Georganiseerd overleg Sector Defensie Werkgroep Algemeen Personeelsbeleid
G.A. van Herpen-Bartlema inlichtingen 070 - 376 57 79 telefoon
[email protected] e-mail
0 bijlage(n) AP/12.00819 briefnummer G.1.03 zaaknummer 1 november 2012 datum
Verslag van de extra vergadering van de werkgroep Algemeen Personeelsbeleid van 18 oktober 2012, Baljuwzaal van het Centrum voor Arbeidsverhoudingen (CAOP) Lange Voorhout 13 te Den Haag, Aanvang: 15.20 uur, einde 17.20 uur
Aanwezig: Van de zijde van defensie: J.P. de Jong (vz.), R. Deele, E.H. Dekker, F.R.H. van der Hoef, R. Kreeftemeijer, A. Spieseke, t.b.v. ap. 4: R.W.J. Molier, M.C. van Workum; Van de zijde van de centrales: J.J.H. van Hulsen, L.H. Schipper (AC), M. Manschot, W. van den Burg, R. Schilperoort, (ACOP), L.C. van der Hulst, J. Kleian (CCOOP), R.E.W. Pieters (CMHF); Van de zijde van het secretariaat: G.A. van Herpen-Bartlema (CAOP). Agenda (AP/12.00754) 1. Opening, mededelingen en vaststelling agenda. 2. Actualisering URD (AP/12.00761, AP/12.00704, -/12.00714) en Begeleiding en Bemiddeling (AP/12.00609 en -/12.00635). 3. Ontslagbescherming (AP/12.00655). 4. Overgang defensiepersoneel van AFD naar ADR (SOD/12.00327, -/12.00653). 5. Rondvraag en sluiting.
Agendapunt 1: Opening, mededelingen en vaststelling agenda. De voorzitter opent de vergadering om 15.20 uur. Op verzoek van de heer Kleian wordt een extra agendapunt ingelast: Re-integratiebeleid Defensie.
Extra Agendapunt. Re-integratiebeleid Defensie. Volgens de heer Kleian is met de minister een glashelder re-integratiebeleid afgesproken. Spreker constateert dat deze afspraken door krijgsmachtdelen met voeten worden getreden en deelt mee dat de centrales hiervan zo langzamerhand schoon genoeg hebben. Hij zet uiteen dat alle 47 personen van het Remedial Peloton van de KMS een brief hebben ontvangen waarin werd aangegeven dat ze allemaal voor de adviescommissie Aanname en Ontslag (CAO) worden gebracht. Als deze commissie er niet van overtuigd is dat betrokkenen de opleiding mogen voortzetten, moeten ze met de opleiding stoppen. Vervolgens worden betrokkenen die in fase 1 zitten, ontslagen en worden betrokkenen die in fase 2 zitten teruggeplaatst bij de eenheid, die een passende functie moet vinden. Bij navraag door spreker bleek dat de Landmacht een taakstelling heeft waardoor ongeveer 1800 niet op functie beschikbare plaatsen (NBOF-plaatsen) moeten worden ingeleverd. Er komt een nieuwe KMS met één remedial peloton voor alle vier de opleidingseenheden. Volgens spreker telt dat peloton slechts twee kaderleden met een administratieve functie. Betrokkenen kregen later te horen dat er verkeerde brieven waren gestuurd en dat deze niet naar alle 47 betrokkenen tegelijk hadden gemoeten. Het is spreker naderhand gebleken dat er een onderscheid is gemaakt tussen mensen met een sociale of een medische problematiek, mensen die uit de Veva komen, die in fase 1 zitten en mensen die in fase 2 zitten. Er zitten mensen bij met een aandoening die ze hebben opgelopen bij een oefening, tijdens de opleiding. Het past niet om iemand die de Veva-opleiding heeft gevolgd en tijdens de opleiding op de KMS een verwonding heeft opgelopen, het vooruitzicht te geven dat hij wordt ontslagen, aldus spreker. Volgens spreker heeft defensie andere re-integratieverplichtingen afgesproken en kunnen militairen die tijdens de opleiding of een of andere sportactiviteit ziek of geblesseerd raken, niet zomaar worden ontslagen. Spreker vraagt zich overigens af hoe de re-integratiebegeleiding invulling moet krijgen als alle opleidingseenheden bijeen worden gevoegd en er maar één remedial peloton is met twee kaderleden die slechts een administratieve functie hebben. Dat nu wordt gezegd dat degene die in de privé tijd tijdens het sporten (bijvoorbeeld om te kunnen voldoen aan de defensie conditieproef), geblesseerd raakt ‘het hek over gaat’ omdat dat heeft niets met dienst te maken zou hebben, vindt spreker in en in triest. Het is buitengewoon jammer dat de minister van defensie zo’n opvatting heeft. De voorzitter deelt mee dat hij sinds kort kennis heeft kunnen nemen van deze problematiek. Hij stelt dat het re-integratiebeleid zoals dat is afgesproken, met alles wat daarbij hoort, inclusief de opdracht om dit nauwgezet uit te voeren, niet is gewijzigd. Dit betekent dat de organisatie verplicht is dit uit te voeren en daarvoor de nodige middelen beschikbaar moet stellen. Anderzijds heeft ook de militair die moet reintegreren zijn verplichtingen. Er is sprake van bezuinigingen bij de Landmacht, waarbij binnen het opleidings- en trainingscommando, een aantal NBOF plaatsen wordt opgeheven. Door deze maatregel kunnen andere maatregelen worden vermeden, zoals het schrappen van bezette formatieplaatsen. Dit doet echter niets af aan het feit dat reintegratieverplichtingen moeten worden uitgevoerd. Spreker weet dat de KL inmiddels afstand genomen heeft van de bewuste brief. 2/13
