foto uit archief
foto Rob Stevens
Jan Aerts, Futureproofed Peter Tom Jones, KU Leuven, Projectcoördinator LKN 2030
De nulmeting: wat is de situatie in Leuven vandaag?
Leuven klimaatneutraal in 2030 ofwel LKN 2030? Om te weten in welke mate de stad daar van verwijderd is en waar ze zo effectief mogelijk moet ingrijpen, moet de huidige stand van de broeikasgasemissies gekend zijn. De nulmeting leert welke impact Leuven heeft op het klimaat en welke sectoren de grootste uitstoot voor hun rekening nemen. De nulmeting vormt de basis voor het uitwerken van de scenario’s en het formuleren van de aanbevelingen die moeten uitmonden in een gedetailleerd actieplan begin 2013.
15
foto Rob Stevens
Karen Rombaut, AB InBev
‘Leuven Klimaatneutraal kan niet alleen de leefbaarheid van de stad versterken, maar kan Leuven ook sterker internationaal profileren. Dat is zowel voor de universiteit, het toerisme als de lokale bedrijven van belang. Ik zie Leuven Klimaatneutraal vooral als een belangrijke kans om met de betrokken bedrijven werk te maken van een duurzame omgang met natuurlijke grondstoffen en van duurzame investeringen die renderen op lange termijn. Het project biedt een unieke opportuniteit om kennis vanuit de universiteit, IMEC en de industrie samen te brengen en best practices uit te wisselen. Dat strookt helemaal met het feit dat Leuven een kennisstad is.’
‘Ons engagement binnen Leuven Klimaatneutraal komt niet uit de lucht vallen. Milieu is een van de drie pijlers van ons Better World programma waarmee we een sterke, duurzame wereldwijde onderneming wensen uit te bouwen. Een project dat van onze wereld een betere plaats om te leven wil maken past dan ook volledig binnen deze filosofie. Onze Leuvense brouwerij valt trouwens al jaren onder het Europese emissiehandelsysteem. In dat kader heeft de brouwerij een Vlaamse Benchmark Convenant ondertekend, waarin we ons engageren om deel uit te maken van de wereldtop in energie-efficiëntie voor brouwerijen. Die wereldtop hebben we intussen bereikt, maar dankzij uitdagende interne milieudoelstellingen blijven we voortdurend investeren in technologie en managementsystemen om het energieverbruik en onze CO2-emissies verder terug te dringen. Ook binnen onze logistieke afdeling hebben we duidelijke engagementen en doelstellingen om onze transporten en werking van magazijnen te optimaliseren om brandstofverbruik en CO2emissies te verminderen.’
‘AB InBev beschikt over heel wat relevante expertise en knowhow die we willen delen met de andere partners in het project. En uiteraard willen wij onze verantwoordelijkheid opnemen tegenover onze thuisstad Leuven. We zullen ons dan ook mee inzetten voor innovatieve projecten zoals bijvoorbeeld stadswarmteprojecten. Kortom: AB InBev wil, via de G20 en via de werkgroepen van LKN 2030, mee de lijnen uitzetten om de droom van Leuven Klimaatneutraal te verwezenlijken.’ 16
1
Wat is een nulmeting?
Leuven klimaatneutraal maken, is een ambitie die het stadsbestuur en de KU Leuven, samen met hun partners, tegen 2030 wensen waar te maken. Om te weten hoever de stad nog van dit doel verwijderd is, welke weg ze nog moet afleggen en waar ze vooral moet ingrijpen, is een referentiepunt via een nulmeting niet alleen nuttig maar onontbeerlijk. Meten is weten. De nulmeting brengt de huidige stand van de Leuvense broeikasgasemissies in kaart. Ze geeft weer welk aandeel iedere sector hierin heeft. Cruciaal voor een nulmeting is de afbakening van het te bestuderen gebied. Voor het project LKN 2030 werd gekozen voor Groot Leuven: dit is Leuven samen met zijn vijf deelgemeentes: Kessel-Lo, Heverlee, Wilsele, Wijgmaal en Haasrode.
Daarnaast hoort bij een nulmeting uiteraard de keuze voor een geschikt referentiejaar, dat als betrouwbaar vergelijkingspunt moet dienen. Als referentiepunt voor de emissies werd na een uitgebreide discussie binnen het LKN 2030-projectteam uiteindelijk gekozen voor het jaar 2010. Het referentiepunt moet zo goed mogelijk de toestand van vandaag weerspiegelen. De meest recente data over energieverbruik en emissies die op het moment van de studie beschikbaar waren, dateren immers van het jaar 2010. Gedurende de verdere opvolging zal dit het ijkpunt blijven. 17
2
Een broeikasgasinventaris voor Groot Leuven
Om de broeikasgasemissies in kaart te brengen, werd in deze studie een internationaal erkende methodiek gehanteerd, namelijk de zogenaamde Bilan Carbone-methode. Deze is gebaseerd op de principes van het Greenhouse Gas Protocol (GHG Protocol). Dit GHG Protocol is de meest gebruikte internationale standaard die overheden, organisaties en bedrijven toelaat om broeikasgasemissies te kwantificeren en te beheren. Technisch gezien maakt dit protocol een onderscheid tussen Scope 1-, Scope 2- en Scope 3-emissies. In de onderstaande figuur wordt het verschil tussen deze emissie verder verduidelijkt.
Scope 1: directe emissies. Deze emissies komen vrij op het grondgebied Groot Leuven zelf. Meestal gebeurt dit in de vorm van een verbrandingsproces. Een goed voorbeeld hiervan is het aardgas in een ketel thuis of de benzine in de motor van een wagen. Bij de verbranding van deze fossiele brandstoffen komt onder andere koolstofdioxide vrij (CO2), het broeikasgas dat in belangrijke mate bijdraagt tot de opwarming van de aarde. Scope 1-emissies kunnen evenwel ook in andere vormen plaatsvinden zoals in industriële processen (bijvoorbeeld bij ijzer- en staalproductie wordt koolstof verbrand tot CO2 of bij de productie van cement wordt kalksteen ontbonden in kalk en CO2).
Scope 2: indirecte emissies ten gevolge van geïmporteerde energie. Deze emissies komen vrij buiten de grenzen van Groot Leuven maar vallen onder onze verantwoordelijkheid. Het betreft immers energie die Leuven importeert om haar samenleving aan te drijven. In het jaar 2010 werd nog geen 2 procent van de elektriciteit die Leuven nodig had op het grondgebied van Groot Leuven zelf opgewekt. De overige elektriciteit komt van aardgascentrales, kerncentrales, windmolens, waterkrachtcentrales en andere centrales die buiten Leuven gevestigd zijn. Deze emissies worden geïnventariseerd in Scope 2.
