© Copyright by KU Leuven Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van zowel de promotor(en) als de auteur(s) is overnemen,kopiëren, gebruiken of realiseren van deze uitgave of gedeelten ervan verboden. Voor aanvragen tot of informatie i.v.m. het overnemen en/of gebruik en/of realisatie van gedeelten uit deze publicatie, wend u tot de KU Leuven, Faculteit Wetenschappen, Geel Huis, Kasteelpark Arenberg 11, 3001 Leuven (Heverlee), Telefoon +32 16 32 14 01. Voorafgaande schriftelijke toestemming van de promotor(en) is eveneens vereist voor het aanwenden van de in dit afstudeerwerk beschreven (originele) methoden, producten, schakelingen en programma’s voor industrieel of commercieel nut en voor de inzending van deze publicatie ter deelname aan wetenschappelijke prijzen ofwedstrijden.
© Copyright by KU Leuven Without written permission of the promotors and the authors it is forbidden to reproduce or adapt in any form or by any means any part of this publication. Requests for obtaining the right to reproduce or utilize parts of this publication should be addressed to KU Leuven, Faculteit Wetenschappen, Geel Huis, Kasteelpark Arenberg 11, 3001 Leuven (Heverlee), Telephone +32 16 32 14 01. A written permission of the promotor is also required to use the methods, products, schematics and programs described in this work for industrial or commercial use, and for submitting this publication in scientific contests.
Dankwoord Graag zou ik via deze weg mijn promotor professor Thérèse Steenberghen willen bedanken. Bedankt voor uw tijd, feedback, opbouwende kritiek, hulp en begeleiding waardoor dit werkstuk tot stand is gekomen. Mijn dankwoord gaat ook uit naar mijn copromotor Kristof Nevelsteen. Zonder zijn goede raad, inzichten, feedback en duwtje in de juiste richting zou dit resultaat wellicht niet verkregen zijn. Daarnaast wens ik ook mijn ouders te bedanken. Niet enkel voor de financiële steun, maar ook voor hun levenswijsheid die mij bij het schrijven van een thesis ettelijke malen geholpen heeft. Tenslotte wens ik ook graag alle internationale studenten, bezoekers en overige personen die meegewerkt hebben aan dit werkstuk, te bedanken. Zonder jullie bijdrage zou dit resultaat onmogelijk bereikt zijn.
Dankwoord ............................................................................................................................ 2 Inleiding ................................................................................................................................12 Probleemstelling ...................................................................................................................14 Onderzoeksvragen ...............................................................................................................15
Deel 1: Theoretisch kader ...................................................................................................16
1
Hoofdstuk 1: Cultuur en Perceptie: twee complexe begrippen met een nauw verband 17 1.1
Uiteenzetting van het begrip cultuur ........................................................................17
1.2
Uiteenzetting van het begrip perceptie ....................................................................18
1.3
Perceptie en de rol van cultuur volgens de sociale psychologie .............................19
1.4
Culturele verschillen in perceptie geïllustreerd d.m.v. voorgaande onderzoeken ....20
1.4.1 Onderzoek 1: Culturele verschillen in percepties van een scène ........................20 1.4.2 Onderzoek 2: Perceptuele verschillen tussen culturen d.m.v. figuren en illusies21
2
1.5
Het belang van perceptie voor een stedelijke omgeving .........................................22
1.6
Conclusie ................................................................................................................22
Hoofdstuk 2: Wayfinding en navigatiestrategieën ........................................................23 2.1
Enkele begrippen ....................................................................................................23
2.2
Oriëntatie en navigatie door middel van landmarks en routekennis ........................23
2.3
Routekennis als hulpmiddel van oriëntatie en navigatie ..........................................23
2.3.1 Enkele beïnvloedende factoren ..........................................................................24 2.3.2 Beschrijving van de spatial Memory strategy en de response learning strategy .25 2.3.3 Het gebruik van landmarks volgens individuele kenmerken................................26 2.3.4 Verschillen in tourist way-finding: case-study .....................................................26
3
2.4
Smartphones en navigatieapplicaties op basis van landmarks................................27
2.5
Conclusie ................................................................................................................28
Hoofdstuk 3: Verplaatsingsgedrag ...............................................................................29 3.1
Omschrijving van het begrip verplaatsingsgedrag ...................................................29
3.2
Verplaatsingsgedrag van toeristen ..........................................................................29
4
5
3.3
Reeds gevonden verschillen in het verplaatsingsgedrag van toeristen ..................30
3.4
Conclusie ................................................................................................................32
Hoofdstuk 4: Eye tracking: het registreren van oogbewegingen ..................................33 4.1
Het begrip Eye tracking uiteengelegd .....................................................................33
4.2
Determinanten bij de perceptie van een levensecht beeld. .....................................34
4.3
Eye tracking met behulp van Tobii Studio en Tobii T120.........................................34
4.4
Conclusie ................................................................................................................35
Hoofdstuk 5: onderzoek aan de hand van een virtuele wereld .....................................36 5.1
Het wetenschappelijk gebruik van virtuele werelden ...............................................36
5.2
Google Streetview als virtuele omgeving ................................................................36
Deel 2: Methodologie...........................................................................................................38
6
Hoofdstuk 6: Methodologie ..........................................................................................39 6.1
Afbakening van het studiegebied ............................................................................39
6.1.1 Internationale bezoekers als deelnemers van het experiment ............................39 6.1.2 Leuven en Brugge als virtuele steden ................................................................40 6.2
Onderzoeksdesign ..................................................................................................40
6.2.1 Eye tracking experiment .....................................................................................40 6.3
Onderzoeksopzet....................................................................................................41
6.3.1 Technologie .......................................................................................................41 6.3.2 De setting ...........................................................................................................41 6.3.3 Draaiboek...........................................................................................................41 6.4
Analysetechnieken..................................................................................................42
6.4.1 Routeanalyse .....................................................................................................42 6.4.2 Analyse van het kwalitatief onderzoek – navigatiestrategieën ............................43 6.4.3 Analyse van het kwantitatief onderzoek..............................................................44 Deel 3: Empirische resultaten ..............................................................................................48
7
Hoofdstuk 7: Kwalitatief onderzoek .............................................................................49 7.1
Inleiding ..................................................................................................................49
7.2
Beschrijvende statistieken van de deelnemers .......................................................49
7.3
Beschrijvende statistieken van de navigatiestrategieën en oriëntatietechnieken .....50
7.3.1 Conclusie ...........................................................................................................53 7.4
Verschillen in het gebruik van landmarks volgens de individuele kenmerken ..........53
7.4.1 Cultuur en gebruik van landmarks ......................................................................54 7.4.2 Leeftijd en gebruik van landmarks ......................................................................54 7.4.3 Geslacht en gebruik van landmarks ...................................................................54 7.5
Verschillen in kaartgebruik naargelang individuele kenmerken ..............................55
7.5.1 Inleiding..............................................................................................................55 7.5.2 Cultuur en het gebruik van een kaart ..................................................................55 7.5.3 Leeftijd en het gebruik van een kaart ..................................................................56 7.5.4 Geslacht en het gebruik van een kaart ...............................................................56 7.5.5 Conclusie ...........................................................................................................56 8
Hoofdstuk 8: Routeanalyse van de stad Brugge d.m.v. QGIS .....................................57 8.1
Inleiding ..................................................................................................................57
8.2
De stad Brugge in het algemeen.............................................................................57
8.3
Brugge volgens culturele achtergrond.....................................................................58
8.3.1 Bespreking van de gekozen wegen ....................................................................59 8.4
Brugge volgens geslacht.........................................................................................60
8.4.1 Bespreking van de gekozen wegen ....................................................................60 8.5
Brugge volgens leeftijd ...........................................................................................61
8.5.1 Bespreking van de gekozen wegen ....................................................................62 9
Hoofdstuk 9: De Motivaties en Routeanalyse gekoppeld aan een toeristische kaart voor de stad Brugge .........................................................................................................63 9.1
Inleiding ..................................................................................................................63
9.2
Bespreking routes – Land van herkomst .................................................................63
9.2.1 Conclusie ...........................................................................................................65 9.3
Bespreking routes – Geslacht .................................................................................66
9.3.1 Conclusie ...........................................................................................................66 9.4
Bespreking routes – Leeftijd ...................................................................................67
9.4.1 Conclusie ...........................................................................................................68 10
Hoofdstuk 10: Routeanalyse van de stad Leuven ........................................................69 10.1 Leuven in het algemeen..........................................................................................69 10.2 Routeanalyse Leuven – Culturele achtergrond .......................................................70 10.2.1 Bespreking van de gekozen wegen ....................................................................71 10.3 Routeanalyse Leuven – Geslacht ...........................................................................72 10.3.1 Bespreking van de gekozen weg ........................................................................72 10.4 Routeanalyse Leuven – leeftijd ...............................................................................73 10.4.1 Bespreking van de gekozen wegen ....................................................................74
11
Hoofdstuk 11: De stad Leuven: Motivaties en de routeanalyse gekoppeld aan de toeristische kaart ......................................................................................................75 11.1 Inleiding ..................................................................................................................75 11.2 Bespreking routes – Land van herkomst .................................................................75 11.2.1 Conclusie ...........................................................................................................76 11.3 Bespreking routes – Geslacht .................................................................................77 11.3.1 Conclusie ...........................................................................................................78 11.4 Bespreking routes – Leeftijd ...................................................................................78 11.4.1 Bespreking keuzes straten – Leeftijd ..................................................................79 11.5 Vergelijking tussen de twee steden..........................................................................79
12
Hoofdstuk 12: De internationale bezoeker en zijn perceptie van de steden Leuven en Brugge......................................................................................................................81 12.1 Inleiding ..................................................................................................................81 12.2 Fixaties in Leuven en Brugge: beschrijvende statistieken .......................................81 12.3 Fixaties in Leuven en Brugge: een variantie-analyse volgens de verschillende individuele kenmerken ............................................................................................82 12.3.1 Inleiding..............................................................................................................82 12.4 Cultuur en perceptie van verschillende fixatiegroepen ............................................83 12.4.1 Conclusie ...........................................................................................................84 12.4.2 Leeftijd en de perceptie van de verschillende fixatiegroepen ..............................84 12.4.3 Conclusie ...........................................................................................................86 12.5 Geslacht en perceptie .............................................................................................87
12.6 De internationale bezoeker en zijn perceptie voor de steden Leuven en Brugge: variantie-analyse (fixaties >700ms).........................................................................87 12.6.1 Bespreking .........................................................................................................87 13
Hoofdstuk 13: Analyse van de relaties tussen de verschillende fixatiegroepen ............88 13.1 Inleiding ..................................................................................................................88 13.2 De variabele leeftijdsgroep in relatie gebracht met de verschillende fixatiegroep ....88 13.2.1 Leeftijd in relatie tot het gemiddeld aantal gemaakte fixaties ..............................88 13.2.2 Leeftijd in relatie met toeristisch attractie materieel ...........................................89 13.2.3 Leeftijd in relatie met toeristisch attractie functioneel ..........................................89 13.2.4 De leeftijd in relatie met landmarks.....................................................................90 13.2.5 De leeftijd in relatie met fixaties naar winkels en restaurants ..............................90 13.2.6 Leeftijd in relatie met fixaties naar karakteristieken van gebouwen.....................90 13.2.7 Conclusie ...........................................................................................................90 13.3 Relaties tussen de verschillende fixatiegroepen .....................................................91 13.3.1 Inleiding..............................................................................................................91 13.3.2 Zwakke weggebruikers.......................................................................................91 13.3.3 Motorvoertuigen .................................................................................................91 13.3.4 Toeristisch attractie materieel .............................................................................92 13.3.5 Toeristische attractie functioneel ........................................................................92 13.3.6 Verkeersignalisatie .............................................................................................92 13.3.7 Karakteristieken van winkels & restaurants ........................................................92 13.3.8 Conclusie ...........................................................................................................93 13.4 Relaties tussen de verschillende fixatiegroepen volgens culturele achtergrond ......93 13.4.1 Azië als culturele achtergrond ............................................................................93 13.4.2 Oost-Europa als culturele achtergrond ...............................................................94 13.4.3 Latijns-Amerika ..................................................................................................94 13.4.4 West-Europa als culturele achtergrond ..............................................................94 13.4.5 Conclusie ...........................................................................................................95
14
Hoofdstuk 14: Evaluatie van het voeren van onderzoek met Google Streetview .........97 14.1 Positieve aspecten van Google Streetview .............................................................97 14.2 Negatieve aspecten van Google Streetview............................................................97 14.3 Conclusie ................................................................................................................98
Deel 4: Algemene conclusies ..............................................................................................99
15
Hoofdstuk 15: Algemeen Besluit................................................................................100
16
Hoofdstuk 16: Suggesties voor steden ......................................................................105
Lijst van geraadpleegde werken .........................................................................................107 Bijlagen ..............................................................................................................................112 Bijlage 1: Vragenlijst ...........................................................................................................113 Bijlage 2: Categorieën voor het kwalitatief onderzoek.........................................................115 Bijlage 3: scripts .................................................................................................................116 Bijlage 4: Kwalitatief onderzoek – Chi-kadraattest ..............................................................118 Bijlage 5: Visualisatie routes - Netwerkanalyse van de stad Brugge ...................................124 Bijlage 6: Visualisatie routes - Netwerkanalyse van de stad Leuven ...................................133 Bijlage 7: Variantie-analyses op de gemiddelde afgelegde afstanden ................................139 Bijlage 8: Toeristische kaarten van Brugge en Leuven .......................................................148 Bijlage 6 Perceptie van de steden Leuven en Brugge: variantie-analyse ............................150 Bijlage 10: Variantie-Analyse van de fixatiegroepen (>200 Ms) volgens de individuele kenmerken ............................................................................................................156 Bijlage 11: Analyse van de relaties tussen de verschillende fixatiegroepen ........................213
Lijst van tabellen en figuren Lijst van tabellen
Tabel 6-1: Definitie landmarks ..............................................................................................43 Tabel 7-1: Deelnemers kwalitatief onderzoek – culturele achtergrond ..................................49 Tabel 7-2: Categorieën die in mindere mate gehanteerd werden .........................................52 Tabel 7-3: Kruistabel - gebruik van landmarks - culturele achtergrond .................................54 Tabel 7-4: Kruistabel - gebruik van landmarks - leeftijd ........................................................54 Tabel 7-5: Kruistabel - Gebruik van landmarks - geslacht.....................................................54 Tabel 7-6: Kruistabel – kaartgebruik – culturele achtergrond ...............................................55 Tabel 7-7: Kruistabel - kaartgebruik - leeftijd ........................................................................56 Tabel 7-8: Kruistabel - kaartgebruik - geslacht .....................................................................56 Tabel 8-1: Routeanalyse van Brugge in het algemeen .........................................................57 Tabel 8-2: Brugge volgens culturele achtergrond .................................................................58 Tabel 8-3Tabel 8 2: Brugge volgens geslacht .......................................................................60 Tabel 8-4Tabel 8 3: Brugge volgens leeftijd..........................................................................61 Tabel 9-1: Motivaties Brugge - Azië ......................................................................................63 Tabel 9-2: Motivaties Brugge- West-Europa .........................................................................64 Tabel 9-3: Motivaties Brugge- Oost-Europa..........................................................................64 Tabel 9-4: Motivaties Brugge - Latijns-Amerika ....................................................................65 Tabel 9-5: Motivaties Brugge - Man ......................................................................................66 Tabel 9-6: Motivaties Brugge - Vrouw...................................................................................66 Tabel 9-7: Motivaties Brugge - 20-24 jaar .............................................................................67 Tabel 9-8: Motivaties Brugge - 25-29 jaar .............................................................................67 Tabel 9-9: Motivaties Brugge - 30-34 jaar .............................................................................68
Tabel 10-1: Leuven in het algemeen ....................................................................................69 Tabel 10-2: Leuven volgens culturele achtergrond ...............................................................71 Tabel 10-3: Leuven volgens geslacht ...................................................................................72 Tabel 10-4: Leuven volgens leeftijd ......................................................................................74 Tabel 11-1: Motivaties Leuven - Azië ....................................................................................75 Tabel 11-2: Motivaties Leuven - West-Europa ......................................................................75 Tabel 11-3: Motivaties Leuven - Oost-Europa ......................................................................76 Tabel 11-4: Motivaties Leuven - Latijns-Amerika ..................................................................76 Tabel 11-5: Motivaties Man - Geslacht .................................................................................77 Tabel 11-6: Motivaties Leuven - Vrouw ................................................................................77 Tabel 11-7: Motivaties Leuven - 20-24 jaar...........................................................................78 Tabel 11-8: Motivaties Leuven - 25-29 jaar...........................................................................79 Tabel 13-1: Spearmans rangcorrelatie leeftijd - Totaal gemiddeld aantal gemaakte fixaties .88
Lijst van figuren
Figuur 1-1: The Iceberg-model of culture ..............................................................................17 Figuur 1-2: Voorbeeld van een scène gebruikt in de studie ..................................................20 Figuur 1-3: Müller-Lyer Ilusie ................................................................................................21 Figuur 1-4: Horizontal-Vertical Illusie ...................................................................................21 Figuur 2-1: Een voorbeeld van een landmark applicatie .......................................................28 Figuur 3-1: Verplaatsingsgedrag: Single point .....................................................................30 Figuur 3-2: Verplaatsingsgedrag: Multiple Base Site ............................................................30 Figuur 3-3: Verplaatsingsgedrag: Multiple Stopover .............................................................31 Figuur 3-4: Verplaatsingsgedrag: Multiple Chaining Loop .....................................................31 Figuur 3-5: Verplaatsingsgedrag: Complex Destination Region Loop ...................................31
Figuur 3-6: Verplaatsingsgedrag: Complex Neighbourhood .................................................32 Figuur 6-1: Visuele weergave van de deelnemers volgens culturele achtergrond ................39 Figuur 6-2: De setting .........................................................................................................41 Figuur 6-3: Kijkpuntenkaart, Kijkregio's op een bepaald tijdstip, gefixeerde objecten, het Streetview frame ..............................................................................................44 Figuur 7-1: 10 meest voorkomende categorieën .................................................................50 Figuur 12-1 Kolomgrafiek van de gemiddelde gemaakte fixties per deelnemer ...................82 Figuur 15-1: Visualisatie van de navigatiestrategieën ........................................................101 Figuur 16-1: Voorbeeld bewegwijzering met landmark ......................................................106
Inleiding Vlaanderen beschikt in totaal over vijf kunststeden: Antwerpen, Brugge, Gent, Leuven en Mechelen. Deze vijf kunststeden worden (incl. Brussel) internationaal gepromoot en kennen een groeiende internationale belangstelling (Bourgeois, 2009). In 2010 registreerden deze kunststeden 4,4 miljoen overnachtingen. In de top 50 van de aankomsten in Vlaanderen neemt Brugge de derde plaats in en Leuven de 17de plaats (Toerisme Vlaanderen 2011). Elk jaar ontvangen Brugge en Leuven heel wat internationale toeristen. Deze internationale toeristen komen aan in een omgeving die voor hen vaak onbekend is. De onbekendheid van de omgeving vertaalt zich in het navigatiegedrag van de toeristen. Zo zijn toeristen in een onbekende stad meer geneigd om op zoek te gaan naar simpele paden om hun bestemming te bereiken (Millonig & Schnechtner, 2006) of verplaatsen ze zich in een beperkte omgeving die hen bekend voorkomt of hen doen denken aan thuis (de tourist Bubble) (Lau & McKercher, 2007). Daarnaast blijkt dat het kaartgebruik in een stad vaak zorgt voor een ongemak doordat de straatnamen geïdentificeerd moeten worden (Millonig & Schnechtner, 2006). Dat de toeristische industrie vandaag een belangrijk gegeven is, hoeft wellicht niet verteld te worden. Tussen verschillende steden is de concurrentie sterker geworden dan ooit en staat de reiservaring centraler. Toeristen verschillen op vlak van de verwachtingen die ze hebben over verschillende bestemmingen. Hierdoor is het belangrijk om bij onderzoek naar de perceptie van een stad, met individuele verschillen rekening te houden (Dolnicar & Grabler, 2004). De rol van de culturele achtergrond mag niet over het hoofd gezien worden. De toeristen zien als het ware wat ze willen zien en dit door een lens van eigen interesses, waarden, verwachtingen en overtuigingen. Ze kijken door een cultureel getinte lens (Myers, et al.,2010). Deze thesis is pionierswerk (Steenbergen, persoonlijke bron) en zal trachten om op vlak van navigatiestrategieën en perceptie advies te geven aan de steden Leuven en Brugge. Dit advies vertaalt zich in hoe de reiservaring verder geoptimaliseerd kan worden. Daarnaast kan deze thesis ook beschouwd worden als advies voor toekomstig toeristisch onderzoek dat gebruik maakt van eye tracking experimenten en Google Streetview.
12
In hoofdstuk 1 worden de begrippen cultuur, perceptie en het verband tussen deze twee begrippen in kaart gebracht. Daarna wordt er in hoofdstuk 2 dieper ingegaan op de reeds gevonden soorten navigatiestrategieën en wordt het begrip wayfinding uiteengelegd. Hoofdstuk 3 behandelt voornamelijk het verplaatsingsgedrag van de toeristen. Verder zal er in de twee opeenvolgende hoofdstukken dieper ingegaan worden op het begrip eye tracking en de determinanten van perceptie. Het studiegebied, de onderzoekopzet, analysetechnieken, etc. worden uitgebreid besproken in hoofdstuk 7. Vanaf hoofdstuk 7 tot en met hoofdstuk 14 worden de empirische resultaten weegegeven. In eerste instantie wordt er dieper ingegaan in hoe de deelnemers denken te oriënteren en navigeren in een stad. In hoofdstuk 8 tot en met hoofdstuk 11 worden de afgelegde trajecten besproken door middel van een routeanalyse. Daarnaast wordt er ook nagegaan of het kwalitatief onderzoek zich vertaald in de afgelegde trajecten. Verder wordt er in hoofdstuk 12 en 13 gekeken naar de perceptie van de internationale bezoekers en wordt er nagegaan of er bepaalde associaties teruggevonden kunnen worden. Ten slotte bevindt er zich in hoofdstuk 14 een evaluatie van het gebruik van Google Streetview in toeristisch onderzoek.
13
Probleemstelling De Vlaamse kunststeden kennen de laatste jaren een groeiende internationale belangstelling. Op vlak van marktaandeel van de totale overnachtingen in België beschikten de kunststeden in 2010 over 28%. Voor het totaal aantal aankomsten in België is dit maar liefst 40%. In de top 50 van de aankomsten in Vlaanderen neemt Brugge de derde plaats in en Leuven de 17de plaats (Toerisme Vlaanderen, 2011). Dit betekent dus dat heel wat internationale bezoekers aankomen in een stad die voor hen vaak onbekend is. Het feit dat heel wat toeristen aankomen in een onbekende stad, betekent dat ze direct geconfronteerd worden met het nemen van enkele beslissingen. Deze beslissingen hebben betrekking op hoe ze een bestemming kunnen bereiken. Onderzoek heeft reeds aangetoond dat verschillende navigatiestrategieën mogelijk zijn en dat ze variëren volgens bepaalde individuele kenmerken. Landmarks kunnen helpen bij de oriëntatie in een stad. Ze zijn gemakkelijk te herkennen en worden teven gemakkelijk in het geheugen bewaard (Millonig & Schnechtner, 2006). Het verdient dus aandacht om te verschillende navigatiestrategieën en het gebruik van landmarks na te gaan voor de steden Brugge en Leuven. Op deze manier kan een betere aanpassing naar de bezoekers toe verkregen worden en de reiservaring geoptimaliseerd worden. Dit is van belang want de reiservaring staat steeds meer centraler (Dolnicar & Grabler, 2004). De internationale bezoekers hebben verschillende culturele achtergronden. Dit vertaalt zich in de manier waarop de realiteit wordt waargenomen (Myers, et al., 2010). Er heerst een grote concurrentie tussen de steden (Dolnicar & Grabler, 2004). Het is aangewezen om na te gaan hoe de internationale bezoekers de steden Brugge en Leuven percipiëren. Het beeld van de bestemming beïnvloedt namelijk de keuze van de bestemming en dient zich op een correcte wijze te vertalen in de marketing van een stad (Dolnicar & Grabler, 2004).
14
Onderzoeksvragen In de inleiding en de probleemstelling werd het duidelijk dat de internationale bezoekers kijken vanuit een culturele getinte lens. De perceptie van deze bezoekers vertaalt zich in de reiservaring van een stad. In deze thesis zal een antwoord gezocht worden op de centrale onderzoeksvraag; Hoe ziet de internationale bezoeker de steden Brugge en Leuven? Deze centrale onderzoeksvraag wordt verder opgedeeld volgens volgende afgeleide vragen; Verschillen de waarnemingen in de steden Leuven en Brugge volgens de culturele achtergronden? Betekent een verandering in de leeftijd, een verandering in perceptie van de steden Brugge en Leuven? Verschillen de waarnemingen van de mannelijke internationale bezoekers met de waarnemingen van de vrouwelijke internationale bezoekers voor de steden Brugge en Leuven? Naast de centrale onderzoekvraag m.b.t. de perceptie van de steden Brugge en Leuven, wordt er ook een antwoord gezocht op een tweede centrale onderzoeksvraag; Welke navigatiestrategieën gebruiken de internationale bezoekers volgens culturele achtergrond, leeftijd en geslacht in de steden Brugge en Leuven? Ten slotte wordt er ook een antwoord gezocht op een derde vraag die zich meer situeert vanuit een praktisch perspectief, namelijk; In welke mate kan Google Streetview een rol spelen in het toeristisch onderzoek naar de omgevingspercepties van internationale bezoekers?
15
Deel 1: Theoretisch kader
16
1 Hoofdstuk 1: Cultuur en Perceptie: twee complexe begrippen met een nauw verband 1.1 Uiteenzetting van het begrip cultuur In de literatuur wordt het begrip cultuur verschillend omschreven. De verschillende omschrijven geven duidelijk weer dat cultuur een complex begrip is. In dit onderdeel wordt er dieper ingegaan om deze complexiteit. De complexiteit van het begrip wordt visueel weergegeven in het ijsbergmodel van Rocher (1969).
Figuur 1-1: The Iceberg-model of culture (Rocher, 1969, p.12)
In de visuele voorstelling situeert cultuur zich op verschillende niveaus, namelijk het zichtbare en het onzichtbare niveau. Een buitenstaander kan gedeeltelijk een cultuur waarnemen. Dit is het geval bij de zaken die een bepaalde cultuur doet. Hieronder vallen de manier van leven, gewoontes, methodes, technieken, rituelen en de taal van een cultuur. Anderzijds kan cultuur niet altijd waargenomen worden. Dit vertaalt zich in bijvoorbeeld de normen, waarden, overtuigingen en de filosofie van een cultuur (het denken). Maar ook zaken die meer te maken hebben met gevoelens zoals; waarden, houdingen,
verlangens,
mythes,
verwachtingen,
waargenomen worden.
17
assumpties,
etc.
kunnen
niet
Vanuit een theoretisch perspectief wordt cultuur omschreven als de aspecten van het sociaal leven die voorkomen in het complexe bestaan van de mens. Cultuur is een verbonden wereld van overtuigingen en praktijken die deel uitmaken van een samenleving of een specifieke groep in een samenleving. In dit geval kan er gesproken worden van een Amerikaanse of een Ghetto cultuur (Sewell, 1999). Cultuur is het aangeleerd gedrag. Het gaat over een geheel van praktijken, overtuigingen, gewoontes en mythes zoals ze worden aangeleerd van generatie op generatie. Het onderscheidt de mens van de dieren, want het gaat over een familie van gerelateerde concepten en niet over alle aangeleerde gedragingen (Sewell, 1999). Daarnaast is cultuur een sociale formatie dat bestaat uit clusters en instituties die zich richten op bepaalde activiteiten. Cultuur is een institutioneel terrein dat zich richt op het maken en het circuleren van betekenissen. Dit terrein kan onderverdeeld worden onder verschillende subterreinen zoals; kunst, theater, muziek, mode literatuur, religie, media, etc. (Sewell, 1999). Cultuur kan omschreven worden als een systeem van symbolen en betekenissen. Het kenmerkt zich door een cluster van symbolen en betekenissen die een zeer hoge graad aan coherentie hebben en die andere gefragmenteerde en incoherente symbolen overstijgen (Sewell, 1999). Ten slotte is cultuur een menselijke praktijk, waarbij betekenissen en andere factoren die voorkomen in een bepaalde omgeving deze praktijk structureren. Het is geen specifiek soort praktijk of een praktijk die voorkomt op bepaalde specifieke locaties, maar het is een sociale praktijk in het algemeen (Sewell, 1999). Bhairavi (2009) bevestigt de laatste omschrijving. Hij definieert cultuur als bepaalde gedragspatronen, overtuigingen en ervaringen die door verschillende individuen uit één bepaalde geografische regio gedeeld worden.
1.2 Uiteenzetting van het begrip perceptie Uit het vorig onderdeel blijkt dat het begrip cultuur niet evident te omschrijven is. Dit geldt ook voor het begrip perceptie. Het begrip perceptie wordt in dit onderdeel vanuit een filosofisch en sociaalpsychologisch perspectief behandeld. Het filosofisch perspectief behandelt de manier waarop mensen dingen waarnemen. Het sociaalpsychologisch perspectief geeft een beter overzicht over hoe perceptie kan verschillen van persoon tot persoon.
18
Vanuit een filosofisch perspectief wordt perceptie omschreven als iets wat een mens doet en niet iets wat een mens overkomt of wat er zich al in de mens bevindt. Het waarnemen of de perceptie wordt bepaald door datgene wat een persoon doet, waarvoor hij klaar is om te doen en wat een persoon tot stand brengt (Noë, 2004). Kenmerkend bij perceptie is dat het niet iets is waarbij denken centraal staat. Het gebeurt zonder na te denken door middel van oog-, hoofd- en lichaamsbewegingen. Deze laatste lichaamsdelen helpen bij het registreren van wat er zich rond iemand bevindt. Enkel een wezen met bepaalde lichamelijke bekwaamheden (bv. oog of handbewegingen) kunnen waarnemen. Het idee dat perceptie een basisproces in de hersenen is, wordt in de filosofie weerlegd (Noë, 2004). Het woord perceptie doet mensen denken aan een bepaald beeld, een paradigma en niet aan een aanraking. Als een persoon zijn ogen open doet, dan ziet hij de werkelijkheid in al zijn details. De relatie tussen het bewegen en het waarnemen is eerder instrumentaal. Een persoon kan zichzelf voortbewegen tot wanneer hij op een bepaald punt komt waar hij zijn doel beter ziet (Noë, 2004). Ervaringen in perceptie geven de werkelijkheid verschillend weer. Zo kan de werkelijkheid voor de ene persoon er anders uitzien dan bij een ander persoon. Het gaat hier over ‘ervaren’. Hiervoor dient een persoon over de nodige capaciteiten en kennis te beschikken. Iets kan namelijk niet blijken te gebeuren als een persoon geen kennis heeft over de concepten van wat er gebeurt. Om dit beter te illustreren wordt een voorbeeld gehanteerd van een ballerina die struikelt. Een ballerina kan niet blijken te struikelen als een persoon niet weet wat een ballerina is of wat het woord struikelen betekent (Noë, 2004).
1.3 Perceptie en de rol van cultuur volgens de sociale psychologie “We construe the world through cultural-tinted glasses.” (Myers, et al., 2010, p.96) Volgens de sociale psychologie denken en voelen mensen anders. Mensen kunnen op eenzelfde situatie anders reageren. Ze kunnen eenzelfde situatie als anders omschrijven of zelfs construeren. Een mens ziet wat hij of zij wenst te zien (Myers, et al., 2010). Een persoon ziet de realiteit op een subjectieve manier. Hij of zij bekijkt de realiteit door een lens van eigen interesses, waarden, verwachtingen en overtuigingen. Cultuur speelt hierin een grote rol. Het bepaalt namelijk hoe een persoon informatie waarneemt en interpreteert (Myers, et al., 2010). 19
Sommige ervaringen komen voor bij culturen terwijl deze ervaringen niet voorkomen bij andere culturen. Dit heeft te maken met de culturele verschillen in perceptie. Perceptie is een aspect van het gedrag dat tussen culturen onderling sterk kan verschillen. Het verschil kan zelfs zo groot zijn dat het de verschillen die binnen een cultuurgroep heersen, overtreffen (Campbell, et al., 1968).
1.4 Culturele verschillen in perceptie geïllustreerd d.m.v. voorgaande onderzoeken 1.4.1 Onderzoek 1: Culturele verschillen in percepties van een scène In een studie van Chua, et al. (2005) werden culturele verschillen in perceptie onderzocht door middel van bepaalde scènes. Een onderscheid werd gemaakt tussen deelnemers uit Oost-Azië (China) en Amerika. Deze deelnemers werden blootgesteld aan meerdere scènes waarin één bepaald object in een complexe omgeving werd weergegeven. De resultaten in dit onderzoek zijn uiteenlopend. De deelnemers uit Amerika maken meer en sneller fixaties op bepaalde objecten in een scène (focusobjecten). De Aziatische deelnemers maken meer versnelde oogbewegingen (saccades) naar de achtergrond. Zij vestigen meer aandacht aan de contextuele informatie en hebben dus een holistische perceptie.
