Paginakoptekst: GENDERVERSCHILLEN IN RELATIE PSYCHOPATHIE GENDERVERSCHILLEN IN RELATIE PSYCHOPATHIE EN BIG FIVE EN BIG FIVE PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN BIJ ADOLESCENTEN PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN BIJ ADOLESCENTEN
Genderverschillen in de relatie tussen Big Five Persoonlijkheidstrekken en Psychopathie bij Adolescenten Bachelorscriptie Psychologie & Gezondheid Departement Ontwikkelingspsychologie Tilburg University
Juni 2014
Auteur:
Lotte Hardenbol
ANR:
725734
Begeleidster:
Hana Hadiwijaya
Tweede beoordelaar: Dr. Andreas Wismeijer
1
GENDERVERSCHILLEN IN RELATIE PSYCHOPATHIE EN BIG FIVE PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN BIJ ADOLESCENTEN
2
Samenvatting De huidige studie is uitgevoerd vanwege het grote belang van onderzoek naar de relatie tussen persoonlijkheid en psychopathie enerzijds en een gebrek aan onderzoek hiernaar in nietdelinquente, vrouwelijke en adolescente populaties anderzijds. In deze studie werd onderzocht in hoeverre de relatie tussen Big Five persoonlijkheidstrekken en psychopathie bij adolescenten afhankelijk is van geslacht. Deze relatie werd onderzocht in een steekproef van 307 adolescenten, afkomstig van twee Nederlandse middelbare scholen, (52.1% man, Mleeftijd = 12.70) met behulp van de Big Five Inventory en de Dirty Dozen. Uit multipele regressieanalyses is gebleken dat de Big Five persoonlijkheidstrekken nauwkeurigheid (F(2,304) = 17.90, p < .001), openheid (F(2,304) = 7.87, p < .001) en vriendelijkheid (F(2,304) = 61.20, p < .001) significant negatieve voorspellers zijn van psychopathie. Ook bleek dat er geen modererend effect bestaat van geslacht op de relatie tussen Big Five persoonlijkheidstrekken en psychopathie. Adolescenten die hoog scoren op nauwkeurigheid, openheid of vriendelijkheid zullen dus significant lager scoren op psychopathie dan adolescenten die laag scoren op deze drie Big Five persoonlijkheidstreken. Deze relatie is hetzelfde voor mannelijke als voor vrouwelijke adolescenten. Dit onderzoek draagt bij aan de kennis benodigd voor de optimalisering van de conceptualisatie en meting van psychopathie, de verantwoording voor de generalisatie van psychopathie naar vrouwelijke- en adolescente populaties en de ontwikkeling van interventie- en preventieprogramma’s. Trefwoorden: psychopathie, Big Five, Dark Triad, persoonlijkheid, adolescenten, genderverschillen.
GENDERVERSCHILLEN IN RELATIE PSYCHOPATHIE EN BIG FIVE PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN BIJ ADOLESCENTEN
3
Abstract The current study was conducted due to the great relevancy of research on the relationship between personality and psychopathy on the one hand, and lack of this type of research in nondelinquent, female and adolescent populations on the other hand. This study investigates the gender differences in the relationship between Big Five personality traits and psychopathy among adolescents. This relationship was examined in a sample of 307 adolescents, attending two Dutch high schools (52.1% male, Mage = 12.70), using the Big Five Inventory and the Dirty Dozen. Results from multiple regression analyses indicated that the Big Five personality traits conscientiousness (F(2,304) = 17.90, p < .001), openness (F(2,304) = 7.87, p < .001), and agreeableness (F(2,304) = 61.20, p < .001) are significant negative predictors of psychopathy. These analyses showed that a moderating effect of gender on this relationship between Big Five personality traits and psychopathy does not exist. Adolescents which score higher on conscientiousness, openness or agreeableness will score significantly lower on psychopathy than those which score lower on these three Big Five personality traits. This relationship is the same for male and female adolescents. This study contributes to the knowledge required to optimise the conceptualisation and measurement of psychopathy, to justify the generalisation of psychopathy to female and adolescent populations and to develop intervention- and prevention programs. Keywords: psychopathy, Big Five, Dark Triad, personality, adolescents, gender differences.
GENDERVERSCHILLEN IN RELATIE PSYCHOPATHIE EN BIG FIVE PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN BIJ ADOLESCENTEN
4
Genderverschillen in de relatie tussen Big Five persoonlijkheidstrekken en psychopathie bij adolescenten In Westerse landen wordt een psychopathieprevalentie van slechts 1 tot 2% gevonden in de algemene bevolking. Toch heeft het construct een prominente plek in de klinische psychologie en is het een populair en frequent onderzocht onderwerp (Cootjans & Verhavert, 2007). Psychopathie wordt over het algemeen gedefinieerd als een sociaal ongewenste persoonlijkheidstrek, die gekenmerkt wordt door een samenstelling van extreme interpersoonlijke, affectieve en gedragsmatige eigenschappen (Cooke & Michie, 2001). Interpersoonlijke eigenschappen, zoals oneerlijkheid, manipulatie en arrogantie en affectieve kenmerken, zoals meedogenloosheid, een gebrek aan empathie en verantwoordelijkheidsgevoel en oppervlakkige en gebrekkige emoties, gaan vaak samen met gedragsmatige uitingen van impulsiviteit, onverantwoordelijkheid en een voorkeur voor gevaarlijke en spannende activiteiten (Pechorro et al., 2013). Onderzoek naar psychopathie is het afgelopen decennium exponentieel toegenomen (Jonason & Webster, 2010). Omdat onderzoek consistent heeft uitgewezen dat psychopathie vaker voorkomt bij mannen dan bij vrouwen, is dit onderzoek voornamelijk in mannelijke populaties uitgevoerd (Strand & Belfrage, 2005). Onderzoek naar psychopathie bij zowel mannen als vrouwen heeft echter aangetoond dat er significante genderverschillen bestaan in psychopathie. Zo deden Strand en Belfrage onderzoek naar genderverschillen in psychopathie in een delinquente populatie. Uit de studie bleek dat vrouwen meer impulsief waren en een slechtere controle over hun gedrag hadden dan mannen, maar dat mannen meer antisociaal gedrag vertoonden. Uit onderzoek van Forouzan en Cooke (2005) bleek dat, hoewel de meeste eigenschappen die voorkomen in mannelijke psychopathie ook in vrouwelijke psychopathie
GENDERVERSCHILLEN IN RELATIE PSYCHOPATHIE EN BIG FIVE PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN BIJ ADOLESCENTEN
5