18
Scope 3: indirecte emissies ten gevolge van geïmporteerde goederen en activiteiten buiten Groot Leuven. Als Leuvenaar en Leuvense organisatie of bedrijf zijn we ook verantwoordelijk voor een groot aantal emissies die buiten de grenzen van de stad plaatsvinden. Denk maar aan vliegreizen die Leuvenaars maken omwille van professionele of privédoeleinden. Een ander relevant voorbeeld betreft de emissies die overal ter wereld plaatsvinden voor de productie (bijvoorbeeld ontbossing om ruimte vrij te maken voor het grazen van koeien) en het transport van voeding die hier in Leuven wordt geconsumeerd. Scope 3-emissies hebben daarnaast ook betrekking op de autokilometers die Leuvenaars maken tijdens hun zomervakanties in Frankrijk, Engeland of elders in Europa. Ook het woon-werkverkeer naar Brussel of ergens anders telt mee, net als de emissies die elders plaatsvinden voor de productie van onder meer kleding en bouwmaterialen. Dit alles noemen we Scope 3-emissies. Het grote verschil met de Scope 1- en 2-emissies is dat deze niet alleen veel moeilijker te meten zijn, maar ook minder eenvoudig te beïnvloeden zijn.
Alles Scope 1? Indien men de broeikasgasemissies van de hele wereld in kaart zou brengen dan zou bij een dergelijke inventarisatie alles uiteraard in Scope 1 vallen. Alle emissies vinden dan immers plaats op het grondgebied zelf – de aarde – en er dient bijgevolg niets geïmporteerd te worden.
Figuur: scopes - bron: The Greenhouse Gas Protocol Initiative 19
foto Rob Stevens
Peter van Biesbroeck, Directeur Voka - Kamer van Koophandel arrondissement Leuven
‘Een project als Leuven Klimaatneutraal doet ons kritisch nadenken over de manier waarop we vandaag leven, produceren en consumeren, en de effecten daarvan op het klimaat, en over hoe dat in de toekomst zou kunnen of moeten. Dat maakt alle betrokkenen alvast bewust over onze eigen impact op het klimaat. Wij hebben de voorstudie en de nulmeting voor dit project mee gefinancierd, om evidence based te kunnen oordelen. Bovendien laat een nulmeting toe ambitieuze maar haalbare targets vast te leggen voor de toekomst. Een schip zonder duidelijke koers is immers een schuit op drift. Dat geldt evenzeer voor acties die zonder vooraf gesteld doel gepland worden. LKN 2030 wordt een plan van, door en voor alle stakeholders en niet alleen van de beleidsmakers of industrie. Iedereen moet zijn plaats en rol kennen als stakeholder in dit grotere geheel.’
‘Voka - Kamer van Koophandel (arrondissement Leuven) zet zich, als vertegenwoordiger van handel en industrie in deze regio, mee in voor het welslagen van dit project. Daarom hebben we ons ook onmiddellijk bereid verklaard om zowel financieel als inhoudelijk dit project te ondersteunen. Het zou ondenkbaar zijn dat deze allesomvattende oefening zou gemaakt worden zonder de input van de handelaars, kmo’s en industriëlen. De Kamer heeft de voorbije jaren trouwens heel wat ervaring en kennis verworven op het vlak van milieuzorg en milieubeleid in Vlaanderen en dat willen we heel graag delen met de andere stakeholders die Leuven Klimaatneutraal 2030 willen realiseren’.
‘Naast de financiële inbreng, draagt Voka - Kamer van Koophandel ook inhoudelijk bij tot LKN 2030. Onze milieu-experte neemt actief deel aan een aantal werkgroepen en fora die georganiseerd worden om de nodige acties te plannen om de doelstellingen te bereiken tegen 2030. Zij deelt daar haar jarenlange ervaring en kennis met de andere afgevaardigden van de stakeholders. We informeren en stimuleren onze leden-bedrijven ook om de doelstellingen voor Leuven Klimaatneutraal mee te helpen realiseren.’
20
3
De Leuvense broeikasgasemissies 2010
In de studie Leuven Klimaatneutraal 2030 zijn de Scope 1- en 2-emissies zeer gedetailleerd in kaart gebracht. Voor de Scope 3-emissies is er een kwalitatieve inschatting gemaakt. De reden hiervoor is tweeledig: enerzijds zou een volledige Scope 3-inventarisatie zeer veel tijd vragen, anderzijds is veel informatie hierover niet beschikbaar op het niveau van een stad als Leuven (zie boven)
Welke sectoren? Een onderverdeling werd gemaakt op basis van de sectoren die ook MIRA hanteert. MIRA verwijst naar het Milieurapport Vlaanderen (http:// www.milieurapport.be/), een product van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM). MIRA beschrijft, analyseert en evalueert de toestand van het Vlaamse leefmilieu, bespreekt het gevoerde milieubeleid en blikt vooruit op mogelijke milieuontwikkelingen. De sectoren die MIRA typisch hanteert, zijn:
1. Energieproductie 2. Transport 3. Huishoudens 4. Industrie 5. Handel en diensten 6. Natuur en landbouw
In de nulmeting werden deze sectoren als basis genomen om na te gaan waar precies de broeikasgasemissies vrijkomen in de verschillende sectoren en hoe groot ze zijn. In wat volgt wordt een kort overzicht gegeven van de resultaten per sector.
21
foto Rob Stevens
Rudy Van Beers, Eandis
‘Binnen LKN 2030 gaan maatschappij, technologie en economie gezamenlijk een ecologische uitdaging aan. Dat is een unieke kans. Leuven beschikt via de universiteit over een schat aan wetenschappelijke onderbouw, via zijn ondernemingen over de daadkracht en via een sterke maatschappelijke stabiliteit over een vruchtbare voedingsbodem. Deze aspecten samen moeten maken dat het project succesvol kan groeien. Ik zou vooral een lans willen breken voor de multidisciplinaire aanpak waarbij mensen met zeer verscheidene achtergrond en opleiding gezamenlijk oplossingen uitwerken. Dit stimuleert creativiteit, motivatie en draagkracht. LKN 2030 moet het enorme potentieel aan denkkracht en creatiedrang bij inwoners en studenten uitdagen tot constructieve discussie en gedragen oplossingen.’
‘Ik behoor tot de generatie van roofbouwers en ben er persoonlijk van overtuigd dat het tijd is om ons daarover te bezinnen. Daarom alleen al engageer ik me in dit proces. Bovendien werk ik in een onderneming die het leveren van duurzame, innovatieve technologieën ter ondersteuning van de klimaatdoelstellingen tot haar missie rekent.’
‘Ik engageerde me binnen LKN 2030 als trekker-animator van de thematische cel om de wetenschappelijke input vanwege de experts te koppelen aan het pragmatisch en creatief denken van de deelnemers aan de cel. Binnen mijn professionele omgeving wil ik er mee voor zorgen dat waardecreatie niet langer uitsluitend gezien wordt vanuit puur economische parameters maar dat er in toenemende mate gekeken wordt naar het ecologisch potentieel.’