Figuur 1-2: Voorbeeld van een scène gebruikt in de studie (Chua, Boland, & Nisbett, 2005, p. 12630)
De verschillen in perceptie zijn, volgens Chua, et al. (2005), te vinden in verschillende factoren, namelijk ervaring, expertise en sociale achtergrond. Deze factoren beïnvloeden het vestigen van aandacht en dus een lager niveau van cognitie. Deelnemers uit OostAzië hebben meer aandacht voor de context omdat ze leven in complexe sociale netwerken met voorgeschreven relatierollen.
20
Om in deze sociale netwerken correct te kunnen functioneren is het hebben van aandacht voor de context noodzakelijk. Deelnemers met een westerse achtergrond leven in beperktere sociale werelden waar onafhankelijkheid centraal staat. Dit laat hen toe om minder aandacht te geven aan de context.
1.4.2 Onderzoek 2: Perceptuele verschillen tussen culturen d.m.v. figuren en illusies In een onderzoek van Campbell, et al. (1968) werd er op zoek gegaan naar perceptuele verschillen tussen culturen door middel van figuren en illusies.
Figuur 1-3: Müller-Lyer Illusie (Campbell, et al., 1968, p.2)
Enerzijds wordt de Müller-Lyer illusie (figuur 1-3) gebruikt. In deze illusie blijkt de rechterlijn langer te zijn dan de linkerlijn. Dit is een illusie, beiden zijn even lang. Hetzelfde geldt voor de horizontale-verticale illusie (figuur 1-4). Hier blijkt de verticale lijn langer te zijn dan de horizontale lijn.
Figuur 1-4: Horizontal-Vertical Illusie (Campbell, et al., 1968, p.3)
De onderzoekers kwamen tot het besluit dat mensen beïnvloed worden door de omgeving. Mensen die leven in een stad zijn gevoeliger aan de horizontale-verticale illusie. Mensen die leven in een beperkte omgeving (bv. een bos) zijn hier minder gevoelig aan. Deelnemers die geen westerse achtergrond hebben zijn minder gevoelig voor de Müller-Lyer illusie, maar zijn wel gevoeliger voor de horizontale-verticale illusie. Er is dus een relatie tussen het visuele antwoord en de culturele en ecologische factoren (Campbell, et al., 1968).
21
1.5 Het belang van perceptie voor een stedelijke omgeving De toeristische industrie is vandaag een belangrijk gegeven en wordt steeds meer globaler. De competitie tussen verschillende steden is sterker geworden dan ooit. Verschillende bestemmingen of steden concurreren op verschillende niveaus van intensiteit. De toerist heeft specifieke verwachtingen doordat de reiservaring de laatste jaren belangrijker is geworden. Deze verwachtingen zorgen ervoor dat een goede en correcte marketing van een bestemming essentieel is in de toeristische industrie. Het meten van hoe de bezoekers de steden percipiëren is belangrijk omdat het beeld van een bestemming de keuze van de bestemming beïnvloedt. Bij het meten van de perceptie dient er rekening worden gehouden met de individuele verschillen (Dolnicar & Grabler, 2004). Onderstaand citaat bevestigt dit. “The fundamental assumption is that different consumers harbor different perceptions of various destinations in their minds. Therefore, averaging the perceptions and ignoring inter-individual differences in city image perceptions dramatically distorts the results.” (Dolnicar & Grabler, 2004, p. 101) Toeristen zoeken naar verschillende voordelen op een bestemming en kunnen deze bestemming anders percipiëren. De perceptie van een toerist speelt een belangrijke rol bij de evaluatie van een bestemming en bij de beslissing om al dan niet terug te keren naar een bestemming (Dolnicar & Huybers, 2010).
1.6 Conclusie In de voorgaande onderdelen werd er dieper ingegaan op de complexe begrippen cultuur en perceptie. Zowel het begrip cultuur als het begrip perceptie kunnen vanuit verschillende perspectieven omschreven worden. In deze studie wordt er voor het begrip cultuur de gedachtegang van Bhairavi (2009) gevolgd en wordt er van uitgegaan dat verschillende culturen onderverdeeld kunnen worden volgens hun geografische oorsprong. Zowel de filosofen als de sociaalpsychologen zijn het eens dat de werkelijkheid voor de ene persoon er anders kan uitzien voor de andere persoon. De mens kijkt door een cultuurgetinte bril (Myers, et al., 2010). In dit onderzoek wordt deze stelling gevolgd en wordt er nagegaan of de deelnemers volgens culturele achtergrond de steden Brugge en Leuven anders percipiëren.
22
2 Hoofdstuk 2: Wayfinding en navigatiestrategieën 2.1 Enkele begrippen Een persoon kan navigeren op zee, in de lucht, in de ruimte en op het land. Navigatie kan omschreven worden als het plannen en voortbewegen van alle soorten transportmiddelen. Een persoon die navigeert, probeert zich te oriënteren. Oriëntatie is het zich bewust zijn van de ruimte waarin iemand zich bevindt en de objecten die zich in deze ruimte bevinden (TSO, 1987).
2.2 Oriëntatie en navigatie door middel van landmarks en routekennis Bij het oriënteren zijn landmarks een handig hulpmiddel. Sorrows & Hirtle (1999, in Xia, et al. ,2008) definiëren een landmark als een opvallend object dat gebruikt wordt als referentiepunt om mensen bij te staan bij het herinneren of herkennen van bepaalde routes. Landmarks helpen mensen bij het lokaliseren van zichzelf en kunnen natuurlijk (bv. een grote boom) of gemaakt zijn (bv. een kerk). Lynch (1960), Raubal & Winter (2002) & Saaty (1980, in Xia, et al., 2007) stellen dat landmarks voornamelijk opvallende objecten zijn die zich onderscheiden van de achtergrond.
2.3 Routekennis als hulpmiddel van oriëntatie en navigatie Een persoon die zich verplaatst in een omgeving verkrijgt meer kennis over de patronen van zijn verplaatsing en over de ruimtelijke relaties tussen plaatsen. Deze kennis wordt opgeslagen in het geheugen en stelt mensen in staat om op een efficiënte manier bepaalde plaatsen terug te vinden. Daarnaast kan door deze kennis ruimtelijke informatie (wat betreft bepaalde plaatsen) gecommuniceerd worden naar anderen (Montello, et al., 2004). Het verkrijgen van ruimtelijke kennis gebeurt door middel van verschillende bronnen. Een onderscheid wordt gemaakt tussen directe en indirecte bronnen. Bij directe bronnen wordt kennis verkregen door de ervaring met de omgeving zelf. Alle andere bronnen die een rol spelen bij het verschaffen van ruimtelijke kennis kunnen onder indirect of symbolisch ondergebracht worden. Een bron dat symbolisch genoemd wordt, is een bron dat zorgt dat ruimtelijke kennis verkregen wordt door iemand bloot te stellen aan externe representaties of simulaties van een omgeving. Het zijn representaties door middel van kaarten, figuren en bijvoorbeeld 3D modellen van een omgeving. Dit wordt vaak de virtuele werkelijkheid of een virtuele omgeving genoemd. Ten slotte is de taal (geschreven of gesproken) ook een belangrijke indirecte bron (Montello, et al., 2004).
23
Ruimtelijke navigatie is een doelgerichte verplaatsing van een persoon doorheen de omgeving (Montello, 2005, in Mengue-Topio, et al., 2011). Als het doel niet gelegen is in de dichte omgeving dan vraagt navigatie wayfinding. Dit laatste houdt zowel planning als het maken van beslissingen in. Volgens Golledge, et al. (1985, in Mengue-Topio, et al., 2011) kan ruimtelijke kennis verschaft worden door middel van het navigeren in een omgeving. Deze auteurs omschrijven ruimtelijke kennis als de kennis van landmarks, routes en het begrijpen van ruimtelijke formaties van plaatsen in een omgeving. Kennis van landmarks houdt in dat objecten of scènes in het geheugen worden opgeslagen terwijl er weinig kennis bestaat over de ruimtelijke relaties van de landmarks. Een andere soort kennis betreft routekennis (route knowlegde). Dit is een representatie van de sequentie van landmarks en geassocieerde veranderingen langsheen een bepaald pad. Survey knowledge, ook wel eens ‘mentale kaart’ genoemd, is een 2D representatie van de indeling van een omgeving. Het bevat informatie over afstanden, richtingen en ruimtelijke relaties tussen landmarks. Volgens Siegel en White's (1975, in Mengue-Topio, et al., 2011), is het hebben van kennis over landmarks een vereiste voor de routekennis. Routekennis is dan een vereiste voor survey knowledge. Enkel niet-metrische kennis (zoals kennis van landmarks) wordt bewaard in het geheugen tijdens de beginperiode van het verkrijgen van ruimtelijke kennis. Na verloop van tijd wordt de routekennis aangevuld door meer inzicht in afstanden en richtingen. Dit is een vereiste voor de ontwikkeling van survey knowledge.
2.3.1 Enkele beïnvloedende factoren Een toerist die een stedelijke omgeving verkent, doet dit best te voet. Op deze manier krijgt een toerist de kans om te kiezen welke route hij of zij wenst te nemen. De gekozen route is vaak een route die het dichts bij zijn of haar interesses aanleunt. Wanneer een toerist de route plant en wanneer een toerist zich in een stedelijke omgeving oriënteert, dan gebruikt hij of zij soms een kaart. Het kaartgebruik kan als vervelend ervaren worden wanneer een toerist een compleet onbekende omgeving bezoekt omdat hij of zij de straatnamen probeert te identificeren. Deze straatnamen worden vaak in een andere taal geschreven (Millonig & Schnechtner, 2006). De kwaliteit van de gekozen route wordt beïnvloed door verschillende karakteristieken, namelijk fysieke, psychologische en mentale route karakteristieken. Onder fysieke karakteristieken behoren zaken zoals afstand, capaciteit van de wandelruimte en bescherming tegen negatieve externe effecten (het weer, geluid, vervuiling).
24
Toeristen die een stedelijke omgeving verkennen, verdragen deze karakteristieken meer dan andere groepen wandelaars. Dit komt doordat een stadstoerist vaak geen tweede kans heeft om die bestemming te bezoeken (Millonig & Schnechtner, 2006). Onder psychologische karakteristieken behoren de aantrekkelijkheid van een straat, de aanwezigheid van faciliteiten (winkels, restaurants, …) en veiligheid. Met veiligheid wordt ook het risico om verloren te lopen bedoeld (Millonig & Schnechtner, 2006). Een toerist die voor de eerste keer een onbekende omgeving bezoekt, is geneigd om simpele paden te kiezen. Dit behoort tot de mentale route karakteristieken. Landmarks spelen hier een belangrijke rol. Ze minimaliseren het risico om verloren te lopen en ze geven de mogelijkheid om aandacht te geven aan andere zaken dan enkel het navigeren (Millonig & Schnechtner, 2006). Landmarks zijn de eerste zaken die opgemerkt worden wanneer een individu een onbekende omgeving verkent. Ze zijn gemakkelijk te herkennen en worden gemakkelijk in het geheugen bewaard (Millonig & Schnechtner, 2006). Ook bij het communiceren van de weg, zijn Landmarks belangrijk. Ze zijn een beter instrument in vergelijking met afstanden, richtingen en straatnamen (Michon & Denis, 2001, in Millonig & Schnechtner, 2006). Ten slotte bereiken stadstoeristen niet het punt om op de bestemming routekennis of een mentale kaart te ontwikkelen. Er wordt vaak niet genoeg tijd op de bestemming gespendeerd waardoor landmarks belangrijk zijn. Toeristische kaarten waarop de landmarks in 3D weergegeven zijn, helpen de toeristen meer bij de verplaatsing in een vreemde stad (Millonig & Schnechtner, 2006).
2.3.2 Beschrijving van de spatial Memory strategy en de response learning strategy De
manier
waarop
iemand
navigeert,
kan
afhangen
van
verschillende
navigatiestrategieën. Bhairavi (2009) maakt een onderscheid tussen twee soorten strategieën. Namelijk de spatial memory strategy en de response learning strategy. Een persoon die gebruik maakt van de spatial memory strategy gaat op zoek naar relaties tussen landmarks en de omgeving. Bij het gebruik van de respons learning strategy navigeert een persoon door de straten d.m.v. series links en rechts afslaan. In dit laatste geval bestaat er geen ruimtelijke kennis van bepaalde landmarks. Ten slotte stelt Bhairavi hypothetisch dat mensen die meer aandacht hechten aan de context (Oost-Azië) de spatial memory strategy toepassen. Mensen die aandacht vestigen aan de focusobjecten gebruiken dan eerder de response learning strategy.
25
2.3.3 Het gebruik van landmarks volgens individuele kenmerken Volgens Xia, et al. (2008) beïnvloeden verschillende individuele kenmerken direct en indirect de wayfinding. Deze individuele kenmerken zijn het geslacht, leeftijd, graad van educatie en culturele achtergrond. Zo blijken vrouwelijke deelnemers meer geneigd te zijn om landmarks te gebruiken dan mannen (Schmitz, 1999, in Xia, et al., 2008). Het al dan niet gebruik maken van landmarks hangt af van persoon tot persoon. Onderstaand citaat bevestigt dit. “… people may or may not choose to use landmarks, and these landmarks will vary depending upon the environment which is being navigated. Different people may also use different landmarks in the same environment.” (Sandstrom, et al., 1998, in Xia, et al., 2008, p.1 ).
2.3.4 Verschillen in tourist way-finding: case-study In een onderzoek van Xia, et al. (2009) werd de wayfinding van toeristen onderzocht volgens de individuele kenmerken. Het studiegebied voor dit onderzoek betreft het Koala Conservation centre (KCC), centraal gelegen in Philip Island, Australië. Verschillende hypotheses rond individuele verschillen en wayfinding strategieën werden getest. 124 individuele toeristen, 6 groepen toeristen (die deelnamen aan een rondleiding) en twee wachters werden ondervraagd door middel van een vragenlijst. Naast een ondervraging werden de verplaatsingen van de toeristen geregistreerd door middel van een globale positionering systeem (GPS). De vragenlijsten werden gehanteerd om informatie te verzamelen over de leeftijd, geslacht, educatie, het verblijf, de samenstelling van de reisgroepen, etc. Een vragenlijst na het bezoek hielp bij het verwerven van inzichten in de navigatiestrategieën. Onder landmarks verstaat de onderzoeker bewegwijzeringborden (bevatten algemene kaarten van routes), bewegwijzering (worden gebruikt om mensen te leiden naar attracties, vaak staan ze op een kruispunt, een ingang of een uitgang van een attractie) en vegetatietypes (dit zijn landmarks wanneer ze verschillen van locatie tot locatie, bv. parken). Andere mensen worden ook omschreven als landmarks omdat de toeristen hen volgen, maar ook omdat een grote menigte een toeristisch relevante plaats suggereert. Xia, et al. (2009) maakt een onderscheidt tussen volgende navigatiestrategieën; de kortste weg, het minste tijd, het minst aantal bochten, meest pittoresk, eerst opgemerkt en anders dan de vorige route.
26
Het meest pittoresk is een strategie dat gekozen wordt omwille van het landschap. De strategieën eerst opgemerkt en anders dan de vorige route zijn dan meer gerelateerd aan verkenning. Uit de resultaten blijkt dat vrouwen meer geneigd zijn om een menigte te volgen en dat ze meer gebruik maken van bewegwijzeringborden tijdens de wayfinding. Daarnaast kiezen ze voor de strategieën; het minste tijd, eerst opgemerkt en anders dan de vorige route. Mannen zijn meer geneigd om vegetatietypes te gebruiken als landmarks en hebben een voorkeur voor een route omwille van het landschap. Toeristen ouder dan 55 jaar gebruiken vegetatietypes en bewegwijzering als landmarks. Toeristen van middelbare leeftijd blijken ook meer geneigd te zijn om de kortste weg strategie toe te passen. Ten slotte zijn jongere toeristen meer geneigd om de strategie ‘eerst opgemerkt’ te hanteren. Toeristen die individueel reizen zijn veel minder geneigd dan andere reisgroepen om bewegwijzering te gebruiken. Koppels blijken een grotere voorkeur te hebben voor bewegwijzering. Als laatste resultaat wordt de ervaring als beïnvloedende factor besproken. Uit dit onderzoek blijkt dat wanneer de omgeving gekend is, er minder landmarks gebruikt worden. Toeristen die niet gekend zijn met de omgeving zijn meer doelgericht en kiezen landmarks die het meest opvallen en het gemakkelijkst te herkennen zijn.
2.4 Smartphones en navigatieapplicaties op basis van landmarks “Mobile phones are an attractive platform for landmark-based pedestrian navigation systems. To be practical, such a system must be able to automatically generate lightweight directions that can be displayed on these mobile devices.” (Hile, et al., 2008, p. 145) Mobiele telefoons spelen een belangrijke rol op vlak van Location-based services (LBS). Ze zijn vrij compact van vorm, wat bijdraagt tot de draagbaarheid. Naast de draagbaarheid beschikken mobiele telefoons over een goede connectiviteit en hebben ze bepaalde sensoren zoals GPS en camera’s die een betere performantie hebben. Daarnaast zijn applicaties gericht op het navigeren een belangrijke tak voor de mobiele industrie (Hile, et al., 2008).
27
Het ontwikkelen van een applicatie dat gericht is op de navigatie van voetgangers kan bijstaan bij de wayfinding. Een mogelijk hulpmiddel is een applicatie dat gebruik maakt van landmarks. Het ontwikkelen
van
een
gestandaardiseerd
mobiel
navigatiesysteem dat navigatie-instructies genereert door middel van aanwezige landmarks, betekent voor de voetganger een vermindering van de navigatieduur en vergemakkelijkt het gans navigatieproces. Het Figuur 2-1: Een voorbeeld van een
ontwikkelen van een dergelijk applicatie is volgens
landmark applicatie (Hile, et al., 2008,
Hile et al. (2008) veelbelovend. Zeker in vergelijking
p.1)
met de reeds bestaande navigatiehulpmiddelen zoals
Google Streetview. Google Streetview is vaak te intensief voor het mobiel apparaat en bepaalde landmarks zijn daarnaast ook niet altijd zichtbaar (hile, et al., 2008).
2.5 Conclusie In bovenstaande onderdelen werd er dieper ingegaan op het begrip wayfinding en de mogelijke navigatiestrategieën in een stad. Het belang van landmarks werd meerdere keren aangehaald. Deze studie zal de navigatiestrategieën onderzoeken voor de steden Brugge en Leuven. Dit gebeurt gedeeltelijk op basis van de gevonden resultaten door Xia, et al. (2009). Daarnaast wordt het gebruik van landmarks geanalyseerd volgens de individuele kenmerken. Ten slotte worden de hypothetische stellingen van Bhairavi (2009) onderzocht door middel van het kwantitatief onderzoek.
28
3 Hoofdstuk 3: Verplaatsingsgedrag 3.1 Omschrijving van het begrip verplaatsingsgedrag In dit onderdeel worden de verschillende verplaatsingsgedragingen van toeristen besproken. Dit dient bij te dragen tot het verkrijgen van een beter inzicht in hoe een toerist zich op verschillende niveaus kan verplaatsen. Het verplaatsingsgedrag van toeristen wordt onderverdeeld in verschillende niveaus; namelijk globaal, lokaal en inter-bestemming. Op globaal niveau verplaatst een toerist zich van zijn thuisbasis naar een bestemmingsregio. Op lokaal niveau verplaatst een toerist zich van attractie tot attractie of van activiteit tot activiteit binnen één bestemming. Met de inter-bestemming verplaatsing wordt bedoeld dat een toerist zich verplaatst vanuit een toeristische regio naar één of meerdere bestemmingen. De toerist gaat dan naar verschillende plaatsen en bestemmingen die gelegen zijn in één bepaalde regio (Lau & McKercher, 2007).
3.2 Verplaatsingsgedrag van toeristen Het verplaatsingsgedrag wordt beïnvloed door verschillende factoren. Zo hebben de persoonlijke motieven van een toerist, eerdere bezoeken van een toerist en de rol die de toerist aanneemt, een invloed. Deze factoren worden gerefereerd als human push factoren. Naast de human push factoren kunnen ook physical pull factoren de verplaatsingspatronen beïnvloeden. Bij deze factoren speelt de externe fysieke omgeving een belangrijke rol. Het verplaatsingsgedrag van de toeristen wordt dan beïnvloed door de attracties en activiteiten die aanwezig zijn in een bestemming. Een derde beïnvloedende factor, is de tijd. Hiermee wordt de lengte van het verblijf in de bestemming, de totale reisduur, etc. bedoeld (Lau & McKercher, 2007). Uit een onderzoek van Lau & McKercher (2007) blijkt dat de ervaring met de omgeving een belangrijke beïnvloedende factor is. Zij kwamen tot de conclusie dat toeristen die zich in een vreemde omgeving bevinden, voornamelijk de tourist bubble verkennen. Met een tourist bubble wordt een beperkte omgeving bedoeld dat een toerist relatief bekend voorkomt of hem of haar doet denken aan thuis (Lau & McKercher, 2007).
29
3.3 Reeds gevonden verschillen in het verplaatsingsgedrag van toeristen Hierna volgt een opsomming van de mogelijke verplaatsingspatronen. Belangrijk te vermelden is dat er een onderscheid gemaakt wordt tussen; single point, multiple en complex. Dit geeft de eigenschappen weer van de verplaatsingspatronen van de toeristen. Deze patronen worden gevisualiseerd door middel van punten en lijnen. Punten duiden de bezochte attracties of activiteiten aan, lijnen wijzen op de genomen routes om deze attracties te bereiken. 1.
Single Point
Figuur 3-1: Verplaatsingsgedrag: Single point (Lau & McKercher,2007, p.41)
Een toerist dat een dergelijk verplaatsingsgedrag vertoont, heeft geen variatie in zijn totaal bezoek. Een toerist bezoekt in dit geval één bestemming en na zijn bezoek keert hij terug naar huis door middel van dezelfde route (Lau & McKercher, 2007). 2.
Multiple
Figuur 3-2: Verplaatsingsgedrag: Multiple Base Site (Lau & McKercher,2007, p.41)
Een toerist met dit als verplaatsingspatroon reist vanuit zijn thuis naar één bestemming, de primaire bestemming genoemd. Deze primaire bestemming wordt gezien als een soort basiskamp. Vanuit dit basiskamp reist een toerist naar secundaire bestemmingen binnen één bepaald gebied (Lau & McKercher, 2007).
30
Figuur 3-3: Verplaatsingsgedrag: Multiple Stopover (Lau & McKercher, 2007, p.41)
In dit geval reist een toerist van zijn thuis naar één bestemming. Om deze bestemming te bereiken gebruikt hij of zij een route waarlangs attracties en andere bestemmingen gelegen zijn. Wanneer een toerist deze attracties op de heenreis of terugreis bezoekt, dan kan er van Stopover als verplaatsingspatroon gesproken worden (Lau & McKercher, 2007).
Figuur 3-4: Verplaatsingsgedrag: Multiple Chaining Loop (Lau & McKercher, 2007, p.41)
Hier gaat een toerist naar verschillende bestemmingen zonder enige herhaling. In dit geval bezoeken toeristen plaatsen of attracties die verbonden zijn met de bestemming waarin ze reizen. Een stop in een bestemming hoeft niet per se gerelateerd te zijn met een andere stop (Lau & McKercher, 2007). 3.
Complex
Figuur 3-5: Verplaatsingsgedrag: Complex Destination Region Loop (Lau & McKercher, 2007, p.41)
Hier reist een toerist gedeeltelijk langs een directe route. Dit kan naar een primaire bestemming zijn die dicht bij de bestemmingsregio gelegen is. De eigenlijke reis start langst een indirecte route waar andere bestemmingen bezocht worden. Na de touring loop keert de toerist terug naar huis langs een directe route tussen de primaire bestemming en zijn thuis (Lau & McKercher, 2007).
31
Figuur 3-6: Verplaatsingsgedrag: Complex Neighbourhood (Lau & McKercher, 2007, p.41)
Ten slotte kan een toerist ook van de ene naar de andere bestemming reizen zonder enige herhaling. Een toerist reist dan naar een aantal attracties of plaatsen in één regio. Dit patroon is een combinatie van bovenstaande patronen. Hier wordt de complexiteit van de verplaatsingspatronen weergegeven. Een toerist kan namelijk altijd opteren om patronen te combineren (Lau & McKercher, 2007).
3.4 Conclusie In bovenstaand onderdeel werd er dieper ingegaan op het verplaatsingsgedrag van de toeristen. Hieruit blijkt dat een toerist zich op drie niveaus kan verplaatsen, het zijnde op een globaal, inter-bestemming en lokaal niveau. Daarnaast werd het duidelijk dat bepaalde factoren een invloed hebben op het verplaatsingsgedrag. Dit onderzoek zal met deze factoren rekening houden bij het bepalen van de navigatiestrategieën.
32
4
Hoofdstuk 4: Eye tracking: het registreren van oogbewegingen
4.1 Het begrip Eye tracking uiteengelegd “Eye tracking is the methodology of measuring and recording the eye movements relative to the head position of an observer or that of capturing the gaze on some visual scene. An Eye tracking system is a device for measuring eye positions and gaze movement ("where we are looking"). The meaning of visual scene is wide and it is possible to be related to an analog product (e.g. image, poster etc.) or to a digital product (web page, digital map etc.) that is depicted on a computer screen or projected to a flat surface by an appropriate device.” (Netek, 2011, p. 1) Versnelde
oogbewegingen
(saccades)
kunnen
door
middel
van
eye
tracking
experimenten geregistreerd worden. Dit stelt een onderzoeker in staat om meer inzicht te verwerven in bepaalde cognitieve processen zoals; het geheugen, taalbeheersing en mentale beelden (Tobii, 2013). Eye tracking experimenten achterhalen de zaken die bij mensen de aandacht trekken. Twee begrippen staan hier centraal; “Fixation: A relatively stable eye-in-head position within some threshold of dispersion (typically ~2°) over some minimum duration (typically 100–200 ms), and with a velocity below some threshold (typically 15–100 degrees per second).” (Jacob en Karn, 2003, in Bednarik & Tukiainen, 2004, p. 160) Een persoon beweegt zijn ogen 3 keer per seconde (200ms x 3) d.m.v. versnelde oogbewegingen. Deze versnelde oogbewegingen helpen een persoon om tot een scherper beeld te komen (Henderson, 2003). “Gaze Duration: cumulative duration and average spatial location of a series of consecutive fixations within an area of interest. Gaze duration typically includes several fixations and may include the relatively small amount of time for the short saccades between these fixations. A fixation occurring outside the area of interest marks the end of the gaze.” (Jacob and Karn, 2003, in Cohen, 2009, p. 14) De gaze duration bestaat uit verschillende individuele fixaties. Henderson (2003) spreekt van de individual fixation duration en bedoelt hiermee de duur van elke fixatie.
33
4.2 Determinanten bij de perceptie van een levensecht beeld. Bij het voeren van onderzoek naar de percepties van een bepaalde scène, is de erkenning van verschillende processen als mogelijke determinanten essentieel. Deze determinanten bepalen namelijk naar waar er gekeken wordt (Busswell & Yarbus, 1967, in Henderson, Malcolm, & Schandl, 2009). Een onderscheid kan gemaakt worden tussen twee soorten processen. Henderson, et al. (2009) spreken van de visueel opvallende hypothese ( Visual Salience hypothese ) en de cognitieve relevantie hypothese. In het eerste geval wordt er gekeken naar locaties in een scène omwille van de beeldeigenschappen. Dergelijke beeldeigenschappen kunnen de kleur en de intensiteit zijn. In dit geval wordt er gekeken naar locaties in een scène op een bottom-up manier. Bepaalde ‘mikpunten’ vallen dan sneller uit de boot omdat ze tot de categorie ‘niet-opvallend’ behoren. De zoektocht naar dergelijke mikpunten gebeurt trager, moeilijker of in het meest extreme geval worden deze mikpunten helemaal niet waargenomen( Henderson, et al. 2009). Bij de cognitieve relevantie hypothese is het fixeren op bepaalde mikpunten gebaseerd op de noden van het cognitief systeem en dat in relatie met de scène. Bij deze hypothese is het visuele nog altijd van belang. De ogen zullen zo sneller aandacht vestigen op objecten i.p.v. de achtergrond. Deze objecten worden gefixeerd door de bestaande kennis en de aanwezige noden (Henderson, et al. 2009). De fixaties gebeuren op een top-down manier ( Henderson, et al. 2009). Netek (2011) bevestigt dit en stelt dat wanneer de realiteit (of een bepaalde scène) de hersenen bereikt, het reeds gefilterd is. Met de filter wordt niet enkel de ogen (het visuele), maar ook de voorgaande ervaringen (het cognitieve) bedoeld.
4.3 Eye tracking met behulp van Tobii Studio en Tobii T120 Voor het praktisch gedeelte van deze studie wordt gebruik gemaakt van een Tobii T120. Dit is een 17-inch TFT scherm dat een hoog niveau van accuraatheid en precisie levert (Tobii, 2011). Naast de hardware wordt Tobii Studio gebruikt als de nodige software om de gemaakte fixaties te registreren en te herbekijken. Bovenaan en onderaan het scherm bevindt er zich een zwarte band. Deze banden zenden een onzichtbaar infrarood licht naar de ogen. Dit licht wordt door de pupillen weerkaatst. Het terugkerend infrarood licht wordt gedetecteerd door sensoren die zich ook in de zwarte banden bevinden.
34
Met behulp van stereoscopische plaatsbepaling kan de locatie, de duur en de frequentie van de fixaties bepaald worden (Tobii, 2011b). Vervolgens zijn er een aantal parameters dat door dit systeem geregistreerd worden. Deze parameters zijn de tijd tot de eerste oogfixatie, de lengte van de oogfixatie en het aantal oogfixaties. Via deze manier kunnen de aandachtstrekkende elementen nagegaan worden (Tobii, 2011b). De hardware heeft ook software nodig. Tobii Studio is een platform dat gebruikt wordt voor het opnemen en het analyseren van de geregistreerde oogbewegingen. De software helpt een onderzoeker in het verwerven van inzicht in het menselijk gedrag, het responsgedrag van klanten en psychologische studies. Op vlak van analyse kan de software helpen door middel van verschillende soorten visualisaties. Deze visualisaties helpen een onderzoeker bij het maken van conclusies en het opstellen van nieuwe hypotheses betreffende het gedrag van een groep deelnemers (Tobii, 2011b). Een eerste visualisatie is de Gaze Plot visualization. Deze vorm van visualisatie geeft de series en posities van fixaties in een bepaalde scène of afbeelding weer. Dit gebeurt door middel van stippen. De grote van deze stippen geeft de fixation duration aan. De daaraan gekoppelde cijfers verwijzen naar de opeenvolging van deze fixaties (Tobii, 2011b). Een andere mogelijke visualisatie is het gebruik van heat maps. Dit geeft een samenvatting van grote hoeveelheden data. Een heat map gebruikt verschillende kleuren die het aantal fixaties van de participanten weergeven op bepaalde locaties in een scène. Daarnaast wordt ook de duur gevisualiseerd door middel van kleuren. Een rode kleur wijst op een hoge concentratie van fixaties of een langere fixatie duur. Een groene kleur wijst dan op het tegenovergestelde (Tobii, 2011b).
4.4 Conclusie In dit hoofdstuk werd er dieper ingegaan op het begrip eye tracking, de determinanten bij de perceptie van een scène en enkele materialen die gebruikt worden bij eye tracking experimenten. In deze studie wordt er gebruik gemaakt van de Tobii T120 voor de registratie van de oogbewegingen. Tobii studio wordt gebruikt voor het herbekijken van de data.
35
5 Hoofdstuk 5: Onderzoek aan de hand van een virtuele wereld 5.1 Het wetenschappelijk gebruik van virtuele werelden “People who experience virtual worlds feel as if they are really there, in the virtual models. Few other presentation mediums, be they cinematography, television, books, music or architectural renderings can generate such compelling impressions of being in a place.” (Henry, 1992, p.7) Het gebruik van virtuele werelden onderscheidt zich van andere onderzoeksmethoden doordat de ervaring met een plaats waargenomen kan worden. Het stelt een onderzoeker in staat om vragen en opmerkingen waar te nemen. Enkele voorbeelden van vragen zijn ‘ik vraag me af wat zich daar bevindt’, ‘waar ben ik nu’ en ‘indien ik daar was’ (Henry, 1992). Bij het gebruik van virtuele werelden bevinden deelnemers zich praktisch in die omgeving Er is geen nood aan bepaalde transformaties of bewuste inspanningen om het gevoel te krijgen dat ze er zijn. Gebruikers zijn interactief bezig met de virtuele omgeving en dat op bijna dezelfde manier zoals ze zouden doen met de reële omgeving (Henry, 1992). Virtuele werelden zorgen voor een optimale setting in studies naar perceptie, kennis en gedrag van mensen. Het is daarbij interessant om hetzelfde onderzoek uit te voeren in de natuurlijke setting. Indien de resultaten uit de natuurlijke setting consistent zijn met de resultaten uit de virtuele setting, dan gelden de resultaten waarbij een virtuele omgeving gebruikt worden ook voor de natuurlijke setting (Van Veen, et al., 1998).
