3de bach PSW
Geschiedenis en esthetiek van de film
Q B32
uickprinter Koningstraat 13 2000 Antwerpen www.quickprinter.be
5 EUR
QUICKPRINTER Copy & Printshop Koningstraat 13 - 2000 Antwerpen Tel. : 03 233 22 11 Kopies - Kleurenkopies - Thesis - Studentencursussen - Inbinden www.quickprinter.be
NIEUW !!! Verkooppunt 2de hands boeken! Biedt je oude boeken via ons te koop aan!
OPENINGSUREN : Maandag tot en met donderdag van 9.00u tot 18.00u Vrijdag van 9.00u tot 17.00u
GESCHIEDENIS EN ESTHETIEK VAN DE FILM: SAMENVATTING INLEIDING BELANG VAN FILM ALS MEDIUM x
VISIE 1: Marginaal: o Na dalend bioscoopbezoek; terug opleving naar stabilisering (maar nog steeds niets in vgl. met de jaren ’20) o Dalende productie; in jaren ’80-’90 lage productie in Vlaanderen; nieuwe golf van Vlaamse films o Concurrentie “nieuwe” media; Nieuw tussen aanhalingstekens, want film is ook een nieuw medium geweest We bedoelen hier internet, ipod…
x
VISIE 2: Centraal; film staat nog steeds centraal id hedendaagse multimediale samenleving. Wrm? Enkele argumenten: o Start van audiovisuele keten: film is start van een hele audiovisuele keten; Æ film is soort trailer geworden voor al het audiovisuele materiaal dat daarna gevolgd is hoe ziet die audiovisuele keten er nu uit? DVD, digitale tv, games… in die zin speelt film als cultureel fenomeen (los vd drager) nog steeds een belangrijke rol, omdat het een hele kettingreactie in gang zet van allemaal variaties op hetzelfde culturele fenomeen. o Archieven en catalogi; film is oud medium: Er liggen massa’s archieven te wachten op exploitatie Er zijn plots industrieën geweest die het belang gingen inzien van oudere films Film als erfenis vormt een enorme schat die nog deels moet ontdekt/geherwaardeerd moet worden, die via al die andere outlets (vd keten) moeten getoond worden o Synergie: Er zijn tegenwoordig vormen van film op alle manieren, vb. youtube is ook een vorm van film = manifestatie van hoe synergie optreedt Vb. In Cinema Zuid wordt een voorstelling gegeven van een combinatie van youtubefilmpjes o Film als tijdbeeld: Historici; wat wordt er getoond in zo’n film? Wat is de waarde van beeldmateriaal? En wat is de waarde van fictiefilm? o Eerste audiovisuele massamedium: 1
Belangrijk te weten wat de belangrijkste ontwikkelingen geweest zijn (filmgeschiedenis beheersen!) Er zijn altijd vragen/veranderingen/problemen vandaag, die we kunnen relateren aan vroegere ontwikkelingen o Productie, distributie, vertoning, representatie, beleving, regulering: o Technologie, esthetiek, cultuur, economie:
DEFINITIE(S) VAN FILM x
Drager/technologie: o Pelicule (ronde filmband); pate, 9,5 mm met perforatie ih midden o Televisie (golven): is tv film? Ja, er gebeurt iets met een film op tv; Inbreuk op de continuïteit vd film door reclameblokken Aftiteling wordt eraf gehaald Logo vd zender staat erop o Videocassette (magnetisch, analoog) o DVD, computer, USB-stick:
x
Vorm, inhoud en betekenis / esthetiek: o Film is heel breed op dit vlak o Genre = manier om films te gaan indelen (vb. horrorgenre)
x
Filmcultuur/vertoningscontext/kanalen: o Filmcultuur = film maakt uit van ons dagelijkse leven o Je kan naar bioscoop gaan, films zien in je huiskamer, op je gsm/computer o Verschil met hoe film vroeger werd getoond o Groepsvertoning/publieke vertoning van film = start film
x
Productiestructuren / economie o We gaan het hebben over studio’s, eigenzinnige creatievelingen, hoe vanuit andere kunstvormen film gehanteerd wordt als een bijkomende, allesomvattende kunstvorm o Third cinema: verwijst naar een soort cinema die niet in het Westen wordt gemaakt, maar id 3de wereld o Æ studiosysteem / arthouse / avant-garde / third cinema
SOORTEN GESCHIEDSCHRIJVING x