22
3.1 Energieproductie
Op het grondgebied Groot Leuven bevinden zich geen grote energiecentrales. De emissies ten gevolge van energieproductie zijn dan ook zeer beperkt. Met volgende broeikasgasemissies werd rekening gehouden:
•
Indirecte emissies ten gevolge van de bouw van fotovoltaïsche cellen, zowel bij particulieren, bedrijven, scholen en andere organisaties (cijfers VREG, de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt).
•
Distributie van aardgas en elektriciteit (cijfers Eandis, een Belgische werkmaatschappij van het distributienet voor elektriciteit en aardgas, actief in 239 gemeenten in Vlaanderen)
De resultaten zijn in de volgende tabel weergegeven. De broeikasgasemissies worden aangeduid in ton CO2-equivalent (ton CO2e, dit is een totaalcijfer om ook de andere broeikasgassen zoals methaan en lachgas mee te verrekenen in de eindbalans).
Tabel: LKN 2030 emissies (Scope 1 + Scope 2) 2010: energieproductie Ton broeikasgasemissies (ton CO2e) Opwekking
251
Distributie
2738
Totaal broeikasgasemissies energiesec2989 tor
23
3.2 Transport
De transportsector omvat personenwagens (< 3,5 Ton), vrachtverkeer (> 3,5 Ton), spoorverkeer, De Lijn en alle “niet voor de weg bestemde mobiele machines” (ook off-road voertuigen genoemd). De volgende bronnen werden gehanteerd voor de sector transport: •
Personenwagens en vrachtverkeer: de raming van de afgelegde voertuigkilometers voor Groot Leuven is gemaakt op basis van de Algemene Verkeerstellingen 2005, die kaderen in een reeks van vijfjaarlijkse tellingen die sinds 1949 worden gepubliceerd volgens de regels van de Economische en Sociale Raad voor Europa van de Verenigde Naties te Genève. Naargelang het wegennet worden verschillende methodes gebruikt. Aangezien de totale hoeveelheid voertuigkilometers toegenomen zijn voor Vlaanderen sinds 2005, zijn ook de cijfers voor Leuven van 2005 in gelijke mate geëxtrapoleerd.
•
Spoorverkeer: voor de reizigers die Leuven, Wijgmaal of Heverlee als vertrek of eindbestemming hebben, werd de Reizigerstelling 2009 gehanteerd. Dit werd gecombineerd met de gemiddelde lengte van een spoorrit op Leuvens grondgebied. Voor de doorrijdende reizigers en goederen werd de raming berekend op basis van verschillende MIRA-rapporten.
•
De Lijn: de afgelegde kilometers en verbruikte liters diesel zijn door De Lijn zelf aangeleverd voor het grondgebied Groot Leuven.
•
Off-road: cijfers MIRA-rapport
Bijna driekwart van de transportemissies worden veroorzaakt door personenwagens. Interessant hier is ook het feit dat 52 procent van die emissies veroorzaakt worden door personenwagens op de E40 of E314. Het spreekt voor zich dat een groot deel van deze wagens op zich weinig te maken heeft met “de Leuvenaar”. Wat het vrachtverkeer betreft, wordt zelfs 72 procent van die emissies veroorzaakt op de autosnelweg. Het gaat gewoon om automobilisten of vrachtwagenchauffeurs die via het Leuvense grondgebied hun reis verder zetten. Dit geeft meteen ook aan dat sommige Scope 1-emissies heel moeilijk te beïnvloeden zijn door wijzigingen op het niveau van de Leuvense politiek.
24
Tabel: LKN 2030 emissies (Scope 1 + Scope 2) 2010: transport Ton broeikasgasemissies (ton CO2e) Personenvervoer
146649
Vrachtvervoer
33221
Spoorvervoer
8926
De Lijn
6850
Off-road
526
Totaal broeikasgasemissies transport196171 sector
4% 0% 14% A B -
0% 2%
-
32%
Huishoudens aardgas Handel & Diensten Personenvervoer Vrachtvervoer Openbaar vervoer Offroad Industrie Landbouw & Natuur Energieproductie
ed
oof 4% epr ur Fut
Futureproofed
18%
!"#$
26%
kg
!
Figuur: Procentuele verdeling emissies transport (LKN 2030, nulmeting 2010)
25
3.3 Huishoudens
De broeikasgassen van de huishoudens zijn afkomstig van het verbranden van petroleumproducten, gas en kolen voor verwarming, productie van warm water en elektriciteit. De gegevens over aardgas en elektriciteit komen uit de statistieken van Eandis en VREG. Het verbruik van stookolie, propaan- en butaangas evenals steenkool is geraamd op basis van MIRA en aangevuld met statistische cijfers. De resultaten tonen aan dat de broeikasgasemissies voor aardgas en stookolie de grootste bronnen vormen voor huishoudens. Aardgas en stookolie hebben bovendien ongeveer een even groot aandeel in de CO2emissies. Nochtans is de verhouding in hoeveelheid energie (uitgedrukt in kilowattuur, kWh) niet in evenwicht: 40 procent stookolie tegenover 60 procent aardgas. Het feit dat stookolie qua emissies toch aardgas bijna inhaalt, is te wijten aan de specifieke uitstoot die hoger ligt per kWh stookolie dan per kWh aardgas. Aardgas is namelijk een minder klimaatonvriendelijke fossiele energiebron dan stookolie. Ook vermeldenswaardig is dat 25 procent van de Leuvense gezinnen vandaag al kiest voor groene stroom.
Tabel: LKN 2030 emissies (Scope 1 + Scope 2) 2010: huishoudens Ton broeikasgasemissies (ton CO2e) Aardgas
112461
Stookolie
109467
Elektriciteit
29988
Overige (kolen, propaan- & butaangas)
4367
Totaal broeikasgasemissies huishoudens 257281
26
Huishoudens aardgas Huishoudens stookolie Huishoudens elektriciteit Huishoudens overige Handel & diensten Transport Industrie Landbouw & Natuur Energieproductie
14%
4% 0% 14%
14%
4%
24%
1%
26%
Figuur: Procentuele verdeling emissies huishoudens (LKN 2030, nulmeting 2010)
27
foto Rob Stevens
Steven Vandervelden, Artistiek Leider STUK
‘Ik zie Leuven Klimaatneutraal niet enkel als een ecologisch, maar ook als een sociaal project. LKN 2030 moet een inclusief transitieverhaal zijn, dat alle lagen van de bevolking aanspreekt en mobiliseert. Het project start gelukkig onder een gunstig gesternte. Alle belangrijke spelers zijn aan boord, de stad heeft een hoogopgeleide bevolking en een slimme economie die niet op industrie gebaseerd is. De globale openheid voor innovatie en nieuwe ideeën kan in dit kader nieuwe kansen en internationale profilering opleveren. LKN 2030 is een uniek dossier waarrond een stedelijk gemeenschapsgevoel kan ontstaan dat Leuven optilt naar een stadsversie 2.0.’