5.2 Google Streetview als virtuele omgeving “Google Streetview: Capturing the world at street level.” (Anguelov, et al., 2012, p.1) Google Streetview is een krachtig instrument en biedt tal van mogelijkheden. In 2010 bezochten miljoenen mensen de virtuele wereld van Google Streetview en zijn panoramische beelden van honderden steden, verdeeld over twintig landen uit de vier continenten (Anguelov, et al., 2012). Door middel van Google Streetview betreedt een persoon een virtuele wereld. Deze virtuele wereld is ontstaat na verschillende processen. Door middel van een auto dat uitgerust is met een speciale camera, worden foto’s genomen van alles wat er zich in een omgeving bevindt. Nadien worden alle foto’s samengebracht en toegewezen aan één specifieke locatie. Dit laatste wordt mogelijk maakt door GPS. Belangrijk bij het nemen van deze foto’s, is het weer. 36
Foto’s worden enkel genomen bij zonnig weer zodat slechte weersomstandigheden het zicht op de gebouwen niet belemmerd. Na het nemen van de foto’s en het plaatsen van de foto’s op de juiste locaties, wordt een 360°-zicht gecreëerd (Google Streetview, 2012). Een aandachtspunt m.b.t. Google Streetview, is de privacy. Foto’s waarop mensen en auto’s afgebeeld worden, mogen niet te identificeren zijn (Google Streetview, 2012). Ten slotte levert niet enkel Google de nodige gegevens, maar kunnen ook gebruikers hun inbreng leveren. Zo kunnen ze bepaalde interessante punten aanduiden en zelfs bepaalde locaties van ondernemingen verbeteren (Anguelov, et al., 2012).
37
Deel 2: Methodologie
38
6 Hoofdstuk 6: Methodologie 6.1
Afbakening van het studiegebied
6.1.1 Internationale bezoekers als deelnemers van het experiment Internationale studenten werden gevraagd om deel te nemen aan het experiment. Dit gebeurde via e-mail (departementshoofden), het uitdelen van uitnodigingen, sociale media, etc. Er werd geopteerd voor internationale studenten omdat ze het gemakkelijkst te bereiken zijn. Gelijkaardige experimenten worden vaak uitgevoerd met ongeveer 20-30 deelnemers (Nevelsteen, persoonlijke bron). In dit onderzoek namen 46 personen deel. Figuur 6-1 geeft de procentuele verhouding weer van de nationaliteiten. 16 deelnemers zijn afkomstig uit West-Europa (excl. België), zeven personen uit Oost-Europa, vier personen uit Afrika, tien personen uit Latijns-Amerika en negen personen uit Azië.
Procentuele verdeling van de deelnemers (n=46)
West-Europa 19.57% 34.78%
Oost-Europa Afrka
21.74%
Latijns-Amerika 15.22% 8.70%
Azië
Figuur 6-1: Visuele weergave van de deelnemers volgens culturele achtergrond (eigen verwerking)
16 deelnemers zijn tussen 20 en 24 jaar oud. 13 deelnemers hebben een leeftijd tussen 25 en 29 jaar, 11 deelnemers een leeftijd tussen 30 en 34 jaar, één deelnemer een leeftijd tussen 35 en 40 jaar en vijf deelnemers zijn ouder dan 40 jaar. Ten slotte zijn 27 deelnemers vrouwen en 19 deelnemers mannen.
39
6.1.2 Leuven en Brugge als virtuele steden Er werd geopteerd voor de steden Brugge en Leuven als virtuele omgeving. Dit omwille van verschillende redenen. Ten eerste zijn beide steden toeristisch relevant. Ze maken deel uit van de Vlaamse kunststeden, een project dat de laatste jaren een groeiende belangstelling kent in de internationale markten (Brugge, 2013). Brugge neemt in de top 50 van de aankomsten de derde plaats in. Voor Leuven is dit de zeventiende plaats (Toerisme Vlaanderen, 2011). Daarnaast werd er verondersteld dat de meeste deelnemers ervaring hebben met de stad Leuven. Deze ervaring was nuttig voor het gewoon worden aan de virtuele omgeving. Doordat de deelnemers Leuven kennen, werd het navigeren in Google Streetview vergemakkelijkt. Dit diende bij te dragen tot een vlottere navigatie in de stad Brugge.
6.2 Onderzoeksdesign 6.2.1 Eye tracking experiment Voor de aanvang van het experiment werden de deelnemers gevraagd een vragenlijst in te vullen (bijlage 1). Deze vragenlijst diende de individuele kenmerken van de deelnemers te identificeren (culturele achtergrond, leeftijd, geslacht, etc.). Het experiment gebeurde als volgt. De deelnemers werden gevraagd om zich te plaatsen in de huid van een toerist. Ze werden door de begeleider, in Google Streetview, telkens geplaatst aan het station van Brugge en Leuven. Er werd uitdrukkelijk vermeld dat ze vrij zijn om te bezoeken wat ze wensen te bezoeken. Daarnaast werden enkele plaatsen aangeduid die ze verplicht waren te bezoeken. Brugge bestond in dit geval uit twee groepen. Aan groep A werd gevraagd om minstens ’t Zand en de Markt te bezoeken. Groep B diende enkel de Markt te bezoeken. Voor Leuven werden alle deelnemers gevraagd om minstens het Ladeuzeplein en de Grote Markt te bezoeken. De deelnemers beschikten over een toeristische kaart van Leuven en Brugge. Gedurende het experiment werden enkele vragen gesteld en werden alle opmerkingen bijgehouden. Dit gebeurde op een semigestructureerde wijze. Hiervoor werd geopteerd om meer inzicht te krijgen in hoe de deelnemers denken te oriënteren, waarom bepaalde straten gekozen werden, etc. Drie vragen werden gesteld aan alle deelnemers. Vond u gemakkelijk de weg toen u voor de eerste keer aankwam in (Brugge en) Leuven? Waarom opteert u voor deze straat? Hoe navigeert en oriënteert u in een stad? 40
6.3 Onderzoeksopzet 6.3.1 Technologie Op vlak van technologie werd er gebruik gemaakt van drie zaken. Een 17-inch Tobii T120 scherm, Tobii studio en Google Streetview. De Tobii T120 werd gebruikt voor de registratie van de oogbewegingen. Tobii Studio werd gebruikt voor het herbekijken van de data en Google Streetview stond in voor de creatie van de virtuele werelden.
6.3.2 De setting Het experiment vond plaats in een laboratorium in het Geo-instituut te Leuven. Hiervoor werd geopteerd omwille van
verschillende
redenen.
Het
voeren
van
een
experiment in een laboratorium zorgde voor een sterke controle over setting en de storende factoren (Meuleman, 2011). Daarnaast draagt het continue verplaatsen van de technologische materialen niet bij tot het efficiënt werken.
6.3.3 Draaiboek Verschillende personen stonden in voor de begeleiding van de experimenten. Een draaiboek werd opgesteld om
Figuur 6-2: De setting (eigen verwerking)
telkens op een consistente manier te werk te gaan, maar ook om eventuele invloeden op de resultaten te vermijden. In dit draaiboek werden verschillende zaken beschreven. Het werd ingeleid met informatie over het experiment zelf en de deelnemers. Daarna volgde er een beschrijving over wat er vooraf diende te gebeuren. Zaken die voorafgaand niet mochten vermeld worden, werden hier o.a. beschreven. Dit deel werd gevolgd door wat er tijdens het experiment moet gebeuren, bv. het laten invullen van een vragenlijst, wat te bezoeken, wat te doen bij problemen in Google Streetview, etc. Ten slotte werd er beschreven wat er na het experiment diende te gebeuren, bv. uitnodigen van andere studenten via de deelnemers.
41
6.4 Analysetechnieken 6.4.1 Routeanalyse De afgelegde trajecten werden gevisualiseerd door middel van een routeanalyse. Dit diende bij te dragen tot het verkrijgen van een beter inzicht in de gekozen routes. Om de afgelegde routes per deelnemer te bepalen, werden alle virtuele bezoeken herbekeken in Tobii Studio. De genomen straten werden genoteerd en later gevisualiseerd in Quantum GIS 1.8.0. (QGIS). In QGIS werd gebruik gemaakt van shapefiles, polygonen, lijnen en punten. Deze zaken werden geplaatst bovenop een basiskaart afkomstig uit openstreetmap.org. Voor Bruggecentrum werd ongeveer 30% van de basiskaart gebruik. Voor Leuven werd ongeveer 40% van de basiskaart gebruikt. De afgelegde routes werden gevisualiseerd door middel van blauwe lijnen en werden ondergebracht in één shapefile. Er werd geopteerd voor een transparantieniveau van 40%. Hierdoor werden de frequent bezochte plaatsen automatisch aangeduid in een donkere kleur. De te bezoeken plaatsen werden aangeduid van polygonen. Door middel van een query-functy in de shapefile van de routes, konden de routes worden gevisualiseerd volgens de individuele kenmerken. Daarna werd een toeristisch kaart voor de stad Brugge en Leuven op de zelfde manier gecreëerd. Vervolgens werden de routes van alle deelnemers geanalyseerd. Hiervoor werd gebruik gemaakt van primaire, secundaire en tertiaire wegen. Met primaire wegen worden de eerste genomen wegen, met het station als vertrekpunt, bedoeld. Met secundaire wegen worden wegen bedoeld die een hoge frequentie hebben (donkere kleur). De deelnemer had de keuze om deze weg al dan niet te nemen. Met tertiaire wegen worden de wegen bedoeld die een lage frequentie (lichte kleur) hebben. Deze wegen dienden niet noodzakelijk genomen te worden om een bestemming te bereiken. Ze werden eerder genomen ter verkenning en variatie. De genomen wegen worden telkens in tabellen weergeven.
De gemiddelde afgelegde afstanden werden per deelnemer berekend. Dit gebeurde doormiddel van de meetfunctie in QGIS. De gemiddelde afgelegde afstanden (excl. uitschieters) werden per subgroep berekend door middel van SPSS. Een variantieanalyse (BI=95%) werd toegepast om de significantie na te gaan. Belangrijk te vermelden is dat de resultaten voor de stad Brugge beperkt werden tot de deelnemers uit groep A. Dit omwille van een te klein aantal deelnemers. In bijlage 4 worden de visualisaties van de routes weergeven. De routes van groep B werden buiten beschouwing gelaten wegens een te klein aantal deelnemers. 42
6.4.2 Analyse van het kwalitatief onderzoek – navigatiestrategieën Elke impressie en elk antwoord van een deelnemer werd nauwkeurig bijgehouden. Deze impressies en zaken werden ondergebracht in verschillende categorieën. Deze categorieën zijn gebaseerd op vorig onderzoek en op basis van wat de participanten gedurende het experiment vertelden. De categorieën worden weergegeven in bijlage 3. Belangrijk te vermelden is dat een deelnemer onder verschillende categorieën kan behoren. Voor het gebruik van landmarks werden meerdere categorieën gehanteerd. Deze categorieën zijn gebasseerd op de gedachtegang van Xia, et al. (2009), aangevuld door de defintie opgesteld door Sorrows & hirtle (1999, in Xia, et al., 2007). Tabel 6-1 geeft dit weer. Definitie Landmarks
Landmarks
Bewegwijzeringborden
Bewegwijzering
Vegetatie types
Andere mensen
Een opvallend object Tabel 6-1: Definitie landmarks (eigen verwerking)
43
6.4.3 Analyse van het kwantitatief onderzoek a)
Filteren van de scènes d.m.v. matlab (fixaties>200ms)
Door middel van de Tobii T120 werden de locaties van de oogbewegingen geregistreerd. Deze oogbewegingen werden weergegeven in een tabel dat bestaat uit een X en Y coördinaat en een tijdstempel. Na aanvang van het experiment werd de tijdstempel uitgedrukt in milliseconden (ms). De X en Y coördinaat werden als pixel waarde weergegeven. De karakteristieken van het kijken (bv. aantal fixaties) werden weergegeven in fixatievariabelen. Doormiddel van de fixatievariabelen konden fixaties uit het totaal aantal kijkpunten gefilterd worden. Met de fixaties werden alle kijkpunten >200 milliseconden (ms) bedoeld (Nevelsteen, 2013).
Figuur 6-3: Kijkpuntenkaart, Kijkregio's op een bepaald tijdstip, gefixeerde objecten, het Streetview frame (Nevelsteen, 2013)
Een tabel van deze fixaties werd omgezet in een kaart waarop de locatie aangeduid wordt doormiddel van X en Y coördinaten (figuur 6-3, links boven). Een grote concentratie van punten wijzen op het centrum van een fixatie. De fixatie variabelen werden vervolgens bewaard in een attributentabel waarbij de X en Y coördinaten wijzen op het centrum van een fixatie. De kijkpunt locaties werden gebufferd omdat de aandachtsregio groter is dan de X en Y coördinaten uit de attributentabel.
44
Hierdoor werden kijkregio’s verkregen met de oorspronkelijk tijdstempel als attribuut (figuur 6-3, rechts boven). Dit werd bekomen doormiddel van Matlab (Nevelsteen, 2013). Vervolgens werden de opnames van de deelnemers (het gans opgenomen traject) omgevormd naar frames met terug een tijdstempel als attribuut en werden de tijdstempels van de frames gekoppeld aan de tijdstempels van de gebufferde fixaties. De kijkregio’s werden op deze manier bovenop de scènes geplaatst (figuur 6-3, rechts onder). Ten slotte werden in Matlab beide beelden van elkaar afgetrokken zodat alleen de objecten die gefixeerd werden overbleven (figuur 6-3, links onder) (Nevelsteen, 2013). Omdat de fixatie variabelen van de kijkpunten werden opgeslagen als attribuut van de kijkpunten kaart, konden met dezelfde procedure ook de objecten waarop langer gefixeerd werd weergegeven worden (fixaties>700ms). De scripts van deze ganse procedure zijn terug te vinden in bijlage (Nevelsteen, 2013). b)
Categorisatie van de gemaakte fixaties
Nadat alle scènes gefilterd waren, werd er overgegaan naar het categoriseren van alle gemaakte fixaties. Hiervoor werden kijktabellen opgemaakt in Excel. Per scène werden alle duidelijk gemaakte fixaties gecategoriseerd naargelang volgende categorieën: Zwakke weggebruikers (ZW): wanneer een fixatie gemaakt wordt naar maximum twee voetgangers of fietsers, dan behoort deze fixatie tot deze categorie. Motorvoertuigen (MV): een fixatie wordt tot deze categorie geplaatst wanneer een duidelijke fixatie waargenomen wordt naar rollend materieel, zowel op de baan als gestationeerd. Toeristische attractie materieel (TAM): deze categorie bestaat uit fixaties die gemaakt worden naar toeristische relevante materiële zaken, bv. het Belfort of standbeelden. In het geval van een toeristische relevant gebouw, wordt deze categorie pas toegepast wanneer vijf fixaties in één scène plaatsvinden op dit gebouw. Toeristisch attractie functioneel (TAF): fixaties worden hier ondergebracht wanneer een duidelijke fixatie gemaakt wordt naar toeristische relevante functionele zaken, zoals terrassen of zitbanken. Verkeerssignalisatie (VS): deze categorie bestaat uit fixaties naar signalisatie, zoals verkeersborden, bewegwijzering, etc.
45
Navigatiemiddelen (NM): tot deze categorie behoren voornamelijk fixaties naar straatnamen. Landmark (LM): van een landmark wordt gesproken wanneer een opvallend object op afstand waargenomen wordt. Groen (GR): tot deze categorie behoren tal van zaken. Duidelijke fixaties naar bomen, delen van een park en andere groene elementen in een stad behoren tot deze categorie. Bereikbaarheid: met deze categorie worden duidelijke fixaties bedoeld naar bushaltes en treinstations Lokale voorzieningen (LV): in deze categorie behoren fixaties naar plaatselijke voorzieningen, voornamelijk parkeerplaatsen voor fietsen. Winkels en restaurants (WR): fixaties naar namen en façades van winkels en restaurants behoren tot deze categorie. Plaatselijke toeristische aangelegenheden: in deze categorie behoren fixaties naar specifieke toeristische aangelegenheden (paardenkoets, bootjes). Karakteristieken gebouwen (KG): Deze categorie bestaat uit de fixaties naar ramen, daken, façades (van dichtbij of van ver) en andere karakteristieken van gebouwen. Met gebouwen worden religieuze gebouwen, toeristisch relevante gebouwen en woonhuizen bedoeld. Het verschil met TAM is te vinden in het aantal fixaties. Als er in één scène minder dan vijf fixaties op eenzelfde gebouw plaatsvinden dan wordt dit onder deze categorie geplaatst. Groep personen en toeristen (GPT): tot deze categorie behoren fixaties naar groepen mensen en toeristen. Deze groep verschilt van ZW in het aantal personen dat waargenomen wordt. Een fixatie op minimum drie samengeschoolde personen wordt in deze categorie geplaatst. Er werden voor de steden Leuven en Brugge samen 16693 fixaties gecategoriseerd. Onderverdeeld naargelang de culturele achtergrond komt dit neer op 5605 fixaties van West-Europese deelnemers, 2670 fixaties van Oost-Europese deelnemers, 1414 fixaties van Afrikaanse deelnemers, 3402 fixaties van Latijns-Amerikaanse deelnemers en 3602 fixaties zijn afkomstig van Aziatische deelnemers. Op vlak van geslacht zijn 6340 fixaties afkomstig van mannelijke deelnemers en 10353 fixaties afkomstig van vrouwelijke deelnemers. 46
Ten slotte zijn 5737 fixaties afkomstig van deelnemers met een leeftijd tussen 20 en 24 jaar, 5602 van participanten met een leeftijd tussen 25 en 29 jaar, 3600 fixaties afkomstig van deelnemers met een leeftijd tussen 30 en 34 jaar, 450 fixaties afkomstig van deelnemers met een leeftijd tussen 35 en 40 jaar en 1304 fixaties afkomstig van participanten met een leeftijd ouder dan 40 jaar. c)
Variantie-analyse op de gecategoriseerde fixaties
Nadat alle fixaties gecategoriseerd en ondergebracht werden in één gezamenlijk bestand (Excel) werd variantie-analyse (Anova) toegepast. Deze toetsingsprocedure maakt gebruik van parametrische data (IBM, 2013). Om na te gaan of de gegevens normaal verdeeld zijn, werd er telkens beroep gedaan op de Shapiro-Wilk test. Deze test gaat na of een steekproef afkomstig is uit een normaal verdeelde populatie. Indien deze test een P-waarde > 0,05 vertoont, werd normale verdeeldheid verondersteld. Indien de P-waarde < 0,05 werd de stelling van Innes (2007) gevolgd in plaats van niet parametrische testen te hanteren. Innes (2007) stelt dat niet parametrische testen enkel moeten toegepast worden wanneer meerdere voorwaarden niet voldaan zijn. Een afwijking op de normale verdeling brengt ook geen cruciale gevolgen met zich meebrengt. Daarnaast werd er ook telkens nagegaan of de plotpunten in de QQ-plot relatief gecentreerd liggen rond de rechte. Homogeniteit van de varianties werd getest door middel van de Levene’s teststatistiek. Indien deze test een P-waarde > 0,05 vertoont, dan werden de varianties homogeen geacht. Belangrijk te vermelden is dat voor de variantie-analyse de fixaties van de virtuele bezoeken in Brugge en Leuven werden samengenomen. d)
Testen van associatie tussen de variabele leeftijd en de variabele fixatiegroepen
Er werd telkens nagegaan of er sprake is van associatie tussen de variabele leeftijd (ordinaal) en de fixatiegroepen. Hiervoor werd de Spearman’s rang correlatie toegepast. Ten slotte werd er telkens rekening gehouden met de basisassumptie wat betreft normale verdeeldheid van de gegevens. e)
Testen van associatie tussen de verschillende fixatiegroepen
Associaties tussen de verschillende fixatiegroepen werden nagegaan door middel van de Pearson Correlatiecoëfficiënt. Voor deze test werd geopteerd omdat alle fixatiegroepen continue (of ratio) variabelen zijn
47
Deel 3: Empirische resultaten
48
7
Hoofdstuk 7: Kwalitatief onderzoek
7.1 Inleiding Om een beter inzicht te krijgen in hoe de deelnemers denken te navigeren en oriënteren, werd gedurende het experiment een semigestructureerd interview afgenomen. Alle antwoorden, opmerkingen en impressies werden nauwkeurig opgeschreven en werden ondergebracht in bepaalde categorieën. De categorieën waarin de deelnemers werden geplaatst, worden weergegeven in een tabel dat teruggevonden kan worden in bijlage 2.
7.2 Beschrijvende statistieken van de deelnemers Cultuur
Procent
Azië
24,2%
Afrika
3,0%
West-
33,3%
Europa Oost-
21,2%
Europa Latijns-
18,2%
Amerika
Tabel 7-1: Deelnemers kwalitatief onderzoek – culturele achtergrond (eigen verwerking)
In het kwalitatief onderzoek wordt een onderscheid gemaakt tussen de deelnemers volgens culturele achtergrond, geslacht en leeftijd. Op tabel 7-1 wordt de verdeling van de 33 deelnemers beschreven volgens culturele achtergrond. Één groep (Afrika) is hier ondervertegenwoordigd en één groep (West-Europa) is hier oververtegenwoordigd. 33,3% van de deelnemers zijn mannen en 66,7% zijn vrouwen. Ten slotte hebben 45,5% van de deelnemers een leeftijd tussen 20 en 24 jaar, 36,4% een leeftijd tussen 25 en 29 jaar, 15,2% een leeftijd tussen 30 en 34 jaar en slechts 3% van de deelnemers hebben een leeftijd tussen 35 en 39 jaar.
49
7.3 Beschrijvende statistieken van de navigatiestrategieën en oriëntatietechnieken Hoe de deelnemers denken te oriënteren en navigeren, wordt duidelijk in de 34 categorieën. In tabel 7-2 worden de 10 meest voorkomende categorieën weergegeven. Categorie
Procent
Maakt gebruik van een opvallend object als landmark
51,5%
Zoekt de kortste weg
45,5%
Gebruikt kaart
33,3%
Maakt gebruik van vegetatietypes als landmark
27,3%
Walk around and see
24,2%
Probeert een object te situeren op de kaart
21,2%
Kiest de meest interessante weg
21,2%
Gebruik van straatnamen
21,2%
Neemt een weg omdat hij of zij die kent
18,2%
Maakt gebruik van mensen als landmarks
15,2%
Figuur 7-1: 10 meest voorkomende categorieën (eigen verwerking)
Bepaalde categorieën werden beduidend meer genoemd. Wat opvalt, is het gebruik van landmarks. 51,5% van de deelnemers beweren dat, wanneer ze navigeren in een stad, ze gebruik maken van opvallende objecten. Belangrijk hierbij te vermelden is dat met deze landmarks enkel bepaalde objecten bedoeld worden die van op afstand opvallen, zoals bijvoorbeeld hoge gebouwen en torens. Andere soorten landmarks worden later in dit onderdeel besproken. Voor Leuven is een dergelijk opvallend object het stadhuis en de toren van de centrale bibliotheek. Voor Brugge behoren onder andere het Belfort en de toren van de Sint-salvatorskathedraal tot landmarks. Hieronder bevinden zich enkele citaten afkomstig van de deelnemers. Deze citaten geven een beter inzicht in hoe landmarks worden gebruikt.
50
“I like those landmarks that you can see from far away. They are useful as an orientation point, but also they become a symbol for you of the city.” (LatijnsAmerika 4, persoonlijke bron). “Now I see the tower of the Ladeuzeplein, when you see this, you don’t need a map, you know where to go.” (Afrika 3, persoonlijke bron) “I use churches and high buildings and even Zara shops, it helps me orientating. I don’t look to streetnames, I won’t remember it so there is no point.” (Azië 8, persoonlijke bron) Ook vegetatietypes worden als landmarks gebruikt. Met vegetatietypes worden groene gedeeltes in een stad bedoeld. Dit kan gaan van parken tot kleine plaatsen in een stad waar groen aanwezig is. Deze vegetatietypes helpen bij het oriënteren en bij de beslissing om een weg te nemen. 27,3% van de deelnemers blijkt vegetatietypes gebruiken. Naast het feit dat het sommige deelnemers helpt bij het navigeren en oriënteren, geven vegetatietypes ook vaak een rustig en ontspannen gevoel en doet het sommige deelnemers denken aan hun thuis. “ It’s nice to walk.” (Afrika 3, persoonlijke bron) “It makes you feel relaxed. You visit a city to get relaxed not to get stressed.” (Latijns-Amerika 7, persoonlijke bron). Een ander veel voorkomende categorie, is het nemen van de kortste weg. 45,5% van de deelnemers geven uit zichzelf aan dat ze een voorkeur hebben voor het nemen van de kortste weg. Daarnaast blijkt dat 9,1% van de deelnemers opteren voor de gemakkelijkste weg en 21,2% kiezen voor de meest interessante weg. “In real life I always take the shortest way or I chose a road where I can see a lot of people because this indicates the touristic part.” (Latijns-Amerika 4, persoonlijke bron) Naast het gebruik van landmarks geeft 33,3% van de deelnemers uit zichzelf aan een kaart te gebruiken wanneer ze een stad bezoeken. 12,1% van de deelnemers gebruiken een kaart om een route uit te stippelen en 21,2% van de deelnemers beweren dat wanneer ze opvallende objecten zien, ze die dan opzoeken op een kaart om zich zo te oriënteren. “Ok I’m approaching some church, ok so where is the church on the map?” (Oost-Europa 4, persoonlijke bron) 51
“When I go to a city I try to use a map because it tells you de most important places.” (Latijns-Amerika 7, persoonlijke bron) Naast bovengenoemde zaken komen ook andere zaken in mindere mate aan bod. Zo geeft 12,1% van de deelnemers aan dat ze gebruik maken van bewegwijzering, in een stad hulp vragen aan andere mensen en graag verloren geraken in een stad. 9,1 % van de deelnemers beweren dat ze op zoek gaan naar de gemakkelijkste weg, een kaart enkel gebruiken als laatste hulpmiddel en een verandering in architectuur of vloerbedekking associëren met het naderen van het centrum. In tabel 7-2 worden de categorieën weergegeven die slechts beperkt werden vernoemd. Verkiest rustige weg
6,1%
Verkiest kleine straten
6,1%
Kijkt eerst naar belangrijke zaken op kaart
6,1%
Neemt straat omdat hij of zij een straat of een plein ziet vanuit een andere straat
6,1%
Straat als referentiepunt
6,1%
Bezoekt plaatsen / straten op spontane wijze
6,1%
Geraakt gemakkelijk verloren in een stad
6,1%
Neemt straat want rechtdoor is ook maar rechtdoor
6,1%
Maakt gebruik van de naam van winkels
3%
kijkt op kaart waar de grootste straat zich bevindt
3%
Zoekt meer unieke plaatsen
3,0%
Neemt niet dezelfde straat twee keer
3,0%
Neemt straat omdat het er belangrijk uitziet
3,0%
Gebruikt GSM om te oriënteren
3,0%
Gebruikt een kruispunt of rondpunt als oriëntatiepunt
3,0%
Oriënteert op basis van de ligging van de markt
3,0%
Tabel 7-2: Categorieën die in mindere mate gehanteerd werden (eigen verwerking)
52
7.3.1 Conclusie In hoofdstuk 2.3 werd er gesteld dat wanneer toeristen een kaart gebruiken, dit vaak als vervelend ervaren en dat wanneer toeristen een onbekende omgeving bezoeken, ze meer geneigd zijn om simpele paden te kiezen waarin Landmarks een belangrijke rol spelen (Millonig & Schnechtner, 2006). Het kwalitatief onderzoek maakt dit ook duidelijk. Ten eerste scoort het gebruik van Landmarks hoog en blijkt een groot deel van de deelnemers uit zichzelf aan te geven op zoek te gaan naar de kortste weg. Ten tweede blijken, in vergelijking met het kaartgebruik, meer deelnemers uit zichzelf aan te geven dat ze gebruik maken van opvallende objecten als landmarks gedurende het navigatie en oriëntatieproces. Daarnaast blijken de deelnemers ook heel wat andere soorten landmarks (zoals mensen en vegetatietypes) te gebruiken. In het volgend onderdeel zal er dieper ingegaan worden op het gebruik van landmarks en de verschillen volgens culturele achtergrond, leeftijd en geslacht.
7.4 Verschillen in het gebruik van landmarks volgens de individuele kenmerken Zoals eerder vermeld, wordt er in deze studie een onderscheid gemaakt volgens de individuele kenmerken van de deelnemers. In dit onderdeel wordt hier verder op ingegaan en wordt er nagegaan of er verschillen zijn volgens de individuele kenmerken en het gebruik van landmarks. Met landmarks wordt er meer bedoeld dan enkel het zien van opvallende objecten. In tabel 6-1 worden de zaken weergegeven die in deze studie onder landmarks (in de brede zin van het woord) vallen. Deze indicatoren zijn gebaseerd op de gedachtegang van Xia, et. Al (2009), aangevuld door de definitie van landmarks opgesteld door Sorrows & Hirtle (In Xia, et al., 2007). Uit het kwalitatief onderzoek blijkt dat 22 van de 33 deelnemers uit zichzelf aangeven dat ze gebruik maken van landmarks (in de brede zin van het woord). Procentueel komt dit neer op 66,7% van de deelnemers. Voor het nagaan of de verschillen significant zijn, wordt er geopteerd voor een Chikwadraat teststatistiek met 90% als betrouwbaarheidsniveau. Voor dit laatste wordt geopteerd omdat het kwalitatief onderzoek niet de focus is van deze studie, maar voornamelijk dient als inleiding op de volgende hoofdstukken. De Chikwadraat testen zijn terug te vinden in bijlage 4. In de meeste gevallen worden geen significante verschillen gevonden. Toch worden de kruistabellen meegegeven aangezien ze bepaalde interessante zaken weergeven.
53
In de meeste gevallen wordt een minimum aantal van 5 observaties per cel niet verkregen, waardoor exacte testen (Fisher’s Exact test) worden toegepast. Deze laatste testen vertoonden in de meeste gevallen geen significante verschillen.
7.4.1 Cultuur en gebruik van landmarks Op de vraag of er verschillen zijn tussen de culturele achtergronden en het gebruik van landmarks, worden volgende zaken duidelijk. 83% van de deelnemers uit Latijns-Amerika beweren landmarks te gebruiken bij het navigeren of oriënteren. Voor de Oost-Europeanen is dit 71%, voor de West-Europeanen 63,6% en voor de Aziaten is dit 50%. Landmarks blijken bij alle culturen een belangrijke rol te spelen als het gaat Tabel 7-3: Kruistabel - gebruik van
om navigatie en oriëntatie. Afrika werd bewust uit de
landmarks - culturele achtergrond (eigen verwerking)
dataset verwijderd omdat het aantal gegevens voor deze subgroep beperkt is.
7.4.2
Leeftijd en gebruik van landmarks Op vlak van leeftijd geven 62,5% van de deelnemers die een leeftijd hebben tussen de 20 en 24 jaar aan dat ze wel degelijk gebruik maken van landmarks. Voor de leeftijd categorie 25-29 jaar bedraagt dit 72,7%. Voor de deelnemers met een leeftijd tussen 30-34 jaar bedraagt dit 60%. De deelnemers met een leeftijd tussen 35 en 40 jaar worden hier uit de dataset Tabel 7-4: Kruistabel - gebruik van landmarks - leeftijd (eigen verwerking)
gefilterd wegens een beperkt aantal deelnemers. Uit deze kruistabel blijkt dat bij alle leeftijden landmarks een belangrijke rol spelen bij oriëntatie en navigatie.
7.4.3 Geslacht en gebruik van landmarks Van de 11 mannelijke deelnemers geven 81,8% aan dat ze gebruik maken van landmarks. Voor de 22 vrouwelijke deelnemers komt dit neer op 59,1%. Landmarks zijn belangrijk voor beide geslachten. Tabel 7-5: Kruistabel - Gebruik van landmarks - geslacht (eigen verwerking)
54
7.5
Verschillen in kaartgebruik naargelang individuele kenmerken
7.5.1 Inleiding Het gebruik van een kaart in een stad wordt door meerdere participanten aangehaald. De motieven voor het gebruiken van een kaart zijn uiteenlopend. Verschillende deelnemers zijn van mening dat ze enkel een kaart gebruiken in een stad wanneer ze verloren lopen. Andere deelnemers gebruiken een kaart om te kijken naar bepaalde opvallende zaken die hen helpt bij het oriënteren. Zo werd het zoeken naar grote straten en grote objecten op een kaart meerdere keren vernoemd. Andere deelnemers geven aan dat ze eerst kijken naar zaken zoals opvallende objecten en die dan proberen te situeren op de kaart. In dit onderdeel wordt het gebruik van de kaart vergeleken met de individuele kenmerken van de deelnemers. “Sometimes I like to go randomnly in a street, also little streets, to find the local culture. I’m not afraid to get lost because I always have a map.” (Azië 5, persoonlijke bron) “If I visit a city I try to use a map, it tells you the most important spots.” (LatijnsAmerika 7, persoonlijke bron) “
7.5.2 Cultuur en het gebruik van een kaart Van de 8 deelnemers afkomstig uit Azië geeft 62,5% uit zichzelf aan dat ze een kaart gebruiken bij het bezoeken van een stad. Voor de 11 deelnemers uit West-Europa is dit 36%, voor de 7 deelnemers uit Oost-Europa is dit 71% en voor de 6 deelnemers uit Latijns-Amerika is dit 16,6%. Tabel 7-6: Kruistabel – kaartgebruik – culturele achtergrond (eigen verwerking)
55
7.5.3
Leeftijd en het gebruik van een kaart Van de 15 deelnemers met een leeftijd tussen de 20 en 24 jaar geeft 40% uit zichzelf aan dat ze een kaart gebruiken bij het bezoeken van een stad. Voor de 12 deelnemers met een leeftijd tussen de 25-29 jaar is
Tabel 7-7: Kruistabel - kaartgebruik leeftijd (eigen verwerking)
dit 50% en voor de 5 deelnemers tussen de 30 en 34 jaar is dit 60%.