Klassiek: o Sadoul: schreef heel veel vanuit z’n geheugen; omdat zij vroeger maar 1 tot 4x de kans kregen in hun leven een bepaalde film te zien. Ù NU: we checken alle fragmentjes nog is op youtube Hierdoor zijn de bevindingen vaak weinig accuraat
x
Ommezwaai in jaren ’80: new revisionist film history: o Nadruk op empirisch onderzoek; niet meer louter op geheugen, echt het materiaal gaan bekijken (archieven, films/andere bronnen)
2
o Vb. van zo’n revisionist boek = “klassieke Hollywood Cinema”, waarin de 3 auteurs op zoek zijn gegaan naar de reële ontwikkeling van Hollywood, op basis van een steekproef van films gemaakt id periode 1920-1960. Æ Men ging op meer systematische wijze de films analyseren Æ vb. Bordwell, Thompson & Staiger o Grote aandacht voor de vroege ontwikkelingsstadia vd cinema Æ Allen & Gomery: productiegeschiedenis Æ formeel-esthetische geschiedenis o Filmhistorici leren ook vd fouten van vroegere onderzoekers; maw complementair proces o Vroege cinema: ‘cinema of attractions’ VS primitieve cinema (Gunning) x
New cinema history (hedendaags, vrij recent); wat is er anders (prof werkt hier zelf ook aan mee!!!): o Jaren ’80; focus op productiecontext of de tekst zelf (representatie); weinig aandacht besteed aan de beleving van film/filmcultuur (het naar de film gaan); top-down benadering o Ù HIER: bottom-up benadering: focus op de vertoning, mensen die naar de bioscoop gaan…; vroeger niet zoveel aandacht aan besteed dus weinig data ervan. Æ oplossing = aandacht voor de mondelinge overgave; vb. gaan praten met oudere mensen (vb. met grootouders) / empirisch onderzoek o VB. Case-study: Onderzoeker Allen: vb. onderzocht: Zwarte publieken mochten niet bioscopen betreden zoals blanke publieken; het is pas na onderzoek van plattegronden van bioscopen, dat gebleken is dat er een aparte toegang was voor zwarte publieken (mochten op aparte balkonnen zitten, in minder luxueuze omstandigheden, uit het zicht van anderen) o VB. Case-study: Onderzoeker; hij vond geen enkele schriftelijke weergave vh bestaan van bepaalde bioscopen. Heeft veel moeite moeten doen om IETS te vinden over de bioscopen. Tenzij uit de getuigenissen van mensen. o Begrippen; the geographical turn / metropolis VS ruraliteit (cinema en moderniteit) / vertonings- en belevingsgeschiedenis: beleefde filmculturen o Vb. Allen, Maltby & Stokes, Maltby, Biltereyst & Meers ‘Verlichte Stad’
x
Invalshoeken o Biografisch: auteurs, producenten, acteurs o Industrie: economisch o Esthetisch: stijl in cinematografische vorm o Technologisch; in interactie met esthetiek; spanningsveld tussen het gebruik van de technologie en de popularisering/aanvaarding ervan. Æ Het is niet omdat de technologie bestaat, dat die ook gebruik wordt! Æ hoe populairder, des te meer Æ geldt ook voor tv enz. o Sociaal-cultureel-politiek / spiegel; in hoeverre draagt film bij aan de ontwikkeling van bepaalde artistieke stromingen Æ nationale context; film is nooit een nationaal gebeuren geweest; deels nationaal, deels internationaal afgespeeld 3
VRAGEN DIE WIJ STELLEN (Bordwell & Thompson) x x x x
Hoe is het gebruik van film veranderd over de tijd heen? Æ vorm, organisatie, stijl, genres Hoe hebben de voorwaarden van de filmindustrie het gebruik van het medium beïnvloed? Æ Vormen (‘modes’) van organisatie (productie, distributie…) Wat zijn de internationale trends in gebruik? Æ grote tendenzen; manifesteren zich binnen een spanningsveld van economie, politiek… Het ontstaan van de film: o Grand narratives = narratieve film als basis/uitgangspunt Æ je zou ook kunnen benaderd hebben vanuit de technologie (hoe is die ontwikkeld, hoe is economie daar dan op aangepast…)
4
HOOFDSTUK 1: PRE-CINEMA EN VROEGE CINEMA (ORIGINS) 1.1.
