DE GESCHIEDENIS VAN HEETEN EN OMGEVING Inleiding Schrift klas 8 van de lagere school van Heeten in 1951 op het bord geschreven door Meester Streppel over de geschiedenis van Heeten en omgeving en door de leerlingen overgeschreven.
De geschiedenis van Heeten en omgeving Het zal wel nooit te achterhalen zijn, hoelang Heeten en omgeving bewoond gebied is. In de tijd dat St. Lebuines het H. Geloof verkondigde in het land van de Saksen,bouwde hij in Wilp aan de IJssel een kerkje. Dit kerkje werd in 772 door heidense Saksen verwoest. St. Lebuines liet zich niet afschrikken en bouwde een kapel in Deventer. Een model van dit kapelletje en ook de kelk van St Lebuines zijn nog bewaard. Mogelijk woonden die heidense Saksen, die het St. Lebuines zo moeilijk maakten ook in deze streken. Met behulp van Karel de Grote, de koning van de Franken, die de Friezen en de Saksen aan zich onderwierp, konden de Angelsaksische en Frankische missionarissen ook de heidense Saksen bekeren. We kunnen dan ook aannemen dat kort na het jaar 800 de bewoners van deze streken tot het Christendom zijn bekeerd. Sedert St. Lebuines in Deventer en omgeving werkte hadden de eerste christenen in deze streken in Deventer hun kerk. Met de uitbereiding van ons H. Geloof en door de groei der bevolking ontstond er behoefte aan meer en grotere kerken. Kort na het jaar 1000 werd reeds de nu nog bestaande grote Lebuines (protestantse kerk) in Deventer gebouwd. Een zekeren Lifgerus bouwde tussen 1065 en 1123 een kerk te Raalte. Het is mogelijk dat dit niet eens de eerste kerk van Raalte was. Deze parochiekerk in Raalte was bestemd voor alle gelovigen van Thijeraan, Linderte, Luttenberg, Boetele, Pleegste, Ramele, Assendorperhoek, de Hakkershoek, een gedeelte van de Raams, het Broekland en Heeten. De tegenwoordige (protestantse) kerk van Raalte, is waarschijnlijk gebouwd in de eerste helft van de 13e eeuw. Vermoedelijk is deze kerk na 1400 vergroot. Omstreeks 1694 is de toren ingestort en nooit weer opgebouwd. De fundamenten waren te zwak. De mensen van de Marke Heeten gingen van, omstreeks1065 tot aan de hervorming naar deze kerk in Raalte. In de 14e Eeuw had Raalte ook een Zusterklooster (misschien is de kloosterbuurt daar naar genoemd). In een lijst van 27 februari 1300 van Bisschop Everhard van Munster wordt de buurtschap Heeten al genoemd. Ook uit andere oude geschriften blijkt dat Heeten bestaat als een afzonderlijke Marke in het Kerspel (de parochie) Raalte. In een lijst van de Bisschop van Utrecht, daterend van 1385 wordt buurschap toe Hetene in het Kerspel Raalte genoemd. In een stuk van 1420 komt ’t erve Merrissink in de buurtschap Heten, Kerspel Raalte voor. En in het leenregister van Munster staat onder het Jaar 1579: Gerhardus Ghermese heeft ter leen het huis ”de Hofstede” met al zijn aanhorigheden gelegen in Heeten als ook de goederen “Wele” in de parochie Raalte. Het Kerspel Raalte, bestond vanouds uit de volgende Marken: Het Raalterwoold, waarin Linderte (met het Relaer en de Velner), Boetele en Thijeraan. De Marke Luttenberg. De Marke Heeten met de Havezate (boerenkasteel) ”Schoonheten” in 1633 en ook de Hof “Wormger”. De Marke Pleegste en de Marke Ramele. De 5 Marken bestonden in hoofdzaak uit bos, heide en broekgronden. De Marken zijn wel 400 á 500 jaar ouder dan het dorp Raalte. In het midden van het dorp op de brink (marktplein) stond de kerk. Daaromheen woonden de mensen die van hun spaarcenten leefden of andere inkomsten hadden en graag dicht bij de kerk wilden wonen. Deze mensen hadden allen het recht op heide en weide; dat wil zeggen, ze mochten op heide en broekgronden om Raalte vee laten grazen en ze mochten schadden (plaggen steken) voor de potstallen. Ze hadden in de Markevergaderingen geen stemrecht, zoals de eigengeërfde boeren. De huizen in het dorp Raalte hadden 150 jaar geleden allemaal strooien daken.