7.5.4 Geslacht en het gebruik van een kaart Uit kruistabel 7-8 blijken mannen een stuk minder gebruik te maken van een kaart in vergelijking met de vrouwen. Zo blijkt dat 18,2% van de mannelijke deelnemers uit zichzelf aangeeft dat ze een kaart gebruiken bij een bezoek aan een stad. Voor de vrouwen is dit procentueel 59,09%. Uit de Chikwadraat test Tabel 7-8: Kruistabel - kaartgebruik geslacht (eigen verwerking)
(bijlage
3)
blijkt
betrouwbaarheidsniveau
er
met
een
van
90%
een
significant verschil te zijn tussen man en vrouw. Vrouwen geven uit zichzelf significant meer aan dat ze een kaart gebruiken. Belangrijk te vermelden is dat deze test mogelijk niet betrouwbaar is aangezien niet iedere cel bestaat uit vijf observaties.
7.5.5 Conclusie In bovenstaande onderdelen werd het gebruik van landmarks en kaarten besproken. Significante verschillen werden in de meeste gevallen niet gevonden en vaak kon er aan de basisassumptie voor het uitvoeren van een Chikwadraattoets niet voldaan worden. Het was niet de bedoeling om hieruit significante verschillen te vinden, maar eerder dient het als een inleiding op de routeanalyse en het kwantitatief onderzoek. De kruistabellen tonen aan dat landmarks (in de brede zin van het woord) voor alle deelnemers, ongeacht de culturele achtergrond, leeftijd en geslacht een belangrijke rol spelen bij het navigeren en oriënteren. De kruistabellen voor het gebruik van kaarten tonen iets anders. Deelnemers uit Oost-Europa en Azië gaven in belangrijk mate uit zichzelf aan een kaart te gebruiken. Bij de deelnemers uit West-Europa en Latijns-Amerika was dit het tegenovergestelde. Op vlak van leeftijd blijken het merendeel van de deelnemers met een leeftijd tussen 30 en 34 jaar en deelnemers met een leeftijd tussen 25 en 29 jaar een kaart te gebruiken. Ten slotte geven vrouwen meer aan dat ze een kaart gebruiken in vergelijking met mannen. 56
8
Hoofdstuk 8: Routeanalyse van de stad Brugge d.m.v. QGIS
8.1 Inleiding In het kwalitatief onderzoek werd besproken hoe de deelnemers denken te oriënteren en navigeren. In dit onderdeel wordt er meer aandacht besteed aan hoe de deelnemers effectief hebben genavigeerd. Later, in hoofdstuk 9, zal het kwalitatief onderzoek gekoppeld worden aan de routeanalyse en een toeristische kaart. De routeanalyse gebeurt op basis van het gebruik van drie soorten wegen, namelijk primaire, secundaire en tertiaire wegen (uitleg in onderdeel 6.4.1). Deze wegen worden per subgroep in een tabel gevisualiseerd. De routes worden algemeen en per subgroep gevisualiseerd en zijn terug te vinden in bijlage 5. De gemiddelde afgelegde afstand voor elke subgroep wordt telkens weergegeven.
8.2
De stad Brugge in het algemeen
In tabel 8-1 worden de gekozen wegen weergegeven samen met de gemiddelde afgelegde afstand. Brugge in het algemeen (n=31) Gemiddelde afgelegde afstand
Primaire wegen
Secundaire wegen
Tertiaire wegen
1762,90 meter Koning Albert 1-laan
19 deelnemers
Oostmeers
13 deelnemers
Overig
1 deelnemer
Zuidzandstraat – Steenstraat
21 deelnemers
Noordzandstraat- Geldmuntstraat
9 deelnemers
Katelijnestraat
5 deelnemers
In grote mate aanwezig
Tabel 8-1: Routeanalyse van Brugge in het algemeen (eigen verwerking)
57
8.3 Brugge volgens culturele achtergrond Deelnemers afkomstig uit Azië (n= 7) Gemiddelde afstand Primaire wegen Secundaire wegen Tertiaire wegen
1582,60 meter Koning Albert 1-laan
5 deelnemers
Oostmeers
2 deelnemers
Zuidzandstraat – Steenstraat
4 deelnemers
In mindere mate aanwezig
Deelnemers afkomstig uit West-Europa (n=11) Gemiddelde afstand
Primaire wegen
Secundaire wegen Tertiaire wegen
1804,3 meter Koning Albert 1-laan
6 deelnemers
Oostmeers
4 deelnemers
Zuidzandstraat – Steenstraat
7 deelnemers
In grote mate aanwezig
Deelnemers afkomstig uit Oost-Europa (n=7) Gemiddelde afstand Primaire wegen
Secundaire wegen Tertiaire wegen
1644,17 meter Koning Albert 1-laan
4 deelnemers
Oostmeers
3 deelnemers
Zuidzandstraat – Steenstraat
4 deelnemers
Geldmuntstraat
3 deelnemers
In mindere mate aanwezig
Deelnemers afkomstig uit Latijns-Amerika (n=6) Gemiddelde afstand Primaire wegen
Secundaire wegen Tertiaire wegen
2042,3 meter Oostmeers
4 deelnemers
Koning Albert 1-laan
2 deelnemers
Zuidzandstraat – Steenstraat
4 deelnemers
In grote mate aanwezig
Tabel 8-2: Brugge volgens culturele achtergrond (eigen verwerking)
58
8.3.1 Bespreking van de gekozen wegen Voor elke subgroep werden de gemiddelde afgelegde afstanden weergegeven. LatijnsAmerika en West-Europa hebben de langste afgelegde afstanden. Om na te gaan of deze afstanden significant verschillen, wordt variantie-analyse toegepast. In bijlage 7 worden deze gegevens weergegeven. Om een one-way Anova test te kunnen gebruiken, moeten de gegevens normaal verdeeld zijn en moet er gelijkheid van varianties zijn. Aan beide assumpties wordt voldaan. Er blijken echter geen significante verschillen te bestaan in de afgelegde afstanden (P=0,117, BI= 95%). Op vlak van routekeuzes hebben de deelnemers uit Azië en Oost-Europa een gelijkaardig patroon. Beiden opteren voornamelijk voor de Koning Albert 1-laan als primaire weg en de Zuidzandstraat – Steenstraat als secundaire weg. Daarnaast zijn de tertiaire wegen beperkt aanwezig. West–Europa (groep A) en Latijns-Amerika vertonen ook een gelijkaardig patroon. Een grote voorkeur voor de straat Oostmeers is waarneembaar. Enkel in het geval van WestEuropa blijkt de Koning Albert 1-laan als primaire weg toch de bovenhand te nemen. Daarnaast opteren beide subgroepen in belangrijke mate voor de ZuidzandstraatSteenstraat als secundaire weg. Ten slotte gebruiken West-Europeanen en LatijnsAmerikanen vaker tertiaire wegen.
59
8.4 Brugge volgens geslacht Mannelijke deelnemers (n= 9) Gemiddelde afstand
Primaire wegen
Secundaire wegen
1876,4 meter Koning Albert 1-laan
6 deelnemers
Oostmeers
2 deelnemers
Overig
1 deelnemer
Zuidzandstraat –Steenstraat’
6 deelnemers
Tertiaire wegen
In grote mate aanwezig
Vrouwelijke deelnemers (n=24) Gemiddelde afstand
Primaire wegen
Secundaire wegen
1991,5 meter Koning Albert 1-laan
13 deelnemers
Oostmeers
11 deelnemers
Zuidzandstraat – Steenstraat
16 deelnemers
Noordzandstraat – Geldmuntstraat
7 deelnemers
Katelijnestraat
5 deelnemers
Tertiaire wegen
In grote mate aanwezig
Tabel 8-3Tabel 8 2: Brugge volgens geslacht (eigen verwerking)
8.4.1 Bespreking van de gekozen wegen De gemiddeld afgelegde afstand werd telkens per geslacht weergegeven. De afgelegde afstanden bij de vrouwen blijken in dit geval iets langer te zijn. Om na te gaan of er voor dit klein verschil gesproken kan worden van een significant verschil, wordt variantieanalyse toegepast. De gegevens van de vrouwelijke deelnemers zijn niet normaal verdeeld. In plaats van nu over te gaan naar niet parametrische testen, wordt er geopteerd om de stelling van Innes (2007) te volgen (uitleg, zie onderdeel 6.4.3). De varianties zijn homogeen (P=0,088). De one-way Anova (BI=95%) toont aan dat er geen significant verschil is tussen de mannelijke en vrouwelijke deelnemers. Uit de analyse van de gekozen routes wordt het duidelijk dat mannelijke deelnemers voornamelijk opteren voor de Koning Albert-1 laan als primaire weg. De vrouwelijke deelnemers hebben ook een voorkeur voor deze laatst genoemde straat, maar opteren ook in grote mate voor de straat Oostmeers.
60
De mannen hebben een duidelijke voorkeur voor de Zuidzandstraat – Steenstraat als secundaire weg. De vrouwelijke deelnemers vullen dit aan met de Noordzandstraat – Geldmuntstraat en de Katelijnestraat. Bij zowel de mannelijke als vrouwelijke deelnemers zijn de tertiaire wegen in grote mate aanwezig.
8.5 Brugge volgens leeftijd Deelnemers met een leeftijd tussen 20 – 24 jaar (n= 14) Gemiddelde afstand Primaire wegen
Secundaire wegen
Tertiaire wegen
1678,36 meter Koning Albert 1-laan
8 deelnemers
Oostmeers
6 deelnemers
Zuidzandstraat – Steenstraat Noordzandstraat – Geldmuntstraat’
9 deelnemers 6 deelnemers
in grote mate aanwezig
Deelnemers met een leeftijd tussen 25 – 29 jaar (n= 13) Gemiddelde afstand
Primaire wegen
Secundaire wegen Tertiaire wegen
1870,46 meter Koning Albert 1-laan
8 deelnemers
Oostmeers
5 deelnemers
Steenstraat
11 deelnemers
Zuidzandstraat –Steenstraat’
9 deelnemers
in grote mate aanwezig
Deelnemers met een leeftijd tussen 30 – 34 jaar (n= 5) Gemiddelde afstand Primaire wegen Secundaire wegen Tertiaire wegen
2302,5 meter Koning Albert 1-laan
3 deelnemers
Oostmeers
2 deelnemers
Zuidzandstraat –Steenstraat’
3 deelnemers
In mindere mate aanwezig
Tabel 8-4Tabel 8 3: Brugge volgens leeftijd (eigen verwerking)
61
8.5.1 Bespreking van de gekozen wegen Voor elke subgroep werden de gemiddelde afgelegde afstanden weergegeven. Hieruit blijkt dat de deelnemers met een leeftijd tussen 30-34 jaar de langste gemiddelde afstand hebben afgelegd. Deelnemers met een leeftijd tussen 20-24 jaar hebben de kortste afstanden afgelegd. Een variantie-analyse wordt toegepast om na te gaan of deze subgroepen significant verschillen. Aan de assumptie met betrekking tot gelijkheid van varianties wordt niet voldaan waardoor de Welch Anova toegepast wordt. Deze test toont aan dat er geen sprake is van significante verschillen tussen de subgroepen (Bijlage 7). Op vlak van routekeuzes wordt het duidelijk dat deelnemers met een leeftijd tussen 20-24 jaar een voorkeur hebben voor de primaire wegen Koning Albert 1-laan en de straat Oostmeers. Dit geldt ook voor de overige leeftijden. De deelnemers met een leeftijd tussen 20-24 jaar kiezen voornamelijk de ZuidzandstraatSteenstraat en Noordzandstraat-Geldmuntstraat als secundaire wegen. De deelnemers met een leeftijd tussen 25-29 jaar kiezen ook voor de Zuidzandstraat-Steenstraat, maar de Steenstraat zonder Zuidzandstraat wordt het vaakst gebruikt. De ZuidzandstraatSteenstraat is de belangrijkste weg voor de deelnemers met een leeftijd tussen 30-34 jaar. Ten slotte zijn de tertiaire wegen in grote mate aanwezig bij de deelnemers met een leeftijd tussen 20-24 jaar en 25-29 jaar. In bovenstaande analyse werd er gekeken naar hoe de deelnemers genavigeerd hebben. In het volgend onderdeel zal duidelijk blijken of de motivaties uit het kwalitatief onderzoek overeenstemmen met de gemaakte routes.
62
9
Hoofdstuk 9: De Motivaties en Routeanalyse gekoppeld aan een toeristische kaart voor de stad Brugge
9.1 Inleiding In het vorig onderdeel werden alle genomen straten besproken volgens culturele achtergrond, leeftijd en geslacht. De straten Oostmeers en Koning Albert 1-laan werden door de participanten het meest gekozen als primaire weg en de ZuidzandstraatSteenstraat als secundaire weg. Tijdens de semigestructureerde interviews werden heel wat motivaties bij het nemen van primaire, secundaire en tertiaire wegen aangehaald. In dit onderdeel wordt er dieper ingegaan op deze motivaties en worden ze gekoppeld aan de routeanalyse. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een zelf gecreëerde toeristische kaart (bijlage 8). Op deze toeristische kaart worden onder andere de winkelstraten, kortste wegen en interessantste wegen aangeduid. Dit dient te helpen bij het verkrijgen van een beter inzicht in de verplaatsingspatronen van de verschillende deelnemers.
9.2 Bespreking routes – Land van herkomst Op tabel 9-1 worden de motivaties weergegeven die vermeld werden door de deelnemers uit Azië. Deze motivaties worden gekoppeld aan de routeanalyse en de toeristische kaart. Dit leidt tot de volgende inzichten. Culturele achtergrond
Motivaties De straat
ziet
er
op de kaart
belangrijk uit Het is de kortste weg
Azië
Een landmark bepaald de keuze voor het nemen van een straat Een
straat
wordt
genomen
ter
variatie. Tabel 9-1: Motivaties Brugge - Azië
Bij de Aziaten is er een duidelijke voorkeur voor de kortste weg. Dit komt naar voor uit het kwalitatief onderzoek en vertaalt zich in de routeanalyse. Daarnaast zijn de tertiaire wegen in mindere mate aanwezig.
63
Dit doet vermoeden dat de tertiaire wegen niet genomen worden omdat dit afwijkt van de kortste weg. De motivatie “een straat wordt genomen ter variatie” vertaalt zich bijna niet in de routeanalyse (tertiaire wegen). Culturele achtergrond
Motivaties De meest interessante weg De kortste weg Een weg met groene gedeeltes
West-Europa
Een veilige weg (niet verloren lopen) Een charmante straat Een rustige straat Tabel 9-2: Motivaties Brugge- West-Europa
De West-Europeanen vertonen een gevarieerder patroon. Voor deze subgroep blijken, naast het nemen van de kortste weg, de interessante wegen het goed te doen. Daarnaast is er een hoge concentratie waarneembaar in de primaire weg Koning-Albert 1-laan. Deze weg is tevens gelegen langs het Koning Albert 1-park (groene gedeeltes). De tertiaire wegen zijn in dit geval in grote mate aanwezig. Deze grote aanwezigheid kan verklaard worden door de motivaties ‘charmante straat en rustige straat’ en wijzen ook op verkenning. Daarnaast weerlegt deze aanwezigheid de motivatie ‘veilige weg (om niet verloren te lopen)’. Culturele achtergrond
Motivaties Een straat met groene gedeeltes De meest interessante weg
Oost-Europa
Een rustige straat Veilige weg Kortste weg Tabel 9-3: Motivaties Brugge- Oost-Europa
De Oost-Europeanen hebben in vergelijking met de Aziaten een gelijkaardig patroon. In eerste instantie is er een hoge concentratie in het nemen van de kortste weg. Daarnaast heeft het merendeel van de deelnemers geopteerd voor de Koning Albert 1-laan, een primaire weg waarlangs het Koning Albert 1-park gelegen is (groene gedeeltes).
64
Een hogere concentratie van de kortste weg bevestigt dan ook het nemen van de veiligste weg (om niet verloren te lopen). De tertiaire routes zijn voor deze subgroep beperkt aanwezig. Dit laatste bevestigt het nemen van de kortste en veiligste weg. Culturele achtergrond
Motivaties De meest interessante weg De straat is gekend
Latijns-Amerika
De kortste weg Een straat met groene gedeeltes Tabel 9-4: Motivaties Brugge - Latijns-Amerika
De deelnemers uit Latijns-Amerika hebben een gevarieerder patroon met een hogere concentratie in de interessante wegen. De deelnemers verkiezen in dit geval slechts een deel van de kortste weg. Ten slotte zijn de tertiaire wegen in grote mate aanwezig.
9.2.1 Conclusie De deelnemers uit Azië vertonen in vergelijking met de Oost-Europeanen een gelijkaardig patroon. Een duidelijke voorkeur voor de kortste weg en een matig aantal aanwezig tertiaire wegen is duidelijk waarneembaar bij beide subgroepen. Bij de Oost-Europeanen wordt de keuze bij het nemen van een straat ook gedeeltelijk beïnvloedt door de aanwezigheid van groen. De deelnemers uit West-Europa en Latijns-Amerika vertonen een gevarieerder patroon. Bij West-Europa is er naast het opteren voor de kortste weg ook een duidelijke voorkeur voor het nemen van de interessante wegen. De keuze in het nemen van een straat wordt bij deze laatst genoemde subgroep beïnvloed door de karakteristieken van de straat en het aanwezig zijn van groene elementen. De deelnemers uit Latijns-Amerika vertonen ook een grotere voorkeur voor de interessante wegen en hebben een gedeeltelijke voorkeur voor het nemen van de kortste weg. Ten slotte zijn de tertiaire wegen in beide subgroepen in grote matig aanwezig. Dit geeft een vermoeden dat West-Europeanen en LatijnsAmerikanen ruimte laten voor verkenning en variatie.
65
9.3 Bespreking routes – Geslacht In tabel 9-5 worden de motivaties weergegeven voor de mannelijke deelnemers. Geslacht
Motivaties
Man
De kortste weg Een straat met groene gedeeltes Veel mensen in de straat De meest interessante weg Tabel 9-5: Motivaties Brugge - Man
De mannelijke deelnemers opteren voor de kortste weg, waarlangs ook het Koning Albert 1-park gelegen is (groene gedeeltes). De interessante wegen zijn hier beperkt aanwezig. Ten slotte is er een relatief grote aanwezigheid van tertiaire routes. Geslacht
Motivaties Een rustige straat De kortste weg Een straat met groene gedeeltes De meest interessante weg
Vrouw
De veiligste weg (niet verloren lopen) Een charmante straat Een straat wordt gekozen omdat een landmark gezien werd Tabel 9-6: Motivaties Brugge - Vrouw
De vrouwelijke deelnemers vertonen een gevarieerder patroon. Ze hebben een voorkeur voor rustige en charmante straten, maar ook voor de kortste weg en de interessante wegen. Daarnaast hebben ze, in vergelijking met de mannen, een hogere concentratie in de winkelstraten.
9.3.1 Conclusie De mannelijke deelnemers opteren voor de kortste weg en hechten belang aan de aanwezige groene elementen in een straat. Daarnaast toont een hoge aanwezigheid van tertiaire wegen aan dat ze ruimte laten voor variatie en verkenning. In vergelijking met de mannelijke deelnemers vertonen de vrouwelijke deelnemers een gevarieerder patroon. 66
Zij opteren voor een straat omwille van de karakteristieken (charmant, rustig) en hebben een voorkeur voor de kortste weg. Groene elementen in een straat beïnvloeden daarnaast de keuze in het nemen van een straat. Ten slotte kiezen vrouwen ook voor de interessante wegen en laten ze ruimte voor variatie en verkenning.
9.4 Bespreking routes – Leeftijd In tabel (9-7) worden de motivaties weergegeven voor de deelnemers met een leeftijd tussen 20 en 24 jaar. Leeftijd
Motivaties De kortste weg Een straat met groene gedeeltes Een rustige straat
20-24 jaar
De meest interessante weg Een veilige straat (niet
verloren
lopen) Tabel 9-7: Motivaties Brugge - 20-24 jaar
Uit de analyse wordt duidelijk dat deze subgroep een voorkeur heeft voor de kortste weg. Groene elementen spelen een rol bij de keuze in het nemen van een straat. Naast het nemen van de kortste weg, wordt er ruimte gelaten voor het nemen van tertiaire wegen. Dit trekt de motivatie ‘een veilige weg nemen (om niet verloren te lopen) in twijfel. Leeftijd
Motivaties De kortste weg Een straat met groene gedeeltes Veel mensen in de straat Ervaring met de straat
25-29 jaar
Een veilige straat (niet
verloren
lopen) Rustige straat Straat wordt gekozen omdat een landmark gezien werd Tabel 9-8: Motivaties Brugge - 25-29 jaar
67
Bij de deelnemers met een leeftijd tussen 25 en 29 jaar is een duidelijke voorkeur voor de kortste weg waarneembaar. Karakteristieken van een straat (charmant, rustig) beïnvloeden de keuze in het nemen van een straat. Dit laatste wordt gezien in de relatief grote aanwezigheid van tertiaire wegen. Naast deze genoemde zaken, kiezen deze deelnemers ook voor de interessante wegen. Leeftijd
Motivaties Rustige straat
30-34 jaar
Kortste weg De meest interessante weg Tabel 9-9: Motivaties Brugge - 30-34 jaar
Deelnemers met een leeftijd tussen 30 en 34 jaar kiezen voornamelijk de kortste weg. De routeanalyse toont een matige concentratie aan in de interessante wegen. Ten slotte kiezen deze deelnemers minder voor tertiaire wegen.
9.4.1 Conclusie De deelnemers met een leeftijd tussen 20 en 24 jaar hebben een gevarieerd patroon. Een grote voorkeur gaat naar het kiezen van de kortste weg en straten met groene elementen. Deze doelgroep heeft ook een verkennend karakter dat duidelijk zichtbaar is in het aantal tertiaire wegen. De deelnemers met een leeftijd tussen 25 en 29 jaar hebben in vergelijking met de deelnemers met een leeftijd tussen 20 en 24 jaar, een gelijkaardig patroon. De deelnemers met een leeftijd tussen 20 en 24 jaar hebben daarnaast ook een voorkeur voor de interessante wegen en hebben een voorkeur voor charmante en rustige straten. Ten slotte hebben de deelnemers met een leeftijd tussen 30 en 34 jaar een voorkeur voor de kortste weg en hebben ze een minder verkennend karakter.
68
10 Hoofdstuk 10: Routeanalyse van de stad Leuven In het vorig hoofdstuk werd de routeanalyse van de stad Brugge gekoppeld aan het kwalitatief onderzoek en de toeristische kaart. In het komend onderdeel wordt voor de visualisaties van de routes in Leuven, op dezelfde wijze gewerkt. Dit wil zeggen dat de routeanalyse gebeurd op basis van het gebruik van drie soorten wegen, namelijk de primaire, secundaire en tertiaire wegen (zie 6.4.1). Deze wegen worden ondergebracht in tabellen volgens culturele achtergrond, leeftijd en geslacht. Later (in hoofdstuk 11) zal deze routeanalyse gekoppeld worden aan het kwalitatief onderzoek en de toeristische kaart. De visualisaties van de routeanalyse voor de stad Leuven is terug te vinden in bijlage 6.
10.1 Leuven in het algemeen Op tabel 10-1 worden de routes weergegeven voor alle deelnemers samen. Leuven in het algemeen (n= 43) Gemiddelde afstand Primaire wegen
Secundaire wegen
Tertiaire wegen
1549,8 meter. bondgenotenlaan-1
41 deelnemers
Overig
2 deelnemers
Bondgenotenlaan-3
28 deelnemers
Koning Leopold-1 laan
23 deelnemers
Vital Decosterstraat
20 deelnemers
bondgenotenlaan-2
17 deelnemers
Tiensestraat
14 deelnemers
Jan Stasstraat
11 deelnemers
in grote mate aanwezig
Tabel 10-1: Leuven in het algemeen (eigen verwerking)
69
10.2 Routeanalyse Leuven – Culturele achtergrond Deelnemers afkomstig uit Azië (n= 8) Gemiddelde afstand Primaire wegen
Secundaire wegen
Tertiaire wegen
1622,5 Bondgenotenlaan (1)
7 deelnemers
Overig
1 deelnemer
Bondgenotenlaan(3)
8 deelnemers
Bondgenotenlaan (2)
5 deelnemers
Victor Decosterstraat -1
5 deelnemers
In mindere mate aanwezig
Deelnemers afkomstig uit West-Europa (n=16) Gemiddelde afstand
Primaire wegen
Secundaire wegen
Tertiaire wegen
1458,8 meter. Bondgenotenlaan (1)
15 deelnemers
Overig
1 deelnemer
Koning Leopold 1-laan
11 deelnemers
Bondgenotenlaan (3)
10 deelnemers
Bondgenotenlaan (2)
6 deelnemers
Tiensestraat
10 deelnemers
Vital Decosterstraat-1
5 deelnemers
Jan Stasstraat -2
5 deelnemers
In grote mate aanwezig
Deelnemers afkomstig uit Oost-Europa (n=7) Gemiddelde afstand
1376,8 meter.
Primaire wegen
Bondgenotenlaan (1)
8 deelnemers
Koning Leopold 1-laan
5 deelnemers
Vital Decosterstraat-1
5 deelnemers
Bondgenotenlaan (3)
3 deelnemers
Secundaire wegen
Tertiaire wegen
In mindere mate aanwezig
70
Deelnemers afkomstig uit Latijns-Amerika (n=8) Gemiddelde afstand
1368,6 meter.
Primaire wegen
Bondgenotenlaan (1)
8 deelnemers
Bondgenotenlaan (3),
4 deelnemers
Koning Leopold 1-laan
4 deelnemers
Tiensestraat.
3 deelnemers
Secundaire wegen
Tertiaire wegen
In grote mate aanwezig
-1: dit wordt op de kaart aangeduid met het cijfer 1 -2: dit wordt op de kaart aangeduid met het cijfer 2 Tabel 10-2: Leuven volgens culturele achtergrond (eigen verwerking)
10.2.1 Bespreking van de gekozen wegen Voor elke subgroep werden de gemiddelde afgelegde afstanden weergegeven. WestEuropa en Azië hebben de langste afgelegde afstanden. Door middel van variantieanalyse wordt er nagegaan of deze verschillen significant zijn. In bijlage 7 worden deze gegevens weergegeven. De gegevens zijn normaal verdeeld (na het uithalen van de uitschieters), maar de varianties zijn niet homogeen. De Welch Anova wordt vervolgens toegepast en toont aan dat er geen significante verschillen zijn (P=0,145, BI: 95%). Op vlak van routekeuzes werd het duidelijk dat bijna alle deelnemers de Bondgenotenlaan (1) als primaire weg nemen. Uit deze analyse werd het ook duidelijk dat deelnemers uit West-Europa beduidend meer secundaire wegen nemen. De deelnemers uit LatijnsAmerika vertonen een eerder afwijkende routekeuze (Tiensestraat). De deelnemers uit Azië en Oost-Europa vertonen een eenvoudiger patroon. Dit geldt zowel op vlak van secundaire wegen als tertiaire wegen. Bij beide culturele achtergronden blijkt een beperkte aanwezigheid van tertiaire wegen te bestaan. Bij West-Europeanen en Latijns-Amerikanen werd een grotere aanwezigheid van tertiaire wegen vastgesteld.
71
10.3 Routeanalyse Leuven – Geslacht Mannelijke deelnemers (n=17) Gemiddelde afstand
1383,93 meter
Primaire wegen
Bondgenotenlaan (1)
17
Koning Leopold 1-laan
10
Vital Decosterstraat-1
17
Bondgenotenlaan (2)
6
Tiensestraat
6
Bondgenotenlaan (3)
9
Secundaire wegen
Tertiaire wegen
in grote mate aanwezig
Vrouwelijke deelnemers (n=26) Gemiddelde afstand
1450,74 meter
Primaire wegen
Secundaire wegen
Bondgenotenlaan (1)
24
Overig
2
Bondgenotenlaan (3)
18
Koning Leopold 1-laan
13
Vital Decosterstraat-1
13
Jan Stasstraat-2
8
Bondgenotenlaan (2)
6
Tiensestraat
8
Tertiaire wegen
in grote mate aanwezig Tabel 10-3: Leuven volgens geslacht
10.3.1 Bespreking van de gekozen weg Uit de gemiddelde afgelegde afstanden blijkt dat vrouwen een iets langere afstand hebben afgelegd. Een variantie-analyse wordt toegepast om na te gaan of het hier gaat over een significant verschil. Aan beide assumpties wordt voldaan. De one-way Anova toont aan dat er geen sprake is van een significant verschil (P=0,199, BI=95%) (bijlage 7). Zowel mannen als vrouwen hebben een duidelijke voorkeur voor de Bondgenotenlaan-1 als primaire weg. Beide subgroepen hebben ook een grotere variatie in secundaire wegen. Bij de mannelijke deelnemers wordt er een hogere concentratie in de Koning Leopold 1-laan waargenomen.
72
De vrouwelijke deelnemers hebben voornamelijk een voorkeur voor de Bondgenotenlaan (3) en de Jan Stasstraat. Tenslotte zijn de tertiaire wegen voor beide subgroep in grote mate aanwezig.
10.4 Routeanalyse Leuven – leeftijd Deelnemers met een leeftijd tussen 20 en 24 jaar (n=17) Gemiddelde afstand Primaire wegen
Secundaire wegen
Tertiaire wegen
1479,9 meter Bondgenotenlaan (1)
16
Overig
1
Koning Leopold 1-laan
11
Bondgenotenlaan (3)
10
Bondgenotenlaan (2)
8
Vital Decosterstraat-1
6
Tiensestraat
9
in grote mate aanwezig
Deelnemers met een leeftijd tussen 25 en 29 jaar (n=12) Gemiddelde afstand Primaire wegen
Secundaire wegen
Tertiaire wegen
1420,2 meter. Bondgenotenlaan (1)
11
Overig
1
Bondgenotenlaan (3)
9
Vital Decosterstraat-1
8
Koning Leopold 1-laan
6
in grotere mate aanwezig
Deelnemers met een leeftijd tussen 30 en 34 jaar (n=8) Gemiddelde afstand
1458,2 meter.
Primaire wegen
bondgenotenlaan-1
8
Bondgenotenlaan-2
8
Bondgenotelaan-3
5
Tiensestraat
4
Vital Decosterstraat-1
4
Jan Stasstraat
3
Secundaire wegen
Tertiaire wegen
in mindere mate aanwezig
73
Tabel 10-4: Leuven volgens leeftijd (eigen verwerking)
10.4.1 Bespreking van de gekozen wegen Uit de gemiddelde afgelegde afstanden worden slechts kleine verschillen waargenomen. Een variantie-analyse wordt toegepast om na te gaan of er sprake is van significante verschillen. In bijlage 7 worden de gegevens weergegeven. De Welch Anova toont aan dat er geen sprake is van een significant verschil (P=0,584, BI=95%). Alle deelnemers opteren voor de Bondgenotenlaan (1) als primaire weg. De deelnemers met een leeftijd tussen 20 en 24 jaar kiezen voornamelijk de Koning Leopold-1 laan en de Bondgenotenlaan (3) als secundaire weg. Uit de analyse wordt ook duidelijk dat deelnemers met een leeftijd tussen 25 en 29 jaar een voorkeur hebben voor de Bondgenotenlaan (3) en de Vital Decosterstraat. Deelnemers met een leeftijd tussen 30 en 34 jaar kiezen voor de Bondgenotenlaan (3), aangevuld door de Tiensestraat en Bondgenotenlaan (2). Deze deelnemers kiezen in mindere mate voor tertiaire wegen. In bovenstaande analyse werd er dieper ingegaan op de afgelegde routes van de deelnemers. In hoofdstuk 11 zullen deze gegevens worden gekoppeld aan het kwalitatief onderzoek en de toeristische kaart. Via deze manier dient het duidelijk te worden of de motivaties van de deelnemers zich vertalen in de gemaakte routes.
74
11 Hoofdstuk 11: De stad Leuven: Motivaties en de routeanalyse gekoppeld aan de toeristische kaart 11.1 Inleiding In het vorig onderdeel werden alle afgelegde routes besproken en visueel weergegeven. Hierin werd het duidelijk dat de deelnemers verschillende secundaire en tertiaire wegen gebruiken. Dit onderdeel focust zich meer op de koppeling tussen het kwalitatief onderzoek en de routeanalyse. Hiervoor wordt een zelfgecreëerde toeristische kaart (bijlage 8) van Leuven gehanteerd waarop onder andere de kortste weg, winkelstraten en interessante wegen worden aangeduid. Dit dient te helpen bij het verwerven van een beter inzicht in de verschillende verplaatsingspatronen.
