Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep Reorganisaties Overleg d.d. 15 mei 2014

Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep Reorganisaties Overleg d.d. 15 mei 2014 M. van Tyghem inlichtingen [email protected] Montérie 070-3765764 - bijlage(n) REO/14.00333 briefnummer G.1.33 zaaknummer 6 juni 2014 verzenddatum

Verslag van de vergadering van de werkgroep Reorganisaties van 15 mei 2014 (van 13.00 tot 15.50 uur in de Baljuwzaal van het Centrum voor Arbeidsverhoudingen CAOP - Lange Voorhout 13 te Den Haag).

Aanwezig: van de zijde van Defensie: E.H. Dekker (voorzitter), F.R.H. van de Hoef (HDP), mevrouw J.C. Bouwman-Zaaijer (UB O&F), t.b.v. agendapunt 3: mevrouw M.P.G. Bos-Bakx, mevrouw J.M. Zonneveld-de Vries, C.F. Adams, S. Bergakker. van de zijde van de centrales: J.A. Kropf (CCOOP), M.C.G. Klaassen (ACOP), L.H. Schipper, J.A.F. Stassen (AC), P.J.G. van Sprang (CMHF). van het secretariaat: M. van Tyghem.

Agenda (REO/13.00206) 1. 2. 3. 4.

Opening en mededelingen. Verslag en actiepuntenlijst van de vergadering van 10 april 2014 (REO/14.00224) VRP Talencentrum Defensie (REO/14.00263). Rondvraag en sluiting.

Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep Reorganisaties Overleg d.d. 15 mei 2014

Agendapunt 1: Opening en mededelingen De voorzitter opent de vergadering. Opmerkingen over de agenda VRP Talencentrum Defensie De heer Kropf zegt om twee redenen verbaasd te zijn dat het VRP Talencentrum Defensie op de agenda staat. De eerste reden is dat in het IO REO DEF van 24 oktober 2013 is afgesproken dat, als het lang zou duren voordat er een VRP kon worden aangeboden, het plan tussentijds nog eens terug zou komen in het IO REO DEF. Spreker vindt zes maanden tussen het c-VRP en het VRP lang. De tweede reden is dat de afspraken die in het IO REO DEF zijn gemaakt niet verwerkt zijn in het aangeboden stuk. De voorzitter zegt dat het gebruikelijk is om alle toezeggingen die zijn gedaan in een IO REO te verwerken in het VRP dat aan de centrales wordt aangeboden. Hij stelt voor om bij agendapunt 3 na te gaan of dat in dit geval is gebeurd. VRP Opheffen cateringlocatie Nassau-Dietz kazerne De heer Schipper uit zijn ongenoegen over het feit dat het VRP Opheffen cateringlocatie NassauDietz kazerne niet is geagendeerd. Dit plan is samen met het cVRP Wijzigen cateringlocatie DPD en het cVRP Wijzigen cateringlocatie Seeligkazerne aan de orde geweest in het IO REO CDC van 27 maart 2014. Daar is toen afgesproken dat de plannen aangaande de cateringlocaties DPD en Seeligkazerne ter kennisname aan de werkgroep REO zouden worden aangeboden, maar dat het plan Opheffen cateringlocatie Nassau-Dietz kazerne ter behandeling moest worden aangeboden. Dat was nodig omdat de voorzitter van het IO REO zich niet bevoegd achtte een besluit te nemen over het belangrijkste discussiepunt: de mogelijkheid om via een maatwerkconstructie het SBK 2004 van toepassing te laten zijn. Daar zouden afspraken over worden gemaakt in de werkgroep REO. Nu het VRP echter niet is geagendeerd en er ook geen voorstel op tafel ligt voor maatwerk kunnen partijen hier vandaag geen afspraak over maken, tenzij de voorzitter alsnog met een voorstel zou komen. Spreker betreurt dat zeer, want dat betekent dat de onduidelijkheid voor de betrokken medewerkers voortduurt. Deze medewerkers zitten al jaren op een locatie waarvan Defensie zegt dat die gaat sluiten en doen al jarenlang onder deze omstandigheden hun werk. Daarom begrijpt spreker niet waarom het betreffende VRP in deze vergadering niet is geagendeerd. Dan had aan deze onzekere situatie een eind kunnen komen. De voorzitter merkt op dat partijen hebben afgesproken dat stukken ter behandeling tien werkdagen van tevoren moeten worden aangeboden. Dat is in dit geval niet gebeurd. Daarom staat het VRP Opheffen cateringlocatie Nassau-Dietz kazerne ook niet op de agenda. Spreker is wel bereid om dit onderwerp aan de agenda toe voegen, na agendapunt 3. Dan zijn er weliswaar geen stukken, maar dan kan de problematiek die de centrales aan de orde willen stellen toch besproken worden, zodat daar voor het personeel misschien enige duidelijkheid over komt. Anders komt dit pas aan de orde in het volgend overleg. De heer Van Sprang heeft er geen moeite mee als een agendapunt wordt ingelast, maar vindt het lastig om een onderwerp te bespreken zonder de onderliggende stukken. De heer Kropf begrijpt de keuze om het onderwerp aan de agenda toe te voegen, maar heeft daar principieel bezwaar tegen. Volgens hem is in het IO REO CDC duidelijk aangegeven dat de drie plannen inzake de cateringlocaties in één context moeten worden gezien vanwege de keuze die is 2/17


