Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep Reorganisaties Overleg d.d. 12 juni 2014

Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep Reorganisaties Overleg d.d. 12 juni 2014 M. van Tyghem inlichtingen [email protected] Montérie 070-3765764 2 bijlage(n) REO/14.00415 briefnummer G.1.33 zaaknummer 8 juli 2014 verzenddatum

Verslag van de vergadering van de werkgroep Reorganisaties van 12 juni 2014 (van 13.00 tot 17.20 uur in de Sophiezaal van het Centrum voor Arbeidsverhoudingen CAOP - Lange Voorhout 13 te Den Haag).

Aanwezig: van de zijde van Defensie: E.H. Dekker (voorzitter), , F.R.H. van de Hoef (HDP), mevrouw J.C. Bouwman-Zaaijer (UB O&F), bij agendapunten 3, 4 en 5: S. Bergakker, C. van Veldhuisen, bij agendapunt 6: L.J. Jacobs, G.L. Schonewille, bij agendapunt 7: J. der Kinderen, J.M. Muijs, C. van Veldhuisen van de zijde van de centrales: J.A. Kropf (CCOOP), R.W. Schilperoort (ACOP), L.H. Schipper, J.A.F. Stassen (AC), P.J.G. van Sprang (CMHF). van het secretariaat: M. van Tyghem.

Agenda (REO/14.00315) 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.

Opening en mededelingen. Verslag en actiepuntenlijst van de vergadering van 15 mei 2014 (REO/14.00333). VRP Opheffen cateringlocatie Nassau-Dietzkazerne (REO/14.00304). VRP Wijziging cateringlocatie Seeligkazerne (REO/14.00306). VRP Wijziging cateringlocatie DPD (REO/14.00305). Presentatie voortgang sourcingtraject DVOW. Presentatie voortgang sourcingtraject UCD. Rondvraag en sluiting.

Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep Reorganisaties Overleg d.d. 12 juni 2014

Agendapunt 1: Opening en mededelingen De voorzitter opent de vergadering.

Agendapunt 2: Verslag en actiepuntenlijst van de vergadering van 15 mei 2014 (REO/14.00333) Tekstueel Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld. N.a.v. Blz. 15 – VRP TCD De heer Stassen heeft een vraag over één van de wijzigingen die in het VRP zijn aangebracht. In paragraaf 8.5.1 is de zin toegevoegd: “Er worden aanlandplekken gerealiseerd bij de KMS in Ermelo.” Wat zijn dat voor werkplekken? Zijn dat reguliere aanlandplekken voor kantoorwerk waar iedereen gebruik van kan maken of zijn dat speciale werkplekken bedoeld voor de docenten van DIVI die nu in de omgeving van ’t Harde lesgeven? Deze docenten blijven hun werkzaamheden grotendeels uitvoeren in de omgeving van ’t Harde, maar krijgen nu als standplaats Breda. In de vorige vergadering is de suggestie gedaan om de locatie Ermelo zo in te richten dat deze docenten van daaruit hun werk kunnen doen. De vraag is of dat nu mogelijk is gemaakt. Kunnen deze docenten straks vanuit de KMS in Ermelo hun leswerkzaamheden uitvoeren? Zijn daar talenpractica voor ingericht? De heer Bergakker zegt dat na te zullen gaan. De heer Schilperoort stelt vast dat een aantal passages in het VRP is aangepast naar aanleiding van het minderheidsstandpunt van de MC KMSL/Staf CLSK binnen de TRMC. Deze passages betreffen de borging van de kwalitatieve vulling van de docentenfuncties bij de KMSL. Hij krijgt signalen dat er over deze wijzigingen geen overleg is gevoerd met de medezeggenschap. De heer Bergakker merkt op dat deze wijzigingen ook al in de vorige versie van het VRP waren opgenomen en dat daar ook al eerder overleg over heeft plaatsgevonden met de medezeggenschap. De heer Schilperoort zegt daar toch andere berichten over te krijgen. Volgens zijn informatie is de betrokken medezeggenschap hier niet over geïnformeerd. De voorzitter concludeert dat dit nader moet worden uitgezocht. Afgesproken wordt dat Defensie vóór afloop van de pieptermijn op 19 juni 2014 bovengenoemde vragen per email zal beantwoorden. Daarbij kan eventueel ook worden toegezegd om het VRP op die punten nog te verduidelijken. Deze mail zal naar alle centrales worden toegestuurd zodat ieder op de hoogte is van het proces. Als de centrales tevreden zijn met de antwoorden, dan zullen ze niet meer reageren en kan het VRP TCD worden vastgesteld als DRP. (Noot secr.:inmiddels is het VRP TCD vastgesteld als DRP( zie REO/14.00358 en REO/14.00371). Actiepuntenlijst 1. VRP DTD 2. VRP EGB 3. VRP TGB Deze actiepunten worden aangehouden. De heer Stassen informeert of de voorzitter enig zicht heeft op de voortgang van dit proces. Hij krijgt hier vaak vragen over van zijn achterban. Hij heeft in het vorige overleg aandacht gevraagd 2/23

Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep Reorganisaties Overleg d.d. 12 juni 2014 voor de medewerkers die nu ‘zwevende’ zijn en in een benarde positie dreigen te komen. Hoe gaat Defensie hiermee om? De voorzitter zegt naar de planning te zullen informeren. Hij weet dat hard wordt gewerkt aan de voortgang van deze dossiers. De centrales zijn nog in overleg met de voorzitter van de werkgroep die zich beraden heeft over het voorzieningenniveau gezondheidszorg om te bezien wat het rapport van de werkgroep voor deze reorganisatietrajecten betekent. Hij schat in dat het resultaat van deze besprekingen en het proces nog besproken zullen worden in de werkgroep AP waarna de weg vrij komt om deze trajecten af te ronden in de werkgroep REO. Hij zal intern nogmaals aandacht vragen voor de positie van de ‘zwevers’. 4. F 100 Motorenonderhoud Actiepunt handhaven. 5. Verplaatsen NSE buiten ambassade Actiepunt handhaven.

Agendapunt 3: VRP Opheffen cateringlocatie Nassau-Dietzkazerne (REO/14.00304) De heer Kropf wijst, voorafgaand aan de behandeling van de drie voorliggende VRP’en, op een opmerking die hij eerder heeft gemaakt bij de behandeling van deze plannen in het IO REO CDC van 27 maart 2014. Hij heeft toen aangegeven dat deze plannen volgens hem in strijd zijn met de geldende afspraken over functietoewijzingen voor burgerpersoneel bij reorganisaties omdat er ‘hekken’ zijn geplaatst. Deze drie reorganisaties hebben gelijksoortige functionarissen in hun scope, één HDE en één MC. Dat zou dus één reorganisatieplan moeten zijn. Dat heeft hij ook duidelijk aangegeven in het IO REO CDC. De aanbiedingsbrieven bij deze VRP’en zijn dan ook onvolledig. Over de wijze waarop deze plannen aan de werkgroep REO aangeboden dienden te worden, verschilden de centrales in het IO REO CDC van mening. Dat is ook duidelijk gebleken in de vorige vergadering van de werkgroep REO. De heer Van Sprang verwijst naar bladzijde 3 van het verslag van de vorige vergadering. Daar stelt de voorzitter: “Defensie neemt de zorgpunten die door de centrales zijn uitgesproken zeer ter harte en zal naar een oplossing zoeken die het personeel zo snel mogelijk duidelijkheid geeft”. Hij is benieuwd welke oplossing Defensie heeft gevonden. De heer Schipper begrijpt dat de heer Kropf bezwaar heeft tegen het plaatsen van ‘hekken’. Dat zou, wat het AC betreft, inderdaad een punt van discussie kunnen zijn als het gaat om het VRP Defensie Personele Diensten (DPD) te Amsterdam. Daar is het ‘hekwerk’ inderdaad wel heel eng. Spreker ziet in sommige gevallen echter ook nog wel eens voordelen aan het plaatsen van ‘hekken’. Het AC wil deze discussie nu echter niet voeren. Het AC richt zich liever op de plannen zelf. Het AC heeft in het IO REO CDC al aangegeven geen enkele moeite te hebben met het VRP Wijziging cateringlocatie Seeligkazerne. Dat plan kon, wat het AC betreft, ter kennisname aan de werkgroep REO worden aangeboden. Hetzelfde gold voor het VRP Wijziging cateringlocatie DPD. Ook dat plan kon, wat het AC betreft, ter kennisname worden aangeboden aan de werkgroep REO, zij het dat het AC het in dit geval wel eens is met de opmerking van de heer Kropf over het ‘hekwerk’. Het AC denkt daar echter wel een oplossing voor te kunnen vinden in de BCO. Gezien de datum van het beleidsvoornemen geldt voor deze reorganisatie nog het SBK 2004. 3/23