aanwezig zijn, er verschillen bestaan in de manier waarop deze eigenschappen tot uiting komen. Allereerst zijn er verschillen gevonden in hoe de eigenschappen worden geuit in gedragingen: zo zijn manipulatieve vrouwen flirterig, terwijl mannen meer slinks en misleidend te werk gaan. Hiernaast uiten impulsiviteit en gedragsproblematiek bij vrouwen zich in de vorm van zelfbeschadigend, ontwijkend en manipulatief gedrag, terwijl dit bij mannen vaak door middel van gewelddadig gedrag wordt geuit. Ten tweede zijn er verschillen gevonden in de interpersoonlijke symptomen: bij mannen worden de psychopathische symptomen welbespraaktheid, oppervlakkige charme en een opgeblazen zelfbeeld vaker gevonden dan bij vrouwen. Ten slotte zijn er verschillen gevonden in de psychologische significantie en betekenis van bepaalde gedragingen: bij vrouwen wordt ongeremd seksueel gedrag vaak gezien als een manipulatiestrategie voor financiële, sociale of narcistische doeleinden, terwijl dit bij mannen wordt verklaard door een behoefte aan spanning en seksuele gemeenschap. Over het algemeen wordt bij mannen een antisociaal gedragspatroon gevonden, terwijl dat bij vrouwen een meer theatraal gedragspatroon is en uit psychopathie zich bij vrouwen vaak als een parasitische levensstijl en bij mannen als een criminele levensstijl (Strand & Belfrage). Onderzoek geeft geen eenduidige verklaring voor het bestaan van deze genderverschillen in psychopathie. Een verklaring die in enkele onderzoeken wordt aangedragen suggereert dat ‘mannelijke symptomen’ oververtegenwoordigd zijn in de criteria voor psychopathie, waardoor er een genderbias bestaat in het diagnostisch construct (Strand & Belfrage, 2005). Deze theorie stelt dat het toepassen van de mannelijke ‘mal’ van psychopathie op vrouwen dus misleidend zou kunnen zijn (Forouzan & Cooke, 2005). Echter, consistent empirisch bewijs voor deze verklaring is niet gevonden. Cale en Lilienfeld (2002) concluderen dan ook in hun review van de tot dan toe bestaande empirische literatuur over genderverschillen in psychopathie, dat verder onderzoek
GENDERVERSCHILLEN IN RELATIE PSYCHOPATHIE EN BIG FIVE PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN BIJ ADOLESCENTEN
6
naar de genderverschillen in psychopathie van groot belang is. Naast het feit dat eerder onderzoek naar psychopathie voornamelijk is uitgevoerd in mannelijke populaties, heeft dit onderzoek zich ook voor het grootste deel gewijd aan volwassenen. De aandacht voor psychopathie bij kinderen en adolescenten is de laatste jaren echter wel toegenomen (Salekin, Leistico, Trobst, Schrum, & Lochman, 2005). Deze onderzoeken hebben onder andere aangetoond dat psychopathie bij kinderen en adolescenten sterk correleert met antisociale gedragsstoornis, oppositioneel-opstandige gedragsstoornis, hogere niveaus van en variaties in delinquentie, het eerder in aanraking komen met politie en een hoge spanningsbehoefte (Salekin et al.). Er is een overvloed aan bewijs gevonden dat de link tussen psychopathie en agressie, geweld, criminaliteit en recidivisme ondersteunt (Muris, Meesters, & Timmermans, 2013). Veel onderzoek naar psychopathie is dan ook gedaan in forensische populaties, zoals gedetineerden en delinquenten met een mentale stoornis (Jakobwitz & Egan, 2006). Wel neemt het aantal onderzoeken naar psychopathie in niet-forensische populaties de laatste jaren toe. Een deel van dit onderzoek is gewijd aan de relatie tussen psychopathie en Big Five persoonlijkheidstrekken (Muris et al.). De Big Five, ook wel het Five Factor Model genoemd, is een taxonomie van persoonlijkheidstrekken bestaande uit vijf domeinen: extraversie (extraversion), vriendelijkheid (agreeableness), nauwkeurigheid (conscientiousness), neuroticisme (neuroticism) en openheid (openness/intellect) (Weisberg, DeYoung, & Hirsh, 2011). In het artikel van Judge, Higgins, Thoresen en Barrick (1999) worden de Big Five persoonlijkheidstrekken besproken: neuroticisme is het algemene gebrek aan positieve psychologische aanpassing en emotionele stabiliteit. Kenmerken van neuroticisme zijn angstigheid, vijandigheid, depressie, zelfbewustzijn, kwetsbaarheid en impulsiviteit. Mensen die hoog score op neuroticisme ervaren sneller negatieve
GENDERVERSCHILLEN IN RELATIE PSYCHOPATHIE EN BIG FIVE PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN BIJ ADOLESCENTEN
7
emoties en langer aanhoudende negatieve stemmingen en worden sneller beïnvloed door negatieve levensgebeurtenissen. De persoonlijkheidstrek extraversie kenmerkt zich door sociale georiënteerdheid, dominantie, ambitie, avontuurlijkheid en assertiviteit. Mensen die hoog scoren op extraversie ervaren meer positieve emoties, nemen vaker leiderschapsrollen op zich en zullen een groot aantal goede vrienden hebben. Het domein nauwkeurigheid wordt gekarakteriseerd door prestatiegerichtheid, ordelijkheid, betrouwbaarheid en verantwoordelijkheid. Kenmerken van een nauwkeurig persoon zijn een hoge mate van zelfcontrole, volharding en prestatiebehoefte. Openheid wordt gekarakteriseerd door intellect, flexibiliteit, autonomie, imaginatie, onconventionaliteit en creativiteit. Open mensen staan open voor nieuwe opvattingen, mensen en ervaringen. Eigenschappen van vriendelijkheid zijn coöperatie, zachtaardigheid en hartelijkheid. Mensen die hoog scoren op vriendelijkheid zijn mensgericht, zijn geïnteresseerd in anderen, hechten veel waarde aan hun relaties met anderen en zijn gericht op harmonie. Onderzoek naar Big Five persoonlijkheidstrekken is wel uitvoerig bij zowel mannen als vrouwen uitgevoerd. Zo onderzochten Weisberg et al. (2011) genderverschillen in persoonlijkheidstrekken bij volwassenen op zowel het niveau van de Big Five domeinen als op het sub-niveau van twee aspecten binnen elk Big Five domein. Significante genderverschillen werden gevonden in de domeinen extraversie, vriendelijkheid en neuroticisme. Op deze drie persoonlijkheidsdomeinen scoorden vrouwen hoger dan mannen. Schmitt, Realo, Vorcek en Allik (2008) deden onderzoek naar de genderverschillen in Big Five persoonlijkheidstrekken bij volwassenen uit 55 verschillende culturen. Vrouwen scoorden significant hoger op neuroticisme, vriendelijkheid, extraversie en nauwkeurigheid. De genderverschillen waren het grootst op de dimensie neuroticisme. Vecchione, Allessandri, Barbaranelli en Caprara (2012) voerden een
