eenzelfde efficiëntieverbetering gehanteerd als voor het vrachtvervoer, met name -4% in het REF-scenario en -14% in EUR- en VISI-scenario ten opzichte van 2011.
47
Van Steertegem M. (eindred.) (2009) Milieuverkenning 2030. Milieurapport Vlaanderen, VMM, Aalst. P141 13512_STN_emissies transport in 2030.xls 49 Mobiliteitsvisie De Lijn 2020 50 Transport: referentie- en Europascenario Wetenschappelijk rapport Toekomstverkenning MIRA, VMM, 2009 48
48
4.3.1.3
Sector hernieuwbare energie
Hoofdlijnen Vlaanderen51 Het rapport 'Milieuverkenning 2030 Hoofdstuk 7 Energieproductie' stelt: “Tegen 2030 loopt het aandeel groene stroom in het stroomgebruik binnen Vlaanderen op tot 18% wanneer het huidige energie- en klimaatbeleid wordt voortgezet (REF-scenario), en tot 36% bij het nieuwe Europese energie- & klimaatbeleid (EUR-scenario). Bij een visionair beleidspad (VISI-scenario) is tegen 2030 zelfs een kostenefficiënte inzet van groene stroom mogelijk tot een aandeel van circa 70% in de stroomproductie en van 80% in het stroomgebruik. De uitbreiding en de aanpassing van het elektriciteitsnet die hiervoor nodig zijn, zullen forse investeringen vergen. Het
ondersteuningsmechanisme
van
groenestroomcertificaten
en
de
gegarandeerde
minimumprijzen geven vooral offshore windenergie en bijstook van biomassa vleugels. Elektriciteit uit zonne-energie echter wordt pas echt relevant in de elektriciteitsproductie wanneer bijkomend het internationale energie- en klimaatbeleid wordt aangescherpt, met een hogere CO2-handelsprijs binnen het Europese emissiehandelssysteem tot gevolg. Een energie- en klimaatbeleid dat in Europa een daling van de broeikasgasuitstoot nastreeft met 20% tegen 2020 (het EUR-scenario) of zelfs met 50% tegen 2030 (het VISI-scenario) laat toe de broeikasgasuitstoot bij stroomproductie binnen Vlaanderen te handhaven op het niveau van 2006 (in het EUR-scenario) of met twee derden terug te dringen (in het VISI-scenario).”
Lokale hernieuwbare energieproductie Vilvoorde Een eenvoudige benadering van de toekomstvooruitzichten qua energieproductie in Vilvoorde zou een extrapolatie kunnen zijn van de cijfers uit vorige paragraaf op basis van grondgebied of bevolking. Dat zou echter veronderstellen dat de groene stroom en/of warmteproductie gelijk verdeeld zou kunnen worden over het Vlaamse grondgebied. Een eerste beperking aan deze methode is het aanzienlijke aandeel van offshore windenergie voor de Belgische kust dat uiteraard niet aan grondgebied van Vilvoorde kan toegeschreven worden. Een tweede beperking is de inzet van kolencentrales & STEG’s uitgerust met CO 2-opvang en ondergrondse opslag (Carbon Capturing and storage, CCS) die voorzien is in het EUR- en VISIscenario en waarvan:
51
Milieuverkenning 2030 Hoofdstuk 7 Energieproductie, Johan Brouwers, Hugo Van Hooste, MIRA-team, vmm Pieter Lodewijks, Unit Transitie, Energie en Milieu, Vito
49
het hoogst onwaarschijnlijk is dat dit in Vilvoorde zal gebeuren en;
de emissies zullen vallen binnen de ETS-regelgeving en dus niet binnen de scope van de nulmeting, BAU en SEAP voor Stad Vilvoorde.
Omwille van de twee bovenstaande beperkingen wordt in de gehanteerde methode enkel rekening gehouden met on-shore wind en fotovoltaïsche stroomproductie (cijfers voor Vlaanderen in tabel 552).
Tabel 4: Maximaal inzetbaar vermogen wind- en zonne-energie waarbij dit klimaatactieplan enkel rekening houdt met de onshore wind en de fotovoltaïsche opwekking.
Windenergie: Windplan voor Vlaanderen Het potentieel aan windenergie in Vlaanderen werd reeds in kaart gebracht in het Windplan voor Vlaanderen53. Hieruit blijkt dat algemeen mag aangenomen worden, rekening houdend met de noodzakelijke tussenafstanden tussen de turbines, dat per km2 grondoppervlakte ongeveer 8 MW aan
windvermogen
kan
worden
geïnstalleerd.
De
verschillende
bestemmingen
van
de
gewestplannen werden onderverdeeld in vier verschillende klassen, elk met een eigen prioriteit wat betreft de toepassing van windenergie.
52
Milieuverkenning 2030 Hoofdstuk 7 Energieproductie, Johan Brouwers, Hugo Van Hooste, MIRA-team, VMM Pieter Lodewijks, Unit Transitie, Energie en Milieu, Vito p161 53 Een windplan voor Vlaanderen, Een onderzoek naar mogelijke locaties voor windturbines, Yves Caooter, Luc Dewilde & Mieke Langie - 2000
50
Klasse 0: gebieden die niet in aanmerking komen voor de toepassing van windenergie en dus worden uitgesloten (bv. woongebieden, natuurgebieden)
Klasse 1: gebieden die zeker in aanmerking komen voor de toepassing van windenergie, met hoogste prioriteit (bv. industriegebieden, gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut)
Klasse 2: gebieden die in aanmerking komen voor windenergie, maar waar toch eerder een beperking kan optreden (bv. agrarische gebieden, recreatiegebieden)
Klasse 3: gebieden waar de toepassing van windenergie eventueel kan, mits een goede afweging met de andere, belangrijkere functies van het gebied (bv. landschappelijk waardevolle agrarische gebieden) ; bijvoorbeeld: het moet mogelijk zijn om windturbines in landschappelijk waardevol agrarisch gebied te plaatsen, indien dit bijvoorbeeld grenst aan een industrieterrein of langs een autosnelweg ligt (zie ook verder).
51
Een belangrijke opmerking hierbij is dat deze oppervlakte kan gecombineerd worden met andere functies zoals landbouw, opslagruimte, parking enz. Het werkelijk landgebruik per turbine is beperkt tot de funderingssokkel en de eventuele toegangswegen voor plaatsing en oprichting en bedraagt ongeveer 0,5% van deze oppervlakte. De aanwezigheid van verspreide woningen is omwille van geluidshinder en slagschaduw een sterk beperkende factor.
Windenergie: Windpotentieel Op basis van grondoppervlakte is Vilvoorde 0,16% van Vlaanderen (21,47 versus 13.521 km2) en op basis van inwoners 0,65% (41.005 versus 6.350.765 inwoners 2012). Futureproofed denkt dat het verdedigbaar zou zijn mocht Vilvoorde 0,5%54 van de voorziene stroomproductie kunnen leveren op eigen grondgebied, zijnde 0,9 MWe 55 in het REF-scenario tegen 2030 en 8 MWe in EUR- en VISIscenario. Gezien een moderne windmolen al snel een vermogen van 3 MW e bereikt, blijkt het REF-scenario weinig ambitieus te zijn, gezien met 1 windmolen het voorziene vermogen reeds overschreden wordt.
Om
8
MWe te
halen
in
2030
zijn
ongeveer
3
moderne
windmolens
nodig
(elektriciteitsproductie 7000 MWh/windmolen.jaar). Volgens studiewerk van de dienst milieu van Vilvoorde kan besloten worden dat een extrapolatie van de scenario’s REF, EUR & VISI haalbaar is voor on-shore wind op het grondgebied van Vilvoorde. Technisch gezien is er plaats voor 3 windturbines op het grondgebied56.
Fotovoltaïsche stroomproductie Wanneer het voorziene potentieel uit de milieuverkenning geëxtrapoleerd wordt naar schaal van Vilvoorde (0,5%) dan komt men op een vermogen van 0,28 MWe voor het REF-scenario, 9,6 MWe voor het EUR-scenario en 81 MWe in het VISI-scenario, wat overeenkomt met een oppervlakte PVcellen van respectievelijk 60.000 m2 voor het EUR-scenario en 506.250 m2 voor het VISI-scenario. In 2011 is er reeds een vermogen van ongeveer 3,6 MWe57 geïnstalleerd in Vilvoorde wat het REFscenario reeds overschrijdt.
54
Dit is minder dan nodig/verwacht gekeken naar het aantal inwoner door de beperkte oppervlakte. MWe verwijst naar het elektrische vermogen of de effectieve output 56 De plannen hiervoor kunnen worden opgevraagd bij de milieudienst van de stad Vilvoorde. 57 Nulmeting Vilvoorde: 3.058 MWh / 850MWh.jaar/Mw = 55
52
Om de oppervlakken in m2 in verhouding te plaatsen met de beschikbare oppervlakken in Vilvoorde kan er verwezen worden naar de federale statistieken voor bodemgebruik per gemeente in 2011 58. Deze zijn weergegeven in onderstaande tabel. In het EUR-scenario moet ieder gezin tegen 2030 over 6 m 2 zonnepanelen beschikken59, in het VISIscenario loopt dit op naar 26 m2. In de praktijk worden ook heel wat pv-cellen geïnstalleerd op kantoorgebouwen, bedrijfshallen, commerciële ruimten enzovoort. Dit betekent dat de werkelijk te installeren oppervlakte PV-cellen per woning minder is dan 6 respectievelijk 26 m2.
58
FOD Economie Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie op basis van kadaster en volgens de definities van OESO/Eurostat 59 Milieuverkenning 2030 Hoofdstuk 7 Energieproductie, Johan Brouwers, Hugo Van Hooste, MIRA-team, VMM Pieter Lodewijks, Unit Transitie, Energie en Milieu, Vito p168
53
Oppervlakte in km2
2011
Totale oppervlakte Niet bebouwde gronden Bebouwde gronden en aanverwante terreinen
21,47 8,20 13,27
Woongebied
3,90
Nijverheids-gebouwen en -terreinen
2,22
Steengroeven, putten, mijnen, e.d.
0
Handelsgebouwen en - terreinen
0,51
Openbare gebouwen en terreinen (a)
1,64
Terreinen voor gemengd gebruik
0,02
Terreinen voor vervoer en telecommunicatie
3,81
Terreinen voor technische voorzieningen
0,05
Recreatiegebied en andere open ruimte
1,12
Tabel 5: bodemgebruik in Vilvoorde (2011) volgens de federale statistieken
Waterkracht Gezien het geringe verval en debiet van de aanwezige waterlopen op het grondgebied Vilvoorde kan er verondersteld worden dat er hier geen (bijkomend) vermogen kan geïnstalleerd worden.
4.3.1.4
Sectoren openbare verlichting en landbouw
De sectoren werden apart overgenomen uit de nulmeting, maar worden als constant genomen. De MIRA en roadmap 2050 rapporten doen hierover geen specifieke uitspraken.
4.3.1.5
Sector openbaar vervoer
De sector openbaar vervoer werd als subsector behandeld in de sector mobiliteit.
4.3.1.6
Sector stedelijke diensten
De sector stedelijke diensten wordt niet apart behandeld omdat daarover op lokaal niveau geen lange termijnevolutie (2030/2050) bekend zijn. De stedelijke vloot wordt natuurlijk wel meegenomen onder mobiliteit, de stedelijke openbare verlichting onder openbare verlichting en de stedelijke gebouwen onder de sector handel & diensten.
54
4.3.2
Analyse scenario 2050
Om een toekomstvooruitzicht naar 2050 uit te werken werd de studie ‘Scenarios for a Low Carbon Belgium by 2050’
60
geraadpleegd (Climact en Vito).
Deze studie toont aan dat het bereiken van een 80-95% emissiereductie in België mogelijk is. Niettemin, wordt aangegeven dat het bereiken van deze doelstelling een grote uitdaging is. Het zal betekenen dat er grote reducties in alle sectoren zullen moeten plaatsvinden. Daarbovenop is een grondige kennis van de verschillende, met elkaar verbonden dimensies cruciaal. Deze studie analyseert verschillende scenario's om vermindering van broeikasgassen te realiseren. De scenario's impliceren ingrijpende veranderingen van alle actoren in de samenleving. Indien correct beheerd, kunnen de koolstofarme scenario's zich in hetzelfde kostenbereik situeren als een referentiescenario: grote investeringen in energie-efficiëntie, infrastructuur, flexibiliteit, hernieuwbare energie en verbindingen worden gecompenseerd door lagere brandstofkosten. De studie maakt duidelijk dat energiebesparing in alle sectoren van cruciaal belang is en dat de overgang mogelijk kan worden gemaakt door vroege investeringen, gefinancierd door latere fossiele brandstofbesparingen. Deze financiering dient in het hart van het publieke debat geplaatst te worden. Een koolstofarme transitie biedt kansen en een aantal 'no regret maatregelen', zoals:
het renoveren van gebouwen;
de ontwikkeling van de energie-infrastructuur;
of versterking van de energie-efficiëntie.
Er zijn echter een aantal kritische barrières die de overstap kunnen bemoeilijken en bijgevolg zijn volgende aspecten van cruciaal belang bij de overgang naar een koolstofarme samenleving:
60
een gecoördineerde aanpak
goed beheer van het concurrentievermogen
de continuïteit van de (energie-)voorziening
de nodige voorwaarden voor een rechtvaardige overgang
Scenarios for a Low Carbon Belgium by 2050, Final report, Climact & Vito, 2013
55
4.3.2.1
REF-scenario 2050
In deze studie is tevens sprake van een REF-scenario. Dit omvat het bestaande beleid en gaat ervan uit dat buiten bestaande doelen of incentives de parameters uit de studie blijven ontwikkelen in hetzelfde tempo. Het bevat geen extra beleid om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen en dient als een basisscenario voor vergelijking met de andere gemodelleerde scenario's. Het scenario indigenous biomass potential is exploited reach objectives of 13% RES in final energy demand houdtThe rekening met de doelstellingen vantode EU Belgian 2020 Klimaat-en energiepakket en de het by federale 2020. Exploitation then increases progressively to reach 100% of the potential identified by Valbiom in Wallonia, and
en regionale afgesproken klimaat-energiebeleid. Ovam in Flanders in 2050 (altogether ~24 TWh of biomass and biogas).
Biomass imports increase gradually to 10 TWh/year in 2020 and then stay constant to 2050.
Dit REF-scenario resulteert in een totale reductie van -6% in 2050 ten opzichte van de emissies in Resulting GHG emissions
2010. Opmerkelijk voor deze studie is een verwachte afname van emissies van de gebouwen
The REF scenario results in a decrease of 14% in the GHG emissions in 2050, from 143 MtCO2e in 1990 to 132 MtCO2e in + 2010 and 124 MtCO2e in 2050. This result is veryen distant the verdere low carbon afname objectives. van de industriële (Residentieel Handel en diensten) van -32% ookfrom een The REF scenario reflectsmobiliteit a 9% increaseisiner Agriculture, a stabilization of Transport a decrease of 7% of the emissies. Voor de sector een status quo (-1%) en vooremissions, de sector hernieuwbare energie GHG emissions in Industry and 35% of Building emissions while the energy production sectors increase GHG
een toename van +12%. Dit2010 laatste heeft alles te maken met een voorziene kernuitstap. emissions by ~11%, between and 2050.
GHG emissions in Belgium, MtCO2e per year 143
-8%
-13%
Agriculture, Waste & others
18
132 13
125
Building
25
Transport
20
Industrial Processes
Energy
% delta vs. 2010 -6%
15
+9%
30
21
-32%
24
24
-1%
43
40
-7%
26
22
26
+12%
1990
2010
2050
54
Figure 15. REF scenario, GHG emissions, sectoral view.
Figuur 28: Ref-scenario 2050 ten opzichte van 1990 en 2010 en met de % delta ten opzichte van 2010.
4.3.2.2
CORE-scenario 2050
Het kern-scenario in de studie, of ook wel CORE-scenario, is zo uitgewerkt dat het 80% broeikasgasreductie realiseert door het mobiliseren van alle hefbomen zonder ze tot het uiterst technisch mogelijke te moeten brengen. In Figuur 29 is het verloop geïllustreerd van het referentiescenario en het CORE-scenario. Hier zijn voor alle sectoren sterke afnames te zien, zelfs voor de sector lokale energieproductie. Gezien de energievraag drastisch verlaagd wordt, kan de resterende vraag opgevangen worden met hernieuwbare energie. 55
56
GHG emissions in Belgium in the CORE scenario (index: 1990 = 100) and evolution per sector and in total w.r.t. 1990 (%) 100 -8% 90
REFERENCE scenario
-25% 80 70
-24% +22%
60 50
-28%
-31% -17% -25%
+18% +5%
40 30
-12%
-22%
-15%
-29%
-54%
-51%
2015
2020
Agriculture, Waste & others
-33% -35% -38% -26%
-21%
20 10
-30%
Building
-38%
Industry -55% -40%
-63%
-40%
-60%
-42%
-70%
-52%
-70% -62%
-44% -79% -71%
-52%
-60%
2025
-66%
-72% -41%
-52%
-63%
-77%
2030
2035
2040
2045
0 2010
Energy
-50%
-36%
-28%
Transport
-46% -46%
CORE -80% scenario -46% -87% -79% -82% -98% 2050
Figure 53: Evolution of GHG emissions per sector in Belgium in the CORE scenario.
Figuur 29: "GHG Emissions in Belgium": Core-scenario referentie 2010 tot In the BEHAVIOUR scenario, a more rapid GHG reduction2050 effort t.o.v. can behet observed leadingscenario to higher van cumulative GHG2050. De reductions than in the CORE and the TECHNOLOGY scenarios, as illustrated percentages zijn t.o.v. 1990. in Table 11. The level 4 behaviour and lifestyle changes of this scenario can be implemented quickly and therefore lead to an immediate reduction. In the TECHNOLOGY scenario behavioural changes are only selected up to the level of the REFERENCE scenario. Because some of the technological options only become available in 2025 or later, this scenario follows a slower reduction path to reach the -80% in 2050. The difference between the 3 scenarios can be seen in the table below that also shows the additional reductions required in the -95% GHG and the EU INTEGRATION scenarios. Alternative reduction pathways are potentially feasible, but lower reductions in the short/mid-term will lead to heavier efforts in future years, and may stretch the system beyond what is techno-economically feasible. The detailed descriptions of the levers in the detailed sector documents can help better understand the potential impact of such a delay (although no detailed analysis is made on the topic; this would deserve further work).
94
57
4.3.2.3
De stad Vilvoorde in 2050
Op basis van het REF- en CORE-scenario uit de roadmap 2050 kan de stijging of reductie van elke sector in Vilvoorde ingeschat worden. De score zelf is van minder belang, aangezien er heel wat veronderstellingen in deze berekeningen zitten. Het is wel een zeer nuttige oefening om na te gaan wat de cruciale verschillen zijn tussen het CORE-scenario en het REF-scenario. Zo kan er in de volgende hoofdstukken rekening mee worden gehouden en kunnen enkele eerste belangrijke richtlijnen uit worden gezet voor de klimaatmaatregelen SEAP 2020.
Bevolkingsgroei De aangroei van de bevolking van Vilvoorde is uiteraard een belangrijke parameter in de prognose van de te verwachte emissies. Op basis van de cijfers van het Federaal Planbureau 61 kan er geconcludeerd worden dat Halle-Vilvoorde tegen 2030 zo’n 12% meer inwoners zal huisvesten en tegen 2050 22% meer dan in 2011. Data op kleinere schaal is niet beschikbaar voor deze tijdsperiode dus er wordt vanuit gegaan dat deze cijfers gemiddelden zijn voor de stad Vilvoorde. Deze cijfers worden bevestigd in “De nieuwe bevolkingsvooruitzichten 2007-2060” van de Studiedienst van de Vlaamse regering 62. Die bevolkingsaanwas wordt in alle gewesten van het land verwacht, zij het minder sterk in Vlaanderen (+14% tegen 2050) dan in Wallonië (+23%) of in de hoofdstad (+27%). In Vlaanderen komen de arrondissementen Halle-Vilvoorde (+26% in 2050 t.o.v. 2005), Mechelen en Oudenaarde vooraan (aanwas >20%). In belangrijke mate, zeker in het centrum van het land, heeft dit te maken met de verwachte sterke immigratiestroom naar de hoofdstad en naar haar periferie. Er kan bijgevolg van uitgegaan worden dat een bevolking aangroei van gemiddeld 24% in Vilvoorde tegen 2050 (ten opzichte van 2011) boven de gemiddelde groei in Vlaanderen ligt maar lager dan de groei in de hoofdstad Brussel. Ten
slotte
rijst
de
vraag
hoe
waarheidsgetrouw
deze
bevolkingsvooruitzichten
zijn.
Bevolkingsvooruitzichten zijn algemeen gezien stabieler dan economische prognoses. Als echter externe invloeden zwaarder gaan doorwegen, zoals bv. een hogere intensiteit van de buitenlandse migraties, kan de voorspelbaarheid in het gedrang komen. Bevolkingsvooruitzichten zijn dus helemaal geen exacte wetenschap, maar steunen op de traagheid van de demografische processen en op alle aanvullende hypotheses die ze meenemen.
61
Bevolking van België, op 1 januari - Mannen en Vrouwen Bron: 2000-2010: waarnemingen, ADSEI; 2011-2061: Bevolkingsvooruitzichten 2010-2060, FPB en ADSEI 62 "De nieuwe bevolkingsvooruitzichten 2007-2060" - Edwin Pelfrene - Studiedienst van de Vlaamse regering - 2009/3
58
59
4.4 Resultaten globale visie en strategie scenario’s 2030/2050 180 000 160 000
Ton CO2e
140 000 120 000 100 000 80 000 60 000 40 000 20 000 0 Openbaar vervoer
2011 1 089
REF 2030 1 588
EUR 2030 1 309
VISI 2030 1 423
Mobiliteit
38 012
37 027
18 759
17 599
Industrie (niet-ETS)
17 239
22 943
19 611
10 358
Landbouw
1 714
1 716
1 709
1 692
Huishoudens
48 204
57 090
43 534
27 763
Handel en diensten
48 377
49 437
31 056
33 494
Figuur 30: CO2e-emissies 2011-2030 Vilvoorde voor alle sectoren. De drie scenario's worden hier gevisualiseerd t.o.v. de nulmeting in 2011
Drie verschillende toekomstscenario’s (REF, EUR en VISI) zijn uitgewerkt voor 2030 zoals beschreven in voorgaande hoofdstukken. Het EUR-scenario is het meest plausibele scenario gezien dit rekening houdt met de Europese ambities, die nog niet voor alle domeinen in regionale wetten en decreten vertaald zijn, maar wel in de pijplijn zitten (bv. BEN-gebouwen 2020, rekening rijden, …). In onderstaande grafiek (Figuur 31) is de procentuele reductie weergegeven van de verschillende 2030-scenario’s ten opzichte van 2011. Het EUR-scenario geeft hierin een reductie van -25,0%, maar om op koers te zitten naar klimaatneutraliteit in 2050 is dit te weinig en zou minstens het resultaat van het VISI-scenario (-40,3%) moet geambieerd worden.
60
Reductie tov 2011 REF 2030
EUR 2030
VISI 2030
10% 0% -10% -20% -30% -40% -50%
Figuur 31: Procentuele reductie verschillende 2030-scenario's. Dit geeft +10% voor het REF-scenario, -25% voor her EUR-scenario en -40% voor het VISI-scenario.
4.4.1
Sprong van EUR- naar VISI-scenario
Aangezien het EUR-scenario het meest logische en plausibele scenario is, maar dit nog ontoereikend is om op koers te zitten naar een klimaatneutrale samenleving, moet er gezocht worden naar bijkomstige maatregelen. Inspiratie kan opgedaan worden in het VISI-scenario, aangezien de behaalde reductie in 2030 bijna de helft extra bedraagt ten opzichte van het EUR-scenario. In Tabel 6 worden de belangrijkste verschillen opgelijst tussen het VISI- en het EUR-scenario. Het is belangrijk dat deze goed begrepen worden om de klimaatmaatregelen SEAP 2020 correct te kunnen inschatten en schalen.
61
Sector
Maatregelen en tendensen in EUR-scenario
Energiesector
3
Verschillen in VISI-scenario t.o.v. het EUR-scenario
Mobiliteit
63
windmolens op het grondgebied van Vilvoorde
964 bijkomende windmolens
6 m2 PV-cellen per gezin
20 m2 bijkomend per gezin
Weg: stijging met 13,3% van het personenvervoer
Weg: stijging met slechts 5%
en 22,2% van het vrachtvervoer Weg: invoeren van rekeningrijden voor zowel
/
personenvoertuigen als vrachtvervoer Weg:
sterke
daling
in
marktaandeel
van
Het vastberaden inzetten op plug-
dieselvoertuigen, ten voordele van benzine hybride
in
hybriden
en
elektrische
voertuigen en diesel hybride voertuigen
voertuigen verdubbelt in 2030 het
Weg: gemiddelde emissie van het totaal wagenpark
aandeel
is 85 gCO2/km tegen 2030, voor nieuwe wagens is
energiemix in dit scenario ten
dat 60 gCO2/km
opzichte van het EUR-scenario.