Het plan waar de meeste discussie over is gevoerd, is het VRP Opheffen cateringlocatie NassauDietz kazerne. Daar heeft spreker zich in de vorige vergadering al duidelijk over uitgelaten. Hij was toen boos omdat dit plan niet op de agenda stond. De medewerkers in Budel werken al jaren op een locatie waarvan Defensie zegt dat die gaat sluiten. Dat is een onzekere situatie. Dat is ook de reden waarom het AC vindt dat op dit plan het SBK 2004 van toepassing zou moeten zijn, ondanks de datering van het beleidsvoornemen. Dat was ook al een punt van discussie in het IO REO CDC. De voorzitter van dit overleg toonde begrip voor dit standpunt, maar achtte zich niet bevoegd om daar een besluit over te nemen. Hij zou onderzoeken of dit via maatwerk kon worden opgelost. Als Defensie daar van tevoren een besluit over had genomen dan had dit VRP, wat het AC betreft, ter kennisname aan de werkgroep REO kunnen worden aangeboden. Dat is niet gebeurd. Daarom ligt dit VRP hier nu ter behandeling voor. De heer Schilperoort zegt dat de ACOP zich in het IO REO CDC achter het standpunt van het AC en de CMHF heeft geschaard. Ook de ACOP is van mening dat er over de ‘hekken’ wel een discussie kan worden gevoerd. Het simpele feit dat het om organisaties gaat met gelijksoortige functies en één HDE, betekent volgens de ACOP echter niet dat er automatisch sprake is van één reorganisatie. Dat is voor een deel ook afhankelijk van het motief voor de reorganisatie. Wat betreft het VRP Opheffen cateringlocatie Nassau-Dietz kazerne sluit spreker zich grotendeels aan bij de opmerkingen van het AC. Over de toepassing van het SBK 2004 wil de ACOP maatwerkafspraken maken in de BCO. De ACOP sluit zich ook aan bij de opmerkingen van het AC aangaande het VRP Wijziging cateringlocatie DPD. De heer Kropf zegt het met het AC eens te zijn dat dat een ‘hekwerk’ wel eens een valide keuze kan zijn dat in het belang is van het personeel en de organisatie. Het is alleen in strijd met een afspraak die partijen hebben gemaakt. Als de overige centrales de discussie over ‘hekwerken’ niet in deze vergadering willen voeren, dan heeft hij daar begrip voor. Deze discussie moet namelijk al heel lang worden gevoerd, net als de discussie over ‘dedicated’ werken. Partijen zijn echter wel verplicht om te toetsen of ze zich houden aan de procesafspraken en in de werkgroep AP is afgesproken dat bij reorganisaties, als het gaat om de plaatsings- en ontslagvolgorde van burgermedewerkers, gekeken zou worden naar gelijksoortige functies. Voor gelijksoortige functies gelden gelijksoortige rechten en plichten. Dat moet ook hier gelden, ook al is de situatie in dit geval wat afwijkend omdat het gaat om verschillende locaties. Er is dus een essentieel verschil met het standpunt van de heer Schipper. De heer Schipper wil een discussie voeren over de plaats van het ‘hekje’ bij de DPD in Amsterdam. De heer Kropf wijst op de afspraak dat er geen ‘hekken’ zouden worden geplaatst. Dat is een ander uitgangspunt. De voorzitter merkt op dat de discussie over de ‘hekken’ dateert van 2011. Toen hebben partijen, in het kader van de beleidsbrief, een aantal maatregelen afgesproken om ervoor te zorgen dat, bij de vele reorganisatietrajecten die moesten worden aangelopen, ieder gelijke kansen kreeg. Een van deze maatregelen was om iedereen in de gelegenheid te stellen om te opteren op nieuwe functies. Daarvoor werd de vacaturebank opgericht. Dat was een geheel ander systeem dan in de jaren ervoor, met het SBK 2004. Toen werd voor de vulling van nieuwe functies eerst binnen de range van de reorganisatie gekeken. De huidige werkwijze, waarbij iedereen kan solliciteren op nieuwe functies, wordt nu al een aantal jaren gehanteerd en partijen hebben ervaren dat ook aan dat systeem nadelen kleven. Dit zou eigenlijk eens moeten worden geëvalueerd. Tot nader order dienen partijen zich echter te houden aan de spelregels die zijn afgesproken. Als partijen daar veranderingen in aan willen brengen, dan moeten ze dit bespreken in de werkgroep AP.

4/23


Spreker stelt vast dat de voorliggende reorganisatietrajecten vrij overzichtelijk zijn. De vullings- en overtolligheidsproblematiek is zeer beperkt. Hij stelt voor om deze VRP’n te behandelen. Het is belangrijk dat alle betrokkenen, projectleiders en personeel, zo snel mogelijk duidelijkheid krijgen. Defensie is bereid om voor de twee personeelsleden die op de Nassau-Dietz kazerne werken en die een verleden hebben bij het op 1 januari 2006 opgeheven NL. Liaisondetachement Budel, op basis van het overgangsbeleid uit het SBK 2012, maatwerk toe te passen zodat op deze medewerkers het SBK 2004 van toepassing kan zijn. Dit voor wat betreft het VRP Opheffen Cateringlocatie NassauDietz kazerne. De heer Schipper merkt op dat de centrales in de discussie over het VRP Opheffen Cateringlocatie Nassau-Dietz kazerne in het IO REO CDC eveneens hebben gepleit voor een maatwerkconstructie om het SBK 2004 te kunnen toepassen, maar dan wel voor al het betrokken personeel in Budel. Dit zijn ongeveer vijf of zes vte. Wat ‘hekjes’ betreft, is spreker van mening dat partijen daar geen afspraken over hebben gemaakt. Spreker beschouwt zelf ieder VRP als een ‘hek’. Daarbinnen geldt wel de afspraak dat vacatures die ontstaan niet meer voorbehouden mogen worden voor de medewerkers binnen het ‘hek’, maar meteen opengesteld moeten worden voor iedereen. Dat is de afspraak die partijen hebben gemaakt. De heer Kropf zegt dat partijen inderdaad die afspraak hebben gemaakt. Waar hij op doelt, is echter een andere afspraak, namelijk die over de omgekeerde ontslagvolgorde. Die volgorde zou worden gehanteerd voor werknemers op gelijksoortige of vergelijkbare functies binnen een vestigingsplaats. Paresto heeft slechts één vestiging met één directeur, risicoverantwoordelijke of HDE. Dat is het ‘hekje’ waar spreker op doelt. Er is op dat punt dus een probleem en hij heeft duidelijk aangegeven dat deze reorganisatie daarom niet in de vorm van drie VRP’n behandeld zou moeten worden. De voorzitter heeft daar kennis van genomen en in de vorige vergadering aangegeven dat hij naar een oplossing zou zoeken. Waarom gaat hij dan toch over tot behandeling van de drie VRP’n? De voorzitter legt uit dat hij in de vorige vergadering heeft toegezegd om naar een oplossing te zoeken voor het probleem aangaande de Nassau-Dietzkazerne. Daar ligt nu een oplossing voor ter tafel. Wat de behandeling van de drie VRP’n aangaat is hij gehouden de processen te volgen die in het IO REO CDC in gang zijn gezet. Deze drie reorganisatieplannen gaan weliswaar allemaal over Paresto, maar hebben beleidsmatig toch ieder hun eigen doel. Daarom kunnen ze als afzonderlijke reorganisatieplannen worden beschouwd. De heer Van Sprang vindt dat de voorzitter daarmee onvoldoende tegemoet komt aan zijn toezegging om naar een oplossing te zoeken voor de punten van zorg die door de centrales zijn aangedragen. De heer Kropf verzoekt om een schorsing. Schorsing De voorzitter heropent de vergadering. De heer Kropf dankt de voorzitter voor de schorsing. De centrales hebben geconstateerd dat er van defensiezijde begrip is voor de punten die ze hebben aangedragen. Ze verzoeken de voorzitter een notitie te richten aan de werkgroep AP over de afbakening van de vestigingsplaats zoals bedoeld in het ontslagbesluit en ervoor te zorgen dat die notitie zo spoedig mogelijk op de agenda komt van de 5/23


werkgroep AP. Als de voorzitter daar zorg voor wil dragen, dan zijn de centrales bereid om de drie VRP’en die nu voorliggen afzonderlijk te bespreken. De voorzitter zegt toe een notitie over bovengenoemde problematiek aan de werkgroep AP te zullen sturen. Hij zal proberen om deze notitie zo snel mogelijk op de agenda te krijgen van de werkgroep AP. Behandeling VRP Opheffen cateringlocatie Nassau-Dietzkazerne De voorzitter zegt dat Defensie bereid is om de maatwerkoplossing die hij eerder in de vergadering voorstelde voor twee personeelsleden in Budel ook toe te passen op de vijf andere personeelsleden die door deze reorganisatie worden geraakt. Dat betekent dat voor het burgerpersoneel dat bij deze reorganisatie betrokken is het SBK 2012 van toepassing is maar dat via het overgangsbeleid uit dit SBK in de BCO maatwerk zal worden toegepast. De centrales gaan hiermee akkoord. Ze hebben verder geen opmerkingen meer over dit VRP. De voorzitter concludeert dat het VRP Opheffen cateringlocatie Nassau-Dietzkazerne daarmee afdoende is behandeld en als DRP kan worden vastgesteld. Agendapunt 4: VRP Wijzigen cateringlocatie Seeligkazerne (REO/14.00306) De centrales hebben geen opmerkingen over dit VRP. De voorzitter concludeert dat het VRP Wijzigen cateringlocatie Seeligkazerne is behandeld en als DRP kan worden vastgesteld.

Agendapunt 5: VRP Wijziging cateringlocatie DPD (REO/14.00305) De heer Schipper zegt dat de centrales van mening zijn dat de ‘hekken’ hier wat ruimer hadden moeten worden toegepast. Dat zou volgens de centrales alsnog moeten gebeuren. De centrales kijken nu echter vooral naar de algemene personele aspecten en de personele gevolgen. Kan er voor alle betrokken medewerkers een oplossing worden gevonden of worden er toch nog medewerkers overtollig? De heer Van Veldhuisen legt uit dat er op deze locatie nu 1,9 vte is geplaatst. Eén van de twee medewerkers gaat met pensioen. Dan blijft er nog één medewerker over. De heer Van Veldhuisen gaat ervan uit dat er ruimte is om deze medewerker elders te plaatsen. Hij zegt toe dat daar in de BCO een oplossing voor zal worden gevonden. De heer Kropf begrijpt dat de centrales in samenspraak met de organisatie een oplossing voor deze medewerker gaan vinden. De voorzitter zegt dit toe. Defensie zal er alles aan doen om overtolligheid te voorkomen en deze medewerker elders geplaatst te krijgen. De heer Schipper zegt dat met deze toezegging de centrales instemmen met het voorliggende VRP. De voorzitter stelt vast dat het VRP Wijziging cateringlocatie DPD als DRP kan worden vastgesteld.