Twee dingen zijn essentieel: de reorganisatie is een gegeven, maar het re-integratiebeleid is dat ook. Er moeten nu afspraken worden gemaakt die moeten voorkomen dat mensen niet de zorg ontvangen die de werkgever behoort te geven. Spreker wil daar ook op toezien en stelt voor hem in de gelegenheid te stellen om in overleg met de Landmacht daar nog eens goed naar te kijken. Temeer ook omdat hij nu nog niet alle details heeft vernomen. Spreker heeft begrip voor het feit dat de reorganisatie leidt tot een andere invulling van de remedial pelotons van de KMS, maar herhaalt dat de Landmacht verantwoordelijk is voor een juiste uitvoering van het reintegratiebeleid. De heer Kleian constateert dat de Landmacht, net zoals enige tijd geleden bij het vacaturebeleid, opnieuw eigen beleid voert. Spreker komt zo langzamerhand in de positie dat hij het vertrouwen in de minister gaat verliezen, omdat hij niet weet of de afspraken die vandaag zijn gemaakt, morgen nog gelden. Spreker merkt op de brieven nog steeds niet zijn ingetrokken. Hij heeft de nieuwe brieven die betrokkenen gaan krijgen al wel gezien, maar die zijn zo mogelijk nog veel erger, omdat CAO zich daarbij in de positie stelt van de dokter. Deze gaat namelijk beoordelen of iemand wel of niet de opleiding kan voortzetten, terwijl deze mensen de laatste zes maanden nog geen arts hebben gezien. In dit kader kunnen volgens spreker ook nog wel vraagtekens worden geplaatst bij de invulling van de Wet Poortwachter. De voorzitter begrijpt de zorg van de centrales en deelt deze ook. Hij heeft de problematiek weliswaar in de context geplaatst van een taakstelling waarvoor de Landmacht is geplaatst, maar daarbij ook gesteld dat de minister verantwoordelijk is en blijft voor de re-integratie. Spreker heeft er echter behoefte aan om de gehele problematiek goed in beeld te krijgen en te kijken naar wat er voorligt aan correspondentie. Dit horende, vindt de heer Kleian dat de brief die de mensen hebben ontvangen, onverwijld moet worden ingetrokken. De voorzitter denkt dat dit een passende maatregel zou kunnen zijn, maar hij wil even de tijd hebben om te inventariseren wat er precies is gebeurd. De heer Kleian gelooft niet dat de voorzitter vandaag voor het eerst van deze problematiek hoort, want volgens hem weet de voorzitter er al vanaf het begin van af. De voorzitter zegt dat dit niet zo is. Hij heeft gisteren kennis kunnen nemen van wat er is gebeurd. Hij is bereid om toe te zeggen dat voorlopig alle maatregelen worden opgeschort. De heer Kleian is het hiermee niet eens. Hij vindt het te gek voor woorden dat het personeel van de KMS te horen heeft gekregen dat het remedial peloton uiterlijk 1 december a.s. moet zijn ‘schoongeveegd’. Spreker merkt op dat het om mensen gaat en niet over een stapeltje vuil dat het gebouw uitmoet. Hij vraagt zich af welke gedachten hier achter zitten en welk vertrouwen hij moet hebben in mensen die zich op een dergelijke manier uitlaten over mensen die tijdens de dienst gewond zijn geraakt en hun opleiding niet kunnen voortzetten. De voorzitter herhaalt dat hij de zorg deelt en dat hij even de tijd wil hebben om dit met de Landmacht goed door te nemen. Daarna zal hij hier in het overleg op terugkomen. Gedurende die periode zal hij de Landmacht verzoeken om alle uitvoering op te schorten. De centrales hebben dan de verzekering dat er niets gebeurt in deze periode. Hierop verzoekt de heer Kleian om een schorsing. Na heropening deelt de heer Kleian mee dat de Landmacht al had geconstateerd dat de brief fout is. Hij vindt dan ook dat de brief formeel moet worden ingetrokken. Bovendien roept spreker in de herinnering dat defensie er destijds zeker van was dat het vormen van remedial pelotons een enorme kostenbesparing zou opleveren, omdat men anders relatief nieuwe mensen, duur opgeleid buiten defensie, bijna achteloos zou moeten ontslaan. Dit was het laatste wat defensie wilde, want in dat geval zou er sprake zijn van een desinvestering. In die lijn kan spreker niet volgen dat dezelfde 3/13
minister tot de conclusie komt dat in het kader van bezuinigingen diezelfde pelotons weer kunnen verdwijnen. In reactie hierop zegt de voorzitter dat helder is dat de brief moet worden ingetrokken. Spreker zal daar op toezien. Ook zal er op worden toegezien dat de correctie op de brief recht doet aan de huidige rechtspositie. De op grond van de foutief verzonden brieven geïnitieerde maatregelen, zullen ook worden opgeschort of worden teruggedraaid. T.a.v. de remedial pelotons zegt de voorzitter te hebben begrepen dat er in de nieuwe organisatie KMS ook een dergelijk peloton komt. Weliswaar in een andere maatvoering, maar dat neemt niet weg dat het reintegratiebeleid nog steeds geldt. Re-integratie verdient verreweg de voorkeur ten opzichte van een situatie van desinvestering. In antwoord op de vraag ‘hoe nu verder’ geeft de heer Kleian aan dat nu de brief wordt ingetrokken en er dus niets gebeurt, de voorzitter de tijd mag nemen om e.e.a. af te stemmen met de Landmacht. Als er echter geen bevredigend antwoord komt, kan spreker nu al zeggen dat de CCOOP vanuit het perspectief van algemeen personeelsbeleid niet zal instemmen met de reorganisatie van de KMS. De voorzitter laat weten dat hij er goed naar zal kijken. Hij zal zorgen: 1. voor een zo snel mogelijke beantwoording; 2. dat de brief wordt ingetrokken; 3. dat het opnieuw informeren van het personeel op correcte wijze gebeurt; 4. dat de nieuwe brief voldoet aan de rechtspositionele kaders (pm). De heer Kleian merkt op dat bovenstaande toezegging het formeel juridisch traject betreft. Spreker is echter ook bezorgd over de invloed die de CAO kennelijk heeft op de KMS. Deze commissie meent zich bezig te moeten houden met medische aspecten, maar volgens spreker is dit voorbehouden aan een arts en kan de CAO pas een