PRECINEMA
Optische principes: de waarneming van beweging x Persistence of vision = flicker fusion: klassieke uitleg voor het kunnen waarnemen van film o als we een film/beeld zien, blijft het nog even op ons netvlies hangen voor het verdwijnt, en komt er dus het volgende beeld op o maakt dus maw dat we de film als een opeenvolging zien van continuïteit o MAW: bepaalde beelden snel genoeg zien = illusie van onnderbroken film x We zien 16 beelden per seconde bij de stille film, 12 bij de geluidsfilm o Tussen die beeldjes zijn er eigenlijk zwarte stukjes o Daartussen komt er een sluiter die ervoor zorgt dat we die zwarte stukjes niet zien o Als dat snel genoeg gaat = flicker fusion, zien we geen onderbrekingen = PHI-FENOMEEN = illusie van beweging ; door 24 beelden per seconde (Ù stille film = 16) x x
Kritiek op dit principe: afgedaan als achterhaald/ouderwets o Men ging nagaan vanuit de neurowetenschap hoe dit dan tewerk gaat Wat gebeurt er met stille film als ie naar televisie gaat? o Toch tegen 24 beelden per seconde afgespeeld = snellere beelden = komisch effect, MAAR niet de oorspronkelijke bedoeling
Optische principes: wanneer gehanteerd? x Voor wetenschap of amusement x Vb. Thaumatroop; cirkeltjes die je aan touwtjes snel moet draaien Æ ene kant: paard zonder ruiter, andere kant: paard met ruiter; draaien = ruiter op paard x Vb. duimboekje (flipbook); snel met je duim de pagina’s laten verdergaan x Phenakistiscoop = vals zicht, gezichtsbedrog; door Joseph Plateau! uitgevonden Æ vb. dansend koppeltje; er worden figuurtjes getekend op een schijf die telkens een beetje variëren, en je kijkt door een spleetje naar het beeld dat zich erachter bevindt. x Vb. Zoötroop; cilinder met beeldjes; erdoor kijken = vogels zien vliegen Fotografie x Vroeger ontwikkeld dan de film = kunstvorm op zich; niet ten dienste van de ontwikkeling van de film x 1822: Nicéphore Niepce: Camera Obscura bestond allang x 1834: Daguerre; o foto op zilveren plaat gemaakt = Daguerrotypie = pas écht fotografie o overgegaan naar glazen plaat; gewerkt met fotonegatieven x 1887: Goodwin: celluloid = later gebruikt voor film x 1889: Eastman zorgt voor commercialisering en massaprodcutie 5
Ö Eerste patentenoorlog; iemand heeft een uitvinding; andere mensen gaan daarmee lopen en maken daar een commercieel succes van. Seriefotografie x = het nemen van heel veel foto’s zodat zich actie lijkt voor te doen тŶŽŐŶŝĞƚspontaan opgenomen terwijl actie gebeurde x Sluitertijd = de snelheid waarmee je sluiter dichtgaat Æ doorsnee nu = 1/125 Æ vroeger = een dag, een paar uur…; tijd nodig om het licht te laten inwerken x 1876-1881: ontwikkeling van de natte plaat; probleem; men moest die binnen de 15 minuten bewerken Æ daarna overgestapt naar droge gelatine = veel gemakkelijker x 1877, Edward Muybridge iov Leland Stanford: discussie of paard ooit met 4 poten van de grond is; veel foto’s na elkaar ervan genomen; paard komt soms met 4 van de grond Æ hiervoor heeft men 12 camera’s naast elkaar gezet om het op te nemen = serieopname x 1882: Etienne Marey: ipv 12 camera’s op een rij te zetten; chronofotografisch geweer = in één camera 12 foto’s nemen Ö !!! wat onthouden: bepaalde stappen id ontwikkeling vd technologie waren noodzakelijk om die/een bepaalde technologie mogelijk te maken Ö Het begin van de filmgeschiedenis is het einde van iets anders: de technologische ontwikkeling van de negentiende eeuw, waardoor de simpele optische instrumentjes die voor het vermaak dienden, uitgroeiden tot machines die echte bewegingen konden vastleggen
1.2.