6/23


Agendapunt 6: Presentatie voortgang sourcingtraject DVOW De voorzitter verwijst naar de toezegging die in de werkgroep AP is gedaan om de centrales beter te informeren over de sourcingtrajecten. Daarbij is afgesproken om de informatie te verstrekken in de werkgroep REO en het overleg over de personele aspecten te voeren in de werkgroep AP. Als eerste komt het sourcingtraject Defensiebrede Vervanging Operationele Wielvoertuigen (DVOW) aan de orde. De projectleider, de heer Jacobs, licht dit traject toe aan de hand van een presentatie. De presentatie is als bijlage bij het verslag gevoegd. Sheet 2 – Inhoud presentatie De heer Jacobs legt uit dat dit een groot programma is dat in twee deelprojecten is opgesplitst. Het project dat het verst is gevorderd is het 7,5 kN project. Dit betreft de vervanging van een voertuig door een voertuig met een laadvermogen van 750 kg. Het hele programma is door de minister aangewezen als prioritair sourcingproject. Het programma is een combinatie van een materieelproject en een sourcingproject. Daardoor heeft het een wat andere uitwerking op de organisatie dan andere sourcingtrajecten waarbij hele diensten worden uitbesteed. Sheet 6 - Circa 8000 oude voertuigen worden vervangen door circa 5000 nieuwe voertuigen Doordat het aantal voertuigen terugloopt en de nieuwe moderne voertuigen veel minder onderhoud nodig hebben dan de bestaande oude voertuigen, zal de werklast in de organisatie afnemen. Defensie gaat bij de vervanging van de vrachtwagens uit van het principe van modulair werken. Bij de nieuwe vrachtwagens die zullen worden aangeschaft is er de keus om achterop een grote laadbak te plaatsen of een container. Dat kunnen gewone transportcontainers zijn, maar ook containers waar brandstof in kan, werkruimte, kantoorruimte, verbindingsruimte et cetera. Het aanschaffen van deze containers maakt deel uit van het programma, maar is een separaat aanbestedingstraject. Sheet 7 – Te verwerven aantallen De aantallen die in de A-fase waren voorzien bleken na een eerste marktverkenning niet haalbaar. Daarom zijn in de B-fase de aantallen bijgesteld, behalve die van het lichtste voertuig, de 7,5 kN. Dat is een commercieel verkrijgbaar voertuig, waar Defensie een gemilitariseerde vorm van heeft gekocht. De huidige vloot van Mercedes-Benz (MB) voertuigen is met dit project in twee groepen gesplitst. Een deel wordt vervangen door dit 7,5 kN voertuig. Dit type voertuig kan niet worden beschermd en is dus alleen bedoeld om in Nederland of binnen Europa mee rond te rijden. Inzet in andere gebieden is niet uit te sluiten, bijvoorbeeld bij humanitaire operaties, maar alleen als het gebied als voldoende veilig wordt beschouwd. Een ander deel van de Mercedes-Benz voertuigen wordt vervangen door een robuust voertuig dat ook stevig kan worden beschermd, de categorie 12 kN. Voor de nieuwe vrachtwagens geldt dat die, behalve wellicht een kleine groep wat civielachtige voertuigen die ook alleen maar in Nederland of binnen Europa zullen rondrijden, in principe overal ingezet moeten kunnen worden. 7/23


Op dit moment zit men in de C-fase. De aantallen voor het 7,5 kN voertuig staan vast. Daar is in december 2013 een contract voor afgesloten. Voor de overige voertuigen wordt gewerkt aan een DPM-C-document. Daarna volgt een Kamerbrief en gaat de D-fase in. Dat is de fase waarin men de markt gaat benaderen en uitnodigen om offertes te sturen. Het is het nog niet helemaal duidelijk in hoeverre de budgetten die Defensie heeft voor de aanschaf van deze nieuwe voertuigen passen binnen de prijzen die de industrie heeft afgegeven. Daar is nog enige discussie over. Defensie is ook nog bezig een juist beeld te krijgen van het organisatiedeel dat door dit project getroffen wordt, met name bij het CLAS. Sheet 8 – Financieel onderzoek DVOW voor voertuig 7,5 kN en overige systemen Defensie gaat uit van een alternatief onderhoudsconcept. Het onderhoud aan niet-strategische voertuigen, zoals het 7,5 kN voertuig, wordt zoveel mogelijk uitbesteed. Voor het onderhoud aan strategische voertuigen zal worden samengewerkt met de industrie. De inschatting is dat ongeveer 50% van het onderhoudswerk aan deze nieuwe voertuigen zal worden uitgevoerd door personeel van Defensie, met name door militaire monteurs, en 50% door de industrie. De militaire monteurs zullen aan deze voertuigen sleutelen op de momenten dat ze niet op missie zijn, in het kader van ‘training on the job’. Naar aanleiding van een vraag door de heer Schipper legt de heer Jacobs uit dat het onderhoud aan de Amaroks, dat zijn de 7,5 kN voertuigen, volledig wordt uitbesteed. Dat onderhoudswerk gaat voor 100% naar de dealers waar de importeur van de voertuigen, het bedrijf Pon, mee samenwerkt. Defensie heeft de eis gesteld dat de dealers die het werk voor Defensie uitvoeren in de buurt van de kazernes zitten, zodat zij de voertuigen daar makkelijk naar toe kunnen rijden. Voor de voertuigen die wél operationeel worden ingezet, houdt Defensie een kerncapaciteit aan militaire monteurs aan. Die zullen een deel van het onderhoudswerk aan deze voertuigen uitvoeren. Sheet 11 – deelproject 7,5 kN – de totale bestelling bedraagt 1667 Amaroks Omdat de Amaroks ook ingezet zullen worden bij oefeningen en trainingen, moeten er ook wapens op kunnen worden geplaatst. Deze voertuigen zijn volgens de heer Jacobs volledig geschikt voor vredestaken binnen Europa. Desgevraagd door de heer Kropf legt de heer Jacobs uit dat het netwerk dat geleverd moet worden om het onderhoud te verrichten zich uitstrekt over heel Europa. Het netwerk binnen Nederland is het dichtst. Daar heeft Defensie de eis gesteld dat de dealers vlakbij de kazernes moeten zitten, maar er zijn ook eisen gesteld aan de beschikbaarheid van dealers elders in Europa. Dat is geen probleem. Volkswagendealers zitten overal. Die kunnen in de meeste landen ondersteuning bieden. Voor het geval dat men de Amaroks toch mee zou willen nemen op missie, zijn in het contract met Pon voorwaarden afgesproken hoe zij Defensie daarin moeten ondersteunen, met de bevoorrading van reserveonderdelen. Die moeten binnen de 48 uur aangeleverd worden. Anders volgt er een boete. Daarvoor zal eerst in het missiegebied worden gekeken of daar geen dealers zijn die de onderdelen kunnen leveren. Als dat niet het geval is, dan worden de onderdelen ergens in Nederland afgeleverd, waar ze vervolgens op transport gaan. De heer Kropf informeert of er dan ook een monteur meegaat. De heer Jacobs zegt dat eerst wordt gekeken of er in het buitenland een dealer is die ook monteurs heeft. Is dat niet het geval, dan kan Defensie bepalen dat één van de bestaande militaire monteurs een spoedopleiding krijgt voor dit type voertuig, zodat hij in staat is om dit in het uitzendgebied te repareren. 8/23