De gronden van de Marke Heeten waren gemeenschappelijk bezit. Iedere eigengeërfde had het recht een bepaald aantal stuks vee te weiden op de heidevelden en broekgronden en een bepaald gedeelte van het bouwland te gebruiken om granen en vlas te verbouwen voor voedsel en kleding. De granen werden gebruikt voor brood en pap en misschien ook voor bier (gerstebier) te brouwen. Het vlas werd ook op de boerderij bewerkt en in de wintertijd (spinnevisite, spinnen is vakantie) tot draden gesponnen. Een handig mannetje kon van die draden een lap linnen weven (weversboom). De eigengeërfde boeren (geen pachters) kwamen op de Markevergaderingen (de Holdink) bijeen om gemeenschappelijke belangen te bespreken. O.a. over de verdeling van bouwgrond, het aantal stuks vee dat ieder mocht weiden, uitbereiding van bouwgrond enz. Hoe groot de Marke Heeten is geweest is moeilijk uit te maken, maar Schoonheten, de Wele en vermoedelijk ook de Grote Schaars en een gedeelte van het tegenwoordige Nieuw Heeten hoorden erbij. De 5 Marken van het Kerspel Raalte waren samen ongeveer 13613 bunder groot. Pas rond 1850 zijn deze marken verdeeld en kreeg elke eigengeërfde boer een gedeelte van de gemeenschappelijke gronden in eigendom. Het is begrijpelijk dat de rechthebbende boeren meestal die stukken bouwgronden kregen die ze al jaren in gebruik hadden. Deze stukken lagen niet allen bij elkaar, omdat er in die tijd van de Marken soms bossen en heidevelden werden ontgonnen. Elke boer kreeg er dan een stukje nieuwe grond bij om te bewerken. Toen de Marken verdeeld werden lagen de nieuwe bezittingen dikwijls ook verspreid. Op het ogenblik is men bezig door ruilen (ruilverkaveling) de grond meer bij de gebouwen te krijgen. Door splitsing van de bedrijven, na de verdeling van de Marken, is de grond steeds verder versnipperd. In oude tijden brachten de boeren hun producten, in hoofdzaak eigen gekarnde boter en eieren, naar de markt in Deventer en ruilden of kochten van de opbrengst landbouwgereedschappen en levensbehoeften. Dat de mensen ook de pastoor moesten onderhouden blijkt wel uit het volgende. De pastoor van Raalte (ook onze pastoor) had in 1571 een eigen pastorie en een jaarlijks inkomen van 18 mud rogge. De pastoor die in 1571 de parochie bestuurde was de Zeer eerwaarde Heer Johannes Verleiden. Meer dan 30 jaar was hij pastoor in Raalte. In 1568 is de 80 jarige oorlog uitgebroken. Na de beeldenstormen in 1566 was Phillips de 2e, de koning van Spanje sedert 1555, ook Heer van de Nederlanden. De strenge veldheer Alva werd hierheen gezonden om de beeldenstormers te straffen. Mensen die aan de Beeldenstorm hadden deelgenomen en ook zij, die als bestuurder van een stad of gewest de Beeldenstorm niet hadden tegengewerkt, vluchtten toen Alva kwam. Sommigen de zee op, anderen gingen de bossen in, (water- en bosgeuzen), weer anderen onder wie de stadhouder van Holland en Zeeland, Willem van Oranje, vluchtten naar Duitsland. In 1568 en nog verschillende keren daarna deed Willem vanuit Duitsland een inval in Nederland. Zijn troepen waren Duitse huurtroepen, dikwijls in dienst van Duitse roofridders. Van deze troepen heeft ook het Kerspel Raalte veel te lijden gehad. Pastoor Nagels van Raalte die omstreeks 1900 de geschiedenis van Raalte heeft geschreven zegt over bovengenoemde pastoor Verleiden: “Welke bange en droevigheid pastoor Verleiden beleefd heeft, toen zijn ogen het toneel van verwoestingen en gruwelen der Duitse roofridders in dienst van de generaliteit (Willem van Oranje) aanschouwden, is licht te begrijpen. In het jaar 1580 zag hij veel boerenhuizen van zijn parochie door krijgslieden geplunderd en verbrand, honderden landlieden en boeren doodgeslagen, de gelovigen uit hun kerk verdreven, de kerk aan de roofzucht van de benden prijsgegeven, beelden en altaren omvergehaald en hij zelf uit zijn ‘wême pastorie’ verdreven”. Waarschijnlijk is pastoor Verleiden in 1587 nog weer in zijn pastorie getrokken, want in dat jaar werd Deventer en omgeving door de Spanjaarden veroverd en konden de Katholieken in deze streken weer bezit nemen van hun kerken. Zou in deze tijd misschien ook de naam Spanjaarddijk zijn ontstaan??.