gemaakt om hekken te plaatsen. Dat is voor spreker een dusdanige principiële kwestie dat hij daar eerst intern een standpunt over wil bepalen. Anders kan hij niet reageren op de mening van het AC. Het gaat, wat hem betreft, dus niet om één maar om drie plannen die ter behandeling moeten worden aangeboden. De heer Schipper verwijst naar het verslag van het IO REO CDC van 27 maart 2014. Daaruit blijkt dat drie van de vier centrales van mening waren dat, als er geen toezegging kon worden gedaan over een maatwerkoplossing aangaande het SBK 2014 , het VRP Opheffen cateringlocatie Nassau-Dietz kazerne ter behandeling moest terugkomen in de werkgroep REO. Op grond daarvan vindt spreker dat dit VRP vandaag op de agenda had moeten staan. Gezien de verschillende meningen, vindt de voorzitter het verstandig om dit VRP te bespreken in de volgende vergadering van de werkgroep REO. Dan beschikt iedereen ook over dezelfde stukken. Intussen zal Defensie zich beraden over de problematiek die de centrales hebben geschetst en over hun voorstel voor maatwerkoplossingen. De heer Schipper begrijpt dat het VRP in deze vergadering niet behandeld zal worden, maar geeft nogmaals aan dit zeer te betreuren. Hij heeft respect voor de mening van anderen, maar zit hier voor zijn achterban en die is hier ernstig door gedupeerd. Het gaat om medewerkers die al jarenlang hun werk doen in zeer onzekere omstandigheden. Dat is ook de reden waarom het AC vindt dat het SBK 2004 van toepassing zou moeten zijn. Als Defensie daar van tevoren een besluit over had genomen, dan had het VRP Opheffen cateringlocatie Nassau-Dietz kazerne ter kennisname aan de werkgroep REO kunnen worden aangeboden. Nu dat niet is gebeurd, moet dit VRP maar worden geagendeerd voor de volgende vergadering. Voor de betrokken medewerkers betekent dat nog een maand langer onzekerheid. Dat vindt spreker geen behoorlijk personeelsbeleid. De heer Klaassen geeft aan dat de ACOP het standpunt van het AC deelt. De signalen zijn helder, aldus de voorzitter. Defensie neemt de zorgpunten die door de centrales zijn uitgesproken zeer ter harte en zal naar een oplossing zoeken die het personeel zo snel mogelijk duidelijkheid geeft.

Agendapunt 2: Verslag en actiepuntenlijst van de vergadering van 10 april 2014 (REO/14.00224) Tekstueel Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld. Actiepuntenlijst 1. VRP DTD 2. VRP EGB 3. VRP TGB Deze actiepunten worden aangehouden. De voorzitter begrijpt dat de centrales binnenkort in gesprek gaan met de voorzitter van de werkgroep die zich beraden heeft over het voorzieningenniveau gezondheidszorg om te bezien wat het rapport van de werkgroep betekent voor deze reorganisatietrajecten. Er zit dus enige voortgang in deze dossiers. 3/17


De heer Stassen vraagt aandacht voor de medewerkers die tussen wal en schip dreigen te vallen omdat er, door de vertraging van deze reorganisaties, geen functies beschikbaar komen waar ze naar kunnen solliciteren. Deze medewerkers komen nu langzamerhand in de fase waarin ze overgaan van interne naar externe herplaatsing. De eerste medewerkers komen binnenkort voor de Centrale Toetsingscommissie. Hoe gaat Defensie daarmee om? Deze medewerkers heeft de organisatie hard nodig. Dan zou het toch raar zijn om ze in een extern herplaatsingstraject te duwen. De voorzitter zegt dit signaal door te zullen geven aan de HDP. Dan kan dit worden meegenomen in de gesprekken die zullen plaatsvinden over het rapport van de werkgroep voorzieningenniveau. De situatie dat de Toetsingscommissie wordt ingeschakeld kan beter worden voorkomen. Dat maakt het traject alleen maar langer. 4. F 100 Motorenonderhoud Actiepunt handhaven. 5. VRP MLA De voorzitter meldt dat dit en marge van deze vergadering aan de orde komt. De persoon die het overleg voert over de Nederlandse registratie van de DASH 8 vliegtuigen komt dan de stand van zaken toelichten. Aan het eind van de vergadering wordt vastgesteld dat het te laat is om dit onderwerp nog te bespreken. De deskundigen die waren uitgenodigd zijn niet meer aanwezig. Op verzoek van de heer Kropf zegt de voorzitter toe om dit onderwerp te agenderen voor de volgende vergadering. (Noot secr.: Inmiddels is op 12 juni 2014, voorafgaand aan de vergadering van de werkgroep REO, een informeel overleg gepland over de DASH-8 vliegtuigen. Actiepunt afvoeren. 6. Verplaatsen NSE buiten ambassade Defensie is daarmee bezig. Actiepunt handhaven.

Agendapunt 3: VRP Talencentrum Defensie (REO/14.00263) Inleiding De projectleider, mevrouw Bos, legt uit dat het c-VRP, naar aanleiding van de bijeenkomst van het IO REO DEF van 24 oktober 2013 is aangepast en uiteindelijk is omgezet in een VRP. Vervolgens is dit VRP uitvoerig besproken met de TRMC TCD. Dit heeft geleid tot een aantal adviezen zoals verwoord in de aanbiedingsnota van het VRP. De projectleiding heeft deze adviezen overgenomen. Een van de belangrijkste adviezen van de TRMC was om nog eens te kijken naar de uitkomst van de herziene conversievergadering. Dat is gebeurd en dat heeft geleid tot een kleine aanpassing van de FVT. Uiteindelijk heeft de TRMC een positief advies geformuleerd. Zoals afgesproken in het IO REO DEF ligt het VRP nu, met het advies van de TRMC, ter behandeling voor in de werkgroep REO. Het gaat om versie 1.1 van het VRP d.d. 10 april 2014. Commentaar op hoofdlijnen De heer Stassen zegt uit gesprekken met de achterban begrepen te hebben dat er binnen de TRMC onenigheid is geweest omdat sommige MC’s vonden dat ze onvoldoende ruimte kregen om zaken in te brengen. Dat heeft ertoe geleid dat de voorzitter van de TRMC is opgestapt, waarna het overleg opnieuw is gestart met een andere voorzitter. Binnen dat hernieuwde overleg zijn echter opnieuw spanningen ontstaan. Die waren van die aard dat de MC vertegenwoordiger van de KMSL, 4/17