De heer Kropf zegt ervan uit te gaan dat dit ook meegenomen zal worden in de toetsing van de zwaarte van de functie. De heer Jacobs acht de kans daarop klein. Militaire monteurs horen tegenwoordig allround te zijn en aan alle types voertuigen te kunnen sleutelen. Dat is waar men in de waardering van de functie voornamelijk naar kijkt. Het gaat ook niet om iets structureels. Zoals gezegd is het niet de bedoeling dat deze voertuigen mee op missie gaan. De heer Kropf deelt mee dat de centrales hierop terug zullen komen. Als Defensie besluit uit doelmatigheidsoverwegingen een deel van het werk uit te besteden maar vervolgens haar eigen medewerkers als ‘joker’ inzet om de problemen te gaan oplossen, dan is dit voor de centrales een punt van zorg. De heer Schipper sluit zich hierbij aan. De voorzitter noteert dit als een zorgpunt van de centrales. Sheet 12 – Onderhoud aan Amarok is volledig uitbesteed De heer Jacobs legt uit dat in het contract met Pon is opgenomen dat ze iedere vacature die bij hen ontstaat primair aan Defensie aanbieden. Het hoeft daarbij niet alleen te gaan om vacatures voor monteurs. Het kunnen ook vacatures zijn voor andere functies die gerelateerd zijn aan dit logistiek werk. De heer Schipper merkt op dat er bij Defensie nu al vacatures vanuit Pon circuleren. De heer Jacobs antwoordt dat dit ook kan. Defensie heeft Pon geen beperkingen opgelegd in die zin dat ze pas vacatures mochten aanbieden op het moment dat er een reorganisatieplan voor dit project zou liggen. De afspraak is met opzet heel ruim genomen. Het gaat ook over een contract voor tien jaar. De heer Schipper begrijpt dat dit een pragmatische aanpak is, maar wijst erop dat Defensie wat te snel gaat. Het gaat om defensiemedewerkers die via de Begeleidings-en Bemiddelingsorganisatie (BBO) overgaan naar een andere werkgever. Hoe wordt deze overgang geregeld? Worden deze medewerkers gedetacheerd? Is het SBK op hen van toepassing? Zullen partijen te zijner tijd een sociaal plan afspreken? Daar hebben partijen nog geen enkele afspraak over gemaakt. Intussen gaan medewerkers misschien wel al op vacatures reageren. De voorzitter zegt dit te noteren als een punt van zorg. Het is ook de bedoeling om in dit overleg vast te stellen waar de zorgpunten aangaande dit project zitten, zowel van de zijde van de centrales als van Defensie. Defensie zal deze punten en de beantwoording ervan opnemen in een brief en die aan de orde stellen in de werkgroep AP. Sheet 13 – Consequenties invoer Amarok Sheet 18 - Vooruitblik De heer Jacobs merkt op dat het protocol over het aanbieden van vacatures ook is bedoeld om de overtolligheid bij Defensie op te vangen, zowel bestaande overtolligheid als mogelijke toekomstige overtolligheid. Door de uitstroom van oude voertuigen en de instroom van nieuwe voertuigen waarvan de onderhoudswerklast geheel of gedeeltelijk is uitbesteed, zal de werklast bij Defensie geleidelijk aan toch afnemen. Dat begint al eind 2015, als in het kader van het deelproject 7,5 kN, circa 1000 oude voertuigen worden afgevoerd en dat gaat door tot in 2024 als, in het kader van het DVOW/Overige systemen nog eens circa 7000 voertuigen uitstromen. Op termijn zal de organisatie daar toch aan aangepast moeten worden. De heer Schilperoort begrijpt dat Defensie de vacatures van Pon ook wil gebruiken om andere overtolligheid op te lossen. Loopt men daarmee niet het risico om aan het eind van dit traject te blijven zitten met overtollige monteurs? 9/23


De heer Schonewille verwijst naar een gerelateerd project, het pooling project, waarbij een deel van de vloot al wordt afgesplitst. Dat proces moet rond juli zijn afgerond en leidt ertoe dat van de 50% voertuigen die wordt afgestoten 20% in de pool blijft en 30 % wordt stilgezet. Dat proces is in volle gang waardoor de onderhoudswerklast al is afgenomen. Daarom is ook al door de vorige commandant van MatLogCo besloten om een deel van de vacatures bij de eenheid 300 MatLogCie dicht te zetten. In de huidige staat van vacatures zitten circa 62 vacatures die meegenomen zullen worden in de evaluatie van Legerplan 1601. Dat zijn functies die zullen vervallen, maar waar geen medewerkers meer op zitten. Er zal in dit stadium dan ook geen sprake zijn van overtollig personeel dat op een functie bij Pon terecht komt. Spreker verwacht in de eerste fase van het DVOW-project dan ook geen knelpunten. Door het pooling concept heeft men in feite al kunnen ‘voorsorteren’. Hij voorziet meer problemen bij DVWO-2. De heer Stassen vindt het vreemd dat deze 62 vacatures die geen onderdeel zijn van Legerplan 1601 toch in de evaluatie van dit plan worden meegenomen. De heer Schonewille zegt dat dit inderdaad niet vanzelf spreekt. Wat moet er in de evaluatie van Legerplan 1601 worden meegenomen en wat niet? Daar is hij, als eigenaar van deze evaluatie, nog over in gesprek. Trekt hij deze 62 functies uit DVOW-1 in scope of laat hij ze buiten scope? En, als deze functies buiten de scope van deze evaluatie blijven, wat moet er dan mee gebeuren en met een aantal andere onderwerpen die niet in Legerplan 1601 zitten? Dat is de vraag die voorligt. Dit wordt nog een heel traject. Volgens spreker zit het knelpunt echter niet in die 62 functies. Als die worden meegenomen in de evaluatie van Legerplan 1601, dan is dit slechts een administratieve handeling, want er zitten geen medewerkers op deze functies. Er verdwijnen alleen 62 functies aan de O-kant. De heer Stassen wijst de heer Schonewille erop dat hij deze 62 functies misschien nog wel ergens anders in zijn organisatie zal kunnen gebruiken. Volgens de heer Schonewille is dat niet uit te sluiten. Wellicht zijn er voor het managen van het contract rond DVWO-1 al enkele vte’n nodig. Dat zou een argument kunnen zijn om DVOW-1 niet mee te nemen in de scope van de evaluatie van Legerplan 1601. De heer Stassen merkt op dat het aantal van 62 vte’n dat hier wordt genoemd is gebaseerd op de afvoer van circa 1000 oude voertuigen eind 2015. Daarnaast worden er 1667 nieuwe voertuigen ingevoerd, waarvan het onderhoud volledig wordt uitbesteed. De centrales willen graag weten wat de personele gevolgen zijn van beide trajecten. De heer Jacobs legt uit dat de werklast afneemt doordat oude voertuigen uit de organisatie worden gehaald. Voordat eenheden nieuwe voertuigen krijgen, moeten ze eerst hun oude voertuigen hebben ingeleverd. Men kan van eenheden echter niet vragen om in één keer 1667 oude voertuigen in te leveren, want deze voertuigen worden ook operationeel ingezet. Daarom is in dit stadium uitgegaan van 1000 voertuigen. Dat betekent dat er daarna nog 7000 voertuigen moeten worden afgevoerd. De heer Stassen zegt de afvoer van de oude voertuigen en de invoer van de nieuwe voertuigen toch als twee separate trajecten te zien. Deze trajecten hebben echter wel met elkaar te maken en hebben beiden een effect op de omvang van de organisatie. De centrales willen te zijner tijd over dit totale effect praten. De voorzitter stelt voor om aan het eind van de presentatie een inventarisatie te maken van relevante personele aspecten. De heer Kropf vraagt waar de berekening van 62 vte’n (50% monteurs) op is gebaseerd. 10/23


De heer Jacobs antwoordt dat aan de oude 7,5 kN voertuigen iets meer dan 30 monteurs sleutelen. Inclusief de overhead die met het CLAS is afgesproken, komt dit uit op 62 vte’n. Dit aantal heeft puur te maken met de uitstroom van de 1000 oude voertuigen met 7,5 kN. Daarna zullen nog eens circa 7000 voertuigen uitstromen, inclusief de bijbehorende onderhoudswerklast. Hoeveel vte’n dat zal kosten, is nog niet duidelijk. Defensiebreed wordt nu gekeken of de organisatie nog volledig is afgestemd op het onderhoud aan in totaal 8000 voertuigen of dat de organisatie inmiddels al wat kleiner is geworden. Daar is nog een discussie over aan de gang. Pas als men daar uit is, weet men wat de startsituatie is. De toekomstige situatie is bekend. De industrie heeft aangegeven hoe groot de werklast aan de nieuwe voertuigen is. Defensie kan berekenen hoeveel militaire kerncapaciteit ze daar nog voor nodig heeft. Het berekenen van het uiteindelijke effect is echter complex, omdat daar ook nog eens het pooling project doorheen loopt. De heer Stassen stelt vast dat Defensie nog uitgaat van een bepaalde verdeling van Amaroks per defensieonderdeel. Hij ziet in de praktijk echter meer en meer dat als defensieonderdelen bepaalde voertuigen nodig hebben, ze die betrekken uit een pool. De heer Jacobs legt uit dat men tot en met het compagnie-niveau nog eigen voertuigen krijgt. De niveaus daarboven zullen geen eigen voertuigen meer hebben, maar zullen die lenen uit een pool. De heer Kropf begrijpt dat dit een volgende reorganisatie wordt. De heer Jacobs antwoordt dat er in het vervolgtraject zeker nog gereorganiseerd zal worden. De vraag is alleen hoe. Gezien de lange termijn van dit project, zal dit misschien in fasen moeten gebeuren. Sheet 14 – Keuze overige systemen en effect op organisatie Sheet 15 – sourcingbesluit: samenwerking De heer Jacobs geeft, naar aanleiding van een opmerking van de heer Schilperoort, aan dat in de eerste regel van het blok - samenwerken- de verdeling markt/Defensie niet goed is weergegeven. Volgens de huidige inschatting zal ongeveer 50% van het onderhoudswerk in veilig gebied in de toekomst nog door eigen militaire monteurs gebeuren. Daarbij gaat men er wel vanuit dat militaire monteurs in Nederland 750 productieve uren maken. Sheet 17 – Vooruitblik De heer Schipper vraagt naar het effect van dit project op de burgermonteurs. De heer Schonewille antwoordt dat DVOW goed is voor circa 40% van de werklast van MatlogCo. Er blijft dus nog werk over, maar het is zeker dat dit project ook effect zal hebben op het bestand burgermonteurs. De omvang van dit effect is nog onderwerp van gesprek met het CLAS. Voordat spreker het personeel gaat informeren, wil hij eerst duidelijkheid hebben over de Ist-situatie en moet alles goed zijn doorgerekend. Sheet 19 – Afsluiting (1) De heer Jacobs deelt mee dat er voor de overige systemen circa zeven aanbestedingen lopen. De DMO wil in het contract met die leveranciers ook de verplichting opnemen dat ze vacatures eerst bij Defensie moeten melden. De heer Stassen vindt het goed dat Defensie een dergelijke verplichting in het contract opneemt, maar wijst op de volgtijdelijkheid. Als medewerkers van Defensie overgaan naar een ander bedrijf, dan moeten partijen van tevoren wel afspraken maken onder welke condities dat gebeurt. De heer Schipper merkt op dat Defensie zelf de term ‘sourcing’ gebruikt. Dat betekent dat Defensie onderhoudswerkzaamheden uitbesteedt en dat medewerkers overgaan naar een ander bedrijf. In dat geval horen partijen van tevoren afspraken te maken over de algemene personele aspecten. 11/23