‘Als er een sector is die zo’n nieuwe, klimaatneutrale stad kan ‘verbeelden’ is het wel de artistieke sector. Samen met de culturele instellingen van Leuven en de vele kunstenaars met wie wij werken kunnen we nieuwe ideeën letterlijk helpen vormgeven. En de kunstensector kan zeker ook een rol spelen in het vinden van een draagvlak voor dit ambitieuze project rond duurzame en sociale transitie.’
‘Ik wil er mee voor zorgen dat de Leuvense culturele sector weet heeft van en werk maakt van de stappen de nodig zijn om de stad tegen 2030 klimaatneutraal te maken. Langs de andere kant wil ik binnen de G20 ook aandacht vragen voor specifieke moeilijkheden die de kunstensector daarbij kan ondervinden.’
28
3.4 Industrie
De broeikasgassen van de industrie zijn afkomstig van het verbranden van petroleumproducten, gas en kolen. Ook emissies door andere processen zijn mogelijk (bijvoorbeeld cement- en staalproductie, zie boven). Aangezien er in Leuven geen cement of staal wordt geproduceerd, zijn deze emissies voor Leuven niet relevant. De gegevens over aardgas en elektriciteit komen uit de statistieken van Eandis. Op basis van individuele bevragingen van de grootste bedrijven en extrapolatie op basis van de gegevens van de GIS-cel (GIS: Geografisch Informatie Systeem) werden deze cijfers dubbel gecontroleerd en verder aangevuld voor stookolie. Het aandeel groene elektriciteit dat aangekocht wordt door de Leuvense bedrijven bedraagt ongeveer 50 procent. Dat is reeds een zeer mooi resultaat, hoewel er meteen moet bij vermeld worden dat het geïmporteerde groene stroom betreft, voornamelijk waterkracht uit Frankrijk. De resultaten voor Leuven worden in de volgende tabel samengevat.
Tabel: LKN 2030 emissies (Scope 1 + Scope 2) 2010: industrie Ton broeikasgasemissies (ton CO2e) Aardgas
76966
Stookolie
6339
Elektriciteit
28740
Totaal broeikasgasemissies industrie112046 sector
29
3.5 Handel en diensten
De sector handel en diensten omvat de volgende deelsectoren:
•
Onderwijs (universiteit (exclusief UZ Leuven), kleuterscholen, lagere en middelbare scholen)
•
Gezondheidszorg (Ziekenhuizen Gasthuisberg, Sint-Rafaël en Heilig Hart Ziekenhuis, artsenpraktijken, …)
•
Kantoren (Financiële, sociale en openbare diensten: stad Leuven, Provincie Vlaams-Brabant, VDAB, De Lijn, Philipssite, KBC, …)
•
Recreatie-Sport-Cultuur (30CC, Brabanthal, Schaatsbaan, Museum M, Sportoase, …)
•
Handel (Groot- en detailhandel)
•
Distributie van water; afval- en afvalwaterbeheer en sanering (Ecowerf, containerparken, …)
•
Vervoer en opslag
•
Horeca
•
Openbare verlichting
hogescholen,
Provinciedomein,
De globale data van de aardgas- en elektriciteitsverbruiken zijn afkomstig van Eandis. Toch zijn deze net als voor de sector industrie dubbel gecontroleerd door een individuele bevraging van de grootste betrokken partijen. Deze werkwijze levert een nauwkeuriger resultaat op wat de bronnen van de emissies betreft. Dit maakt het resultaat van de nulmeting aanzienlijk sterker. De emissies voor andere energiedragers werden geschat op basis van die individuele bevragingen en een extrapolatie volgens de oppervlakten van de GIS-cel. De resultaten voor Leuven worden hieronder samengevat. De hoge cijfers voor onderwijs en gezondheidszorg vallen sterk op.
30
Tabel: LKN 2030 emissies (Scope 1 + Scope 2) 2010: handel en diensten Ton broeikasgasemissies (ton CO2e) Onderwijs
51822
Gezondheidszorg
50097
Kantoren
37518
Recreatie-Sport-Cultuur
25328
Handel
22848
Distributie van water; afval- en afvalwaterbeheer en sanering
11618
Vervoer en opslag
6590
Horeca
4819
Openbare verlichting
1530
Totaal broeikasgasemissies handel en diensten
211300
4% 0% 14% 32%
Huishoudens aardgas Gezondheidszorg Onderwijs Kantoren Recreatie-Sport-Cultuur Handel Overige diensten Afval & waterzuivering Transport Industrie Landbouw & Natuur Energieproductie
24%
6%
1%
6% 2%
3%
3%
5%
Figuur: Procentuele verdeling emissies handel en diensten (LKN 2030, nulmeting 2010) 31
foto Rob Stevens
Elke Franchois, Mobiel 21
‘Leuven is een aangename stad om in te wonen met onder meer werkgelegenheid, aanbod van winkels, cultuur, sport, ontspanning en horecazaken. Maar Leuven kan nog veel aantrekkelijker worden als er uitdrukkelijker op de woonfunctie ingezet zou worden. De straten van onze steden hebben vandaag vooral een mobiliteitsfunctie: auto’s moeten er zo snel mogelijk doorheen kunnen rijden, met heel wat geluidshinder, geurhinder en onveiligheid voor de bewoners als gevolg. De woonfunctie of sociale functie is voor vele straten volledig verdwenen, terwijl de behoefte daaraan nochtans groot blijft. Getuige hiervan zijn de meer dan zestig speelstraten elke zomer in groot Leuven. Mensen nemen de moeite om een uitgebreide procedure te doorlopen om maximum twee weken per jaar buiten te kunnen zitten met de buren en de kinderen veilig op straat te laten spelen.’
‘Indien Leuven die behoefte tot een prioritaire keuze zou maken, kan de stad aangenamer worden voor zijn eigen bewoners en een voorloper in Vlaanderen: een stad waarvan de straten in de eerste plaats woonstraten zijn, waar geleefd, gepraat, gespeeld kan worden. Ideeën over hoe en wat, komen van de bewoners zelf en tonen aan dat er hieromtrent heel wat leeft bij de bewoners van Leuven.’
32
3.6 Landbouw en natuur
Zowel de landbouw- als de natuursector speelt een belangrijke rol in de globale koolstofcyclus. Planten nemen CO2 op uit de lucht en slaan deze op als koolstof in hun biomassa en in de bodem (dit leidt tot zogenaamde negatieve CO2-emissies, namelijk een opname van CO2 in plaats van een vrijgave). Deze koolstof kan echter opnieuw worden omgezet in CO2 die eens te meer in de atmosfeer wordt gebracht. Dit gebeurt zowel door natuurlijke ontbindingsprocessen als door landbouwactiviteiten, zoals het omploegen van bodems en het oogsten en het verbranden van biomassa. Landbouw veroorzaakt ook andere emissies, zoals het gebruik van fossiele brandstoffen door tractoren en andere landbouwvoertuigen. In de tabel hieronder wordt een overzicht gegeven van de verschillende categorieën: het betreft zowel negatieve emissies (opname van CO2) als positieve emissies (vrijgave van CO2 en andere broeikasgassen zoals lachgas (N2O, ook uitgedrukt in CO2e)). Het netto resultaat voor de sector landbouw en natuur in Leuven is een jaarlijkse emissie van ongeveer 28500 ton CO2e. In tegenstelling tot de (groene) provincie Limburg beschikt de stad Leuven (met zeer beperkte bosgebieden) niet over een netto opslagcapaciteit vanwege de sector landbouw en natuur. Klimaatneutraliteit voor Leuven betekent dan in realiteit dat Leuven de volledige 100 procent van de huidige emissies zou moeten reduceren. In Limburg is de uitdaging net iets minder groot omdat deze provincie kan beschikken over een jaarlijkse CO2 opslag van ongeveer 1 miljoen ton CO2e, dit is ongeveer 10 procent van de huidige Limburgse emissies.