die ook de MC Staf CLSK vertegenwoordigt, een minderheidsstandpunt moest innemen omdat de TRMC niet genegen was zijn standpunt over te nemen. Dat is ongebruikelijk en volgens het AC ook niet goed, want dat betekent dat men eigenlijk niet tot overeenstemming is kunnen komen over dit plan. De vraag is hoe men daarmee om dient te gaan. Spreker komt daar bij de verdere behandeling van het plan op terug. De tweede algemene opmerking van de heer Stassen betreft de aanpassingen aan de FVT naar aanleiding van de herziene conversievergadering. Spreker kan in de aangeboden stukken niet zien waar die aanpassingen zijn aangebracht. Het was beter geweest dit te markeren. Tenslotte uit spreker zijn verontwaardiging over het feit dat het personeel wederom geconfronteerd wordt met een enorme verplaatsing. Het personeel is eerst geplaatst geweest in Ede, is toen verhuisd naar ’t Harde en wordt nu weer geacht naar Breda te verhuizen. Dat is de derde keer in vijf jaar tijd. Dat is onfatsoenlijk personeelsbeleid. Het AC heeft hier eerder zijn zorgen over geuit en wil hier bij de behandeling van het plan afspraken over maken. De heer Klaassen geeft aan dat de ACOP zich volledig aansluit bij het commentaar van het AC. De heer Kropf verwijst naar de opmerkingen die hij aan het begin van de vergadering heeft gemaakt. Verder heeft hij geen commentaar. Hij deelt wel de verontrusting van het AC en de ACOP. De heer Van Sprang sluit zich aan bij de opmerkingen van het AC. Ook zijn achterban heeft grote moeite met de verplaatsingen. Verder is het opmerkelijk dat de TRMC niet tot een eenstemmig advies kan komen. Dit wijst erop dat er toch iets niet klopt aan dit plan. De voorzitter stelt voor om in te gaan op de drie hoofdpunten die de centrales noemen: 1) het functioneren van de medezeggenschap; 2) de aanpassingen in de FVT als gevolg van de herziene conversievergadering; 3) de problematiek van de standplaatswisseling. De heer Klaassen noemt nog een vierde punt. Dat heeft te maken met de specifieke deskundigheid die nodig is op het gebied van het militair technisch Engels. De centrales zien deze deskundigheid onvoldoende terug in de functiebeschrijvingen en in het plan. De heer Schipper komt terug op het eerste punt. De opmerking die het AC heeft gemaakt gaat niet over het functioneren van de medezeggenschap. Dat men het onderling oneens is gebeurt wel vaker. Wat men niet zo vaak ziet, is dat er in een advies een minderheidsstandpunt wordt verwoord, maar ook daar heeft het AC op zich geen moeite mee. Waar het de centrale om gaat, is de manier waarop er met dit minderheidsstandpunt wordt omgegaan. De MC vertegenwoordiger van de KMSL/Staf CLSK maakt een aantal belangrijke opmerkingen. Daar mag Defensie niet zomaar aan voorbij gaan. De voorzitter begrijpt dat de kernvraag is: wat is er concreet gedaan met het minderheidsstandpunt dat als bijlage bij het advies van de TRMC zit? Mevrouw Bos gaat in op de vier genoemde hoofdpunten. 1) Wat is er concreet gedaan met het minderheidsstandpunt binnen de TRMC? Daar is herhaaldelijk uitvoerig over gesproken. Dat was ook één van de redenen waarom het proces lang heeft geduurd. Er is ook invulling aan gegeven. Vanuit de TRMC kwamen signalen dat in de conversievergadering een functiebeeld niet volledig naar voren was gekomen. Uit zorgvuldigheidsoverwegingen is toen 5/17


besloten om opnieuw een conversievergadering te houden in aanwezigheid van alle TRMCvertegenwoordigers. Het feit dat er een herziene conversievergadering heeft plaatsgevonden had dus niets te maken met de wisseling van voorzitters bij de TRMC, aldus spreekster. De heer Stassen is het daar niet mee eens. Volgens hem was er wel degelijk een relatie. De eerste voorzitter was namelijk niet bereid om de conversievergadering te herzien, de tweede wel. 2) De herziene conversievergadering heeft geleid tot een aanpassing van de codering van een zestal functies: de docent schaal 10-functies en de docent Russisch-functies. 3) Vijf functies krijgen te maken met een standplaatswisseling: twee vertalerfuncties die bezet zijn, twee docentenfuncties die bezet zijn en een accountmanagerfunctie. Voor de medewerkers zijn maatwerkafspraken mogelijk. Dat staat ook in hoofdstuk 7 van het VRP. Een van de mogelijkheden is het aanbieden van aanlandplekken. Voor het vertaalwerk is daar specifieke software voor nodig, die nu nog niet overal beschikbaar is. Dat wordt nog geregeld. Tot die tijd kunnen de vertalers op het PKC blijven. Als deze locatie niet meer beschikbaar is, dan kunnen ze naar de Frederikkazerne. Dat is eveneens in Den Haag. De taaldocenten hebben te maken met locatie gebonden en niet locatie gebonden lesactiviteiten. Locatie gebonden lesactiviteiten zijn gekoppeld aan scholen. Voor het CZSK is er geen fullitime functie in Den Helder. De werkzaamheden worden daar uitgevoerd als ze nodig zijn. Voor de docenten Russisch geldt in beginsel dat ze daar les geven waar de grootste groep studenten is. Met de medewerkers die op een code 1 of code 2 functie zitten, is al gesproken over mogelijke maatwerkoplossingen. Nadere afspraken zullen worden gemaakt bij het personeelsvullingsplan. De medezeggenschap is op dit punt tevreden gesteld. Dat neemt niet weg, aldus de heer Stassen, dat het personeel de standplaatswijziging als een groot probleem ervaart. Daar zijn diverse klachten over binnengekomen. De passage die in hoofdstuk 7 is opgenomen over maatwerkoplossingen is te beknopt en te vaag. Daar willen de centrales in deze vergadering meer concrete afspraken over maken. De voorzitter zegt dit toe. 4) De eisen die worden gesteld aan de docenten Engels bij het CLSK zijn aangescherpt. Aan de functiebeschrijving van de docenten Engels schaal 10 die bij de KMSL worden geplaatst is toegevoegd dat deze medewerkers een specifieke cursus moeten hebben gevolgd op het gebied van luchtvaart technisch Engels. De heer Klaassen leest in de aanbiedingsbrief dat de afspraken die hierover zijn gemaakt met het CLSK zijn vastgelegd in een nota Nota C-NLDA aan C-KMSL “IST en SOLL reorganisatie TCD d.d. 1 november 2013). De centrales willen graag over deze nota beschikken. Mevrouw Bos zegt deze nota aan de centrales te zullen sturen. De heer Stassen verzoekt mevrouw Bos om duidelijk te maken wat er met het standpunt van een minderheid binnen de TRMC is gedaan. Dat is in de voorliggende stukken niet te zien. Mevrouw Bos zegt zich niet te herkennen in de opmerking die is gemaakt over het proces met de medezeggenschap. Voor het overige zijn alle specifieke punten die in de bijlage bij het advies staan, aan de orde geweest. De voorzitter begrijpt dat een aantal van de punten uit het minderheidsstandpunt is overgenomen. Het probleem is dat dit niet zichtbaar is. 6/17