VROEGE CINEMA
Bewegend beeld x Wie is de uitvinder van ‘film’? x Æ Thomas Edison (+ assistent William Dickson): o Zocht iets dat beelden bij (door hem ontworpen) grammafoon kon laten zien o Ontwierp filmcamera = Kinetograph Slechts vermaak bij grammafoon: !!! om 2 redenen: Î Idee van films nooit los van geluid opnemen (stomme film ’30: afdwaling van dit idee) Î Als bij-apparaat; niet omwille van zichzelf Æ film pas !!! nadat filmmachines voor andere zaken dienst hadden gedaan Æ technologische innovatie; vooraf ad esthetische impuls
6
2 essentiële elementen: Î Stop-motion instrument: zorgt dat filmstrips gelijkmatig en met hetzelfde tempo door de camera gaan Î Geperforeerde cellluloid filmstrip: zorgt voor synchroon lopen van filmstrip en sluiter / camera en projector o Dacht: ‘films enkel populair als individuele voorstellingen’: Kinetoscope Synchroniteit beweging – geluid niet mogelijk Eigen studio ‘The Edison Manufacturing Company’ Î In VS: filmsalons voor deze Kinetoscope-films Î ͊͊͊тŝŶŚŽƵĚ͕сďĞǁĞŐŝŶŐ Î Gunning noemt dit ‘cinema of attractions’: film toen = attraktie, spektakel/ niet perse inhoudelijk,puur de technologie Î Filmpjes van 1 minuut Î Vb. 1893: The Black Maria Î Opname van realiteit o = overheersend beeld tss 1895-1906
Projectie: Europa en VS: 1985 x Vereisten: o Vergroting van beeld o Onderbroken beweging van filmstrip x Auguste en Louis Lumière (fotofabriek Lyon): cinématographe: o Zowel camera, projectietoestel als filmdrukker o Licht apparaat = draagbaar = buitenopnames = documentairegehalte = overal vertoond (niet alleen meer in salons) o Filmpjes zelf: niet vernieuwend: Werkelijkheid, één standpunt, niets ge-edit 1ste bewegende film: “La Sortie des ouvriers de l’usine Lumière” o !!! alle basisprincipes vd techniek waren nu uitgevonden o 1ste betalende voorstelling x Ook in andere landen: o Duitsland: gebroeders Skladanowsky o Engeland: Paul: theatograph o VS: Armat: verbeterde filmcamera: Latham loop!! 2 wieltjes id camera die filmstrip konden op- en afrollen = lengte van films uitgebreid Edison kocht het Æ Vitascope Æ 1ste publieke vertoning x Rond eeuwwisseling: afsluiting prehistorie cinema: o Film kon ook narratief zijn o &ŝůŵтůĞǀĞŶĚŝŐĞĨŽƚŽ͛Ɛ
7
George Méliès (1861-1938): de ontwikkeling van narratie x Eeuwwisseling: verhaaltjes door verschillende shot aan elkaar te koppelen o vergezeld van geluids- en lichteffecten x Professioneel goochelaar; eigen filmtheater (Robert Houdin – Parijs) o 1st: actualités (Lumière) / toverlantaarn-projecties Dan: eigen projecties (animatograph-camera) o Mogelijkheid tot manipulatie van tijd en ruimte Æ editen = montage o TOCH opgedane kennis niet optimaal gebruikt één camerastandpunt en scènes (ipv shots) TUSSEN de scènes veranderde tijd en ruimte wel (niet IN) Niet met de camera bewegen, maar de mensen dichter of verder laten komen Æ Als je goed keek, zag je onder de tafel de zwarte kist waar de man (wiens hoofd je enkel zag) in zat nieuwe narratieve middelen: fade-in/out, de lap, de disolve, stop motion photography x Star film company (1896) (Montreuil) o 500-tal films Soms ingekleurd Meest populaire: “Le voyage dans la lune” Î Internationale circulatie Î 30 tableaux Î Zelfde hoek Î Lap dissolves Î Niet echt goeie narratieve film o Moving tableaux o MAAR voldoende voor het publiek toen o Gunnings ‘cinema of attractions’ Verschillende scènes = tableaux Vb. “L’Eclipse du soleil en pleine lune” Vb. “L’homme à la tête en caoutchouc” In kleur (frames ingekleurd met de hand) Meest memorabele producties; fantastische/bizarre Æ op achtergronden die hij zelf schilderde o Wereldwijd filmbedrijf = concurrentie voor Lumières o Failliet (vnl. door Pathé broers) Î Door zijn invloed is film wel narratief geworden en minder documentair als de films van Edison en de Lumières.