opvatting hebben over een leerling als er een medische keuring of verklaring aan ten grondslag ligt. Spreker stelt vast dat dit laatste niet aan de orde is. De voorzitter laat weten dat dit aspect deel uitmaakt van de beantwoording. De heer Kleian zegt voorafgaand geïnformeerd te willen worden over de wijze waarop het geheel zal worden uitgevoerd. Spreker tekent hierbij aan dat hij zich normaliter niet met de uitvoering bemoeit. In dit geval, waarin het afgesproken beleid op een flagrante manier wordt geschonden, stelt spreker informatie hierover zeer op prijs, gezien zijn geringe vertrouwen in de organisatie. Hierop zegt de voorzitter toe dat de centrales schriftelijk zullen worden geïnformeerd over de aanpak (pm). Tot slot geeft de heer Van der Burg de voorzitter het volgende mee: Een aantal jaren geleden is besloten om namens de centrales een vertegenwoordiger aan te wijzen die in de sectorraad defensie Ecabo plaatsneemt in het kader van de opleidingen. Het betreft voornamelijk opleidingen die in de ROC’s plaatsvinden t.b.v. de instroom bij defensie. Met name is ook veel energie in gestoken in de VEVA opleidingen. De Landmacht is hiervan de grote trekker en vanuit de consistentie van het beleid vindt spreker het buitengewoon merkwaardig dat in de beoordeling over de kosten, de VEVAmilitair onderaan de lijst hangt. Volgens spreker worden hiervoor veel kosten gemaakt en zou de VEVAmilitair juist degene moeten zijn die prioriteit één zou moeten krijgen. De voorzitter is het hiermee eens en neemt hier nota van.
Agendapunt 2. Actualisering URD (AP/12.00761, AP/12.00704, -/12.00714) en Begeleiding en Bemiddeling (AP/12.00609 en -/12.00635) De voorzitter memoreert dat dit onderwerp al eerder is besproken waarbij is toegezegd dat de bereikte 4/13
overeenstemming in de tekst van het geactualiseerde URD zou worden opgenomen. Correspondentie over en weer heeft geleid tot de brief van 12 oktober 2012 met nr. AP/12.00761. Spreker stelt voor om in het bijzonder te kijken naar de teksten op blz. 15, die zijn toegevoegd n.a.v. de bereikte overeenstemming op 25 september jl. Hij vraagt of de centrales kunnen instemmen met deze teksten. De heer Schilperoort merkt op dat het een juiste weergave is van hetgeen is besproken. De heer Van Hulsen stemt in met de tekst, maar merkt op dat in de vorige vergadering is ook gesproken over het advies van de medezeggenschap. In het tekstvoorstel staan drie vormen van advies genoemd die de medezeggenschap zou kunnen geven. Aangezien de medezeggenschap zelf de inhoud van zijn advies bepaalt, stelt spreker voor alle in de tekst genoemde gradaties te schrappen. Hierop wordt afgesproken om in het tweede tekstblok van par. 4.1 (blz. 11) de tekst vanaf ‘kan worden afgeweken’ te schrappen. Met inachtneming van deze wijziging, stelt de voorzitter vast dat de centrales akkoord gaan met de tekst over de actualisering URD. De aangepaste definitieve versie zal z.s.m. worden toegezonden (pm) Met betrekking tot de begeleiding en de bemiddeling memoreert de voorzitter dat hierover een aantal keren is gesproken. T.a.v. het bewaken van de kwaliteit werd naar voren gebracht dat dit kon door middel van een voortgangsrapportage en een meer omvattende evaluatie. Beide elementen zijn vervat in het aangeboden voorstel. Ook het voorstel voor een klanttevredenheidsonderzoek zit in het stuk vervat. Op verzoek van de heer Kleian zal dit laatste aspect alsnog apart worden benoemd. Er komen dus drie aspecten t.a.v. de kwaliteitsbewaking: - Voortgangsrapportage dat regulier zal worden aangeboden; - Evaluatie na een jaar; - Klanttevredenheidsonderzoek door DCGW, in november 2013. De heer Van Hulsen zegt nog niets inhoudelijks te hebben vernomen over de voortgang. De voorzitter wijst op het voorstel dat onder het kopje ‘rapportage en evaluatie’ is opgenomen in de brief van 11 september 2012 (AP/12.00635) en op de daarbij behorende bijlagen. Bijlage 2 betreft een voorstel voor de voortgangsrapportage en bijlage 3 is een voorstel voor evaluatie en de klanttevredenheidsmeting. De voorzitter stelt vast dat de centrales met dit format kunnen leven. Bij de eerstvolgende gelegenheid zal de voortgangsrapportage aan de orde komen in de werkgroep AP (pm). Met betrekking tot de capaciteit van de BBO-organisatie is een voorstel opgenomen in bijlage 2 van stuk AP/12.00761 De heer Van Hulsen meent dat dit voorstel iets scherper geformuleerd kan worden. Spreker memoreert dat er is gesproken over 17 en 11 functies en de wens om te bezien of die 11 functies door de medewerkers ingevuld zouden kunnen worden. Volgens spreker is onlangs met het personeel gesproken en hij verwacht op zijn minst een terugkoppeling van dat gesprek. De heer Kreeftmeijer laat weten dat met 10 personeelsleden is gesproken, en dat inmiddels vijf mensen hebben laten weten dat zij graag door willen. Met deze mensen zal op individuele basis worden gesproken om de zaak rond te maken. De functies die overblijven zullen direct, voor iedereen worden gepubliceerd. Over deze voortijdige publicatie is met de medezeggenschap afgestemd. Mevrouw Manschot wijst op loopbaanbegeleiders die reeds bij de defensieonderdelen zijn ontslagen. Kunnen zij meedoen in deze procedure? De heer Kreeftmeijer antwoordt dat eerst wordt gekeken naar het eigen personeel. De functies die overblijven worden, zoals eerder al gezegd, voor een ieder gepubliceerd.