De heer Jacobs wijst erop dat er misschien ook afspraken moeten worden gemaakt over de vulling van de vacatures die de leveranciers aanbieden. Als de vacatures in de organisatie bekend worden, dan kan iedereen erop solliciteren, ook medewerkers van wie men liever niet heeft dat ze Defensie verlaten. De heer Schipper herhaalt er geen moeite mee te hebben dat leveranciers verplicht worden hun vacatures aan Defensie aan te bieden. Ook voor de centrales is het uitgangspunt ‘van werk naar werk’. Het punt is dat het hier gaat om een sourcingproject. Defensie kiest ervoor het onderhoud aan voertuigen uit te besteden. Hoe gaat men om met de personele gevolgen daarvan? Daar moeten partijen eerst afspraken over maken. De heer Jacobs merkt op dat het sourcen niet beperkt blijft tot de onderhoudswerkzaamheden aan voertuigen. Defensie zal in de toekomst ook de hele bevoorrading van voertuigen via de industrie laten verlopen. Dat zal dus ook effect hebben op de medewerkers die nu de voorraden beheren bij Defensie. De heer Schonewille zegt zich niet zoveel zorgen te maken over de 62 vte’n die geraakt worden door DVWO-1. Dat zijn in feite ‘lege stoelen’. Dat Pon vacatures aanbiedt, is alleen maar gunstig. Ieder kan daarop reageren en voor de monteurs van wie het contract afloopt is het een mooie kans. In het kader van DVOW-2 is het echter wel heel belangrijk hoe dit protocol eruit ziet. De transitie naar 2023 moet goed worden gemanaged. De voorzitter denkt dat het belangrijk is dat partijen hier duidelijke en consistente spelregels voor afspreken. De heer Schipper wijst erop dat dit lastig is omdat het om een transitieperiode gaat van tien jaar. De heer Stassen zegt uit gesprekken met medewerkers te hebben begrepen dat sommigen van hen wel zouden willen overgaan, maar vinden dat ze onvoldoende zijn geschoold om goed geëquipeerd over te kunnen gaan naar een civiel bedrijf. De heer Schonewille merkt op dat dit wellicht te regelen valt via het SBK. De heer Jacobs begrijpt dat de monteurs behoefte hebben aan een specifieke opleiding voor een bepaald systeem. Ze hebben nu alleen een algemene opleiding gehad of een opleiding gericht op de oude systemen die eruit gaan. Sheet 2- - Afsluiting (2)- Betrokkenheid medezeggenschap De heer Jacobs legt uit hoe hij de CMC heeft betrokken bij de projectfase. De heer Schipper merkt op dat de centrales naar dat overleg hebben verwezen in hun brief aan de werkgroep AP van 3 maart 2014 (AP/14.00119). Volgens de centrales is tijdens dit overleg ook de afspraak gemaakt dat er over deze voorgenomen sourcing een beleidsvoornemen zou komen. De heer Jacobs zegt dat daar ook in die zin met de SG over is gesproken. Hij heeft in het overleg duidelijk gemaakt dat er sprake is van een afnemende werklast. De CMC zag in dat er gefaseerd werklast ging verdwijnen en stelde een gefaseerde reorganisatie voor of in elk geval een aanpak in stappen. De heer Schipper wijst erop dat er verschillende onderdelen door deze voorgenomen sourcing worden geraakt, waaronder ook grote eenheden zoals MatLog bij het CLAS. Daarom pleit hij ervoor om niet alleen de CMC, maar ook medezeggenschapsorganen lager in de organisatie bij dit project te betrekken. 12/23


De heer Schonewille zegt dat dit ook de manier is waarop hij dit aanloopt. Hij wil overleg voeren met een GMC, waarbij ook de MC’s van het 11-, 13- en 43- Herstelcompagnie zijn betrokken. De afspraak in het verleden was dat er voor DVOW-1 een separaat beleidsvoornemen zou komen. Dat is voor spreker voldoende reden om DVOW-1 buiten scope te plaatsen en dat betekent dat er voor DVOW-2 een apart traject zal lopen. De voorzitter merkt op dat dit sourcingtraject toch een wat andere dimensie heeft dan de andere sourcingtrajecten, onder meer vanwege de lange periode waarover het traject zich uitstrekt. Hij heeft eerder voorgesteld om, aan de hand van een brief die Defensie zal opstellen, de personele gevolgen van dit project te bespreken in de werkgroep AP. Welke onderwerpen zouden volgens de centrales in ieder geval in die brief geadresseerd moeten worden? De heer Kropf zegt enigszins verbaasd te zijn door deze vraag. Uiteindelijk hoort volgens hem alleen het hoofdstuk betreffende de algemene personele aspecten in de werkgroep AP behandeld te worden. De overige onderwerpen horen in dit werkverband besproken te worden. Gezien de volle agenda van de werkgroep AP lijkt hem dat ook handiger. Daarom is hij er voorstander van als er zo snel mogelijk een beleidsvoornemen en een (concept)-VRP wordt opgesteld. Dan kunnen partijen dat bespreken in de werkgroep REO. De voorzitter zegt dat dit ook een optie zou kunnen zijn. Hoe denken de andere centrales daarover? De heer Schipper vindt dat het aan de organisatie is om na te denken over de verdere procesgang. Dit is een traject dat zich uitstrekt over tien jaar. Hoe gaat men dat aanpakken? Defensie zal op enig moment moeten vaststellen wat de personele gevolgen zijn aan de O-kant, zodat partijen afspraken kunnen maken over de algemene personele aspecten. Dat geldt zeker ook als het gaat om sourcing. Dan besteedt Defensie activiteiten uit aan een marktpartij en dan zullen partijen afspraken moeten maken over de voorwaarden waaronder het betrokken defensiepersoneel mee over kan. Er zal dus eerst een beleidsvoornemen moeten komen. De vraag is alleen wat daar in moet staan. Wordt het hele traject ineens beschreven of wordt daar alleen in aangegeven welke onderdelen bij het project betrokken zijn en hoe het proces verder zal verlopen? Het is aan de organisatie om daar een keuze in te maken. Een belangrijk punt daarbij is hoe de medezeggenschap bij het traject wordt betrokken. De centrales zijn van mening dat de MC’s van alle betrokken onderdelen met hun commandanten over deze reorganisatie moeten kunnen mee praten. De voorzitter begrijpt dat de centrales voorstellen om in elk geval te beginnen met het schrijven van een beleidsvoornemen. Dat kan dan een beleidsvoornemen zijn waarin alleen de reikwijdte van het traject wordt aangegeven en de opeenvolgende stappen of een all-in beleidsvoornemen met alles in scope. De heer Schipper zegt dat dit inderdaad de keuze is die voorligt. Kiest men voor alles in scope, dan is ook meteen duidelijk welke onderdelen betrokken zijn en welke medezeggenschap. De zorg van de centrales gaat vooral uit naar de gevolgen voor het betrokken personeel. De voorzitter ziet een volgende scenario voor zich. Defensie komt met een beleidsvoornemen waarin informatie staat over de reikwijdte van het traject, de planning en de betrokkenheid van de medezeggenschap. Dat wordt besproken in de werkgroep REO. Als daar duidelijkheid over is, dan komt de volgende stap. Dan moet er een personeelsparagraaf worden opgesteld die partijen uiteindelijk in de werkgroep AP moeten afhandelen. Het voorwerk daarvoor kunnen partijen zo veel mogelijk in de werkgroep REO doen. 13/23