Weg: specifieke emissies vrachtwagens op Vlaamse
/
elektriciteit
in
de
wegen dalen met 14% De Lijn: stijging van het personenvervoer met 55%,
/
daling CO2/km met 20%, 30% zijn hybride Huishoudens
Groei van de bevolking
/
Geen gebruik meer van kolen, cokes of LPG voor
/
woningverwarming Aandeel aardgas in energieverbruik huishoudens
‘Groene warmte’ gebruik neemt
stijgt verder
toe
Aandeel stookolie valt terug tot 3%
Geen stookolie meer in VISI
Alle
oude
ketels
zijn
vervangen
door
hoog
/
100% energiezuinige lampen, vermindering stand-
/
rendement- of condensatieketels by gebruik, aanpassen gedrag, koken op aardgas i.p.v. elektriciteit Zonneboilers jaarlijks dezelfde toename
/
Gedragswijziging in zekere mate door bevolking
/
inzake energiezuiniger koken, minder warm water gebruik & stand-by apparaten. EPB-norm verstrengt: E60 in 2014 & BEN-gebouwen
Versnelde vernieuwingsgraad
2021
63
5.400 MWe geïnstalleerd volgens het EUR scenario. Gerekend aan 3MW/turbine en de oppervlakte van Vilvoorde aan 0,16%/Vlaanderen. Hier wordt zowel rekening gehouden om on- en off-shore windturbines. 64 Totaal van 1.175 turbines. 22.600 MW e geïnstalleerd volgens het VISI scenario. Gerekend aan 3MW/turbine en de oppervlakte van Vilvoorde aan 0,16%/Vlaanderen. Hier wordt zowel rekening gehouden met on- en off-shore windturbines.
62
Industrie
/
Energie neutrale ‘levende kernen’
Groei van de economische activiteit in Vlaanderen
Afgezwakte groei bij hogere CO2-
met 43%
prijzen
Energieverbruik stijgt hierdoor met 29,5%
Energieverbruik stijgt met 12,6%
Subsector
afhankelijk
implementatie
van
energiebesparende maatregelen met kost lager dan
Prijs
van
emissierechten
stijgt
verder naar € 78/ton
ETS CO2-prijs van € 34/ton in 2030 Handel
&
Diensten
EPB-norm verstrengt: E60 in 2014 & BEN-gebouwen
‘Groene warmte’ gebruik neemt
2019 (publieke gebouwen)
fors toe
Elektriciteitsverbruik: efficiëntere koeling, ventilatie,
Versnelde renovatiegraad
verlichting en kantoorapparatuur. Meer gebruik van daglicht en natuurlijke koeling. Aandeel stookolie valt terug tot 4%
Verdere reductie tot 1%
Tabel 6: Maatregelen EUR-scenario met een overzicht van de verschillen t.o.v. het VISI-scenario
4.4.2
Sprong van REF- naar CORE-scenario 2050
Op basis van het REF-scenario en CORE-scenario uit de studie ‘Scenarios for a Low Carbon Belgium by 2050’65 kan onderstaande grafiek worden samengesteld. Het REF 2050 scenario voorspelt -10,0% en het CORE-scenario -82,3% CO2 emissie reducties 180 000 160 000 140 000 120 000
Ton CO2e
100 000 80 000 60 000 40 000 20 000 0
65
Openbaar vervoer
2011 1 089
REF 2050 1 078
CORE 2050 229
Mobiliteit
38 012
37 632
7 982
Industrie (niet-ETS)
17 239
20 108
3 103
Landbouw
1 714
1 882
926
Huishoudens
48 204
36 121
6 267
Handel en diensten
48 377
38 748
6 289
Scenarios for a Low Carbon Belgium by 2050, Final report, Climact & Vito, 2013
63
Figuur 32: CO2e-emissies 2011-2050 Vilvoorde voor alle sectoren. De twee scenario's worden hier gevisualiseerd t.o.v. de nulmeting in 2011
Reductie tov 2011 REF 2050
CORE 2050
0% -10% -20% -30% -40% -50% -60% -70% -80% -90%
Figuur 33: procentuele reductie van de verschillende 2050-scenario's waarbij het REF-scenario -12% en het COREscenario -84% reduceert t.o.v. 2011.
CORE-scenario 2050 Het REF-scenario omvat het bestaande beleid en gaat ervan uit dat buiten bestaande doelen of incentives de parameters blijven ontwikkelen in hetzelfde tempo. Het bevat geen extra beleid om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen en dient als een basisscenario voor vergelijking met de andere gemodelleerde scenario's. Het scenario houdt rekening met de doelstellingen van de EU 2020 Klimaat- en energiepakket en het federale en regionale afgesproken klimaat- en energiebeleid. In onderstaande tabel worden de extra maatregelen beschreven van het CORE-scenario versus het REF-scenario. Sector
Extra maatregelen CORE-scenario
Mobiliteit
Mobiliteitsbehoefte daalt met 10% per persoon De bezettingsgraad van auto’s stijgt met 10%. Bij bussen en treinen respectievelijk met 33% en 25%. De auto is nog goed voor 65% van de afgelegde afstanden (77% in REF), lopen en fietsen stijgt van 3 naar 4% en bus en trein stijgen naar 20% en 10% van de afstanden. 80% van de autovloot is plug-in hybride, batterij elektrisch of met waterstofcel terwijl verbrandingsmotoren zijn afgenomen tot slechts 20%; bussen volgen een gelijkaardige evolutie.
64
Conversion and distribution losses
Energy demand by application 700
Energie-efficiënte
neemt
toe:
verbrandingsmotoren
Industry CHP
worden
45%
efficiënter, plug-in hybride en elektrische wagens worden 50% efficiënter Industry Power
600
terwijl vracht en publiek mobiliteit 25% à 30% efficiënter wordt. Industry Heat
Warmwatervraag neemt af met 20% per gezin.
+
2 International aviation De energievraag van nieuwe gebouwen benaderd 30 kWh/m in 2020 en
400 & Handel
15 kWh/m2 in 2030.
TWh
Huishoudens 500
diensten 300
National navigation
De renovatie graad en/of postrenovatie performantie van de gebouwen Rail transport
zijn verdubbeld.
Road transport Het aandeel multi-familiewoningen stijgt tot 60% in 2030 en blijft nadien
200
constant.
Lighting & appliances
Tegen 2050, zijn 60% van de verwarmingsinstallaties warmtepompen.
100 Industrie
Heating and cooling
Brede mix van technologieën (efficiëntie, proces)
0 2010
Evolutie van het productenaanbod 2015 2020 2025 2030 2035 2040 Alternatieve brandstoffen
Figure 16. CORE, Energy demand.
Energiesector
Zie
onderstaande
grafiek
Reference scenario
2045
(Figuur
2050
34)
voor
het
aanbod
Electricity production (Figure 17): nuclear electricity production disappears completely by 2025 and is replaced by elektriciteitsproductie in 2050 in het CORE-scenario more gas production (although to a lesser extent than invan thehet REF) and RES production. As from 2025, the share of gas Tabel 7: extra maatregelen of assumpties CORE-scenario t.o.v. het REF-scenario decreases as RES production from wind, solar, biomass, geothermal and CHP see their role increasing. Intermittent RES represents ~50% of the mix in 2050. Imports of carbon-free electricity represent ~5% of the total supply. Imports of decarbonized electricity Coal+Gas+Oil power stations
Electricity production by source 160
Nuclear power
140
Carbon Capture Storage (CCS) Industry CHP
120
Residential CHP Geothermal electricity
100 TWh
Biomass power stations
80
Hydroelectric power stations Solar PV
60
Onshore wind Offshore wind
40
Total consumption
20
Renewable energy sources Intermittent sources
0 2010
2015
2020
2025
2030
2035
2040
2045
2050
Reference scenario
Figure 17. CORE scenario, Electricity production by source. Figuur 34: Aanbod elektriciteitsproductie 2050 in het CORE-scenario met het REF-scenario als referentie.
59
65
66
4.4.3
Conclusie: Analyse van de scenario’s en resulterende 7 noodzakelijke focuspunten voor klimaatneutraliteit
Op basis van de analyse van de ambitieniveaus van de scenario’s voor Vilvoorde, gebaseerd op MIRA 2030 en ‘Scenarios for a Low Carbon Belgium by 2050’, werd door Futureproofed een synthese van de belangrijkste noodzakelijke focuspunten gemaakt om te kunnen evolueren naar klimaatneutraliteit. Deze focuspunten vormen de richting voor de maatregelen beschreven in het hoofdstuk 'klimaatmaatregelen SEAP 2020'. Deze focuspunten staan hieronder in willekeurige volgorde:
Versnelde vernieuwingsgraad van het gebouwenpark, zowel residentieel als handel & diensten;
Ruimtelijke ordening wordt georganiseerd rond energie neutrale kernen geënt op goed georganiseerde openbaar vervoerassen. In de ruimten tussen die assen wordt bouw geconsolideerd, groene ruimten versterkt en een netwerk voor zwakke weggebruikers uitgebouwd;
Energiebesparende maatregelen industrie worden aangemoedigd.
Groene
warmtegebruik wordt
onderzocht
en toegepast
(geothermie, restwarmte,
riothermie);
Maatregelen worden ontwikkeld die de groei van de autokilometers helpen onder controle houden en een shift naar andere modi bespoedigen;
Stimuleren van plug-in hybriden en elektrische voertuigen;
Inzetten op bijkomende hernieuwbare energie (wind, zon, WKK op biomassa).
67
180 000
180 000
160 000 140 000
Hernieuwbare energie
Afbouwen autokilometers, andere
160 000 140 000
modi stimuleren
elektrische voertuigen
100 000
80 000
‘Groene
warmte’
gebruik
onderzoeken en toepassen
60 000
40 000
Versnelde
als handel & diensten
0 2011
REF 2030
REF 2050
100 000 80 000 60 000
vernieuwingsgraad
gebouwenpark, zowel residentieel
20 000
120 000
Stimuleren van plug-in hybriden en ton CO2e
ton CO2e
120 000
Ruimtelijke ordening organiseren
40 000 20 000 0 2011
VISI 2030
CORE 2050
Figuur 35: Opschakeling van het REF-scenario naar het VISI- en CORE-scenario met 7 noodzakelijke focuspunten in willekeurige volgorde.
68
5 Klimaatmaatregelen SEAP 2020 5.1 Inleiding
Figuur 36: overzicht opbouw van het klimaatactieplan voor hoofdstuk 5
In de aanloop naar het opstellen van een klimaatactieplan zijn in vorige hoofdstukken reeds de nulmeting (Baseline Emission Inventory), en de globale visie en strategie voor een klimaatneutraal Vilvoorde aan bod gekomen. Uit de analyse van de nulmeting en de globale visie en strategie werd een lijst met maatregelen samengesteld door Futureproofed om de 20% CO 2e reductiedoelstelling te halen tegen 2020. Dit deel beschrijft de 36 maatregelen die uit deze analyse en in samenspraak met de stad Vilvoorde zijn geselecteerd. Elk van deze maatregelen werd berekend in het KMI van Futureproofed. In dit deel worden de 36 maatregelen met hun doelstellingen beschreven voor elk van de 5 sectoren (MIRA). Voor de sectoren landbouw, en openbare verlichting zijn geen maatregelen uitgewerkt.
5.2 Methodiek 5.2.1
Afbakening systeemgrenzen
Voor het hoofdstuk ‘klimaatmaatregelen SEAP 2020’ worden maatregelen geformuleerd voor de volgende sectoren. Sectoren
In rekening gebracht?
Huishoudens
Ja
Handel en diensten
Ja
Mobiliteit
Ja
Industrie
Ja, zonder ETS
Lokale energieproductie Landbouw Openbare verlichting Openbaar vervoer
Ja Nee Ja, maar onder de sector handel en diensten en stedelijke diensten Nee
69
Stedelijke diensten
Ja, maar verdeeld over de andere sectoren en enkel ter illustratie als een aparte sector
Tabel 8: overzicht sectoren in rekening gebracht in de klimaatmaatregelen SEAP
5.2.2
Klimaatmaatregelen Instrument met de maatregelen
Elk van de 36 maatregelen werd berekend in het Klimaat Maatregelen Instrument (KMI) van Futureproofed. Vervolgens zijn de maatregelen per sector weergegeven in een ‘bubble graph’. De bubble graph vergemakkelijkt het objectief prioriteren omdat per sector in 1 beeld voor elke maatregel het volgende wordt weergegeven:
Economische impact : opbrengst/kosten per ton CO2e gereduceerd op basis van kosten, opbrengsten en investeringskosten uit: Tabula studie Vito, gekende en gerealiseerde projecten (bv. Windmolens) en literatuurwaarden;
CO2e-reductiepotentieel;
Inschatting van de X-factor van de maatregel; o
Implementatiegemak (hoog ingeschat als gemakkelijk technisch te implementeren);
o
Sociaal aspect (hoog ingeschat indien de maatregel veel mensen of doelgroepen ten goede komt);
o
Zichtbaarheid (hoog ingeschat als de maatregel erg zichtbaar is;
o
Verbetering milieuaspecten andere dan CO2e (hoog ingeschat als veel effect op andere milieuaspecten).
We zijn dus op zoek naar maatregelen die een grote ‘bubble’ vertonen en zich in het rechter bovenste kwadrant van de bubble graph bevinden. Maatregelen die veel CO2e reduceren, economisch aantrekkelijk zijn en een hoge X-factor hebben. Er is ook een overzichtelijke tabel die de belangrijkste eigenschappen van de maatregelen oplijst. Een uitgebreide beschrijving en overzicht vindt men terug in het KMI. De kolommen hieronder zijn als volgt:
ID: code ter identificatie. Is in alle opgestelde documenten dezelfde.
Maatregel: naam van de maatregel
Geprojecteerd jaarlijks CO2e reductie (kton): jaarlijkse reducties als de maatregel op kruissnelheid is. Dit verschilt van de jaarlijkse reductie in 2020 bij maatregelen die nog niet op kruissnelheid zijn.
70
Kostenefficiëntie (€/ton): investeringskost per gereduceerde ton CO2e: een positieve waarde
geeft hier aan dat de maatregel zichzelf terugverdiend op de uitgerekende termijn66 Inschatting van de X-factor van de maatregel gebaseerd op de vier factoren en hun gewogen
gewicht: implementatie gemak, sociaal aspect, zichtbaarheid en verbetering andere
…
…
…
X-factor
(€/ton)
reductie (kton) Kostenefficiëntie
Jaarlijkse CO2e -
Maatregel
ID
n° 1
Geprojecteerd -
milieuaspecten.
…
…
Tabel 9: voorbeeld maatregelen tabel volgens dalende x-factor
Hoe
het
KMI
(Excel
bestand)
is
opgebouwd
wordt
beschreven
in
de
handleiding
“KMI_handleiding_03.pdf”. 5.2.3
Maatregelen en acties
De beschreven maatregelen die een rechtstreeks CO2e-reductie-effect hebben, worden in de komende hoofdstukken één voor één beschreven. Daarnaast zijn er ook acties geformuleerd en uitgewerkt tijdens het participatietraject. Deze acties werken ondersteunend, maar hebben niet altijd zelf een CO2e-reductie als resultaat.
Voorbeeld: een laadpaal voor elektrische wagens plaatsen, is geen maatregel die alleenstaand tot CO2e-reductie leidt. Maar om meer elektrische wagens, die wel tot CO2e-reductie leiden, in het straatbeeld te laten verschijnen zijn er wel meer laadpalen nodig. 5.2.4
Actielijst als feedback uit het participatietraject
De maatregelen worden aangevuld met acties opgelijst die uit het participatietraject en de stand van zaken van het huidige beleid zijn gekomen. Deze acties zijn gelinkt aan specifieke maatregelen of aan een maatregelensector. Er is ook duidelijk aangegeven of de actie al is opgestart of het enkele over een idee gaat. De kolommen hieronder zijn als volgt:
66
ID: code ter identificatie. Is in alle opgestelde documenten dezelfde.
Titel actie: naam van de actie
Omschrijving actie
Dit is verschillend per maatregel en terug te vinden in de onderliggende cashfiles.
71
Maatregel: link met de maatregel waarop de actie van toepassing is. Dit kan ook algemeen voor een sector zijn wanneer de actie op meerdere maatregelen invloed heeft.
…
…
…
Status
Maatregel
actie
…
Omschrijving
1
Titel actie
ID
Status: al opgestart door de stad of een idee gecapteerd tijdens het participatietraject.
n°
…
Tabel 10: voorbeeld acties tabel volgens dalende x-factor
72
5.3 Resultaten klimaatmaatregelen SEAP 2020 In dit deel worden de 36 maatregelen met hun doelstellingen beschreven voor elk van de 5 sectoren (MIRA). Voor de sectoren landbouw, en openbare verlichting zijn geen maatregelen uitgewerkt. We geven voor elke sector hun aandeel (%) in de CO2e- nulmeting 2011 Vilvoorde weer:
1%
1%
0%
11%
huishoudens 31%
handel en diensten mobiliteit industrie
25%
landbouw & natuur openbaar vervoer openbare verlichting 31%
Figuur 37: Overzicht% CO2e emissies van de sectoren in de nulmeting 2011 Vilvoorde
De sector huishoudens, handel en diensten en mobiliteit zijn veruit de grootste sectoren en veroorzaken 87% van de totale emissies. De reducties zijn dan ook grotendeels in deze sectoren terug te vinden. Elk van de vier grootste sectoren en de sector lokale energieproductie, heeft volgend aandeel in de 22,5% reductiedoelstelling van het klimaatactieplan 2020 van Vilvoorde. Dat aandeel in de reducties is weergegeven in Figuur 38 als volgt uit en wordt :
7%
huishoudens
6% 6%
handel en diensten 3% 1%
lokale energieproductie mobiliteit industrie landbouw
77%
openbare verlichting rest emissies
Figuur 38: Aandeel per sector in de 22,5% reductiedoelstelling 2020 van Vilvoorde
In absolute cijfers resulteert dit in:
73
Maatregelen huishoudens (MH): 10,7 ton CO2e of 6,9%
Handel en diensten (MT): 10,0 ton CO2e of 6,5%
Lokale energieproductie (hernieuwbare energie) (ME): 8,8 ton CO 2e of 5,7%
Mobiliteit (MM): 4,3 ton CO2e of 2,8%
Industrie (MI): 0,9 ton CO2e of 0,6%
De resulterende vooropgestelde reductie bedraagt 22,5% wat ruimschoots voldoende is voor de door de SEAP vereiste 20% tegen 2020. Uit deze verdeling volgt dat de sectoren huishoudens, handel en diensten en lokale energieproductie de prioritaire sectoren zijn voor het halen van de reductiedoelstelling. Mobiliteit en industrie leveren een kleinere bijdrage. 5.3.1
Stedelijke Diensten
De maatregelen voor de stedelijke diensten zijn hieronder apart opgelijst. Het KMI is opgesteld volgens de energiebalans en daar vallen de stedelijke diensten onder mobiliteit en handel & diensten. De uitstoot van de stedelijke diensten bedraagt 2,4% van de totale uitstoot op het grondgebied (3.669 kton). Daarvan nemen de gebouwen 2.951 kton of 80% voor hun rekening. De uitstoot van de openbare verlichting is goed voor 15% (559 kton) en de stedelijke vloot voor 4% (159 kton). De stedelijke diensten engageren zich om voor de onderdelen gebouwen en voertuigenpark minstens 20% reductie tegen 2020 te hanteren en voor openbare verlichting een streefcijfer van 50% reductie tegen 2020. Hieronder worden de maatregelen gevisualiseerd in een bollengrafiek en apart beschreven. De drie maatregelen samen geven een potentiële reductie van 0,9 kton of 2,6%-punten ten
74
Overzicht van de maatregelen 500 MT.01
Kost Efficiëntie €/ton CO2e
400 300 200 100 00
MT.14
-100 -200 3
4 X-factor
Figuur 39: bubble graph van de stedelijke diensten (ter illustratie): Reductie emissies stedelijke diensten (MT.01) is de meest aantrekkelijke maatregel gevolgd door reductie stedelijke openbare verlichting (MT.14) en reductie emissies
1
MT.14
2
MT.01
3
MM.01
Stedelijke openbare verlichting: Reductie openbare verlichting
X-factor
(€/ton)
reductie (kton) Kostenefficiëntie
Jaarlijkse CO2e -
Geprojecteerd -
n°
ID
Maatregel
stedelijke vloot (MM.01).
0,3
-74
3,8
Reductie emissies stedelijke diensten tegen 2020 (20%)
0,6
406
3,7
Reductie emissies stedelijke vloot tegen 2020 (20%)
0,0
0
3,0
tegen 2020 (50%)
Tabel 11: maatregelen stedelijke diensten volgens dalende x-factor
1.
(MT 14) Reductie emissies openbare verlichting met 50% tegen 2020
De stad Vilvoorde ambieert om tegen 2020 de emissies van zijn openbare verlichting te reduceren met 50%. Dit kan door gebruik te maken van intelligente verlichting (bewegingsdetectie), tijd gestuurde verlichting of via een relighting programma, waarbij de lampen worden vervangen door energie-efficiëntere alternatieven (zoals LED) met dimming.
2. (MT 1) Reductie emissies stedelijke gebouwen met 20% tegen 2020 De stad Vilvoorde ambieert om tegen 2020 de emissies van zijn eigen stadsgebouwen te reduceren met 20%.
75
Voor gebouwen zal hiervoor worden ingezet op doorgedreven energiezuinige renovaties van bestaande gebouwen (o.a. isolatie van de gebouwenschil en vervangen van stookketels), optimalisatie van technieken, efficiënt ruimtegebruik, gebruik van hernieuwbare energievormen (PVcellen, aankoop groene stroom), stimuleren van rationeel energieverbruik via interne sensibilisering, …
3.
(MM 1) Reductie emissies stedelijke vloot met 20% tegen 2020
De stad Vilvoorde ambieert om tegen 2020 de emissies van zijn eigen vloot te reduceren met 20%. Dit kan door bij aankoop te kiezen voor wagens met een efficiëntere verbrandingsmotor (lagere eco-score), aankoop van kleinere en lichtere wagens, en een omschakeling van benzine en diesel als brandstof naar elektriciteit. Een efficiëntere inzet moet leiden tot een kleine voertuigenvloot en minder afgelegde kilometers. Waar mogelijk wordt ingezet op milieuvriendelijkere vervoerswijzen, in eerste instantie de fiets (inclusief elektrische fiets). Overzicht van de acties Hieronder worden de acties opgelijst die uit het participatietraject en de stand van zaken van het huidige beleid zijn gekomen rond maatregelen voor de stedelijke diensten. De opgestarte actie kaderen vooral rond het faciliteren van duurzame mobiliteit en dan specifiek de fiets (AM.002, AM.003, AM.009). Er wordt ook verder gedacht door de mobiliteitsvraag in zijn geheel te bekijken en thuiswerken (AM.023) te stimuleren. Voor de gebouwen wordt vooral het energieverbruik in het vizier genomen me het verderzetten van de energiemonitoring (AE.007) en
1
AA.007
Nacht van de
Tevens neemt de stad jaarlijks het
duisternis
sensibiliserend initiatief “Deelname aan de Nacht
MT.14
Status
Maatregel
actie
Omschrijving
Titel actie
ID
n°
het verlagen van de temperatuur (AE.001).
Opgestar t
van de Duisternis” 2
AE.001
Verwarming
Overal dus ook in stadsgebouwen, scholen,
permanent
sporthal,…
MT.01
Idee
1°C lager zetten.
76
AE.007
Energie-
Energiemonitoring bestaat momenteel uit het
monitoring
maandelijks opvolgen van energieverbruiken in
MT.01
Status
Maatregel
actie
Omschrijving
Titel actie
ID
n° 3
Opgestar t
de stedelijke gebouwinfrastructuur. Sinds begin 2012 werd gestart met de opmaak van een nulstaatmeting voor energieverbruik in de stedelijke gebouwinfrastructuur. Bedoeling van deze nulstaatmeting is om de start-referentie verbruiken te meten en te inventariseren en over een langere periode hier in eerste instantie de meest energieverslindende gebouwen uit te halen waarna er gericht voorstellen kunnen worden geformuleerd omtrent welke gebouwen prioritair op de lijst dienen te komen om op energetisch vlak te optimaliseren. 4
AM.002
Fietsstallingen
Fietsstallingen bij alle gebouwen van de stad
bij alle stads-
plaatsen en toegankelijk maken. Ook bij scholen.
MM.01
Idee
MM.01
Idee
MM.01
Opgestar
gebouwen. 5
AM.003
Douches
Plaatsen van douches in bestaande
plaatsen in
stadsgebouwen. Stimuleren van het fietsgebruik
stads-
bij personeelsleden.
gebouwen. 6
AM.009
Bike to Work
Stad Vilvoorde doet mee met bike-to-work en maakt promotie bij andere bedrijven.
7
AM.014
Mobiscan/Cle
Opmaak inventaris van het stedelijk wagenpark
antech
en analyse van mogelijke opties om bij
t MM.01
Opgestar t
vernieuwing te opteren voor alternatieve voertuigen op elektriciteit, CNG of aardgas. 8
AM.023
Thuis werken
Alle ambtenaren werken 1 dag per week thuis.
MM.01
Idee
77
AR.010
Duurzame
Een actie in samenwerking met EANDIS. Er
openbare
wordt een masterplan openbare verlichting
verlichting
opgemaakt. De eerste workshop vond plaats op
MT.14
Status
Maatregel
actie
Omschrijving
Titel actie
ID
n° 9
Opgestar t
19 juni 2014, de volgende op 17 oktober 2014. Doelstelling is een afgehamerde missie en een visie waarop het stedelijk OV-beleid kan geënt worden. Op basis daarvan worden concrete strategieën voor de deelruimtes uitgewerkt. Op vlak van vermindering van energie bedraagt de doelstelling 50%.