5/13
De heer Van Hulsen vraagt wanneer het traject voor de ‘flexibele schil’ gaat starten. Wanneer zijn deze mensen er en wat wordt er gedaan om deze mensen op het goede kwalitatieve niveau te brengen/houden? De heer Kreeftmeijer antwoordt dat hierover met de defensieonderdelen afspraken zijn gemaakt. Er is een profiel waaraan het personeel moet voldoen. Afgesproken is dat de BBO met defensieonderdelen in gesprek gaat om te kijken of zij geschikte mensen hebben die dit werk zouden kunnen doen. Daarbij is direct de afspraak gemaakt dat het te werven personeel niet zal komen uit de PO en loopbaanbegeleiding, omdat de defensieonderdelen die mensen zelf hard nodig hebben. Na deze eerste ronde wordt gekeken of de 30 vacatures kunnen worden gevuld. Als dit niet kan, wordt dat vervolgens binnen USG bezien. Op het moment dat de groep kwantitatief compleet is, wordt het trainingstraject gestart. De heer Van Hulsen zag graag op 1 januari a.s. duidelijkheid over de 11 functies, de 30 functies voor de flexibele schil en het opleidingstraject. De heer Kreeftmeijer verwacht dat de BBO en de flexibele schil eind dit jaar gevuld zullen zijn en dat dan het opleidingstraject is gestart. De heer Van Hulsen neemt hier nota van en verwacht uit de voortgangsrapportage op te kunnen maken in hoeverre dit is gebeurd. De voorzitter stelt vast dat vanaf 1 januari 2013 een maandelijkse rapportage komt over de actuele bezetting van de BBO organisatie en het opleidingstraject. De heer Schilperoort gaat ervan uit dat de rapportages ook gegevens bevatten over hetgeen er nu al loopt aan begeleiding en bemiddeling. De voorzitter bevestigt dit De heer Van der Hulst is tevreden over het feit dat de mensen van de flexibele schil niet de loopbaanbegeleiders en PO-mensen zijn van de defensieonderdelen, omdat deze het al druk genoeg hebben. Spreker vraagt hoe de profielschets er uit ziet en welke mensen dan in aanmerking komen voor het bemensen van de flexibele schil. Hij zou de profielschets overigens graag inzien. De heer Kreeftmeijer zegt dat hij de profielschets ter informatie kan toezenden (pm). Spreker heeft geen enkele specifieke categorie personeel aangewezen. Hij laat het eerst aan het defensieonderdeel over om na te gaan welke mensen aan het profiel kunnen voldoen, met daaraan gekoppeld een opleidingstraject. In die zin is er geen enkele richtlijn. De heer Van Hulsen vraagt of empathisch vermogen gecombineerd met een zekere hardheid in het profiel staat. De heer Kreeftmeijer weet niet precies hoe het in het profiel is opgeschreven, maar hij heeft er met de hoofden van defensieonderdelen over gesproken dat het iemand moet zijn met een zekere doortastendheid en empathisch vermogen. Desgevraagd door de heer Van den Burg, antwoordt de heer Kreeftmeijer dat de BBO zelf beoordeelt of iemand aan het profiel voldoet. Vanwege de toezeggingen t.a.v. profielschets, voortgang en opleidingstraject, heeft de heer Van Hulsen er voldoende vertrouwen in dat de BBO-organisatie van start kan gaan. Spreker tekent daarbij aan dat weliswaar van start wordt gegaan met een BBO-organisatie, maar dat het afgesproken SBK en datgene wat in allerlei aanwijzingen, regelingen etc. staat niet met elkaar in overeenstemming is. Volgens spreker moet dit nog eens naast elkaar worden gelegd, en vervolgens moet worden afgesproken wat nu precies geldt. Als voorbeeld noemt spreker dat in het SBK de afspraak is gemaakt over het moment waarop BBO in samenspraak met betrokkene een PUP gaat opmaken. Als spreker de richtlijn lijst krijgt hij sterk de indruk dat men dat traject aan het verschuiven is en dat een PUP uiteindelijk tot stand wordt gebracht in samenspraak met USG-Restart en betrokkene. De heer Kreeftmeijer zegt toe dat hij nog eens goed naar het SBK zal kijken en verzoekt de centrales nu al 6/13
aan te geven wat er nog meer niet klopt. De heer Van der Hulst noemt de termijnen die worden genoemd en vraagt zich af of dit wel in de bedrijfsvoering past en tegemoet komt aan de afspraken in het SBK. Daarnaast merkt spreker op dat in de aanwijzing bedrijfsvoering SBK 2012 staatjes zijn opgenomen over SBK gelden en kaders van budgetten, waarvan partijen hadden afsgesproken die uit het SBK te verwijderen. Aanvullend merkt de heer Kleian op dat de aanwijzing bedrijfsvoering SBK 2012 bol staat van de e onjuistheden. Zo staat in de aanwijzing dat iemand uiterlijk zes weken voor aanvang van de 3 periode kenbaar moet maken dat hij naar de CTC wil gaan. Dit staat niet in het SBK, sterker nog, nergens is vastgelegd wanneer iemand naar de CTC gaat, omdat betrokkene dit zelf bepaalt. In de aanwijzing staat nu dat dit moet gebeuren door tussenkomst van de HDO of de BBO, maar volgens spreker staat het iedere werknemer van defensie vrij om zich langs de lijn van de vakbond te wenden tot de CTC. Verder staat in de aanwijzing dat als de CTC tot de slotsom komt dat het traject niet goed is verlopen, maximaal één maand extra tijd wordt gegeven, maar ook dat staat volgens spreker niet in het SBK. Voorts ziet spreker een vermenging van budgetten uit het SBK in relatie tot personeelsexploitatiekosten. e Ergens in de aanwijzing staat glashelder dat vier weken na aanvang van de 2 fase de gesprekken over het e PUP beginnen, terwijl verder op in het document staat dat 10 dagen na begin van de 3 periode het PUP wordt opgesteld met de externe partij. e Volgens spreker is echter afgesproken dat het opstellen van een PUP