In 1591 verdrijft Maurits de Spanjaarden uit Deventer en dan wordt de katholieke godsdienst in de stad en op het platteland verboden. Pastoor Verleiden wordt uit zijn pastorie verdreven, de kerk wordt aan de protestanten (die er niet zijn) gegeven. Maar de pastoor vlucht niet, hij duikt onder bij de boeren. Omdat de kerk helemaal niet gebruikt wordt trekt pastoor Verleiden er op een zondag er weer in. Groot gevaar dreigde er voorlopig nog niet. Er was in Raalte geen dominee aangesteld. Er was gebrek aan predikanten en, zegt pastoor Nagels: ”Wie zou het gewaagd hebben, als verkondiger van de nieuwe leer op te treden in zulk een uitgestrekte Gemeente, waarin al het landvolk de Katholieke Godsdienst was toegedaan”? Maar in 1602 kreeg pastoor Verleiden een oproep van de Classis (vergadering van predikanten) te Deventer om daar te verschijnen en te vertellen of hij de nieuwe leer wilde aannemen. De pastoor verscheen niet, maar schreef een brief waarin hij verklaarde “te willen blijven bij de religie waarin hij geboren was”. Nu was het mis! Pastoor Verleiden werd afgezet en dook voorgoed onder. Raalte kreeg een Dominee. Waar pastoor Verleiden gebleven is, is onbekend. Na zijn dood had de Kerspel Raalte geen priester meer. De Godsdienstige verzorging werd in deze tijd waargenomen (in het geheim natuurlijk) door een paar kapelaans van de Bergkerk uit Deventer. Deventer was een drukke handelsstad en daarom was daar de vervolging minder erg. Intussen had de Apostolische Vicaris, plaatsvervanger van de bisschop, Sasbout Vosmeer, veel afgedwaalden weer teruggebracht en op veel plaatsen een pastoor benoemd. Dit was dankzij pastoor Verleiden in de parochie Raalte niet nodig. Toen pastoor Verleiden al enige tijd overleden was en de zielzorg in de hele omgeving zo goed werd waargenomen door enige kapelaans uit Deventer, was er toch behoefte aan betere organisatie van de zielzorg. Vermoedelijk is het de opvolger van Sasbout Vosmeer, de zeer ijverige Philips Rovandus, geweest die er voor zorgde dat in 1629 enige paters Jezuïeten zich in Wijhe vestigden. Deze paters hadden de zielzorg in Wijhe, Olst, Heino, Liederholthuis en ook in Raalte en de buurtschappen. In 1635 is er waarschijnlijk voor het eerst een pater Jezuïet in Heeten geweest. Al heel gauw werd hier een boerderij gevonden, het erve Nieënhof, waar regelmatig in het geheim een H. Mis werd opgedragen en andere sacramenten werden toegediend. Gedurende ongeveer 100 jaar, tot 1794, trokken de Heetenaren naar de Nieënhof om daar de Heilige Geheimen te vieren. Toen in 1794 op de Nieënhof voor het eerst de veepest uitbrak moest de schuilkerk, wegens besmettingsgevaar, verplaats worden. De gelovigen kwamen toen samen op de Grote Schaars. De volksoverlevering zegt dat op de Grote Schaars de gelovigen tijdens een godsdienstoefening werden overvallen door de Schout en zijn rakkers en dat toen één der boeren of één der gerechtsdienaren in de vijver van het erf is verdronken. Dat die tijd niet zonder gevaar was blijkt wel uit een gezegde van een Drost (hoofd van politie in deze streken), toen hij zijn geweer aan de schouder hing: “Ik wil wel eens zien of ik een haas (pater) in zijn leger kan schieten!” Even werd deze toestand in 1672 (rampjaar) onderbroken vanwege oorlog met Frankrijk Munster en Keulen. In dat jaar trok de vorst, bisschop van Munster, met zijn troepen Overijssel binnen en veroverde ook Raalte en omgeving. De kerken werden aan de katholieken teruggegeven. Raalte, Olst, Wijhe en Heino kregen weer hun eigen Pastoor (pater Jezuïet). Deze toestand duurde echter maar 2 jaar. De bisschop van Munster, van Galen, trok zich terug en de pastoor van Raalte, Petrus van Wissen, werd gevangen genomen. Pas na een maand toen er geld, meer dan 700 gulden, was betaald weer vrijgelaten en verbannen. In 1672 hadden de Franken Utrecht veroverd en de opvolger van Philps Rovenus, Johannes Neercassel droeg een hoogmis op, de laatste tot nu toe, in de Domkerk van Utrecht. Het waren moeilijke tijden voor de Katholieken van Overijssel en hun missionarissen. De oude toestand van verbittering en vervolging, die voor de komst van Munstersen geheerst had, was niet allen terug gekeerd maar zelfs in hevigheid toegenomen. De priesters werden als boosdoeners vervolgd en de “paapse stoutigheden” werden met zware boetes gestraft. Daarom vergaderde de katholiek gebleven adel om een fonds te stichten tot vrijkoping van gevangen priesters. Ook de missionarissen lieten een intekenlijst rondgaan bij de dorpelingen, het land-