GENDERVERSCHILLEN IN RELATIE PSYCHOPATHIE EN BIG FIVE PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN BIJ ADOLESCENTEN
8
longitudinale studie uit naar de genderverschillen in de ontwikkeling van Big Five persoonlijkheidstrekken in de periode van late adolescentie tot jongvolwassenheid. Vrouwelijke adolescenten scoorden significant hoger dan mannelijke adolescenten op vriendelijkheid, nauwkeurigheid, openheid en neuroticisme. Onderzoek naar de verschillen in persoonlijkheid van een individu in de adolescentie ten opzichte van in de volwassenheid levert geen consistent antwoord op: enerzijds is er bewijs van stabiliteit van de persoonlijkheid in de ontwikkeling van adolescent naar jong volwassenen, anderzijds is er ook bewijs dat adolescenten substantieve veranderingen kunnen doormaken of aanbrengen in hun persoonlijkheid, vooral wanneer er sprake is geweest van interventie (Salekin et al., 2005). Een deel van het onderzoek naar psychopathie heeft zich dus gericht op de relatie met deze Big Five persoonlijkheidstrekken. Dit, omdat onderzoek heeft aangetoond dat algemene persoonlijkheidsmodellen, zoals het Big Five model, belangrijke componenten zijn van het nomologisch netwerk (een theoretisch en empirisch netwerk van concepten en constructen, de observeerbare manifestaties hiervan en de onderlinge relaties hiertussen) van het construct psychopathie (Salekin et al., 2005). Onderzoek naar de relatie tussen psychopathie en algemene modellen van persoonlijkheid zou dus betekenisvolle elementen kunnen toevoegen aan dit netwerk. Dit soort onderzoek wordt daarom uitgevoerd om de conceptualisatie en meting van psychopathie te optimaliseren. Lynam et al. (2005) deden onderzoek naar deze relatie bij mannelijke adolescenten. Uit het onderzoek bleek dat de psychopathische aspecten egoïsme, hardvochtigheid en interpersoonlijke manipulatie significant gerelateerd waren aan een lage mate van vriendelijkheid en de aspecten impulsiviteit, instabiliteit en sociaal afwijkend gedrag aan een lage mate van vriendelijkheid en nauwkeurigheid en aan een hoge mate van neuroticisme. Salekin, Debus en Barker (2010) onderzochten de relatie tussen Big Five
GENDERVERSCHILLEN IN RELATIE PSYCHOPATHIE EN BIG FIVE PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN BIJ ADOLESCENTEN
9
persoonlijkheidstrekken en psychopathische kenmerken bij zowel mannelijke als vrouwelijke gedetineerde adolescenten. Zij vonden dat de psychopathische kenmerken grootheidswaan, manipulatie, hardvochtigheid en emotieloosheid sterk negatief gerelateerd waren aan vriendelijkheid en impulsiviteit sterk negatief gerelateerd was aan nauwkeurigheid. Ook extraversie en openheid waren negatief gerelateerd aan psychopathie, maar in veel mindere mate dan vriendelijkheid en nauwkeurigheid. Er werd geen significante relatie gevonden tussen neuroticisme en psychopathie. Salekin et al. concludeerden dat psychopathie bij adolescenten in het algemeen wordt gekarakteriseerd door een lage mate van zelfcontrole, gebrek aan consideratie voor anderen en een beperkte en bekrompen visie op (het ontdekken van) de wereld. Muris et al. (2013) deden onderzoek naar verschillende correlaten van psychopathie bij adolescenten, waaronder ook Big Five persoonlijkheidstrekken. Uit het onderzoek bleek dat psychopathie negatief gerelateerd is aan vriendelijkheid, nauwkeurigheid en openheid en positief gerelateerd is aan neuroticisme. Hiernaast bleek psychopathie significante correlaties te vertonen met agressie en delinquentie. De negatieve relaties tussen vriendelijkheid en psychopathie en nauwkeurigheid en psychopathie die in de drie bovengenoemde studies gevonden zijn, worden verklaard door een tegenstrijdigheid in de kenmerken van de Big Five persoonlijkheidstrek enerzijds en psychopathie anderzijds. De kenmerken van vriendelijkheid (empathie, zachtaardigheid en de gerichtheid op mens en harmonie) en nauwkeurigheid (betrouwbaarheid, verantwoordelijkheid, ordelijkheid en een hoge mate van zelfcontrole) zijn tegenstrijdig met de kenmerken van psychopathie (oneerlijkheid, meedogenloosheid, manipulatie en een gebrek aan empathie, onverantwoordelijkheid, impulsiviteit en een lage mate van gedragscontrole) en derhalve zijn deze trekken negatief aan elkaar gerelateerd (Lynam et al., 2005; Muris et al., 2013; Salekin et
GENDERVERSCHILLEN IN RELATIE PSYCHOPATHIE EN BIG FIVE PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN BIJ ADOLESCENTEN
10
al., 2010). De negatieve relatie tussen openheid en psychopathie die door Salekin et al. en Muris et al. werd gevonden, werd in deze studies ook verklaard door de tegenstellende eigenschappen van openheid en psychopathie (minder breed denkkader en een verminderd vermogen om nieuwe ideeën en waarden te bezitten). Lynam et al. en Muris et al. suggereren dat de positieve samenhang tussen neuroticisme en psychopathie die in hun studies gevonden werd, veroorzaakt wordt door de overeenkomstige eigenschappen van deze twee variabelen: de neurotische kenmerken emotionele instabiliteit en een verminderd vermogen tot emotionele aanpassing, komen overeen met de chronisch onstabiele, sociaal afwijkende en antisociale levensstijl die psychopathie kenmerkt. De minimale en uitblijvende correlaties tussen extraversie en psychopathie in eerder onderzoek worden door Lynam et al. verklaard door de variëteit binnen de persoonlijkheidstrek extraversie. Doordat enkele aspecten van extraversie, zoals avontuurlijkheid en assertiviteit, kenmerkend zijn voor psychopathie, maar kenmerken zoals sociale georiënteerdheid, positieve affectiviteit en het hebben van een groot aantal vrienden juist niet kenmerkend zijn voor psychopathie, zou de persoonlijkheidstrek als geheel relatief ongecorreleerd zijn aan psychopathie. Zoals eerder genoemd is het onderzoek naar psychopathie over het algemeen gelimiteerd tot mannelijke populaties. Ondanks het groeiende aantal onderzoeken dat zich wijdt aan psychopathie bij vrouwen, is er nog steeds weinig onderzoek gedaan naar de etiologie en de affectieve, interpersoonlijke en gedragsmatige kenmerken van psychopathie bij vrouwen (Forouzan & Cooke, 2005). Tevens heeft eerder onderzoek geen duidelijke en consistente resultaten opgeleverd. Vrouwen zijn dus sterk ondervertegenwoordigd in het onderzoek naar psychopathie. Hiernaast wijst onderzoek uit dat er significante genderverschillen in psychopathie bestaan. Men zou daarom kunnen twijfelen aan de toepasbaarheid van de bestaande klinische