Edwin Porter (1870-1941): continuïteitsmontage x Vitascope projectionist x Werkt voor Edison Manufacturing Company: o Mechanieker, productiehoofd, regisseur/cameraman o 1st actualités 8
x
x
x
Dan narratives o Time-lapse photography; een cirkel-panorama Invloeden van o Smith – Williamson (close-ups / kleur) o Brighton school o Méliès “Life of an American Fireman”: o Combineerde ‘stock footage’ van Edison met opgenomen scènes o Parallel actions dmv intercutting; intercut shot van opgeblazen kamer – brandweermannen op ladder = Cross-cut-version: cross-cutting = intercutting o Parallel actions dmv terugkeren naar een vroeger punt id tijd: Geen intercutting = copyright-version o Fragment: manier waarop tocht naar het huis in beeld wordt gebracht; niet de volledige tocht wordt weergegeven; sommige stukken er tussenuit geknipt. Î Waarom? Omdat we niet al die beelden nodig hebben om het geheel te begrijpen Strakke overgangen van de ene naar de andere scène Great Train Robbery Æ continuïteitsmontage: o In Edison’s studio’s o 1ste film ivm geweld en wapens Æ special effects (vb. oranje rook bij geweren) o Geen intercutting BINNEN scènes, maar TUSSEN scènes; speelde de scènes niet helemaal uit o ĂƐŝƐƵŶŝƚǀĚĨŝůŵтƐĐğŶĞ͕сƐŚŽƚ 14 niet-overlappende shots o Andere innovaties; Camerastandpunt; dynamisch Panning shots MAAR: slechts één camerahoek + lange shots o Fragment: “The Great Train Robbery” Er wordt kleur gebruikt om de dramatische effecten id verf te zetten Vb. de geweerschoten Het gebruik van stukken die niet nodig zijn om het verhaal te volgen (continuïteit) Î Vb. lange vlucht van de rovers; heb je niet helemaal nodig Tocht vanuit de trein = double exposure = samenbrengen van 2 opnames Î Kan ook matting zijn = waarbij een deel van de camera wordt afgedekt Er is een verhaal; dramatische boog opgespannen; deels cineografisch verbeeld Panning = van links en naar rechts bewegen (wanneer de paarden zich door het bos bewegen) 9
Ù tilling = van boven naar beneden
x
o Overtuigde investeerders vh succes Movie theaters = store theaters = nickelodeons Æ boom! Voorheen: Î Grote hoeveelheid plaatsen om film te kijken Î Vnl. vaudeville theaters; goeie kwaliteit Î Maakten hun eigen films/verbonden met productiehuis 1897: Î producers beginnen projectors en films te verkopen Î de ‘exhibitor’ heeft grote controle over film; toevoegingen van narratie, muziek, geluidseffecten Vervolgens: Î New film brokers = distributers (oa Porter) Î = tussenschakel tss producers – exhibitors Î Nickelodeon boom dankzij deze economische context (van tiental 1904 Æ duizenden 1908) Î Werd meer voor middenklasse 50 films overleefden: o Experimenteerde met technieken o Maakte het populair Æ rationalisatie van productie; veel vraag o “Rescued from an Eagle’s Nest”: acteur; Griffith
Î innovatie: films hangt niet af van de opstelling van objecten/acteurs, MAAR van de ordening van de shots tov elkaar
10
HOOFDSTUK 2: INTERNATIONALE EXPANSIE VAN DE FILM, 1907-1918 2.1
VS
Industrieel productieproces x Van riskante onderneming tot permanente industrie o 10 000 nickelodeons, 100 verdelers, 20 producenten = stevige sector (vgl. met Europa ttv Griffith/de studio’s) o Wel geen grote esthetische, artistieke evolutie in die sector ts 1903-1912 Î Lopende band, arbeidsverdeling Î Immers; trend dat eens de filmsector in een fase zit, blijft die daar graag in vastzitten Î Het zullen jonge Turken zijn die voor evolutie zorgen x Patentenstrijd (Edison), piraterij… o Misbruik van patenten leidde tot processen en rivaliteiten tussen groepen o Piraterij; heel wat mensen die zich ermee bezighouden Î Evolutie naar een zichzelf regulerende sector, naar een industrie die doorheeft dat het beter is zichzelf te reguleren, eerder dan gereguleerd te worden Î = van laissez-faire Æ orde Î Ideologische controle/censuur (politiek en kerk) o Moeiden zich naarmate film; economisch/sociaal sterk o MAAR: verboden films aan te vallen Î De oudere instituties: op hun bek door de nieuweren The motion pictures patent company = MPPG = “The Trust” (1908/1914/1918) x = organisatie van de grote spelers in de sector, die doorhadden dat ze als groep een monopolie konden hebben Î Sluit enerzijds bepaalde spelers uit Î Anderzijds standaardisering/rust in de sector Î Edison, Biograph, Vitagraph, Essanay, Kalem, Selig Polyscope, Lubin, Star Film, Pathé Frères, Kleine Optical x Pathé Frères = Europese speler die ook in het lijstje is opgenomen x MPPG: exclusiviteitscontract met Eastman Kodack = monopolie op pelicule; zo sluiten ze iedereen uit die niet in hun club zit om de technologie van Kodack te kunnen gebruiken en om dus films te spelen Î Licentiesysteem met royalties x General Film Company (1910): Leggen distributiemarkt aan banden door zelf een distributiemarkt te creëren; zelfs dat element vd productie werd door hen beheerst x Tegenreactie “independents”: “Independent Film Protective Assocation” o Onafhankelijke distributeurs en vertoners die een deel van de markt willen opeisen gaan in de tegenaanval o Wat publieken dag na dag te zien krijgen = one-reelers (= 1-spoelfilms) = nog niet multi-reel films (= langere speelfilm) Î Het waren de independents die dit verder ontwikkelden 11