11.2 Bespreking routes – Land van herkomst De motivaties van de deelnemers volgens culturele achtergrond, worden weergegeven in tabel in de volgende tabellen. Culturele achtergrond
Motivaties De kortste weg De straat gaat rechtdoor
Azië
De straat is gekend Een landmark wordt gezien Tabel 11-1: Motivaties Leuven - Azië
De deelnemers uit Azië hebben een duidelijke voorkeur voor de kortste en meest directe weg. In de routeanalyse wordt dit duidelijk door de hoge concentratie in de ganse Bondgenotenlaan en de Vital Decosterstraat. Culturele achtergrond
Motivaties
West-Europa
Het ziet er aantrekkelijk uit Er zijn veel mensen Het is de kortste weg Het is een straat dat nog niet bezocht werd Tabel 11-2: Motivaties Leuven - West-Europa
75
De deelnemers uit West-Europa verkiezen enerzijds de kortste route. Anderzijds is een voorkeur voor interessante wegen waarneembaar in de Tiensestraat en Naamsestraat. Verder opteren deze deelnemers ook voor tertiaire wegen (variatie). Culturele achtergrond
Motivaties Het is een interessante straat Het is de kortste weg Het is de gemakkelijkste weg Het is een straat recht naar het
Oost-Europa
centrum Het is de veiligste weg Straat wordt genomen ter variatie en verkenning Tabel 11-3: Motivaties Leuven - Oost-Europa
De deelnemers uit Oost-Europa vertonen een gelijkaardig patroon met de deelnemers uit Azië. Oost-Europeanen kiezen voornamelijk voor de kortste en de gemakkelijkste weg. Ze blijken in mindere mate te opteren voor tertiaire wegen. Dit trekt de motivatie ‘variatie en verkenning’ in twijfel. Ten slotte kiezen deze deelnemers ook voor veilige wegen. Culturele achtergrond
Motivaties De meest interessante weg
Latijns-Amerika
Veel ruimte om te wandelen Tabel 11-4: Motivaties Leuven - Latijns-Amerika
Er werd voor deze subgroep slechts bij één deelnemer een semigestructureerd interview afgenomen. Hierdoor focust deze bespreking zich meer op de routeanalyse. De deelnemers uit Latijns-Amerika hebben een gevarieerd patroon. Ze opteren voor de directe wegen en interessante wegen. Verder laten ze ook ruimte voor verkenning. Dit laatste wordt waargenomen in de grote aanwezigheid van de tertiaire wegen.
11.2.1 Conclusie De deelnemers uit Azië en Oost-Europa hebben een gelijkaardig patroon. Beiden opteren voor de kortste route. Daarnaast speelt veiligheid ook een rol bij de Oost-Europeanen.
76
De deelnemers afkomstig uit West-Europa en Latijns-Amerika vertonen een gevarieerder patroon. Beiden hebben een voorkeur voor de kortste route en laten ruimte voor verkenning en variatie. Uit deze analyse werd het ook duidelijk dat Latijns-Amerikanen en West-Europeanen op zoek gaan naar interessante wegen. Bij de West-Europeanen beïnvloedt een menigte ook de keuze in het nemen van een straat.
11.3 Bespreking routes – Geslacht Geslacht
Motivaties Een straat nemen ter verkenning Het is een grote straat met veel mensen
Man
Het is de gemakkelijkste weg naar het centrum Een Landmark wordt gezien Tabel 11-5: Motivaties Man - Geslacht
De mannelijke deelnemers opteren voor de gemakkelijkste en meest directe routes. Daarnaast laten ze ruimte voor verkenning en voor het nemen van de interessante wegen. Geslacht
Motivaties Het is een winkelstraat Het ziet er mooi uit Het is de kortste weg Het ziet er interessant uit Het ziet er aantrekkelijk uit
Vrouw
Het is een grote straat recht naar het centrum Een opvallend object werd gezien Het is de veiligste weg Er is veel ruimte om te wandelen Tabel 11-6: Motivaties Leuven - Vrouw
77
De vrouwelijke deelnemers hebben een grote voorkeur voor de meest directe en kortste route en laten ruimte voor verkenning. In vergelijking met de mannelijke deelnemers, vertonen de vrouwen een hogere concentratie in de winkelstraten. Ten slotte verkiezen vrouwelijke deelnemers ook straten omdat ze interessant en aantrekkelijk zijn.
11.3.1 Conclusie Zowel de mannelijke als vrouwelijke deelnemers vertonen een gevarieerd patroon. Mannen verkiezen de gemakkelijkste, meest directe, kortste en interessante wegen, maar laten ook ruimte voor verkenning. De vrouwelijke deelnemers vullen dit aan met een voorkeur voor winkelstraten en aantrekkelijke straten.
11.4 Bespreking routes – Leeftijd Leeftijd
Motivaties Een straat die rechtdoor naar het centrum gaat Een straat nemen ter verkenning Straat nemen omdat er veel mensen zijn
20-24 jaar
Een aantrekkelijke weg Kortste weg Veilige weg (niet verloren lopen) Straat nemen omdat ze opvallend object zagen Straat nemen ter variatie Tabel 11-7: Motivaties Leuven - 20-24 jaar
De deelnemers met een leeftijd tussen 20 en 24 jaar hebben een voorkeur voor de meest directe en de kortste routes. Daarnaast opteren ze voor de interessante straten en veilige wegen. Een kleinere aanwezigheid van tertiaire routes bevestigen de voorkeur voor veilige en kortste routes en weerlegt de motivatie ‘ een straat nemen ter variatie’.
78
Leeftijd
Motivatie
25-29 jaar
Meest interessante weg Straat nemen omdat ze die kennen Straat nemen omdat ze die nog niet kennen De kortste weg Een landmark werd gezien Tabel 11-8: Motivaties Leuven - 25-29 jaar
De deelnemers met een leeftijd tussen 25 en 29 jaar vertonen een hoge concentratie in de meest directe en kortste routes. De interessante wegen worden beperkt gebruikt. Vervolgens laten deze deelnemers ruimte voor verkenning. Dit laatste kan gezien worden in de grote aanwezigheid van tertiaire wegen. Geen enkele deelnemer met een leeftijd tussen 30 en 34 jaar, nam deel aan het semigestructureerd interview. Voor deze subgroep worden de patronen nagegaan op basis van de routeanalyse. Uit deze analyse werd het duidelijk dat er een voorkeur is voor de kortste en meest directe wegen. Ten slotte laten ze ook ruimte voor het nemen van interessante wegen. Dit kan voornamelijk gezien worden in de hoge concentratie in de Tiensestraat.
11.4.1 Bespreking keuzes straten – Leeftijd De deelnemers met een leeftijd tussen 20 en 24 jaar hebben een voorkeur voor de kortste en veiligste wegen, maar laten ook ruimte voor het nemen van de interessante wegen. De voorkeur naar kortste wegen, werd ook duidelijk bij de deelnemers met een leeftijd tussen 25 en 29 jaar. Deze laatste subgroep laat t ook ruimte voor verkenning. Ten slotte hebben de deelnemers met een leeftijd tussen 30 en 34 jaar een voorkeur voor de kortste wegen en laten ze gedeeltelijk ruimte voor het nemen van de interessante wegen.
11.5 Vergelijking tussen de twee steden In hoofdstuk 9 en 11 werd er dieper ingegaan op de gemaakte routes. Hieruit blijkt dat sommige voorkeuren in beide steden aanwezig waren. Anderzijds blijken de voorkeuren ook te variëren tussen de steden. Uit deze analyse werd het duidelijk dat er een grote voorkeur bestaat in het nemen van de kortste weg. Bijna alle subgroepen vertoonden deze voorkeur in beide steden. 79
Op vlak van culturele achtergrond blijken Azië en Oost-Europa een gelijkaardig patronen te hebben met de kortste weg als grootste voorkeur. West-Europa en Latijns-Amerika vertonen een gevarieerder patroon. Zij laten in beide steden ruimte voor verkenning en nemen ook de interessante wegen. De mannelijke deelnemers vertonen in beide steden een voorkeur voor de kortste weg en laten ruimte voor variatie en verkenning. De vrouwelijke deelnemers vertonen in beide steden een gevarieerder patroon. Ze kiezen de kortste en interessante wegen en laten daarnaast ook veel ruimte voor verkenning en variatie. Voor de analyse van de deelnemers volgens leeftijd blijkt dat deelnemers met een leeftijd tussen 20 en 24 jaar voornamelijk een voorkeur hebben voor de kortste wegen. De deelnemers met een leeftijd tussen 25 en 29 jaar vullen dit aan met ruimte voor verkenning. Ten slotte blijken deelnemers met een leeftijd tussen 30 en 34 jaar voornamelijk te opteren voor de kortste routes. Belangrijk te vermelden is dat de voorkeuren kunnen variëren volgens de stad waarin ze navigeren. Groene gedeeltes blijken in Brugge een rol te spelen in het nemen van een straat. Voor Leuven is dit niet het geval. Maar ook kunnen de voorkeuren variëren volgens de individuele kenmerken. Zo verkiezen bv. de deelnemers met een leeftijd tussen 20 en 24 jaar ook interessante straten in Brugge. Voor de stad Leuven werd dit niet waargenomen. Verschillende factoren blijken de keuze van een weg te beïnvloeden. Via een model wordt er getracht om dit te visualiseren. Dit model wordt later, in de algemene conclusie, besproken.
80
12 Hoofdstuk 12: De internationale bezoeker en zijn perceptie van de steden Leuven en Brugge 12.1 Inleiding In de vorige onderdelen werden de afgelegde trajecten van alle subgroepen besproken. In dit onderdeel wordt er dieper ingegaan op de gemaakte fixaties voor de steden Leuven en Brugge samen. De gemaakte fixaties werden ondergebracht onder verschillende categorieën. In totaal werden de fixaties ondergebracht in 11 categorieën, het zijnde: zwakke weggebruikers (ZW); motorvoertuigen (MV); toeristisch attractie materieel (TAM); toeristische attractie functioneel (TAF); verkeersignalisatie (VS); landmark (LM); groen (GR); lokale voorzieningen (LV); winkels & restaurants (WR); karakteristieken van gebouwen (KG) en groepen personen en toeristen (GPT). De uitleg m.b.t. tot deze categorieën is terug te vinden in onderdeel 6.4.3. In de komende onderdelen wordt er dieper ingegaan op de verschillen in fixaties onderverdeeld volgens de individuele kenmerken van de participanten. Deze individuele kenmerken hebben betrekking op de culturele achtergrond, het geslacht en de leeftijd.
12.2 Fixaties in Leuven en Brugge: beschrijvende statistieken In eerste instantie worden de beschrijvende statistieken weergegeven om een beter inzicht te krijgen in het gemiddeld totaal aantal gemaakte fixaties. Per deelnemer en per stad werd een random steekproef gehanteerd van 100 scènes. Uit deze 100 scènes werd het duidelijk dat sommige zaken (objecten, mensen) meer gefixeerd worden. Op figuur 12-1 worden deze fixaties per 100 scènes procentueel weergegeven. De categorieën; navigatiemiddelen, bereikbaarheid en plaatselijke toeristische aangelegenheden worden niet besproken wegens een te klein aantal fixaties. De beschrijvende statistieken worden weergegeven in bijlage 9. Uit deze analyse blijkt dat de deelnemers het meest aandacht vestigen aan karakteristieken van gebouwen (daken, façades, etc. van religieuze gebouwen, toeristisch relevante gebouwen, woonhuizen, etc.) (31% van de fixaties) en motorvoertuigen (16%).
81
Gemiddeld aantal fixaties per deelnemer (n=84) 40% 30% 20% 10% 0%
31% 16% 8% 5%
6% 4% 7% 2% 1%
12%
8%
Figuur 12-1 Kolomgrafiek van de gemiddelde gemaakte fixaties per deelnemer (eigen verwerking)
Wat opvalt, is een relatief hoog aantal fixaties naar winkels & restaurants (12%) en evenveel fixaties naar zwakke weggebruikers en groepen persoenen & toeristen (8%). Ten slotte wordt het ook duidelijk dat 4% van alle fixaties naar landmarks gaan. Dit is opmerkelijk omdat landmarks niet in overdreven mate aanwezig zijn in een stad. Daarnaast zijn landmarks niet altijd zichtbaar vanuit een straat.
12.3 Fixaties in Leuven en Brugge: een variantie-analyse volgens de verschillende individuele kenmerken 12.3.1 Inleiding In het vorig onderdeel werden de beschrijvende statistieken weergegeven voor alle deelnemers. In het komend onderdeel wordt er dieper ingegaan op deze gemaakte fixaties volgens de individuele kenmerken. De verschillende subgroepen worden vergeleken door middel van beschrijvende statistieken (bijlage 9) en door middel van het toepassen van een variantie-analyse (variantie-analyse). Bij dit laatste wordt er rekening gehouden met de basisassumpties. De test op normaliteit, homogeniteit van varianties en de variantie-analyse op zich worden weergegeven in bijlage 9.
82
12.4 Cultuur en perceptie van verschillende fixatiegroepen a)
Cultuur en perceptie van toeristisch attractie materieel
De test op normaliteit toont aan dat de gegevens van de deelnemers uit West-Europa niet normaal verdeeld zijn (¨P=0,013). Niet parametrische testen dienen nu toegepast te worden. In plaats van niet parametrische testen toe te passen, wordt te stelling van Innes (2007) gevolgd (voor uitleg, zie onderdeel 6.4.3). De varianties zijn homogeen. De oneway Anova test toont een P-waarde van 0,048 (BI=0,95%). Er is dus sprake van een significant verschil tussen de verschillende culturele achtergronden. Een Post Hoc vergelijking voor homogene varianties wordt toegepast om na te gaan waar de verschillen zich situeren (Tukey HSD). De Post Hoc vergelijking toont aan dat er een significant verschil is tussen West-Europe en Azië (P=0,020; BI=95%). In dit geval maken West-Europeanen significant minder fixaties naar TAM in vergelijking met deelnemers uit Azië. b)
Cultuur en perceptie van verkeersignalisatie
De gegevens zijn normaal verdeeld. De test op gelijkheid van varianties toont aan dat er geen sprake is van homogeniteit van de varianties (P=0,000). Uit de Welch Anova wordt het duidelijke dat er significante verschillen bestaan tussen de culturele achtergronden. Uit de Post Hoc vergelijking blijkt dat West-Europa (0) en Azië (4) significant verschillen. De
deelnemers
uit
Azië
maken
significant
gemiddeld
meer
fixaties
naar
verkeersignalisatie. c)
Cultuur en perceptie van winkels en restaurants
Voor deze subgroep zijn alle gegevens normaal verdeeld, maar er is geen gelijkheid van varianties (P=0,002). De Welch Anova toont een significant verschil tussen de culturele achtergronden. De Post Hoc vergelijking (Tamhana’s T2) toont aan dat West-Europeanen (0), Oost-Europeanen (1) en Aziaten (4) significant verschillen. Oost-Europeanen en Aziaten maken significant gemiddeld meer fixaties naar winkels en restaurants, in vergelijking met West-Europeanen. Oost-Europeanen maken ook significant gemiddeld meer fixaties naar winkels & restaurants in vergelijking met Latijns-Amerikanen.
83
12.4.1 Conclusie Uit bovenstaande analyse blijken verschillende culturele achtergronden significant te verschillen. Er werden geen significante verschillen gevonden voor de fixatiegroepen; zwakke weggebruikers, motorvoertuigen, toeristische attractie functioneel, Landmarks, groen, Lokale voorzieningen en karakteristieken van gebouwen (bijlage 10). Daarnaast werd het ook duidelijk dat Aziaten en West-Europeanen in bepaalde opzichten significant verschillen. De deelnemers uit Azië spenderen in dit geval meer aandacht naar verkeerssignalisatie en winkels & restaurants. Oost-Europeanen blijken ook meer aandacht te vestigen naar winkels & restaurants, in vergelijking met West-Europeanen en Latijns-Amerikanen. Ten slotte spenderen alle culturele achtergronden ongeveer evenveel aandacht aan landmarks.
12.4.2 Leeftijd en de perceptie van de verschillende fixatiegroepen a) Leeftijd en perceptie van toeristisch attractie materieel Alle gegevens zijn normaal verdeeld, maar er is geen gelijkheid van varianties. De Welch Anova test toont een P-waarde van 0,000. Significante verschillen zijn dus aanwezig. De Post Hoc vergelijking (Tamhana’s T2) toont een significant verschil aan tussen de deelnemers met een leeftijd tussen 20-24 jaar (1) en de deelnemers met een leeftijd tussen 30-34 (3) en ouder dan 40 jaar (5). Daarnaast geeft deze vergelijking ook aan dat de deelnemers met een leeftijd tussen 25 en 29 jaar (2) significant verschillen met leeftijdsgroep 3 en 5. De deelnemers uit leeftijdsgroep 1 en 2 maken, in vergelijking met leeftijdsgroep 3 en 5, significant gemiddeld meer fixaties naar toeristisch attractie materieel. b) Leeftijdsgroep en perceptie van toeristisch attractie functioneel De gegevens voor leeftijdsgroep 1 zijn niet normaal verdeeld. De gedachtegang van Innes (2007) wordt gevolgd en er wordt gekeken naar de ligging van de QQ-Plot. Een benaderde normale verdeling wordt vermoed. De assumptie wat betreft gelijkheid van varianties wordt niet voldaan (P=0,016). Uit de Welch Anova blijken significante verschillen aanwezig te zijn. De Post Hoc vergelijking toont aan dat leeftijdsgroep 1 significant verschilt met leeftijdsgroep 2 en 5. De deelnemers met een leeftijd tussen 20 en 24 jaar maken, in vergelijking met de deelnemers met een leeftijd tussen 25-29 en ouder dan 40 jaar, significant gemiddeld meer fixaties naar toeristisch attractie functioneel. 84
c) Leeftijd en verkeersignalisatie De gegevens voor leeftijdsgroep 2 zijn niet normaal verdeeld. De gedachtegang van Innes (2007) wordt gevolgd en er wordt gekeken naar de QQ-Plot. Hierdoor kan een benaderde normale verdeling verondersteld worden. Homogeniteit van de varianties kan niet verondersteld worden. De Welch Anova toont aan de significante verschillen aanwezig zijn. Uit de Post Hoc vergelijking blijkt leeftijdsgroep 1 significant te verschillen met leeftijdsgroep 3 en 5. Daarnaast toont de vergelijking ook aan dat leeftijdsgroep 2 significant verschilt met de leeftijdsgroepen 3 en 5. De deelnemers met een leeftijd tussen 20 en 24 en 25 en 29 jaar maken significant gemiddeld meer fixaties naar verkeersignalisatie in vergelijking met de deelnemers met een leeftijd tussen 30 en 34 en ouder dan 40 jaar. d) Leeftijd en landmark De gegevens uit leeftijdsgroep 1 zijn niet normaal verdeeld. De gedachtegang van Innes (2007) wordt gevolgd en er wordt gekeken naar de QQ-Plot. Een benaderde normale verdeling wordt vermoed. De varianties zijn niet homogeen. Uit de Welch Anova wordt het duidelijk dat bepaalde leeftijdsgroepen significant verschillen. De Post Hoc vergelijking toont een significant verschil aan tussen leeftijdsgroep 3 en 5. De deelnemers met een leeftijd tussen 25 en 29 jaar maken, in vergelijking met de leeftijdsgroepen 30-34 en ouder dan 40 jaar, significant gemiddeld meer fixaties naar landmarks. e) Leeftijd en perceptie van lokale voorzieningen De test op normaliteit toont aan dat alle gegevens niet normaal verdeeld zijn. Op basis van de gedachtegang van Innes (2007) en de QQ-plots, wordt een benaderde normale verdeling verondersteld. Daarnaast kan homogeniteit van de binnengroep varianties niet verondersteld worden. De Welch Anova toont een significant verschil aan tussen de leeftijdsgroepen. De Post Hoc vergelijking toont aan dat leeftijdsgroep 2 significant verschilt met leeftijdsgroep 3 en 5.
85
Deelnemers met een leeftijd tussen 20 en 24 jaar blijken dus significant gemiddeld meer fixaties te maken naar lokale voorzieningen dan deelnemers met een leeftijd tussen 30 en 34 en ouder dan 40 jaar. f)
Leeftijd en perceptie van winkels en restaurants
De gegevens van leeftijdsgroep 2 zijn niet normaal verdeeld. De gedachtegang van Innes (2007) wordt gevolgd. De QQ-Plot wordt bekeken. Een benaderde normale verdeling wordt vermoed. Daarnaast kan homogeniteit van de binnengroep varianties niet verondersteld worden. De Welch Anova toont aan dat er sprake is van een significant verschil. Uit De Post Hoc vergelijking wordt duidelijk dat leeftijdsgroep 5 significant verschilt met leeftijdsgroep 1 en 2. Deelnemers die een leeftijd hebben tussen 20 – 24 en 25 – 29 jaar maken significant gemiddeld meer fixaties naar winkels en restaurants dan deelnemers met een leeftijd ouder dan 40 jaar. g) Leeftijd en perceptie van karakteristieken van gebouwen Alle gegevens zijn normaal verdeeld en de varianties zijn homogeen. De one-way Anova toont aan dat er sprake is van significant verschil (P=0,005; BI=95%). Uit de Post Hoc vergelijking wordt duidelijk dat leeftijdsgroep 1 en 2 significant verschillen met leeftijdsgroep 5. Deelnemers met een leeftijd ouder dan 40 jaar maken dus significant gemiddeld minder fixaties naar karakteristieken van gebouwen in vergelijking met deelnemers die een leeftijd hebben tussen 20-24 jaar en 25-29 jaar.
12.4.3 Conclusie Uit bovenstaande analyse werd het duidelijk dat er heel wat significante verschillen bestaan tussen de verschillende leeftijden. Er werden geen significante verschillen gevonden voor de fixatiegroepen; zwakke weggebruikers, motorvoertuigen, groen en groepen personen & toeristen (bijlage 10). De gevonden significante verschillen situeren zich grotendeels tussen jongere en oudere deelnemers. Zo blijken deelnemers die behoren tot de leeftijdscategorie 20-24 en 25-29 jaar, in vergelijking tot de deelnemers met een leeftijd tussen 30 en 34 en ouder dan 40 jaar, significant gemiddeld meer fixaties te maken naar zaken die geclassificeerd kunnen worden onder toeristisch attractie materieel en verkeersignalisatie. 86
Daarnaast blijken deelnemers van de leeftijdscategorieën 20-24 en 25-29 jaar significant gemiddeld meer fixaties te maken naar winkels & restaurants en karakteristieken van gebouwen in vergelijking met deelnemers ouder dan 40 jaar. Deelnemers met een leeftijd tussen 25 en 29 jaar blijken daarnaast ook significant gemiddeld meer fixaties te maken naar lokale voorzieningen en landmarks dan deelnemers met een leeftijd tussen 30 en 34 jaar en ouder dan 40 jaar. Ten slotte blijkt op vlak van toeristisch attractie functioneel dat deelnemers met een leeftijd tussen 20 en 24 jaar significant gemiddeld meer fixaties maken dan deelnemers met een leeftijd tussen 25-29 jaar en ouder dan 40 jaar. Dit wil dus zeggen dat bepaalde karakteristieken in een stad minder aandacht krijgen naarmate de deelnemers ouder worden. Hoofdstuk 13 zal hier dieper op ingaan.
12.5 Geslacht en perceptie Uit deze analyse wordt het duidelijk dat de mannelijke en vrouwelijke deelnemers quasi niet verschillen. Enkel in het geval van toeristisch attractie materieel blijken vrouwen significant gemiddeld meer fixaties te maken (P=0,037, BI=95%). Voor alle andere fixatiegroepen werden geen significante verschillen gevonden. Mannen en vrouwen maken spenderen dus ongeveer evenveel aandacht aan landmarks.
12.6 De internationale bezoeker en zijn perceptie voor de steden Leuven en Brugge: variantie-analyse (fixaties >700ms) 12.6.1 Bespreking In de vorige onderdelen werd er door middel van variantie-analyse nagegaan of er verschillen waren tussen de fixatiegroepen. Dit gebeurde volgens de individuele kenmerken. Deze variantie-analyse gebruikte de fixaties > 200ms. De mogelijkheid bestaat om een variantie-analyse toe te passen voor de fixaties > 700ms. Op deze manier worden enkel de locaties met een langere fixatie duur verkregen. Na het toepassen van een variantie-analyse werden quasi geen verschillen gevonden. Enkel op vlak van leeftijd werd een significant verschil verkregen. Deelnemers met een leeftijd tussen 30 en 34 jaar blijken meer aandacht te spenderen aan winkels & restaurants dan de deelnemers met een leeftijd tussen 25 en 29 jaar (P=0,46; BI=95%). De gegevens hieromtrent zijn terug te vinden in bijlage 10.
87
13 Hoofdstuk 13: Analyse van de relaties tussen de verschillende fixatiegroepen 13.1 Inleiding In de variantie-analyse werden bepaalde significante verschillen duidelijk. Opmerkelijk is het hoog aantal verschillen bij de subgroep ‘leeftijd’. Dit onderdeel gaat in eerste instantie dieper in op de relatie tussen leeftijd en de verschillende fixatiegroepen. Daarna wordt er nagegaan of sommige fixaties een onderling verband vertonen. Dit wordt zowel voor alle deelnemers als voor de deelnemers volgens culturele achtergrond gedaan. Als laatste onderdeel wordt het zelfde ondernomen voor de gemaakte fixaties groter dan 700 ms. In bijlage 11 worden de statistische gegevens weergegeven.
13.2 De variabele ‘leeftijdsgroep’ in relatie gebracht met de verschillende fixatiegroepen. In deze analyse wordt de Spearman’s rang correlatie toegepast. Deze teststatistiek maakt gebruik van dezelfde berekeningen als de Pearson’s teststatistiek en wordt gebruikt bij ordinale variabelen (in dit geval leeftijd). Daarnaast is deze toets niet gevoelig voor uitschieters en kan het gebruikt worden bij niet parametrische data (IBM, 2013). Een betrouwbaarheidsinterval van 95% wordt toegepast. Belangrijk te vermelden is dat deze analyse zich beperkt tot de gevonden significante verschillen uit de variantie-analyse. Ten slotte wordt leeftijdsgroep 4 (35-40 jaar) niet behandeld wegens een te klein aantal deelnemers. De gevonden resultaten worden weergegeven in bijlage 11.
13.2.1 Leeftijd in relatie tot het gemiddeld aantal gemaakte fixaties
Tabel 13-1: Spearmans rangcorrelatie leeftijd -- Totaal gemiddeld aantal gemaakte fixaties (eigen verwerking)
88
In tabel 13-1 wordt de relatie tussen leeftijd en het totaal gemiddeld aantal gemaakte fixaties weergegeven. Uit de Spearman’s rangcorrelatie wordt een significante negatieve relatie duidelijk (-0,566; BI=95%). Een toenemende leeftijd leidt dus naar een lager aantal gemaakte fixaties. Aangezien Matos (2010) stelt dat een gemaakte fixatie samengaat met het vestigen van aandacht, wordt er verondersteld dat hoe ouder de deelnemers worden, hoe minder aandacht er gevestigd wordt aan allerlei soorten karakteristieken van een stad. Een lager aantal gemaakte fixaties kan te wijten zijn aan het sneller virtueel bewegen. In dat geval kan de vraag gesteld worden of er sneller virtueel bewogen wordt omwille van het experiment of omdat oudere deelnemers minder lang stilstaan bij bepaalde karakteristieken van een stad. Een andere mogelijke oorzaak is te vinden in het feit dat deze steden door de deelnemers vooraf al bezocht werden. Deze studie laat toe om dit na te gaan. Voor de stad Brugge hebben 37 observaties geen ervaring met de stad en 47 observaties hebben de stad vroeger al eens bezocht. Een variantie-analyse (BI=95%) wordt toegepast (one-way Anova). Hieruit blijkt geen significant verschil te bestaan. Deze mogelijke oorzaak wordt aldus weerlegd. Wat de precieze oorzaak is, is onduidelijk en heeft wellicht verder onderzoek nodig.
13.2.2 Leeftijd in relatie met toeristisch attractie materieel De Spearman’s rangcorrelatie voor deze fixatiegroep geeft aan dat er sprake is van een significant negatieve relatie (-0,387; BI=95%). Hoe ouder de deelnemers worden, hoe minder aandacht er gevestigd wordt op toeristische relevante gebouwen en monumenten. Dit wil dus niet zeggen dat er niet gekeken wordt naar toeristisch relevante gebouwen, maar wel dat er minder aandacht gevestigd wordt. Dit besluit wordt getrokken doordat er pas gesproken wordt van toeristisch attractie materieel wanneer meer dan vijf fixaties op één eenzelfde gebouw en dit in één scène waargenomen worden.
13.2.3 Leeftijd in relatie met toeristisch attractie functioneel De leeftijd blijkt ook in relatie te staan met het gemiddeld aantal fixaties naar toeristische attractie functioneel (-0,319; BI=95%).
Dit resultaat geeft dus aan dat hoe ouder de
deelnemers worden, hoe minder aandacht er gevestigd wordt naar zaken zoals een bankje of terrassen
89
13.2.4 De leeftijd in relatie met landmarks De Spearman’s correlatie teststatistiek toont aan dat deze variabelen significant negatief correleren (-0,271; BI=95%). In dit geval blijkt dus dat hoe ouder de deelnemers worden hoe minder aandacht er gespendeerd wordt aan landmarks.
13.2.5 De leeftijd in relatie met fixaties naar winkels en restaurants Na het uitvoeren van een Spearman’s rangcorrelatie wordt het duidelijk dat de variabelen leeftijd en winkels & restaurants significant negatief correleren (-0,228; BI=95%). De deelnemers geven minder aandacht aan winkels & restaurants, wanneer hun leeftijd toeneemt.
13.2.6 Leeftijd in relatie met fixaties naar karakteristieken van gebouwen De variabelen leeftijd en karakteristieken van gebouwen vertonen een significante negatieve relatie (-0,345; BI=95%). Er wordt minder aandacht gespendeerd aan karakteristieken van gebouwen wanneer de leeftijd toeneemt.
13.2.7 Conclusie Uit bovenstaande analyse blijkt dat de leeftijd een beïnvloedende factor is op het aantal gemaakte fixaties. Hoe ouder de deelnemers worden, hoe significant minder fixaties er gemaakt worden op verschillende karakteristieken van een stad. Wat de precieze oorzakelijke factor is, dient verder onderzocht te worden. Hypothetisch gesteld kan het zijn dat oudere mensen sneller navigeren in een stad en aldus minder aandacht vestigen aan wat er zich rond hen bevindt. Een andere hypothese luidt dat hoe ouder mensen worden, hoe minder aandacht ze vestigen op de karakteristieken van een stad omdat ze deze karakteristieken al gewoon zijn (ervaring). Uiteraard kan ook het experiment zelf de beïnvloedende factor zijn. Ten slotte is het belangrijk te vermelden dat de gevonden relaties relatief zwakke relaties betreffen. Enkel in het geval van het totaal aantal gemaakte fixaties kan er gesproken worden van een sterker verband (-0,566; BI=95%).
Verder is het mogelijk dat de
verbanden die gevonden werden, schijnverbanden of betekenisloze verbanden zijn. De eventuele invloed van een derde factor kan niet uigesloten worden (bv. tijdsdruk bij de participant).
90
13.3 Relaties tussen de verschillende fixatiegroepen 13.3.1 Inleiding In het vorig onderdeel werden de relaties tussen leeftijd en de fixatiegroepen besproken. In het komend onderdeel wordt er dieper ingegaan op de relaties tussen de fixatiegroepen onderling. In eerste instantie worden de relaties tussen de fixatiegroepen in het algemeen beschreven. Daarna wordt er gekeken of de relaties tussen de fixatiegroepen ook verschillen naargelang de culturele achtergrond. Voor dit laatste wordt geopteerd omwille van de hypothetische navigatiestrategieën van Bhairavi (2009). Door middel van deze analyse kan er nagegaan worden of bepaalde culturele achtergronden bepaalde zaken situeren in de context. Dit doormiddel van er vanuit te gaan dat meerdere fixaties in één scène betekent dat bepaalde objecten, mensen, etc. gesitueerd worden in de context. Hier zal dan ook getracht worden om een link te leggen met de spatial memory strategy en de response learning strategy. Voor deze analyse wordt gebruik gemaakt van de Pearson Correlatie teststatistiek. Voor deze laatste teststatistiek wordt geopteerd omdat dat alle variabelen ratiovariabelen zijn. Alle gegevens van deze analyse zijn terug te vinden in bijlage 11
13.3.2 Zwakke weggebruikers De Pearson Correlatie test toont een significante positieve correlatie tussen zwakke weggebruikers en toeristisch attractie functioneel (0,330; BI=99%). Een vermeerdering van aandacht naar zwakke weggebruikers gaat gepaard met een vermeerdering van aandacht naar toeristisch attractie functioneel. De oorzaak is wellicht te vinden in het feit dat zwakke weggebruikers zich bevinden op dezelfde plaatsen als toeristisch attractie functioneel (bv. voetpaden). Daarnaast blijkt er een significante positieve correlatie te zijn tussen zwakke weggebruikers en verkeerssignalisatie (0,249; BI=95%). Wanneer er een toename is in het aantal fixaties naar zwakke weggebruikers, dan is er ook een toename in het aantal fixaties naar verkeersignalisatie. De ligging is de vermoedelijke oorzaak (voetpaden).