volk en de Heren, tot geldelijke ondersteuning van de priesters en om geld in voorraad te hebben om de boetes voor gesnapte geestelijken te betalen en voor de “huisman“, waar de Godsdienst oefening gehouden was. Soms werd een priester in een val gelokt. Op een avond in het voorjaar van 1687 werd een pater van Wijhe geroepen bij een zieke in Raalte. Maar tegelijkertijd was de Scholte (veldwachter), Jan van Wijck, gewaarschuwd. Te paard achtervolgde hij de pater en nam hem gevangen. Slechts nadat een hoge boete was betaald werd de priester vrijgelaten en de boete werd verdeeld. “Bentinck, de Drost van Salland heeft 200 dukaten gekregen, de Scholte twintig, de schrijver twaalf gulden en hoeveel hij in de herberg heeft verteerd is mij onbekend” schrijft pastoor Am Waayer van Zwolle. (Archief Aartsbisdom deel XIX blz. 94) Van 1675 tot 1751 bezochten de katholieken van Raalte onafgebroken op zon- en feestdagen Liederholthuis, waar de paters missionarissen sedert 1685 een vaste woon- en een schuilkerk hadden. De bewoners van Heeten hadden min of meer een vaste kerk (zonder toestemming van de Drost) op de Nieënhof (Meijerink) en Grote Schaars. Toch schijnt dat het niet steeds mogelijk was de godsdienst oefeningen daar te houden, want in de periode van 1701 tot 1713 gingen velen uit het Zuidelijke deel van Heeten naar Haarle om daar hun kinderen te laten dopen. Ook Luttenberg ging in het rustige Haarle naar de kerk. De Apostolische Vicaris Petrus Codde had omstreeks 1698 in Haarle een statie (vermoedelijk een schuurkerk) opgericht. In 1697 had hij Raalte bezocht en daar aan ongeveer 1500 mensen het H. Sacrament van het Vormsel toegediend. In zijn rapport aan Rome schrijft hij dat het zeer wenselijk is dat de parochie gesplitst wordt. Het is voor één priester niet mogelijk deze uitgestrekte gemeente te bedienen. Verder schrijft hij woordelijk: “Wel vindt men daar veel water zand en onbebouwde grond en kunnen bijna allen die er wonen alleen door aanhoudende landelijke arbeid zich een sober voedsel en schamele kleding verschaffen, maar ik hoop dat juist deze toestand van land en bewoners de zielen ijver van de missionarissen moge aansporen, om deze zo nuttige, om niet te zeggen noodzakelijke verdeling tot stand te brengen”. De splitsing van de parochies komt niet; het was te moeilijk. In1732 schrijft de Apostolische Vicaris, Johannes van Bijckeveld, in de zelfde geest aan Rome. Hij vertelt dat veel Raaltenaren zijn wezen klagen bij de Aartspriester van Salland, Johannes Ophuys, dat de pater in Raalte het niet afkan.”Enigen zijn niet genoeg in de Godsdienst onderwezen, anderen sterven zonder de laatste H. Sacramenten. Maar Raalte heeft nog steeds geen eigen schuurkerk; dus zal er van een splitsen voorlopig niets komen”. Wel proberen in deze tijd enkele Raaltenaren zonder verlof van de Drost een schuurkerk te bouwen, maar wat ze daags opbouwen wordt ’s nachts weer afgebroken. In 1750 brengen de kerkmannen 100 dukaten naar de Drost en dan volgt op 23 April 1751 het officieel verlof van de Ridderschap en de Kerken van Overijssel tot het timmeren van een schuurkerk, volgens bepalingen en wetten door de Staatsregering vastgesteld. De kerk mocht zijn 50 voet lang 30 voet breed en 12 voet hoog, moest met riet of stro gedekt worden en aan de kant des weges door een hoge schutting zijn afgesloten, opdat het waslicht anderen niet zou hinderen. Deze schuurkerk was gebouwd een kwart uur ten Z.O. van Raalte ”op de Heem” in de Assendorperhoek. Er waren voor deze kerk 2200 communicanten zodat er een hangzolder in geplaatst moesten worden. Zo komt in 1751 Johannes Mulder, geboren te Borne, als eerste wereldgeestelijke na de hervorming in Raalte (Mariënheem). Om de andere zondag gaat hij naar Liederholthuis. De mensen van Heeten gingen vermoedelijk voor het merendeel ook op de Heem naar de kerk, anderen wellicht naar Haarle of naar “Spijkerbosch” op de Boskamp. Raalte was een zeer grote parochie. Pastoor Mulders was tegen de zware arbeid niet opgewassen. Hij werd ziekelijk en vroeg een assistent. De Drost gaf verlof op voorwaarde, dat de postoor dan helemaal geen dienst meer deed. Zelfs het “misdoen “ werd aan de pastoor verboden. Na de dood van Pastoor Mulder werd W.J. Kok pastoor van Raalte. Deze laatste werd in1776 opgevolgd door Nicolaas Pas die 23 jaar pastoor van Raalte was. Hij was tevens Aartspriester van Zwolle, Salland en Drenthe. Hij was een vermaard man, van veelzijdige