gebeurt in de 2 periode. Men moet hiermee binnen vier weken begonnen zijn en het is een zaak tussen de BBO en betrokkene. Het bevreemdt e spreker dan ook ten zeerste dat er staat dat dit in de 3 periode gebeurt en dat het ter fiattering wordt voorgelegd aan de BBO. Spreker tekent daarbij aan dat het zogenaamde Spoorboekje (AP/12.00660) hierin nog wat verder gaat. Kortom, de aanwijzing is één grote puinhoop en voldoet volstrekt niet aan de afspraken uit het SBK. Als dit de aanwijzing is waarop de omgang wordt gebaseerd met mensen die overtollig zijn, stemt spreker hiermee niet in. Hij hecht aan afspraken die zijn gemaakt in het SBK en wil een nieuwe correcte aanwijzing zien die overeenkomt met het gestelde in het SBK. De heer Schilperoort deelt mee dat het gestelde door de heer Kleian een gezamenlijk standpunt is van de e vier centrales. Spreker uit in dit verband nog wel een punt van zorg. In de 1 presentatie over het BBO werd gesteld dat de BBO de regie zou voeren vanaf het begin van een herplaatsingstermijn. Nu ziet spreker echter dat er toch eenheden zijn waar mensen intern gaan kijken, maar waarvan bij voorbaat al vaststaat dat de kans op het vinden van een interne functie niet erg groot is. Als die mensen daarna pas begeleiding krijgen, is dit wel rijkelijk laat, zo vindt spreker. e De voorzitter begrijpt dat de heer Schilperoort vraagt om begeleiding in de 1 drie maanden indien betrokkene daar om vraagt. De heer Kreeftmeijer geeft aan dat de BBO niet is ingericht om vanaf stap één het hele proces te begeleiden, maar ze stemt wel af met defensieonderdelen met het idee dat als dergelijke gevallen zich voordoen, direct naar oplossingen moet worden gezocht. De heer Kleian vraagt zich af of de flexibele schil niet veel te dun is, als ineens blijkt dat 75% van de populatie in de eerste fase al behoefte heeft aan begeleiding door de BBO. De heer Kreeftmeijer denkt dat de schil niet te dun zal zijn. Samenvattend stelt de voorzitter vast dat men kan starten met de uitvoering van de reorganisaties. Hij dankt de centrales voor hun inbreng. Het document bedrijfsvoering SBK is bedoeld om de uitvoering zodanig te ondersteunen, dat aan de voorkant wordt voorkomen dat iedereen uiteindelijk een eigen invulling geeft aan de uitvoering. Spreker constateert dat dit tot nu toe dus kennelijk nog niet erg succesvol is gebleken. Hij zegt toe dat het document zal worden aangepast in alle gevallen waar het niet volledig aansluit op het SBK en verzoekt de centrales eventuele aanvullende opmerkingen aan hem door te geven (pm).
7/13
De heer Van den Burg gaat er van uit dat de intenties goed zijn. Volgens spreker hebben zowel defensie als de centrales lang gewerkt aan het SBK en is geprobeerd het zo duidelijk mogelijk te verwoorden. Hij begrijpt dan ook niet dat er in de uitvoeringsregelingen elementen zitten die gewoon haaks staan op de inhoud van het SBK. Spreker vraagt zich af wat hiervan de oorzaak is en meent dat deze oorzaak snel moet worden opgepakt. De centrales moeten ervan uit kunnen gaan, dat de beleids-, uitvoerings of bedrijfsvoeringsregels die n.a.v. afspraken in het overleg worden gemaakt, ook in lijn zijn met de afspraken.. De voorzitter stelt voorop dat de intenties inderdaad goed zijn en dat de medewerkers die er aan hebben gewerkt hebben dit met de meeste zorgvuldigheid hebben gedaan. Desalniettemin blijkt wederom dat het grootste knelpunt in het functioneren van de keten tussen beleid en uitvoering, exact de schakel is tussen beleid en uitvoering. Dit element, namelijk de implementatie, is in de reorganisatie van het personele functiegebied volstrekt onderbelicht gebleven. Daarom heeft de DPOD nu geïnvesteerd in de implementatie. Spreker heeft vanaf het begin ervoor gepleit daaraan alle aandacht te geven. In sommige gevallen betekent dit een tandje terug op de beleidsontwikkeling en een tandje erbij op de implementatie en het verandermanagement. Spreker herhaalt de toezegging dat het document zal worden aangepast. De heer Kleian vraagt wat het handvat is voor mensen die nu al in het traject zitten. De voorzitter antwoordt dat het SBK wordt toegepast, de tekst daarvan is helder. Spreker verzoekt de centrales zaken die fout gaan meteen te melden zodat direct tot actie kan worden overgegaan. Desgevraagd door de heer Kleian verwacht de heer Kreeftmeijer het nieuwe document na verwerking van de opmerkingen, binnen twee weken gereed te kunnen hebben. De heer Kleian zegt bereid te zijn hierover separaat een afspraak te maken om zaken te melden die niet correct in de aanwijzing en het spoorboekje staan. De heer Pieters wijst op het derde punt uit de brief van 12 oktober jl, namelijk de synchronisatie. Onder verwijzing naar de zin ‘De synchronisatie betreft het gehele uitvoeringstraject gedurende de hoofdmomenten (met name het vaststellen van het personeelsvullingsplan en de periode van vacaturestelling en selectie) vraagt spreker of al het personeel dat bij de te reorganiseren onderdelen/staven zit, kan meedoen met het solliciteren op alle functies. De voorzitter denkt dat dit wel kan. De heer Van der Hulst vult aan dat de Luchtmacht al heeft aangegeven dat een ieder niet gehouden zal worden aan zijn minimale duur functievervulling. Dit heeft de C-CLSK met zijn DMC zo afgesproken. Volgens spreker kan de Luchtmacht een dergelijke afspraak niet maken, want het zijn algemene personele aspecten die in de werkgroep AP besproken moeten