Voor de heer Schilperoort lijkt dit traject niet heel anders dan andere sourcingtrajecten. Het bestrijkt alleen een langere periode. Daarom kan hij zich ook vinden in het scenario dat de voorzitter schetst. Het lijkt hem goed als partijen eerst een beleidsvoornemen met ‘alles erop en eraan’ bespreken in de werkgroep REO. De personele aspecten kunnen beter behandeld worden in de werkgroep AP. Daar kunnen partijen dan bezien in hoeverre het Sociaal Statuut Uitbesteding (SSU) van toepassing is en of er nog andere afspraken kunnen worden gemaakt om het personeel dat hierdoor wordt geraakt te faciliteren. De heer Schipper noemt als voordeel van deze werkwijze ook dat het personeel op een eenduidige manier kan worden geïnformeerd. Nu hebben de centrales een brief moeten schrijven omdat ze niet op de hoogte waren van stappen die Defensie al had gezet. Ook de achterban bleek nergens van af te weten. Dat is vervelend. Partijen kunnen beter van begin af aan goed met elkaar communiceren. De heer Kropf stelt vast dat dit een project is dat heel veel eenheden raakt. Er zijn wel meer grote reorganisaties met veel betrokken eenheden, maar dan gaat het vaak om meerdere leverende partijen en één ontvangende partij. Dat is overzichtelijk. De ontvangende partij schrijft dan het plan en moet de betrokkenheid borgen van de leverende partijen. Dit is een ingewikkelder situatie met een aantal eenheden voor, maar ook een aantal eenheden achter. Het is raadzaam daar in het beleidsvoornemen onderscheid in te maken. Spreker kan zich voorstellen dat dit één beleidsvoornemen wordt met 25 reorganisatieplannen met allemaal verschillende HDE’n en verschillende TRMC’s. Dit is voor hem een punt van aandacht. Een tweede punt waar spreker aan hecht, is dat in het beleidsvoornemen alle volgende stappen worden benoemd, zodat ook voor medewerkers die pas over 8 jaar door deze reorganisatie geraakt worden het SBK zeker wordt gesteld. Het beleidsvoornemen moet dan wel vóór 2016 verschijnen. De heer Schipper zegt dat dit laatste nadrukkelijk te onderschrijven. Om het SBK 2012 zeker te stellen is het belangrijk dat het beleidsvoornemen uitkomt vóór 2016. Daar kunnen dan zaken in worden vastgesteld die vanaf dat moment gelden voor alle betrokken partijen. Uit de presentatie blijkt dat men het hele traject, dat zich uitstrekt over een periode van 10 jaar, in samenhang wil uitvoeren. Die samenhang kan in het beleidsvoornemen worden vastgesteld. In ieder geval is daar één algemeen personeel aspect, het SBK, mee ondervangen. De heer Schonewille meldt dat het CLAS een beleidsvoornemen zal maken voor het totale DVOWveld. Daar zal een aantal algemene zaken in staan, zoals de toepassing van het SBK. Spreker denkt wel dat er een splitsing moet worden gemaakt tussen DVOW-1 en DVOW-2. Bij DVOW-1 gaat het om die 62 functies. Die zitten allemaal in één eenheid en daar zitten, zoals gezegd, geen mensen op. DVOW-2 is een ingewikkelder traject. Daarover kan men in het beleidsvoornemen eigenlijk alleen een aantal algemene zaken opnemen, zoals welke eenheden daar mogelijk bij betrokken zijn. De voorzitter stelt vast dat de voorkeur uitgaat naar een beleidsvoornemen dat het hele traject van tien jaar afdekt. In dat beleidsvoornemen moet dan niet alleen de eerste stap worden beschreven, maar ook alle volgende stappen, inclusief de betrokkenheid van de medezeggenschap en de uitvoering van de reorganisatieplannen. Op die manier is er ook sprake van een samenhangend geheel. Dit beleidsvoornemen, met blik op de toekomst, moet dan worden besproken in de werkgroep REO. De heer Schilperoort merkt op dat dan ook een consistente lijn wordt gevolgd voor het hele traject. Wat vermeden moet worden is dat de voorwaarden voor het personeel aan het begin van het traject 14/23

Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep Reorganisaties Overleg d.d. 12 juni 2014 anders zijn dan aan het eind. Spreker hecht er in elk geval aan dat voor het hele traject het SBK 2012 van toepassing is. De heer Schonewille zegt deze gang van zaken volledig te ondersteunen. Het is hem ook duidelijk dat de 62 vte’n uit DVOW-1 buiten de evaluatie moeten blijven van Legerplan 1601 en dat er voor het totale DVOW-project een beleidsvoornemen moet komen met de scope zoals hierboven beschreven. Hij moet dit nog voorleggen binnen het CLAS. Daarna zal er een concept beleidsvoornemen worden voorgelegd aan de werkgroep REO. De voorzitter merkt op dat dit een defensieonderdeel overschrijdend plan wordt. De heer Schipper zegt dat wel duidelijk moet zijn wie het beleidsvoornemen schrijft. Wie is leading? Hij kan zich voorstellen dat dit het CLAS is als grootste eenheid, maar hij ziet in de presentatie dat er toch ook andere onderdelen bij zijn betrokken. Dit moet in ieder geval goed worden gecoördineerd. De heer Schonewille is het daarmee eens. Hij gaat er vanuit dat het CLAS leading wordt, maar dat is inderdaad nog niet helemaal zeker. De heer Schipper merkt op dat het gaat om een sourcingtraject, waarbij ook sprake is van een transitieperiode. Daarom vindt hij dat er een personeelsparagraaf moet worden gemaakt. Het lijkt hem handig om dat eerst te doen zodat, als er sprake is van het uitbesteden van werk, er een pakket afspraken klaarligt om de overgang van defensiepersoneel netjes te regelen. De voorzitter zegt dat er inderdaad alle reden is om, met het Sociaal Statuut Uitbesteding (SSU) in het achterhoofd, een toegespitste personeelsparagraaf te maken voor dit traject. Daarin moeten dan wel afspraken staan die gelden voor het hele traject zodat het personeel dat hierbij is betrokken ziet dat het op een gelijke manier wordt behandeld. Wat voorkomen moet worden is dat er onderlinge concurrentie gaat ontstaan tussen het onderhoudspersoneel. De heer Schilperoort merkt op dat het allemaal gevolgen zijn van hetzelfde beleidsvoornemen. Mevrouw Bouwman informeert of er ook onderhouds- en voorraadbeheersingspersoneel bij andere OPCO’s zit, of dat dit single service management (ssm) is belegd bij het CLAS. De heer Schonewille antwoordt dat dit project in principe een zaak is voor het CLAS, maar dat uit zorgvuldigheidsoverwegingen toch ook gekeken zal moeten worden naar de effecten bij de andere krijgsmachtdelen. Mevrouw Bouwman raadt aan om dat goed uit te zoeken en daar ook een adviseur van het UB O&F bij te betrekken. De voertuigen waar het om gaat zitten verspreid over alle onderdelen en in die zin raakt dit project de hele organisatie. De vraag is echter of dit gevolgen heeft voor het personeel. Als dit geen uitstraling heeft op het personeel dan is er, volgens de definitie van een beleidsvoornemen, geen sprake van betrokken personeel. De heer Kropf merkt op dat de eerste vraag is of de organisatie van een onderdeel wordt geraakt of niet. Zo ja, dan is dat onderdeel bij de reorganisatie betrokken; zo neen, dan is het niet betrokken. De vraag of het personeel wordt geraakt, is daarvoor niet bepalend. De 62 vte’n die door DVOW-1 worden geraakt zijn ‘lege stoelen’, maar DVOW-1 is toch een reorganisatie. Dit project gaat trouwens niet alleen over de Mercedessen. Spreker heeft vernomen dat daarna ook de Landrovers zullen worden afgevoerd en ook daar zijn monteurs voor en die zitten niet alleen bij het CLAS. Dat betekent dus dat DVOW-1 een defensieonderdeel overstijgende reorganisatie wordt met als opdrachtgever de SG. 15/23

Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep Reorganisaties Overleg d.d. 12 juni 2014 De voorzitter zegt dat aan de werkgroep REO een concept beleidsvoornemen zal worden voorgelegd waarin het hele traject defensiebreed en in samenhang zal worden bekeken. Het CLAS is hierin leading. De heer Stassen vraagt hoe partijen zullen omgaan met de stapels vacatures van Pon die nu al op De Peel, maar wellicht ook bij andere onderdelen, liggen. Het zou vervelend zijn als medewerkers daar nu al op gingen solliciteren, terwijl partijen over enkele maanden een Sociaal Statuut zullen afspreken. De heer Jacobs merkt op dat de firma Pon vóór dit project ook al actief was met het verspreiden van vacatures bij Defensie. Daar was tot nog toe niet al te veel animo voor. De heer Stassen zegt eveneens de indruk te hebben dat medewerkers het liefst bij Defensie willen blijven. Het traject dat nu is ingezet, zet medewerkers echter wel aan het denken. Wat betekent dit voor hun toekomst? De heer Schonewille wijst erop dat het in eerste instantie gaat om die 62 vte’n, die al eerder door het CLAS zijn geblokkeerd. Daar hoeft niets voor geregeld te worden, want dat zijn ‘lege stoelen’. De heer Stassen zegt eerder uit de presentatie begrepen te hebben dat er geen duidelijk aanwijsbare vte’n zijn die door DVOW-1 geraakt zullen worden. Bovendien is er een vervolgtraject. Daardoor gaan medewerkers toch andere afwegingen maken en misschien kiezen voor een toekomst bij Pon. Het zou sneu zijn als ze die keuze nu al maakten, terwijl partijen straks afspraken zullen maken over hun rechtspositie. De heer Schonewille beaamt dat het effect van DVOW-1, los van die 62 vte’n, versnipperd zit over verschillende vte’n. Zoals gezegd maakt hij zich over het effect van DVOW-1 echter niet zo veel zorgen. Zijn zorg gaat meer uit naar het effect van DVOW-2. De heer Stassen vindt dat partijen aan het personeel moeten melden dat zij deze plannen aan het bespreken zijn en dat er overleg zal worden gevoerd over een Sociaal Statuut. Medewerkers die nu al gaan solliciteren, weten dan in elk geval dat partijen hiermee bezig zijn. De voorzitter informeert naar het tijdpad. Zou het concept-beleidsvoornemen nog vóór de zomer aan de werkgroep REO kunnen worden voorgelegd? De heer Schonewille antwoordt dat hij dit niet mogelijk acht. Het opstellen van een goed conceptbeleidsvoornemen vergt tijd. De voorzitter concludeert dat het concept-beleidsvoornemen niet eerder dan in september besproken zal kunnen worden. De heer Stassen geeft aan dat het AC zijn eigen leden alvast wil informeren. De heer Schonewille deelt mee de plannen binnenkort ook te zullen bespreken met de GMC. De voorzitter zegt dat het in elk geval goed is om over dit traject met de medezeggenschap te communiceren zodat het personeel weet dat partijen met deze plannen bezig zijn en nog overleg zullen voeren over de personele aspecten. De vraag is nog hoe moet worden omgegaan met de vacatures die in de vestigingen liggen. Moet Defensie daarop sturen of niet? Dat is in deze fase nog niet urgent, maar daar moeten partijen wel een duidelijke lijn voor afspreken, want dat komt bij de volgende stappen in het traject zeker aan de orde.