GENDERVERSCHILLEN IN RELATIE PSYCHOPATHIE EN BIG FIVE PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN BIJ ADOLESCENTEN
11
beschrijving van psychopathische eigenschappen en trekken op vrouwen (Forouzan & Cooke). Onderzoek naar psychopathie bij vrouwen is derhalve noodzakelijk om de generalisatie van het construct, hetgeen primair ontwikkeld is voor mannen, te kunnen verantwoorden. Ook is het onderzoek naar psychopathie voornamelijk gericht op volwassenen. Om de generaliseerbaarheid van het construct psychopathie van volwassen populaties naar adolescente populaties te kunnen verantwoorden, is het van belang dat er ook studies naar psychopathie bij adolescenten worden uitgevoerd (Nicholls & Petrila, 2005). Dit belang is drieledig. Aangezien psychopathische karaktertrekken voorspellers zijn voor ernstige, gewelddadige patronen van antisociaal gedrag in de volwassenheid, speelt een vroege herkenning van psychopathie allereerst een belangrijke beschermende maatschappelijke rol. Ten tweede kan een vroege identificatie bijdragen aan de kennis van de etiologie en ontwikkeling van psychopathie. Onderzoek bij adolescenten zou licht kunnen werpen op beschermende factoren die zouden kunnen functioneren als buffer tegen de ontwikkeling van psychopathie. En ten derde zou het de psychologische behandeling van psychopathie in een vroeg ontwikkelingsstadium, wanneer de persoonlijkheidsstructuur nog kneedbaar is en de persoonlijkheidsstijl nog niet volledig gestabiliseerd is, mogelijk maken. (Salekin, Neumann, Leistico, DiCicco, & Duros, 2004). Onderzoek naar psychopathie bij adolescenten zou dus de kennis van de oorzaak en ontwikkeling van het construct vergroten en dit zou kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van interventie- en preventieprogramma’s (Salekin et al., 2005). Ten slotte is, vanwege de hoge prevalentie van psychopathie onder delinquenten, de meerderheid van het onderzoek naar psychopathie uitgevoerd in delinquente populaties. Echter, onderzoek in populaties van verschillende gradaties van psychopathie, van criminelen tot zij die pro-sociaal gedijen in de samenleving, is essentieel om het construct te kunnen generaliseren
GENDERVERSCHILLEN IN RELATIE PSYCHOPATHIE EN BIG FIVE PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN BIJ ADOLESCENTEN
12
naar bredere populaties (Salekin et al., 2010). Vanwege het feit dat psychopathie bij mannen zich vaker uit in een criminele levensstijl dan bij vrouwen, is het hiernaast van specifiek belang dat onderzoek naar psychopathie bij vrouwen niet alleen in delinquente populaties wordt onderzocht, aangezien hierin sprake is van een grote ondervertegenwoordiging van vrouwen (Strand & Belfrage, 2005). Deze bovengenoemde tekortkomingen van het onderzoek naar psychopathie gelden ook voor het onderzoek naar de relatie tussen psychopathie en algemene persoonlijkheidsmodellen. Tot op heden zijn er slechts drie studies uitgevoerd waarin de relatie tussen psychopathie en Big Five persoonlijkheidstrekken bij adolescenten is onderzocht (Lynam et al., 2005; Salekin et al., 2005; Salekin et al., 2010). Echter, Lynam et al. onderzochten deze relatie alleen in een populatie van adolescente jongens, in het onderzoek van Salekin et al. (2010) worden geen uitspraken gedaan over genderverschillen in het bijzonder en beide studies van Salekin (2005; 2010) zijn uitgevoerd in delinquente populaties. Salekin et al. (2010) benadrukken dan ook dat meer wetenschappelijk onderzoek nodig is naar de relatie tussen persoonlijkheid en psychopathie bij adolescenten. Ook Muris et al. (2013) doen aanbevelingen voor onderzoek naar gender- en leeftijdsinvloeden op de relatie tussen psychopathie en zijn correlaten, waarvan persoonlijkheid er één is. Op basis van de eerder benoemde relevantie van onderzoek naar de relatie tussen psychopathie en Big Five persoonlijkheidstrekken bij (vrouwelijke) adolescenten en rekening houdende met de beperkingen van het, hierboven genoemd, eerder onderzoek, kan de volgende onderzoeksvraag worden geformuleerd: wat zijn de genderverschillen in de relatie tussen psychopathie en Big Five persoonlijkheidstrekken bij adolescenten? De volgende hypothesen zijn bij deze vraagstelling geformuleerd:
GENDERVERSCHILLEN IN RELATIE PSYCHOPATHIE EN BIG FIVE PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN BIJ ADOLESCENTEN
13
1. Allereerst wordt, met betrekking tot genderverschillen in Big Five persoonlijkheidstrekken, verwacht dat vrouwelijke adolescenten significant hoger zullen scoren dan mannelijke adolescenten op neuroticisme, vriendelijkheid, extraversie en nauwkeurigheid. 2. Ten tweede wordt een significant hogere mate van psychopathie verwacht bij mannelijke adolescenten ten opzichte van vrouwelijke adolescenten. 3. Ten derde zijn de volgende verwachtingen geformuleerd met betrekking tot de relaties tussen Big Five persoonlijkheidstrekken en psychopathie in het algemeen: a. Er worden negatieve relaties verwacht tussen psychopathie en de Big Five persoonlijkheidstrekken nauwkeurigheid, vriendelijkheid en openheid. b. Er wordt een positieve relatie verwacht tussen neuroticisme en psychopathie. c. Er wordt verwacht dat extraversie en psychopathie ongecorreleerd zullen zijn. 4. Een vierde set van hypothesen vloeit voort uit de eerste twee hypothesen: als gevolg van significante genderverschillen in zowel Big Five persoonlijkheidstrekken als psychopathie, zullen significante genderverschillen gevonden worden in de relatie tussen deze twee variabelen. Op basis van een vergelijking van genderverschillen in psychopathie enerzijds en genderverschillen in Big Five persoonlijkheidstrekken anderzijds, zijn de volgende verwachtingen geformuleerd met betrekking tot genderverschillen in de relatie tussen psychopathie en Big Five persoonlijkheidstrekken: a. Er wordt verwacht dat neuroticisme significant sterker positief zal samenhangen met psychopathie bij vrouwelijke adolescenten dan bij mannelijke adolescenten. b. Er wordt verwacht dat vriendelijkheid sterker negatief zal samenhangen met psychopathie bij mannelijke adolescenten dan bij vrouwelijke adolescenten.