78
5.3.2
Huishoudens
Vilvoorde dient tegen 2020 zowat 6.000 eigenaars van een woning aan te zetten tot het isoleren van hun dak en 3.000 eigenaars tot het isoleren van hun muren. In het beste geval worden deze beide gecombineerd. Daarnaast wordt ook een testproject opgezet om woningen in hun geheel te renoveren naar een zeer lage energiestandaard (30 kWh/m2) . De collectieve renovatieprojecten (MH.07) voor 400 woningen naar een lage energiestandaard (60kWh/m2) is wel een volwaardig project in deze richting. Tegelijkertijd wordt ook ingezet op gedragsverandering om de energiefactuur van de gezinnen naar beneden te krijgen. Voor elk van deze maatregelen werden acties opgelijst uit het huidige beleid en aangebracht in het participatietraject, door zowel de burgers als de pioniers. Daarbij werden initiatieven voorgesteld zoals groepsaankopen, het aanbieden van expertise of een interactief forum om bewoners in straat- of wijkverband te stimuleren zuiniger met energie om te gaan. De sector huishoudens is met 31,2% de grootste sector naar totale emissies toe. Het totale pakket reductiemaatregelen van het klimaatactieplan is goed voor een CO 2e-vermindering van 22,5% of 34,7 kton CO2e. Hiervan neemt de sector huishoudens 6,9%-punten (10,7 kton CO2e) voor zijn rekening. Van de 9 geformuleerde maatregelen in de sector huishoudens (MH) hebben volgende 4 maatregelen de grootste impact (goed voor 98% van de reductie huishoudens):
MH.01 Isolatie: Plaatsen van dakisolatie, aanpassen v.d. Isolatienormen (35% v.d. huishoudens): - 3,7% (5,8 kton CO2)
MH.02 Isolatie: Plaatsen van muurisolatie, aanpassen van de isolatienormen (15% v.d. huishoudens): - 1,7% (2,6 kton CO2)
MH.07 Collectieve wijkrenovaties naar lage energie-standaard (60 kWh/m2) - muurisolatie langs binnenzijde (250 Wijk Broek + 150 Inter-Vilvoordse): - 0,7% (1,1 kton CO2)
MH.05 Isolatie: Plaatsen van betere beglazing huishoudens (9% v.d. huishoudens): - 0,6% (1,0 kton CO2)
Zoals te zien is in Figuur 40 zijn dit meteen ook de meest aantrekkelijke maatregelen.
79
Overzicht van de maatregelen Huishoudens MH.01
500 400
MH.02 MH.10
300
Kost Efficiiëntie
200
MH.07 MH.06
100
MH.05
0
MH.12
MH.03
-100
MH.08
-200 -300 -400 0
1
2
3
4
5
X- Factor
Figuur 40: Bubble graph sector huishoudens: plaatsen dakisolatie (MH.01) als meest aantrekkelijke maatregel,
Energiescans bij huishoudens (Zilverpunt) - (400 wooneenheden per jaar)
X-factor
(€/ton)
reductie (kton) Kostenefficiëntie
Jaarlijkse CO2e -
MH.10
Geprojecteerd -
ID
1
Maatregel
n°
gevolgd door muuurisolatie (MH.02), energiescans (MH.10) en collectieve wijkrenovaties (MH.07).
0,3
269
4,40
0,0
-140
4,40
1,1
88
4,15
0,0
-233
4,10
0,0
62
3,80
1,0
-81
3,70
5,8
329
3,05
8% reductie gemiddeld energieverbruik bij huishoudens 2
MH.12
(Stad/BBL) voor verwarming en elektriciteit door gedragsinterventie (100 woningen) Collectieve wijkrenovaties naar lage energie-standaard (70
3
MH.07
kWh/m2) - muurisolatie langs binnenzijde (250 Wijk Broek + 150 Inter-Vilvoordse)
4
MH.08
5
MH.06
6
MH.05
7
MH.01
Verlaging van het elektriciteitsverbruik voor apparaten en verlichting naar 2000 kWh per woning (100 woningen) Collectieve wijkrenovaties naar zeer lage energie-standaard (30 kWh/m2) - muurisolatie langs buitenzijde (5 demo-woningen) Isolatie: Plaatsen van betere beglazing huishoudens (9% v.d. huishoudens) Isolatie: Plaatsen van dakisolatie, aanpassen v.d. Isolatienormen
80
X-factor
(€/ton)
reductie (kton) Kostenefficiëntie
Jaarlijkse CO2e -
Geprojecteerd -
Maatregel
ID
n°
(35% v.d. huishoudens) 8
MH.02
9
MH.03
Isolatie: Plaatsen van muurisolatie, aanpassen van de isolatienormen (15% v.d. huishoudens) Verwarmingsinstallatie: Plaatsen van warmtepomp (25 stuks)
2,6
262
2,95
0,1
-158
2,75
Tabel 12: Maatregelen huishoudens volgens dalende x-factor
(MH.10) Energiescans bij huishoudens (Zilverpunt) - (400 wooneenheden per jaar) Deze maatregel voorziet in het uitvoeren van 2000 energiescans verspreid over 5 jaar. Dat houdt in dat 400 woningen dergelijke scan elk jaar zouden moeten krijgen. Uit voorgaande energiescans is gebleken dat deze een gemiddelde besparing van 85 kWh elektriciteit en 294 kWh67 gasverbruik kunnen initiëren zonder zware investering. Deze scans zijn gebudgetteerd aan 180€/scan.
(MH.12) 8% reductie gemiddeld energieverbruik voor verwarming en elektriciteit door gedragsinterventie (100 woningen) Het gemiddeld jaarlijks energieverbruik van een gezin uit Vilvoorde bedraagt 15.836 68 kWh. Verwarming is goed voor 80% van het verbruik. Het aandeel van het elektriciteitsverbruik bedraagt ongeveer 20%69. Door gezinnen aan te sporen om op een meer rationele manier om te gaan met hun energieverbruik moet het mogelijk zijn om tegen 2020 een blijvende besparing van minstens 8% te realiseren op het totaalverbruik van de gezinnen. De daling van het energieverbruik wordt gerealiseerd enkel door gedragsaanpassing. Er worden enkele kleine investering voorzien a rato van €50 per gezin. Gelijkaardige campagnes naar gezinnen, zij het kleinschaliger en voor een kortere periode, tonen aan dat besparingen tot 15% mogelijk zijn. Een blijvende reductie van 8% werd vooropgesteld door de Bond Beter Leefmilieu die deze resultaten in het verleden al behaalde bij ‘Energiejacht’.
67
Ecohuis Antwerpen nulmeting 2011: 3457kWh elektriciteit en 12.379 kWh aardgas 69 Gemiddelde electriciteitsvraag Vlaanderen is 3.500 kWh. 68
81
(MH.07) Collectieve wijkrenovaties naar energie-standaard 2014 (70 kWh/m2) - muurisolatie langs binnenzijde (250 Wijk Broek + 150 Inter-Vilvoordse) Deze maatregel voorziet in collectieve renovaties van bestaande woningen en focust op volgende 4 bouwtypes : halfopen woningen < 1946, rijwoningen < 1946, halfopen woningen 1946-1970 en rijwoningen 1946-1970. De renovatiekost en potentiële besparingen zijn berekend bet behulp van de Tabula‐ studie van VITO70. Alle renovaties gebeuren naar een energiestandaard waarbij de netto energiebehoefte voor verwarming gereduceerd wordt tot gemiddeld 70 kWh/m 2. Dit cijfer komt overeen met de bijkomende eis van netto-energiebehoefte in de EPB-wetgeving voor nieuwbouw die ingevoerd werd op 1 januari 201471. Dit is al mogelijk wanneer de woningen enkel langs de binnenkant kunnen worden geïsoleerd. Langs de buitenkant mag natuurlijk ook en zal een beter resultaat geven. Merk op dat de maatregel ook over een fictieve wijk kan gaan. Alles heeft hier te maken met de definitie van een collectiviteit. Naast een collectiviteit van buren, kan het eveneens een groep zijn samen gesteld zijn uit mensen met een gezamenlijk interesse, uit eenzelfde sportclub, … . Wel is het zo dat het bouwtechnisch en budgettair interessanter is om rijen woningen in één geheel aan te pakken. Extra kosten voor aansluitingsdetails tussen de aanpalende woningen kunnen zodoende gereduceerd worden. Daarnaast hoeft deze maatregel niet enkel huishoudens te betreffen. Wanneer er in een aaneengesloten rij woningen ook handelszaken, scholen, kantoren, … zijn, is het evident dat die mee in het renovatieverhaal stappen.
70
Cyx , W., Renders, N., Van Holm, M., Verbeke, S. (2011), IEE TABULA ‐ Typology Approach for Building Stock Energy Assessment, VITO, beschikbaar via http://www.vito.be/VITO/NL/HomepageAdmin/Home/WetenschappelijkOnderzoek/TransitieE nergieEnMilieu/tabula 71
http://www.energiesparen.be/epb/netto-energiebehoefte
82
Figuur 41: Renovatie van 153 woningen uit de jaren '70 tot passiefwoningen te Kerkrade (NL). Heel dit project wordt gerealiseerd in een tempo van 10 dagen per woning, zonder dat de bewoners hun woning hoeven te verlaten.
(MH.08) Beperking elektriciteitsverbruik gezinnen tot 2000 kWh (100 woningen). Momenteel gebruiken de Vilvoordse gezinnen gemiddeld nog ongeveer 3.457 kWh72 elektriciteit per jaar. Dit is lichtjes lager dan het Vlaamse gemiddelde van 3.967 kWh per gezin (gemiddeld geleverd volume per toegangspunt
73
) maar kan door eenvoudige maatregelen aanzienlijk
gereduceerd worden. Een verbruik van 2000 kWh per gezin per jaar kan met name als haalbaar naar voor geschoven worden. In de investeringskost zijn de uitgaven voor nieuwe, energiezuinige toestellen mee opgenomen zoals diepvriezer, koelkast, droogkast, verlichting, kleinere toestellen. De economische levensduur wordt op 15 jaar gezet.
(MH.06) Collectieve (wijk-)renovaties naar zeer lage energie-standaard (30 kWh/m2) muurisolatie langs buitenzijde (5-demo woningen) Deze maatregel is analoog met de MH.07 opgebouwd, met dat verschil dat er vanuit gegaan wordt dat er niet langs binnen kan geïsoleerd worden. Alle renovaties gebeuren naar een lage‐ energiestandaard waarbij de netto energiebehoefte voor verwarming gereduceerd wordt tot, afhankelijk van het type, een waarde tussen 20 en 37 kWh/m2.jaar bedraagt. Dit is enkel mogelijk wanneer de woningen langs de buitenkant kunnen ingepakt worden met isolatie.
72 73
Nulmeting Vilvoorde 2011 http://www.vreg.be/nl/gemiddeld-energieverbruik-van-een-gezin
83
(MH.05) Plaatsen van betere beglazing huishoudens (15% van de huishoudens) Op basis van dezelfde gegevens als bij volledige dakisolatie wordt aangenomen dat 15% van de woningen nog over enkel glas beschikt, daarvan heeft 7% nog overal enkel glas en 8% nog gedeeltelijk enkel glas. De eisen voor de nieuwe beglazing zijn analoog aan deze van het Vlaamse REG beleid vanaf 1 januari 2013. De economische levensduur wordt op 50 jaar gezet.
(MH.01) Plaatsen van dakisolatie (35% van de huishoudens) Op basis van gegevens uit het ‘Actieplan van het Energierenovatieprogramma 2020 voor het Vlaamse woningbestand’ van het Vlaams Energieagentschap 74 wordt aangenomen dat ongeveer 24% van het totale gebouwenbestand in Vlaanderen, en dus ook in Vilvoorde, nog niet over (voldoende) dakisolatie beschikt. Ook de reg-enquête van 2011 en de studie van steunpunt transitie van 2013 geven cijfers tot 30% van niet of slecht gedeeltelijk geïsoleerde daken. Een deel van de daken die al geïsoleerd zijn vallen daarenboven niet onder de wettelijke minimumvereisten van 2013 waarmee wordt gerekend. De maatregel houdt in dat al deze daken (bijkomend) geïsoleerd worden tot een U-waarde van maximaal 0,25 W/K.m2. Door de nadruk die Vilvoorde hierop legt moet op die manier het dak van 6.062 huishoudens aangepakt worden. De economische levensduur wordt op 50 jaar gezet.
(MH.02) Plaatsen van muurisolatie, aanpassen van de isolatienormen (15% van de huishoudens) De maatregel houdt in dat muren geïsoleerd worden tot een U-waarde van maximaal 0,55 W/K.m2, waarvan 50% spouw- en 50% buitenmuurisolatie. In Vilvoorde moet op die manier de muren van 2.598 huishoudens aangepakt worden. De economische levensduur wordt op 50 jaar gezet.
(MH.03) Verwarmingsinstallatie: Plaatsen van warmtepomp (25 stuks) Deze maatregel voorziet in de (bijkomende) installatie van een warmtepomp voor ruimteverwarming en sanitair warm water bij 25 gezinnen in Vilvoorde, ter vervanging van een aardgasketel. De warmtepompsystemen met grondboringen worden geïnstalleerd in de woningen die momenteel de laagste
ruimteverwarmingsvraag
hebben,
of
die
gerenoveerd
worden.
Het
gemiddelde
installatierendement bedraagt 322% (incl. afgifte-, regel- en distributierendement). In de berekening van de CO2-reductie wordt uitgegaan van aanwenden van grijze stroom (Belgische elektriciteitsmix 2011) voor de werking van de warmtepomp. De economische levensduur wordt op 15 jaar gezet.
74
Vlaams Energieagentschap (2011), Actieplan van het Energierenovatieprogramma 2020 voor het Vlaamse woningbestand, VEA, beschikbaar op: http://www.vlaanderen.be/nl/publicaties/detail/c0‐ actieplan‐ voor‐ het‐ energierenovatieprogramma‐ 2020‐ voor‐ het‐ vlaamse‐ woningbestand‐ monitoring‐ rapport
84
Overzicht van de acties voor de sector huishoudens Hieronder worden de acties opgelijst die uit het participatietraject en de stand van zaken van het huidige beleid zijn gekomen rond maatregelen in de sector huishoudens. De opgestarte actie kaderen vooral rond financiële stimuli en het inschakelen van expertise van andere organisaties. De nieuwe ideeën richten zich daarentegen meer op het organiseren van collectieve acties zoals energiescan en samenaankoop. Ook het verbeteren van de financiële stimuli
1
2
AR.006
AR.011
FRGE aansluiting ( Fonds ter
Een kredietlijn ter beschikking voor
Reductie van de Globale
onze burgers voor het uitvoeren van
Energiekost).
energiebesparende maatregelen.
Renovatiepremies voor het
Vilvoorde wordt gekenmerkt door
woonpatrimonium in het
een verouderd woonpatrimonium.
handelscentrum
De dienst huisvesting zal het
Status
Maatregel
actie
Omschrijving
Titel actie
ID
n°
vanuit de stad komen naar voor in de ideeën.
MH
Opgestart
MH
Opgestart
MH
Opgestart
MH
Opgestart
MH
Opgestart
initiatief nemen om de eigenaars van deze woningen te contacteren en te stimuleren om te vernieuwen. Hiertegenover staat een globale renovatiepremie indien aan de eisen wordt voldaan. Bijkomend kan extra financiële ondersteuning worden bekomen voor dakisolatie, super isolerend glas, muurisolatie, gevelrenovatie en vloerisolatie. Deze premies gelden in afwachting van nieuwe reglementen rond energiebesparing (die dan geldig zijn voor alle inwoners en niet louter deze die gevestigd zijn in het centrum van de stad). 3
AR.013
Belasting op verkrotting en verwaarlozing
4
AR.004
Duurzame woonwijk
De Kodak-site werd geselecteerd
"Groenloo'
voor de ontwikkeling van een nieuwe duurzame woonwijk.
5
AR.018
Expertise van de provincie
Bij De opmaak van ieder ruimtelijk
Vlaams-Brabant ter
uitvoeringsplan zorgt een expert
85
voor de insteek op het vlak van
uitvoeringsplan
duurzaamheid en meer specifiek
Status
Maatregel
actie
Omschrijving
Titel actie
n°
ID
ondersteuning: Ruimtelijk
duurzaam bouwen. Deze expert wordt tevens betrokken Bij De ontwikkeling van De nieuwe duurzame woonwijk Groenloo (geselecteerd door het Lerend Netwerk duurzame Wijken) 6
AR.020
Expertise van de provincie
De voortgang van het
Vlaams-Brabant ter
stadsvernieuwingsproject 4
ondersteuning:
Fonteinen wordt opgevolgd door
stadsvernieuwingsproject 4
een kwaliteitskamer. De expert DuBo
Fonteinen
van Dialoog vzw zetelt in deze
MH
Opgestart
MH
Idee
MH
Idee
MH.12
Idee
MH.01
Idee
MH.01
Idee
Kwaliteitskamer. 7
AR.017
Thermografische scan
Thermografische kaart beperkt zich tot dakisolatie. Door middel van een thermografische camera kan een woning worden onderworpen aan een volledig "thermografisch onderzoek". Kostprijs bedraagt 4000 euro.
8
AE.004
Energiefit-sessies
Eandis organiseert energie sessies voor eigenaars en huurders die energie willen besparen.
9
AR.001
Energiejagers (BBL):
Reeds gekende projecten worden
energiebesparing
opnieuw opgestart. Groepjes van
ondersteunen
gezinnen volgen hun energieverbruik op, wisselen ervaring uit over energiebesparende maatregelen, waarbij ze kunnen rekenen op de deskundige ondersteuning van een energiemeester. Een te behalen energiebesparing word voorgesteld
10
AR.002
Thermografische kaart
Opmaak van een thermoscan/warmtekaart voor daken over het hele grondgebied of voor heel Vilvoorde
11
AR.003
Energiepremies isolatie,
Opnieuw invoeren van
86
AR.007
isolatiepremies voor diverse
doelgroep.
doelgroepen en nieuwbouw
Opvolging verplichte
Wordt opgevolgd op vraag van de
dakisolatie bij
huurder
Status
Maatregel
actie
Omschrijving
Titel actie
ID
n° 12
doorgedreven per
MH.01
Idee
MH
Idee
MH.07
Idee
MH.07
Idee
MH
Idee
Samenaankopen op wijkniveau,…
MH
Idee
(nieuwe wijk Matexi) (zou voorbeeld
MH
Idee
MH
Idee
MH
Idee
MH
Idee
MH
Idee
huurwoningen. 13
AR.008
Samenaankoop.
14
AR.009
Inter-Vilvoorde activeren
Organiseren van een samenaankoop.
voor het isoleren van hun woningen 15
AR.026
Afbraak en vernieuwen
Oud patrimonium afbreken en
bestaand patrimonium.
nieuwe wijk bouwen. Lintbebouwing en zonevreemd woningen komen niet in aanmerking. Bouwen in de hoogte.
16
AR.030
Groendaken
Omwille van het verkoelende effect in de zomer (dus: minder airco)
17
AR.031
Concept Kyoto in het Pajottenland uitrollen in Vilvoorde.
18
AR.033
Wijk 4fonteinen
kunnen zijn) 19
AR.034
Vermindering onroerende voorheffing bij goede EPC.
20
AR.035
Beter overzicht van bestaande premies en wie ervoor in aanmerking komt.
21
AR.036
De eigenaars van huurwoningen laten isoleren.
22
AR.022
Expertise van de provincie
De woningen die de Inter-Vilvoordse
Vlaams-Brabant ter
verkoopt, worden waar mogelijk
ondersteuning van dossier
naar een grondige en afdoende
Inter-Vilvoordse.
renovatie begeleid.
Tabel 13: Acties huishoudens volgens dalende gesorteerd volgens opgestart en idee
87
5.3.3
Handel en diensten
Onder handel en diensten zijn volgende doelgroepen begrepen: handelszaken, hotels: hotel & restaurants, kantoren en administratie, maatschappelijke dienstverlening en gezondheidszorg, andere gemeenschaps-, persoons- en sociale dienstverlening en onderwijs. Van de 10 maatregelen die berekend en geformuleerd worden springt ‘balansventilatie en schuifdeuren’ (MT.06) eruit door zijn groot reductiepotentieel van 3,0 kton CO2e of 30% van de reducties in de sector handel en diensten. Ook hier kan de renovatie van 6 voorbeeldgebouwen ( maatregel MT 13) een belangrijke rol spelen om deze sector aan te tonen dat het kan en een voordeel oplevert. De 8 andere maatregelen betreffen energie besparende ingrepen aan gebouwen en technieken. Vanuit het participatietraject zijn flankerende maatregelen geformuleerd. De sector handel en diensten is met 30,9% de tweede grootste sector naar totale emissies toe. Het totale pakket reductiemaatregelen van het klimaatactieplan bedraagt 22,5% (34,7 kton CO2e). Hiervan neemt de sector handel en diensten 6,5%-punten (10 kton CO2e) voor zijn rekening. Dat is bijna evenveel als de sector huishoudens die 11,7 kton CO2e reducties op zich neemt. Overzicht van de maatregelen Handel & Diensten 800 MT.07
700 600
MT.06
Kostenefficiëntie
500
MT.01 MT.10 MT.09
400
MT.13
MT.08 300 MT.02
200 100 0 0
1
2
3
MT.03 MT.14 4
5
-100 -200 -300 X Factor
Figuur 42: Bubble graph sector handel en diensten: combinatie balans en schuifdeuren (MT.06) als meest aantrekkelijke maatregel, gevolgd door Verlichting reduceren (MT.07) en renovatie van voorbeeldgebouwen (MT.13).
88
MT.06
2
MT.02
3
MT.07
4
MT.03
5
MT.09
Combinatie balansventilatie & schuifdeuren bij handelszaken (25% v.d. handel en diensten) Renovatie bestaande gebouwen: Cluster van maatregelen ter reductie van verbruik HVAC en verlichting (10% v.d. sector) Verlichting reduceren van 52 W/m2 naar 20 W/m2 (50% v.d. handel en diensten) Verwarmingsinstallatie: Plaatsen van warmtepomp bij renovatie (5% v.d. handelaars) Enkel glas vervangen door dubbel glas (15% v.d. handelaars)
X-factor
(€/ton)
reductie (kton) Kostenefficiëntie
Jaarlijkse CO2e -
Geprojecteerd -
Maatregel
ID
n° 1
3,0
401
4,1
1,3
69
3,4
1,0
599
3,9
0,9
-97
4,0
0,9
275
3,1
0,8
384
3,7
0,8
340
4,2
0,6
406
3,7
0,6
234
3,7
0,3
-74
3,9
Reductie van het energieverbruik van de handel en diensten met 6
MT.10
5% door monitoring en optimalisatie technieken (25% v.d. handel en diensten)
7
MT.13
8
MT.01
9
MT.08
10
MT.14
Renovatie van voorbeeldgebouwen (stad/school/bedrijf) naar lage-energie standaard (30 kWh/m2) (5 scholen + 1 rusthuis) Reductie emissies stedelijke diensten tegen 2020 (20%) Bijkomende isolatie van alle gedeeltelijk geïsoleerde daken (25% v.d. handel en diensten) Stedelijke openbare verlichting: Reductie openbare verlichting tegen 2020 (50%) Tabel 14: Maatregelen huishoudens volgens dalende x-factor
(MT.06) Combinatie balansventilatie & schuifdeuren bij handelszaken (25% van de handelaars) Combinatie van balansventilatie en schuifdeuren bij één vierde van de sector: deze maatregel combineert de twee volgende maatregelen.
Plaatsen van schuifdeuren bij de handelszaken: deze vervangingsmaatregel zorgt ervoor dat veel minder warmte verloren gaat aan de ingang van winkelruimtes, echter zonder dat het winkelcomfort daardoor merkbaar vermindert. Dit gebeurt door het vervangen van luchtgordijn door schuifdeuren.
Balansventilatie bij de handelszaken: deze maatregel voorziet in gecentraliseerde aan‐ en afzuiging van de ventilatielucht met warmterecuperatie door middel van een centraal geplaatst warmteterugwintoestel. Het vals plafond in de winkel kan bv. dienen als plenum.
De economische levensduur van de gecombineerde maatregel wordt op 15 jaar gezet.
89
(MT.02) Renovatie bestaande gebouwen: Cluster van maatregelen ter reductie van verbruik HVAC en verlichting 10% van de sector) Het betreft hier maatregelen zoals isolatie, zonwerende beglazing, mechanische ventilatie of natuurlijke ventilatie, condenserende ketel, compressiekoelmachine en ventilo-convectoren voor verwarming en koeling, zonneboilers en energiezuinige verlichting met aanwezigheidsdetectie en daglichtsturing. De maatregel is berekend op 10% van het oppervlakte van alle gebouwen in de sector. De economische levensduur wordt op 15 jaar gezet, minder dan bij woningen omdat niet‐ residentiële gebouwen sneller verbouwd of vervangen worden.
(MT.07) Verlichting reduceren van 52 W/m2 naar 20 W/m2 (50% van de volledige sector) Deze maatregel voorziet in vervanging van de verlichting in alle gebouwen van de sector Handel en diensten waardoor er een reductie in energiegebruik van gemiddeld 52 W/m2 naar 20 W/m2 gerealiseerd kan worden. De economische levensduur wordt op 15 jaar gezet.
(MT.03) Verwarmingsinstallatie: Plaatsen van warmtepomp (lucht of grond-gekoppelde) bij renovatie (5% van de sector) Deze maatregel is eveneens overgenomen uit de LNE-tool ter ondersteuning van het Burgemeestersconvenant. Hij voorziet in de plaatsing van bijkomende warmtepompen voor 5% van het oppervlakte van alle gebouwen in de sector. De warmtepompen hebben een gemiddeld installatierendement van minimaal 322%, inclusief afgifte-, regel- en distributierendement. De economische levensduur wordt op 15 jaar gezet. Een verdere vermindering van de klimaatimpact wordt bekomen door gebruik te maken van groene stroom om de warmtepomp aan te drijven. Er wordt nu vanuit gegaan dat voor 100% van de installaties grijze stroom werd gebruikt. De aankoop van groene stroom door particulieren valt niet onder de SEAP en zou worden opgenomen in de sector ‘energie’.