16/23

Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep Reorganisaties Overleg d.d. 12 juni 2014 De heer Jacobs meldt dat in de beschrijving van de volgende stappen al is opgenomen dat het publiceren van vacatures op dezelfde wijze zal verlopen als in fase 1. Dat betekent dat de firma’s waar dan mee zal worden samengewerkt ieder op hun beurt hun vacatures zullen publiceren. De voorzitter stelt voor om daar in september op terug te komen. Wat vermeden moet worden is dat, door het bekend stellen en het verspreiden van de vacatures, de verkeerde mobiliteit op gang komt, waardoor er gaten in de organisatie vallen op plekken waar men het niet wil. De heer Kropf vraagt de projectleider erop te letten dat er in de communicatie geen groepen worden vergeten. Er zijn ook medewerkers buiten het CLAS die door deze reorganisatie worden geraakt. Verder wijst hij erop dat DVOW-1 (re)organisatie-technisch gezien wel tot meer kan leiden dan het schrappen van ‘lege stoelen’. Bij een reorganisatie kijken partijen immers naar de O-kant en niet naar het aantal functionarissen dat nu de stoelen bezet. Nadat de voorzitter heeft vastgesteld dat er geen vragen meer zijn, sluit hij het agendapunt af.

Agendapunt 7: Presentatie voortgang sourcingstraject UCD. De heer Der Kinderen geeft de presentatie Uitbesteding Cateringdienstverlening (UCD). De presentatie is als bijlage bij het verslag gevoegd. 1. Tijdslijn Planning (UCD) Het concept beleidsvoornemen is toegezonden aan de TRMC UCD. Omdat niet alleen Paresto maar ook andere bedrijven worden geraakt door deze reorganisatie, is een TRMC noodzakelijk. Naar aanleiding van een opmerking van de heer Schipper, antwoordt de heer Der Kinderen dat OG&K met dedicated P&O- en F&C-functies, buiten het beleidsvoornemen valt. Die functies worden wel gesignaleerd in het beleidsvoornemen maar vallen onder een afzonderlijke reorganisatie. In het concept beleidsvoornemen worden wel de niet-dedicated functies binnen IOG meegenomen. Het betreft IOG-personeel dat werkzaam is in de catering, zoals diensten-, assortiments- en contractmanagers, voedselveiligheidsmedewerkers, FBD-medewerkers. Over de concept aanbestedingsstukken heeft in juni nog overleg plaats met de MC DC Paresto zodat haar eventuele reacties kunnen worden meegenomen in de definitieve aanbestedingsstukken. Ook worden de conceptstukken nog eens voorgelegd aan een buitenstaander omdat het kan dat de opstellers een blinde vlek voor sommige zaken hebben ontwikkeld. Het is de bedoeling de aanbestedingsfase te starten in oktober 2014 in plaats van in september 2014. Het uitstel wordt veroorzaakt doordat de lokale dienstverleningsovereenkomsten en de begroting 2015 waarin de implementatie van het nieuwe cateringbeleid is verwerkt, pas in oktober klaar zullen zijn. Op een vraag terzake van de heer Schipper, antwoordt de heer Der Kinderen dat de SG besluit over het al dan niet uitbesteden. In het sourcingtraject (SG Aanwijzing 938) heeft de medezeggenschap alleen adviesrecht aan het einde van de afwegingsfase. In mei 2011 gaf de CMC positief advies. 17/23


Wel is spreker in het sourcingtraject verplicht de medezeggenschap zo goed mogelijk te informeren en daaraan wil spreker zonder meer uitvoering geven. Een en ander staat los van het URD-traject dat onverkort wordt uitgevoerd. Zoals bekend zijn de centrales het oneens met SG Aanwijzing 938, aldus de heer Schipper. De centrales vinden dat de medezeggenschap niet alleen advies moet uitbrengen in de afwegingsfase wanneer de vraag voorligt of sourcing moet plaatshebben, maar ook op het moment dat de SG besluit tot het al dan niet outsourcen. Spreker blijft het onbegrijpelijk vinden dat na de advisering door de CMC in het verdere traject de medezeggenschapsorganen van alle betrokken onderdelen geen advies meer kunnen uitbrengen. Dit klemt des te meer daar de medezeggenschap al sinds jaren wordt meegenomen in dit traject. De voorzitter antwoordt bekend te zijn met de opvatting in dezen van de centrales. De CMC dient in dit soort trajecten eerst te overleggen met de betrokken medezeggenschapsorganen alvorens een advies uit te brengen. Dat neemt niet weg dat in de uitvoeringsfase de medezeggenschap steeds geïnformeerd en betrokken wordt en dat geldt ook voor de centrales. De heer Der Kinderen meent dat het besluit tot het uitbestedingstraject van cateringdienstverlening is genomen in mei 2011. Daarna is het aanbestedingstraject begonnen en die aanbesteding wordt nu voorbereid. Planning (URD – REORGANISATIE CDC/DF&L) Desgevraagd licht de heer Der Kinderen toe dat indien bij de definitieve gunning in maart 2015 wordt besloten tot een no-go, het reorganisatieproces wordt gestopt. Deze planning is opgesteld op basis van de veronderstelling dat in maart 2015 wordt besloten tot een definitieve gunning [go]. De uitgifte van het DRP (in maart i.p.v. februari 2015) valt daarmee samen. 2. Personeel Basis is SSU De heer Schipper stelt dat niet het Sociaal Statuut Uitbesteding (SSU) maar de personeelsparagraaf in het DRP basis is voor de outsourcing van personeel. De heer Der Kinderen antwoordt het SSU te beschouwen als een “werkbaar document” op basis waarvan de personeelsparagraaf wordt opgesteld. Volgens de heer Kropf blijkt uit het gestelde onder 1.3 van het SSU dat Defensie, voorafgaande aan een aanbesteding, afspraken moet maken met de centrales over het uitbestedingstraject. De voorzitter antwoordt dat dit geldt in de gevallen dat het noodzakelijk is te komen tot aanvullingen op of afwijkingen van het SSU; vanzelfsprekend kijkt Defensie daarnaar. Het overleg met de centrales dient er onder meer voor om eventuele andere afspraken te maken, indien de situatie daartoe aanleiding geeft. De heer Schipper merkt naar aanleiding hiervan op zich het recht voor te behouden aanvullingen óp of afwijkingen ván het SSU voor te stellen in de personeelsparagraaf. De voorzitter bevestigt dat. Met het meenemen van de deeltijdovercapaciteit naar de markt [laatste ●] wordt volgens de heer Der Kinderen iedereen ‘van werk naar werk’ gebracht. Dat betekent dat personeel ook op andere locaties kan worden ingezet, maar daarvoor moet het cateringbedrijf wel een personeelsplan voorleggen. Daaruit moet onder meer blijken dat het gaat om passende functies op grond van de 18/23


criteria in het SSU. Spreker gaat ervan uit dat de marktsector beschikt over een bepaald absorptievermogen voor cateringmedewerkers. Overgang o.b.v. ontslagleeftijd (BARD) en militaire claim 2.3.1. = personeel < 2 jaar voor pensioen: niet over. 2.3.2. = personeel > 2 jaar en < 5 jaar voor pensioen: detacheren. De militairen gaan over door middel van detachering. De heer Der Kinderen antwoordt desgevraagd dat over de militaire claim overeenstemming is met het CZSK en het CLAS (met inbegrip van CLSK-militairen). 3. Verkaveling Het ambitie- en strategiedocument is inmiddels vastgesteld met de weergegeven 7 kavels, aldus de heer Der Kinderen. De Paresto-districtsindeling is identiek aan de verkaveling volgens FBDregio’s. Er wordt gekozen voor verkaveling om de volgende redenen: - de omvang van de cateringdienstverlening bij Defensie is zodanig groot dat bij uitbesteding als geheel hoogstens 2 marktpartijen (waarvan 1 bedrijf momenteel financiële problemen heeft) zouden kunnen inschrijven. Bij 7 kavels kunnen inschrijvingen verwacht worden van circa 8 marktpartijen per kavel. Het kan gebeuren dat de catering in de toekomst gebeurt door 1 tot 7 verschillende bedrijven. Overigens worden alleen bedrijven die zijn aangesloten bij de CAO Contractcatering uitgenodigd offerte uit te brengen; - de Aanbestedingswet 2012 stelt bij een grote aanbesteding een verkaveling verplicht, tenzij men kan aantonen dat er redenen zijn daarvan af te zien; - de locatie Münster in Duitsland valt momenteel onder de kavel Noordoost. Wegens de vestiging in het buitenland wordt hieraan extra aandacht besteed en zijn de volgende opties in onderzoek: 1) handhaving van de locatie binnen de kavel Noordoost; 2) deze locatie wordt als 8e locatie in Duitsland aanbesteed; 3) uitvoering door het Dienstleitungzentrum van de Duitse overheid als host nation support. Het lijkt er momenteel op dat deze optie voor het huidige personeel het gunstigst uitpakt. Voor elke optie geldt als eis dat het daar werkzame personeel wordt overgenomen door het cateringbedrijf of het Dienstleitungzentrum. Binnen het SSU zijn voor buitenlandse situaties geen aparte voorzieningen getroffen. De huidige assortimentseisen binnen Paresto worden gehandhaafd. Defensie blijft de eisen voorschrijven die door de cateringbedrijven moeten worden uitgevoerd. Wel kunnen er verschillen optreden tussen de kavels omdat de bedrijven hun producten bij verschillende leveranciers betrekken, bijvoorbeeld voedingsproducten van diverse merken. Voor het basisassortiment blijven de prijzen door Defensie vastgesteld worden. De bedrijven dienen ook het vrije assortiment over te nemen van Paresto, met inbegrip van de vrije ruimte voor de prijsstelling. De heren Schipper en Schilperoort wijzen op de mogelijke veranderingen in het voorzieningenniveau als gevolg van deze sourcing, met name voor de inwonende militairen. De heer Der Kinderen geeft aan dat de minister het cateringbeleid vaststelt dat wordt uitgevoerd door DF&L. Voor de aanbestedingsprocedure wordt uitgegaan van de begroting voor 2015. 19/23