13.3.3 Motorvoertuigen Uit de analyse wordt een significant negatieve correlatie duidelijk tussen motorvoertuigen en toeristisch attractie functioneel (-0,217; BI=95%). De oorzaak is waarschijnlijk te wijten aan verschillende liggingen. Zo bevinden voertuigen zich op de baan en toeristisch attractie functioneel langs bv. de voetpaden.
91
Daarnaast blijkt er een significante positieve correlatie te zijn met groen (0,246; BI=95%). De oorzaak is wellicht te vinden in de Koning Albert 1-laan te Brugge. Deze laatste baan is een relatief drukke baan met veel motorvoertuigen waarlangs het Koning Albert 1-park zich bevindt. Fixaties naar motorvoertuigen worden dan samengegaan met fixaties naar het Koning Albert 1- park. Ten slotte wordt een significante positieve relatie waargenomen met de karakteristieken van gebouwen (0,2929; BI=99%) en groepen personen & toeristen (0,222; BI=95%). Deze relaties, samen met de relatie wat betreft groen, geven een indicatie op het feit dat motorvoertuigen worden gesitueerd in hun context.
13.3.4 Toeristisch attractie materieel Toeristisch attractie materieel correleert significant positief met landmarks (0,326; BI=95%). De oorzaak is te vinden in het feit dat landmarks vaak toeristisch relevante gebouwen zijn die op afstand worden waargenomen. Deelnemers die vooraf de landmarks zien, bezoeken deze dan later. Ook kan het zijn dat de deelnemers vooraf de opvallende objecten bezocht hebben, en die dan verder gebruiken als hulpmiddel bij navigatie en oriëntatie.
13.3.5 Toeristische attractie functioneel Een significant positieve correlatie werd al gevonden met weggebruikers. Uit de analyse wordt een
significant negatieve correlatie ook duidelijk met karakteristieken van
gebouwen (-0,228; BI=95%). Dit wordt verklaard door het feit dat toeristisch attractie functioneel meestal op een andere hoogte is gelegen (bv. voetpaden). Karakteristieken van gebouwen bevinden zich meestal hoger gelegen (bv. daken). De deelnemers spenderen dus minder aandacht aan karakteristieken van gebouwen, wanneer toeristisch attractie functioneel waargenomen wordt.
13.3.6 Verkeersignalisatie Een significante positieve correlatie wordt (naast zwakke weggebruikers) duidelijk tussen verkeerssignalisatie en groepen personen en toeristen (0,218; BI=95%). De ligging is hier de vermoedelijke oorzaak (beiden bevinden zich vaak op voetpaden).
13.3.7 Karakteristieken van winkels & restaurants De Pearson correlatietest toont een significant positieve correlatie tussen winkels & restaurants en karakteristieken van gebouwen (0,257; BI=95%).
92
Een deelnemer die aandacht spendeert aan winkels & restaurants geeft ook aandacht aan karakteristieken van gebouwen. Hieruit blijkt dat winkels & restaurants gesitueerd worden in de context (bv. in welk gebouw is deze winkel gevestigd?).
13.3.8 Conclusie In het vorig hoofdstuk werden de relaties tussen de verschillende fixatiegroepen besproken. Uit deze analyse blijken de fixatiegroepen zwakke weggebruikers, toeristische attractie functioneel, verkeersignalisatie, motorvoertuigen, groen, toeristische attractie materieel, landmarks, karakteristieken van gebouwen, groepen personen & toeristen en winkels & restaurants in relatie te staan met één of meerdere fixatiegroep(en). Belangrijk te vermelden is dat meerdere relaties duidelijk werden. Er dient echter ook rekening gehouden te worden met eventuele betekenisloze verbanden en een eventuele invloed van een derde variabele. Uit deze analyse is het niet duidelijk of de relaties verschillen volgens culturele achtergrond. In het volgend onderdeel wordt er hier dieper op ingegaan.
13.4 Relaties tussen de verschillende fixatiegroepen volgens de culturele achtergrond 13.4.1 Azië als culturele achtergrond De Pearson Correlatie teststatistiek geeft de relaties tussen de verschillende fixatiegroepen voor de subgroep Azië weer (bijlage 11). In eerste instantie is er een duidelijke significante positieve relatie te vinden tussen motorvoertuigen en groen (0,718; BI= 99%) (vermoedelijk door Koning Albert- 1 laan te Brugge). Deelnemers uit Azië vertonen op vlak van toeristisch attractie functioneel en landmarks, een significante negatieve correlatie (-0,548; BI=95%). De oorzaak heeft waarschijnlijk te maken met de ligging. Landmarks worden hoofdzakelijk van op een afstand en op een bepaalde hoogte waargenomen. Voor het waarnemen van toeristisch attractie functioneel dient er eerder naar beneden gekeken te worden. Hoe meer de Aziatische deelnemers aandacht hechten aan toeristisch attractie functioneel, hoe vaker landmarks
niet
waargenomen worden (en omgekeerd). De analyse vertoont hetzelfde voor de relatie tussen toeristisch attractie functioneel en karakteristieken van gebouwen (-0,568; BI=95%).
93
De Pearson correlatie teststatistiek vertoont een significant positieve relatie tussen landmarks en karakteristieken van gebouwen (bv. daken) (0,558; BI=95%). Beiden bevinden zich vaak hoger gelegen. Ten slotte spenderen deelnemers uit Azië minder aandacht aan verkeerssignalisatie wanneer aandacht gevestigd wordt aan winkels & restaurants. Dit wordt duidelijk uit de waargenomen significante positieve correlatie (-0,488; BI=95%).
13.4.2 Oost-Europa als culturele achtergrond Bij de Oost-Europeanen is een significant positieve correlatie waarneembaar tussen zwakke weggebruikers en verkeersignalisatie (0,587; BI=95%). Wanneer een persoon uit Oost-Europa meer aandacht spendeert aan zwakke weggebruikers, dan gaat dit gepaard met meer aandacht voor verkeersignalisatie. Dit wordt verklaard door de situering van beiden (bv. voetpaden).
13.4.3 Latijns-Amerika Een significante positieve correlatie wordt waargenomen tussen zwakke weggebruiker enerzijds en motorvoertuigen (0,533; BI=95%), verkeersignalisatie (0,506; BI=95%) en winkels & restaurants (0,537; BI=95%) anderzijds. Wanneer een deelnemer uit LatijnsAmerika meer aandacht spendeert aan zwakke weggebruikers, dan gaat dit gepaard met meer aandacht voor motorvoertuigen, verkeersignalisatie en façades van winkels en restaurants. De oorzaak van deze correlatie is te vinden in de situering van deze karakteristieken. Allen bevinden ze zich op ooghoogte van de participant. Toeristisch attractie materieel enerzijds en zwakke weggebruikers (-0,530; BI=95%) en groepen personen & toeristen (-0,495; BI=95%) anderzijds vertonen een significant negatieve correlatie. Een deelnemer uit Latijns-Amerika die meer aandacht vestigt aan toeristisch relevante gebouwen, spendeert minder aandacht aan zwakke weggebruikers en groepen personen & toeristen.
13.4.4 West-Europa als culturele achtergrond Uit de Pearson correlatietest worden verschillende significante relaties duidelijk. De test toont een significante positieve correlatie tussen zwakke weggebruikers en toeristisch attractie functioneel (0,620; BI=99%). Een deelnemer uit West-Europa die aandacht geeft aan zwakke weggebruikers, blijkt dus ook meer aandacht te spenderen aan toeristisch attractief functioneel. De oorzaak is te vinden in de ligging (bv. voetpaden).
94
Daarnaast wordt een significant positieve relatie duidelijk tussen motorvoertuigen enerzijds en groen (0,379; BI=95%), karakteristieken van gebouwen (0,432; BI=95%) en groepen personen & toeristen (0,414; BI=95%) anderzijds. De deelnemers uit WestEuropa spenderen meer aandacht aan groen, karakteristieken van gebouwen en groepen personen & toeristen, wanneer ze aandacht geven aan motorvoertuigen (en omgekeerd). Dit geeft een indicatie dat motorvoertuigen gesitueerd worden in de context (wat bevindt er zich rond deze motorvoertuigen?). De deelnemers uit West-Europa vertonen een significante negatieve correlatie tussen motorvoertuigen en toeristisch attractie functioneel (-0,417; BI=95%). Het aandacht geven aan motorvoertuigen gaat gepaard met een vermindering van aandacht aan toeristisch attractie functioneel. De oorzaak is te vinden in de verschillende liggingen (de baan versus het voetpad). Bij de West-europeanen blijkt er ook een significant positieve correlatie te bestaan tussen toeristisch attractie materieel en karakteristieken van gebouwen (0,513; BI=99%). Dit geeft een indicatie dat West-Europeanen oog hebben voor detail. Als er aandacht gegeven wordt aan toeristisch attractie materieel (minimum 5 fixaties) dan gaat dit gepaard met meer aandacht naar details van gebouwen (daken, ramen, etc.). De deelnemers uit West-Europa vertonen enkele merkwaardige relaties. Zo blijkt uit deze analyse dat toeristisch attractie functioneel en landmarks significant positief correleren (0,394; BI=95%). Dit is waarschijnlijk een betekenisloos verband. Hetzelfde geldt voor de gevonden significante positieve relatie tussen groen enerzijds en toeristisch attractie materieel (0,503; BI=99%) en karakteristieken van gebouwen (0,471; BI=99%) anderzijds. Ten slotte spenderen West-Europeanen aandacht aan karakteristieken van gebouwen, wanneer aandacht gevestigd wordt aan winkels & restaurants (en omgekeerd) Dit wordt duidelijk uit de significante positieve correlatie (0,443; BI=95%). De deelnemers uit WestEuropa blijken dus winkels & restaurants te situeren in de context (bv. in welk gebouw bevindt deze winkel zich?).
13.4.5 Conclusie Uit bovenstaande analyse wordt het duidelijk dat de relaties tussen verschillende fixatiegroepen variëren naargelang de culturele achtergrond. De deelnemers uit West-Europa vertonen het meestal aantal significante relaties. Sommige gevonden relaties zijn hoogstwaarschijnlijk betekenisloze verbanden. overige culturele achtergronden vertonen een kleiner aantal relaties. 95
De
De bespreking van deze analyse gebeurt op basis van de stelling van Bhairavi (2009). Bhairavi (2009) stelt dat West-Europeanen meer aandacht vestigen op focusobjecten en minder op de context. Hierdoor zijn ze( hypothetisch gesteld) meer geneigd zijn om de response learning strategy toe te passen. Deze analyse toont aan dat West-Europeanen bepaalde zaken wel situeren in de context. Dit is te vinden in de verschillende gevonden relaties met motorvoertuigen. De deelnemers gaan op zoek naar de context van de motorvoertuigen (wat bevindt er zich rondom deze auto?). Vervolgens situeren deze deelnemer ook de winkels & restaurants in hun context. Een relatie met landmarks wordt bij de West-Europeanen niet gevonden. Dit wijst mogelijk op het gebruik van a response learning strategy omdat landmarks niet gesitueerd worden in hun context. Dit laatste is wel het geval bij de deelnemers uit Azië. Zij vertonen een significante positieve relatie tussen landmarks en karakteristieken van gebouwen. Deelnemers uit Azië blijken dus meer de spatial memory strategy te hanteren. Ten slotte werden enkele relaties gevonden bij de deelnemers uit Oost-Europa en LatijnsAmerika. Deze deelnemers vertonen geen relatie met landmarks. Dit wijst mogelijk op het gebruik van a response learning strategy. Belangrijk te vermelden is dat dit voornamelijk vermoedens zijn. Het hoeft geen betoog dat er nog meer onderzoek nodig is, waarschijnlijk zelf meer vanuit een psychologische invalshoek.
96
14 Hoofdstuk 14: Evaluatie van het voeren van onderzoek met Google Streetview Tijdens dit onderzoek werd gebruik gemaakt van Google Streetview voor de steden Brugge en Leuven. In dit onderdeel wordt er dieper ingegaan op de positieve en negatieve aspecten van het voeren van onderzoek met Google Streetview. Dit is gebaseerd op eigen ervaring.
14.1 Positieve aspecten van Google Streetview Een eerste positief aspect is de realistische weergave van de steden Brugge en Leuven. Door de 360° visualisatie worden deze steden weergegeven alsof de deelnemer er zich echt bevindt. Ten tweede stelt het een onderzoeker in staat om meer te weten te komen in het beslissingsproces van het nemen van een straat. Het gebruik van Google Streetview laat toe om meer inzicht te verwerven in de impressies en de opmerkingen van een deelnemer. Een derde positief punt is de werking van Google Streetview. Slechts enkele participanten ondervonden problemen met de werking. Deze deelnemers werden de werking al na enkele minuten gewoon. Een laatste positief punt is het feit dat Google Streetview tijd- en kostenbesparend is. Een onderzoeker dient geen virtuele wereld te creëren en kan er altijd (gratis) gebruik van maken.
14.2 Negatieve aspecten van Google Streetview Een eerste negatieve aspect is dat een slechte internetconnectie een effect heeft op het onderzoek. De virtuele wereld wordt hierdoor slecht weergegeven en zorgt voor een ongemak bij de deelnemer. De straatnamen worden samen met een navigatiepijl weergegeven onderaan het scherm. Deze zaken worden dan ook gefixeerd door de deelnemers terwijl dit zich niet voordoet in de realiteit. Een deelnemer kan ook navigeren d.m.v. een computermuis. Hij klikt dan op een willekeurige plaats. De aandacht gaat dan in dit geval naar de muis en niet naar de omgeving. Dit wordt opgelost op een efficiënte manier wanneer de deelnemer enkel gebruik maakt van de aanwezige navigatiepijlen en het paneel (om links en rechts te kijken). Tijdens de analyse kan dit dan gefilterd worden.
97
Een ander praktisch probleem is dat bepaalde straten niet toegankelijk zijn in Google Streetview. Dit komt doordat de wagen, die uitgerust is met fotografisch materieel, er niet kan of mag rijden. Daarnaast worden beïnvloedende factoren genegeerd. Het gaat hier voornamelijk over externe factoren; zoals het weer, geluidsoverlast, etc. De steden worden weergegeven op zonnige dagen. Dit beperkt het nagaan of het verplaatsingsgedrag verschilt naargelang het weer (bijvoorbeeld sneeuw, regenval, hevige rukwinden, etc.). Ten slotte wijkt de visualisatie soms af van de realiteit. Zo zijn landmarks niet altijd weergegeven zoals ze overkomen in de realiteit. In dit onderzoek komt dit naar voor met bv. het stadhuis in Leuven. Deze landmark valt in de realiteit sterk op. In Google Streetview is dit minder sterk.
14.3 Conclusie Google streetview is een handig en krachtig instrument die voor een realistische weergave van de steden zorgt. Het is kost- en tijdsefficiënt, maar het brengt ook wat problemen met zich mee. Bij het voeren van onderzoek met Google Streetview wordt het aangeraden om een draaiboek op te maken. Dit draaiboek kan dan helpen om de negatieve aspecten op een consistente manier te minimaliseren (bijvoorbeeld wat moet er gedaan worden wanneer een straat niet toegankelijk is.
98
Deel 4: Algemene conclusies
99
15 Hoofdstuk 15: Algemeen Besluit Deze studie heeft getracht nieuwe inzichten te verschaffen in hoe de internationale bezoekers de steden Brugge en Leuven zien en welke navigatiestrategieën deze bezoekers gebruiken. Hier werd telkens een onderscheid gemaakt volgens culturele achtergrond, geslacht en leeftijd. De steden Brugge en Leuven werden in een eye tracking experiment virtueel bezocht doormiddel van Google Streetview. Deze vorm van onderzoek is op zich pionierswerk en geeft een beeld van hoe eye tracking experimenten kunnen toegepast worden in toeristisch gerelateerd onderzoek. Allereerst werd er getracht meer inzicht te verschaffen in de navigatiestrategieën van de internationale bezoekers. Het kwalitatief onderzoek toonde aan dat landmarks een belangrijke rol spelen bij het navigeren en oriënteren. Opvallende objecten in een stad worden vaak gebruikt als landmark (51,5% van de deelnemers). Een kaart blijkt minder vaak gebruikt te worden (33,3% van de deelnemers). Uit de kruistabellen blijkt dat landmarks in de ruime zin van het woord (opvallende objecten, vegetatietypes, etc.) door het merendeel van de deelnemers worden gebruikt, ongeacht de individuele kenmerken. Voor het kaartgebruik werd een significant verschil duidelijk tussen mannen en vrouwen (BI=90%). 59,05% van de vrouwelijke deelnemers gaven uit zichzelf aan een kaart te gebruiken in een stad. Voor de mannelijke deelnemers was dit 18,2%. Vervolgens werd nagegaan welke navigatiestrategieën er gebruikt worden in de steden Brugge en Leuven. Dit gebeurde door het kwalitatief onderzoek te koppelen aan de routeanalyse en de zelfgecreëerde toeristische kaart. Hieruit blijkt dat het nemen van de kortste weg de meest voorkomende navigatiestrategie is. Dit werd ook al duidelijk in het kwalitatief onderzoek waar 45,5% van de deelnemers uit zichzelf aangeven dat ze een voorkeur hebben voor de kortste weg. Deze duidelijke voorkeur vertaalde zich in beide steden en bij de meeste subgroepen. Het werd ook duidelijk dat deelnemers uit Azië en Oost-Europa een gelijkaardig en eenvoudig patroon vertonen. Deelnemers uit WestEuropa en Latijns-Amerika combineerden verschillende navigatiestrategieën en hebben een gevarieerder patroon. Ze vertonen in beide steden een verkennend karakter en een voorkeur voor de interessante wegen. De vrouwelijke deelnemers vertonen, in vergelijking met de mannelijke deelnemers, in beide steden een gevarieerder patroon Opmerkelijk is de voorkeur voor de interessante wegen. Ten slotte blijken op vlak van leeftijd dat deelnemers tussen 25 en 29 jaar ook straten nemen ter variatie en verkenning.
100
Het gebruik van navigatiestrategieën is gedeeltelijk afhankelijk van stad tot stad. Zo werden navigatiestrategieën waargenomen in de stad Brugge die niet waargenomen werden in de stad Leuven. Zo werd bijvoorbeeld de voorkeur voor straten met groen waargenomen in Brugge en niet in Leuven. Maar ook variëren ze naargelang de individuele kenmerken. Voor de stad Brugge werden bij deelnemers met een leeftijd tussen 20 en 24 jaar een voorkeur vastgesteld voor interessante wegen. Voor Leuven niet. Verschillende factoren blijken dus de keuze van de navigatiestrategieën te beïnvloeden. Via een model werden deze navigatiestrategieën in kaart gebracht, rekening houdende met de beïnvloedende factoren. Dit model werd opgesteld op basis van de verkregen resultaten, aangevuld met gegevens die voortkwamen uit vorig onderzoek.
15-1: Visualisatie van de navigatiestrategieën (eigen verwerking)
Dit model begint bij de aankomst en eindigt bij de bestemming. Bij de aankomst wordt de internationale bezoeker al direct geconfronteerd met enkele beslissingen die hij of zij moet nemen. Deze beslissingen hebben betrekking op de vraag ‘hoe geraak ik op die bestemming’. De bestemming kan in dit geval verschillend van aard zijn (een hotel, een toeristische attractie, etc.), maar wordt in dit model beperkt tot toeristische plaatsen in een stad (de focus van dit onderzoek). In dit model komt de navigatiestrategie ‘kortste weg’ voor de andere mogelijke navigatiestrategieën. Dit dient niet geïnterpreteerd te worden als de eerste strategie die gebruikt wordt, maar wel als de meest voorkomende strategie. Ook andere navigatiestrategieën kunnen door de internationale bezoeker gebruikt worden zoals; het minst tijd, het minst aantal bochten, het meest pittoresk, eerst opgemerkt,
101
anders dan de vorige route, een menigte volgen (Xia,et al., 2009), maar ook de interessante wegen en het nemen van een weg ter verkenning, etc. Het gebruik van een navigatiestrategie wordt beïnvloedt door verschillende factoren. Een onderscheid wordt gemaakt tussen Human Push factoren, Physical Push factoren en tijd. Onder Human Push wordt er gerefereerd naar de culturele achtergrond, de leeftijd en het geslacht van de bezoeker. Daarnaast vallen zaken zoals persoonlijke motieven, eerdere bezoeken en de rol van de bezoeker (Lau & Mckercher, 2007) hier ook onder. Onder Physical Push factoren worden attracties en activiteiten verstaan (Lau & McKercher, 2007), maar ook psychologische factoren zoals de aantrekkelijkheid en aanwezige faciliteiten in een straat (Millonig & Schnechtner). Ten slotte behoren de fysieke route karakteristieken zoals; afstand, capaciteit van de wandelruimte en externe factoren (het weer, geluid, etc.) hier ook onder (Millonig & Schnechtner, 2006). Een laatste factor dat een invloed kan uitoefenen op de gekozen navigatiestrategie is tijd. Met de tijd wordt onder andere de totale reisduur en de lengte van het verblijf bedoeld (Lau & McKercher, 2007). Een internationale bezoeker kan opteren voor een combinatie van navigatiestrategieën. Dit wordt gevisualiseerd door een cirkel in stippellijn rond de navigatiestrategieën. Ook landmarks (LM) staan de bezoeker bij tijdens het navigeren. Ze kunnen vaak waargenomen worden bij het gebruik van verschillende navigatiestrategieën en helpen bij het oriënteren in een bestemming en het navigeren naar een bestemming. Eenmaal de bestemming bereikt is, dan kan het ganse proces zich opnieuw herhalen. In dit onderzoek was dit bijvoorbeeld het geval voor de stad Brugge. De deelnemers werden gevraagd om ten minste het ’t Zand en de Markt te bezoeken. Stel dat een deelnemer het ’t Zand bereikt heeft, dan wordt hij terug geconfronteerd met het nemen van beslissingen om andere bestemmingen te bezoeken.
102
Vervolgens werd er nagegaan hoe de bezoeker de steden Brugge en Leuven percipieert. In deze analyse werd gebruik gemaakt van de gemaakte fixaties > 200 milliseconden (ms). Een random steekproef van 100 scènes per deelnemer werd gehanteerd. De fixaties uit deze scènes werden onderbracht in 14 categorieën waarvan drie categorieën onbesproken werden wegens een te klein aantal fixaties. Beschrijvende statistieken dienden een beter inzicht te verschaffen in de totaal aantal gemaakte fixaties. Hieruit bleek dat de deelnemers het meest aandacht geven aan karakteristieken van gebouwen (daken, façades, etc. van religieuze gebouwen, toeristisch relevante gebouwen, woonhuizen, etc.). Relatief veel aandacht ging ook naar motorvoertuigen (16% van de fixaties) en winkels & restaurants (12% van de fixaties). Vervolgens gingen bijna 4% van de fixaties naar opvallende objecten als landmarks. Dit werd als relatief opmerkelijk beschouwd aangezien ze niet in overvloed aanwezig zijn in een stad. Bovendien zijn deze opvallende objecten ook niet altijd zichtbaar vanuit een straat. Variantie-analyse werd toegepast om na te gaan of de gemaakte fixaties verschillen volgens de individuele kenmerken. Hieruit bleek dat deelnemers uit West-Europa en Azië enkele significante verschillen vertonen. Zo werd er door de deelnemers uit Azië opmerkelijk meer aandacht gevestigd aan winkels & restaurants. Hetzelfde geldt voor de deelnemers uit Oost-Europa. Voor de opvallende objecten als landmarks werden geen significante verschillen gevonden. Dit suggereert dat landmarks waargenomen worden door alle deelnemers, ongeacht de culturele achtergrond. Een variantie-analyse werd ook toegepast om na te gaan of er verschillen waren tussen de leeftijden en het geslacht. Hier bleek dat de meeste significante verschillen zich situeren tussen jongere en oudere deelnemers. Zo werd er bij de deelnemers met een leeftijd tussen 20-24 jaar en 25-29 jaar opmerkelijk meer aandacht gevestigd op winkels en restaurants in vergelijking met deelnemers ouder dan 40 jaar. Daarnaast bleek dat deelnemers tussen 25 en 29 jaar iets meer landmarks hebben waargenomen in vergelijking met deelnemers met een leeftijd tussen 30-34 en ouder dan 40 jaar. Op vlak van geslacht werden bijna geen significante verschillen gevonden.
103
Vervolgens werd er nagegaan of de leeftijd in verband staat met de gemaakte fixaties. De Spearman’s rang correlatie vertoonde een significant negatieve correlatie (-0,566; BI=95%) tussen leeftijd en het aantal gemaakte fixaties. Een toenemende leeftijd blijkt zich dus te vertalen in een daling van het aantal gemaakte fixaties. Daarnaast werd een significant negatieve correlatie duidelijk tussen de variabele leeftijd en de variabelen toeristische attractie materieel, toeristisch attractie functioneel, landmarks, winkels en restaurants en karakteristieken van gebouwen. Of leeftijd de precieze oorzaak is, is gissen. Enkele hypothetische verklaringen werden opgesteld. Zo kan het zijn dat een toenemende leeftijd zich vertaald in het minder spenderen van aandacht aan elementen in een stad. Verder kan het ook zijn dat naarmate de deelnemers ouder worden, er sneller (virtueel) genavigeerd wordt in een stad. Hierdoor wordt er minder aandacht gevestigd aan de stedelijke omgeving. Of de ervaring met een stad de achterliggende oorzaak is, kon weerlegd worden d.m.v. variantie-analyse. Ten slotte kon ook een derde (niet waargenomen) variabele een invloed uitgeoefend hebben (bv. ervaren tijdsdruk bij de deelnemers) of kan het zijn dat er hier sprake was van een betekenisloos verband. Verder onderzoek zou moeten uitwijzen of het hier over een causaal verband gaat. Doormiddel van de Pearson correlatie teststatistiek werden de fixatiegroepen met elkaar in verband gebracht. Een significant positieve relatie werd waargenomen tussen landmarks en toeristisch attractie materieel. In dit geval werden de landmarks vooraf gezien en later bezocht (of omgekeerd). Dit suggereert dat landmarks gebruikt worden als hulpmiddel bij het navigeren en oriënteren. Vervolgens werd een significante positieve relatie tussen winkels & restaurants en karakteristieken van gebouwen waargenomen. De deelnemers bleken aandacht te geven aan karakteristieken van gebouwen, wanneer winkels & restaurants waargenomen worden. Verschillende significante verbanden werden gevonden. Mogelijk is voor sommige verbanden sprake van een betekenisloos verband. Om de hypothetische navigatiestrategieën van Bhairavi (2009) te toetsen, werden de fixatiegroepen onderling in verband gebracht volgens culturele achtergrond. Hieruit bleek dat West-Europeanen het meest aantal significante positieve relaties vertoonden (ook betekenisloze relaties werden gevonden). Zo werden verschillende significant positieve relaties gevonden met motorvoertuigen en winkels & restaurants. Dit suggereert dat objecten wel werden gesitueerd in de context. Op vlak van landmarks werden geen significante positieve relaties gevonden die duiden op het situeren in de context. Dit wijst mogelijk op het gebruik van a response learning strategy. Bij de deelnemers uit Azië werd een significant positie relatie gevonden tussen landmarks en karakteristieken van gebouwen. Deze deelnemers situeerden landmarks meer in de context. 104
Dit wijst mogelijk op het gebruik van de spatial memory strategy. Verder onderzoek zou dit moeten uitwijzen. Ten slotte werd variantie-analyse uitgevoerd voor de fixaties > 700 ms. Door deze filter werden enkel de fixaties weergegeven waaraan veel aandacht werd gehecht. Deze analyse werd uitgevoerd op de fixatiegroepen waar reeds significante verschillen werden gevonden. Enkel op vlak van leeftijd werd een significant verschil duidelijk. In dit geval spendeerden deelnemers met een leeftijd tussen 30 en 34 jaar meer aandacht aan winkels en restaurants dan deelnemers met een leeftijd tussen 25 en 29 jaar. Uit dit onderzoek bleek dus duidelijk dat verschillende deelnemers, verschillende navigatiestrategieën gebruiken. En dat verschillende deelnemers ook een verschillende perceptie hebben van de steden. Daarnaast kan het ook aangenomen worden dat de navigatiestrategie ‘de kortste weg’ en opvallend objecten als landmarks gebruikt werden door het merendeel van de deelnemers. Op basis van deze resultaten worden enkele suggesties aan de steden meegedeeld.
16 Hoofdstuk 16: Suggesties voor steden Uit de resultaten van dit onderzoek bleek dat verschillende zaken de stad maken. De aanwezigheid van mensen, monumenten, motorvoertuigen, groene gedeeltes, landmarks, gebouwen, de details van de gebouwen, etc. maken de stad in de ogen van de internationale bezoeker. Deze zaken dragen bij tot de reiservaring. De reiservaring moet corresponderen aan de verwachtingen die een bezoeker heeft. Deze verwachtingen worden gedeeltelijk geconstrueerd door de stadsmarketing (Dolnicar & Grabler, 2004). Om dit wat beter te illustreren, wordt een voorbeeld gehanteerd dat naar voor kwam tijdens het experiment. Een deelnemer uit Azië verwachtte in de stad Brugge een overvloedige aanwezigheid van kastelen. Toen dit niet het geval bleek te zijn, vertaalde dit zich in een negatieve (virtuele) reiservaring. Ten slotte kunnen de verwachtingen variëren van bezoeker tot bezoeker (Dolnicar & Grabler, 2004). De resultaten toonden aan dat het meeste aandacht gevestigd werd op karakteristieken van gebouwen, zoals bv. façades van gebouwen. Het wordt aangeraden om dit op te nemen in de stadsmarketing. Dit kan bv. door de historische façades van gebouwen voorop te plaatsen. Daarnaast ging er veel aandacht naar de levende aspecten van een stad, bv. motorvoertuigen en groepen personen en toeristen. Het opnemen van deze aspecten in de stadsmarketing kan een eventueel negatief gevoel van crowding vermijden.
105
Daarnaast prefereren sommige bezoekers een grotere mate van drukte (Neuts, 2008). Het belang van landmarks werd in deze studie meerdere keren genoemd. Het wordt aangeraden om deze opvallende objecten als landmarks op te nemen in de stadsmarketing. Op deze manier maken de bezoekers al op voorhand kennis met de aanwezige landmarks. Vervolgens wordt het aangeraden om de stadsmarketing aan te passen volgens de individuele kenmerken. Zo bleken de Aziatische en Oost-Europese deelnemers opmerkelijk meer aandacht te geven aan winkels & restaurants. Het opnemen van deze elementen kunnen bijdragen tot de verwachtingen en een positieve reiservaring. Het optimaliseren van de reiservaring kan ook door middel van de verplaatsing zo vlot en aangenaam mogelijk te maken. Het wordt aangeraden om rekening te houden met de verschillende navigatiestrategieën; bv. door een indicatie van de kortste weg, interessante weg, etc. Dit kan gebeuren door middel van een kaart, maar uit de resultaten blijkt echter dat kaarten niet altijd gebruikt worden. Het kaartgebruik gaat ook vaak gepaard met een ongemak (Millonig & Schnechtner, 2006). Bewegwijzering en het graveren van bepaalde symbolen in de voetpaden, kunnen hier dan een oplossing bieden. Het vergemakkelijken van de verplaatsing kan ook door in te spelen op de aanwezige landmarks. Dit kan door het visualiseren van landmarks op bewegwijzering. Op figuur 16-1 wordt een voorbeeld weergegeven. Hierdoor kan een bezoeker bv. automatisch een link leggen tussen een landmark en het centrum. Vervolgens kan een bezoeker dan, Figuur 16-1: Voorbeeld bewegwijzering met landmark
tijdens
het
gebruik
van
eender
welke
navigatiestrategie, beroep doen op de landmark voor een vlotte wayfinding. Het wordt ook aangeraden om de
(eigen verwerking)
aanwezige landmarks te integreren in de toeristische kaart. Voor Brugge is dit al het geval. Hier worden landmarks weergegeven in 2D. De tweedimensionale visualisatie van landmarks kan echter voor verwarring zorgen (ze zijn soms moeilijk te onderscheiden). De weergave van de aanwezige landmarks in 3D helpen dan bij een betere verplaatsing in een vreemde stad (Millonig & Schnechtner, 2006). Ten slotte wordt het aangeraden om een smartphone applicatie te ontwikkelen dat gebruik maakt van landmarks. Een mogelijkheid is het ontwikkelen van een navigatiesysteem dat instructies genereert door middel van de aanwezige landmarks. Dit betekent voor de bezoeker een vermindering van de navigatieduur en vergemakkelijkt het gans navigatieproces voor de voetganger. Deze applicatie wordt ook aangeraden omdat de huidige navigatiemiddelen (zoals Google Streetview op smartphones) vaak te intensief blijken te zijn voor het mobiel apparaat (Hile, et al., 2008). 106
Lijst van geraadpleegde werken Bibliografie Anguelov, D., Dulong, C., Daniel, F., Frueh, C., Lafon, S., Lyon, R., et al. (2012). Google Streetview: Capturing the world at street level. In P. Ballarini, D. Prandi, M. Forlin, R. Guido, A. Csikasz-Nagy, A. Romanel, et al., Modeling and Simulation of Smart and Green Computing Systems (pp. 32-38). Washington DC: IEEE Computer Society. Bednarik, R., & Tukiainen, M. (2004). Visual attention and representation switching in Java program debugging: A study using eye movement tracking. Workshop of the Psychology of Programming Interest Group , 159-169. Bhairavi, B. (2009). Culture and the aging brain. McGill Science Undergraduate Research Journal , 15-19. Campbell, D. T., Segall, H. M., & Herskovit, J. M. (1968). The Influence of Culture on Visual Perception. In H. Toch, & H. C. Smith, Social Perception (pp. 1-5). New Jersey: Van Nostrand. Chua, H. F., Boland, J. E., & Nisbett, E. R. (2005). Cultural variation in eye movements during scene perception. Proceedings of the National Academy of Sciences of USA , 12629-12633. Cohen, S. (2009). Development of Interactive Environment for Expert Evaluation, Utilizing Eye Movements. Negev: Ben-Gurion University of the Negev. Dolnicar, S., & Grabler, K. (2004). Applying City Perception Analysis (CPA) for Destination Positioning Decisions. Journal of Travel & Tourism Marketing , 99-111. Henderson, J. M. (2003). Human gaze control during real-world scene perception. Trends in Cognitive sciences , 498-504. Henderson, J. M., Malcolm, G. L., & Schandl, C. (2009). Searching in the dark: Cognitive relevance drives attention in real-worl scenes. Psychonomic Bulletin & Review , 850-856.