33
foto Rob Stevens
Louis Tobback, Burgemeester
‘Leuven telt 10.000 inwoners en 10.000 studenten meer op tien jaar tijd. Dat creëert een ongelooflijke uitdaging op het moment dat we onszelf voornemen om net de CO2-uitstoot van de stad radicaal te verminderen. Bovendien is er voor de bewoners niet alleen de uitstoot die ze zelf creëren, er is ook de uitstoot veroorzaakt door het elders produceren van goederen die burgers hier verbruiken. Mensen motiveren om aan een klimaatneutrale stad te werken, is niet vanzelfsprekend omdat het zo weinig tastbaar is. Al leeft bij 95 procent van de bevolking het besef dat er iets moet gebeuren en zijn de meeste mensen wel bereid iets bij te dragen – op voorwaarde dat ze “zien” dat het iets uithaalt. Een duidelijke nulmeting die goed gecommuniceerd wordt aan de burgers, dat is cruciaal voor het slagen van LKN 2030.’
‘We mogen van LKN 2030 geen verkiezingsitem maken en we mogen er geen beloften over doen. Kiezers zijn ook niet dom, zij doorzien degene die een spel met hen wil spelen. Een project als LKN 2030 is belangrijk voor de stad en haar inwoners, dat overstijgt de vraag wie er lokaal aan de macht is.’
34
Tabel: LKN 2030 emissies (Scope 1 + Scope 2) 2010: landbouw en natuur Ton broeikasgasemissies (ton CO2e) Veeteelt (vertering en mestmanagement) 1559 Bosbouw Groei bovengrondse biomassa
-10462
Boskap
4972
Bosbodem
-2190
Landbouwbodem Verandering in bodemkoolstofvoorraad 1339 van permanente akkerlanden Verandering in bodemkoolstofvoorraad 448 van permanente graslanden Totale N2O-emissie uit landbouw
2304
Zoetwater
210
Brandstofverbruik in de land- en tuin30019 bouw (inclusief oneigenlijk gebruik) Elektriciteits- en aardgasverbruik in land333 en bosbouw Totaal broeikasgasemissies industrie28495 sector
(een negatief cijfer komt overeen met een opname van CO2 i.p.v. een vrijgave)
35
3.7 Totaalbeeld van de Leuvense broeikasgasemissies
Door de optelsom te maken van de zes sectoren bekomt men de totale netto broeikasgasemissies. De totale netto broeikasgasemissies (uitstoot min opname) van de stad Leuven en zijn deelgemeenten in het jaar 2010 worden geraamd op ongeveer 808.000 ton CO2-equivalenten. Deze hoeveelheid omvat zowel de directe emissies uit bronnen op het grondgebied (Scope 1) als de indirecte emissies die voortvloeien uit het gebruik van elektriciteit in Groot Leuven (Scope 2). Het aandeel van Scope 2 bedraagt 142 kiloton CO2equivalenten ten opzichte van 666 kiloton CO2-equivalenten in Scope 1. De onderstaande figuur toont het relatieve aandeel dat elk van de sectoren heeft binnen de Scope 1- en Scope 2-emissies.
scope 1 & 2
4% 0%
scope 1 & 2
scope 1 & 2
niet energie transport van personen televisie thuis
A B
14%
Fermob colors
-
materialen & diensten transport van personen energieverbruik vaste activa vracht direct afval - water afval verpakking producten niet energetisch
Huishoudens Handel & diensten Transport Industrie Landbouw & Natuur Energieproductie
-
ed
oof epr ur Fut
32%
Futureproofed
24%
A B -
-
!"#$
ed
oof epr ur Fut
26%
Futureproofed
kg
!
Figuur: Scope 1- en 2-broeikasgasemissies van Leuven volgens de verschillende sectoren anno 2010 !"#$
kg
!
36
De tabel hieronder geeft een overzicht van de emissies in ton CO2-equivalenten. Ook de kleine opname (negatief cijfer) van CO2 in de Leuvense natuur kan worden afgelezen. Een verdere interpretatie van de emissies van de zes MIRAsectoren toont aan dat gebouwen (woningen, publieke en private gebouwen) verantwoordelijk zijn voor niet minder dan 60 procent van de Leuvense emissies (in Scope 1 en 2). Dit is dus prioriteit nummer één. Als tweede op de lijst komt mobiliteit met een goede 25 procent van de Leuvense broeikasgasuitstoot. Samen zijn gebouwen en mobiliteit verantwoordelijk voor 85 procent van de uitstoot. Een effectief klimaatactieplan in Leuven zal dus duidelijk gebouwen en mobiliteit als twee hoofddoelstellingen moeten hebben.
Tabel: Samenvattende tabel van Scope 1- en 2-emissies per sector in Leuven anno 2010 Ton broeikasgasemissies (ton CO2e) Energieproductie
2989
Transport
196171
Huishoudens
257281
Industrie
112046
Handel en diensten
211300
Landbouw
36002
Natuur
-7468
Totaal broeikasgasemissies industrie808282 sector
37
4
Hoe doet Leuven het in Vlaanderen
Wat betekenen deze cijfers nu? Hoe goed of hoe slecht is het nu met de Leuvense emissies gesteld? Om een antwoord op deze vraag te geven, kan men de Leuvense cijfers vergelijken met andere nulmetingen die al werden uitgevoerd in Vlaanderen. Concreet bestaan er onderbouwde cijfers voor onder andere Vlaanderen, de provincie Limburg en Gent. Enige voorzichtigheid is hier wel op zijn plaats. Het gaat hier namelijk om een globale vergelijking tussen verschillende datasets, die niet helemaal identiek zijn in hun opdeling, de gebruikte aannames en het gekozen referentiejaar. De gehanteerde methodiek verschilt van studie tot studie, waardoor de vergelijking maar gedeeltelijk opgaat. Dit neemt niet weg dat de ordegroottes van de emissies wél met elkaar kunnen worden vergeleken.