4. Communicatie Zoals in 2013 zal eind dit jaar een nieuwe roadshow worden georganiseerd. De UCD-Nieuwsbrieven verschijnen maandelijks. De heer Der Kinderen zendt de verslagen van het wekelijks kernteamoverleg ter informatie ook aan de MC DC Paresto. Eenmaal per maand is de MC als gesprekspartner aanwezig bij dat overleg. Ook wordt de MC uitgenodigd voor seminars en workshops die het kernteam bezoekt. Relevante op- en aanmerkingen van de MC worden door het kernteam meegenomen in onder meer het Programma van Eisen. In dit kader herinnert spreker eraan dat de medezeggenschap al advies uitbracht en sindsdien geen advies meer wordt gevraagd. Naar aanleiding van een opmerking terzake van de heer Stassen antwoordt de heer Der Kinderen dat Paresto niet in het Caribisch gebied werkzaam is. De huidige marinierskazerne in Doorn valt buiten de scope van deze sourcing; dat geldt ook voor de nieuwe kazerne in Vlissingen: dat is een PPS waarin de catering wordt meegenomen. De heer Schipper herinnert aan het standpunt van de centrales dat een uitbesteding moet worden uitgesteld totdat er een resultaat is bereikt in de werkgroep AP over de lage loonschalen. Dat is een zaak voor ander gremium, maar dit kan wel gevolgen hebben voor dit overleg. Partijen zijn het erover eens dat Paresto een deugdelijk bedrijf is en volgens de heer Schipper zou het voor de hand liggen om Paresto de catering bij de gehele Rijksoverheid te laten verzorgen (categoriemanagement). De heer Schilperoort merkt op dat na de uitleg van de minister voor Wonen en Rijksdienst en de reactie daarop van Defensie in de werkgroep AP verdere informatie uitbleef. Zoals bekend gaven de centrales het advies van de uitbesteding af te zien vanwege de kosten en de lage loonschalen. De centrales zullen een en ander verder bespreken in de werkgroep AP. Het lijkt spreker verstandig dat Defensie de personeelsparagraaf bij het cVRP voor Paresto al eerder in de werkgroep AP aan de orde stelt. Het overleg daarover vergt mogelijkerwijs veel tijd. Spreker licht desgevraagd toe dat de inhoud van de personeelsparagraaf deels afhankelijk is van de inhoud van de CAO in de cateringsector. De heer Schipper stelt dat de centrales zich bij Defensie moeten kunnen beroepen op een personeelsparagraaf indien mocht blijken dat de afspraken bij de uitbesteding niet worden nagekomen. De heer Stassen zegt dat de discussie over de lage loonschalen zijns inziens losstaat van een toekomstig VRP. De centrales willen tevens overleggen over het advies van de medezeggenschap en over de nota Cateringbeleid die wel met de CMC, maar niet met de centrales is besproken. Met het oog op de belangen van de medewerkers moeten al deze zaken eerst zijn afgehandeld, alvorens een eventuele uitbesteding aan de orde te stellen. De voorzitter neemt hier nota van. Om zo snel mogelijk duidelijkheid te creëren, wil hij in de werkgroep AP van dinsdag 15 juli 2014 het volgende aan de orde stellen: - de lage loonschalen; - de betrokkenheid van de medezeggenschap m.b.t. de sourcing; - de concept personeelsparagraaf; - de nota Cateringbeleid zoals besproken met de CMC. De heer Der Kinderen geeft aan dat de concept personeelsparagraaf tijdig gereed kan zijn. 20/23


De voorzitter verzoekt de centrales hun eventuele nadere opmerkingen en vragen aan hem toe te sturen.

Agendapunt 8: Rondvraag en sluiting Verplaatsing KMS Weert naar Ermelo De heer Stassen heeft vastgesteld dat medewerkers van Paresto in Weert al op de hoogte zijn van de data waarop hun werkzaamheden op deze locatie zullen stoppen. Hij vindt het goed dat Paresto daar al met haar medewerkers over communiceert, maar wijst erop dat de verplaatsing van deze eenheid ook gevolgen zal hebben voor andere medewerkers op deze locatie. Daarom is hij benieuwd of hier een reorganisatieplan aan ten grondslag ligt. De heer Van Veldhuisen legt uit dat het CDC aan de opdrachtgever, het CLAS, heeft gevraagd om aan te geven wanneer de dienstverlening op het gebied van de catering, de facilitaire diensten en de bewaking moet worden stopgezet. Dat zal in fases gebeuren. Het CLAS is bezig met het vaststellen van een brief hierover. De voorzitter zegt bij het CLAS te zullen informeren maar de stand van zaken van dit traject. Het CDC zal voor zijn eenheden een reorganisatietraject aanlopen, conform het URD. Aanbieden definitieve reorganisatieplannen (DRP’n) De heer Schilperoort wijst er op dat de centrales graag de complete DRP’n ter informatie per e-mail aangeboden krijgen. Aan deze afspraak wordt niet altijd voldaan. De voorzitter zegt deze afspraak nogmaals onder de aandacht te zullen brengen. Duits-Nederlandse samenwerking De heer Schilperoort informeert wanneer er een beleidsvoornemen zal worden uitgebracht over de integratie van de Nederlandse Luchtmobiele Brigade in de Duitse Division Schnelle Kräfte. Hij concludeert uit de antwoorden van de Minister op Kamervragen dat hier sprake is van een reorganisatie. De voorzitter zegt hiernaar te zullen informeren. Stroomlijning bedrijfsvoering Defensie Bewakings- en Beveiligingsorganisatie (DBBO) De heer Schipper informeert hoever het staat met de overgang van de 33 functies voor het Defensie Grondgebonden Luchtverdedigingscommando (DGLC). Wanneer komt daar een beleidsvoornemen over uit? De voorzitter zegt dit na te zullen gaan. Sluiting De voorzitter sluit de vergadering.

21/23


Actiepuntenlijst bij het verslag van het overleg d.d. 12 juni 2014

Nr.

Onderwerp

Korte omschrijving acties

Vindplaats

Actienemer

1.

VRP DTD

- informeren naar planning en aandacht vragen voor positie ‘zwevers’ - opnieuw agenderen z.s.m. na behandeling voorzieningenniveau in werkgroep AP

blz. 3 agpt. 2

HDP

2.

VRP EGB

informeren naar planning en aandacht vragen voor positie ‘zwevers’ - opnieuw agenderen z.s.m. na behandeling voorzieningenniveau in werkgroep AP

blz. 3 agpt. 2

HDP

3.

VRP TGB

informeren naar planning en aandacht vragen voor positie ‘zwevers’ - opnieuw agenderen z.s.m. na behandeling voorzieningenniveau in werkgroep AP

blz. 3 agpt. 2

HDP

4.

F 100 Motorenonderhoud

bespreken in vergadering REO in aanwezigheid van DMO en CLSK: - beleidsvoornemen reorganisatie F 100 Motorenonderhoud (indien gereed) - evaluatierapport PPS F 100 (REO/13.00233)

blz. 2 agpt. 2

HDP

5.

Verplaatsen NSE buiten ambassade

- zorgen dat procedures rond reorganisaties worden nageleefd - zoeken naar maatwerkoplossingen voor betrokken personeel

blz. 2 agpt. 2

HDP

6.

Discussie over ‘hekken’

notitie over vestigingsplaats zoals bedoeld in het ontslagbesluit aan werkgroep AP sturen en z.s.m. laten agenderen

blz. 6 agpt. 3

HDP

7.

Sourcingtraject DVOW

- zorgpunten centrales aangaande personele aspecten opnemen in een brief en die aan de orde stellen in de werkgroep AP - concept beleidsvoornemen aan werkgroep REO voorleggen

blz. 9 agpt. 6

HDP

blz.16 agpt.6

CLAS/HDP

- aan orde stellen in werkgroep AP 15-07-2014: - lage loonschalen - betrokkenheid medezeggenschap - concept personeelsparagraaf - nota Cateringbeleid - evt. nadere opmerkingen en vragen aan voorzitter sturen

blz. 20 agpt. 7

HDP

blz. 21 agpt. 7

centrales

8.

Sourcingtraject UCD

9.

Verplaatsing KMS Weert naar Ermelo

bij CLAS informeren naar stand van zaken

blz. 21 agpt. 8

HDP

10.

Aanbieden DRP’n aan centrales

afspraak nogmaals onder de aandacht brengen

blz. 21 agpt. 8

HDP

22/23


11.

Duits-Nederlands samenwerking

navragen of/wanneer er een beleidsvoornemen zal worden uitgebracht

blz. 21 agpt. 8

HDP

12.

Stroomlijning DBBO

informeren wanneer er een beleidsvoornemen komt over de overgang van de 33 functies voor het DGLC

blz. 21 agpt. 8

HDP

23/23

Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep Reorganisaties Overleg d.d. 12 juni 2014

Recommend Documents