(MT.09) Enkel glas vervangen door dubbel glas (15% van de sector) Voor deze maatregel wordt aangenomen dat de glasoppervlakte in niet‐ residentiële gebouwen 15% bedraagt van de vloeroppervlakte, en dat de maatregel uitgevoerd wordt in 15% van het betreffende gebouwenbestand. 80% van de warmteverliezen door het glas kunnen worden vermeden door de beoogde vervanging (Ug-waarde van gemiddeld 5,8 naar 1,1 W/m2.K). Er wordt eenzelfde energiebesparing voor verwarming ingerekend per m2 glasoppervlakte, zoals afgeleid voor de residentiële sector. Positieve effecten op de koelvraag door lage‐ g‐ glas worden voorlopig niet meegerekend omdat hier te
diverse, gevalafhankelijke ontwerpparameters meespelen. De economische levensduur wordt op 25 jaar gezet.
90
(MT.10) Monitoring & visualisatie energieverbruik Handel & Diensten (25% van de sector) Monitoring: Deze maatregel bevat de installatie van meetapparatuur op elektriciteit, gas en eventueel andere. Via intelligente, aanstuurbare stopcontacten kunnen de grootste verbruikers continue gemonitord worden. Slimme, zelflerende software is reeds beschikbaar en herkent na een korte periode het typische stroomverbruik van diverse toestellen. Visualisatie: De data die met de monitoring gecapteerd wordt, kan via diverse kanalen (site, dashboard, pc, tablet, smartphone) verspreid worden. Onnodig verbruik en foutieve sturingen kunnen zo sneller opgespoord worden en toestellen kunnen van op afstand aan en uit gezet worden. Deze toestellen worden steeds goedkoper. Een typische logger voor elektriciteit met 6 draadloze, aanstuurbare stopcontacten voor de grootste verbruikers en bijhorende visualisatie software is beschikbaar voor minder dan 300€. Er wordt aangenomen dat deze maatregel gemiddeld een energiebesparing oplevert van 10%.75 Omdat hiermee ook investeringen in specifieke installaties gepaard gaan, wordt de economische levensduur op 20 jaar gezet.
(MT.13) Renovatie van voorbeeldgebouwen stad/school/bedrijf) naar lage-energie standaard (30 kWh/m2) (5 scholen + 1 rusthuis) Deze maatregel voorziet in een ingrijpende renovatie van een bestaand gebouw naar lage energie standaard (netto-energiebehoefte verwarming 30 kWh/m2). De economische levensduur wordt op 25 jaar gezet. De renovatieprojecten gelden als voorbeeldprojecten (good practices), waarrond een duidelijke communicatie en sensibilisatie kan gebeuren.
(MT 1) Reductie emissies stedelijke gebouwen met 20% tegen 2020 Zie stedelijke diensten
(MT.08) Bijkomende isolatie van alle gedeeltelijk geïsoleerde daken (25% van de sector) De maatregel voorziet in de plaatsing van bijkomende isolatie om zodoende een U-waarde van maximaal 0,3 W/m2.K te bereiken. Om hieraan te voldoen moet je ongeveer, afhankelijk van de opbouw van de constructie, 14 cm isolatie plaatsen met een λ-waarde van 0,04 W/m.K (bv. minerale wol). De economische levensduur wordt op 25 jaar gezet.
75
Expertenpanel 2013: Thematische cel Gebouwen LKN2030 91
(MT 14) Reductie emissies openbare verlichting met 50% tegen 2020 Zie stedelijke diensten Overzicht van de acties voor de sector handel en diensten Hieronder worden de acties opgelijst die uit het participatietraject en de stand van zaken van het huidige beleid zijn gekomen rond maatregelen in de sector handel en diensten. De actie kaderen vooral rond financiële stimuli (AR.027) en rond duurzame verlichting (AR.010 en AR.028). Duurzame openbare verlichting is zelfs al opgestart. Ook energiemonitoring binnen de stedelijke diensten werd al opgestart net zoals de deelname aan de ludieke ‘nacht van de duisternis’.
1
AA.007
Nacht van de
Tevens neemt de stad jaarlijks het
duisternis
sensibiliserend initiatief “Deelname aan de
Status
Maatregel
actie
Omschrijving
Titel actie
ID
n°
Ook het lager zetten van de verwarming in de stedelijke gebouwen wordt hier aangehaald.
MT.14
Opgestart
MT.14
Opgestart
MT.01
Idee
MT.08
Idee
Nacht van de Duisternis” 2
AR.010
Duurzame openbare
Een actie in samenwerking met EANDIS. Er
verlichting
wordt een masterplan openbare verlichting opgemaakt. De eerste workshop vond plaats op 19 juni 2014, de volgende op 17 oktober 2014. Doelstelling is een afgehamerde missie en een visie waarop het stedelijk OV-beleid kan geënt worden. Op basis daarvan worden concrete strategieën voor de deelruimtes uitgewerkt. Op vlak van vermindering van energie bedraagt de doelstelling 50%.
3
AE.001
Verwarming
Overal dus ook in stadsgebouwen, scholen,
permanent 1°C lager
sporthal,…
zetten. 4
AR.027
Isolatiepremies voor
(i.t.t. heden: premies zijn voor eigenaars)
handelaars. 5
AR.028
Relighting.
MT.07
Idee
6
AR.029
Winkeldeuren
MT.06
Idee
MT.13
Idee
gesloten houden. 7
AR.032
Het nieuwe
(zou voorbeeldgebouw kunnen zijn)
zorgcentrum van het OCMW
92
AE.007
Energiemonitoring
Energiemonitoring bestaat momenteel uit
MT.01
Status
Maatregel
actie
Omschrijving
Titel actie
ID
n° 8
Opgestart
het maandelijks opvolgen van energieverbruiken in de stedelijke gebouwinfrastructuur. Sinds begin 2012 werd gestart met de opmaak van een nulstaatmeting voor energieverbruik in de stedelijke gebouwinfrastructuur. Bedoeling van deze nulstaatmeting is om de startreferentie verbruiken te meten en te inventariseren en over een langere periode hier in eerste instantie de meest energieverslindende gebouwen uit te halen waarna er gericht voorstellen kunnen worden geformuleerd omtrent welke gebouwen prioritair op de lijst dienen te komen om op energetisch vlak te optimaliseren. Tabel 15: Acties huishoudens volgens dalende gesorteerd volgens opgestart en idee
93
5.3.4
Lokale energieproductie
Het opschalen van hernieuwbare energie in Vilvoorde met behulp van zes maatregelen staat in voor 5,7%-punten (8,8kton) van de 22,5% (34,7 kton) reductiemaatregelen voor 2020. Hernieuwbare energieproductie wordt vaak gezien als dé oplossing voor het terugdringen van de CO2e-emissies. De feiten leren ons dat hernieuwbare energieproductie slechts een deel van de oplossing kan zijn. De sectoren huishoudens en handel & diensten tonen aan dat tegelijkertijd ook de vraag naar energie moet gereduceerd worden. Dat is ook het economisch meest voordelige: elke kWh die wordt bespaard is een kWh die nooit meer moet worden betaald. Hoewel de mogelijkheden voor grootschalige productie enigszins beperkt zijn, is er wel degelijk potentieel om de hernieuwbare energieproductie op het grondgebied Vilvoorde te ontwikkelen. Al dan niet met participatie van burgers. Er zijn twee maatregelen geformuleerd die samen 16% (5,6 kton) van de totale emissiereductie tegen 2020 realiseren:
ME.03: Zonneboilers voor handel en diensten = 3,0 kton (1,9%)
ME.04: bouw van 3 windturbines = 2,6 kton (1,7%)
Naast bovenstaande hernieuwbare energievormen zal ook ingezet worden op het stimuleren van fotovoltaïsche zonne-energieproductie (PV-cellen) en zonneboilers bij huishoudens. De stedelijke diensten zullen ook 100% van hun elektriciteit groen aankopen in plaats van slechts 50%
94
Overzicht van de maatregelen Energie 500 ME.02 400 ME.04 ME.07
Kost Efficiëntie
300
200 ME.01 100 ME.08 ME.03 0
-100
-200 0
1
2
3
4
5
X-factor
Figuur 43: Bubble graph sector lokale energieproductie: plaatsen windturbines (ME.04) als meest aantrekkelijke
1
ME.03
2
ME.04
3
ME.01
4
ME.02
5
ME.08
6
ME.07
Zonneboilers Handel & Diensten (10% dakopp. Handel en
X-factor
(€/ton)
reductie (kton) Kostenefficiëntie
Jaarlijkse CO2e -
Geprojecteerd -
Maatregel
ID
n°
maatregel, gevolgd door PV-cellen bij handel en diensten (ME.02) en PV-cellen bij particulieren (ME.01).
3
-40
3,6
Bouw 3 windturbines - 3MWe/stuk
4
213
3,6
PV-cellen bij particulieren (10% v.d. huishoudens)
2
67
3,8
1
366
4,0
1
0
3,5
0
280
4,0
diensten)
PV-cellen gebouwen handel en diensten (10% dakopp. Handel en diensten) Aankoop 100% groene stroom door stedelijke diensten i.p.v. 50% Zonneboiler huishoudens (200 huishoudens) Tabel 16: Maatregelen lokale energieproductie volgens dalende x-factor
95
(ME.03) Zonneboilers Handel & Diensten (10% dakoppervlakte van de sector) Deze maatregel voorziet in de plaatsing van zonneboilers op 10% van de niet‐ residentiële dakoppervlakte in Vilvoorde. Kostenmatig wordt er gerekend zonder subsidies. Alhoewel deze maatregel op het eerste zicht weinig zinvol zou kunnen lijken, is er wel degelijk potentieel door volgende toepassingen:
Tertiaire functies waar er een behoefte is aan sanitair warm water: ziekenhuizen, zwembaden, sportcentra,...
Inzetten van de zonneboilers voor ruimteverwarming. Dit kan eventueel gepaard gaan met tijdelijke opslag in buffervaten tot zelfs seizoensgebonden opslag van de warmte in de grond of in buffervaten, en desgevallend ook met koppeling aan een warmtenet.
(ME.04) Bouw windturbines 3 stuks van 3MWe In Vilvoorde moeten hier nog mee van start worden gegaan. Er is een potentiële inplantingszone voor windmolens langsheen de oevers van het Insteekdok (zijde E.ON). Het stadsbestuur heeft hieromtrent evenwel nog geen concrete plannen. In de huidige omstandigheden mag worden aangenomen dat deze inplanting mogelijk zal zijn.
(ME.01) PV-cellen bij particulieren (10% van de huishoudens) Deze maatregel is berekend aan de hand van de LNE-tool ter ondersteuning van het Burgemeestersconvenant. Hij voorziet in de plaatsing van zonnepanelen bij 10% van de huishoudens in Vilvoorde. Er wordt 5 kWpiek gemiddeld vermogen voorzien per installatie.
(ME.02) PV-cellen gebouwen handel en diensten (10% opp. Handel en diensten) Deze maatregel voorziet in de plaatsing van zonnepanelen op 10% van de niet‐ residentiële dakoppervlakte in Vilvoorde, inbegrepen industriële gebouwen.
(ME.08) Aankoop van 100% groene stroom door de stedelijke diensten in plaats van 50% De stedelijke diensten kochten tot en met 2011 maar voor 50% groene stroom aan. Deze maatregel staat los van de 20% reductiedoelstelling (MT.01) van de totale stedelijke diensten. Hoewel dit een stap in de goede richting is, is het te kort door de bocht om op deze manier de reductiedoelstellingen te behalen. Dit zou steden die nog geen groene stroom kochten een voordeel geven.
96
(ME.07) Zonneboiler huishoudens (200 huishoudens) Deze maatregel voorziet in de installatie van een zonneboiler van 4 m2 voor sanitair warm water bij 200 gezinnen tegen 2020, ter vervanging van een aardgasketel. Uitgaande van de inschatting van de VEA 76 dat de zonneboiler gemiddeld instaat voor 50% van de behoefte aan sanitair warm water, komt dit neer op een gemiddelde besparing per woning van 1.875 kWh tegen 2020. De economische levensduur wordt op 20 jaar gezet. Overzicht van de acties voor de sector lokale energieproductie Hieronder worden de acties opgelijst die uit het participatietraject en de stand van zaken van het huidige beleid zijn gekomen rond maatregelen in de sector lokale energieproductie. Er zijn nog geen opgestarte acties die kaderen in lokale energieproductie. De nieuwe ideeën richten zicht vooral op het collectief aanpakken van deze uitdaging met groepsaankopen of een energiecoöperatie. Er wordt ook geopperd om de stedenbouwkundige verordeningen aan te passen
1
AE.014
Pilootprojecten opstarten
Rond het installeren van
Status
Maatregel
actie
Omschrijving
Titel actie
ID
n°
of subsidies hier verder voor uit te breiden. Windenergie komt specifiek vaak aan bod.
ME
Idee
ME
Idee
ME
Idee
ME
Idee
ME
Idee
ME.04
Idee
zonnepanelen. Eventueel op de site Kastanjelaar. Liefst ook op openbare gebouwen (school, …) 2
AE.015
energiecoöperatie oprichten
informeren! Organiseer bijvoorbeeld een infoavond i.s.m. Ecopower,…
3
AE.016
stedenbouwkundige
zodanig maken dat er sowieso
verordeningen aanpassen
meer ingezet kan worden op hernieuwbare energie
4
AE.017
Groepsaankopen organiseren
5
AE.002
Energiepremies stad
De stad kent premies toe voor alle
Vilvoorde
energiebesparende maatregelen. Zie voorbeeld site Brussel, thema energie, energiepremies
6
76
AE.003
Windmolenpark te Koningslo
Windmolenparken op een van de
(of elders)
terreinen van de stad. De stad kan
De energiewinstcalculator van het Vlaams Energie Agentschap.
97
Status
Maatregel
actie
Omschrijving
Titel actie
ID
n°
een lagere verkoopprijs of pachtprijs hanteren 7
AE.005
Eigen energiepark
Omvormen van de energiecentrale
ME
Idee
ME.01
Idee
ME.04
Idee
ME.04
Idee
naar een biomassacentrale of dergelijke 8
AE.009
Zonne- energie
Zonne energie opwekken in combinatie met wind (zie ME.003) om voldoende te voorzien in gas en elektriciteitsbehoefte.
9
AE.010
Vilvoordenaars (!) investeren
coöperatieven oprichten (of
in windturbines
samenwerken met) om er voor te zorgen dat bewoners mee investeren, zodat het 'onze' windmolens zijn.
10
AE.011
Kijken naar de rendabiliteit en plaats om zoveel mogelijk windturbines te plaatsen.
11
AE.012
Warmtenetten PB Gelatins.
ME
Idee
12
AE.013
Zonnepanelen op openbare
ME.02
Idee
gebouwen en scholen (voorbeeldfunctie) en op EON bedrijfsterrein. Tabel 17: Acties lokale energieproductie gesorteerd volgens opgestart en idee
5.3.5
Mobiliteit
Mobiliteit is de derde grootste sector naar CO2e-emissies (25%) op het grondgebied van Vilvoorde en is vergelijkbaar met huishoudens (31%) en handel en diensten (31%). Personenwagens hebben door hun klassieke verbrandingsmotoren nu eenmaal een zeer belangrijke impact op de hoeveelheid CO2 die in de lucht terecht komt. De belangrijkste conclusie is om milieuvriendelijkere voertuigen, fietsen en wandelaars meer te verwelkomen in Vilvoorde. De technologieshift van wagens heeft de stad niet in de hand. Het stimuleren en faciliteren door in te zetten op elektrische laadpalen en het ontmoedigen van wagens met te grote emissies wel. Verduurzamen van mobiliteit draagt bovendien een belangrijke opportuniteit in zich: het kan Vilvoorde als stad, in al zijn facetten, aantrekkelijker en leefbaarder maken op termijn.
98
nog
De sector mobiliteit neemt in verhouding tot zijn bijdrage in de emissie uitstoot een kleiner deel van de reductiemaatregelen van het klimaatplan voor zich: 12,4% (4,3kton CO2e) van de totale reductie ten opzichte van de 25% (38kton CO2) die het bijdraagt aan de emissie uitstoot. De sector neemt 2,8%-punten (4,3kton CO2e) van de totale reductie van 22,5% (34,7 kton CO2) Van de acht maatregelen voor de sector mobiliteit omvatten de volgende twee maatregelen 65% van de beoogde 4,3 kton CO2e-reductie:
MM.02 : Modal shift van personenwagen naar fiets 1,03% (1,6 kton CO 2e)
MM.09 : Stimuleren van de technologieshift bij lokaal, gemotoriseerd verkeer 0,78% (1,2 kton CO2e)
De overige zes maatregelen reduceren telkens minder dan een 0,3%. Overzicht van de maatregelen Mobiliteit MM.08 MM.02
600 400 MM.09 200 0
Kost efficiëntie
MM.16 MM.13
MM.15 MM.01
-200 -400 -600 -800 MM.03 -1000 -1200 0
1
2
3
4
5
X-factor
Figuur 44: Bubble graph sector mobiliteit: Modal shift van personenwagens naar fiets (MM.02) als meest aantrekkelijke maatregel, gevolgd door een autoluw centrum (MM.08) en het effect van de lagere emissiefactoren (MM.09).
99
MM.13
2
MM.16
3
MM.08
4
MM.02
5
MM.09
6
MM.03
7
MM.01
8
MM.15
Vrijwillig charter voor bedrijven om de gemiddelde emissies van
X-factor
(€/ton)
reductie (kton) Kostenefficiëntie
Jaarlijkse CO2e -
Geprojecteerd -
Maatregel
ID
n° 1
0,1
0
4,4
0,6
55
4,3
Autoluwe zone in de Vilvoordse kernstad
0,5
527
4,3
Modal shift van personenwagen naar fiets (5% fiets)
1,6
499
4,2
18,2
0
3,7
0,4
-1055
3,6
0,0
0
3,1
0,4
0
2,8
hun wagenpark te beperken. (100% alle nieuwe bedrijfswagens) Goederenvervoer groeperen & samen laten transporteren (25% v.d. vrachtkilometers)
Lokaal verkeer (auto): stijging km + effect lagere emissiefactoren (MIRA EUR) Technologische shift naar elektrische voertuigen (2% v.d. personenkilometers) Reductie emissies stedelijke vloot tegen 2020 (20%) Mobiliteitsbudget voor werknemers in plaats van een duurdere bedrijfswagen (30% alle huidige bedrijfswagens) Tabel 18: Maatregelen mobiliteit volgens dalende x-factor
(MM.13) Vrijwillig charter voor bedrijven om de gemiddelde emissies van hun wagenpark te beperken. (100% alle nieuwe bedrijfswagens) Dit charter wordt voorzien door een werkgeversorganisatie en daagt bedrijven uit om de gemiddelde CO2-emissies van de nieuwe bedrijfswagens telkens 10 gram CO2/km lager te laten scoren dan de ambities van de Europese Unie, zijnde 130 gram CO2/km tegen 2015, 95 gram CO2/km tegen 2021.77
(MM.16) Goederenvervoer groeperen & samen laten transporteren: (25% v.d. vrachtkilometers) Deze maatregel voorziet in het groeperen van goederentransport om een duurzaamheids‐ en efficiëntieverhoging goederenvervoer
78
te
realiseren.
Dit
komt
grotendeels
door
faciliteren
van
collectief
met overslag aan de rand van de stad en distributie op maat met
milieuvriendelijkere en kleinschaligere vervoersmodi (elektrisch/fietstaxi…) naar en in de stadskern. Het programma voor de uitwerking hiervan start in 2016 en leidt stapsgewijs tot 25% reductie van de beïnvloedbare voertuigkilometers voor vrachtvervoer, dit wil zeggen al het verkeer op de
77 78
http://ec.europa.eu/clima/policies/transport/vehicles/cars/index_en.htm Zoals Citidepot of Bubble Post.
100
provinciale‐ , gemeentelijke‐ en gewestwegen, en 25% van het vrachtvervoer op de autosnelwegen. De nodige investeringen betreffen ook de bouw van een stedelijk overslagcentrum.
(MM.08) Autoluwe zone in de Vilvoordse kernstad Vilvoorde wenst het autoverkeer in de binnenstad terug te dringen door de inrichting van een uitgebreide autoluwe zone in het stadscentrum, waarbij vooral het doorgaand verkeer wordt geweerd door een aangepast circulatieplan. De nodige flankerende maatregelen moeten ervoor zorgen dat een autoluw centrum niet enkel leidt tot verplaatsing van het lokaal autoverkeer, maar dat er door de maatregel een effectieve daling wordt gerealiseerd in het aantal gereden autokilometers. Voor de impact van de maatregel wordt gerekend op een daling van het lokale autoverkeer op het grondgebied met 10% tegen 2020, wat neerkomt op ongeveer 5,9 miljoen vermeden autokilometers (10% van de autokilometers op de niet-genummerde wegen). Er werd hierbij vanuit gegaan dat er geen overlap is met maatregel MM 2 (Modal shift van auto naar de fiets). Het betreft een groep maatregelen die het autogebruik ontmoedigen, als volgt:
Afbakenen van autoluwe/autovrije gebieden;
Uitbaten van een beheerssysteem met camerabewaking;
Uitwerken van een signalisatieplan;
Doorvoeren van infrastructuuraanpassingen, bijvoorbeeld met betrekking tot circulatie, randparkings, ...;
Opstellen van aanvullende reglementen (regeling voor laden en lossen bij de winkels (uren, tonnages, voertuigafmetingen), regeling brandweer, reiniging, andere ... met inbegrip van uitzonderingen; bewoners parkeren niet meer gratis;
Uitwerken van begeleidende communicatie en gefaseerde invoering
(MM.02) Modal shift van personenwagen naar (5% v.d. personenkilometers) Cijfers79 tonen aan dat 15% van de afgelegde autokilometers ritten korter dan 8 km bedragen, afstanden die in de meeste gevallen perfect met de fiets zouden kunnen gebeuren. Daarbij komt
79
VITO transportation research
101
nog de evolutie van de elektrische fiets waardoor de fiets ook een waardig alternatief wordt voor langere afstanden. Gezien de beperkte omvang van het grondgebied van Vilvoorde en de aanwezigheid van een uitgebreide stadskern met tal van faciliteiten op korte afstand, wil de stad voor korte verplaatsingen inzetten op een modal shift van de auto naar de fiets als vervoersmiddel. Deze maatregel houdt in dat tegen 2020 5% van de afgelegde autokilometers op het grondgebied (snelwegen niet meegerekend) vervangen worden door verplaatsingen met de fiets (of te voet).
Enkele
aanbevelingen kunnen hierbij helpen.
Een bestuurlijk verankerd, integraal beleid waarbij geïnvesteerd wordt in bijkomende fietsvoorzieningen.
Algemeen
genieten
intensieve
fietsstromen
steeds
van
een
voorrangsregeling. Er wordt verder ingezet op een systeem van éénrichtingsstraten in (voor) stedelijk gebied zodat meer ruimte vrijkomt voor zacht verkeer. Andere deelmaatregelen zijn ‘vierrichtingengroen’ op kruispunten en een opgeschaald fietsparkeerbeleid. Bij dat laatste mag stalling niet ten koste gaan van de voetganger en dient de infrastructuur aangepast te zijn aan de functies en de bezoekers van die functies (duur van het parkeren, plaats van het parkeren, type fiets, type stalling).
Het verder ontmoedigen van doorgaand gemotoriseerd verkeer door het stadscentrum (zie ook MM.08).
Een aangepast parkeerbeleid met voldoende hoge parkeertarieven en doeltreffende park&ride‐ infrastructuur aan de stadsranden.
Fietsen wordt bijkomend aantrekkelijk gemaakt voor bedrijven en diensten door het verstrekken van fietsvergoedingen en het voorzien van geschikte infrastructuur: stallingen (veilig voor fiets en fietser, voldoende ruim bemeten voor fietskarren en bakfietsen, aanwezigheid van herstelkits); opfrisruimte (kleedruimte, douches, lockerroom, rek om natte kleren op te hangen, goed geventileerd, dicht bij ingang); combinatie met een openbaar vervoersabonnement
voor
regendagen.
informatiecampagne omtrent financiële‐
Dit
beleid
wordt
ondersteund
door
een
en gezondheidsvoordelen van fietsen. Het
management neemt een voorbeeldfunctie op.
(MM.09) Lokaal autoverkeer: stijging km + effect lagere emissiefactoren (MIRA EUR) Deze maatregel geeft eerder een “te verwachte tendens” die in het rekenmodel dient meegenomen te worden om de effecten van enerzijds de evoluties van afgelegde kilometers in het verkeer en anderzijds verbetering van de efficiëntie van wagens in te schatten. De gehanteerde achterliggende
102
cijfers komen uit het EUR-scenario van MIRA80, zoals eerder beschreven in Hoofdstuk 4. Dit scenario geeft indicatieve CO2-emissies voor nieuwe voertuigen in 2030. Na 2030 wordt er verondersteld dat die emissies niet verder dalen, maar wel dat na 10 jaar (2040) het voertuigenpark dermate vernieuwd is, dat de indicatie van 2030 overeen komt met die van een gemiddeld voertuig in 2040. Voor de toename van het autoverkeer wordt in dit scenario uitgegaan van een stijging met 13,3%. Een verbetering van de efficiëntie resulteert in een emissie van 60 gCO 2/km in 2030 voor nieuwe wagens. Deze maatregel heeft betrekking op de niet-genummerde wegen. De maatregel wordt ook maar deels meegenomen in de reducties voor 2020 gezien deze pas op kruissnelheid is in 2040.