De onderstaande figuur vergelijkt de Leuvense met de Vlaamse, Limburgse en Gentse broeikasgasemissies. Deze figuur toont de totale emissies. Hieruit blijkt bijvoorbeeld dat de Gentse emissies groter zijn dan die van de hele Provincie Limburg. Hoe dat komt, wordt meteen duidelijk. Uit deze figuur zou je kunnen afleiden dat de Leuvense emissies er weinig toe doen in het grotere plaatje. Dit is echter een voorbarige conclusie, want deze figuur houdt nog geen rekening met de bevolkingsgrootte.
Vlaanderen 6.251.983 inwoners 2010
Lim.
826.690 inwoners 2008
Totaal kTon CO2-eq
Gent Leuven
0
VL
10000
Limburg
235.143 inwoners 2007
95.463 inwoners 2010
20000
Gent
30000
40000
50000
60000
70000
80000
90000
Leuven
Figuur: Vergelijking totale broeikasgasemissies voor Vlaanderen, Limburg, Gent en Leuven (uitgedrukt in kiloton CO2e) 38
Een vergelijking wordt pas echt zinvol wanneer men het totale aantal emissies deelt door het aantal inwoners. Zo bekomt men de gemiddelde CO2evoetafdruk van de ‘gemiddelde’ Leuvenaar. Op 1 januari 2010 telde Vlaanderen 6.251.983 inwoners, waarvan 95.463 Leuvenaars. In het jaar van de nulmeting in Limburg, 2008, telde men daar 826.690 inwoners. En op 1 januari 2007 telde men in (groot) Gent 235.143 inwoners. In de tweede vergelijkende figuur worden de herrekende broeikasgasemissies met elkaar vergeleken. Dit geeft meteen een heel ander beeld. Het meest opvallende gegeven in deze grafiek is dat een gemiddelde Gentenaar het heel slecht lijkt te doen. Zijn emissies bedragen immers meer dan 50 ton CO2e per inwoner: dit is meer dan vijf keer zoveel als die van de gemiddelde Leuvenaar die beneden het plafond van 10 ton CO2e per inwoner blijft. Dit heeft echter alles te maken met het stedelijk profiel van Gent, met de aanwezigheid van zowel elektriciteitsproductie als staalindustrie (ArcelorMittal Sidmar). Beide sectoren stoten per definitie veel CO2 uit. Elektriciteitscentrales gebruiken doorgaans nog vooral fossiele brandstoffen. En ijzer en staal produceren gaat nu eenmaal samen met een grote uitstoot van broeikasgasemissies, zelfs voor een supermoderne, energieefficiënte fabriek als die van Sidmar. Wanneer we de emissies van deze twee grote industrieën (E/S, ofwel elektriciteits- en staalproductie) in het grijs aangeven en aftrekken van de totale emissies in Scope 1 en 2, dan bekomt men een eerlijkere vergelijking. De elektriciteitsopwekking en staalproductie in Gent zijn immers voor een groot, respectievelijk, zeer groot deel, bedoeld voor de export. In de derde vergelijkende figuur wordt dit aangepaste beeld geschetst. Wanneer we nu het grijze gedeelte verwaarlozen en enkel de emissies in kleur bekijken, dan zien we dat een Leuvenaar een ‘goede’ Vlaming is.
1 Vlaming
1 Limburger
1 Gentenaar
1 Leuvenaar
0
10
20
30
40
50
60 ton CO2-‐eq
Figuur: Vergelijking gemiddelde broeikasgasemissies van een inwoner in Vlaanderen, Limburg, Gent en Leuven (uitgedrukt in kiloton CO2e/inwoner) 39
foto Rob Stevens
Jo Vandebergh, CEO Ertzberg
‘Voor mij is LKN 2030 een schitterende kans en tegelijk zie ik het niet als een kans maar als een noodzaak, een final wake up call aan alle inwoners van de stad. Want laat ons eerlijk zijn, zo goed zijn we nu ook weer niet bezig. Dit verhaal heeft alleen kans op slagen als alle stakeholders in dezelfde richting stappen, als er duidelijke keuzes gemaakt worden en voldoende daadkracht getoond wordt.’
‘Het aantrekken en respecteren van kleine en grote partners die in het transitiepad investeren is fun-da-men-teel. Bovendien is er in Leuven ongelooflijk veel knowhow aanwezig, dat is een troef. Er is één probleem: al die kennis zit verspreid over kleine eilanden die niet met elkaar communiceren. Dat moet in de toekomst anders en beter.’
‘Ons engagement voor LKN 2030 bestaat er onder andere in personeel en kennis in te zetten voor het ontwikkelen van de website rond het project. Ik geloof dat ook andere Leuvense bedrijven dergelijke engagementen kunnen en zullen opnemen. Zonder de inzet van de economische actoren kunnen de noodzakelijk ambitieuze doelstellingen nooit gehaald worden.’
40
E/S
1 Vlaming
E
1 Limburger
Elek/Staal
1 Gentenaar
1 Leuvenaar
0
10
20
30
40
50
60 ton CO2-‐eq
VL
Limburg
Gent
Leuven
Figuur: Vergelijking gemiddelde broeikasgasemissies (uitgedrukt in kiloton CO2e/inwoner) van een ‘gemiddelde’ inwoner in Vlaanderen, Limburg, Gent en Leuven, rekening houdend met de emissies ten gevolge van elektriciteitsopwekking en staalproductie
Uit de bovenstaande figuur kan men besluiten dat de ‘gemiddelde’ Leuvenaar een ‘goede’ Vlaming is. Dit neemt niet weg dat een Leuven een heel bijzonder profiel heeft. Indien we de Leuvense emissies per sector vergelijken met die in Vlaanderen, dan ziet men op de volgende figuur toch enkele grote verschillen. Zoals al eerder aangehaald is de energieproductie quasi nihil in Leuven, terwijl dit op Vlaams niveau uiteraard wel een zeer relevante bron van emissies is. Transport en huishoudens liggen in de buurt van de Vlaamse cijfers, terwijl de emissies van onze industrie dan weer veel lager liggen. De Leuvense bedrijven zijn voor het overgrote deel immers kennisbedrijven. Slechts enkele uitzonderingen ‘produceren’ nog echt goederen. Twee voorbeelden hiervan zijn AB-InBev en Beneo-Remy. Op het vlak van handel en diensten scoort Leuven hoger dan het Vlaamse gemiddelde. We bezitten dan ook een grote universiteit, een uitgebreide gezondheidszorg en verschillende financiële, sociale en openbare diensten die een hoofdzetel in Leuven hebben. Vanwege de beperkte oppervlakten aan bos en landbouwgebied is de sector natuur en landbouw slechts heel beperkt aanwezig in verhouding met het Vlaamse gemiddelde. 41
foto Rob Stevens
Francy Peeters, Directeur De Lijn Vlaams-Brabant
‘Leuven is bij uitstek een stad en een regio waar openbaar vervoer een belangrijke rol speelt in de lokale en regionale mobiliteit. Het treinnetwerk van de NMBS en het busnetwerk van De Lijn zijn al sterk uitgebouwd en vormen een sterke basis om op verder te werken. LKN 2030 biedt zowel kansen als stimulansen om die goede uitgangspositie uit te bouwen tot een echte voortrekkerspositie in de transitie naar een klimaatneutrale toekomst.’