Mevrouw Bos legt uit dat het minderheidsstandpunt ook pas op het allerlaatste moment aan het advies is toegevoegd. De laatste interne bijeenkomst van de TRMC was op 22 april 2014. Na afloop van deze bijeenkomst dacht iedereen dat er unaniem positief advies was. Op 24 april 2014 lag er echter plots dit definitief advies met bijlage. Dit definitief advies is gebaseerd op het voorliggende VRP d.d. 10 april 2014. De voorzitter zegt dat men in dat geval zou verwachten dat de TRMC in haar advies zou aangeven dat een aantal elementen is aangepast naar aanleiding van het minderheidsstandpunt. Mevrouw Bos antwoordt dat de TRMC dat ook heeft overwogen. Omdat de overige leden van de TRMC zich echter niet herkenden in het standpunt van de MC vertegenwoordiger van de KMSL/ Staf CLSK is besloten om het minderheidsstandpunt niet in het advies op te nemen. De voorzitter merkt op dat dit wel voor verwarring zorgt. Het beeld is nu dat er helemaal niet naar het minderheidsstandpunt is geluisterd, terwijl er wel een aantal elementen uit is overgenomen. Als een minderheid binnen de medezeggenschap een wijziging voorstelt die past binnen het beleid, dan is het de verantwoordelijkheid van de werkgever om het plan daarop aan te passen. De heer Stassen vraagt de projectleider om op papier te zetten wat er van het minderheidsstandpunt is overgenomen en wat niet. Dat is nu voor de centrales niet duidelijk. De heer Kropf zegt dat dit zeker geldt voor de wijziging in de functiebeschrijving van de docent Engels aan de KMSL. Dat was in het IO REO DEF een stevig punt van discussie. In de opsomming van de aanpassingen die in aanbiedingsbrief wordt genoemd, komt deze wijziging echter niet voor. Dat maakt het lastig voor de centrales. De voorzitter is het daarmee eens. Voor de afweging die partijen in deze vergadering moeten maken, is het beter om een compleet overzicht te hebben van alle wijzigingen die in het plan zijn aangebracht. Paginagewijze bespreking van het VRP Blz. 9 3.4 Organisatie en formatie De heer Klaassen wijst op mogelijke negatieve rechtspositionele gevolgen van de “verschillende omklapmomenten” [1e alinea] en “het tijdelijk aanhouden van de functies die bij de reorganisatie TCD zijn betrokken in de organisatie, tot het oprichtingsmoment TCD” [2e alinea]. Mevrouw Bos antwoordt dat de omgeving van de medewerkers in het taaldomein is gereorganiseerd maar dat de medewerkers zelf hun organieke functie behouden. De normale commandolijnen zijn hiermee verdwenen. Om te voorkomen dat deze medewerkers gaan ‘zweven’, zijn voor allen individuele afspraken gemaakt met hun omgeving zodat zij een verantwoordelijk commandant hebben. De heer Stassen merkt op dat die medewerkers eerder in een black box zijn geplaatst in de VRP-en van de betrokken krijgsmachtdelen. 3.5 Management en ondersteuning 1e alinea De heer Schipper vraagt welke scholen worden bedoeld met “desbetreffende scholen”. De voorzitter zegt een toelichting toe.

7/17


Blz. 11 3.8 Integriteit De heer Van Sprang vraagt wat een integriteitcheck inhoudt. Mevrouw Bos antwoordt dat zowel door de adviesgroep die bestond uit medewerkers uit het taaldomein als door de medezeggenschap aandacht is gevraagd voor de integriteit van de medewerkers die zijn betrokken in het reorganisatieproces. De leden van de adviesgroep zelf vallen ook onder deze reorganisatie en dat vereist extra aandacht. De heer Schipper begrijpt hieruit dat men belangenverstrengeling bij personen wil voorkomen. Maar deze situatie doet zich vaker voor bij projectorganisaties en het is evident dat men in dat proces integriteit moet betrachten. Hiermee wordt feitelijk aangegeven dat een lid van een adviesgroep of een projectorganisatie kan worden verzocht daaruit te vertrekken omdat de integriteit in het geding zou komen. De voorzitter stelt voor de eerste zin te schrappen en de tweede zin te vervangen door: “In voorkomend geval kan een beroep worden gedaan op een integriteitadviseur als ondersteuning en kan een risicoanalyse of een quickscan worden aangevraagd bij COID.” 3.10 Risico’s 3.10.a Intensivering en modernisering SPOT = Standaardisering Opleidingsproces Volgens de heer Van Sprang verloopt de ontwikkeling van ICT/IV binnen Defensie in de regel minder voorspoedig dan men op voorhand aanneemt. Mevrouw Bos antwoordt dat naast de oprichting van het TCD, ook opdracht werd gegeven tot modernisering en intensivering van het taalonderwijs. Daarbij is digitale ondersteuning noodzakelijk en daarvoor is het TCD afhankelijk van de ICT/IV bij Defensie. Overigens kan het primaire proces zonder meer doorgaan maar is de verbetering van dat proces wel afhankelijk van de ICT. Enige vertraging is daardoor niet uit te sluiten. De heer Schipper herinnert aan de toezegging van Defensie additionele maatregelen te treffen voor SPOT wanneer de ICT het zou laten afweten. Mevrouw Bos licht toe dat de automatisering van de bedrijfsvoering onafhankelijk werkt van SPOT. De NLDA gaat werken met SPOT Light. Dat biedt het TCD meer mogelijkheden om de beoogde modernisering door te voeren en de internetbeperkingen van SPOT te vermijden. JIVC houdt zich nu bezig met de ICT t.b.v. de bedrijfsvoering van het TCD. De transitiecapaciteit wordt niet geleverd door de NLDA maar door de leverende eenheden, aldus mevrouw Bos. 3.10.b Automatisering bedrijfsvoering De heer Kropf wijst op de verkeerde nummering in de kop. De heer Kropf stelt vast dat de afspraak die hierover is gemaakt in het IO REO DEF van 24 oktober 2013 niet is overgenomen. Hij citeert:“De voorzitter zegt toe een zinsnede op te nemen in de trant van: “Indien een volledig geïntegreerde en geautomatiseerde bedrijfsvoering niet gerealiseerd kan worden voor het omklapmoment, dan zal de C-NLDA maatregelen nemen om te vermijden dat het zittend personeel extra wordt belast.” De centrales wilden in het IO REO DEF de oorspronkelijk voorgestelde kan-bepaling vervangen zien door een verplichting. Nu staat hier opnieuw ‘kunnen’. 8/17