(MM.03) Technologische shift naar elektrische voertuigen (2% v.d. personenkilometers) Deze maatregel voorziet in een aandeel van 2% van de kilometers met personenwagen die wordt gereden door elektrische wagens. Bij aandrijving van deze elektrische wagens met ‘grijze’ stroom resulteert dit in een aanname van 47 gCO2/km81. Ondanks de torenhoge verwachtingen rond elektrische mobiliteit is het aantal elektrische voertuigen op de Vlaamse wegen nog zeer beperkt. Voor België 82 waren er in 2011 162 elektrische voertuigen ingeschreven (0,003%) en tegen 2014 vertienvoudigde dit aantal tot 1.792 (0,032%). Een lokaal bestuur heeft weinig of geen impact op deze materie, behalve dan door het faciliteren van de plaatsing van bijkomende laadpalen, specifieke voorbehouden parkeerplaatsen… Dit zijn echter flankerende acties en leveren op zich geen rechtstreekse CO2e-besparing op. De flankerende acties zijn echter wel onontbeerlijk om op het grondgebied van Vilvoorde de beoogde modal shift van 2% tegen 2020 te realiseren. De stad wenst hier dan ook op in te zetten. Tal van onderzoeken hebben al aangetoond dat de autonomie van een elektrisch voertuig voor een groot deel van de bevolking geen probleem kan zijn. De kostprijs daarentegen is nog wel een significante drempel. Toch is het interessant om nu al pilootprojecten op te starten om ervaring op te doen met deze nieuwe voertuigcategorie. Dergelijke modal shift kan op verschillende manieren bekomen worden, en is ook afhankelijk van de referentiesituatie per gemeente (bijv. aanwezige infrastructuur, ‘autocultuur’,…). De investeringskost waarmee werd gerekend bevat de eenmalige
80
Wetenschappelijk rapport S2009 Transport: Referentie- en Europa- scenario Toekomstverkenning
MIRA 2009 81 82
VITO EmotionRoad (base scenario 2030) statbel.fgov.be: verkeer en vervoer - grootte van het voertuigenpark
103
aankoopkost van het voertuig. De kostprijs van infrastructuur (laadpalen, netwerk,…) werd niet meegenomen in de berekening.
(MM.01) Reductie emissies stedelijke vloot tegen 2020 (20%) Zie stedelijke diensten
(MM.15) Mobiliteitsbudget voor werknemers in plaats van een duurdere bedrijfswagen (30% alle huidige bedrijfswagens) Deze maatregel voorziet in het aanbieden aan werknemers van een mobiliteitsbudget in plaats van een bedrijfswagen. Aan de hand van studies bij enkele bedrijven in het arrondissement HalleVilvoorde83 blijkt dat van werknemers die over een bedrijfswagen beschikken 80% met de wagen komt. Na invoering van een mobiliteitsbudget bedroeg dit nog 50%. Aangezien de werknemer hetzelfde budget krijgt is er geen meerkost aan deze maatregel verbonden. Weerstand resulteert eerder uit (de perceptie van) een verlaging van het comfortaspect. De maatregel wil bedrijven, via een vrijwillig charter duurzame mobiliteit, aansporen om op een creatieve manier het woon-werkverkeer van hun werknemers te verduurzamen en de CO 2-impact hiervan te verkleinen.
(MH.10) Energiescans bij huishoudens (Zilverpunt) - (400 wooneenheden per jaar) Deze maatregel voorziet in het uitvoeren van 2000 energiescans verspreid over 5 jaar. Dat houdt in dat 400 woningen dergelijke scan elk jaar zouden moeten krijgen. Uit voorgaande energiescans is gebleken dat deze een gemiddelde besparing van 85 kWh elektriciteit en 294 kWh84 gasverbruik kunnen initiëren zonder zware investering. Deze scans zijn gebudgetteerd aan 180€/scan. Overzicht van de acties voor de sector mobiliteit Hieronder worden de acties opgelijst die uit het participatietraject en de stand van zaken van het huidige beleid zijn gekomen rond maatregelen in de sector mobiliteit. De opgestarte actie kaderen vooral rond sensibiliserende maatregelen (week van de mobiliteit, schoolstraat, bike to work…) en infrastructuurprojecten (trage wegen, fietsenstallingen in de wijk, aanleg van fietspaden…). De nieuwe ideeën richten zich op het vergroten van het fietsgebruik door
83
Studie 2012 (Artoos, Boss Paints, Kluwer, KBC, Your Mover) op initiatief VOKA Halle-Vilvoorde en Mobiel21 met middelen Pendelfonds 84
Ecohuis Antwerpen
104
fiscale stimuli voor fietsen en ontrading voor gebruik van de wagen. Er werden ook veel maatregelen
Omschrijving
Mobiscan/Cleantech
Opgestart
MM.08
Opgestart
Aanleg fietspaden.
MM.02
Opgestart
De stad Vilvoorde neemt jaarlijks
MM
Opgestart
MM
Opgestart
MM.08
Opgestart
MM.02
Opgestart
MM
Opgestart
MM.02
Opgestart
MM.03
Opgestart
actie
MM.01
Titel actie
Status
AM.014
Maatregel
1
ID
n°
rond een autoluw stadscentrum voorgesteld.
Opmaak inventaris van het stedelijk wagenpark en analyse van mogelijke opties om bij vernieuwing te opteren voor alternatieve voertuigen op elektriciteit, CNG of aardgas.
2
AM.015
Planning vernieuwing
Omvat om. de doelstelling om het
handelscentrum
centrum meer autoluw te maken, sluipverkeer te ontraden en het gebruik van de stadsparkings te stimuleren.
3
AM.016
Bevorderen infrastructuur van de zwakke weggebruikers
4
AM.017
Week van de Mobiliteit
deel aan De Week van de Mobiliteit teneinde een breed maatschappelijk draagvlak te creëren voor een duurzame mobiliteit. 5
AM.018
Stimuleren van autodelen
Jaarlijks wordt op de autoloze zondag een informatiestand georganiseerd rond autodelen.
6
AM.019
Belasting op parkeren
Via een belasting op parkeren wordt het autogebruik in het stadscentrum ontmoedigd.
7
AM.020
Fietsstallingen in de wijk
Voldoende fietsstallingen voorzien. Installeren van fietskluizen. Ook de burgers betrekken bij de besluitvorming hierrond.
8
AM.021
Derdebetalerssyteem voor duurzame vervoersmodi.
9
AM.022
Schoolstraat
Fietsvrij maken van de straat van de school bij begin en het einde van de schooldag.
10
AM.005
Oplaadpunten voor elektrische wagens en fietsen.
105
actie
Kinderen van het lager onderwijs
Status
Fietsbrevet.
Maatregel
AM.006
Omschrijving
Titel actie
ID
n° 11
MM.02
Opgestart
MM.02
Opgestart
MM.01
Opgestart
leren fietsen in de stad. 12
AM.008
Trage wegen
Trage wegen in kaart brengen en missing links herstellen in het netwerk met het participatietraject.
13
AM.009
Bike to Work
Stad Vilvoorde doet mee met bike-to-work en maakt promotie bij andere bedrijven.
14
AM.011
Blue Bikes
Fietsverhuur voorzien, 1€ /dag
MM.02
Opgestart
15
AM.012
Herziening mobiliteitsplan
(doel: autoluw maken en hogere
MM.02
Opgestart
MM.01
Idee
MM.01
Idee
MM.02
Idee
MM.02
Idee
MM.01
Idee
MM.02
Idee
MM.08
Idee
MM.08
Idee
MM.02
Idee
MM.02
Idee
belasting op parkeren), moet ook rekening houden met de tram! 16
AM.002
Fietsstallingen bij alle
Fietsstallingen bij alle gebouwen
stadsgebouwen.
van de stad plaatsen en toegankelijk maken. Ook bij scholen.
17
AM.003
Douches plaatsen in
Plaatsen van douches in bestaande
stadgebouwen.
stadsgebouwen. Stimuleren van het fietsgebruik bij personeelsleden.
18
AM.004
Meer fietspaden in Vilvoorde.
In iedere wijk wordt een fietspunt opgericht op een strategische locatie.
19
AM.013
Stadsrandparking op de Catsite
20
AM.023
Thuis werken
Alle ambtenaren werken 1 dag per week thuis.
21 22
AM.024 AM.025
Stipter en beter openbaar
Gesprek met NMBS en De lijn
vervoer
opstarten.
Autovrije stad
Autovrije stad, enkel nog elektrische voertuigen in centrum.
23
AM.026
Communicatie zuinig rijden
Politie doet communicatie acties op evenementen om Vilvoordenaars zuinig te leren rijden.
24
AM.027
Cambio (i.p.v. firmawagens)
Minder particulier autogebruik door autodelen.
25
AM.028
Trein-werk uren mee in rekening brengen als
106
Status
Maatregel
actie
Omschrijving
Titel actie
ID
n°
werkuren. 26
AM.029
Personeel uit eigen streek
MM
Idee
MM.02
Idee
aannemen (gevolg: sowieso minder kilometers). 27
AM.030
Carpoolparkings aan
om van daaruit samen naar
ingangspunten en aan station
bedrijvenzone te rijden, bedrijvenbusje,…
28
AM.031
Shuttledienst
van station naar bedrijven
MM.02
Idee
29
AM.032
Fietstoegankelijkheid
betere en veiligere fietspaden,
MM.02
Idee
verbeteren
meer fietspaden,…
Vlootscan
Omschakelen naar duurzame
MM.09
Idee
MM.09
Idee
MM.02
Idee
MM.08
Idee
MM.08
Idee
MM.02
Idee
MM.02
Idee
MM.08
Idee
MM
Idee
MM
Idee
30
AM.033
brandstoffen (CNG, elektrisch,…) 31
AM.034
Meer CNG stations
als transitie waarbij fossiel aardgas geleidelijk wordt vervangen door opgewaardeerd biogas
32
AM.043
Communicatieplan rond het hip maken van de bus en fiets
33
AM.044
Prijs van de 2e parkeerplaats fors verhogen of afschaffen
34
AM.045
Middenveld activeren en inspraak organiseren rond de plaats die nu door parkeerplaatsen wordt ingenomen
35
AM.046
Visualiseren van de winst van
Ook de winst in euro’s.
andere vervoersmodi
bijvoorbeeld, hoeveel kost een ‘fietsbrood’ en hoeveel kost een ‘autobrood’: werkelijke kost van transport doorrekenen
36
AM.047
Fiets-o-strades voor lange afstanden
37
AM.048
Parkeerplaatsen ombouwen tot fietsstallingen
38
AM.049
Signaalborden installeren
Minstens aan de drukke haltes
voor De Lijn
voor wanneer de bus of tram komt
39
AM.050
Openbaar vervoer
Meer bussen en trams. Tot latere
interessanter maken
uren laten rijden. Sneldiensten
107
Status
Maatregel
actie
Omschrijving
Titel actie
ID
n°
inleggen. Aparte rijstroken voor bussen. Sociale correctie op de tarieven. 40
AM.052
Lussen maken in de
Werken met paaltjes om straten af
binnenstad voor doorgaand
te sluiten
MM.08
Idee
MM.03
Idee
MM.02
Idee
MM.02
Idee
MM.03
Idee
MM.08
Idee
MM.02
Idee
MM.02
Idee
MM.02
Idee
MM.02
Gepland
MM.02
Gepland
verkeer te weren 41
AM.035
Een voorkeursparking voor elektrische voertuigen, gecombineerd met laadpalen
42 43
AM.036 AM.037
Voorkeursparking voor
Minder particulier autogebruik
gebruikers van Cambio
door autodelen
Elektrische fietsen fiscaal interessant maken en sensibiliseren daarrond
44
AM.038
Laadpalen bij NNOF/Cargill? Samen gebruiken?
45
AM.039
Creatie van de ring rond het
het doorgaand verkeer niet door
centrum
Vilvoorde laten gaan, dus durven knippen van belangrijke assen
46
AM.040
Fietskluizen voor de bewoners in het centrum
47
AM.041
Geen fietspaden tussen de geparkeerde wagens en de woningen
48
AM.042
Groene corridors maken zodat het aangenamer fietsen is en wandelen
49
AM.007
Fietsschool voor volwassenen.
Volwassenen kunnen leren fietsen en een fietsexamen afleggen.
50
AM.010
Cambio en Autopia
Minder particulier autogebruik door autodelen
Tabel 19: Acties mobiliteit volgens dalende gesorteerd volgens opgestart en idee
108
5.3.6
Industrie
De CO2e-emissies van de sector Industrie bedragen slechts een derde (11%) ten opzichte van huishoudens (31%) en handel en diensten (31%). Het monitoren en optimaliseren van het energieverbruik van de in Vilvoorde gevestigde bedrijven staat voor 0,6%-punten (2 kton) van de 22,5% (34,7 kton) reductiemaatregelen voor 2020. Net zoals bij de sector handel & diensten gaat het hier om energiemonitoring. Op basis van gemeten gebruiksgegevens kunnen op een eenvoudige manier de nodige quick-wins worden gerealiseerd. Er zijn slecht drie maatregelen voor de sector industrie die variëren afhankelijk van de subsector.
MI.04 monitoring en optimalisatie – rest industrie = 0,8 kton (0,51%)
MI.02 monitoring en optimalisatie – voeding, drank en tabak 0,1 kton (0,04%)
MI.03 monitoring en optimalisatie – metaalverwerkend industrie 0,1% (0,03%)
Overzicht van de maatregelen Industrie 400
Kost efficiëntie
MI.04 MI.03
300
MI.02 200
100
0 0
1
2
3
4
5
X Factor
Figuur 45: Bubble graph sector industrie: alle maatregelen focussen op monitoring en optimalisatie. De Rest sector (MI.04) is de meest aantrekkelijke, gevolgd door voeding, drank en tabak (MI.02) en de metaalverwerkende
1
MI.04
2
MI.02
3
MI.03
Reductie energieverbruik industrie door monitoring & optimalisatie processen – Rest Industrie Reductie energieverbruik industrie door monitoring & optimalisatie processen - Voeding, dranken en tabak Reductie energieverbruik industrie door monitoring & optimalisatie processen – Metaalverwerkenden nijverheid
X-factor
(€/ton)
reductie (kton) Kostenefficiëntie
Jaarlijkse CO2e -
Geprojecteerd -
Maatregel
ID
n°
nijverheid (MI.03).
1
282
3,5
0
243
3,1
0
282
3,1
Tabel 20: Maatregelen industrie volgens dalende x-factor
109
(MI.02 – MI.09) Monitoring en optimalisatie De CO2-uitstoot van industrie (niet-ETS) is gerelateerd aan het energieverbruik. Er kan bijgevolg ingegrepen worden op twee parameters om de uitstoot te reduceren. Het energieverbruik kan gereduceerd worden (kWh) of het type energie (stroom of brandstof) dat verbruikt wordt kan “groener” worden gemaakt (CO2 per kWh). Het groener maken van het type energie in de sector industrie, binnen de beschikbare fossiele brandstoffen, is ver uitgeput. Zo is er sinds 1990 een shift merkbaar van steenkool en stookolie naar aardgas en elektriciteit 85. Idealiter wordt er zoveel mogelijk energie vervangen door hernieuwbare, maar aangezien die beperkt beschikbaar is binnen de stad, moet ten volle ingezet worden op optimalisatie van het energieverbruik. En een eerste noodzakelijke stap naar optimaliseren is monitoring. Om een inschatting te maken van de mogelijkheden die er zijn met monitoring en optimalisatie wordt gebruik gemaakt van ICARUS-4
86
, een databank waaruit per sector het technisch
reductiepotentieel op het energieverbruik, de investerings- en operationele kostprijs kan opgehaald worden. De sectoren waarvoor dit gebeurd is voor stad Vilvoorde zijn:
Voeding, dranken en tabak
Metaalverwerkenden nijverheid
Rest Industrie
Overzicht van de acties voor de sector industrie Hieronder worden de acties opgelijst die uit het participatietraject en de stand van zaken van het huidige beleid zijn gekomen rond maatregelen in de sector industrie. Net zoals voor de maatregelen is het moeilijk om voor deze sector algemene acties te formuleren. Er is slechts één actie naar boven gekomen die specifiek van toepassing is op de sector industrie en deze is ook al opgestart. Het gaat hier om een begeleidingstraject dat werd opgestart vanuit Europa om KMO’s te ondersteunen.
85
Energiebalans Vlaanderen 1990-2013 ICARUS-4 is een databank met rekentool van het Utrecht Centrum voor Energieonderzoek (UCE) (Alsema et al., september 2001). 86
110
AE.008
STEEEP: leer- en
STEEEP is een Europees project
begeleidingstraject (support
waarin gedurende 3 jaar (2014-
MI
& training for an excellent
2017) in totaal 630 Europese
energy efficiency
KMO’s worden begeleid om
performance).
energie-efficiënte maatregelen te
Status
Maatregel
actie
Omschrijving
Titel actie
ID
n° 1
Opgestart
realiseren en te komen tot een effectieve energiebesparing van minstens 10 – 15%. Implementatie van energiebesparende maatregelen – timing okt 2014 – febr. 2016. Start-audit 9 workshops rond diverse thema’s Opvolgen energieverbruiken via online platform + benchmarking Local Energy Community: samenbrengen van KMO’s om tot gezamenlijke opmaak van een energieplan te komen. Start: maart 2015. Tabel 21: Acties industrie volgens dalende gesorteerd volgens opgestart en idee
5.3.7
Landbouw en openbaar vervoer
De sector landbouw en openbaar vervoer zijn de kleinste van alle sectoren met respectievelijk 1,1% en 0,7% van de totale emissies in 2011. Voor deze laatste sectoren zijn geen aparte maatregelen uitgewerkt.
5.3.8
Resultaat klimaatmaatregelen SEAP 2020
De maatregelen uit het vorige hoofdstuk werden één voor één doorgerekend in het KMI. Alle maatregelen zijn hieronder opgelijst. Resultaat van de maatregelen Het totaaleffect van alle maatregelen samen is af te lezen in Tabel 22. 2011
2014
2016
2018
2020
111
Openbare
kton
% t.o.v.
mio
CO2e
CO2e
CO2e
CO2e
CO2e
CO2e
2011
€/jaar
48
45
42
40
38
48
44
42
40
17
17
17
Landbouw
2
2
Mobiliteit
39
Industrie
opbrengst / jaar
kton
1
diensten
reductie
kton
1
en
Jaarlijkse CO2e -
kton
1
Handel
reductie Geprojecteerd -
kton
1
Huishoudens
Jaarlijkse CO2e-
kton
1
verlichting
Geprojecteerd -
actieplan
Nulmeting
Resultaat met
Sector
0%
0
11
-22%
3
38
10
-21%
3
17
16
1
-5%
0
2
2
2
0
0%
0
38
37
36
35
4
-11%
1
0
-3
-5
-7
-9
9
155
143
135
128
120
34,7
Lokale energieprodu
1
ctie Jaartotalen
-22,5%
7
Tabel 22: Resultaat klimaatmaatregelen SEAP 2020. Tweejaarlijks overzicht per sector. De geprojecteerde reductie in 2020 t.o.v. 2011 wordt ook gegeven.
112
Overzicht van de 36 maatregelen De maatregelen worden hieronder in Tabel 23 opgelijst volgens afnemend aandeel CO2-e reductie potentieel. De som van al deze CO2-e reducties bedraagt 22,5% ten opzichte van de nulmeting
kton
Ton
€/
€
CO2e
jaar
nulmeting
mio
Aandeel t.o.v.
Jaarlijkse CO2e-
mio
reductie in 2020
Investering
€/
X-factor
Opbrengst/ Jaar
Kosten-efficiëntie
Maatregel
Sector / ID
n°
Vilvoorde in 2011.
%
Isolatie: Plaatsen van dakisolatie, 1
MH.01
aanpassen v.d. Isolatienormen (35% v.d.
329
3,1
1,9
14,1
5,8
3,75%
-40
3,6
-0,1
12,6
3,0
1,94%
401
4,1
1,2
4,4
3,0
1,91%
213
3,6
0,6
9,7
2,6
1,70%
262
3,0
0,7
10,2
2,6
1,69%
499
4,2
0,8
0,0
1,6
1,03%
67
3,8
0,1
16,0
1,6
1,01%
69
3,4
0,1
6,6
1,3
0,83%
0
3,7
0,0
0,0
1,2
0,78%
599
3,9
0,6
5,9
1,0
0,65%
-81
3,7
-0,1
11,3
1,0
0,65%
-97
4,0
-0,1
1,6
0,9
0,61%
275
3,1
0,2
2,7
0,9
0,59%
huishoudens) 2
ME.03
3
MT.06
Zonneboilers Handel & Diensten (10% dakopp. Handel en diensten) Combinatie balansventilatie & schuifdeuren bij handelszaken (25% v.d. handel en diensten)
4
ME.04
Bouw 3 windturbines - 3MWe/stuk Isolatie: Plaatsen van muurisolatie,
5
MH.02
aanpassen van de isolatienormen (15% v.d. huishoudens)
6
MM.02
7
ME.01
Modal shift van personenwagen naar fiets (5% fiets) PV-cellen bij particulieren (10% v.d. huishoudens) Renovatie bestaande gebouwen: Cluster
8
MT.02
van maatregelen ter reductie van verbruik HVAC en verlichting (10% v.d. handelaars)
9
MM.09
10
MT.07
11
MH.05
12
MT.03
Lokaal verkeer (auto): stijging km + effect lagere emissiefactoren (MIRA EUR) Verlichting reduceren van 52 W/m2 naar 20 W/m2 (50% v.d. handel en diensten) Isolatie: Plaatsen van betere beglazing huishoudens (9% v.d. huishoudens) Verwarmingsinstallatie: Plaatsen van warmtepomp bij renovatie (5% v.d. handelaars)
13
MT.09
Enkel glas vervangen door dubbel glas (15% v.d. handelaars)
113
ME.02
PV-cellen gebouwen handel en diensten (10% dakopp. Handel en diensten)
nulmeting
Aandeel t.o.v.
reductie in 2020
Jaarlijkse CO2e-
Investering
Opbrengst/ Jaar
X-factor
Kosten-efficiëntie
Maatregel
Sector / ID
n°
14
366
4,0
0,3
7,6
0,9
0,57%
88
4,2
0,1
4,8
0,9
0,56%
384
3,7
0,3
3,3
0,8
0,55%
282
3,5
0,2
0,0
0,8
0,51%
0
3,5
0,0
0,0
0,7
0,42%
340
4,2
0,2
2,4
0,7
0,42%
406
3,7
0,2
0,0
0,6
0,37%
234
3,7
0,1
2,4
0,6
0,36%
-1055
3,6
-0,4
4,4
0,4
0,26%
55
4,3
0,0
1,5
0,3
0,22%
0
2,8
0,0
0,0
0,3
0,21%
527
4,3
0,2
1,6
0,3
0,19%
-74
3,9
0,0
3,8
0,3
0,19%
269
4,4
0,1
0,4
0,3
0,17%
0
4,4
0,0
0,0
0,1
0,09%
Collectieve wijkrenovaties naar lage
15
MH.07
energie-standaard (60 kWh/m2) muurisolatie langs binnenzijde (250 Wijk Broek + 150 Inter-Vilvoordse) Reductie van het energieverbruik van de
16
MT.10
handel en diensten met 5% door monitoring en optimalisatie technieken (25% v.d. handel en diensten) Reductie energieverbruik industrie door
17
MI.04
monitoring & optimalisatie processen – Rest Industrie
18
ME.08
Aankoop 100% groene stroom door stedelijke diensten i.p.v. 50% Renovatie van voorbeeldgebouwen
19
MT.13
(stad/school/bedrijf) naar lage-energie standaard (30 kWh/m2) (5 scholen + 1 rusthuis)
20
MT.01
Reductie emissies stedelijke diensten tegen 2020 (20%) Bijkomende isolatie van alle gedeeltelijk
21
MT.08
geïsoleerde daken (25% v.d. handel en diensten)
22
MM.03
Technologische shift naar elektrische voertuigen (2% v.d. personenkilometers) Goederenvervoer groeperen & samen
23
MM.16
laten transporteren (25% v.d. vrachtkilometers) Mobiliteitsbudget voor werknemers in
24
MM.15
plaats van een duurdere bedrijfswagen (30% alle huidige bedrijfswagens)
25
MM.08
26
MT.14
27
MH.10
28
MM.13
Autoluwe zone in de Vilvoordse kernstad Stedelijke openbare verlichting: Reductie openbare verlichting tegen 2020 (50%) Energiescans bij huishoudens (Zilverpunt) (400 wooneenheden per jaar) Vrijwillig charter voor bedrijven om de
114
nulmeting
Aandeel t.o.v.
reductie in 2020
Jaarlijkse CO2e-
Investering
Opbrengst/ Jaar
X-factor
Kosten-efficiëntie
Maatregel
Sector / ID
n°
gemiddelde emissies van hun wagenpark te beperken. (100% alle nieuwe bedrijfswagens)
29
ME.07
Zonneboiler huishoudens (200 huishoudens)
280
4,0
0,0
0,9
0,1
0,05%
243
3,1
0,0
0,0
0,1
0,04%
-158
2,8
0,0
0,3
0,1
0,04%
282
3,1
0,0
0,0
0,1
0,03%
0
3,1
0,0
0,0
0,0
0,02%
-233
4,1
0,0
0,5
0,0
0,02%
-140
4,4
0,0
0,1
0,0
0,02%
62
3,8
0,0
0,1
0,0
0,01%
34,7
-22,5%
Reductie energieverbruik industrie door
30
MI.02
monitoring & optimalisatie processen Voeding, dranken en tabak
31
MH.03
Verwarmingsinstallatie: Plaatsen van warmtepomp (25 stuks) Reductie energieverbruik industrie door
32
MI.03
monitoring & optimalisatie processen – Metaalverwerkenden nijverheid
33
MM.01
Reductie emissies stedelijke vloot tegen 2020 (20%) Verlaging van het elektriciteitsverbruik
34
MH.08
voor apparaten en verlichting naar 2000 kWh per woning (100 woningen) 8% reductie gemiddeld energieverbruik bij
35
MH.12
huishoudens (Stad/BBL) voor verwarming en elektriciteit door gedragsinterventie (100 woningen) Collectieve wijkrenovaties naar zeer lage
36
MH.06
energie-standaard (30 kWh/m2) muurisolatie langs buitenzijde (5 demowoningen)
7,2
Tabel 23: overzicht van alle 36 maatregelen gesorteerd naar dalende totale jaarlijkse CO2-emissie reducties in 2020 met totale investering toegevoegd
115
6 PARTICIPATIETRAJECT VILVOORDE 6.1 Inleiding en methodiek Het participatietraject is onder andere gestart vanuit de CO2e nulmeting, daaropvolgende globale visie en strategie 2030/2050 en het klimaatmaatregelen instrument. Op basis van het klimaatactieplan, kan het participatietraject verder een rol spelen in het initiëren en realiseren van projecten.