kennis en grote bekwaamheid. Tijdens het pastoraat van pastoor Nicolaas Pas wilden de burgers van Raalte een kerk in de kom van het dorp. De boeren, vooral die van Linderte, waren tegen en de pastoor was voorzichtig en wachtte. In 1794 kwam de Pauselijke Nuntius Casar Brancodors in Raalte om het H. Vormsel toe te dienen. Het was ook al weer 100 jaar geleden dat er gevormd werd. Bij die gelegenheid maakt pastoor Pas een einde aan de lasterpraatjes, die vooral in het dorp de ronde deden. In 1795 kwamen de Fransen in ons land. Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap. Kerken die vroeger van de katholieken waren geweest, zoals ook de tegenwoordige protestantse kerk van Raalte, konden tegen een matige vergoeding weer in het bezit van de katholieken komen. De bewoners van het dorp hadden hierover al gepraat met Schout Walraven en Dominee Debets. Beiden hadden geen grote bezwaren. Maar Pastoor Pas was tegen. De kerk was voor de katholieken veel te klein, er moest geld voor worden betaald en… hoe zou het gaan als de Fransen eens weer vertrokken zouden zijn. Zou het dan net gaan als in 1672 ? In 1806 had Napoleon zijn broer Lodewijk Koning van Holland gemaakt. In 1809 bezocht Lodewijk Raalte. Toen hij bij de herberg “De Zwarte Arend “uit het rijtuig stapte vroeg hij aan de protestantse kerkenraad van wie die (oude) kerk was. De heren antwoorden: “Van de hervormden, de roomsen maken er geen aanspraak op”.Toen Lodewijk Napoleon na zijn bezoek aan Raalte doorreed naar Bathmen en langs de schuurkerk op de Heem kwam moet hij gezegd hebben:”Het dorp zal ook in het midden een kerk moeten hebben”. Maar hiervoor heeft hij niet kunnen zorgen. In 1810 werd hij door zijn broer gedwongen af te treden. Pastoor Nicolaas Pas is in 1819 te Zwolle overleden en in de Lieve Vrouwe kerk begraven. Konden de bewoners van het dorp Raalte tijdens pastoor Pas geen kerk in hun kom krijgen, het lukte wel onder zijn opvolger pastoor Alling. Toen kapelaan Rientjes op 8 december 1834, de feestdag van Maria Onbevlekt Ontvangen, in de kerk op de Heem de Hoogmis had opgedragen brak er plotseling brand uit. Het vuur werd aangewakkerd door de harde wind en na korte tijd was van de kerk niet veel meer over. Alleen Heilige zaken en enige kleinigheden werden gered. Waar moest de nieuwe kerk worden gebouwd? Nu kregen de dorpsbewoners hun zin. De kerk werd gebouwd op Bartels kamp. Het werd een eenvoudige” Waterstaat kerk” (de regering gaf subsidie voor de bouw) maar de dorpsbewoners waren er blij mee. In 1892 werd de huidige kerk (de H. Kruisverheffing) ingewijd.
Heeten wordt een zelfstandige parochie. Tot in1749 konden katholieken van Heeten, al was het in het geheim, ”kerk houden” op de Nieënhof (Hittink). Daarna kwam er regelmatig een priester, zeer waarschijnlijk net als op de Nieënhof een pater Jezuïet, op de Grote Schaars. Hieraan kwam echter plotseling een eind. In de zelfde tijd, 1751, kwam er, zoals we eerder zagen, een officiële schuurkerk op de Heem. Dat was een vooruitgang, waar de bewoners van Heeten waarschijnlijk niet zo heel erg blij mee zijn geweest. Ze moesten nu op de Heem naar de kerk, of naar Haarle. De afstand was voor de meeste mensen veel groter dan naar de Nieënhof. Zo kunnen we begrijpen dat de mensen verlangden naar een eigen kerk. Het is niet bekend hoeveel moeite er gedaan is om verlof te krijgen hier een kerk te bouwen. Als we bedenken dat de bewoners van het dorp Raalte al jaren lang met alle mogelijke middelen geprobeerd hadden een eigen kerk in de kom te krijgen en dit weer mislukte, dan begrijpen we dat Heeten zo maar geen eigen kerk kon bouwen. In deel 30 van het Bisschoppelijk archief staat dan ook: ”Niet zonder tegenstand werd in 1791 de buurtschap Heeten kerkelijk van Raalte gescheiden. Met behulp vooral van den Heer Bentinck, Baron van Schoonheten, kwam er een kerk die eerst vanuit Raalte als bijkerk bediend werd en in 1813 een eigen pastoor kreeg. Tot 1813 staan in het doopboek van Raalte kinderen uit Heeten die in Raalte gedoopt zijn. De eerste pastoor van Heeten was de weleerwaarde heer Bernardus Herfkens geboren te Zeddam en op 26 Juli 1844 als pastoor van Heeten overleden. We merken hierbij het volgende op:
1. Op het kasteel woonde toen (1791) klaarblijkelijk een katholiek gebleven tak van de familie Bentinck. 2. Van 1791 tot 1813 (1812) was de kerk van Heeten een bijkerk van Raalte d.w.z. Heeten had geen eigen pastoor, maar op zon- en feestdagen kwam waarschijnlijk vanuit Raalte een kapelaan hier de H. Mis opdragen, biecht horen en de H. Communie uitreiken. De eerste kerk van Heeten moet een klein en eenvoudig kerkje geweest zijn. Het stond gedeeltelijk op de plaats waar nu de winkel van Tepperik staat. Het kerkhof van toen is nu de tuin van meester Willemsen. Dicht naast de kerk woonde de familie Tepperik. De boeren brachten hier de eigen gekarnde boter en eieren. In de winter haalden de boerinnen daar een warm stoofje om mee te nemen naar de kerk. Na afloop van de Godsdienstoefeningen werd