De centrales vroegen eerder om de realisering van transitiecapaciteit, bijvoorbeeld door DTMfuncties. Defensie wees dat echter van de hand. Het verbaast de heer Kropf dan ook dat er nu wel transitiecapaciteit is. Mevrouw Bos antwoordt dat deze is toegevoegd na overleg met de medezeggenschap en de twee betrokken medewerkers in de bedrijfsondersteuning. Op verzoek van de heer Kropf schorst de voorzitter de vergadering. Schorsing De voorzitter heropent de vergadering. De heer Kropf legt uit dat de centrales om een schorsing te hebben gevraagd omdat ze de indruk kregen dat het VRP is aangepast om maatwerk mogelijk te maken. Maatwerk is een P-zaak en daar kan pas toe worden besloten nadát een VRP is vastgesteld en in overleg met de centrales. Een tweede reden om te schorsen was dat in de tweede zin van paragraaf 3.10.b opnieuw “kunnen” staat in plaats van “zullen”. Verder zijn de centrales van mening dat DTM-functies terug te vinden moeten zijn in de FVT. Daarmee kan de invulling van deze functies worden getoetst in de BCO. Mevrouw Bos zegt toe in paragraaf 3.10.b “kunnen” te vervangen door “zullen”. Bij de behandeling van de FVT zal mevrouw Bos de transitiecapaciteit aanwijzen. Het gaat om twee ondersteuningsfuncties. Blz. 13 5.2 Betrokken medezeggenschapscommissies bij de reorganisatie Voetnoot Naar aanleiding van een vraag van de heer Kropf legt mevrouw Bos uit dat de voorzitter van de MC Staf CLSK ermee heeft ingestemd dat de vertegenwoordiger van de MC KMSL tevens de MC Staf CLSK vertegenwoordigt. De vertegenwoordiger van de MC KMSL heeft dus twee stemmen. De stemverhouding in het definitieve advies is ook gebaseerd op de twee stemmen die de vertegenwoordiger van de MC KMSL uitbracht. Het negatieve advies werd dus in feite uitgebracht door twee MC’s, te weten de MC KSML en de MC Staf CLSK. De heer Kropf geeft aan dat die stemverhouding duidelijk moet worden aangegeven in de tabel. De voorzitter zegt dat toe. Blz. 16 6.1.3 Beschrijving van de eenheden O&T – taalcapaciteit 1e alinea – laatste zin De heer Kropf herinnert aan het IO REO DEF waarin de centrales om concrete informatie vroegen inzake de taalcapaciteit luchtvaarttechnisch Engels en de opbouw van taaltoetsen. De ‘ref. 27’ is de centrales onbekend. Mevrouw Bos antwoordt dat met de TRMC is afgesproken om deze zinsnede aldus in het VRP op te nemen. De nota waaraan wordt gerefereerd, stuurt Defensie nog toe. De heer Kropf zegt er geen bezwaar tegen te hebben om deze nota achteraf te behandelen. Zolang dat nog moet gebeuren, is het voorliggende VRP voor hem echter incompleet en zal hij zijn oordeel 9/17


daarover moeten opschorten. Het is voor spreker niet nodig om de hele nota in het VRP op te nemen. Het volstaat om de kern weer te geven zodat duidelijk wordt op welke wijze zal worden voldaan aan de eisen op het gebied van luchtvaart technisch Engels. De heer Schipper stelt voor om niet alleen te verwijzen naar de nota, maar ook naar de afspraken die met de C-KMSL zijn gemaakt om te borgen dat aan de kwaliteitseisen voor de docenten Engels bij de KMSL zal worden voldaan. Dit is trouwens ook één van de punten die is overgenomen uit het minderheidsstandpunt van de medezeggenschap. De voorzitter zegt toe om de laatste zin van deze alinea in die zin aan te passen. Blz. 20 Managementteam Laatste zin De heer Kropf merkt op dat indien één van de in de tabel genoemde medewerkers optreedt als vaste plaatsvervanger voor de C-TDC, dat onderdeel is van diens functie. De centrales zien dat in de functiebeschrijving en functiewaardering echter niet terug. Mevrouw Bouwman legt uit dat een plaatsvervangend commandant iets anders is dan een waarnemer. Een plaatsvervangend commandant werkt structureel als plaatsvervanger, ook als de commandant aanwezig is. Een waarnemer neemt taken van de commandant alleen waar bij diens afwezigheid. Als dat voor een langere periode is, dan ontvangt men daar een tegemoetkoming voor, maar iemand waarnemen is geen onderdeel van de functie, ook niet als men dit structureel doet. Mevrouw Bos geeft aan dat het in dit geval gaat om een waarnemer. Afgesproken wordt om dat in de tekst te verduidelijken. Blz. 28 7.2 Werving en selectie Laatste alinea Naar aanleiding van een vraag van de heer Schipper wordt besloten om in de laatste zin “binnen afzienbare tijd” te schrappen. Blz. 29 7.3 Werken bij het TCD Laatste alinea De heer Kropf wijst erop dat in het IO REO DEF is toegezegd om in de eerste zin de woorden “of leslocatie” te schrappen. Voor iemand die een vaste plaats krijgt op een leslocatie, is die leslocatie immers de standplaats. Verder vindt hij de laatste zin inzake de maatwerkoplossingen te vrijblijvend. De voorzitter zegt toe dat in de eerste zin de woorden “of leslocatie” zullen worden geschrapt. De tweede zin zal worden gewijzigd in “Indien de afstand tussen de huidige en de toekomstige standplaats onredelijk lang wordt, worden er maatwerkoplossingen getroffen”. De heer Stassen vraagt aandacht voor een suggestie van de groep docenten die nu in ’t Harde werkt. Deze medewerkers vragen zich af of het niet mogelijk is om de locatie Ermelo waar de KMS heen verhuist zo in te richten dat ook zij van daaruit hun werk kunnen doen. Dan worden de klanten van het TCD in deze regio makkelijk bediend en hoeven zij niet telkens vanuit Breda te reizen naar de locatie waar ze les moeten geven. Mevrouw Bos zegt al in overleg te zijn met de KMS over de inrichting van aanlandplekken voor het TCD in Ermelo. Ook heeft overleg plaats over de inrichting van talenpractica. 10/17