De langspeelfilm (1911) x Naast de VS ook uit Europa vernieuwing; ze tonen het voordeel van langere speelfilm Î Vb. Quo Vadis = 9 spoelen lang Î Vb. La Reine Elisabeth = 3,5 spoelen Î Terwijl Amerikanen aan 1 spoelfilms gewend zijn; plots die veel langere films die de publieken wel lusten x Standaardsysteem van de Amerikanen wordt zo door elkaar geschud o Kost meer geld o Voor langere films ook meer inkomprijs vragen mogelijk = vergroten vd winst o Langere film kan je blijkbaar langer laten draaien/spelen = je hoeft minder films te produceren; niet elke week hoef je films te leveren x Tot hiertoe is film een zeer populair/respectabel medium o Richtte zich niet tot de middenklasse/hogere klasse; deftige burgers vertonen zich niet in cinema’s = immers geen uiting van hogere cultuur o Ommekeer; men gaat op zoek naar meer gerespecteerde cultuuruitingen voor film, vb. het theater Î De filmsector eigent zich het theater toe, en bereikt zo de hogere klassen Î Ontwikkeling naar “Dream Palaces” waarbij bioscopen ahw paleizen worden; je moet helemaal opgetut zijn om je in de fluelen zetels te gaan vleien Î = einde nickelodeon-era; begin Hollywood studiosysteem Het sterrendom: star system x MPPC: tegen filmsterren (zoals vb. Mary Pickford, Florence Lawrence) Î Onbekende mensen werden plots bekend om reclame te maken, om film te promoten, als marketingelement… Î Waarom tegen?; als filmsterren belangrijk worden gaan zij ook meer en meer eisen stellen Î MAW onbekende acteurs = goedkoper dan sterren x Op welke manier doet Carl Laemmie dat; hij haalt iemand uit een bedrijf, en verspreidt een bericht rond dat hij/zij overleden is = marketingstrategie Î Plots: neenee, ze leeft, en ze werkt voor mij = bekend Î Vb. voor Florence Lawrence Naar Hollywood (1907-1913): x In die tijd was Hollywood een onontgonnen gebied Î Het probleem was in de filmsector dat men te kampen had met problematisch weer, slechte belichting, te weinig ruimte/werkkracht… Î Die problemen kende men in Hollywood niet; er waren zo nog hele lappen grond beschikbaar, het was altijd goed weer… x In eerste instantie ruiken de independents deze kans, waarop de MPPC-leden later volgen
12
Studiosysteem en industrie x Systeem van MPPC “Trust”: was rigide en gedoemd te verdwijnen Î Machtsverhoudingen gaan sterk beginnen evolueren Î Independents worden sterker (moguls), en stoten aantal grote mensen van de troon Î Namen die toen groot werden, zijn nu nog steeds sterk (vb. Warner Bros., Fox, Paramount…) x Kenmerken: o Chain store methods; verticale integratie: wordt ook voor anderen drijffactoren; vb. theater business, distributeur… o !!! 1914: keerpunt: WOI: fundamentele impact gehad op de ontwikkeling van de internationale filmindustrie: Voor WOI: filmsector beheerst door Fransen (en Italianen); topspelers = NIET Amerikanen Æ Tijdens en na WOII: Amerika heeft dominante positie ingenomen en dat zal niet meer veranderen; REEDS DAN! Langspeelfilm wint het van one- en two-reelers o Studio’s hebben niet meteen het volledige proces in handen genomen, maar zij zorgen wel voor systemen die voor een vaste omzet kunnen zorgen Î Leidt tot Blockbooking = een producent maakt een aantal film, waarvan u weet 1 film is een topper (veel geld in gestoken, mijn supersterren in gestoken), maar ik heb nog 9 andere films gemaakt waarvan ik weet dat ze minder opbrengen Î Maar ik wil wel 10 verkocht krijgen; DUS ik zeg tegen verkopers je krijgt die ene film maar je moet de andere 9 erbij nemen Î Je moet maw een heel “block” aan films nemen, niet één Î 1916 Geïntroduceerd door Players Lasky Corporation 1917 First National Exhibitors Circuit tegenaanval Æ strijd om productie/distributie/exploitatie Î = doorbraak feature-length film = langere films met duurder betaalde acteurs Î Economische boom Î Productiekosten stijgen Æ inkomsten verzekeren Æ blockbooking Blockbooking en bioscopen x Opnieuw een tegenreactie van de producent; men wil eraan ontsnappen Î Producenten gaan zich ook bezighouden met verdelen vertoningen en dus een deel van de markt opkopen x Kost allemaal bergen geld Î Wallstreet gaat dat financieren Î MAW grote banken gaan geld pompen in Hollywood Î Eerste keer dat het gebeurt, maar de rol van Wallstreet zal steeds de rol van rode draad spelen in de evolutie van Hollywood
13
Hollywood domineert op wereldvlak x 1914: 1/2 x 1918: bijna 100% x Pikte niet-Westerse markten ook in (vb. Latijns-Amerika, Japan…)
2.2.