daar, of in het huis waar nu Bosgoed woont, koffie geschonken en waarschijnlijk ook wel een borreltje, want in die tijd werd in deze streek nogal wat sterke drank gedronken. Vermoedelijk is in die tijd stiekem de molen van Geertman gebouwd. Behalve de twee genoemde winkelhuizen, die ook gedeeltelijk boerderijen waren, had Heeten ook nog een burgerhuis, de woning van het hoofd der openbare school (waar Grondhuis nu woont). De oude school wordt nu (1951) door de familie Schrijver bewoond. Verder stonden rond de kerk enkele boerderijen. De oude hofstede (al genoemd in1579) thans afgebroken, moet gestaan hebben op de plaats waar nu B. Schoorlemmer woont. Verder de oude boerderij van A. Schoorlemmer, die afgebrand maar weer modern is opgebouwd, de boerderij van Wagemans (Olthof) en wat verder in de richting Holten de oude boerderij ”Het erve Marissink”, dat al in 1420 genoemd wordt. Zo zou de oude gracht om de boerderij er op wijzen dat hier een boerenkasteel heeft gestaan. Pastoor Herfkens woonde in het huis waar nu Jan Vloedgraven een winkel heeft. Op 26 juni 1844 overleed de eerste pastoor van Heeten. Hij werd op het kerkhof naast de oude kerk begraven. Zijn opvolger pastoor J. Bosch bestuurde de parochie van 1844 tot 1853. Hij werd ook op het oude kerkhof begraven. De 31e december 1853 kwam pastoor A. Tempelman naar Heeten. Deze pastoor is in 1801 in Colmschate geboren hij was dus al 52 jaar toen hij pastoor van Heeten werd. Ondanks dat heeft hij de parochie bijna 36 jaar bestuurd. Hij stierf als pastoor van Heeten op 7 november 1889. In de grondwet van 1848 was vrijheid van Godsdienst toegestaan. Het was voor de katholieken van Nederland een reden tot grote vreugde. Als gevolg van deze wijziging in de grondwet hoefde ons land niet langer missiegebied te zijn. Eigen Bisschoppen moesten er komen. Ze kwamen in 1853. Juist in het jaar dat pastoor Tempelman in Heeten werd benoemd. De vroegere pastoor van Tilburg, Johannes Zwijsen werd Aartsbisschop van Utrecht. De eerste kerk van Heeten was te klein geworden en bovendien verlangden veel parochianen naar een mooier Godshuis. Pastoor Koopmans, die na de dood van pastoor Tempelman de parochie van Heeten bestuurde, zou de bouwer van de nieuwe kerk worden. Dit was echter geen gemakkelijke taak. Allereerst moeten we bedenken dat Nieuw Heeten nog niet bestond. De bewoners van Nieuw Heeten moesten voor een gedeelte naar de kerk van Heeten. Zo is het begrijpelijk dat meer naar het Oosten wonende parochianen van Heeten een nieuwe kerk wensten in Oud Heeten (op Loos waar nu Voorhorst woont). Die echter meer naar het westen woonden, zagen graag een kerk op de Wele. Pastoor Koopmans liet de kerk in het midden en kocht grond dichtbij de oude kerk aan de weg naar Raalte (toen nog zandweg). Hier bouwde hij onze mooie kerk en de pastorie en liet een kerkhof aanleggen. De omgeving van de kerk werd verfraaid door het plantsoen. Op 15 december 1893 werd de nieuwe kerk, toegewijd aan Maria onder de titel Maria Onbevlekt Ontvangen, ingewijd. In 1912 bedankte pastoor Koopmans en vertrok naar Nieuwkuijk, waar hij als rustend pastoor is overleden. Van 1912 tot 1926 was pastoor Kleinegris de herder van Heeten. Tijdens zijn pastoraat werd de parochie Nieuw Heeten opgericht. De kerk van Heeten werd geschilderd en verfraaid. Na de dood van Kleinegris kwam pastoor G. Voskuilen (1926 ) naar Heeten. Wat al door pastoor Kleinegris was voorbereid werd nu werkelijkheid. Heeten kreeg een eigen katholieke school. Het kerkbestuur was tevens schoolbestuur. De bestaande openbare school, die van de Gemeente was, werd overgenomen. In het najaar van 1926 werd het gebouw wat
opgeknapt en op 1 januari 1927 werd de eerste katholieke school geopend. Twee meesters die ook al aan de openbare school verbonden waren kwamen nu aan de katholieke school. Het waren de heer J.W. van Wickeren (hoofd ) en A.L.M. Togni (onderwijzer). De school begon met 5 leerkrachten. In 1931 werd Heeten opgeschrikt door het bericht dat pastoor Voskuilen benoemd was tot pastoor in Arnhem. Heeten vond het jammer maar de aartsbisschop besliste. Na pastoor Voskuilen kwam in 1931 pastoor J.B. de Graaff in Heeten. Hij is pastoor van Heeten geweest tot zijn dood op 17 december 1949. Veel is er tijdens zijn pastoraat gebeurd. We denken allereerst aan de tweede wereldoorlog van 1940 tot 1945. In de eerste dagen van de strijd tegen de Duitsers viel Gerard Linthorst. Hij sneuvelde bij Brummen. Voedsel en kleding waren op de bon. Alles was gerantsoeneerd. Voor de meeste bewoners van Heeten bracht dit veel ongemak mee, maar overigens waren de lasten op het platteland beter te dragen dan in de steden. Het