Afgesproken wordt om aan het einde van deze alinea een zin op te nemen over het realiseren van aanlandplekken bij de KMS in Ermelo. Blz. 32 8.4 Implementatieperiode Fase 1 De heer Kropf stelt dat Defensie over het vullen van sleutelfuncties eerst overleg moet voeren met de centrales. De voorzitter antwoordt dat de laatste zin (‘Daarom heeft de […] functie van C-TCD.’) zal worden geschrapt. 8.5.1 Infrastructuur Op voorstel van de heer Stassen zal hier worden verwezen naar de inrichting van aanlandplekken in Ermelo. 9. Voorstel tot evaluatie 1e alinea De heer Kropf herinnert aan de opmerking in het IO REO DEF dat het gaat om de evaluatie van de reorganisatie van het TCD. Deze evaluatie moet worden besproken door de MC en het HDE van het TCD. De voorzitter zegt een aanpassing toe. Laatste alinea De heer Kropf herinnert aan de afspraak in het IO REO DEF de laatste alinea te schrappen omdat deze onjuist is. De voorzitter zegt dit toe. Functiebeschrijvingen Docenten Engels aan de KMSL De heer Kropf vraagt of de functiebeschrijvingen niet moeten worden aangepast naar aanleiding van de opmerkingen die zijn gemaakt over de luchtvaart technische opleidingseisen. Die opmerkingen hadden niet alleen betrekking op het lesgeven, maar ook op de ondersteuning die deze medewerkers verlenen bij het opstellen van examens. Ook daar is een gedegen kennis van het luchtvaart technisch Engels voor nodig. Mevrouw Bos antwoordt dat het verlenen van ondersteuning bij het opmaken van examens een onderdeel is van de functiebeschrijving van alle docenten. Dit is een algemene functie-eis bij de schalen 11 en 12. In de functiebeschrijving van de docenten Engels bij de KMSL staat dat deze medewerkers een specifieke cursus van de MLA gevolgd dienen te hebben. FVT (REO/14.00263 bijl.3) Desgevraagd door de heer Stassen legt mevrouw Bos uit welke functies van schaal zijn gewisseld en waarom. Ist Arbeidsplaatsnummer 4020429, Docent Rapp Ned/Eng burger schaal 11, 0,6 Russisch Mevrouw Bos legt uit dat er nu twee docenten Russisch zijn. Eén van deze functies komt terug op dezelfde schaal; de andere niet. Dit leidt tot een code 2 min situatie. Dat was eerst code 4, maar dat is code 2 min geworden op grond van aanvullende informatie over het functiebeeld. 11/17


De heer Stassen stelt dat bij deze reorganisatie de functienaam van deze Docent Rapp Ned/Eng, 0,6 Rus, gelijk gesteld had moeten worden met de Ist-functie Docent talen, Russisch. Onder de huidige functienaam Docent Rapp Ned/Eng, 0,6 Rus, verdwijnt deze functie en zou code 4 zijn toe te passen. Mevrouw Bos antwoordt dat in de conversievergadering in aanwezigheid van het UB O&F is besloten om voor de functie van Docent Rapp Ned/Eng burger schaal 11, 0,6 Russisch, niet de functiebeschrijving van de Docent Rapp Ned/Eng te gebruiken, maar uit te gaan van de werkelijke situatie. Het functiebeeld van de functie Docent Rapp Ned/Eng, 0,6 Rus, is totaal anders dan die van de functie Docent Rapp Ned/Eng, 0,4 ned. Beide functies staan echter op deze wijze in het systeem. De heer Stassen merkt op dat dit onnavolgbaar is. Hij begrijpt wat er is gebeurd, maar het blijft vreemd dat op één van de twee functies Docent Rapp Ned/Eng een docent zit die Russisch geeft. Bij een reorganisatie moeten zulke zaken eerst geactualiseerd worden. Soll Volgnummer 23 medior Docent (Russisch), schaal 11, 1.0 Volgnummer 30, Docent (Russisch), schaal 10, 0,5 De heer Stassen vraagt wat het verschil is tussen deze functies. Mevrouw Bos antwoordt dat hiermee de indeling wordt gevolgd van alle docentenfuncties. De medior (schaal 11) heeft naast het geven van taalonderwijs andere taken en verantwoordelijkheden die de docent (schaal 10) niet heeft. In de Ist is er vanuit gegaan dat er twee docenten Russisch zijn in schaal 11: - Docent talen, Russisch (arbeidsplaatsnummer 4020424) - Docent Rapp Ned/Eng, 0,6 Rus (arbeidsplaatsnummer 4020429) In de Soll zijn er twee docenten Russisch, één in schaal 11 en één in schaal 10. Dat leidt tot een code 2 min situatie. De heer Stassen informeert naar de plaatsingsvolgorde van de twee docenten Russisch die nu in schaal 11 zitten. Mevrouw Bos antwoordt dat de fulltime docent talen, Russisch, over kan gaan naar de Soll-functie 23 medior Docent (Russisch). De docent Rapp Ned/Eng, 0,6 Rus, kan solliciteren naar Soll-functie 30, Docent (Russisch), schaal 10. De heer Stassen merkt op dat deze laatste functionaris er dan wel op achteruit gaat, zowel qua uren als qua schaal. Hij voorziet dat de centrales daar in de BCO op terug zullen komen. De heer Kropf zegt dat de centrales hechten aan één code voor gelijksoortige groepen van functies. Het verbaast hem dan ook zeer om in deze FVT onder arbeidsplaatsnummer 4020429 één functie te zien met verschillende codes. Probleem is hier volgens de heren Kropf, Schipper en Stassen dat deze functie wordt vervuld door twee medewerkers met totaal verschillende werkzaamheden. Zoals eerder gezegd, Defensie had eerst de Ist moeten aanpassen aan de werkelijke situatie en een nieuw arbeidsplaatsnummer moeten aanmaken. Eerst wanneer de Ist correct is, kan men overgaan tot de Soll. De nu ontstane situatie leidt tot verschillende transitiecodes en daarmee tot rechtsongelijkheid tussen de medewerkers op dat ene arbeidsplaatsnummer. De centrales zullen dat in de BCO aan de orde stellen.