GENDERVERSCHILLEN IN RELATIE PSYCHOPATHIE EN BIG FIVE PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN BIJ ADOLESCENTEN
14
c. Er wordt verwacht dat nauwkeurigheid significant sterker negatief zal samenhangen met psychopathie bij vrouwelijke adolescenten dan bij mannelijke adolescenten. d. Er worden geen significante genderverschillen verwacht in de relaties tussen psychopathie en extraversie en psychopathie en openheid. In deze studie wordt onderzocht of deze verwachtingen juist zijn en wordt getest welke genderverschillen er bestaan in de relatie tussen psychopathie en Big Five persoonlijkheidstrekken bij adolescenten. Methode Deelnemers Voor deze studie zijn 325 proefpersonen benaderd. Hiervan hebben 310 proefpersonen meegewerkt aan het onderzoek. Vanwege incompleet ingevulde vragenlijsten zijn drie proefpersonen uit de data gefilterd. Voor deze studie is uiteindelijk gebruik gemaakt van metingen onder 307 onderbouwleerlingen (eerste en tweede klas), afkomstig van twee middelbare scholen in Nederland (52.1% man, Mleeftijd = 12.70, SD = 1.29). De proefpersonen namen vrijwillig deel aan het onderzoek en konden op ieder moment stoppen met het onderzoek. Hiernaast bestond er voor de ouders van de deelnemers de mogelijkheid om schriftelijk bezwaar te maken tegen het onderzoek. Op deze manier kregen zij de gelegenheid om hun kind(eren) uit te sluiten van deelname aan het onderzoek. Dit was slechts bij twee (0.62%) van de benaderde proefpersonen het geval. Procedure Leerlingen en hun ouders ontvingen schriftelijke informatie met betrekking tot het doel van het onderzoek. In deze brief werd ouders tevens de hierboven genoemde gelegenheid tot
GENDERVERSCHILLEN IN RELATIE PSYCHOPATHIE EN BIG FIVE PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN BIJ ADOLESCENTEN
15
weigering van deelname gegeven. De vragenlijsten werden individueel voorgelegd aan de leerlingen tijdens hun mentoruur. Dit werd gedaan onder toezicht van een masterstudent psychologie, aan wie vragen over de vragenlijst gesteld konden worden. De leerlingen kregen de gelegenheid om de vragenlijsten in rust en anonimiteit in te vullen. Meetinstrumenten Big Five persoonlijkheidstrekken. Voor de meting van Big Five persoonlijkheidstrekken werd de Nederlandse vertaling van de Big Five Inventory (BFI) gebruikt (John, Donahue, & Kentle, 1991). Deze zelfrapportagevragenlijst bestaat uit 44 items en wordt gebruikt om de Big Five dimensies van persoonlijkheid te meten. Elk item bestaat uit een korte uitspraak waarvan proefpersonen op een 5-punts Likertschaal, lopend van ´helemaal oneens´ tot ´helemaal mee eens´, kunnen aangeven in hoeverre zij het hier mee eens zijn. Openheid wordt gemeten door 10 items (voorbeelditem: ‘Ik zie mezelf als iemand die graag nadenkt, met ideeën speelt’), vriendelijkheid (voorbeelditem: ‘Ik zie mezelf als iemand die attent en aardig is voor bijna iedereen’) en nauwkeurigheid (voorbeelditem: ‘Ik zie mezelf als iemand die doorgaans geneigd is tot slordigheid’) door negen items en extraversie (voorbeelditem: ‘Ik zie mezelf als iemand die spraakzaam is’) en neuroticisme (voorbeelditem: ‘Ik zie mezelf als iemand die zich veel zorgen maakt’) door acht items. De betrouwbaarheid (Chronbach’s α) van de gehele vragenlijst bedroeg 0.722. De betrouwbaarheden van de schalen openheid, neuroticisme, extraversie, vriendelijkheid en nauwkeurigheid bedroegen respectievelijk 0.727, 0.796, 0.731, 0.683 en 0.773. De Nederlandse versie van de BFI is een valide instrument voor de meting van persoonlijkheid in de adolescentie (Denissen, Geenen, van Aken, Gosling, & Potter, 2008). Psychopathie. Psychopathie werd gemeten met de Dirty Dozen (Jonason & Webster, 2010). Deze zelfrapportgevragenlijst meet individuele verschillen in de Dark Triad
GENDERVERSCHILLEN IN RELATIE PSYCHOPATHIE EN BIG FIVE PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN BIJ ADOLESCENTEN
16
persoonlijkheidstrekken narcisme, Machiavellisme en psychopathie in subklinische populaties. De vragenlijst bestaat uit 12 items: vier items per persoonlijkheidstrek. De proefpersoon geeft per item op een 9-punts Likertschaal, lopend van ´sterk mee oneens´ tot ´sterk mee eens´, aan in hoeverre hij/zij het eens is met de gegeven uitspraak. Een voorbeeld van een psychopathie-item is: ´Ik ben geneigd anderen te manipuleren om mijn zin te krijgen´. De totale psychopathiescore werd gecreëerd op basis van de vier items die psychopathie meten (items 1, 2, 11 en 12). De betrouwbaarheid (Chronbach’s α) van de gehele vragenlijst bedroeg 0.872 en die van de psychopathieschaal 0.738. Onderzoek naar de methodologische aspecten van de Dirty Dozen heeft aangetoond dat het een valide en betrouwbaar meetinstrument is voor Dark Triad persoonlijkheidstrekken (Webster & Jonason, 2013; Jonason & Luévano, 2013; Jonason & McCain, 2012). Data-analyse Om te onderzoeken of er significante genderverschillen bestaan in Big Five persoonlijkheidstrekken, is er allereerst een t-toets voor onafhankelijke steekproeven uitgevoerd per Big Five domein. Hiernaast is er ook een t-toets voor onafhankelijke steekproeven uitgevoerd om te toetsen of er significante verschillen in psychopathie bestaan tussen mannelijke en vrouwelijke adolescenten. Hierna zijn zero-order correlaties tussen de psychopathiescore en elk Big Five domein uitgevoerd bij zowel mannelijke als vrouwelijke adolescenten om de mate van samenhang tussen deze twee variabelen te analyseren per geslacht. Ten slotte, zijn multiple regressieanalyses uitgevoerd om te testen of de relatie tussen Big Five persoonlijkheidstrekken en psychopathie significant anders is voor vrouwen dan voor mannen. Oftewel, er is getoetst of er een modererend effect van geslacht bestaat op deze relatie. Voor de analyses zijn de gemiddelde scores van de psychopathieschaal van de Dirty
GENDERVERSCHILLEN IN RELATIE PSYCHOPATHIE EN BIG FIVE PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN BIJ ADOLESCENTEN
17