laatste halfjaar van de oorlog was echter voor Heeten zwaar. De geallieerden waren in juni 1944 geland in Normandië. Na de vestiging van een stevig bruggenhoofd was Frankrijk spoedig van de Duitsers bevrijd. Na Frankrijk kwam België en Zuid-Nederland. Toen kwam de tegenslag. De luchtlandingstroepen die bij Arnhem waren geland konden strijd niet volhouden en Noord-Nederland bleef wachten op de bevrijding. Om hun vijanden zoveel mogelijk schade toe te brengen maakten de Duitsers gebruik van twee nieuwe wapens. De V1 en de V2. In de bossen van Schoonheten werd een startbaan gebouwd en op zaterdag 16 december 1944 raasde de eerste V1, een raket met vreselijk veel lawaai over Heeten richting Antwerpen. Dat de projectielen niet alle hun doel bereikten blijkt wel uit het feit dat er ongeveer 67 in Heeten vielen. Sommigen ontploften spontaan, anderen werden door de opruimingsdienst der Duitsers tot ontploffing gebracht en vele zijn door de z.g. ondergrondse haastig gedemonteerd voor ze ontploften. Vooral om de benzine was het te doen. Elektrische stroom mocht niet meer worden gebruikt en de benzine van de V1 was zeer geschikt voor het branden in de petroleum lampen (verlichting gratis en nog wel van de vijand). Het mag een wonder heten dat de V1 in ons dorp niet meer slachtoffers zijn gevallen. Alleen de oude Jan Vloedgraven is op een morgen op weg naar de kerk door een zwabberende V1 gegrepen. Hij was op slag dood. Voltreffers en ontploffingen hebben enorme schade aangericht. Behalve twee boerderijen in de onmiddellijke omgeving van de startbaan gingen de huizen van Koerkamp en Simons totaal verloren. In de kerkbuurt bleef geen huis onbeschadigd en in de kerk bleef geen ruit heel. Van de 23 gebrandschilderde ramen (15 rozenkransgeheimen en 8 zaligheden) kon er slechts één hersteld worden. De pastoor en kapelaan Lohuis moesten, evenals de overige bewoners van de kerkbuurt, evacueren. De schuur van Hoogeslag werd ingericht als noodkerk. Vanaf oktober 1944 was er geen school. In die tijd werd gebruik gemaakt van de openbare school voor het opgeven van huiswerk. Het aantal inwoners van Heeten was flink gestegen: evacués vanuit Arnhem, onderduikers, vooral jonge mannen die door de Duitsers werden gezocht om voor hen te werken en vluchtelingen, vooral uit Deventer. Toen de slag om Arnhem woede moesten de inwoners van de stad, op bevel van de Duitsers, op staande voet evacueren. Omdat in Heeten verschillende onderduikers uit Arnhem waren ondergebracht zochten deze evacués hier een onderkomen. Deze mensen hadden praktisch alles verloren wat ze bezaten. Veel gezinnen uit Heeten hebben toen geholpen waar ze konden. Het overgrote deel van de Arnhemmers moest evacueren naar Friesland. De reis ging via Deventer, Raalte , Ommen enz. Ook Heetense boeren kregen opdracht om deze mensen met paard en wagen (auto’s, bussen en treinen waren er niet meer) van Raalte naar Ommen te vervoeren. In deze tijd werden alle mannen tussen 20 en 60 jaar door de Duitsers opgeroepen om voor de verdediging van de rest van Nederland te werken. In Heeten is één razzia gehouden waarbij de mensen hoofdzakelijk werden opgepakt door Nederlanders in dienst van de Duitsers. Enkele Heetenaren moesten loopgraven en tankvallen graven in de dijk van de IJssel bij Wijhe of daar in de wintermaanden prikkeldraadversperringen aan te brengen. Er kwam meer prikkeldraad in IJssel terecht dan er langs. De Duitsers spanden zich tot het uiterste in om de oorlog
nog te winnen. Ze waren daarbij, zeer terecht, ervan overtuigd dat de Nederlanders zoveel mogelijk tegenwerkten. Het voedsel dat in Noord en Oost Nederland verbouwd werd mocht niet van deze productiegebieden naar het Westen, de grote stedelijke consumptiegebieden, vervoerd worden. Ontelbare mensen uit het Westen trokken in de winter 1944 -1945 met bandenloze fietsen van het Westen naar het Noorden en Oosten om voedsel te halen. Rogge, aardappelen en als het mogelijk was ook boter, vlees en spek werd dikwijls geruild voor geld of waardevolle gebruiksvoorwerpen. In dit verband mag vermeld worden dat de artikelen door de Heetense boeren, in het algemeen gesproken, voor normale prijzen werden verkocht. Deze manier van voedsel vervoer beviel de Duitsers niet: de IJssel werd gesloten, het westen van Nederland moest verhongeren! In de grote steden in het Westen van Nederland zijn in deze winter dan ook veel mensen tengevolge van het gebrek aan voedsel gestorven. Groot was in het Westen de zorg van de ouders voor hun kinderen. Met betraande ogen namen velen afscheid van hun kinderen om ze te laten onderbrengen in het Oosten of Noorden van het land bij mensen die wel te eten