‘De Lijn engageert zich in het project LKN 2030 om samen met de andere partners en de stad Leuven een plan uit te werken om kwalitatief openbaar vervoer aan te bieden op maat van de toekomstige stad. Dit openbaar vervoer moet aantrekkelijk zijn, zodat het een duurzaam alternatief is voor de auto. De Lijn wil dan ook meedenken over de ruimtelijke ordening en de organisatie van onder meer wonen, schoolgaan en winkelen. Het perspectief is de verplaatsingen van en naar deze activiteiten op een milieuvriendelijke manier te kunnen laten verlopen.’
‘Een engagement in een project als Leuven Klimaatneutraal is niet vrijblijvend of eenmalig. De Lijn wil zich mee inzetten om ruimtelijke ordening en openbaar vervoer beter op elkaar af te stemmen, het huidige dieselverbruik te verminderen door de implementatie van eco-driving, haar wagenpark te vergroenen en steun te geven aan de ontwikkeling van nieuwe technologieën op dat gebied. Bij de bouw van de nieuwe stelplaats in Leuven Noord zullen we alvast heel duurzame en milieuvriendelijke technieken toepassen.’
42
kTon CO2-eq
400
95.463 Vlamingen 2010 95.463 Leuvenaars 2010 300
200
100
0 Energieproductie
Transport
Huishoudens
Industrie
Handel & Diensten Natuur & Landbouw
Figuur: Vergelijking totale broeikasgasemissies voor Leuven (uitgedrukt in kiloton CO2e): Scope 1 + Scope 2 (links) versus Scope 3 (rechts)
43
5
De Scope 3-emissies
Alle cijfers die tot nu toe vermeld werden in deze tekst hadden betrekking op Scope 1 en 2: de directe emissies op het grondgebied Groot Leuven en de emissies geïmporteerd via elektriciteit. De derde groep emissies (Scope 3) zijn het moeilijkst in kaart te brengen. Dit neemt niet weg dat de Scope 3-emissies wel degelijk zeer relevant zijn. Het zou immers niet correct zijn om een manier te vinden om de Scope 1-emissies binnen Groot Leuven af te bouwen, maar daardoor ergens ver weg aan de andere kant van de wereld of dichter bij, extra broeikasgasemissies te gaan veroorzaken zonder die in rekening te brengen. Zoals in de inleiding werd aangegeven is in het project LKN 2030 ervoor gekozen om voor de Scope 3-emissie een kwalitatieve inschatting te maken, zodat we op zijn minst de grootteorde ervan kennen.
De moeilijkheid van de meting van de Scope 3-emissies ligt in het feit dat zij niet alleen gerelateerd zijn aan de consumptie van goederen en diensten in Leuven (die elders geproduceerd werden), maar ook te maken hebben met de doorvoer en export van goederen via Leuven. Om dit alles nauwkeurig in kaart te brengen, zou je haast op alle invalswegen via een douanecontrole te werk moeten, om gedurende een jaar lang alles wat binnen en buiten gaat te registreren. Omdat dit praktisch uiteraard niet haalbaar is, kan men in de plaats hiervan op basis van een economisch model een kwalitatieve inschatting maken op het niveau van Vlaanderen. Dit kan vervolgens geëxtrapoleerd worden naar de schaal ven Leuven. Deze werkwijze geeft ons een goed gevoel van grootteorde van emissies, maar er blijft een aanzienlijke onnauwkeurigheid aanwezig.
44
De volgende grafiek brengt Scope 3 in beeld ten opzichte van de Scope 1 en 2 (samen 808.000 ton CO2-equivalenten). Hieruit blijkt dat de totale Scope 3-emssies groter zijn dan de Scope 1 + 2-emissies. Dit bevestigt het belang van de Scope 3-emissies in een eerlijke analyse van de nulmeting. Wat ook opvalt is het onderscheid tussen het groene blok (652.000 ton CO2e) en het oranje blok (1.783.000 ton CO2e) binnen de Scope 3-emissies (in totaal 2.435.000 ton CO2e). Het groene blok vertegenwoordigt de Scope 3-emissies die – buiten het grondgebied van Leuven – worden veroorzaakt door consumptie waar de Leuvenaar of een Leuvense organisatie verantwoordelijk voor is. Het oranje blok betreft emissies waarin een Leuvens bedrijf een zekere vorm van verantwoordelijkheid heeft, maar de verwante goederen of diensten niet bestemd zijn voor Leuvense consumptie. Enkele voorbeelden van doorvoer en export zijn:
•
de rode plastic bierbakken met AB Inbev bierflesjes worden buiten Leuven geproduceerd; het overgrote deel van dit bier wordt ook buiten Leuven leeggedronken.
•
Een zakje stijfsel van Remy in Wijgmaal dat bestemd is voor export.
•
Een spuitje dat in Gasthuisberg gebruikt wordt voor een niet-Leuvenaar. kTon CO2-eq
3.000
2435
2.000
Doorvoer & export van Leuvense producten
1.000 808
652
0 Scope 1+2
Scope 3
Figuur: Vergelijking totale broeikasgasemissies voor Leuven (uitgedrukt in kiloton CO2e): Scope 1 + Scope 2 (links) versus Scope 3 (rechts) 45
6
De dominante rol van energie
De resultaten van de nulmeting bevestigen het belang van het energieaspect in een stedelijke omgeving. Broeikasgasemissies in de stad hebben immers alles te maken met het gebruik van fossiele energie in de vorm van diesel en benzine (voor transport), stookolie, aardgas, kolen, propaan- en butaangas (voor verwarming en opwekking van elektriciteit). De hamvraag is over hoeveel energie het nu juist gaat en kunnen we die niet op het grondgebied Groot Leuven zelf opwekken, liefst op een hernieuwbare manier? De onderstaande grafiek geeft in gigawattuur (GWh, 1 GWh = 1 miljoen kWh) weer in welke vorm Groot Leuven energie verbruikt. Het overgrote deel van deze energiebehoefte is in de vorm van warmte (meer dan 2000 GWh/jaar), die nodig is voor de verwarming van onze woningen, gebouwen en infrastructuur. Op de tweede plaats komt het elektriciteitsverbruik (meer dan 700 GWh/jaar). Ongeveer een derde (31 procent om juist te zijn) van dit elektriciteitsverbruik wordt in het groen afgebeeld: het gaat hier om gezinnen, diensten en bedrijven die reeds een contract hebben met hun elektriciteitsleverancier voor de aankoop van groene stroom. Wel is hier een kanttekening op zijn plaats. Het betreft immers bijna uitsluitend geïmporteerde groene elektriciteit. Als derde in de rij neemt ook energie voor transport een grote hap uit de totale energiebehoefte in Leuven (net iets minder dan 700 GWh).