12/17


De heer Kropf merkt met betrekking tot de twee functies onder arbeidsplaatsnummer 4020429 op dat een eventuele verschuiving van de omklapdatum, ook gevolgen zou kunnen hebben voor de ontslagvolgorde. De voorzitter stelt na enige discussie vast dat louter moet worden uitgegaan van de O-kant. Dat zal ertoe leiden dat de functies op arbeidsplaatsnummer 4020429 beide transitiecode 4 krijgen. Ist Arbeidsplaatsnummers 4020422 t/m4020426, functies Docent talen in schaal 11 De heer Kropf begrijpt dat dit één functiegroep is met één algemene functiebeschrijving. Dat zou moeten leiden tot één transitiecode, terwijl er nu verschillende transitiecodes zijn toegekend. Mevrouw Zonneveld geeft aan dat in de conversievergadering is besloten om voor de docent talen Russisch af te wijken van de functiebeschrijving en uit te gaan van de functiebeelden. Daarbij kijkt men niet alleen naar wat op papier staat, maar ook naar wat een medewerker daadwerkelijk doet. Dit was met name nodig bij de capaciteit voor het Russisch. Dit is gebeurd mede op advies van het UB O&F. De heer Kropf merkt op dat een dergelijke stap alleen gezet kan worden indien de Ist van te voren is aangepast door van de functie docent talen Russisch een unieke functie te maken. Maar zoals gezegd heeft Defensie dat nagelaten en dan moet er op grond van de regelgeving voor deze groep één transitiecode zijn. Na enige discussie spreken partijen het volgende af: - de code van de functie op arbeidsplaatsnummer 4020424 (docent talen Russisch) wordt gewijzigd in code 4; - de code van de eerste functie op arbeidsplaatsnummer 4020429 wordt gewijzigd in code 4; - in de Soll wordt op volgnummer 23 de transitiecode van de functie veranderd in code 3; - aan de P-kant zullen er maatwerkafspraken worden gemaakt in de BCO. Transitiecapaciteit, Datum Tot en Met (DTM) functies in de FVT Mevrouw Bos noemt de DTM-functies in de Ist: - arbeidsplaatsnummer 4004230, Mdw. Administratieve Vertalingen; - arbeidsplaatsnummer 4020433, Medewerker planningsbeheer. De heer Kropf verzoekt de projectleider om in de kolom opmerkingen bij deze functies aan te geven dat deze functies een uitgestelde vervaldatum hebben. Deze twee functies vervallen immers niet op de omklapdatum, maar pas per 31 december 2015. Het is voor de centrales belangrijk om dat in de FVT vastgelegd te zien want dat betekent dat de medewerkers die nu op deze functies zitten wél beschikbaar zijn voor verplaatsing en dat ze, bij een eventuele sollicitatie, ook een voorkeurspositie hebben van zachte herplaatser. Mevrouw Bos merkt op dat Defensie de DTM 31 december 2015 ziet als uiterste datum. Er wordt gestreefd naar een eerdere datum, namelijk zodra de bedrijfsvoering dat toelaat. Dat was ook een verzoek van de TRMC. De heer Kropf zegt dat de centrales vasthouden aan de DTM van 31 december 2015. Dat heeft voor de betrokken medewerkers het voordeel dat zij enerzijds tot deze datum het recht op deze functie behouden, maar dat ze er anderzijds niet aan gebonden zijn, aangezien de functie komt te vervallen.

13/17


De voorzitter zegt toe dat de DTM 31 december 2015 wordt aangegeven in de kolom Opmerkingen in de FVT. Samenvatting De voorzitter stelt vast dat de volgende afspraken zijn gemaakt: - Defensie zal alle aanpassingen die zijn afgesproken verwerken in het VRP. - Er komt een aparte paragraaf waarin Defensie aangeeft wat er is gedaan is met het minderheidsstandpunt binnen de medezeggenschap. - Bij paragraaf 6.1.3 O&T-taalcapaciteit zal een samenvatting worden gegeven van de nota vermeld bij referte 27 en verwezen worden naar de afspraken die met de C-KMSL zijn gemaakt over het luchtvaart technisch Engels. - Als er, ten gevolge van de standplaatswijzigingen, problemen zijn met reistijden zullen in de BCO maatwerkafspraken worden gemaakt. Deze afspraak geldt alleen voor deze reorganisatie. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling hiermee een precedent te scheppen. Op verzoek van de centrales wordt de vergadering geschorst. Schorsing De voorzitter heropent de vergadering. De heer Schipper deelt mee dat de centrales, met inachtneming van alle gemaakte opmerkingen, instemmen met het VRP TCD, mits ze het aangepaste VRP nog eens aangeboden krijgen met een pieptermijn van 14 dagen. De voorzitter gaat daarmee akkoord. Defensie heeft nog wel een verzoek. Er komen vier of vijf sleutelfuncties. Deze plekken zijn nog niet gevuld, maar binnen de organisatie weet ieder om welke functies het gaat. Er zijn ook al reacties op binnengekomen. Defensie wil deze functies graag vullen zodat de nieuwe organisatie kan worden opgebouwd. Mevrouw Bos zegt dat met toestemming van de TRMC een aantal sleutelfuncties is gepubliceerd. Daar is op gereageerd, maar na drie weken is het proces bevroren omdat het traject langer liep dan verwacht. Daar is het personeel over geïnformeerd. Er zijn dus nog geen besluiten genomen. Er is ook nog aan niemand een functie toegezegd. De heer Schipper stelt voor om toch de pieptermijn in acht nemen en de functies pas toe te wijzen als er volledige instemming is met het plan. Dat moet dan wel met inachtneming van de gemaakte opmerkingen inzake het niet onomkeerbaar zijn. De heer Kropf merkt op dat er bij sleutelfunctionarissen wel eens discussie is als het gaat om de datum bevordering. Waar de centrales aan hechten, is dat de plaatsing van sleutelfunctionarissen pas definitief wordt na de toetsing in de BCO 3 maar dat, als er sprake is van een bevordering, dit ingaat met terugwerkende kracht tot de datum waarop deze medewerkers de functie daadwerkelijk hebben vervuld. Volgens de voorzitter is dit ook de gangbare werkwijze. Het is goed om die bij alle reorganisatietrajecten te hanteren.