EUROPA
Pathé Frères x Kreeg patenten van Lumière + rechten verbeterde studio camera x = de Napoleon van de cinema (Sadoul) x Één van de belangrijke factoren in de dominantie van Frankrijk id sector x Vullen hun visie op film in op alle vlakken: o Productie o Distributie (subfilialen in heel wat internationale markten) o Verticale geïntegreerd bedrijf x Voor WOI cruciale/dominante speler (na WOII ondenkbaar) x Ferdinand Zecca= belangrijk figuur (wat productie betreft): o Volgde Méliès: story films o Brak met Méliès: filmde buiten x Max Linder (Belg = belangrijk figuur); vormde ook vaste waarde voor Pathé-films x Pathé’s hebben newsreel (= nieuwsgenre/nieuwsjournaals) uitgevonden x Overal kwamen bioscopen waar hun producten vertoond konden worden Belgische situatie bioscopen x Pathé ook in België belangrijke speler x Nickelodeons in de VS (geen droompaleizen maar vrij simpele ruimtes waar de film werd vertoond) o In Duitsland: Ladenkinos o In België: café-cinés = cafés die in een lachruimte achteraan films gingen vertonen Î In eerste instantie dus geen bioscopen Î Na een tijdje werden eerst in de grote steden cinema’s gebouwd, en dat breidt uit naar de dorpen Î Vb. Brussel (1904); eerste echte bioscoop Î 650 bioscopen voor WOI Louis Feuillade en de opkomst van Gaumont x Gaumont Pictures (1895) Æ zelfde aanpak als Pathé x !!! Louis Feuillade: o 1st bij Pathé gewerkt o Bij Gaumont: director van kleine komische filmpjes (vgl. met Zecca) o ! Detective serie ‘Phantomas’ Æ master of terror VS Juve (detective) Æ maakt Gaumont groots en dit genre populair 14
x x
o Vampires series (geen montage; nadruk op mise-en-scène) o Conservatief: Statische camera 1918: in verval (mede door opkomst Griffith en Eisenstein) Emile Cohl: o Vader moderne animatiefilm Franse markt: o Dominantie (1914-1920) o Productie behouden in Engeland; ‘Gamount-British’ Æ grote invloed Æ vb. Hitchcock’s 1ste films daar opgenomen
Société Film d’Art x Opgericht door Frères Lafitte (1908) x DOEL: o prestigieuze toneelstokken met beroemde acteurs Æ doek o middenklasse (vaak naar het theater) Æ bioscopen Æ decors; zelfgeschilders/papier-maché: zeer knap! x Voordeel: o Beste acteurs o Goed verhaal x Nadeel: o Statisch; geen mobile camera: gewoon toneelstuk o Geen montage o Shots: long of medium-long: spelers helemaal in beeld (zoals bij toneel) o Acteerstijl: negatief model x Vbn.: o L’assasinat du duc de Guise (1908) o La Reine Elisabeth (1912) met Sarah Bernhardt x Succes: o Eerst succesvol o Hype verdween (ondanks blijvende geïnteresseerde groep) o Vanaf mensen als Griffith; uitgestorven x Impact: o Niveau opgekrikt o Film: eigen stijl van make-up en bewegingen nodig o >ĞŶŐƚĞј͗ǀĂŶϭÆ 4 o Vgl. met Méliès; een continuïteit over tijd en ruimte Ù discontinue tableaux van Méliès Italiaanse superspektakels x Oprichting Cine studio’s in Rome (1905/1906) x Historische films met prachtige kostuums x Cabiria (Patrone/1914): o Film op zich spektakel o Locatie shooting, enorme budgetten/casts o Onderwerp: 2de Punische oorlog (Rome vs Carthago) 15
x
o Innovaties: Tracking (camera vervoeren op een rail) Dolly-shots en craning (camera verplaatsen met hijskraantje) Elektrisch licht, teruggetrokken manier van acteren, goede reconstructies, voorzichtige/overtuigende manier van filmen o Grote invloed op Griffith Æ naoorlogse superspektakels in Hollywood Andere vbn.: o “Gli Ultimi Giorni di Pompeii” = blockbuster Grote lengte en cast o “Quo vadis?” Legde de conventies vh superspektakel vast 3-dimensionele sets
16