Dozen en van de Big 5-domeinen van de BFI gebruikt. Gespiegelde items werden omgescoord: de items die in de andere richting waren geformuleerd dan de rest van de items zijn omgekeerd, zodat een algemene score berekend kon worden. Er was geen sprake van ontbrekende gegevens: beide gebruikte vragenlijsten zijn compleet ingevuld door alle 307 respondenten. Resultaten Beschrijvende analyses Om vast te stellen of de variabelen normaal verdeeld zijn, is allereerst gekeken naar de skewness- en kurtosis-waarden. Uit de skewness-waarden bleek dat alleen de variabelen neuroticisme, openheid en nauwkeurigheid symmetrisch verdeeld zijn. Uit de kurtosis-waarden bleek dat enkel de kurtosis van de variabelen psychopathie en nauwkeurigheid significant afwijken van de kurtosis van de normaalverdeling. Om na te gaan of er significante genderverschillen bestaan in psychopathie en Big Five persoonlijkheidstrekken, is er voor elke variabele een t-toets voor onafhankelijke steekproeven uitgevoerd. Significante genderverschillen zijn gevonden in de variabelen psychopathie, neuroticisme en openheid. Mannelijke adolescenten scoorden significant hoger op psychopathie en vrouwelijke adolescenten scoorden significant hoger op neuroticisme en openheid. De resultaten van de t-toetsen voor onafhankelijke steekproeven en verdere beschrijvende statistiek zijn weergegeven in Tabel 1. Correlaties Zero-order correlaties tussen de psychopathiescore en elk Big Five domein zijn berekend bij zowel de mannelijke als de vrouwelijke adolescenten om de mate van samenhang tussen deze variabelen te analyseren per geslacht. De correlaties zijn weergeven in Tabel 2. Bij vrouwelijke adolescenten werden significante negatieve correlaties gevonden tussen nauwkeurigheid en
GENDERVERSCHILLEN IN RELATIE PSYCHOPATHIE EN BIG FIVE PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN BIJ ADOLESCENTEN
18
psychopathie en vriendelijkheid en psychopathie. Deze werden ook gevonden bij mannelijke adolescenten. Deze negatieve correlaties zijn sterker bij vrouwelijke dan bij mannelijke adolescenten. Tevens werd er bij de jongens een significante negatieve samenhang gevonden tussen openheid en psychopathie. Dus, zowel mannelijke als vrouwelijke adolescenten die hoog scoren op nauwkeurigheid of vriendelijkheid, zullen lager scoren op psychopathie dan adolescenten die laag scoren op deze Big Five persoonlijkheidstrekken. Voor mannelijke adolescenten geldt hiernaast ook dat een hoge score op openheid leidt tot een lagere score op psychopathie. Verklarende analyses Om na te gaan of de relatie tussen Big Five persoonlijkheidstrekken en psychopathie significant anders is voor vrouwelijke adolescenten dan voor mannelijke adolescenten, is per Big Five domein een multiple regressieanalyse uitgevoerd. Hiermee is getoetst of er een modererend effect bestaat van geslacht op de relatie tussen Big Five persoonlijkheidstrekken en psychopathie. De interactieterm van Big Five domein en geslacht bleek voor geen enkel domein significant te zijn (zie Tabel 3). Kortom, de relatie tussen Big Five persoonlijkheidstrekken en psychopathie voor mannelijke adolescenten is niet anders dan voor vrouwelijke adolescenten. Derhalve zijn multipele regressieanalyses uitgevoerd van psychopathie op de hoofeffecten (geslacht en Big Five domein). De resultaten van deze multipele regressieanalyses zijn weergegeven in Tabel 4. Uit deze analyses bleken nauwkeurigheid, openheid en vriendelijkheid significante voorspellers van psychopathie te zijn. Adolescenten die hoog scoren op nauwkeurigheid, openheid of vriendelijkheid zullen significant lager scoren op psychopathie dan adolescenten die laag scoren op deze drie Big Five persoonlijkheidstrekken.
GENDERVERSCHILLEN IN RELATIE PSYCHOPATHIE EN BIG FIVE PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN BIJ ADOLESCENTEN
19
Discussie In deze studie zijn de genderverschillen in de relatie tussen psychopathie en Big Five persoonlijkheidstrekken bij adolescenten onderzocht. Allereerst is onderzocht welke genderverschillen bestaan in psychopathie en Big Five persoonlijkheidstrekken (neuroticisme, extraversie, nauwkeurigheid, vriendelijkheid en openheid), waarna is getest in hoeverre de relatie tussen deze twee variabelen wordt bepaald door het geslacht van de adolescent. De eerste set van hypothesen betrof genderverschillen in Big Five persoonlijkheidstrekken. De verwachting dat vrouwelijke adolescenten hoger scoren op neuroticisme dan mannelijke adolescenten werd bevestigd. Dit resultaat komt overeen met bevindingen van eerder onderzoek (Schmitt et al., 2008; Vecchione et al., 2012; Weisberg et al., 2011). De verwachting dat er geen genderverschillen bestaan in extraversie werd ook ondersteund door de resultaten. Hoewel de vrouwelijke adolescenten, zoals verwacht, hoger scoorden dan mannelijke adolescenten op vriendelijkheid en nauwkeurigheid, bleken deze effecten niet significant te zijn en werden deze verwachtingen dus niet bevestigd. Deze resultaten komen dan ook niet overeen met eerder onderzoek, waarin bij vrouwen significant hogere scores werden gevonden op vriendelijkheid en nauwkeurigheid (Schmitt et al.;Vecchione et al.; Weisberg et al.). Ten slotte werd de hypothese dat er geen genderverschillen bestaan in openheid ontkracht: mannelijke adolescenten scoorden significant hoger op openheid dan vrouwelijke adolescenten. Deze resultaten, die dus in strijd zijn met de, in eerder onderzoek vaak gerepliceerde, genderverschillen in Big Five persoonlijkheidstrekken, zouden verklaard kunnen worden door de omvang van de steekproef (N=307). Deze was namelijk vele malen kleiner dan die van de onderzoeken van Weisberg et al. (N=2643) en Schmitt et al. (N=17637). Dit zou kunnen verklaren waarom, ondanks dat in vier van de vijf gevallen de richting van de resultaten
GENDERVERSCHILLEN IN RELATIE PSYCHOPATHIE EN BIG FIVE PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN BIJ ADOLESCENTEN
20