107
Henry, D. (1992). Spatial Perception in Virtual Environments: Evaluating and Architectural Application. Washington: University of Washington. Hile, H., Vedantham, R., Cuellar, G., Liu, A., Gelfand, N., Grzeszczuk, R., et al. (2008). Landmark-Based Pedestrian Navigation from collections of Geotagged Photos. Proceedings of the 7th International Conference on Mobile and Ubiquitous Multimedia (pp. 145-152). New York: MUM '08. Hofmann-Wellenhof, B., Legat, K., & Wieser, M. (2003). Navigation: principles of positioning and guidance. Wenen: Springer-Verlag. Lau, G., & McKercher, B. (2007). Understanding Tourist Movement Patterns in a destination. Tourism and Hospitality Research , 39-49. Mengue-Topio, H., Courbois, Y., Farran, E., & Sockeel, P. (2011). Route learning and shortcut performance in adults with intellectual disability: a study with virtual environments. Research in Developmental Disabilities , 345-352. Meuleman, B. (2012). Sociaal-Wetenschappelijjke analyse. Lesdag 2 . Brugge. Millonig, A., & Schnechtner, K. (2006). City tourism - Pedestrian orientation behaviour. The Next Steps: The 7the international Conference on Walking and Liveable Communities (pp. 0-11). Melbourne: Walk21-VII. Montello, D. R., Hegarty, M., Richardson, A. E., & Waller, D. (2004). Spatial Memory of Real Environments, Virtual Environment, and Maps. Human Spatial Memory: Remembering Where , 272-285. Myers, D., Abell, J., Kolstad, A., & Sani, F. (2010). Social Pscychology. Berkshire: McGraw-Hill Education. Neuts, B. (2008). De socio-demografische draagkracht van een toeristich-stedelijke omgeving vanuit het perspectief van de toeristische belevingswaarde: Case study Brugge. Leuven: KULeuven. Nevelsten, K. (2013). Analyse methode.
108
Noë, A. (2004). Action in perception. Massachusetts: Massachusetts Institute of Technology. Rocher, G. (1969). Introduction à la sociologie générale. Québec: Hurtubise Editions. Segall, M. H., Campbell, D. T., & Herskovit, M. J. (1968). The Influence of Culture on Visual Perception. Social Perception , 1-5. Sewell, W. H. (1999). Concepts of culture. In V. E. Bonnell, & L. Hunt, Beyond the Cultural Turn: New directions in the study of society and culture (pp. 35-49). Californië: University of California Press. TSO. (1987). Manual of Navigation: General Navigation, Coastal Navigation and Pilotage. Colgate: Her Majesty's Stationery Office. Van veen, H., Distler, H. K., Braun, S. J., & Bülthoff, H. H. (1998). Naigating through a virtual city: Using virtual reality technology to study human actoin and perception. Future Gerneration Computers Systems , 231-242. Vlaanderen, T. (2011). Toerisme in cijfers: rapport kunststeden. Brussel: Toerisme Vlaanderen. Xia, J. C., Arrowsmith, C., Jackson, M., & Cartwright, W. (2008). The wayfinding process relationship between decision-making and landmark utility. Tourism Management , 445457. Xia, J., & Khanan, A. (2012). Individual differences in the tourist wayfinding decision making process. The International Archives of the Photogrammetry, Remote sensing and Spatian Information Sciences , 319-324. Xia, J., Packer, D., & Dong, C. (2009). Individual differences and tourist wayfinding behaviours. 18the World IMACS/MODSIM Congress (pp. 1272-1278). Perth: Curtin University of Technology.
109
Webografie Bourgeois, G. (2009, november). Toerisme: Beleidsnota 2009-2014. Opgeroepen op januari 24, 2013, van Vlaanderen: http://www.vlaanderen.be/sites/default/files/documents/7_toerisme_2009_2014.pdf Brugge. (2013). Nieuws. Opgeroepen op November 29, 2012, van Brugge Werelderfgoedstad: http://www.brugge.be/internet/nl/content/nieuws/vacaturekunst.htm Google Streetview. (2012, maart 01). Turning Photos into Street View. Opgeroepen op oktober 10, 2012, van Google Maps: http://www.google.com/help/maps/streetview/learn/turning-photos-into-street-view.html IBM. (2013). IBM SPSS Statistics. Opgeroepen op januari 24, 2013, van IBM Statistics: http://pic.dhe.ibm.com/infocenter/cbi/v10r1m0/topic/com.ibm.swg.im.cognos.ug_cr_rptstd. 10.1.0.doc/ug_cr_rptstd_id11681id_task_anova.html Innes, P. (2007). Testing & Fixing For Normality. Opgeroepen op januari 23, 2013, van UQ Business School: http://www.business.uq.edu.au/download/attachments/6553737/statssheet15.pdf Matos, R. (2010, augustus). Tobii Technology. Opgeroepen op januari 23, 2013, van measuringbehaviour: http://www.measuringbehavior.org/files/tutorials/Tobii_MB2010_tutorial_handouts.pdf Netek, R. (2011, december 08). Implementation of Ria concept and Eye tracking system for cultural heritage. Opgeroepen op september 09, 2012, van CIPA Heritage: http://cipa.icomos.org/fileadmin/template/doc/PRAGUE/101.pdf Tobii. (2011, januarie). Analysis. Opgeroepen op oktober 03, 2012, van Tobii Eye Tracking Research: http://www.tobii.com/Global/Analysis/Downloads/User_Manuals_and_Guides/Tobii_T60_T 120_EyeTracker_UserManual.pdf
110
Tobii. (2011b). Analysis. Opgeroepen op oktober 03, 2012, van Tobii: http://www.tobii.com/Global/Analysis/Downloads/User_Manuals_and_Guides/Tobii_T60_T 120_EyeTracker_UserManual.pdf Tobii. (2013). Eye Tracking Research. Opgeroepen op oktober 03, 2012, van Tobii: http://www.tobii.com/en/eye-tracking-research/global/research/ Tobii. (2011). Products. Opgeroepen op oktober 03, 2012, van Tobii Eye Tracking Research: http://www.tobii.com/en/eye-tracking-research/global/products/hardware/tobiit60t120-eye-tracker/
111
Bijlagen
112
Bijlage 1: Vragenlijst In order to get a better overview of who you are, we kindly ask you to fill in the following questions. It is sufficient to mark the answers that corresponds the best.
1. General information
Are you familiar with the flemish artcities? o Yes o No
Family and First name: Your nationality:
o o o o o o o
Have you ever been in one of the five flemish artcities? o If yes: Which of them of you already visited? (mark those you have already visited) Bruges Mechelen Leuven Ghent Antwerp o If no: go to the next question
Age: 15-19 20-24 25-29 30-34 35-40 + 40 Gender Man Woman
3. Eye-tracking 2. Travel experiences Have you ever been in Europe before? o If yes; How many times? 0-4 times 5-9 times 10-14 times 15 times o If no or if you live in Europe, you may go to the next question.
o o
o o
Have you ever heard of the term “eye-tracking” before you got invited to this experiment? Yes No Have you already been a participant in an eye-tracking experiment? Yes No
4. Your stay in Belgium
Have you ever been in Belgium? o If yes; How many times? 0-4 times 5-9 times 10-14 times 15 times o If no, you may go to the next question.
o o o o o o o
113
How long are you staying in Belgium? One day One day – One week One week – two weeks One – three months Three – six months Six months – one year one year
o o o o
o o o o o o o o o o o o o
What is the purpose of your visit to Belgium? I’m on Holiday I’m here for educational reasons I’m attending a congress Others:
o o o o o
Have you ever heard about Bruges or Leuven? I’ve heard about Bruges and Leuven I’ve heard about Bruges I’ve heard about Leuven No Have you ever visited Bruges or Leuven? Yes I’ve visited Bruges and Leuven Yes I’ve visited Bruges Yes I’ve visited Leuven No Where are you staying? I am renting an apartment, a studio I am renting a house I am staying at a hotel I am sharing a house with other students (a kot). Others:
Are you about to obtain a: Professional bachelor Academic Bachelor Master PHD Others:
6. Final question How did you got informed about the experiment? o Mail o Flyer o Poster o Internet o Others: We would like to thank you for your cooperation
5. Your education Have you already obtained a: o Professional bachelor o Academic Bachelor o Master o PHD o Others:
114
Bijlage 2: Categorieën voor het kwalitatief onderzoek Categorieën 1. Andere mensen als landmarks
2. Neemt straat omdat het er belangrijk uitziet op de kaart (identiek als 23)
3. Bezoekt plaatsen op spontane wijze
4. Neemt straat omdat hij of zij een straat of een plein ziet vanuit een andere straat
5. De naam van winkels als landmarks
6. Neemt een straat omdat hij of zij die kent
7. Een opvallen object als landmark (vb. toren)
8. Oriënteert op basis van de markt
9. Gebruik van algemene bewegwijzering
10. Probeert een route uit te stippelen d.m.v. een kaart
11. Gebruik van bewegwijzeringborden
12. Straat als referentiepunt
13. Gebruikt een kaart in het algemeen
14. Vegetatietypes als landmarks
15. Gebruikt gsm om te oriënteren
16. Verkiest een rustige weg
17. Geraakt graag verloren in een stad
18. Verkiest een Walk around and see strategie
19. Geraakt makkelijk verloren in een stad
20. Verkiest kleine straten
21. Kaart als laatste hulpmiddel
22. Vraagt hulp aan mensen
23. Kiest de interessantste weg
24. Associeert een verandering in architectuur of vloerbedekking met het naderen van het centrum
25. Kijkt naar opvallende zaken op kaart
26. Ziet een opvallend object en kijkt dan naar kaart
27. Kijkt op de kaart waar de grootste weg zich bevindt
28. Zoekt de gemakkelijkste weg
29. Kruispunt, rondpunt, .. als oriëntatiepunt
30. Zoekt de kortste weg
31. Maakt gebruik van straatnamen
32. Zoekt meer naar unieke plaatsen
33. Neemt niet dezelfde straat twee keer
34. Neemt straat in want rechtdoor is maar rechtdoor
115
Bijlage 3: scripts 1. Sript voor het maken van frames (matlab)
toerisme = mmreader('H:\nevelskr\rec98.avi'); b = 15000; for k = 1:25:b vidframes = read(toerisme, k ); mov(k).cdata=vidframes (:,:,:,1); mov(k).colormap = []; imagename=strcat(int2str(k),'.jpeg'); imwrite(mov(k).cdata, strcat('mit',imagename)); end
2. script voor het maken van de overlay (matlab) fix
=
imread('P:\Steunpunt
verkeersveiligheid\WP_SPATIAL
ANALYSIS\Thesis Rosseel\tifs\raster1.tif'); foto=imread('D:\tobii\rec_41\mit26.jpeg'); fixres = label2rgb(fix,'gray','k'); fixressize = imresize(fixres,[1024,1280]); verschil= foto - fixressize; imwrite(verschil,'P:\Steunpunt
verkeersveiligheid\WP_SPATIAL
ANALYSIS\Thesis Rosseel\tifs\verschil5.jpg');
116
3. Script voor het maken van de kijkregio’s en de .tif file van het vorige script (arcgis)
117
Bijlage 4: Kwalitatief onderzoek – Chi-kadraattest 1. Landmark a) Landmark – Cultuur (BI: 90%)
Landmark – Cultuur Fisher’s Exact Test
118
b) Landmark – Leeftijd (BI: 90%)
Landmark – Leeftijd Fisher’s Exact Test
119
c)
Landmark – Geslacht (BI: 90%)
Landmark – geslacht Fisher’s Exact Test
120
2. Kaartgebruik a) Kaartgebruik – Cultuur (BI: 90%)
Kaartgebruik – Cultuur– Fisher’s Exact Test
121
b) Kaartgebruik – Leeftijd (BI: 90%)
Kaartgebruik – Leeftijd – Fisher’s Exact Test
122
c) Kaartgebruik – geslacht (BI: 90%)
Kaartgebruik – Leeftijd – Fisher’s Exact Test
123
Bijlage 5: Visualisatie routes - Netwerkanalyse van de stad Brugge 1. Brugge in het algemeen
Groep A
124
2. Brugge volgens culturele achtergrond a) Azië
125
b) West-Europa
groep A
126
c)
Oost-Europa
127
d)
Latijns-Amerika
Groep A
128
3.
Routes volgens Geslacht
a) Mannelijke deelnemers
Groep A
129
b) Vrouwelijke deelnemers
130
1.
Routes volgens Leeftijd a) Deelnemers met een leeftijd tussen 20 en 24 jaar
131
b)
Deelnemers met een leeftijd tussen 25 en 29 jaar
c) Deelnemers met een leeftijd tussen 30 en 34 jaar
132
Groep A
Bijlage 6: Visualisatie routes - Netwerkanalyse van de stad Leuven 1. Leuven in het algemeen
133
2. Leuven volgens culturele achtergrond a) Deelnemers afkomstig uit Azië
b)
Deelnemers afkomstig uit West-Europa
134
c)
Deelnemers afkomstig uit Oost-Europa
d) Deelnemers afkomstig uit Latijns-Amerika
135
3. Leuven volgens Leeftijd a) Deelnemers met een leeftijd tussen 20 en 24 jaar
b) Deelnemers met een leeftijd tussen 25 en 29 jaar
136
c) Deelnemers met een leeftijd tussen 30 en 34 jaar
137
4. Leuven volgens Geslacht a) Mannelijke deelnemers
b) Vrouwelijke deelnemers
138
Bijlage 7: Variantie-analyses op de gemiddelde afgelegde afstanden 1. Brugge a)
Brugge in het algemeen Groep A Mean
N
1762,89
b)
Groep B Mean 28
N
1934,70
10
Brugge volgens cultuur Gemiddeldes van de afgelegde afstanden Groep A
Groep B
Report
Report
Kilometers Cultuur
Kilometers Mean
N
Std. Deviation
Cultuur
Mean
N
Std. Deviation
West-Europa
1804,33
9
308,282
AM
1924,50
2
269,408
Oost-Europa
1644,17
6
221,157
AZ
2076,50
2
28,991
Latijns-Amerika
2042,33
6
515,145
LA
1904,00
3
564,657
Azië
1582,60
5
141,624
WE
1877,67
3
351,093
Total
1779,65
26
354,160
Total
1934,70
10
335,101
139
Test op normaliteit
a
Cultuur
Kolmogorov-Smirnov Statistic
df
Shapiro-Wilk
Sig.
Statistic
df
Sig.
0
,174
9
,200
*
,907
9
,297
1
,170
6
,200
*
,910
6
,436
3
,199
6
,200
*
,955
6
,777
4
,226
5
,200
*
,891
5
,360
Kilometers
Levene’s test voor gelijke varianties
Levene Statistic
df1
2,802
df2 3
Sig. 22
,064
One-way Anova ANOVA Kilometers Sum of Squares Between Groups
df
Mean Square
723776,518
3
241258,839
Within Groups
2411955,367
22
109634,335
Total
3135731,885
25
140
F 2,201
Sig. ,117
Brugge volgens geslacht
c)
Gemiddeldes van de afgelegde afstanden Groep A
Groep B
Kilometers
Kilometers
Geslacht
Mean
N
Std. Deviation
Geslacht
Mean
N
Std. Deviation
Man
1876,44
9
364,613
M
1836,17
6
414,998
Vrouw
1991,54
24
617,907
V
2082,50
4
36,005
Total
1960,15
33
557,109
Total
1934,70
10
335,101
Testen op normaliteit QQ-Plot
Shapiro-Wilk Geslacht Statistic
df
Sig.
Man
,907
9
,294
Vrouw
,815
24
,001
Kilometers
Levene’s test op gelijke varianties
Kilometers Levene Statistic 3,094
df1
df2 1
141
Sig. 31
,088
One-way Anova ANOVA Kilometers Sum of Squares Between Groups
df
Mean Square
F
86710,062
1
86710,062
Within Groups
9845158,181
31
317585,748
Total
9931868,242
32
Sig. ,273
,605
d) Brugge volgens leeftijd Gemiddeldes van de afgelegde afstanden Groep A
Groep B
Report
Report
Kilometers
Kilometers
Leeftijd
Mean
N
Std. Deviation
Leeftijd
Mean
0
1678,36
11
1
1870,46
2 Total
N
Std. Deviation
204,120
20-24
2112,00
1
.
13
369,234
25-29
1581,00
1
.
2302,50
6
796,801
30-34
2006,80
5
375,691
1886,43
30
482,283
Total
1961,00
7
351,725
Test op normaliteit a
Kolmogorov-Smirnov
Shapiro-Wilk
Leeftijd Statistic
Kilometers
df
Sig.
Statistic
df
Sig.
20-24
,145
11
,200
*
,944
11
,566
25-29
,151
13
,200
*
,899
13
,129
30-34
,289
6
,128
,855
6
,172
142
Levene’s test op gelijke varianties
Test of Homogeneity of Variances Kilometers Levene Statistic
df1
df2
18,015
2
Sig. 27
,000
Welch Anova
Kilometers a
Statistic Welch
df1
2,644
df2 2
10,939
2. Leuven a)
Leuven in het algemeen Afgelegde afstanden Kilometer Mean 1549,84
N
Std. Deviation 43
143
368,305
Sig. ,116
b)
Cultuur en gemiddelde afgelegde afstanden Gemiddelde afgelegde afstanden na het verwijderen van de outliers Kilometer Cultuur
Mean
N
Std. Deviation
0
1458,92
13
151,911
1
1376,71
7
121,611
3
1368,60
5
67,081
4
1622,50
8
332,638
Total
1467,45
33
213,450
Test op normaliteit a
Kolmogorov-Smirnov
Shapiro-Wilk
Cultuur Statistic
df
Sig.
Statistic
df
Sig.
0
,103
13
,200
*
,986
13
,998
1
,138
7
,200
*
,967
7
,872
3
,202
5
,200
*
,941
5
,671
4
,238
8
,200
*
,860
8
,119
Kilometer
Levene’s teststatistiek voor gelijke varianties Kilometer Levene Statistic 3,633
df1
df2 3
144
Sig. 29
,024
Welch-Anova teststatistiek Kilometer a
Statistic Welch
c)
df1
df2
2,100
3
Sig.
14,465
,145
Geslacht en gemiddelde afgelegde afstanden Gemiddeld afgelegde afstanden Kilometer Geslacht
Mean
N
Std. Deviation
Man
1383,93
14
150,798
Vrouw
1450,74
23
150,196
Total
1425,46
37
151,910
Test op normaliteit Tests of Normality a
Kolmogorov-Smirnov
Shapiro-Wilk
Geslacht Statistic
df
Sig.
Statistic
df
Sig.
Man
,130
14
,200
*
,953
14
,614
Vrouw
,187
23
,035
,932
23
,122
Kilometer
Test op gelijkheid van varianties Test of Homogeneity of Variances Kilometer Levene Statistic ,002
df1
df2 1
One-way Anova
145
Sig. 35
,967
ANOVA Kilometer Sum of Squares Between Groups
df
Mean Square
F
38845,826
1
38845,826
Within Groups
791915,363
35
22626,153
Total
830761,189
36
Sig.
1,717
,199
c) Leeftijd en gemiddelde afgelegde afstanden Gemiddeldes van de afgelegde afstanden Report Kilometer Leeftijd
Mean
N
Std. Deviation
20-24
1479,88
16
204,547
25-29
1420,20
10
80,454
30-34
1458,75
8
269,835
Total
1457,35
34
192,075
Test op normaliteit Tests of Normality a
Kolmogorov-Smirnov
Shapiro-Wilk
Leeftijd Statistic
Kilometer
df
Sig.
Statistic
df
Sig.
20-24
,177
16
,195
,919
16
,161
25-29
,117
10
,200
*
,922
10
,378
30-34
,198
8
,200
*
,965
8
,857
146
Test op gelijkheid van varianties Test of Homogeneity of Variances Kilometer Levene Statistic
df1
df2
4,055
2
Sig. 31
,027
Welch Anova
Kilometer a
Statistic Welch
,558
df1
df2 2
147
14,953
Sig. ,584
Bijlage 8: Toeristische kaarten van Brugge en Leuven 1. Toeristische kaart Brugge
148
2. Toeristische kaart Leuven
149
Bijlage 9 Perceptie van de steden Leuven en Brugge: variantieanalyse 1. Beschrijvende statistieken in het algemeen Zwakke weggebruikers N
Mean
ZW
81
15,33
Totaal # fixaties
81
196,35
Valid N (listwise)
81
Toeristisch attractie materieel N
Mean
TAM
84
10,17
Totaal # fixaties
84
198,73
Valid N (listwise)
84
Motorvoertuigen
Toeristisch attractie materieel
N
Mean
MV
84
30,61
Totaal # fixaties
84
198,73
Valid N (listwise)
84
N
Mean
TAF
79
3,70
Totaal # fixaties
79
198,52
Valid N (listwise)
79
Verkeerssignalisatie
Landmarks
N
Mean
VS
80
10,90
Totaal # fixaties
80
196,97
Valid N (listwise)
80
N
Mean
LM
83
7,37
Totaal # fixaties
83
198,80
Valid N (listwise)
83
Groen
Lokale voorzieningen N
Mean
GR
82
12,78
Totaal # fixaties
82
198,63
Valid N (listwise)
82
N
Mean
LV
84
1,46
Totaal # fixaties
84
198,73
Valid N (listwise)
84
150
Karakteristieken van gebouwen
Winkels & Restaurants N
Mean
WR
84
23,01
Totaal # fixaties
84
198,73
Valid N (listwise)
84
N
Mean
KG
84
59,73
Totaal # fixaties
84
198,73
Valid N (listwise)
84
Groepen personen en toeristen N
Mean
GPT
83
15,46
Totaal # fixaties
83
198,66
Valid N (listwise)
83
151
2. Beschrijvende statistieken volgens individuele kenmerken a) Culturele achtergrond Zwakke weggebruikers
Motorvoertuigen
Toeristisch attractie materieel
Toeristisch attractie
Verkeerssignalisatie
Landmarks
Groen
Lokale voorzieningen
Winkels & restaurants
Karakteristieken van
Groepen personen &
Totaal gemiddeld aantal
gebouwen
toeristen
fixaties
functioneel
152
b) Leeftijd Zwakke
Motorvoertuigen
weggebruikers
Toeristisch attractie
Toeristisch attractie materieel
Verkeersignalisatie
Landmark
Lokale voorziening
Winkels &
functioneel
Groen
restaurants
153
Karakteristieken
Totaal gemiddeld
van gebouwen
aantal fixaties
154
c) Geslacht
Zwakke weggebruikers
Toeristisch attractie
Motorvoertuigen
Toeristisch attractie materieel
Verkeersignalisatie
Landmarks
Groen
Lokale voorziening
Winkels en restaurants
Karakteristieken van
Groepen personen en
Totaal gemiddeld aantal
gebouwen
toeristen
gemaakte fixaties
functioneel
155
Bijlage 10: Variantie-Analyse van de fixatiegroepen (>200 Ms) volgens de individuele kenmerken 1. Cultuur en perceptie van de fixatiegroepen (>200ms) a)
Cultuur en perceptie van zwakke weggebruikers Test op normaliteit
Tests of Normality a
cultuur
Kolmogorov-Smirnov Statistic
df
Shapiro-Wilk
Sig.
Statistic
df
Sig.
West-Europa
,109
29
,200
*
,988
29
,976
Oost-Europa
,164
12
,200
*
,945
12
,563
Afrika
,239
7
,200
*
,813
7
,054
Latijns-Amerika
,140
17
,200
*
,913
17
,112
Azië
,202
17
,064
,901
17
,070
Z W
Test op gelijkheid van varianties
Test of Homogeneity of Variances Zwakke weggebruikers Levene Statistic
df1
df2
1,739
4
Sig. 77
,150
One-way Anova
Sum of Squares Between Groups
df
Mean Square
215,419
4
53,855
Within Groups
3219,861
77
41,816
Total
3435,280
81
156
F 1,288
Sig. ,282
b)
Cultuur en perceptie van motorvoertuigen Test op normaliteit
Tests of Normality a
Kolmogorov-Smirnov
Shapiro-Wilk
cultuur
motorvoertuigen
Statistic
df
Sig.
Statistic
df
Sig.
West-Europa
,103
30
,200
*
,976
30
,726
Oost-Europa
,112
13
,200
*
,952
13
,632
Afrika
,236
7
,200
*
,853
7
,130
Latijns-Amerika
,196
17
,083
,931
17
,229
Azië
,161
17
,200
*
,939
17
,310
Test op gelijkheid van varianties
Test of Homogeneity of Variances motorvoertuigen Levene Statistic
df1
df2
,471
4
Sig. 79
,757
One-way Anova
motorvoertuigen Sum of Squares Between Groups
df
Mean Square
228,049
4
57,012
Within Groups
10751,986
79
136,101
Total
10980,036
83
157
F
Sig. ,419
,795
c)
Cultuur en perceptie van toeristisch attractie materieel Test op normaliteit
Tests of Normality a
Kolmogorov-Smirnov
Shapiro-Wilk
cultuur Statistic
df
Sig.
Statistic
df
Sig.
,188
29
,010
,905
29
,013
Oost-Europa
,188
12
,200
*
,890
12
,117
Afrika
,148
7
,200
*
,979
7
,955
Latijns-Amerika
,198
17
,076
,893
17
,051
Azië
,173
17
,185
,955
17
,537
TAM
West-Europa
QQ-Plot van West-Europa
Test op gelijkheid van varianties
Levene Statistic 1,034
df1
df2 4
Sig. 77
158
,395
One-way Anova
Toeristisch attractie materieel Sum of Squares Between Groups
df
Mean Square
415,556
4
103,889
Within Groups
3170,200
77
41,171
Total
3585,756
81
Post Hoc – Tukey HSD
159
F 2,523
Sig. ,048
d)
Cultuur en perceptie van toeristisch attractie functioneel Test op normaliteit
Tests of Normality a
Kolmogorov-Smirnov
Shapiro-Wilk
cultuur Statistic
TAF
df
Sig.
Statistic
df
Sig.
West-Europa
,165
27
,056
,921
27
,041
Oost-Europa
,216
13
,099
,885
13
,083
Afrika
,245
7
,200
*
,926
7
,514
Latijns-Amerika
,185
17
,126
,937
17
,282
Azië
,210
17
,045
,865
17
,018
QQ-Plot West- Europa & Azië
Test op gelijkheid van varianties
Test of Homogeneity of Variances Toeristisch attractie functioneel Levene Statistic 2,892
df1
df2 4
Sig. 76
,028
160
Welch Anova
Robust Tests of Equality of Means Toeristisch attractie functioneel a
Statistic Welch
2,834
df1
df2 4
Sig.
26,571
Post Hoc – Tamhane
161
,044
e)
Cultuur en perceptie van verkeersignalisatie Test op normaliteit
a
Kolmogorov-Smirnov
Shapiro-Wilk
cultuur Statistic
df
Sig.
Statistic
df
Sig.
,166
28
,046
,966
28
,478
Oost-Europa
,224
11
,129
,910
11
,241
Afrika
,205
7
,200
*
,885
7
,248
Latijns-Amerika
,164
17
,200
*
,932
17
,232
Azië
,154
16
,200
*
,943
16
,388
Verkeersignalisatie
West-Europa
Test op gelijkheid van varianties
Verkeersignalisatie Levene Statistic
df1
5,684
df2 4
Sig. 74
,000
Welch Anova
Robust Tests of Equality of Means Verkeersignalisatie a
Statistic Welch
6,692
df1
df2 4
Sig.
24,421
162
,001
Post Hoc- Tamhane
163
f) Cultuur en perceptie van landmarks Test op normaliteit
Tests of Normality a
Kolmogorov-Smirnov
Shapiro-Wilk
cultuur
landmark
Statistic
df
Sig.
Statistic
df
Sig.
West-Europa
,177
30
,017
,887
30
,004
Oost-Europa
,154
13
,200
*
,889
13
,095
Afrika
,239
7
,200
*
,907
7
,374
Latijns-Amerika
,163
16
,200
*
,939
16
,332
Azië
,180
17
,146
,914
17
,118
QQ-Plot West-Europa en Oost-Europa
Test op gelijkheid van varianties
Test of Homogeneity of Variances landmark Levene Statistic ,302
df1
df2 4
Sig. 78
,876
164
One-way Anova
ANOVA landmark Sum of Squares Between Groups
Mean Square
69,151
4
17,288
Within Groups
2736,270
78
35,080
Total
2805,422
82
F
Sig. ,493
,741
Cultuur en perceptie van groen Test op normaliteit
Tests of Normality a
Kolmogorov-Smirnov
Shapiro-Wilk
cultuur Statistic
df
Sig.
Statistic
df
Sig.
West-Europa
,168
29
,036
,943
29
,117
Oost-Europa
,154
13
,200
*
,936
13
,403
Afrika
,170
7
,200
*
,950
7
,733
Latijns-Amerika
,133
16
,200
*
,958
16
,628
Azië
,205
16
,070
,945
16
,414
Groen
g)
df
Test op gelijkheid van varianties
Test of Homogeneity of Variances Groen Levene Statistic ,454
df1
df2 4
Sig. 76
,769
165
One-way Anova
ANOVA Groen Sum of Squares Between Groups
df
Mean Square
F
130,791
4
32,698
Within Groups
3008,764
76
39,589
Total
3139,556
80
Sig. ,826
,513
h) Cultuur en lokale voorzieningen Test op normaliteit
Tests of Normality a
Kolmogorov-Smirnov
Shapiro-Wilk
cultuur Statistic
df
Sig.
Statistic
df
Sig.
,242
30
,000
,827
30
,000
Oost-Europa
,220
13
,086
,839
13
,021
Afrika
,224
7
,200
*
,854
7
,134
Latijns-Amerika
,245
14
,022
,874
14
,048
Azië
,303
17
,000
,748
17
,000
Lokale voorzieningen
West-Europa
QQ-Plot West-Europa & Oost-Europa
166
QQ-Plot Latijns-Amerika & Azië
Test op gelijkheid van varianties
Test of Homogeneity of Variances Lokale voorzieningen Levene Statistic
df1
4,651
df2 4
Sig. 76
,002
Welch Anova
Robust Tests of Equality of Means Lokale voorzieningen (fietsenparking) a
Statistic Welch
,387
df1
df2 4
Sig.
26,204
,816
167
Cultuur en perceptie van winkels en restaurants Test op normaliteit
Tests of Normality a
Kolmogorov-Smirnov
Shapiro-Wilk
cultuur Statistic
df
Sig.
Statistic
df
Sig.
,087
28
,200
*
,993
28
,999
Oost-Europa
,255
10
,065
,927
10
,423
Afrika
,212
7
,200
*
,873
7
,199
Latijns-Amerika
,128
17
,200
*
,956
17
,563
Azië
,154
17
,200
*
,951
17
,480
West-Europa winkels en restaurants
i)
Test op gelijkheid van varianties
Test of Homogeneity of Variances winkels en restaurants Levene Statistic
df1
4,658
df2 4
Sig. 74
,002
Welch Anova
Robust Tests of Equality of Means winkels en restaurants a
Statistic Welch
18,254
df1
df2 4
Sig.
25,985
,000
168
Post Hoc – Tamhane
169
Cultuur en perceptie van karakteristieken van gebouwen Test op normaliteit
Tests of Normality a
Kolmogorov-Smirnov
Shapiro-Wilk
cultuur Statistic Karakteristieken van gebouwen
j)
df
Sig.
df
Sig.
West-Europa
,125
30
,200
*
,963
30
,364
Oost-Europa
,238
10
,115
,913
10
,304
Afrika
,158
7
,200
*
,951
7
,741
Latijns-Amerika
,133
14
,200
*
,943
14
,458
Azië
,161
17
,200
*
,952
17
,491
Test op gelijkheid van varianties
Test of Homogeneity of Variances Karakteristieken van gebouwen Levene Statistic
df1
6,443
df2 4
Sig. 73
,000
Welch Anova
Robust Tests of Equality of Means Karakteristieken van gebouwen a
Statistic Welch
Statistic
2,475
df1
df2 4
Sig.