Warmte Transport Elektriciteit 0
500
1000
1500
2000
2500
Figuur: Vergelijking energiebehoefte in 2010 voor Leuven (uitgedrukt in GWh)
46
Op basis van deze gegevens kunnen we nu enkele boeiende vergelijkingen maken en besluiten trekken. De hoeveelheid energie die in 2010 werd geproduceerd op het grondgebied Groot Leuven bedraagt, volgens de cijfers van de VREG, minder dan 0,5 procent van de totaal geconsumeerde energie in Leuven. De kleine bijdrage komt van de enkele tientallen huizen en gebouwen die reeds uitgerust zijn met zonnepanelen in Leuven en enkele warmtekrachtkoppelingsinstallaties die werken op biogas dat vrijkomt bij afvalwaterzuivering. Op het vlak van energieautonomie scoort Leuven dus helemaal nog niet goed. Om volledig zelfvoorzienend te zijn – voor zover dit nodig en wenselijk zou zijn – zou Leuven 3400 hectare aan zonnepanelen moeten plaatsen om de huidige energievraag te dekken. Aangezien het grondgebied Groot Leuven in totaal slechts 5663 hectare bedraagt en de totale oppervlakte aan daken ongeveer 463 hectare, kan men al snel besluiten dat zonnepanelen alleen geen soelaas zullen brengen. Bovendien zou dit ook een peperdure aangelegenheid zijn, om nog niet te spreken van de koppeling met het voorlopig nog steeds gecentraliseerde elektriciteitsnetwerk.
Wat dan met windenergie? Hypothetisch gezien zouden er 771 grote windturbines moeten geplaatst worden om de volledige Leuvense energievraag te dekken. Op dit moment staan er, ter vergelijking, in heel Vlaanderen nog geen 200 windmolens. Windmolens in Leuven leveren dus ook niet echt de oplossing. Dan maken we trouwens nog even abstractie van de technische problemen met het elektriciteitsnetwerk en het evidente gebrek aan ruimte voor de inplanting van windmolens in een stedelijke context.
Als wind en zon in Leuven niet echt voor de totale doorbraak kunnen zorgen, dan is het veel logischer om het energieverbruik op zich aan te pakken. Het is net daar waar maatregelen economisch én ecologisch veel voordeliger zijn. De goedkoopste energie is nog altijd de niet gebruikte energie. Investeringen in energie-efficiëntie moeten dus de hoofdmoot vormen van een effectief klimaatactieplan voor Leuven. Het volgende cijfer maakt dit meteen duidelijk. De berekeningen van Futureproofed voor LKN 2030 tonen aan dat alle Leuvenaars samen, inclusief de bedrijven en andere instellingen, jaarlijks niet minder dan 250 miljoen euro aan de aankoop van energie spenderen. Dit toont meteen de enorme besparingsmogelijkheden aan. Efficiënter omspringen met energie kan dus heel wat geld in het laatje brengen. Tijdens het verdere verloop van de LKN 2030-studie zal hier hard worden op ingezet.
47
foto Rob Stevens
Koenraad Debackere, Algemeen Beheerder KU Leuven
‘Leuven Klimaatneutraal is een project waarbinnen de stad, de bedrijven en de kennisinstellingen samenwerken. Dat is een grote vooruitgang. Het feit dat dit creatieve denkproces een wetenschappelijke grondslag krijgt, zorgt er hopelijk voor dat er onbekende en ongedroomde ideeën naar boven komen. De grote uitdaging is tot oplossingen te komen waar vandaag niemand aan denkt.’
‘Als LKN 2030 een succesvol proces wordt, dan kan de ervaring en het opgebouwde inzicht ook resulteren in een “exportproduct”: een plan of tenminste een proces dat de rest van Vlaanderen en Europa permanent stimuleert tot slimmer en/of minder verbruik.’
‘We hebben de weg van 2012 naar 2030 aangevat. Ik hoop dat er onderweg nog heel veel ontdekt wordt, dat er nog veel ideeën en projecten zullen ontstaan waar we vandaag nog niet aan kunnen of durven denken. LKN 2030 mag immers geen saai en voorspelbaar traject worden. Het hele opzet moet integendeel vooruit gestuwd worden door geëngageerde actoren die zelf invulling willen geven aan de gemeenschappelijke ambities.’
48
7
Conclusies van de nulmeting
Wat zijn nu de belangrijkste conclusies van de nulmeting voor Leuven? We geven vier hoofdpunten aan:
•
Een gemiddelde Leuvenaar stoot jaarlijks minder dan 10 ton CO2 equivalenten uit (8,5 ton CO2eq/inwoner in Scope 1 en 2). Hiermee blijft de Leuvenaar onder het Vlaamse gemiddelde na aftrek van de emissies gerelateerd aan elektriciteits- en staalproductie. In die zin kan men stellen dat een gemiddelde Leuvenaar een ‘goede’ Vlaming is op het vlak van inspanningen voor de beperking van de opwarming van de aarde.
•
Groot Leuven heeft een heel specifiek profiel en verschilt grondig ten opzichte van de provincie Limburg of de grotere stad Gent. Leuven is en blijft een kenniseconomie met veel handel en diensten en weinig klassieke industrie en landbouw.
•
Wanneer men een verdere interpretatie maakt van de emissies van de zes MIRA-sectoren, dan komt men tot de conclusie dat gebouwen (woningen, publieke en private gebouwen) verantwoordelijk zijn voor 60 procent van de Leuvense emissies (in Scope 1 en 2). Mobiliteit staat in voor nog eens 25 procent van de uitstoot. Gebouwen en mobiliteit zijn samen verantwoordelijk voor 85 procent van de uitstoot. Het spreekt voor zich dat gebouwen en mobiliteit de hoofdprioriteiten moeten vormen voor een klimaatactieplan in Leuven.
•
De Scope 3-emissies voor Leuven werden kwalitatief ingeschat. Zoals verwacht zijn de totale Scope 3-emissies (in totaal 2.435.000 ton CO2e) zelfs groter dan de Scope 1 + 2-emissies (808.000 ton CO2e). Bij het uitwerken van klimaatplannen moet er voor worden gezorgd dat CO2e-reductiemaatregelen in Leuven geen toename van de CO2eemissies elders in de wereld creëren. Men moet dit nog ruimer bekijken. In de nulmeting werden enkel CO2e-emissies in rekening gebracht. Het spreekt voor zich dat ook andere milieuparameters van belang zijn, zoals waterconsumptie of uitstoot van fijn stof. In het project LKN 2030 zal er steeds over gewaakt moeten worden om het klimaatactieplan in een bredere context te plaatsen. Nooit mag de CO2e-meting ertoe leiden dat bepaalde thema’s ondergewaardeerd zouden worden op basis van een specifieke broeikasgasbenadering of omdat de opbrengst van een maatregel niet eenduidig bepaald kan worden. Afwenteling van kosten en lasten moet te allen prijze vermeden worden.
49