HOOFDSTUK 3: D.W. GRIFFITH & DE ONTWIKKELING VAN NARRATIEVE FILM 3.1. DAVID GRIFFITH (1875-1948): Invloeden en begin als acteur/regisseur x °1875 = 14 jaar na einde “Civil War” o vader verliezende kamp (zuiderse staten) en stierf o armoedig leven; moest gezin onderhouden door baantje bij toerende acteurs o schrijverambities (passie voor Victoriaanse dichters Æ romantisch persoon) niet goed in o Porter; kreeg acteursrol aangeboden (Rescued from an Eagle’s Nest) x Status niet onbetwist: o Groot op technisch gebied Ù Racistisch op narratief gebied x Begin regie bij American Biograph: o Anoniem o 1908-1911: 450 films, vooral one-reelers o Vb. “The adventures of Dollie” (1908) Melodramatische/racistische film over een kind dat ontvoerd wordt door zigeuners Innovatie 1908-1909 (INTER-frame narratie) x = overgang vd ene shot naar de andere x Technische vernieuwingen o HIJ zou filmcodes hebben ontworpen Ù wisselwerking tss regisseurs o Ruimtedifferentiatie Cut-in (camera filmt vanaf verschillende afstanden) = Î Full shots (= lichaam + omgeving), medium shots, close-ups… Î Nadruk op emoties/goed weergeven van panorama Î 1st: “The Greaser’s Gauntlet” (1908) Voorloper subjectieve camera: motivated point of view shots= Î Eye line matching: personage; kijkt naar iets dat buiten het beeld staat Î Volgend shot: we zien het object vanuit de ogen vh personage o Flashback; naast ruimtelijke differentiatie ook tijdsdifferentiatie In “The Lonely Villa” (1909): Î 3 scènes door elkaar gebruikt: inbrekers buiten het huis, bange vrouw en kind, man die vanuit de stad naar huis stormt = parallelmontage (Chase scène) Î Laat deze scènes elkaar steeds sneller opvolgen Æ één punt = accelerated montage Î Door montage shots verschillende lengte/tempo = spanning creëren x Kritiek op pioniersrol Griffith? o Thompson (& Bordwell & Staiger): Classical Hollywood Cinema 17
x
o Barry Salt: Film Style & Technology o Innovatie/narratie in context van productiesysteem en technische ontwikkelingen = Griffiths belang nuanceren Î Antwoord Cook? Î neen, want: tijdsgenoten & ”Birth of a Nation” Î ja, want vb. 180 graden regel o = camera mag niet over de imaginaire grens van 180°, want anders; kijker in verwarrring o Niet expliciet door Griffith uitgevonden o Eisenstein = filmmaker én theoreticus Ù Griffith: uitvindingen = oplossing praktisch probleem Vaste cameraman Bitzer = overgang primitieve Æ klassieke film
Innovatie 1908-1909: INTRA-frame narratie) x = vernieuwingen in de shots zelf x Goede scripten/acteurs: o Script: Shakespeare, Chase-films o Acteurs: Moesten repeteren Moesten natuurlijk en subtiel spelen x Experimenten met: o Lichtval en lampen Ù voorheen: overal evenveel licht o Expressieve belichting Rembrandt lighting) = Licht valt op een centraal punt; rest is donker (claire obscure) o Vb. Pippa Passes (1909); verandert belichting naarmate de zon draait x Na verhuizing naar Hollywood: besef camera-beweging en plaatsing !!!: o Verschillende scènes in één shot door acteurs op voorgrond te laten acteren, én in midden én op achtergrond = diepte ih shot o Spelers vanuit verschillende hoeken filmen (vb. kikvors VS vogelperspectief) o Vb. The lonedale operatir 2 (1911): travelling shots x Andere vernieuwingen: o Wegvagen vh beeld ah einde ve shot Æ ene beeld gaat over ih andere = dissolve Æ gedaan id camera o Inzoomen ah begin ve scène o Iris shot = deel vd camera wordt afgedekt Æ 1 element blijft nog maar zichtbaar, vb. cirkel o De mask = combineren van twee beelden o De split-screen system o Soft focus shot = delen vd camera insmeren met vasesline (voor wazig effect)
18