26,004
,069
170
Cultuur en perceptie van groepen mensen en toeristen Test op normaliteit
Tests of Normality a
Kolmogorov-Smirnov
Shapiro-Wilk
cultuur Statistic
groep mensen en toeristen
k)
df
Sig.
df
Sig.
West-Europa
,119
30
,200
*
,964
30
,381
Oost-Europa
,209
13
,123
,929
13
,329
Afrika
,201
7
,200
*
,928
7
,535
Latijns-Amerika
,194
17
,089
,903
17
,077
Azië
,176
16
,200
*
,930
16
,247
Test op gelijkheid van varianties
Test of Homogeneity of Variances Groepen mensen en toeristen Levene Statistic
df1
3,923
df2 4
Sig. 78
,006
Welch Anova
Robust Tests of Equality of Means Groepen mensen en toeristen a
Statistic Welch
Statistic
1,234
df1
df2 4
Sig.
28,948
,318
171
2. Leeftijd en perceptie van de fixatiegroepen (>200ms) a)
Leeftijd en perceptie van zwakke weggebruikers Test op normaliteit
Tests of Normality a
Kolmogorov-Smirnov
Shapiro-Wilk
leeftijd
Zwakke weggebruikers
Statistic
df
Sig.
Statistic
df
Sig.
20-24
,101
23
,200
*
,971
23
,707
25-29
,127
25
,200
*
,948
25
,225
30-34
,101
20
,200
*
,973
20
,815
+40
,098
9
,200
*
,993
9
,999
Test op gelijkheid van varianties
Test of Homogeneity of Variances Zwakke weggebruikers Levene Statistic
df1
df2
1,019
3
Sig. 73
,389
One-way Anova
ANOVA Zwakke weggebruikers Sum of Squares Between Groups
df
Mean Square
63,995
3
21,332
Within Groups
2287,953
73
31,342
Total
2351,948
76
172
F
Sig. ,681
,567
b) Cultuur en perceptie van motorvoertuigen Test op normaliteit
Tests of Normality a
Kolmogorov-Smirnov
Shapiro-Wilk
leeftijd
motorvoertuigen
Statistic
df
Sig.
Statistic
df
Sig.
20-24
,109
26
,200
*
,962
26
,424
25-29
,085
27
,200
*
,989
27
,991
30-34
,114
20
,200
*
,965
20
,658
+40
,145
8
,200
*
,989
8
,994
Test op gelijkheid van varianties
Test of Homogeneity of Variances motorvoertuigen Levene Statistic ,624
df1
df2 3
Sig. 77
,601
One-way Anova
ANOVA motorvoertuigen Sum of Squares Between Groups
df
Mean Square
979,357
3
326,452
Within Groups
8934,446
77
116,032
Total
9913,802
80
173
F 2,813
Sig. ,045
Post-Hoc – Tukey HSD
Multiple Comparisons Dependent Variable: motorvoertuigen Tukey HSD (I) leeftijd
(J) leeftijd
Mean
Std. Error
Sig.
95% Confidence Interval
Difference (I-J) Lower Bound
1
2
3
5
Upper Bound
2
5,956
2,960
,192
-1,82
13,73
3
8,308
3,204
,054
-,11
16,72
5
8,308
4,355
,233
-3,13
19,74
1
-5,956
2,960
,192
-13,73
1,82
3
2,352
3,178
,881
-5,99
10,70
5
2,352
4,336
,948
-9,03
13,74
1
-8,308
3,204
,054
-16,72
,11
2
-2,352
3,178
,881
-10,70
5,99
5
,000
4,506
1,000
-11,83
11,83
1
-8,308
4,355
,233
-19,74
3,13
2
-2,352
4,336
,948
-13,74
9,03
3
,000
4,506
1,000
-11,83
11,83
174
Leeftijd en perceptie van toeristische attractie materieel Test op normaliteit
Tests of Normality a
Kolmogorov-Smirnov
Shapiro-Wilk
leeftijd Statistic 20-24
df
Sig.
Statistic
Sig.
26
,029
,953
26
,276
25-29
,090
27
,200
*
,969
27
,567
30-34
,108
19
,200
*
,974
19
,851
+40
,197
8
,200
*
,866
8
,139
Test op gelijkheid van varianties
Test of Homogeneity of Variances Toeristische attractie materieel Levene Statistic
df1
6,494
df2 3
Sig. 76
,001
Welch Anova
Robust Tests of Equality of Means Toeristische attractie materieel a
Statistic Welch
df
,180
materieel
Toeristische attractie
c)
df1
18,002
df2 3
Sig.
34,652
,000
a. Asymptotically F distributed.
175
Post-hoc – Tamhane
Multiple Comparisons Dependent Variable: Toeristische attractie materieel Tamhane (I) leeftijd
(J) leeftijd
Mean
Std. Error
Sig.
95% Confidence Interval
Difference (I-J) Lower Bound
1
2
3
5
Upper Bound
2
-1,006
1,995
,997
-6,47
4,46
3
5,794
*
1,759
,013
,91
10,67
5
9,471
*
1,801
,000
4,42
14,53
1
1,006
1,995
,997
-4,46
6,47
3
6,799
*
1,538
,000
2,55
11,04
5
10,477
*
1,586
,000
6,00
14,95
1
-5,794
*
1,759
,013
-10,67
-,91
2
-6,799
*
1,538
,000
-11,04
-2,55
5
3,678
1,277
,057
-,08
7,44
1
-9,471
*
1,801
,000
-14,53
-4,42
2
-10,477
*
1,586
,000
-14,95
-6,00
3
-3,678
1,277
,057
-7,44
,08
*. The mean difference is significant at the 0.05 level.
176
Leeftijd en perceptie van toeristisch attractie functioneel Test op normaliteit
Tests of Normality a
Kolmogorov-Smirnov
Shapiro-Wilk
leeftijd
functioneel
Statistic toeristische attractie
d)
df
Sig.
Statistic
df
Sig.
20-24
,174
23
,068
,886
23
,013
25-29
,163
22
,135
,943
22
,224
30-34
,165
19
,186
,941
19
,271
+40
,171
8
,200
*
,934
8
,557
QQ-plot 20-24 jaar
Test op gelijkheid van varianties
Test of Homogeneity of Variances toeristische attractie functioneel Levene Statistic 3,712
df1
df2 3
Sig. 68
,016
177
Welch Anova
Robust Tests of Equality of Means toeristische attractie functioneel a
Statistic Welch
df1
5,806
df2 3
Sig.
28,735
,003
a. Asymptotically F distributed.
Post Hoc – Tamhane
Multiple Comparisons Dependent Variable: toeristische attractie functioneel Tamhane (I) leeftijd
(J) leeftijd
Mean
Std. Error
Sig.
95% Confidence Interval
Difference (I-J) Lower Bound
1
2
3
5
Upper Bound
2
1,787
*
,632
,044
,03
3,54
3
1,590
,666
,124
-,25
3,44
5
3,071
*
,723
,002
,99
5,16
1
-1,787
*
,632
,044
-3,54
-,03
3
-,196
,542
1,000
-1,70
1,31
5
1,284
,611
,280
-,57
3,14
1
-1,590
,666
,124
-3,44
,25
2
,196
,542
1,000
-1,31
1,70
5
1,480
,646
,193
-,44
3,40
1
-3,071
*
,723
,002
-5,16
-,99
2
-1,284
,611
,280
-3,14
,57
3
-1,480
,646
,193
-3,40
,44
*. The mean difference is significant at the 0.05 level.
178
e) Leeftijd en perceptie van verkeerssignalisatie Test op normaliteit
Tests of Normality a
Kolmogorov-Smirnov
Shapiro-Wilk
leeftijd Statistic
df
Sig.
Sig.
Verkeersignalisatie
,186
26
,021
,928
26
,070
25-29
,191
27
,013
,905
27
,017
30-34
,142
15
,200
*
,955
15
,609
+40
,221
8
,200
*
,940
8
,612
Test op gelijkheid van varianties
Test of Homogeneity of Variances Verkeersignalisatie
5,395
df
20-24
QQ-Plot 25-29 jaar
Levene Statistic
Statistic
df1
df2 3
Sig. 72
,002
179
Welch Anova
Robust Tests of Equality of Means Verkeersignalisatie a
Statistic Welch
df1
8,570
df2 3
Sig.
31,841
,000
a. Asymptotically F distributed.
Post Hoc – Tamhane
Multiple Comparisons Dependent Variable: Verkeersignalisatie Tamhane (I) leeftijd
(J) leeftijd
Mean
Std. Error
Sig.
95% Confidence Interval
Difference (I-J) Lower Bound
1
2
3
5
Upper Bound
2
-1,100
1,964
,994
-6,48
4,28
3
4,974
*
1,616
,024
,47
9,48
5
5,683
*
1,747
,017
,77
10,60
1
1,100
1,964
,994
-4,28
6,48
3
6,074
*
1,513
,002
1,87
10,27
5
6,782
*
1,652
,002
2,12
11,44
1
-4,974
*
1,616
,024
-9,48
-,47
2
-6,074
*
1,513
,002
-10,27
-1,87
5
,708
1,218
,994
-2,99
4,41
1
-5,683
*
1,747
,017
-10,60
-,77
2
-6,782
*
1,652
,002
-11,44
-2,12
3
-,708
1,218
,994
-4,41
2,99
*. The mean difference is significant at the 0.05 level.
180
f) Leeftijd en perceptie van landmarks Test op normaliteit
Tests of Normality a
Kolmogorov-Smirnov
Shapiro-Wilk
leeftijd Statistic
df
Sig.
Statistic
df
Sig.
,115
26
,200
*
,914
26
,033
25-29
,179
26
,031
,935
26
,103
30-34
,202
20
,031
,907
20
,055
+40
,214
8
,200
*
,907
8
,331
landmark
20-24
QQ-Plot 25-29 jaar
Test op gelijkheid van varianties
Test of Homogeneity of Variances landmark Levene Statistic 2,826
df1
df2 3
Sig. 76
,044
181
Welch Anova
Robust Tests of Equality of Means landmark a
Statistic Welch
df1
6,378
df2 3
Sig.
30,321
,002
a. Asymptotically F distributed.
Post hoc - Tamhane
Multiple Comparisons Dependent Variable: landmark Tamhane (I) leeftijd
(J) leeftijd
Mean
Std. Error
Sig.
95% Confidence Interval
Difference (I-J) Lower Bound
1
2
3
5
Upper Bound
2
-,500
1,725
1,000
-5,24
4,24
3
4,396
*
1,586
,050
,01
8,79
5
4,846
1,844
,086
-,44
10,14
1
,500
1,725
1,000
-4,24
5,24
3
4,896
*
1,354
,005
1,16
8,63
5
5,346
*
1,649
,026
,48
10,21
1
-4,396
*
1,586
,050
-8,79
-,01
2
-4,896
*
1,354
,005
-8,63
-1,16
5
,450
1,503
1,000
-4,17
5,07
1
-4,846
1,844
,086
-10,14
,44
2
-5,346
*
1,649
,026
-10,21
-,48
3
-,450
1,503
1,000
-5,07
4,17
182
g) Leeftijd en perceptie van groen Test op normaliteit
Tests of Normality a
Kolmogorov-Smirnov
Shapiro-Wilk
leeftijd Statistic
df
Sig.
Statistic
df
Sig.
20-24
,169
26
,055
,942
26
,148
25-29
,137
26
,200
*
,932
26
,086
30-34
,197
20
,041
,942
20
,264
+40
,203
9
,200
*
,815
9
,030
Groen
QQ-Plot +40 jaar
Test op gelijkheid van varianties
Test of Homogeneity of Variances Groen Levene Statistic 1,040
df1
df2 3
Sig. 77
,380
183
One-way Anova
ANOVA Groen Sum of Squares Between Groups
Mean Square
43,184
3
14,395
Within Groups
3753,211
77
48,743
Total
3796,395
80
F
Sig. ,295
,829
Leeftijd en perceptie van lokale voorziening Test op normaliteit
Tests of Normality a
Kolmogorov-Smirnov
Shapiro-Wilk
leeftijd Statistic Lokale voorzieningen
h)
df
df
Sig.
Statistic
df
Sig.
20-24
,265
26
,000
,804
26
,000
25-29
,238
27
,000
,883
27
,006
30-34
,343
16
,000
,738
16
,000
+40
,335
9
,004
,748
9
,005
184
QQ-Plot 20-24 en 25-29 jaar
QQ-plot 30-34 en + 40 jaar
Test op gelijkheid van varianties
Test of Homogeneity of Variances Lokale voorzieningen (fietsenparking) Levene Statistic 6,891
df1
df2 3
Sig. 74
,000
185
Welch Anova
Robust Tests of Equality of Means Lokale voorzieningen (fietsenparking) a
Statistic Welch
df1
4,974
df2 3
Sig.
31,934
,006
a. Asymptotically F distributed.
Post Hoc – Tamhane
Multiple Comparisons Dependent Variable: Lokale voorzieningen (fietsenparking) Tamhane (I) leeftijd
(J) leeftijd
Mean
Std. Error
Sig.
95% Confidence Interval
Difference (I-J) Lower Bound
1
2
3
5
Upper Bound
2
-,960
,424
,157
-2,12
,20
3
,514
,307
,475
-,34
1,36
5
,410
,380
,875
-,70
1,52
1
,960
,424
,157
-,20
2,12
3
1,475
*
,389
,003
,39
2,55
5
1,370
*
,449
,029
,10
2,64
1
-,514
,307
,475
-1,36
,34
2
-1,475
*
,389
,003
-2,55
-,39
5
-,104
,341
1,000
-1,14
,93
1
-,410
,380
,875
-1,52
,70
2
-1,370
*
,449
,029
-2,64
-,10
3
,104
,341
1,000
-,93
1,14
186
Leeftijd en perceptie van winkels en restaurants Test op normaliteit
Tests of Normality a
Kolmogorov-Smirnov
Shapiro-Wilk
leeftijd Statistic winkels en restaurants
i)
df
Sig.
Statistic
df
Sig.
20-24
,118
26
,200
*
,969
26
,605
25-29
,189
27
,014
,921
27
,041
30-34
,150
20
,200
*
,926
20
,130
+40
,207
8
,200
*
,961
8
,821
QQ-plot 25-29 jaar
Test op gelijkheid van varianties
Test of Homogeneity of Variances façades winkels en restaurants Levene Statistic 3,026
df1
df2 3
Sig. 77
,035
187
Welch Anova
Robust Tests of Equality of Means façades winkels en restaurants a
Statistic Welch
13,124
df1
df2 3
Sig.
36,916
,000
Post Hoc – Tamhane
Multiple Comparisons Dependent Variable: façades winkels en restaurants Tamhane (I) leeftijd
(J) leeftijd
Mean
Std. Error
Sig.
95% Confidence Interval
Difference (I-J) Lower Bound
1
2
3
5
Upper Bound
2
,520
2,901
1,000
-7,43
8,47
3
2,038
3,699
,995
-8,23
12,31
5
13,163
*
2,686
,000
5,61
20,72
1
-,520
2,901
1,000
-8,47
7,43
3
1,519
3,483
,999
-8,22
11,26
5
12,644
*
2,379
,000
5,90
19,38
1
-2,038
3,699
,995
-12,31
8,23
2
-1,519
3,483
,999
-11,26
8,22
5
11,125
*
3,306
,015
1,70
20,55
1
-13,163
*
2,686
,000
-20,72
-5,61
2
-12,644
*
2,379
,000
-19,38
-5,90
3
-11,125
*
3,306
,015
-20,55
-1,70
*. The mean difference is significant at the 0.05 level.
188
Leeftijd en perceptie van karakteristieken van gebouwen Test op normaliteit
Tests of Normality a
Kolmogorov-Smirnov
Shapiro-Wilk
leeftijd Statistic
df
Sig.
Statistic
df
Sig.
,082
25
,200
*
,973
25
,724
25-29
,100
27
,200
*
,975
27
,731
30-34
,094
20
,200
*
,975
20
,852
+40
,301
6
,096
,803
6
,062
20-24 gebouwen
Karakteristieken van
j)
Test op gelijkheid van varianties
Test of Homogeneity of Variances Karakteristieken van gebouwen Levene Statistic 1,721
df1
df2 3
Sig. 74
,170
One-way Anova
ANOVA Karakteristieken van gebouwen Sum of Squares Between Groups
df
Mean Square
2350,046
3
783,349
Within Groups
12481,133
74
168,664
Total
14831,179
77
189
F 4,644
Sig. ,005
190
Post Hoc – Tukey HSD
Dependent Variable: Karakteristieken van huizen (façades, daken) Tukey HSD (I) leeftijd
(J) leeftijd
Mean
Std. Error
Sig.
95% Confidence Interval
Difference (I-J) Lower Bound
1
2
3
5
Upper Bound
2
3,600
3,605
,751
-5,87
13,07
3
8,700
3,896
,124
-1,54
18,94
5
20,267
*
5,904
,005
4,75
35,78
1
-3,600
3,605
,751
-13,07
5,87
3
5,100
3,831
,546
-4,97
15,17
5
16,667
*
5,862
,029
1,26
32,07
1
-8,700
3,896
,124
-18,94
1,54
2
-5,100
3,831
,546
-15,17
4,97
5
11,567
6,045
,231
-4,32
27,46
1
-20,267
*
5,904
,005
-35,78
-4,75
2
-16,667
*
5,862
,029
-32,07
-1,26
3
-11,567
6,045
,231
-27,46
4,32
*. The mean difference is significant at the 0.05 level.
191
k)
Leeftijd en perceptie van groepen mensen en toeristen Test op normaliteit
Tests of Normality a
Kolmogorov-Smirnov
Shapiro-Wilk
leeftijd
toeristen
Groepen mensen en
Statistic
df
Sig.
Statistic
df
Sig.
20-24
,100
26
,200
*
,970
26
,627
25-29
,144
27
,160
,959
27
,355
30-34
,234
20
,006
,908
20
,059
+40
,205
9
,200
*
,915
9
,354
Test op gelijkheid van varianties
Test of Homogeneity of Variances Groepen mensen en toeristen Levene Statistic 1,252
df1
df2 3
Sig. 78
,297
One-way Anova
ANOVA Groepen mensen en toeristen Sum of Squares Between Groups
df
Mean Square
324,837
3
108,279
Within Groups
4704,675
78
60,316
Total
5029,512
81
192
F 1,795
Sig. ,155
3. Geslacht en perceptie van de fixatiegroepen (>200ms) a)
Geslacht en perceptie van zwakke weggebruikers Test op gelijkheid van varianties
Test of Homogeneity of Variances Zwakke weggebruikers Levene Statistic
df1
2,737
df2 1
Sig. 77
,102
One-way Anova
ANOVA Zwakke weggebruikers Sum of Squares Between Groups
b)
df
Mean Square
,056
1
,056
Within Groups
2484,248
77
32,263
Total
2484,304
78
Geslacht en perceptie van motorvoertuigen Test op gelijkheid van varianties
Test of Homogeneity of Variances motorvoertuigen Levene Statistic ,631
df1
df2 1
Sig. 82
,429
193
F
Sig. ,002
,967
One-way Anova
ANOVA motorvoertuigen Sum of Squares Between Groups
c)
df
Mean Square
7,230
1
7,230
Within Groups
10972,806
82
133,815
Total
10980,036
83
F
Sig. ,054
,817
Geslacht en perceptie van toeristisch attractie materieel Test op gelijkheid van varianties
Toeristische attractie materieel Levene Statistic 1,718
df1
df2 1
Sig. 82
,194
One-way Anova
ANOVA Toeristische attractie materieel Sum of Squares Between Groups
df
Mean Square
227,406
1
227,406
Within Groups
4164,260
82
50,784
Total
4391,667
83
194
F 4,478
Sig. ,037
d)
Geslacht en toeristische attractie functioneel Test op gelijkheid van varianties
Test of Homogeneity of Variances toeristische attractie functioneel Levene Statistic
df1
,251
df2 1
Sig. 80
,618
One-way Anova
ANOVA toeristische attractie functioneel Sum of Squares Between Groups
df
Mean Square
8,956
1
8,956
Within Groups
638,995
80
7,987
Total
647,951
81
F 1,121
e) Geslacht en perceptie van verkeersignalisatie Test op gelijkheid van varianties
Test of Homogeneity of Variances Verkeersignalisatie Levene Statistic
df1
5,178
df2
Sig.
1
79
,026
df1
df2
Sig.
Welch Anova
Verkeersignalisatie a
Statistic Welch
1,582
1
58,012
,213
195
Sig. ,293
f)
Geslacht en perceptie van landmarks Test op gelijkheid van varianties
Test of Homogeneity of Variances landmark Levene Statistic
df1
2,596
df2 1
Sig. 80
,111
One-way Anova
ANOVA landmark Sum of Squares Between Groups
df
Mean Square
48,096
1
48,096
Within Groups
2569,380
80
32,117
Total
2617,476
81
g) Geslacht en perceptie van groen Test voor gelijkheid van varianties
Test of Homogeneity of Variances Groen Levene Statistic 1,082
df1
df2 1
Sig. 80
,301
One-way Anova
196
F 1,498
Sig. ,225
ANOVA Groen Sum of Squares Between Groups
df
Mean Square
1,147
1
1,147
Within Groups
3372,902
80
42,161
Total
3374,049
81
F
Sig. ,027
,869
h)Geslacht en perceptie van lokale voorzieningen Test op gelijkheid van varianties
Test of Homogeneity of Variances Lokale voorzieningen Levene Statistic
df1
,436
df2 1
Sig. 81
,511
One-way Anova
ANOVA Lokale voorzieningen Sum of Squares Between Groups
df
Mean Square
,226
1
,226
Within Groups
197,846
81
2,443
Total
198,072
82
197
F
Sig. ,093
,762
i)
Geslacht en perceptie van winkels en restaurants Test op gelijkheid van varianties
Test of Homogeneity of Variances façades winkels en restaurants Levene Statistic
df1
,200
df2 1
Sig. 82
,656
One-way Anova
façades winkels en restaurants Sum of Squares Between Groups
j)
df
Mean Square
176,061
1
176,061
Within Groups
10180,927
82
124,158
Total
10356,988
83
F 1,418
Sig. ,237
Geslacht en perceptie van karakteristieken van gebouwen Test op gelijkheid van varianties
Test of Homogeneity of Variances Karakteristieken van huizen (façades, daken) Levene Statistic
df1
4,787
df2 1
Sig. 82
,032
Welch Anova
Robust Tests of Equality of Means Karakteristieken van huizen (façades, daken) a
Statistic Welch
1,363
df1
df2 1
Sig.
53,114
,248
198
k)
Geslacht en perceptie van groepen mensen en toeristen Test op gelijkheid van varianties
Test of Homogeneity of Variances groep personen / mensen Levene Statistic
df1
,194
df2 1
Sig. 81
,661
One-way Anova
ANOVA groep personen / mensen Sum of Squares Between Groups
df
Mean Square
11,482
1
11,482
Within Groups
4525,120
81
55,866
Total
4536,602
82
199
F
Sig. ,206
,652
4. Fixaties >700ms Cultuur a) Cultuur en perceptie van toeristisch attractie materieel
Test op normaliteit
Tests of Normality a
cultuur
Kolmogorov-Smirnov Statistic
Toeristische attractie materieel
df
Shapiro-Wilk
Sig.
Statistic
df
0
,209
6
,200
*
,847
6
,148
1
,273
5
,200
*
,852
5
,201
3
,260
4
.
,827
4
,161
4
,219
11
,146
,889
11
,137
Test op gelijkheid van varianties
Test of Homogeneity of Variances Toeristische attractie materieel Levene Statistic ,860
df1
df2 3
Sig. 22
,477
One-way Anova Toeristische attractie materieel Sum of Squares Between Groups
Sig.
df
Mean Square
3,793
3
1,264
Within Groups
110,361
22
5,016
Total
114,154
25
200
F
Sig. ,252
,859
b) Cultuur en perceptie van verkeersignalisatie Test op nomaliteit
Tests of Normality a
cultuur
Kolmogorov-Smirnov Statistic
df
Shapiro-Wilk
Sig.
Statistic
df
Sig.
0
,157
6
,200
*
,945
6
,699
1
,201
5
,200
*
,911
5
,471
3
,314
4
.
,854
4
,240
4
,222
13
,080
,916
13
,222
Verkeersignalisatie
Levene’s teststatistiek voor gelijke varianties Test of Homogeneity of Variances Verkeersignalisatie Levene Statistic
df1
1,620
df2 3
Sig. 24
,211
One-way Anova ANOVA Verkeersignalisatie Sum of Squares Between Groups
df
Mean Square
51,532
3
17,177
Within Groups
493,326
24
20,555
Total
544,857
27
201
F
Sig. ,836
,488
c) Cultuur en perceptie van winkels en restaurants
Test op normaliteit
Tests of Normality a
cultuur
Kolmogorov-Smirnov Statistic
façades
winkels
en
restaurants
df
Sig. ,200
*
,911
6
,445
1
,257
5
,200
*
,792
5
,069
3
,283
4
.
,863
4
,272
4
,208
11
,199
,838
11
,030
Test of Homogeneity of Variances façades winkels en restaurants df2 3
Sig.
6
Levene’s teststatistiek voor gelijke varianties
3,049
df
,219
a. Lilliefors Significance Correction
df1
Statistic
0
*. This is a lower bound of the true significance.
Levene Statistic
Shapiro-Wilk
Sig. 22
,050
202
Welch Anova Robust Tests of Equality of Means façades winkels en restaurants a
Statistic Welch
df1
df2
1,432
3
Sig.
9,971
,291
Leeftijd d) Leeftijd en perceptie van toeristisch attractie materieel
Test op normaliteit Tests of Normality a
leeftijd
Kolmogorov-Smirnov Statistic
Toeristische
attractie
materieel
df
Sig.
,200
*
,928
11
,387
2
,242
14
,025
,882
14
,063
3
,250
4
.
,927
4
,577
df2 2
df
11
Toeristische attractie materieel
2,508
Statistic
,181
Test of Homogeneity of Variances
df1
Sig.
1
Test op gelijkheid van varianties
Levene Statistic
Shapiro-Wilk
Sig. 26
,101
203
One-way Anova ANOVA Toeristische attractie materieel Sum of Squares Between Groups
df
Mean Square
22,196
2
11,098
Within Groups
180,494
26
6,942
Total
202,690
28
F
Sig.
1,599
,221
e) Leeftijd en perceptie van toeristisch attractie functioneel
Test op normaliteit Tests of Normality a
leeftijd
Kolmogorov-Smirnov Statistic
toeristische
attractie
functioneel
df
,882
11
,111
2
,124
15
,200
*
,936
15
,331
3
,252
4
.
,888
4
,374
df2 2
Sig. 27
,002
df2
Sig.
Welch Anova toeristische attractie functioneel
Welch
,668
Sig.
,067
df1
a
df
11
toeristische attractie functioneel
Statistic
Statistic
,244
Test of Homogeneity of Variances
8,316
Sig.
1
Test op gelijkheid van varianties
Levene Statistic
Shapiro-Wilk
df1 2
7,253
,542
204
f) Leeftijd en perceptie van verkeersignalisatie
Testen op normaliteit Tests of Normality a
leeftijd
Kolmogorov-Smirnov Statistic
Verkeersignalisatie
df
Sig.
df
Sig.
,176
11
,200
*
,914
11
,270
2
,207
15
,084
,918
15
,182
3
,353
4
.
,744
4
,034
Test of Homogeneity of Variances Verkeersignalisatie
1,322
Statistic
1
Test op gelijkheid van varianties
Levene Statistic
Shapiro-Wilk
df1
df2 2
Sig. 27
,283
205
One-way Anova ANOVA Verkeersignalisatie Sum of Squares Between Groups
df
Mean Square
28,208
2
14,104
Within Groups
573,659
27
21,247
Total
601,867
29
F
Sig. ,664
,523
g) Cultuur en perceptie van landmarks
Test op normaliteit Tests of Normality leeftijd
a
Kolmogorov-Smirnov Statistic
landmark
df
Shapiro-Wilk
Sig.
Statistic
df
Sig.
1
,318
11
,003
,792
11
,007
2
,299
14
,001
,732
14
,001
3
,260
4
.
,827
4
,161
206
Test op gelijkheid van varianties Test of Homogeneity of Variances landmark Levene Statistic
df1
6,651
df2 2
Sig. 26
,005
Welch Anova Robust Tests of Equality of Means landmark a
Statistic Welch
df1
df2
,858
2
Sig.
9,451
,455
h) Leeftijd en perceptie van Lokale voorzieningen
Test op normaliteit Tests of Normality leeftijd
a
Kolmogorov-Smirnov Statistic
Lokale
voorzieningen
(fietsenparking)
df
Shapiro-Wilk
Sig.
Statistic
df
Sig.
1
,193
10
,200
*
,918
10
,341
2
,176
15
,200
*
,851
15
,018
3
,237
4
.
,939
4
,650
207
Test op gelijkheid van varianties Test of Homogeneity of Variances Lokale voorzieningen (fietsenparking) Levene Statistic
df1
df2
,649
2
Sig. 26
,531
One-way Anova ANOVA Lokale voorzieningen (fietsenparking) Sum of Squares Between Groups
df
Mean Square
4,488
2
2,244
Within Groups
143,650
26
5,525
Total
148,138
28
208
F
Sig. ,406
,670
i) Leeftijd en perceptie van winkels en restaurants
Test op normaliteit
Tests of Normality a
leeftijd
Kolmogorov-Smirnov Statistic
façades
winkels
en
restaurants
df
Shapiro-Wilk
Sig.
Statistic
,207
11
,200
*
,918
11
,300
2
,192
14
,173
,910
14
,157
3
,277
4
.
,939
4
,647
Test of Homogeneity of Variances façades winkels en restaurants
2,851
Sig.
1
Test op gelijkheid van varianties
Levene Statistic
df
df1
df2 2
Sig. 26
,076
One-way Anova ANOVA façades winkels en restaurants Sum of Squares
df
Mean Square
Between Groups
158,975
2
79,488
Within Groups
502,266
26
19,318
Total
661,241
28
209
F 4,115
Sig. ,028
Post-Hoc vergelijking Multiple Comparisons Dependent Variable: façades winkels en restaurants Tukey HSD (I) leeftijd
(J) leeftijd
Mean
Std. Error
Sig.
95% Confidence Interval
Difference (I-J) Lower Bound
Upper Bound
2
3,695
1,771
,112
-,71
8,10
3
-2,591
2,566
,578
-8,97
3,79
1
-3,695
1,771
,112
-8,10
,71
3
-6,286
*
2,492
,046
-12,48
-,09
1
2,591
2,566
,578
-3,79
8,97
2
6,286
*
2,492
,046
,09
12,48
1
2
3
j) Leeftijd en perceptive van karakteristieken van gebouwen
Tests of Normality leeftijd
a
Kolmogorov-Smirnov Statistic
Karakteristieken van huizen (façades, daken)
df
Shapiro-Wilk
Sig.
Statistic
df
Sig.
1
,238
11
,083
,898
11
,173
2
,165
14
,200
*
,934
14
,348
3
,388
4
.
,718
4
,019
210
Test op gelijke varianties Test of Homogeneity of Variances Karakteristieken van huizen (façades, daken) Levene Statistic
df1
1,505
df2 2
Sig. 26
,241
One-way Anova
ANOVA Karakteristieken van huizen (façades, daken) Sum of Squares Between Groups
df
Mean Square
16,634
2
8,317
Within Groups
2651,159
26
101,968
Total
2667,793
28
211
F
Sig. ,082
,922
5. Geslacht a) Geslacht en perceptie van toeristisch attractie materieel Test op normaliteit
Tests of Normality a
geslacht
Kolmogorov-Smirnov Statistic
Toeristische
attractie
materieel
df
Shapiro-Wilk
Sig.
Statistic
,206
9
,200
*
,926
9
,442
1
,136
18
,200
*
,914
18
,102
Test of Homogeneity of Variances Toeristische attractie materieel
,361
df1
df2 1
Sig. 25
,553
One-way Anova
ANOVA Toeristische attractie materieel Sum of Squares Between Groups
Sig.
0
Test op gelijkheid van varianties
Levene Statistic
df
df
Mean Square
1,185
1
1,185
Within Groups
113,111
25
4,524
Total
114,296
26
212
F
Sig. ,262
,613
Bijlage 11: Analyse van de relaties tussen de verschillende fixatiegroepen 1. Test op associatie tussen leeftijd en de fixatiegroepen a) Leeftijd en toeristisch attractie materieel
b) Leeftijd en toeristisch attractie functioneel
c) Leeftijd en landmarks
213
d) Leeftijd en winkels & restaurants
e) Leeftijd en karakteristieken van gebouwen
214
2. Test op associatie tussen de fixatiegroepen onderling: Algemeen
215
3. Test op associatie tussen de fixatiegroepen onderling: Azië
216
4. Test op associatie tussen de fixatiegroepen onderling: Oost-Europa
217
5. Test op associatie tussen de fixatiegroepen onderling: Latijns-Amerika
218
6. Test op associatie tussen de fixatiegroepen onderling: West-Europa
219