worden. Echter als de voorzitter nu stelt dat dit voor heel defensie geldt, is dit een duidelijk antwoord op vragen van de achterban. Spreker constateert echter dat hiermee wordt afgeweken van de beleidsregel waarin staat dat de minimale plaatsingsduur twee jaar is. Als daarvan wordt afgeweken, moet dit ergens worden afgesproken aldus spreker. De voorzitter meent dat het mogelijk moet zijn om bij reorganisaties van de beleidsregel af te wijken. De heer Pieters stelt dat het om zeven defensieonderdelen en staven gaat die toch enigszins uiteenlopen. De vacatures worden gesynchroniseerd gepubliceerd, en spreker vraagt of de militair die betrokken is bij één van deze reorganisaties zich beschikbaar kan stellen voor alle 7 momenten, ook al zit er een of twee maanden tussen. De voorzitter meent dat dit inderdaad zo gelezen moet worden. Het doel van de synchronisatie is alle betrokkenen in dit segment gelijke kansen te geven. Dit betekent dat iedereen die betrokken is bij één van deze te synchroniseren reorganisaties, niet aan de periode van 2 jaar functievervulling wordt gehouden als hij bij één van die onderdelen een functie overweegt. 8/13
De heer Van der Hulst vraagt zich af waarom dit dan wel geldt voor deze synchronisatie als het gaat over de staven, DPOD en BS, en waarom het dan niet geldt voor de mensen die bijvoorbeeld op de vliegbasis Leeuwarden zitten. Deze mensen willen misschien wel solliciteren op een functie bij de BS, maar zijn nog niet beschikbaar omdat ze nog geen twee jaar op de functie zitten. Als ze dan enige tijd later wel beschikbaar zijn, hebben ze dus geen kans meer om mee te solliciteren. De vraag van de heer Van der Hulst is dan ook of men gedurende de reorganisaties afziet van de minimale plaatsingsduur voor twee jaar, voor iedereen en niet alleen voor de staven. Want (vrijwel) iedereen binnen defensie wordt door een reorganisatie geraakt. En als iedereen gelijke kansen moet worden gegeven, zou iedereen ook gewoon beschikbaar moeten zijn voor het functietoewijzingsproces, aldus spreker. De voorzitter vindt het eigenlijk wel logisch. Hij zegt toe dat hij hiernaar zal kijken en met een voorstel zal komen (pm). Spreker merkt daarbij op dat degene die niet in een reorganisatie is betrokken, en om wat voor motieven dan ook weg wil, wel de twee jaar functievervulling moet respecteren. De heer Van Hulsen tekent daarbij aan dat een bepaalde mate van spreiding hem wel goed uitkomt en hij vraagt zich af of als er dingen naar voren worden gehaald, dit ongewenste effecten met zich meebrengt die haaks staan op de spreiding. De voorzitter zegt dat dit wellicht zou kunnen in relatie tot eerder gememoreerde elementen in het URD met betrekking tot horizontaal en vertikaal.
Agendapunt 3. Ontslagbescherming (AP/12.00655). In een korte toelichting op bovenvermelde nota geeft de voorzitter aan dat niemand te horen zal krijgen dat als gevolg van tekortschietend budget het SBK niet kan worden uitgevoerd. Indien iets van die strekking in het document bedrijfsvoering SBK staat, zal dit worden geschrapt. Duidelijk moge zijn dat wat in het SBK staat, wordt uitgevoerd. De heer Kleian meent dat in deze nota nadrukkelijk moet worden vermeld dat mensen die ontslagbescherming hebben, nooit kunnen worden ingezet bij het oplossen van capaciteitsproblemen in het kader van de reorganisaties bij defensie. In de vorige versie van de nota, die is ingetrokken, stond dat het wel mocht. Nu staat er niets over in en dat maakt spreker argwanend. Volgens de voorzitter is het SBK helder op het punt van de inzet van deze categorie personeel. De heer Kleian vraagt wat er op tegen is om het alsnog in de nota te vermelden. De heer Van der Hoef merkt op dat in het SBK staat dat medewerkers met een behoudgarantie bijvoorbeeld kunnen worden ingezet bij tijdelijke projecten of activiteiten binnen defensie of daarbuiten indien defensie daaraan behoefte heeft. De heer Kleian memoreert dat in de vorige versie een tekst stond die strijdig was met het SBK, dus waarom zou hij er nu op vertrouwen dat defensie het nu wel goed uitvoert? De voorzitter stelt vast dat wat in het SBK staat helder is. Deze mensen worden niet ingezet om tekorten op te lossen. Hij merkt op dat partijen het eens zijn over de intentie en dat hij niet voor niets naar de tekst van het SBK heeft verwezen. Hierop laat de heer Kleian weten dat zodra er in dit opzicht iets fout gaat, hij dit meteen zal melden en dat de nota dan herschreven dient te worden. De voorzitter herhaalt dat defensie zich strikt aan de tekst van het SBK houdt. De heer Pieters refereert aan de discussie in een vorige vergadering over de categorie twee tot vier jaar voor leeftijdsontslag. Bij nader inzicht blijkt het tekstvoorstel dat tijdens die vergadering werd voorgesteld en in de deze versie is opgenomen, niet helemaal duidelijk te zijn. Uit de tekst blijkt namelijk niet duidelijk dat bij meerdere geschikte kandidaten de kandidaat zonder behoudgarantie in beschouwing wordt genomen voor e de functie. Dit heeft met name te maken met de woorden – in eerste aanleg- op blz. 2, 1 alinea, r. 3. 9/13
Spreker stelt dan ook voor dit tekstdeel te schrappen. De voorzitter stemt in met dit voorstel. Bovendien zegt hij toe dat hij in de communicatie met betrekking tot dit punt nadrukkelijk zal verkondigen wat de intentie is. De conceptnota zal worden omgezet in een nota en onderdeel gaan uitmaken van de notitie bedrijfsvoering SBK (pm).