Figuur 46: overzicht opbouw van het klimaatactieplan, hoofdstuk participatietraject
Het participatieproces heeft de intentie bij te dragen aan bewustmaking en initiatie van een dynamiek in de stad die nodig is om
Het nog op te stellen klimaatplan verder af te toetsen en ‘verder te dragen’, door zowel de burgers, middenveldorganisaties, bedrijven, politiek als stadsdiensten
Te starten met de implementatie van het klimaatplan
Daarnaast heeft dit participatieproces concrete ideeën opgeleverd en een aantal acties in gang gezet. Die dienen als ter ondersteuning voor de Klimaatmaatregelen SEAP 2020 in hoofdstuk 5 van dit rapport. Acties zijn maatregelen die een geen directe impact hebben op de CO2e reducties zoals de maatregel. De resultaten van de acties worden verder besproken in hoofdstuk 5 per sector: huishoudens, handel en diensten, mobiliteit, energieproductie en industrie. Niet voor elke maatregel werden acties uitgewerkt, hiervoor was de scope van het participatietraject te beperkt. De volledige actielijst is toegevoegd in de bijlage. Voor de opmaak van dit klimaatactieplan werd een participatief traject in drie delen doorlopen:
Intern procesteam
116
Rondetafels met burgers
Rondetafels met pioniers, waarbij voortrekkers uit bedrijven en middenveldorganisaties werden aangesproken
6.2 Verloop participatief proces De verschillende onderdelen van het participatietraject worden hieronder besproken. Voor de rondetafels met burgers en pioniers, worden de belangrijkste ideeën en suggesties geformuleerd per sector in de bijlage. Tot slot geven we een overzicht van kansen en uitdagingen die gebruikt kunnen worden om een vervolg te geven aan het participatietraject. 6.2.1
Intern procesteam
In dit traject kwam het intern procesteam twee keer samen. Hieronder wordt een beeld gegeven van de deelnemers, van de doelstellingen en van het verloop van de sessies. Voor een meer gedetailleerd beeld van de aanpak, wordt verwezen naar de draaiboeken per sessie.
6.2.1.1
Deelnemers
Interne stadsdiensten met het meeste invloed en impact op het klimaatactieplan
8 deelnemers (stadsontwikkeling, scholen, gebouwen, mobiliteit, stedenbouw, milieu)
6.2.1.2
Sessie 1 – 11 februari 2015
Doelstellingen
Interne stadsdiensten (en medewerkers ervan) weten wat de uitdagingen zijn die het Burgemeestersconvenant en de opmaak van het klimaatactieplan met zich meebrengen (Sense of Urgency, nulmeting, prioritaire maatregelen)
Interne stadsdiensten verbinden zich aan het klimaatactieplan door hun huidige acties en initiatieven hieraan te koppelen
Interne stadsdiensten gaan samen verder op zoek naar bijkomende kansen om de uitdaging tegen 2020 mee te realiseren
Procesdoelstelling:
Interne
stadsdiensten
worden
‘mede-eigenaar’
en
dus
‘mede-
ondernemer’ van het klimaatactieplan Aanpak Deelnemers kwamen voorbereid naar de sessie. Aan de hand van een fiche werd binnen de eigen dienst nagegaan
117
welke acties en initiatieven zijn er al die bijdragen aan de vermindering van CO 2e uitstoot? (omschrijving, doelgroep, effect, succesfactoren, obstakels)
welke acties en initiatieven kan je dienst nog meer opzetten om bij te dragen aan de vermindering van CO2uitstoot in Vilvoorde? (omschrijving, mogelijke effecten, mogelijke succesfactoren en hindernissen)
In groep werden deze acties en initiatieven overlopen en aangevuld. Daarnaast kwam de groep tot een prioritering in acties om van het klimaatactieplan een succes te maken en werden kansen in beeld gebracht aan de hand van de ‘burgemeesteroefening’.
6.2.1.3
Sessie 2 – 21 april 2015
Doelstellingen
Interne werkgroep op de hoogte stellen van wat met hun input gebeurde en hoe dit verwerkt is in de aanzet voor het draftrapport
Interne werkgroep de kans geven reacties en aanvullingen te formuleren
Reflecteren over de rol van de interne werkgroep voor de toekomst
Aanpak
Toelichting bij Convenant of Mayors
Presentatie eerste aanzet draftrapport, Q&A, aanvullingen en reacties
Gesprek over de rol van het intern procesteam
6.2.1.4
Resultaten
Aan de hand van tussentijdse verslagen werden de leden van deze stuurgroep ingelicht. De leden gavel telkens aanvullingen en opbouwende commentaar over de inhoud en de opbouw van het rapport. Bepaalde aspecten die van toepassing waren voor een bepaalde dienst werden zo verder toegelicht. 6.2.2
Rondetafels met burgers
De doelstelling van deze rondetafels is om burgers actief te betrekken om mee te werken aan een klimaatneutrale stad, via acties en maatregelen die de leefbaarheid van de stad verbeteren.
118
6.2.2.1
Rondetafel 1 – 3 maart 2015
Doelstellingen
Beelden en dromen verzamelen en brainstormen over wat wij als burgers en als gemeenschap kunnen doen/ondernemen om van Vilvoorde een leefbare en klimaatneutrale stad kunnen worden
Burgers krijgen informatie over doelstellingen en uitdagingen naar aanleiding van het burgemeestersconvenant.
Burgers verbinden zich en gaan het engagement aan om de uitdagingen mee te realiseren.
Aanpak
Toelichting van de sense of urgency, met aandacht voor nulmeting en sectoren waar écht werk van gemaakt moet worden – gekoppeld aan voorbeelden van burgerinitiatieven die hiertoe kunnen bijdragen
Visualisatie Vilvoorde 2050 – een klimaatneutrale stad: deelnemers gingen in gesprek en brachten hun gedroomde stad van de toekomst in beeld.
6.2.2.2
Rondetafel 2 – 21 april 2015
Doelstellingen
Burgers denken en doen mee over een aantal voorgestelde acties om te komen tot het verlagen van de energiefactuur en de autokosten.
Het is de bedoeling een aanzet te maken tot het uitvoeren van de SEAP (na de opmaak van het plan begint het werk pas)
Aanpak Voor nieuwe deelnemers wordt de Sense of urgency kort herhaald. Daarna krijgen deelnemers inkijk in de belangrijkste maatregelen en worden vier concrete acties gelanceerd die aansluiten bij ‘energiefactuur verlagen’ of ‘autokosten verlagen’. Per actie worden bestaande initiatieven en reeds geformuleerde ideeën opgelijst. We nodigen mensen uit om voor een uitdaging te kiezen en te brainstormen. We maken duidelijk dat het de bedoeling is een eerste stap te zetten en dat later alles verder kan uitgewerkt en aangepakt worden (engagement, trekkers, …). Deelnemers krijgen de kans om aanvullingen te formuleren bij het denkwerk dat rond de andere acties verricht werd.
119
120
6.2.2.3
Resultaten
De eerste rondetafel resulteerde in een aantal beelden of elementen voor een klimaatneutraal en leefbaar Vilvoorde in de toekomst.
Figuur 47: Resultaat ronde tafel 2
6.2.3 Pioniers
Rondetafels met pioniers zijn
voortrekkers
van
de
stad
Vilvoorde:
inwoners,
bedrijven,
personen
uit
onderwijsinstellingen, sportbewegingen, cultuurorganisaties, overheden,… De doelstelling is het opzetten, ontwikkelen en aanzetten tot verankering van een partnerschap met de brede samenleving, waaruit duidelijk blijkt dat de stad Vilvoorde niet als enige verantwoordelijk is voor de klimaatmaatregelen en –acties op het grondgebied. Dit is gebeurd door:
De opbouw van het draagvlak voor het klimaatactieplan, eigenaarschap ontwikkelen voor de maatregelen
6.2.3.1
Het formuleren van concrete acties en werven van trekkers per actie
Rondetafel 1 – 10 maart 2015
Doelstellingen
Partnerschap met brede samenleving opzetten, ontwikkelen en beginnen verankeren, zodat de stad Vilvoorde niet alleen verantwoordelijk is voor de maatregelen en acties, niet alleen ‘eigenaar en dus financierder’ is van het plan.
121
Tempo maken bij de opbouw van het draagvlak voor het actieplan, eigenaarschap ontwikkelen voor gedefinieerde maatregelen
Formuleren van concrete acties en werven van trekkers voor deze acties
Aanpak Pioniers krijgen een toelichting van de Sense of Urgency aan de hand van een inspirerende presentatie. Hierbij wordt ook in beeld gebracht wat de realiteit vandaag is en wat de grote uitdagingen zijn. De pioniers verbinden zich verder met het thema en geven input in een interactieve sessie aan de hand van eilanden met flappen, waarbij telkens een van de ‘maatregelen’ verwoord is. Iedereen beschikt over stiften en loopt rond in een brainstormronde rond 3 vragen:
Hoe gaan we dit realiseren? Wat kan ik/mijn organisatie hiervoor doen? Inbrengen?
Wie/welke organisaties kunnen nog iets betekenen, iets doen?
Hoe en wat gaan we moeten doen om ervoor te zorgen dat er meer mensen zijn?
Pioniers houden een schrijfronde gedurende 20 minuten. Ze formuleren hun eerste ideeën op de flappen (als basisvoorbereiding voor businessmodellen). De oogst van de brainstorm wordt plenair overlopen en aangevuld.
6.2.3.2
Rondetafel 2 – 5 mei 2015
Doelstellingen
Partnerschap met brede samenleving opzetten, ontwikkelen en beginnen verankeren, zodat de stad Vilvoorde niet alleen verantwoordelijk is voor de maatregelen en acties, niet alleen ‘eigenaar en dus financierder’ is van het plan.
Tempo maken bij de opbouw van het draagvlak voor het actieplan, eigenaarschap ontwikkelen voor gedefinieerde maatregelen
Formuleren van concrete acties en werven van trekkers voor deze acties
Aanpak Didier Pierre brengt het verhaal van NNOF met als insteek de link naar duurzaam ondernemen en het klimaatactieplan. De focus ligt op de opportuniteiten die andere bedrijven kunnen inspireren. Hierna volgt een groepsgesprek over ‘een lerend netwerk in Vilvoorde, real life en LinkedIn’ rond de volgende vragen:
122
als we een lerend netwerk hebben: wat willen we daarmee bereiken?
op welke manier kan het lerend netwerk contact houden met deze en andere pioniers in Vilvoorde?
hoe gaan we het leren van elkaar aanzwengelen?
hoe zien we het ‘ontmoeten’ (digitaal en fysiek)?
hoe gaan we elkaar inspireren?
6.2.3.3
Resultaten
De pionierssessies waren enthousiasmerend voor de aanwezige pioniers. Tegelijk werd de urgentie om na te denken over de opstart van een lerend netwerk duidelijk. De tips en ideeën die hierrond geformuleerd zijn door de pioniers zelf, zijn in zijn geheel opgenomen in bijlage 1.
Figuur 48: sfeerbeeld van de pionierssessie 1
123
6.3 Uitdagingen en aanbevelingen met betrekking tot participatie en communicatie 6.3.1
6.3.1.1
Aandachtspunten voor het beleid
Volgehouden en zichtbaar engagement
De stad Vilvoorde ondertekende het Burgemeestersconvenant en engageert zich daarmee, samen met meer dan 5000 andere steden en gemeenten, om tegen 2020 minstens 20% minder CO 2e uit te stoten op haar grondgebied. De stad en het college van burgemeester en schepenen hebben de nek uitgestoken door het ondertekenen van dit convenant. De tijd tot 2020 is kort. Burgemeester en schepenen zullen de komende jaren blijvend de nek moeten uitsteken. Dat betekent ook dat alle acties die reeds ondernomen worden achter de schermen, meer in de schijnwerpers mogen komen zodat alle betrokkenen zich bewust zijn van de inspanningen die vanuit het beleid gedaan worden.
6.3.1.2
Consequente keuzes over de beleidsdomeinen heen
Consequente keuzes door het beleid zijn nodig om blijvend te kunnen werken aan dynamiek en mede-eigenaarschap bij partners. Burgers en pioniers hebben behoefte aan een duidelijk en eenduidig engagement van het bestuur. Eigen engagementen van burgers en pioniers kunnen pas ontstaan als zij merken dat het beleid het ook werkelijk meent. Een positieve en opbouwende sfeer geeft moed en helpt elke actor om blijvend engagement te tonen. Beslissingen die haaks staan op de finale doelstellingen van een klimaatneutrale stad, werken demotiverend. Een klimaatdenktank of –werkgroep kan het beleid ondersteunen door beslissingen te toetsen aan een ‘klimaatreflex’. Deze groep kan in aanvang bestaan uit de deelnemers van het intern procesteam, aangevuld met geëngageerde en gemotiveerde burgers, pioniers,… Het werkelijk geloof van de stad en de diensten in de weg naar een klimaatneutraal Vilvoorde beïnvloedt ook het gedrag van inwoners en pioniers. Gedrag zal sneller wijzigen als werk gemaakt wordt van ‘kunnen’ (acties door stad én partners), ‘doen’ en ‘volhouden’. De stad dit engagement onderstrepen door bijvoorbeeld een aantal eenvoudige acties doorvoeren, zoals ‘duurzame catering’ op alle stedelijke samenkomsten of events: lokale producten, vegetarisch,…
124
6.3.2
6.3.2.1
Participatie, netwerking en partnerschappen
Uitbreiden en verstevigen van het netwerk
In de eigen netwerken en contacten zullen alle actoren binnen en buiten de stad Vilvoorde nog meer partners moeten overtuigen om mee te bouwen aan de klimaatneutrale stad. Verbintenis tussen stad en partners Dat impliceert ook het opbouwen van intensieve contacten met elke partner en een bespreking en invulling van de wederzijdse verwachtingen, zodat met elke partner een soort ‘verbintenis’ aangegaan kan worden. Start met de ‘overtuigden’ Hoewel er sterk ingezet moet worden op sensibilisatie van een breder publiek, kan het traject en het echte werk al gestart worden met de mensen die wél overtuigd zijn. De stad gaat op die manier getrapte verbindingen aan met inwoners, bedrijven, middenveld,… Draagvlak bij alle stakeholders Het belang van draagvlak bij burgers en pioniers is duidelijk. Tegelijk kan ingezet worden op coaching van het College van Burgemeester en Schepenen naar draagvlak voor een geïntegreerd klimaatbeleid, waarbij keuzes en belangen van verschillende sectoren omgezet worden naar gemeenschappelijk belang.
6.3.2.2
Ondersteuning voor partners
De opmaak van het klimaatplan aan de hand van een participatief proces is de eerste (en meest eenvoudige) stap. Het echte werk moet nu beginnen. Een verhoogd eigenaarschap en ondernemerschap bij burgers en pioniers zijn nodig om de verschillende acties en maatregelen van het plan ook vanuit een participatieve basisgedachte uit te voeren. Een hoger niveau van participatie is dan aan de orde. Bouwen aan een klimaatneutrale stad is geen verhaal van ‘jij’ of ‘zij’, wel een ‘wij’-verhaal. Dit veronderstelt co-creatie op alle niveaus en dus ook de bereidheid van bestuur en ambtenaren om burgers meer ruimte te geven in het beleid. Klimaatteam: multi-actor Een multi-actor samenstelling van bijvoorbeeld een klimaatteam, kan ervoor zorgen dat bezorgdheden en struikelblokken maar ook expertise en kansen vanuit alle deelnemers van bij het begin meegenomen worden, dat er gelegenheid is tot kruisbestuiving en crossover in denken en doen. Deze groep kan het College van Burgemeester en Schepenen blijvend ondersteunen en
125
adviseren bij het uitvoeren van de SEAP en de doelstellingen op tegen 2020 minstens 20% minder CO2e uit te stoten en zo te evolueren naar een klimaatneutrale stad in de toekomst. Doelstellingen verbinden Er kan ingezet worden op de wisselwerking tussen eigen doelstellingen van stakeholders en op de wederzijdse meerwaarde van de samenwerking aan een klimaatneutrale stad. Hierbij kan in beeld gebracht worden op welk vlak en op welke manier actoren kunnen helpen de doelstellingen van de stad te bereiken, op welke behoeften van actoren op haar beurt de stad kan inspelen. Er kan gezocht worden naar concrete ideeën of projecten van potentiële partners die gekoppeld kunnen worden aan de realisatie van het klimaatactieplan. Klimaatambassadeurs De stad kan voor gemotiveerde burgers en pioniers een coachingtraject organiseren en aanbieden. Op die manier worden zij ‘klimaatuitd(r)agers’ die dicht aanleunen bij het beleid en bij de bevolking, bedrijven, organisaties,… Ze kunnen de stad mee ondersteunen bij het realiseren van de doelstellingen. Deze groeiende groep kan steun vinden bij elkaar én heeft nood aan voeding en begeleiding: zowel inhoudelijk als op vlak van vaardigheden en tools. Volgehouden begeleiding of coaching, bijvoorbeeld in de vorm van leercirkels, is aangewezen. Naast eventuele begeleiding, heeft deze groep nood aan lijm en praktische ondersteuning. Vanuit de stad kan deze ontmoeting en uitwisseling in diverse vormen georganiseerd worden. Denk aan: een aantal momenten vastleggen waarop burgers (en partners) elkaar kunnen ontmoeten, uitwisseling rond initiatieven en acties kan plaatsvinden, gemobiliseerd kan worden voor projecten. We geven enkele voorbeelden, uiteraard zijn de mogelijkheden afhankelijk van eigenheid en ‘goesting’ van betrokkenen.
huiskamergesprekken, volgens het tupperware-principe: info geven, sensibiliseren én aanknopingspunten geven om aan te sluiten bij een concrete actie, om zelf bij te dragen,… vb: rond isolatie van eigen huis, koppelen aan samen-aankoop isolatiematerialen/groene stroom/…, oprichting energie-coöperatieve,…
grotere bijeenkomsten, waarin een combinatie gemaakt wordt tussen inhoudelijke input enerzijds en netwerkvorming
anderzijds. Tijdens grotere samenkomsten kan ook
vraaggestuurd gewerkt worden rond thema’s of vragen die leven (wat brengt initiatieven een stap verder, wie/wat is daarvoor nodig,…), kan een oproep tot samenwerking gelanceerd worden,… Andere aandachtspunten voor een eventuele klimaatmedewerker of klimaatwerkgroep zijn:
126
aanvoelen en inventariseren: welke bijkomende input is nodig?
deel ‘geven’ (expertise, kader, feest-elementen, mogelijkheid tot ontmoeting,…)
telkens opnieuw: duidelijkheid geven vanuit het bestuur, wat wel en wat niet tot de mogelijkheden behoort
deel ‘vragen’ (mee bouwen aan een klimaatneutrale stad)
uitdaging aangaan per wijk, per vereniging, per jeugdbeweging, per school,…
6.3.3
6.3.3.1
Inzetten op sensibilisatie, mentaliteit- en gedragsverandering
Sensibilisatie van een ruim publiek
Terwijl voor een aantal burgers en pioniers de sense of urgency duidelijk en doorleefd is, is een grote groep Vilvoordenaars niet bezig met klimaatneutraliteit of maatregelen in die richting. Sensibilisatie en bewustmaking op een primair niveau verdienen dus de nodige tijd en aandacht. Hier zien we een aantal openingen en aanknopingspunten. Jongeren op de kar Het onderwijs, te beginnen bij het Stedelijk Onderwijs, kan een belangrijke rol opnemen. Enerzijds in het voor-leven van gedrag dat leidt tot een hogere leefkwaliteit voor huidige en toekomstige Vilvoordenaars, anderzijds door het uitwerken van creatieve en motiverende projecten om kinderen en jongeren vertrouwd te maken van een andere levenswijze. De betrokkenheid van een vertegenwoordiger van het Stedelijk Onderwijs in de interne procesgroep én de presentatie die reeds gegeven werd voor de vergadering van directeurs, zijn een mooie eerste stap in die richting! Ook via andere intermediairen kunnen jongeren betrokken worden, denk aan opbouwwerkers, jeugdraad, jeugdbewegingen,… Inspirerende voorbeelden Goede voorbeelden werken. In Vilvoorde kan gezocht worden naar burgers, bedrijven,… die al overtuigd zijn en een voorbeeldfunctie willen opnemen. Zet in de schijnwerpers wat werkt. Ook in andere steden wereldwijd zijn er inspirerende voorbeelden te vinden. Op een ander domein kan ook de omslag die de voorbije decennia gemaakt werd op vlak van sorteren en recycleren van afval, inspirerend werken. Wat heeft gewerkt in deze aanpak, welke elementen kunnen we gebruiken in de omslag naar een klimaatvriendelijke samenleving? Ook hier gaat het om een combinatie van regelgeving, sensibilisatie en educatie.
127
Terminologie aanpassen In een bredere communicatie kan de terminologie van ‘duurzaamheid’ en ‘klimaatneutraliteit’ aangepast worden naar financiële en andere voordelen voor elke Vilvoordenaar: wat levert het op als burger, als bedrijf, als organisatie? Inspirerend is hier ook de vaststelling in de presentatie door Futureproofed: het gaat niet om duurzaamheid of geitenwollen sokken, het gaat om welvaart en kwaliteit van het leven. Sensibilisatie vraagt om eerlijke en heldere taal. Voor overtuigden en mensen die dagelijks met de thematiek bezig zijn, lijkt het vaak om evidente en reeds verworven ideeën te gaan. Voor een breed publiek zijn woordkeuze en voorbeelden echter van groot belang en verdient een basistoelichting van de sense of urgency voldoende aandacht, met respect voor wat mensen al wél doen, inzien, opnemen.
6.3.3.2
Gedragsverandering
Een grote uitdaging ligt op vlak van werkelijke gedragsverandering, op alle niveaus en bij alle betrokkenen. Die gedragsverandering kan voorafgegaan worden door sensibilisatie, al is duidelijk dat bewustzijn niet automatisch leidt tot bewust anders ‘doen’. Gedragsverandering wordt versneld door een duidelijk en consequent regelgevend kader. Ook hier geldt dat, wanneer vanuit het beleid consequente en volgehouden keuzes richting klimaatneutraliteit gemaakt worden, de weerstanden tot gedragsverandering bij burgers en pioniers verkleinen. Proeftuinen en experimenten met een tijdelijk karakter bieden mogelijkheden om inwoners kennis te laten maken met de voordelen die bepaalde gedragswijzigingen met zich meebrengen. De weerstand bij projecten met een tijdelijk karakter is kleiner en ze vergroten de mogelijkheid tot succesvolle verandering op langere termijn. Voorbeelden hiervan zijn in diverse stedelijke contexten te vinden. 6.3.4
Communicatie
Communicatie speelt een grote rol. Er is behoefte om te laten zien wat al gebeurt, positieve verhalen te delen, kennis en info te delen, anderen te sensibiliseren, te motiveren, scherper te weten waar het nu eigenlijk om gaat en wat men kan doén.
128
6.3.4.1
Begrippen
Hip en herkenbaar Het klimaatteam kan de inhoudelijke focus goed bespreken en scherp stellen. Gaat het over ‘klimaat’, over ‘duurzaamheid’, over ‘welvaart’, over ‘samen-leven’, over ‘energie’,… Of willen we nog andere woorden gebruiken? Trek deze lijn doortrekken in de communicatie. Vragen die hierbij gesteld kunnen worden, zijn:
Hoe wordt het thema hip?
Welke voordelen heeft élke Vilvoordenaar hierbij?
Wat mis je allemaal als je niet mee doet?
…
Begrippen als ‘klimaatneutraal’, ‘duurzaam’,… zijn voor veel mensen behoorlijk abstract en vaag. Ze doen bovendien denken aan geitenwollen sokken en extreem groen gedachtengoed. In algemene en brede communicatie kan gezocht worden naar meer toegankelijke begrippen, die richting geven aan gedrag. Ook hier helpt een multi-actor samenstelling van het klimaatteam om de communicatie te toetsen bij alle doelgroepen. In communicatie bewijzen storytelling, social media, communicatie via partners,… hun nut, steeds in herkenbare taal.