14/17


De voorzitter dankt de projectleiding voor hun toelichting. Defensie zal het VRP TCD aanpassen en met een pieptermijn van 14 dagen aan de centrales aanbieden. Zodra de centrales definitief met het plan hebben ingestemd, wordt het als DRP vastgesteld en kan het BCO-traject beginnen. (Noot secr.: het aangepaste VRP is op 5 juni 2014 aan de werkgroep REO aangeboden met een pieptermijn tot 19 juni 2014 – zie REO/14.00331).

Agendapunt 4: Rondvraag en sluiting Brief Defensie over samenloop reorganisaties (REO/14.00187) De heer Schipper zegt het eens te zijn met de constatering in de brief dat het grootste deel van de reorganisaties uit de Beleidsbrief van 2011 is afgerond. Voor veel van deze reorganisaties breekt nu de evaluatiefase aan. Daarbij signaleren de centrales iets waar ze ernstig bezwaar tegen maken en dat is dat evaluaties worden vermengd met andere taakstellingen. Spreker geeft een aantal voorbeelden. In het beleidsvoornemen reorganisatie FBD (REO/14.00094) staat: “Met de startbrief Reorganisaties Defensie 2011 is aan het CDC de toegekende Numerus Fixus (NF) bekend gesteld. Binnen het CDC zijn de NF onderverdeeld per onderdeel. Zo heeft ook het FBD haar NF toegewezen gekregen.” Hier wordt de toewijzing van de NF dus meegenomen in een mogelijke reorganisatie die gaat plaatsvinden naar aanleiding van de evaluatie van een vorige reorganisatie. Dat is niet goed. Een organisatie moet eerst grondig worden geëvalueerd voordat men daar conclusies uit kan trekken en eventueel een nieuwe opdracht kan uitvoeren. Als tweede voorbeeld noemt spreker het beleidsvoornemen ‘Vergroten capaciteit KMS’ bij het CLAS (REO/14.00232). Daarin is sprake van een intensivering van de KMS met 78 VTE’n. Spreker heeft de indruk dat andere onderdelen van het OTCo van het CLAS daar functies voor moeten inleveren. Dat kan, maar deze onderdelen zijn ook allemaal tot stand gekomen na een reorganisatie uit de Beleidsbrief van 2011. Zij hebben nog niet de kans gekregen de reorganisatie te evalueren en te beoordelen of hun organisatie staat of niet. Ook in dit geval wordt de evaluatie dus belast met een nieuwe taakstelling. Daar hebben de centrales grote moeite mee. De centrales begrijpen wel dat als gevolg van een politiek besluit reorganisaties kunnen gaan samenlopen. Dan kan het ook zijn dat de ene reorganisatie nog niet is geëvalueerd, terwijl de andere al op stapel staat. Daar is dan niets aan te doen. Ook in dat geval geven de centrales echter altijd het advies aan de medezeggenschap en het HDE om toch de hoofdlijnen van de evaluatie op te pakken. Defensie moet evaluaties echter niet zelf op voorhand gaan belasten met allerlei taakstellingen. Bij alle organisaties die voortkomen uit reorganisaties uit de Beleidsbrief van 2011 heeft een reductie van VTE’n plaatsgevonden. Voordat men deze organisaties weer nieuwe taakstellingen oplegt, moet men eerst tot de conclusie zijn gekomen dat deze organisaties functioneren. Dat kan alleen op basis van evaluaties. Die dient Defensie te respecteren en niet te vermengen met allerlei andere taakstellingen. De heer Stassen voegt eraan toe dat er ook bij het CZSK nieuwe beleidsvoornemens en VRP’n worden uitgebracht waarin de Ist en de Soll alweer zijn gewijzigd voordat er een evaluatie heeft plaatsgevonden. De voorzitter zegt dat het signaal duidelijk is. De evaluatiefase komt voort uit het URD en is bedoeld om na verloop van enige tijd te kijken of de doelstellingen van een reorganisatie zijn 15/17


gehaald. De uitkomsten van een evaluatie kunnen aanleiding zijn voor een nieuwe reorganisatie maar het is niet goed om deze trajecten door elkaar te laten lopen. Spreker zal dit signaal doorgeven binnen de organisatie Sluiting De voorzitter sluit de vergadering.

16/17


Actiepuntenlijst bij het verslag van het overleg d.d. 15 mei 2014

Nr.

Onderwerp

Korte omschrijving acties

Vindplaats

Actienemer

1.

VRP DTD

opnieuw agenderen z.s.m. na behandeling voorzieningenniveau in werkgroep AP

blz. 2 agpt. 2

HDP

2.

VRP EGB


blz. 2 agpt. 2

HDP

3.

VRP TGB


blz. 2 agpt. 2

HDP

4.

F 100 Motorenonderhoud

bespreken in vergadering REO in aanwezigheid van DMO en CLSK: - beleidsvoornemen reorganisatie F 100 Motorenonderhoud (indien gereed) - evaluatierapport PPS F 100 (REO/13.00233)

blz. 2 agpt. 2

HDP

5.

Verplaatsen NSE buiten ambassade

- zorgen dat procedures rond reorganisaties worden nageleefd - zoeken naar maatwerkoplossingen voor betrokken personeel

blz. 2 agpt. 2

HDP

17/17

Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep Reorganisaties Overleg d.d. 15 mei 2014

Recommend Documents