overeenkwam met de verwachtingen en de vaak gerepliceerde resultaten van eerder onderzoek, deze effecten slechts in twee gevallen ook daadwerkelijk significant bleken te zijn. De tweede hypothese stelde dat mannelijke adolescenten hoger zouden scoren op psychopathie dan vrouwelijke adolescenten. Deze hypothese werd bevestigd. Deze bevinding komt overeen met eerder onderzoek (Cale & Lilienfeld, 2002; Forouzan & Cooke, 2005; Strand & Belfrage, 2005) De derde set van hypothesen had betrekking op de relatie tussen Big Five persoonlijkheidstrekken en psychopathie, ongeacht het geslacht van de adolescent. De verwachtingen dat de persoonlijkheidstrekken nauwkeurigheid, vriendelijkheid en openheid negatief gerelateerd zouden zijn aan psychopathie werden bevestigd. Deze resultaten komen overeen met de bevindingen van eerder onderzoek: in de studies van Lynam et al. (2005), Muris et al. (2013) en Salekin et al. (2010) werden ook negatieve relaties gevonden tussen nauwkeurigheid en psychopathie en vriendelijkheid en psychopathie. Muris et al. en Salekin et al. vonden tevens een negatieve relatie tussen openheid en psychopathie. Ook de verwachting dat extraversie en psychopathie niet gerelateerd zouden zijn, werd ondersteund. De verwachte positieve relatie tussen neuroticisme en psychopathie werd echter niet gevonden in deze studie. Dit resultaat komt dan ook niet overeen met eerdere bevindingen van Lynam et al. en Muris et al., die deze relatie wel aantoonden. In de studie van Salekin et al. werd echter eveneens geen relatie gevonden tussen neuroticisme en psychopathie. Dat neuroticisme en psychopathie vrijwel compleet ongecorreleerd blijken te zijn in dit onderzoek zou op eenzelfde manier verklaard kunnen worden als dat dit gedaan wordt, en in de inleiding benoemd wordt, voor extraversie. Zo wordt door Lynam et al. gesuggereerd dat neuroticisme positief zou kunnen samenhangen met enkele psychopathische kenmerken, zoals impulsiviteit en een gebrek aan gedragscontrole, maar
GENDERVERSCHILLEN IN RELATIE PSYCHOPATHIE EN BIG FIVE PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN BIJ ADOLESCENTEN
21
juist negatief met kenmerken zoals oppervlakkige charme, sluwheid en welbespraaktheid. Hierdoor zou het construct psychopathie als geheel vrijwel ongerelateerd zijn aan neuroticisme. Hiernaast, wordt in het onderzoek van Salekin et al. (2010) aangedragen dat neuroticisme en psychopathie ongecorreleerd zouden kunnen zijn, doordat de neurotische aspecten van angst, spanning en zorgen maken simpelweg geen eigenschappen zijn van psychopathie. De vierde en laatste set van hypothesen betrof de genderverschillen in de relatie tussen Big Five persoonlijkheidstrekken en psychopathie bij adolescenten. Enkel de verwachting dat de relatie tussen openheid en psychopathie niet afhankelijk is van geslacht werd bevestigd. De verdere verwachtingen met betrekking tot genderverschillen werden niet bevestigd, aangezien de relatie tussen de twee variabelen niet afhankelijk bleek te zijn van het geslacht van de adolescent. Dit ontbreken van significante genderverschillen in de relatie tussen Big Five persoonlijkheidstrekken en psychopathie zou kunnen worden verklaard door, de al eerder genoemde, kleine steekproef. De verwachtingen met betrekking tot genderverschillen in deze relatie zijn namelijk gebaseerd op de, in eerder onderzoek vaak aangetoonde, genderverschillen in zowel psychopathie als de Big Five persoonlijkheidstrekken vriendelijkheid, nauwkeurigheid en neuroticisme. De kleine onderzoeksgroep zou de oorzaak kunnen zijn voor het uitblijven van deze significante genderverschillen in Big Five persoonlijkheidstrekken en derhalve ook in de relatie tussen deze persoonlijkheidstrekken en psychopathie. Het zou echter ook mogelijk kunnen zijn dat er daadwerkelijk geen significante genderverschillen bestaan in de relatie tussen Big Five persoonlijkheidstrekken en psychopathie bij adolescenten. Dit zou bijvoorbeeld kunnen, omdat de genderverschillen in Big Five persoonlijkheidstrekken te klein zijn om een verschil te maken in deze relatie. Een andere mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen liggen in de aard van de genderverschillen in psychopathie. Zoals eerder genoemd zijn deze genderverschillen
GENDERVERSCHILLEN IN RELATIE PSYCHOPATHIE EN BIG FIVE PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN BIJ ADOLESCENTEN
22
voornamelijk gevonden in de gedragsmatige uitingen en levensstijlen en niet zozeer in de aanwezigheid van psychopathische persoonlijkheidseigenschappen (Forouzan & Cooke, 2005). Het zou dus kunnen dat er geen genderverschillen worden gevonden in de relatie tussen Big Five persoonlijkheidstrekken en psychopathische persoonlijkheidstrekken, doordat het genderverschil niet zozeer zit in deze samenstelling van persoonlijkheidskenmerken, hetgeen in deze studie juist wel onderzocht wordt. Dit soort verklarende uitspraken kunnen echter niet met zekerheid gedaan worden en moeten met grote voorzichtigheid en zorgvuldigheid gelezen worden, aangezien eerder onderzoek zich simpelweg niet specifiek gewijd heeft aan de genderverschillen in de relatie tussen psychopathie en Big Five persoonlijkheidstrekken. Deze studie kent enkele beperkingen. Allereerst is er gebruik gemaakt van een redelijk kleine onderzoeksgroep. Zoals hierboven genoemd, werden in eerder onderzoek wel significante relaties gevonden, wanneer gebruik werd gemaakt van een grotere onderzoeksgroep. Hiernaast is voor dit onderzoek enkel gebruik gemaakt van psychopathiescores op zelfrapportagevragenlijsten. Scores zouden hierdoor enkel de, mogelijk vertekende, perceptie van de adolescent van zijn of haar gedrag weergeven, in plaats van het werkelijke gedrag en het gedrag dat waargenomen wordt door anderen. Ook dit zou de resultaten sterk kunnen beïnvloeden. Toekomstig onderzoek naar de genderverschillen in de relatie tussen Big Five persoonlijkheidstrekken en psychopathie bij adolescenten zou rekening kunnen houden met de in deze studie gevonden beperkingen, door deze relatie te onderzoeken in een grotere steekproef en naast zelf-gerapporteerde scores ook gebruik te maken van psychopathiescores gerapporteerd door mensen uit de omgeving van de adolescent, zoals een ouder of leerkracht. Ten slotte zou onderzoek zich in de toekomst, naast enkel op de relatie tussen de gehele Big Five persoonlijkheidstrek en psychopathie, ook kunnen richten op de relatie tussen aspecten van de