6.3.4.2
Goede voorbeelden werken
Hoe het niet moet, dat wordt duidelijk. Tegelijk hebben alle actoren nood aan voorbeelden van hoe het wél kan. Bestaande initiatieven en acties van burgers kunnen opgewaardeerd worden, in de kijker of zelfs in de bloemetjes gezet worden op bijvoorbeeld een jaarmarkt, de lokale kermis,… Voorbeelden en voorbeeldfiguren kunnen lokaal verankerd zijn maar voorbeelden uit andere (Europese) steden kunnen evengoed inspireren.
6.3.4.3
Communicatiekanalen
Uit de beperkte betrokkenheid van burgers en pioniers bij de sessies in het participatief traject, blijkt dat het kan lonen om sterk in te zetten op formats die ook de nog-niet-overtuigden kunnen aanspreken. Dus ook: naar die plaatsen gaan waar ze vertoeven, zoals voetbal, schoolpoorten, kermis, … en de banden met eventuele tussenpersonen aanhalen. Sociale media kunnen in het verdere traject een grote rol spelen. Het verder uitwerken van de aanzet tot groep in LinkedIn, waarvan sprake in de pioniergroep, is een mooie start.
129
130
Bijlagen Verklarende woordenlijst CO2e
Om de invloed van de verschillende broeikasgassen te kunnen optellen, worden de emissiecijfers omgerekend naar zogeheten CO2-equivalenten. Eén CO2-equivalent staat gelijk aan het effect dat de uitstoot van 1kg CO2e heeft. De uitstoot van 1kg distikstofoxide (N2O) staat gelijk aan 310 CO2-equivalenten. De uitstoot van 1kg methaan (CH4) staat gelijk aan 21 CO2equivalenten.
Burgemeestersconvenant:
Het Burgemeestersconvenant is de reguliere Europese beweging met deelname van lokale en regionale overheden die vrijwillig toezeggen de energie-efficiëntie en het gebruik van duurzame energiebronnen op hun grondgebied te verhogen. Door hun verbintenis beogen de ondertekenaars van het Convenant om de 20% CO2 reductiedoelstelling van de Europese Unie tegen 2020
te
behalen
en
te
overtreffen.
http://www.burgemeestersconvenant.eu/about/covenant-ofmayors_nl.html. Baseline Emission
Een
Inventory (BEI) of
kwantificering van de hoeveelheid CO2e die als gevolg van
Inventarisatie
energieverbruik op het grondgebied van een ondertekenaar van
Uitgangswaarden
de
Emissies (IUE)
uitgestoten. Hiermee kunnen de belangrijkste bronnen van CO 2 en
Inventarisatie
Uitgangswaarden
Burgemeestersconvenant
hun
respectievelijke
tijdens
Emissies
een
is
basisjaar
reductiepotentiëlen
een
wordt
worden
geïdentificeerd. Sustainable Energy
Het Actieplan voor Duurzame Energie is een strategisch en
Action Plan (SEAP) of
operationeel document dat een uitgebreid kader vaststelt voor de doelstellingen voor 2020. Het maakt gebruik van de resultaten van uw Inventarisatie Uitgangswaarden Emissies voor
131
Actieplan voor duurzame
het identificeren van de beste actiegebieden en mogelijkheden
energie
om de CO2e reductiedoelstelling van de lokale overheid te bereiken. Het definieert tijdskaders
en
concrete reductiemaatregelen en
toegewezen
verantwoordelijkheden
die
de
langetermijnstrategie in actie vertalen. Warmtekrachtkoppeling
Gelijktijdige omzetting
van een energiestroom in kracht
of WKK
(mechanische energie) en warmte (thermische energie) met nuttige bestemming. Afhankelijk bestemming
wordt
de
van het proces
warmte
op
en de
verschillende
temperatuurniveaus geleverd. De kracht drijft doorgaans een generator voor elektriciteit aan of soms rechtstreeks een machine (pomp, compressor …). Greenhouse Gas Protocol
Het Greenhouse Gas Protocol (GHG Protocol) Initiative werd in 1998
gelanceerd
met
de
dubbele
doelstelling
om
een
internationale standaard te ontwikkelen voor de verantwoording en de verslaggeving i.v.m. de uitstoot van broeikasgassen door bedrijven en om deze standaard zo breed mogelijk te verspreiden. Het Greenhouse Gas Protocol (GHG Protocol) Initiative is een partnerschap van het World Resources Institute en de World Business Council for Sustainable Development. IPCC
Het IPCC of het Intergovernmental Panel on Climate Change is een organisatie van de Verenigde Naties, opgericht in 1988, om de risico's van klimaatverandering te evalueren. Het panel bestaat uit honderden experts uit de hele wereld, vanuit universiteiten,
onderzoekscentra,
ondernemingen,
milieuorganisaties en andere organisaties. Kernset
MIRA gebruikt en rapporteert datasets afkomstig van diverse (overheids)instanties.
Data-inventarisatie
oefening
gebaseerd
en
is
informatieverzameling emissieregistratie,
zoals
metingen
op
is
een
complexe
wettelijk
verplichte
milieujaarverslagen,
collectieve
door
de
overheid
zoals
bemonstering van bedrijfsafvalwater, wetenschappelijke studies,
132
enquêtes bij bedrijven en particulieren, statistische informatie (bv.
verkeer-
en
landbouwtellingen,
gebruik
van
milieubelastende producten), emissiemodellen in combinatie met internationaal aanvaarde emissiefactoren, etc. Een inventaris is steeds een zo volledig en correct mogelijke inschatting van de data op een bepaald moment. Dit betekent echter niet dat er geen onzekerheden op de cijfers bestaan. De cijfers in de MIRA Kernset milieudata 2012 zijn opgesplitst naar 6 sectoren. Dit laat toe een samenhangend beeld te krijgen van de milieudruk per sector. Kernset S2009_energieproductie en –gebruik. Bron: MIRA op basis van MKM Klimaat (VITO) en Wetenschappelijke Rapporten
sectoren
Huishoudens
+ Handel &
diensten,
Landbouw, Mobiliteit en Energie
133
Overzicht tabellen Tabel 1: Resultaat klimaatmaatregelen SEAP 2020. Tweejaarlijks overzicht per sector. De geprojecteerde reductie in 2020 t.o.v. 2011 wordt ook gegeven. .................................................. 13 Tabel 2: overzicht in rekening gebrachte emissies voor de CO2 nulmeting ......................................... 23 Tabel 3: overzicht sectoren in rekening gebracht in de globale visie en strategie 2030/2050 .............. 44 Tabel 4: Maximaal inzetbaar vermogen wind- en zonne-energie waarbij dit klimaatactieplan enkel rekening houdt met de onshore wind en de fotovoltaïsche opwekking. ........................................ 50 Tabel 5: bodemgebruik in Vilvoorde (2011) volgens de federale statistieken ....................................... 54 Tabel 6: Maatregelen EUR-scenario met een overzicht van de verschillen t.o.v. het VISI-scenario .... 63 Tabel 7: extra maatregelen of assumpties van het CORE-scenario t.o.v. het REF-scenario ............... 65 Tabel 8: overzicht sectoren in rekening gebracht in de klimaatmaatregelen SEAP ............................. 70 Tabel 9: voorbeeld maatregelen tabel volgens dalende x-factor .......................................................... 71 Tabel 10: voorbeeld acties tabel volgens dalende x-factor ................................................................... 72 Tabel 11: maatregelen stedelijke diensten volgens dalende x-factor ................................................... 75 Tabel 12: Maatregelen huishoudens volgens dalende x-factor............................................................. 81 Tabel 13: Acties huishoudens volgens dalende gesorteerd volgens opgestart en idee ....................... 87 Tabel 14: Maatregelen huishoudens volgens dalende x-factor............................................................. 89 Tabel 15: Acties huishoudens volgens dalende gesorteerd volgens opgestart en idee ....................... 93 Tabel 16: Maatregelen lokale energieproductie volgens dalende x-factor............................................ 95 Tabel 17: Acties lokale energieproductie gesorteerd volgens opgestart en idee.................................. 98 Tabel 18: Maatregelen mobiliteit volgens dalende x-factor ................................................................. 100 Tabel 19: Acties mobiliteit volgens dalende gesorteerd volgens opgestart en idee ........................... 108 Tabel 20: Maatregelen industrie volgens dalende x-factor ................................................................. 109 Tabel 21: Acties industrie volgens dalende gesorteerd volgens opgestart en idee ............................ 111 Tabel 22: Resultaat klimaatmaatregelen SEAP 2020. Tweejaarlijks overzicht per sector. De geprojecteerde reductie in 2020 t.o.v. 2011 wordt ook gegeven. ................................................ 112 Tabel 23: overzicht van alle 36 maatregelen gesorteerd naar dalende totale jaarlijkse CO2-emissie reducties in 2020 met totale investering toegevoegd ................................................................... 115
134
Overzicht figuren Figuur 1: overzicht opbouw van het klimaatactieplan ............................................................................. 9 Figuur 2: Relatieve emissies per sector in de CO2e nulmeting 2011 voor Vilvoorde ........................... 10 Figuur 3: Relatieve emissies per emissiebron in de CO2e nulmeting 2011 voor Vilvoorde ................. 11 Figuur 4: 7 Noodzakelijke focuspunten om naar klimaatneutraliteit te evolueren volgens de scenario’s ........................................................................................................................................................ 12 Figuur 5: Aandeel per sector in de 22,5% reductiedoelstelling 2020 van Vilvoorde ............................. 13 Figuur 6: overzicht opbouw van het klimaatactieplan ........................................................................... 18 Figuur 7: overzicht opbouw van het klimaatactieplan voor hoofdstuk 3 ................................................ 21 Figuur 8: Overzicht van de scope van dit klimaaractieplan volgens de LNE-tool ................................. 22 Figuur 9: Relatieve emissies per sector in de CO2e nulmeting 2011 voor Vilvoorde ........................... 25 Figuur 10: Relatieve emissies per emissiebron in de CO2e nulmeting 2011 voor Vilvoorde ............... 26 Figuur 11: De totale 154.636 ton CO2e emissies van de nulmeting voor het grondgebied van de stad Vilvoorde in 2011, onderverdeeld per sector. ................................................................................ 27 Figuur 12: De totale 154.636 ton CO2e emissies van de nulmeting voor het grondgebied van de stad Vilvoorde in 2011, onderverdeeld per sector en per emissiebron. ................................................ 27 Figuur 13: Relatieve emissies (CO2e) in de sector huishoudens per brandstoftype en elektriciteit (%) ........................................................................................................................................................ 29 Figuur 14: Absoluut energieverbruik (MWh) in de sector huishoudens per brandstoftype en elektriciteit. ........................................................................................................................................................ 29 Figuur 15: Relatieve emissies (CO2e) in de sector handel en diensten per brandstoftype en elektriciteit (%) .................................................................................................................................................. 31 Figuur 16: Verdeling energieverbruik per brandstoftype en elektriciteit voor de subsectoren van de sector handel en diensten ......................................................................................................................... 31 Figuur 17: Relatieve emissies (CO2e) in de sector mobiliteit per brandstoftype (%)............................ 33 Figuur 18: Voertuigkilometers per voertuigtype & weg type .................................................................. 34 Figuur 19: Totale emissies (CO2e) voor het snelwegen (rood) in vergelijking (komt bovenop de nulmeting) met de andere sectoren in 2011. ................................................................................. 35 Figuur 20: Relatieve emissies (CO2e) in de sector industrie per brandstoftype en elektriciteit (%) ..... 36 Figuur 21: Relatieve emissies (CO2e) in de sector openbaar vervoer per brandstoftype (%). De enige brandstof is diesel. ......................................................................................................................... 38 Figuur 22: Totaal energieverbruik voor de sector openbare verlichting per emissiebron voor de stad Vilvoorde in 2011. De enige emissiebron is in deze sector elektriciteit. ........................................ 39 Figuur 23: Relatieve emissies (CO2e) in de sector stedelijke diensten per brandstoftype en elektriciteit (%) .................................................................................................................................................. 39 Figuur 24: overzicht opbouw van het klimaatactieplan voor hoofdstuk 4 .............................................. 41 Figuur 25: Voorstelling van het REF-, het EUR- en het VISI-scenario voor Vlaanderen volgens de MIRA milieuverkenning 2030. Het REF-scenario is duidelijk minder ambitieus dan het EUR-scenario en het VISI-scenario dat de grootste reductie zou teweeg brengen. .................................................. 42 Figuur 26: Mobiliteitstromen van het personenvervoer in de verschillende toekomstscenario's waarbij het REF-scenario de sterkste stijging laat zien gevolgd door het EUR- en het VISI scenario. ..... 46 Figuur 27: CO2e -emissie van nieuw verkochte personenwagens voor het REF- en het EUR-scenario waar bij het EUR-scenario bijna de helft is van het REF-scenario in 2030. .................................. 47 Figuur 28: Ref-scenario 2050 ten opzichte van 1990 en 2010 en met de % delta ten opzichte van 2010. ........................................................................................................................................................ 56 Figuur 29: "GHG Emissions in Belgium": Core-scenario 2050 t.o.v. het referentie scenario van 2010 tot 2050. De percentages zijn t.o.v. 1990............................................................................................ 57 Figuur 30: CO2e-emissies 2011-2030 Vilvoorde voor alle sectoren. De drie scenario's worden hier gevisualiseerd t.o.v. de nulmeting in 2011 ..................................................................................... 60 Figuur 31: Procentuele reductie verschillende 2030-scenario's. Dit geeft +10% voor het REF-scenario, -25% voor her EUR-scenario en -40% voor het VISI-scenario. ..................................................... 61 Figuur 32: CO2e-emissies 2011-2050 Vilvoorde voor alle sectoren. De twee scenario's worden hier gevisualiseerd t.o.v. de nulmeting in 2011 ..................................................................................... 64 Figuur 33: procentuele reductie van de verschillende 2050-scenario's waarbij het REF-scenario -12% en het CORE-scenario -84% reduceert t.o.v. 2011. ...................................................................... 64 Figuur 34: Aanbod elektriciteitsproductie 2050 in het CORE-scenario met het REF-scenario als referentie. ....................................................................................................................................... 65 Figuur 36: overzicht opbouw van het klimaatactieplan voor hoofdstuk 5 .............................................. 69
135
Figuur 37: Overzicht% CO2e emissies van de sectoren in de nulmeting 2011 Vilvoorde .................... 73 Figuur 38: Aandeel per sector in de 22,5% reductiedoelstelling 2020 van Vilvoorde ........................... 73 Figuur 39: bubble graph van de stedelijke diensten (ter illustratie): Reductie emissies stedelijke diensten (MT.01) is de meest aantrekkelijke maatregel gevolgd door reductie stedelijke openbare verlichting (MT.14) en reductie emissies stedelijke vloot (MM.01). ................................................................. 75 Figuur 40: Bubble graph sector huishoudens: plaatsen dakisolatie (MH.01) als meest aantrekkelijke maatregel, gevolgd door muuurisolatie (MH.02), energiescans (MH.10) en collectieve wijkrenovaties (MH.07). .................................................................................................................. 80 Figuur 41: Renovatie van 153 woningen uit de jaren '70 tot passiefwoningen te Kerkrade (NL). Heel dit project wordt gerealiseerd in een tempo van 10 dagen per woning, zonder dat de bewoners hun woning hoeven te verlaten. ............................................................................................................ 83 Figuur 42: Bubble graph sector handel en diensten: combinatie balans en schuifdeuren (MT.06) als meest aantrekkelijke maatregel, gevolgd door Verlichting reduceren (MT.07) en renovatie van voorbeeldgebouwen (MT.13). ........................................................................................................ 88 Figuur 43: Bubble graph sector lokale energieproductie: plaatsen windturbines (ME.04) als meest aantrekkelijke maatregel, gevolgd door PV-cellen bij handel en diensten (ME.02) en PV-cellen bij particulieren (ME.01). ..................................................................................................................... 95 Figuur 44: Bubble graph sector mobiliteit: Modal shift van personenwagens naar fiets (MM.02) als meest aantrekkelijke maatregel, gevolgd door een autoluw centrum (MM.08) en het effect van de lagere emissiefactoren (MM.09). ............................................................................................................... 99 Figuur 45: Bubble graph sector industrie: alle maatregelen focussen op monitoring en optimalisatie. De Rest sector (MI.04) is de meest aantrekkelijke, gevolgd door voeding, drank en tabak (MI.02) en de metaalverwerkende nijverheid (MI.03). ........................................................................................ 109 Figuur 46: overzicht opbouw van het klimaatactieplan, hoofdstuk participatietraject ......................... 116 Figuur 47: Resultaat ronde tafel 2 ....................................................................................................... 121 Figuur 48: sfeerbeeld van de pionierssessie 1 .................................................................................... 123 Figuur 49: Schematische weergave van welke lokale energieproductie in aanmerking komt voor de nulmeting. ..................................................................................................................................... 156
136
Sensitiviteit: invloed van aannames Omdat er diverse aannames gemaakt moeten worden met betrekking tot de vertreksituatie, de implementatiegraad van de maatregelen en de verwachte uitstootreducties met hun bijhorende kosten en baten, zijn de hier voorgestelde resultaten afhankelijk van specifieke waarden die toegekend worden aan parameters overeenkomend met deze randvoorwaarden. Zo worden de kosten en baten van heel wat gebouw gerelateerde maatregelen begroot op basis van een economische horizon van 25 jaar. Bepaalde maatregelen zoals de isolatie van de gebouwschil hebben echter een levenscyclusduur die potentieel een stuk hoger ligt dan de beschouwde 25 jaar. Dergelijke maatregelen worden, indien gerekend over een langere economische horizon, rendabeler omdat de terugverdienperiode toeneemt voor dezelfde basisinvestering. In dit geval is de aanname van 25 jaar als referentieperiode pessimistisch. Ook de aangenomen groeivoet van de energieprijzen heeft een belangrijke invloed op de financiële aantrekkelijkheid van maatregelen, vooral wanneer het gaat om ingrepen voor energiebesparing. Hetzelfde geldt voor de aangenomen discontofactor. Bovendien blijven er veel onzekerheden bestaan omtrent de vertreksituatie. Het is bijvoorbeeld niet mogelijk om de isolatietoestand van de bestaande gebouwen in Vilvoorde nauwkeurig in te schatten omdat er geen precieze gegevens over beschikbaar zijn. Er moet daarom gewerkt worden op een indirecte manier, bijvoorbeeld door gegevens uit studies op Vlaams niveau te herschalen naar Vilvoorde of door de resultaten van specifieke case studies te extrapoleren. Het ligt niet in het bestek van dit rapport om uitgebreide sensitiviteitsanalyses te doen omtrent de invloed van al deze randvoorwaarden. Wanneer aangewezen, zal dit punctueel gebeuren. De hier voorgestelde resultaten gaan uit van de meest waarschijnlijke toestand of ontwikkeling, van haalbare realisatiepercentages en van aannames die gebruikelijk zijn in economische studies. Het gaat dus steeds om indicatieve grootteordes. Die laten in elk geval toe om voor Vilvoorde de juiste prioriteiten te stellen. Bij de presentatie van de resultaten worden de belangrijkste aannames per maatregel niettemin vermeld, zodat op elk moment duidelijk blijft onder welke voorwaarden deze resultaten geldig zijn. Belangrijk is dat voor alle maatregelen bij de kosten‐ batenanalyses uitgegaan wordt van energieprijzen die 2% meer stijgen dan de algemene consumptieprijzen (i.e. het gemiddelde inflatiepercentage). Als ontstenteniswaarde wordt de discontofactor overal op 4% gezet.
137
Er zou principieel geargumenteerd kunnen worden dat verdisconteren niet ter zake is omdat grote en langdurige investeringen in klimaatneutraliteit van algemeen, vitaal belang zijn, en dus niet dienen beschouwd te worden als, of vergeleken met, financiële beleggingen om de rentabiliteit ervan te kennen (m.a.w. door de opportuniteitskost voor investeerders in rekening te brengen). Of, op een analoge manier, dat er geen reden is om de waarde van de toekomstige opbrengsten van investeringen in klimaatneutraliteit geringer in te schatten dan opbrengsten vandaag, wat door het verdisconteren juist wel gebeurt. Deze discussie raakt echter de gronden van de gangbare economische theorie, en zal vermoedelijk nooit haar definitieve beslag kunnen krijgen in een multi‐ stakeholdercontext zoals die voor een oefening rond Klimaatneutraliteit aan de orde is. Daarom wordt er besloten om in dit rapport de klassieke economische benadering aan te houden, en derhalve te verdisconteren. Vanuit het standpunt ‘niet verdisconteren’ is dit een eerder pessimistische aanname over de opbrengsten van klimaatneutraliteit. Vanuit een competitief economisch standpunt is de waarde 4% dan weer laag. In dit laatste geval zijn discontofactoren tot 20% of zelfs 25% gebruikelijk. Resulterend kan 4% dus beschouwd worden als een compromis tussen strategieën van algemeen belang en individuele winstmogelijkheden. Deze waarde wordt bijvoorbeeld ook aanbevolen door het departement LNE van de Vlaamse Overheid in het rapport ‘Milieubeleidskosten ‐ Begrippen en berekeningsmethoden’, waarin de gebruikte methodiek eveneens terug te vinden is87.
87
Ochelen, S., Putzeijs, B. (2008), Milieubeleidskosten ‐ Begrippen en berekeningsmethoden, Vlaamse Overheid,
Departement LNE, beschikbaar op http://www.lne.be/themas/beleid/milieueconomie/downloadbare‐ bestanden/ME2_rapport%20Milieukosten.pdf
138
1
AA.001
Reductie van drukwerk
Minderen van het drukwerk. Er
Status
Maatregel
actie
Omschrijving
Titel actie
ID
n°
Bijlage 1: Inventaris van acties (geplande en nieuwe ideeën)
/
Idee
/
Opgestar
worden nu veel flyers weggegooid.
2
AA.002
Tijdelijk anders
Bouwgronden en leegstand
bestemmen van
gebruiken voor tijdelijke functie
gronden en gebouwen
om kaalslag en lege plekken te
t
gebruiken
3
AA.003
Zilvertuinen
Braakliggende stukken grond
/
omvormen tot
Opgestar t
moestuinprojecten
4
AA.004
Earth Hour
Earth hour op 28 maart
/
Idee
5
AA.005
Verharding voortuinen
Verharding voortuinen slecht
/
Opgestar
50% volgens verordening
6
AA.006
Intern
t
Voorbeeldfunctie als bedrijf
/
Gepland
Nacht van de
Tevens neemt de stad jaarlijks
MT.14
Opgestar
duisternis
het sensibiliserend initiatief
duurzaamheidssysteem
7
AA.007
t
“Deelname aan de Nacht van de Duisternis”
8
9
AA.008
AA.009
Milieu Infopunt voor
Organiseerde
de KMO
klimaatambassadeur 2014
Klimaatschool
Scholen stimuleren om
/
Opgestar t
/
Idee
projecten op te zetten die informeren, inspireren en sensibiliseren rond klimaatvriendelijk gedrag. Een project moet educatieve, sensibiliserende en instrumentele acties omvatten die er gezamenlijk voor zorgen dat er minder CO2 wordt uitgestoten. Een goedgekeurd project wordt gesubsidieerd
139
Status
Maatregel
actie
Omschrijving
Titel actie
ID
n°
met 250 euro of 500 euro.
10
AA.010
Voorbeeldprojecten in
/
Idee
/
Idee
/
Idee
/
Idee
/
Idee
/
Idee
/
Idee
/
Idee
/
Idee
/
Idee
the picture zetten
11
AA.011
Kinderen sensibiliseren
zodat dit ook binnengebracht
via de scholen
wordt in (anderstalige) gezinnen. Ouders opvoeden via de kinderen.
12 AA.013
Stakeholderskaar
In beeld brengen wie
opstellen van de stad
aanspreekbaar is en potentieel heeft
Online forum
13
LinkedIn forum oprichten om mensen met elkaar in contact te
AA.014
bregnen en informatie te delen
14 AA.015
Iemand aanduiden om
Verbondenheid opvolgen en
lijm te zijn in de
stimuleren
pioniersgroep
15 AA.016
Thematische
In beeld brengen waar winst,
samenkomsten voor
duurzaamheid en comfort voor
de pioniersgroep
het bedrijf zit.
Deelname
16
pioniersoverleg koppelen aan
AA.017
vergunningen en subsidies
17
amabssadeurs
Zoeken in de culturele sector en
aanstellen en
populaire groepen:
onderstuenen
basketbalploeg, muziekgroep,… Mensen aanspreken die hier al mee bezig zijn. Goede voorbeelden detecteren en
AA.018
onder de aandacht brengen.
18
Gerichte communicatie
Infopanelen van de stad.
aan verschillende
Guerilla marketing door Didier
doelgroepen
Courtois. Gebruik maken van Vilvoorde.be (laat dit een duidelijke plek zijn om info te vinden ipv enkel een mooi
AA.019
icoontje op de website).