Agendapunt 4: Overgang defensiepersoneel van AFD naar ADR (AP/12.00327 en -/12.00653). De voorzitter merkt vooraf op dat deze reorganisatie op de gebruikelijke manier moet worden behandeld. De personeelsparagraaf voor deze reorganisatie heeft echter een bijzonder karakter. Het betreft een beweging van personeel binnen de Rijksdienst, maar wel met een ander arbeidsvoorwaardelijk regiem. In stuk AP/12.00653 is een vergelijking gemaakt tussen de arbeidsvoorwaarden van beide sectoren. Aan de hand van die vergelijking wordt in het document aangegeven hoe de plaatsing van het personeel zou kunnen verlopen. Spreker memoreert dat in de vorige vergadering naar voren kwam dat het van belang zou zijn om t.a.v. de plaatsing het SBK toe te passen. Naar aanleiding van de vorige vergadering is door defensie nagegaan of het SBK ook bij sourcing of aanverwante bewegingen moet worden toegepast, en het blijkt dat het SBK in dergelijke gevallen niet van toepassing is. Spreker is echter wel bereid om t.a.v. de plaatsing van dit personeel een periode van drie plus drie hanteren indien zij er de voorkeur aan geven om herplaatst te worden binnen het gezagsbereik van de minister van defensie. In dat opzicht wordt voor de plaatsing op verzoek van betrokkene het SBK toegepast. Dit zou praktisch kunnen worden vormgegeven door met ingang van 1 januari 2013 het betrokken personeel in de gelegenheid te stellen om drie maanden intern plus drie maanden intern en extern bemiddeld te worden, onverminderd de detachering op hun eigen werk in die periode die wordt gemarkeerd dan door een detachering bij de ADR met ingang van 1 april 2013. Het herplaatsingsonderzoek (drie plus drie) loopt vanaf 1-1-2013 wel door en betrokkenen moeten hierom wel vragen. Zij vragen daarmee ook om gedetacheerd te worden op hun eigen werk. Spreker merkt vervolgens op dat in de notitie ook voorzieningen voor de overgang zijn vermeld, waarbij het uitgangspunt is dat het een gelijkwaardig arbeidsvoorwaardenpakket is. De heer Van Hulsen stelt vast dat voor mensen die dat willen het SBK van kracht blijft, t.a.v. de herplaatsing. Hij vraagt wat er gebeurt na de interne- en externe fase. De voorzitter antwoordt dat als dit tot de conclusie leidt er een passende functie binnen defensie is, gevonden, dit wordt geëffectueerd. Als de passende functie niet wordt gevonden, kan hij zijn eigen functie gaan vervullen. Op dat moment wordt ook de detachering bij de ADR beëindigd en wordt deze gevolgd door een plaatsing bij de ADR. De heer Van Hulsen merkt op dat in feite dus wordt gesteld dat iemand per definitie naar de ADR gaat, tenzij voor betrokkene binnen defensie nog een functie beschikbaar is. Het is dus niet zo dat iemand kan kiezen tussen de overgang naar ADR of het SBK. De voorzitter bevestigt dit. Dit volgt uit de constatering dat het SBK in volle omvang is bedoeld voor situaties dat iemand zijn werk kwijt raakt. In dit geval is er wel een baan gegarandeerd omdat hetzelfde werk wordt aangeboden bij het ministerie van financiën. Mocht men er toch voor kiezen om bij defensie iets anders te doen, dan wil defensie betrokkene daarin tegemoet komen en dat gebeurt dan conform de afspraak in het SBK. De heer Van Hulsen stelt vast dat er een alles omvattend plan is, met daarin het aanbod dat degene die dit verzoekt, een herplaatsingstraject conform het SBK kan volgen. Als het niet lukt om intern een baan te vinden, is er de functie bij het ministerie van Financiën, want dat is feitelijk de eigen baan die dan nog steeds openstaat en wordt toegewezen. Spreker denkt dat hoe makkelijker de overgang tot stand wordt gebracht, hoe minder mensen zullen willen kiezen voor dit scenario. 10/13
Een ander punt dat spreker naar voren brengt is het feit dat sommigen een veel grotere afstand naar hun werk moeten gaan afleggen. De voorzitter zegt dat geprobeerd wordt om het controlegebied waarin deze mensen werkzaam zijn, niet te wijzigen. Iemand die bijvoorbeeld nu bij de Marine in Den Helder controles uitvoert kan daar dan blijven, als het controlegebied niet wijzigt. Als de standplaats Den Haag wordt, zal hij voor bijvoorbeeld werkoverleg naar Den Haag moeten reizen, maar hij zal normaal gesproken zo veel als mogelijk zijn reguliere controlewerkzaamheden in het gebied uitvoeren waarin thans werkzaam is. De heer Molier laat weten dat een deel van de werkzaamheden op de oude locaties zal plaatsvinden, maar ook een deel zal in Den Haag moeten gebeuren. Dit heeft te maken met de wijze waarop wordt gecontroleerd, steeds minder locaal en steeds meer geautomatiseerd. De heer Van Hulsen mist in dat geval een tegemoetkoming