hadden. Zeer veel kinderen werden van Amsterdam met schuiten naar Zwolle vervoerd en daarna via Heino naar Heeten met wagens en rijtuigen verder vervoerd naar het Oosten. Honderden van deze kinderen zijn van Heino gehaald en naar Holten gebracht. Deze tochten waren niet zonder gevaar, want de geallieerden zagen deze karavanen soms aan voor Duitse transporten en schoten er op vanuit de vliegtuigen, die in die dagen regelmatig patrouilleerden en met hun machinegeweren en raketbommen het verkeer bijna onmogelijk maakten. Bruggen en schepen, stations en spoorlijnen, auto’s en boerenwagens, zelfs fietsers waren regelmatig het doel van hun activiteit. Ongeveer 100 kinderen vonden in Heeten voedsel onderdak en verzorging. Ondanks tegenstand van de Duitsers hadden de geallieerden in de loop van de winter hun leger danig versterkt. De ondergrondse in het nog niet bevrijde gedeelte van Nederland werd steeds beter georganiseerd en gaf belangrijke inlichtingen aan de naderende bevrijders. In het vroege voorjaar stak generaal Montgomery met een zeer sterk Engels-Amerikaans leger de Rijn bij Emmerich over en trok snel langs de Eems op naar het Noorden. Sterke Canadese leger-troepen veroverden in enkele weken de Achterhoek van Gelderland, Overijssel en de Noordelijke provincies. Onvergetelijk zijn de dagen van de bevrijding voor allen die dit hebben meegemaakt. Voor ons kwam de bevrijding vanuit Holten. Hevig is er soms gevochten. De dekkingstroepen van het vluchtende Duitse leger (dat alles roofde wat te pas kwam: o.a. paarden fietsen en wagens) verdedigden zich vaak van huis tot huis. Langs de weg van Holten naar Heeten, aan de Oostkant van de parochie Heeten, bleef niet één boerderij over. Ook de families Jansen en Ogink verloren hun huis. Gelukkig bleef de kom van het dorp, voorzover dat niet door de V1 al was vernield, voor verdere rampen gespaard. Het Canadese leger splitste zich op de Poggebeld in tweeën. De ene helft achtervolgde de Duitsers over Schoonheten, de andere helft ging richting Hogewege. Zonder een schot te lossen trokken Canadezen Heeten binnen.
11 April 1945. Heeten bevrijd. Groot was de vreugde van de bevrijding. Maar er was in het dorp te vroeg gefeest. De wapperende vlaggen werden met granaatvuur van de Duitsers bestookt. De kerktoren, die reeds zwaar was beschadigd door de V1 en door de vluchtende Duitse troepen in brand was geschoten,maar door enkele actieve jonge mannen was geblust werd opnieuw beschadigd door het geschut van de Duitsers die ten westen van het kanaal heer en meester waren. We verwachtten elk ogenblik een aanval van de Canadezen op de Duitse stellingen maar toen die na een dag rust werkelijk kwam, bleken de Duitsers reeds te zijn vertrokken. Deventer was intussen gevallenen de Canadezen rukten met tanks en rupswagens op langs de westzijde van het kanaal. Heeten was helemaal vrij. De Canadezen rukten verder op naar het westen en op 5 Mei 1945 gaf de Duitse commandant zich in Wageningen over aan de Canadese bevelhebber. Ook het hongerend deel van Nederland was verlost van de Duitse marteling.
Na de bevrijding moest alles zo snel mogelijk hersteld worden. Gebrek aan materiaal en gereedschap maakte een uitgebreid vergunningenstelsel noodzakelijk. De kerk werd zo goed mogelijk voorlopig hersteld en weer in gebruik genomen. Erger was het met de school. Een voltreffen van de V 1 en de vele ontploffingen hadden een kostbare restauratie noodzakelijk gemaakt. In de loop van de zomer kwamen 4 lokalen gereed. Tijdens de restauratie werd onderwijs gegeven in het pakhuis van Geertman en in de garage van Bosgoed. De laatste twee zijn in gebruik gebleven tot alle 7 lokalen weer bruikbaar waren. Toen was het gebouw veel te klein. Meer dan 400 kinderen met 10 leerkrachten moesten in 7 lokalen worden ondergebracht. Dit ging niet. Een nieuwe meisjes school moest er bij komen. De zusters zouden hiervan de leiding hebben. Reeds ziek, legde pastoor de Graaff de eerste steen van het zusterhuis. Toen de zusters in Heeten aankwamen werden ze ontvangen door pastoor van Engelen, die na de dood van pastoor de Graaff de parochie bestuurde. Op 1 november 1949 werd de meisjesschool geopend. En op 1 september 1950 volgde de opening van de VGLO-school voor meisjes. De uitbereiding van Heeten betreft niet alleen de scholen. Ook tal van nieuwe woningen werden gebouwd. Heeten kreeg ook een katholieke lagere landbouwschool, de zuivelfabriek werd verbouwd en uitgebreid met een moderne kaasmakerij. In Heeten vestigden zich een dokter en een veearts. Wanneer komt de industrie die jongens aan het werk kan helpen, die dit niet meer in de landbouw kunnen vinden? Herman Zennipman