19
AA.012
Voorbeeldproject rond
op zoek gaan naar een
mobiliteitsbudget in
voorbeeldbedrijf, die bewijzen
140
Status
Maatregel
actie
Omschrijving
Titel actie
ID
n°
de picture zetten
dat dat kan - zet ze in the picture
20
21
AE.001
AE.002
Verwarming
Overal dus ook in
permanent 1°C lager
stadsgebouwen, scholen,
zetten.
sporthal,…
Energiepremies stad
De stad kent premies toe voor
Vilvoorde
alle energiebesparende
MT.01
Idee
ME
Idee
ME.04
Idee
MH
Idee
ME
Idee
MT.01
Opgestar
maatregelen. Zie voorbeeld site brussel, thema energie, energiepremies
22
AE.003
Windmolenpark te
Windmolenparken op een van
Koningslo (of elders)
de tereinen van de stad. De stad kan een lagere verkoopprijs of pachtprijs hanteren
23
AE.004
Energiefit-sessies
Eandis organiseert energie sessies voor eigenaars en huurders die energie willen besparen.
24
AE.005
Eigen energiepark
Omvormen van de energiecentrale naar een biomassacentrale of dergelijke
25
AE.007
Energiemonitoring
Energiemonitoring bestaat momenteel uit het maandelijks
t
opvolgen van energieverbruiken in de stedelijke gebouwinfrastructuur. Sinds begin 2012 werd gestart met de opmaak van een nulstaatmeting voor energieverbruik in de stedelijke gebouwinfrastructuur. Bedoeling van deze nulstaatmeting is om de startreferentieverbruiken te meten en te inventariseren en over een langere periode hier in eerste instantie de meest energieverslindende gebouwen uit te halen waarna er gericht voorstellen kunnen worden
141
Status
Maatregel
actie
Omschrijving
Titel actie
ID
n°
geformuleerd omtrent welke gebouwen prioritair op de lijst dienen te komen om op energetisch vlak te optimaliseren.
26
AE.008
STEEEP: leer- en
STEEEP is een Europees project
begeleidingstraject
waarin gedurende 3 jaar (2014-
(support & training for
2017) in totaal 630 Europese
an excellent energy
KMO’s worden begeleid om
efficiency
energie-efficiënte maatregelen
performance).
te realiseren en te komen tot
MI
Opgestar t
een effectieve energiebesparing van minstens 10 – 15%. Implementatie van energiebesparende maatregelen – timing okt 2014 – febr 2016. Start-audit 9 work-shops rond diverse thema’s Opvolgen energieverbruiken via online platform + benchmarking Local Energy Community: samenbrengen van KMO’s om tot gezamenlijke opmaak van een energieplan te komen. Start: maart 2015.
27
AE.009
Zonne- energie
Zonne energie opwekken in
ME.01
Idee
ME.04
Idee
ME.04
Idee
combinatie met wind (zie ME.003) om voldoende te voorzien in gas en elektriciteitsbehoefte.
28
AE.010
Vilvoordenaars (!)
coöparatieven oprichten (of
investeren in
samenwerken met) om er voor
windturbines
te zorgen dat bewoners mee investeren, zodat het 'onze' windmolens zijn.
29
AE.011
Kijken naar de rendabiliteit en plaats om zoveel mogelijk
142
Maatregel
Status
actie
Omschrijving
Titel actie
ID
n°
ME
Idee
ME
Idee
ME
Idee
ME
Idee
ME
Idee
ME
Idee
ME
Idee
ME.02
Idee
/
Idee
MM.01
Idee
MM.01
Idee
windturbines te plaatsen.
30
Pilootprojecten
Rond het installeren van
opstarten
zonnepanelen. Eventueel op de site Kastanjelaar. Liefst ook op
AE.014
openbare gebouwen (school, …)
31 AE.015
energiecoöperatie
informeren! Organiseer
oprichten
bijvoorbeeld een infoavond ism Ecopower,…
32 AE.016
33
AE.017
stedebouwkundige
zodanig maken dat er sowieso
verordeningen
meer ingezet kan worden op
aanpassen
hernieuwbare energie
Groepsaankopen organiseren
34
AE.018
VOKA carbon footprint
Infoavondend organiseren om
voor bedrijven
toelichting te geven.
Aanbestedingen van
35
de stedelijke diensten koppelen aan
AE.019
duurzaamheid voor energie installaties
36
AE.012
Warmtenetten PB Gelatins.
37
AE.013
Zonnepanelen op openbare gebouwen en scholen (voorbeeldfunctie) en op EON bedrijfsterrein.
38
AM.001
Sensibilisatie in
Uitdaging vooropstellen om elk
scholen.
kind duurzaam naar school te laten komen.
39
AM.002
Fietsstallingen bij alle
Fietsstallingen bij alle
stadsgebouwen.
gebouwen van de stad plaatsen en toegankelijk maken. Ook bij scholen.
40
AM.003
Douches plaatsen in
Plaatsen van douches in
stadgebouwen.
bestaande stadsgebouwen. Stimuleren van het fietsgebruik bij personeelsleden.
143
Omschrijving
In iedere wijk wordt een
Vilvoorde.
fietspunt opgericht op een
Status
Titel actie Meer fietspaden in
Maatregel
ID AM.004
actie
n°
41
MM.02
Idee
MM.03
Opgestar
strategische locatie.
42
AM.005
Oplaadpunten voor elektrische wagens en
t
fietsen.
43
AM.006
Fietsbrevet.
Kinderen van het lager
MM.02
onderwijs leren fietsen in de
Opgestar t
stad.
44
AM.007
Fietsschool voor
Volwassenen kunnen leren
volwassenen.
fietsen en een fietsexamen
MM.02
Gepland
MM.02
Opgestar
afleggen.
45
AM.008
Trage wegen
Trage wegen in kaart brengen en missing links herstellen in
t
het netwerk met het participatietraject.
46
AM.009
Bike to Work
Stad vilvoorde doet mee met
MM.01
bike-to-work en maakt
Opgestar t
promotie bij andere bedrijven.
47
AM.010
Cambio en Autopia
Minder particulier autogebruik
MM.02
Gepland
MM.02
Opgestar
door autodelen
48
AM.011
Blue Bikes
Fietsverhuur voorzien, 1€ /dag
t
49
AM.012
Herziening
(doel: autoluw maken en
mobiliteitsplan
hogere belasting op parkeren),
MM.02
Opgestar t
moet ook rekening houden met de tram!
50
AM.013
Stadsrandparking op
MM.02
Idee
MM.01
Opgestar
de Cat-site
51
AM.014
Mobiscan/Cleantech
Opmaak inventaris van het stedelijk wagenpark en analyse
t
van mogelijke opties om bij vernieuwing te opteren voor alternatieve voertuigen op elektriciteit, CNG of aardgas.
52
AM.015
Planning vernieuwing
Omvat om. de doelstelling om
handelscentrum
het centrum meer autoluw te
MM.08
Opgestar t
maken, sluipverkeer te ontraden en het gebruik van de
144
Status
Maatregel
actie
Omschrijving
Titel actie
ID
n°
stadsparkings te stimuleren.
53
AM.016
Bevorderen
Aanleg fietspaden.
MM.02
infrastructuur van de
Opgestar t
zwakke weggebruikers
54
AM.017
Week van de
De stad Vilvoorde neemt
Mobiliteit
jaarlijks deel aan De Week van
MM
Opgestar t
de Mobiliteit teneinde een breed maatschappelijk draagvlak te creëren voor een duurzame mobiliteit.
55
AM.018
Stimuleren van
Jaarlijks wordt op de autoloze
autodelen
zondag een informatiestand
MM
Opgestar t
georganiseerd rond autodelen.
56
AM.019
Belasting op parkeren
Via een belasting op parkeren
MM.08
wordt het autogebruik in het
Opgestar t
stadscentrum ontmoedigd.
57
AM.020
Fietstallingen in de
Voldoende fietsstallingen
wijk
voorzien. Installeren van
MM.02
Opgestar t
fietskluizen. Ook de burgers betrekken bij de besluitvorming hierrond.
58
AM.021
Derdebetalerssysteem
MM
voor duurzame
Opgestar t
vervoersmodi.
59
AM.022
Schoolstraat
Fietsvrij maken van de straat
MM.02
van de school bij begin en het
Opgestar t
einde van de schooldag.
60
AM.023
Thuis werken
Alle ambtenaren werken 1 dag
MM.01
Idee
MM.02
Idee
MM.08
Idee
MM.08
Idee
MM.02
Idee
per week thuis.
61 62
AM.024 AM.025
Stipter en beter
Gesprek met NMBS en De lijn
openbaar vervoer
opstarten.
Autovrije stad
Autovrije stad, enkel nog elektrische voertuigen in centrum.
63
AM.026
Communicatie zuinig
Politie doet communicatie
rijden
acties op evenementen om Vilvoordenaars zuinig te leren rijden.
64
AM.027
Cambio (ipv
Minder particulier autogebruik
firmawagens)
door autodelen.
145
Status
Maatregel
Titel actie Trein-werk uren mee
actie
ID AM.028
Omschrijving
n°
65
MM.02
Idee
MM
Idee
MM.02
Idee
in rekening brengen als werkuren.
66
AM.029
Personeel uit eigen streek aannemen (gevolg: sowieso minder kilometers).
67
AM.030
Carpoolparkings aan
om van daaruit samen naar
ingangspunten en aan
bedrijvenzone te rijden,
station
bedrijvenbusje,…
68
AM.031
Shuttledienst
van station naar bedrijven
MM.02
Idee
69
AM.032
Fietstoegankelijkheid
betere en veiligere fietspaden,
MM.02
Idee
verbeteren
meer fietspaden,…
Vlootscan
Omschakelen naar duurzame
MM.09
Idee
MM.09
Idee
MM.03
Idee
MM.02
Idee
MM.02
Idee
MM.03
Idee
MM.08
Idee
MM.02
Idee
70
AM.033
brandstoffen (cng, elektrisch,…)
71
AM.034
Meer cng stations
als transitie waarbij fossiel aardgas geleidelijk wordt vervangen door opgewaardeerd biogas
72
AM.035
Een voorkeursparking voor elektrische voertuigen, gecombineerd met laadpalen
73 74
AM.036 AM.037
Voorkeursparking voor
Minder particulier autogebruik
gebruikers van Cambio
door autodelen
Elektrische fietsen fiscaal interessant maken en sensibiliseren daarrond
75
AM.038
Laadpalen bij Nnof/Cargill? Samen gebruiken?
76
AM.039
Creatie van de ring
het doorgaand verkeer niet
rond het centrum
door Vilvoorde laten gaan, dus durven knippen van belangrijke assen
77
AM.040
Fietskluizen voor de bewoners in het
146
Status
Maatregel
actie
Omschrijving
Titel actie
ID
n°
centrum Communicatieplan
78 AM.043
rond het hip maken
MM.02
Idee
MM.08
Idee
MM.08
Idee
MM.02
Idee
MM.02
Idee
MM.08
Idee
MM
Idee
MM
Idee
MM.16
Idee
van de bus en fiets Prijs van de 2e
79 AM.044
parkeerplaats fors verhogen of afschaffen Mioddenveld activeren
80
en inspraak organiseren rond de plaats die nu door AM.045
parkeerplaatsen wordt ingenomen
81
Visualiseren van de
Ook de winst in euro’s.
winst van andere
bijvoorbeeld, hoeveel kost een
vervoersmodi
‘fietsbrood’ en hoeveel kost een ‘autobrood’: werkelijke kost van
AM.046
transport doorrekenen
82
AM.047
Fiets-o-strades voor lange afstanden Parkeerplaatsen
83 AM.048
ombouwen tot fietsstallingen
84 AM.049
Signaalborden
Minstens aan de drukke haltes
installeren voor De Lijn
voor wanneer de bus of tram komt
85
Openbaar vervoer
Meer bussen en trams. Tot
interessanter maken
latere uren laten rijden. Sneldiensten inleggen. Aparte rijstroken voor bussen. Sociale
AM.050
correctie op de tarieven.
86
Uitbreiden melkboer
een logistiek systeem
principe
ontwikkelen, waarin alle (!) winkels participeren, zodat consumenten kiezen waar ze hun aankopen doen en de boodschappen op een zo ecologisch mogelijke wijze thuis
AM.051
of op afhaalpunten gebracht worden. Vb. elektrische wagen,
147
Status
Maatregel
actie
Omschrijving
Titel actie
ID
n°
bakfietsen,…
87 AM.052
Lussen maken in de
Werken met paaltjes om straten
binnenstad voor
af te sluiten
doorgaand verkeer te
MM.08
Idee
weren Aanbestedingen van
88
de stedelijke diensten
AM.053
koppelen aan
MM.0
duurzaamheid voor
1
Idee
MM.02
Idee
MM.02
Idee
MH.12
Idee
MH.01
Idee
MH.01
Idee
mobiliteit
89
AM.041
Geen fietspaden tussen de geparkeerde wagens en de woningen
90
AM.042
Groene corridors maken zodat het aangenamer fietsen is en wandelen
91
AR.001
Energiejagers (BBL):
Reeds gekende projecten
energiebesparing
worden opnieuw opgestart.
ondersteunen
Groepjes van gezinnen volgen hun energieverbruik op, wisselen ervaring uit over energiebesparende maatregelen, waarbij ze kunnen rekenen op de deskundige ondersteuning van een energiemeester. Een te behalen energiebesparing word voorgesteld
92
AR.002
Thermografische kaart
Opmaak van een thermoscan/warmtekaart voor daken over het hele grondgebied of voor heel Vilvoorde
93
AR.003
Energiepremies
Opnieuw invoeren van
isolatie, doorgedreven
isolatiepremies voor diverse
per doelgroep.
doelgroepen en nieuwbouw
148
De Kodak-site werd
"Groenloo'
geselecteerd voor de
MH
Status
Maatregel
Titel actie Duurzame woonwijk
actie
ID AR.004
Omschrijving
n°
94
Opgestar t
ontwikkeling van een nieuwe duurzame woonwijk.
95
AR.006
FRGE aansluiting (
Een kredietlijn ter beschikking
Fonds ter Reductie van
voor onze burgers voor het
de Globale
uitvoeren van
Energiekost).
energiebesparende
MH
Opgestar t
maatregelen.
96
AR.007
Opvolging verplichte
Wordt opgevolgd op vraag van
dakisolatie bij
de huurder
MH.01
Idee
MH
Idee
MH.07
Idee
MT.14
Opgestar
huurwoningen.
97
AR.008
Samenaankoop.
Organiseren van een samenaankoop.
98
AR.009
Inter-Vilvoorde activeren voor het isoleren van hun woningen
99
AR.010
Duurzame openbare
Een aktie in samenwerking met
verlichting
EANDIS. Er wordt een
t
masterplan openbare verlichting opgemaakt. De eerste workshop vond plaats op 19 juni 2014, de volgende op 17 oktober 2014. Doelstelling is een afgehamerde missie en een visie waarop het stedelijk OV-beleid kan geënt worden. Op basis daarvan worden concrete strategieën voor de deelruimtes uitgewerkt. Op vlak van vermindering van energie bedraagt de doelstelling 50%.
100
AR.011
Renovatiepremies voor
Vilvoorde wordt gekenmerkt
het woonpatrimonium
door een verouderd
in het handelscentrum
woonpatrimonium. De dienst
MH
Opgestar t
huisvesting zal het initiatief nemen om de eigenaars van deze woningen te contacteren en te stimuleren om te
149
Status
Maatregel
actie
Omschrijving
Titel actie
ID
n°
vernieuwen. Hiertegenover staat een globale renovatiepremie indien aan de eisen wordt voldaan. Bijkomend kan extra financiële ondersteuning worden bekomen voor dakisolatie, superisolerend glas, muurisolatie, gevelrenovatie en vloerisolatie. Deze premies gelden in afwachting van nieuwe reglementen rond energiebesparing (die dan geldig zijn voor alle inwoners en niet louter deze die gevestigd zijn in het centrum van de stad).
101
AR.013
Belasting op
MH
verkrotting en
Opgestar t
verwaarlozing
102
AR.014
Energieprestatiecertific
Epc’s die reeds werden
aten voor stedelijke
opgemaakt volgens de
gebouwen
wettelijke verplichting voor alle
MT
Voltooid
MT
Opgestar
stadsgebouwen boven 250 m2. In de besluiten van deze EPC's zijn ook reeds aanbevelingen opgenomen om efficiënter om te gaan met energieverbruiken. Hiertoe krijgen gebouwen ook een EPC score
103
AR.015
Conditiestaatmeting
In de meerjarenbegroting is budget opgenomen voor de
t
opmaak van een conditiestaatmeting volgens de norm NEN 2767. Dit houdt in dat er volgens een vastgelegde meet en registreermethode van alle bouwelementen de gebreken worden geregistreerd, en dit qua omvang en intensiteit. Dit resulteert in een
150
Status
Maatregel
actie
Omschrijving
Titel actie
ID
n°
getal dat de conditiescore weergeeft van het gebouw. Doel hierin is om de actuele gebouwtoestand te evalueren, waar de verwarmingsinstallatie ook integraal deel van uitmaakt. Naderhand wordt er gestart met de opmaak van een meerjaren onderhoudsplan
104
AR.016
Verwarmingsaudits.
Er werd een dossier opgestart
MT
om te voldoen aan de wettelijke
Opgestar t
verplichting om een analyse te laten opmaken van alle stookplaatsen. Bundeling van bovenstaande punten geeft bijgevolg een vrij goed beeld van welke acties we in welke gebouwen als eerste dienen uit te voeren om een zo groot mogelijke energiewinst te bekomen. Hetgeen natuurlijk ook zijn weerslag vindt in de budgetten die dienen te worden voorzien voor het energetisch verbruik.
105
AR.017
Thermografische scan
Thermografische kaart bepert
MH
Idee
MH
Opgestar
zich tot dakisolatie. Door middel van een thermografische camera kan een woning worden onderworpen aan een volledig "thermografisch onderzoek". Kostprijs bedraagt 4000 euro.
106
AR.018
Expertise van de
Bij De opmaak van ieder
provincie Vlaams-
ruimtelijk uitvoeringsplan zorgt
Brabant ter
een expert voor de insteek op
ondersteuning:
het vlak van duurzaamheid en
Ruimtelijk
meer specifiek duurzaam
uitvoeringsplan
bouwen.
t
Deze expert wordt tevens betrokken Bij De ontwikkeling
151
Status
Maatregel
actie
Omschrijving
Titel actie
ID
n°
van De nieuwe duurzame woonwijk Groenloo (geselecteerd door het Lerend Netwerk duurzame Wijken)
107
AR.019
Expertise van de
De stedenbouwkundige
provincie Vlaams-
verordening wordt herzien.
Brabant ter
Doelstelling is om te landen in
ondersteuning van de
2015. Input van
stedenbouwkundige
duurzaamheidsaspecten in deze
verordening.
verordening is een van de
/
Gepland
MH
Opgestar
hoofddoelstellingen.
108
109
AR.020
AR.021
Expertise van de
De voortgang van het
provincie Vlaams-
stadsvernieuwingsproject 4
Brabant ter
Fonteinen wordt opgevolgd
ondersteuning:
door een kwaliteitskamer. De
stadsvernieuwingsproje
expert DuBo van Dialoog vzw
ct 4 Fonteinen
zetelt in deze Kwaliteitskamer.
Expertise van de
De opmaak van een nieuw
provincie Vlaams-
structuurplan wordt gepland, dit
Brabant ter
in paralel met de aktualisering
ondersteuning
van het mobiliteitsplan.
t
/
Gepland
MH
Idee
/
Idee
/
Opgestar
structuurplan.
110
AR.022
Expertise van de
De woningen die de Inter-
provincie Vlaams-
Vilvoordse verkoopt, worden
Brabant ter
waar mogelijk naar een
ondersteuning van
grondige en afdoende renovatie
dossier Inter-
begeleid.
Vilvoordse.
111
AR.023
Creëren van een duurzaamheidsloket.
112
AR.024
Energiesnoei (vzw
Energiesnoei is een project ism
Zilverpunt)
vzw Zilverpunt en vnl. gericht
t
naar de sociale doelgroep. Via een energiescan van de woning worden de belangrijkste warmteverliezen gedetecteerd en worden “basic” maatregelen uitgevoerd (tochtstrips, radiatorfolie, …)
152
Afbraak en vernieuwen
Oud patrimonium afbreken en
bestaand patrimonium.
nieuwe wijk bouwen.
Status
Maatregel
actie
Omschrijving
ID AR.026
Titel actie
n°
113
MH.07
Idee
MT.08
Idee
Lintbebouwing en zonevreemd woningen komen niet in aanmerking. Bouwen in de hoogte.
114
AR.027
Isolatiepremies voor
(itt heden: premies zijn voor
handelaars.
eigenaars)
115
AR.028
Relighting.
MT.07
Idee
116
AR.029
Winkeldeuren gesloten
MT.06
Idee
MH
Idee
MH
Idee
MT.13
Idee
MH
Idee
MH
Idee
MH
Idee
MH
Idee
MH
Idee
houden.
117
AR.030
Groendaken
Omwille van het verkoelende effect in de zomer (dus: minder airco)
118
AR.031
Concept Kyoto in het
Samenaankopen op
Pajottenland uitrollen
wijkniveau,…
in Vilvoorde.
119
AR.032
Het nieuwe
(zou voorbeeldgebouw kunnen
zorgcentrum van het
zijn)
ocmw
120
AR.033
Wijk 4fonteinen
(nieuwe wijk Matexi) (zou voorbeeld kunnen zijn)
121
AR.034
Vermindering onroerende voorheffing bij goede epc.
122
AR.035
Beter overzicht van bestaande premies en wie ervoor in aanmerking komt.
123
AR.036
De eigenaars van huurwoningen laten isoleren.
124
AR.037
Aanspreken van de
Verenigingen zoals: OCMS,
gezinnen via de
kerken, sikh gemeenschap,
verenigingen
moskee, marokaanse gemeenschap, sociale economie/thuishulp
153
Status
MH
Idee
MH
Idee
MH
Idee
MH
Idee
Clusters van mensen en bedrijen zoeken om een ESCO
AR.038
Maatregel
actie
Omschrijving
Titel actie
n°
ID
Clusters zoeken
125
formule op te zetten
126
AR.039
Focussen op Ecoisolatie
127
Renovatie-care parties
Nodig mensen uit die interesse
(n.a.v. Tupper-ware
kunnen hebben. Maak het
parties)
gezellig met hapjes en een drankje. Zorg voor begeleiding en teechnische ondersteuning. Focus op de kansen die isolatie biedt. Laat een aannemer komen om uitleg te geven. Hou
AR.040
het klein en gezellig.
128
Energie renovatie
Bouw een netwerk van
ambassadeur
ambassadeurs uit en zorg dat ze herkenbaar worden. Vb. Plakaat aan de deur (zoals een
AR.041
notaris).
129
AR.042
Sociale leningen
MH
Idee
130
AR.043
Subsidies bundelen en
MH
Idee
ME
Idee
MH
Idee
transparant maken
131 AR.044
Gedragscomponent
Gedragscomponent opvolgen
opvolgen
bij alle acties om rebound effect te voorkomen.
Aanbestedingen van
132
de stedelijke diensten koppelen aan
AR.045
duurzaamheid voor renovaties
154
Bijlage 2: Lokale energieproductie
0%
Resultaten De sector lokale energieproductie heeft geen emissies volgens de nulmeting en de LNE-tool waarop deze gebaseerd is.
De lokale energieproductie wordt apart weergegeven in de KMI-tool. Dit kan verwarrend zijn vermits de LNE-tool de lokaal geproduceerde energie verrekent en pro-rata verdeelt over de verschillende sectoren. De sector wordt ook vaak als “lokale hernieuwbare energieproductie” beschreven in andere rapporten doordat het grootste deel van deze lokale productie hernieuwbaar is. Het gaat dan over windkracht, waterkracht, fotovoltaïsche energie, biomassa, restwarmte, geothermische energie en biogas. Enkel bij de warmtekrachtkoppelingen zijn er emissies door het gebruik van fossiele brandstoffen. Niet alle lokale productie wordt echter meegenomen in deze studie. De Burgemeestersconvenant geeft hier duidelijke richtlijnen voor. Deze zijn ook samengevat in het schema hieronder. De regel is dat alles onder de 20MW mogen worden meegenomen als ze niet-ETS zijn. Enkel hetgeen boven de 20MW die eigendom is of wordt beheerd door de lokale autoriteiten en waarvoor maatregelen in de SEAP worden geformuleerd, mogen worden meegenomen.
155
Figuur 49: Schematische weergave van welke lokale energieproductie in aanmerking komt voor de nulmeting.
Wanneer de maatregelen worden toegevoegd dan heeft deze sector een verlagende invloed op de emissies. Dit wordt veroorzaakt doordat er meer vermeden emissies zullen zijn ten gevolgen van hernieuwbare energieproductie dan er emissies zullen zijn ten gevolgen van WKK’s bijvoorbeeld. De eerste overstijgen de laatste in normale omstandigheden ruimschoots.
Vlaanderen Een van de redenen om de lokale hernieuwbare energieproductie verder te ontwikkelen ligt in het feit dat meer en meer gezinnen in Vlaanderen een contract hebben voor groene elektriciteit. Hun aantal steeg van 21% in 2009 naar 25% in 2010 en 32% in 201188. Daarbij komt ook dat het financieel een interessante keuze is. In het MIRA-indicatorenrapport van 2011 wordt vermeld dat in 2011 de totale netto productie van groene stroom een kwart hoger lag dan in 2010 (+25,7%). Aangevuurd door een gunstig ondersteuningsmechanisme nam vooral de stroomproductie in PV-panelen sterk toe: +102% op 1
88
http://www.vreg.be/marktmonitor-2011
156
jaar tijd. Ook windturbines op land ('on-shore') lieten met een productiestijging van 42% een belangrijke toename optekenen.
157
158
159
Revisie historiek
Beschrijving
V01 – 2015-04-22
Eerste draft versie
V02 – 2015-05-27
Eerste definitieve versie
V03 – 2015-06-04
Tweede definitieve versie