in de verhuiskosten voor mensen die toch besluiten richting Den Haag te verhuizen. Desgevraagd antwoordt spreker dat in het SBK in dergelijke gevallen sprake is van een verhuiskostenvergoeding, echter het SBK wordt in dit geval niet toegepast. De voorzitter wijst op par. 3 van het stuk terzake. Daarin is sprake van maatwerk, en het helpt wellicht om het punt van de heer Van Hulsen als voorbeeld uit te werken. N.a.v. de op blz. 2 genoemde voorziening ‘arbeidsduur en inkomen’ vraagt de heer Van Hulsen om een toelichting. De voorzitter zet uiteen dat bij de sector Rijk sprake is van een arbeidsduur van 36 uur en bij de sector defensie van 38 uur. Het verschil is 5%. Het voordeel van deze 5% wordt niet op voorhand meegegeven, maar er wordt een verrekening toegepast. Het aanbod is nu 36/38 van het salaris. De heer Van Hulsen geeft aan dat de centrales niet erg krenterig zijn als het gaat om het volledige pakket van arbeidsvoorwaarden. Het zou best zo kunnen zijn dat er elementen gerepareerd moeten worden, maar daarover zullen de centrales nu niet moeilijk doen. Anderzijds zijn er door defensie t.a.v. het arbeidsvoorwaardengeld keuzes gemaakt die anders zijn dan de sector Rijk. Spreker verwacht dat wanneer hij niet krenterig is over het ene element, ook geen krenterige houding van defensie als het gaat om het andere element. De overige centrales onderschrijven deze opvatting. Aangezien er onvoldoende tijd is voor verdere bespreking concludeert de voorzitter dat het gestelde bij de paragraaf Herplaatsing met inachtneming van hetgeen vandaag is gewisseld op die wijze kan worden uitgevoerd. Dit vereist enige aanpassing in het document t.a.v. de drie plus drie periode. Bij de Voorzieningen bij overgang is geconstateerd dat het een kwestie is van geven en nemen. De heer Van Hulsen voegt hier aan toe dat verzocht is om een vergoeding voor reizen/verhuizen. De heer Schilperoort vraagt naar aanleiding van punt 8 of bij de ADD ook conversieverlof bestaat. Mevrouw Van Workum antwoordt dat dit alleen voor militairen wordt toegepast. Afgesproken wordt dat dit onderwerp voor een vervolg zal worden geagendeerd voor de vergadering van de werkgroep AP van 30 oktober a.s.
Agendapunt 5: Rondvraag en sluiting. Rondvraag: De heer Van Hulsen merkt op dat de Wet Uniformering Loonbegrip er binnenkort aankomt. Spreker zou graag in beeld hebben wat dit betekent voor het defensiepersoneel. De voorzitter zal de centrales hierover in de eerstvolgende vergadering van de wg. AFR bijpraten (pm). De heer Kleian vraagt wanneer men een correcte beschikking krijgt voor de commissie van advies POP. 11/13
Deze commissie heeft volgens het AMAR een aantal bevoegdheden, maar daarvan staat er maar één in de beschikking. Spreker meent dat de voorzitter van de commissie de HDP al vijf maanden geleden hierop heeft aangesproken. De voorzitter zal dit nagaan (pm).
Sluiting: Niets meer aan de orde zijnde, sluit de voorzitter de vergadering om 17.20 uur.
12/13
Actiepunten vergadering 18 oktober 2012 (deze actiepunten lijst zal worden opgenomen in de actiepuntenlijst die bij het verslag van van 30 oktober 2012 wordt gevoegd). Nr. Onderwerp Actie Opmerkingen
1
Re-integratgiebeleid Verslag 18-10-2012 (AP/12.00819) ap.1.
2.
Actualisering URD (AP/12.00761,/12.00704, -/12.00714) Verslag 26-6-2012 (AP/12.00535) ap. 7 Verslag 3-7-2012 (AP/12.00318), ap. 7 Verslag 4-9-2012 (AP/12.00645) ap. 4 Verslag 18-10-2012 (AP/12.00819) ap.2 Begeleiding en bemiddeling (AP/12.00609 en -/12.00635, -/12.00761) Verslag 18-10-2012 (AP/12.00819) ap.2
3.
4
Ontslagbescherming (AP/12.00655) Verslag 18-10-2012 (AP/12.00819)
5
Overgang defensiepersoneel van AFD naar ADR (AP/12.00327 en -/12.00653) Verslag 18-10-2012 (AP/12.00819)
6
7
Wet uniformering loonbegrip Verslag 18-10-2012 (ap.5) Beschikking commisie van Advies POP Verslag 18-10-2012 (ap. 5)
- brief aan werknemers remedial peloton intrekken; - personeel correct informeren; - nieuwe brief dient te voldoen aan rechtspositionele kaders - centrales schriftelijke informeren over aanpak - Aangepaste versie toezenden - Voortgangsrapportage komen in de wg. AP aan de orde.
Def. en centrales hebben overeenstemming over de tekst.
- Profielschets medewerker flexibele schil ter info toezenden. - Document Bedrijfsvoering SBK in overeenstemming brengen met SBK - Def. maakt voorstel voor minimale functieduur i.r.t. synchronisatie Conceptnota omzetten in nota als onderdeel van notitie bedrijfsvoering SBK. Voortzetting bespreking in vergadering van 30 oktober 2012. Informatie-uitwisseling in e.v. vergadering wg. AFR Nagaan waarom er nog geen correcte beschikking is.
13/13