GENDERVERSCHILLEN IN RELATIE PSYCHOPATHIE EN BIG FIVE PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN BIJ ADOLESCENTEN
23
persoonlijkheidstrek en psychopathie. Zoals hierboven genoemd, kunnen aspecten binnen dezelfde Big Five persoonlijkheidstrek op een verschillende manier samenhangen met psychopathie. De geobserveerde relaties tussen psychopathie en de globale Big Five persoonlijkheidstrek zijn dus afhankelijk van de relatieve samenstelling van deze trek (Lynam et al. 2010). De gemengde en soms conflicterende resultaten van eerder onderzoek naar de relatie tussen psychopathie en Big Five persoonlijkheidstrekken op domeinniveau zouden dus te wijten kunnen zijn aan de verschillen die bestaan op aspectniveau. Toekomstig onderzoek naar de relatie tussen de aspecten van Big Five persoonlijkheidstrekken en psychopathie zou daarom meer kennis en duidelijkheid kunnen bieden met betrekking tot deze relatie en het construct psychopathie in het algemeen. Ondanks de genoemde beperkingen, is deze studie van waarde voor het onderzoek naar het construct psychopathie. Allereerst is de studie sterk op psychometrisch gebied: de betrouwbaarheden van de schalen van beide vragenlijsten waren hoog. Hiernaast draagt het onderzoek bij aan de kennis van het construct psychopathie. Kennis die nodig is om de conceptualisatie en meting van psychopathie te optimaliseren, de generalisatie van het construct naar vrouwelijke en adolescente populaties te kunnen verantwoorden en mogelijke interventieen preventieprogramma’s te kunnen ontwikkelen. Maar bovenal is deze studie vernieuwend in het onderzoek naar het construct psychopathie: door de relatie met Big Five persoonlijkheidstrekken in een niet-delinquente adolescente populatie en in combinatie met genderverschillen te onderzoeken, belicht het een aspect van psychopathie dat niet eerder onderzocht werd. Op deze manier levert deze studie een unieke en belangrijke bijdrage aan de kennis van de relatie tussen psychopathie en algemene modellen van persoonlijkheid, hetgeen zeer belangrijke componenten van het nomologisch netwerk rondom psychopathie zijn.
GENDERVERSCHILLEN IN RELATIE PSYCHOPATHIE EN BIG FIVE PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN BIJ ADOLESCENTEN
24
In conclusie, bleken de Big Five persoonlijkheidstrekken nauwkeurigheid, vriendelijkheid en openheid, zoals voorspeld, significante, negatieve voorspellers van psychopathie te zijn. Voor de gevonden relaties geldt voor zowel mannelijke als vrouwelijke adolescenten dat een hogere mate van één van deze drie persoonlijkheidstrekken leidt tot een lagere mate van psychopathie. Deze relatie tussen de Big Five persoonlijkheidstrekken nauwkeurigheid, vriendelijkheid en openheid en psychopathie bij adolescenten is dus niet afhankelijk van geslacht.
GENDERVERSCHILLEN IN RELATIE PSYCHOPATHIE EN BIG FIVE PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN BIJ ADOLESCENTEN Referenties Cale, E.M., & Lilienfeld, S.O. (2002). Sex differences in psychopathy and antisocial personality disorder- A review and integration. Clinical Psychology Review, 22(8), 1179-1207 Cooke, D.J., & Michie, C. (2001). Refining the construct of psychopathy: Towards a Hierachical Model. Psychological Assessment, 13(2), 171-188. Doi: 10.1037//10403590.13.2.171 Cootjans, J., & Verhavert, S. (2007). Psychopathie en antisociale persoonlijkheidsstoornis: een actueel probleem voor de samenleving. Tijdschrift Klinische Psychologie, 37(1), 18-33. Denissen, J.J.A., Geenen, R., van Aken, M.A.G., Gosling, S.D., & Potter, J. (2008). Development of a Dutch translation of the Big Five Inventory (BFI). Journal of Personality Assessment, 90(2), 152-157. Forouzan, E., & Cooke, D.J. (2005). Figuring out la femme fatale: Conceptual and assessment issues concerning psychopathy in females. Behavioral Sciences and the Law, 23(6), 765-778. Jakobwitz, S., & Egan, V. (2006). The Dark Triad and normal personality traits. Personality and Individual Differences, 40(2), 331-339. John, O.P, Donahue, E.M., & Kentle, R.L. (1991). The Big Five Inventory- Versions 4a and 5a. Berkely, CA: University of California, Berkeley, Institute of Personality and Social Research. Jonason, P.K., & Luévano, V.X. (2013). Walking the thin line between efficiency and accuracy: Validity and structural properties of the Dirty Dozen. Personality and
25
GENDERVERSCHILLEN IN RELATIE PSYCHOPATHIE EN BIG FIVE PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN BIJ ADOLESCENTEN
26
Individual Differences, 55(1), 76-81. Jonason, P.K., & McCain, J. (2012). Using the HEXACO model to test the validity of the Dirty Dozen measure of the Dark Triad. Personality and Individual Differences, 53(7), 935-938. Jonason, P.K., & Webster, G.D. (2010). The Dirty Dozen: A concise measure of the dark triad. Psychological Assessment, 22(2), 420-432. Judge, T.A., Higgins, C.A., Thoresen, C.J., & Barrick, M.R. (1999). The Big Five personality traits, general mental ability, and career success across the life span. Personnel Psychology, 52(3), 621-652. Lynam, D.R., Caspi, A., Moffitt, T.E., Raine, A., Loeber, R., & Stouthamer-Loeber, M. (2005). Adolescent Psychopathy and the Big Five: Results from Two Samples. Journal of Abnormal Child Psychology, 33(3), 431-443. Muris, P., Meesters, C., & Timmermans, A. (2013). Some youths have a gloomy side: Correlates of the Dark Triad personality traits in non-clinical adolescents. Child Psychiatry Human Development, 44, 658-665. Pechorro, P.S., Vieira, D.N., Poiares, C.A., Vieira, R.X., Maroco, J., Neves, S., & Nunes, C. (2013). Psychopathy and behaviour problems: A comparison of incarcerated male and female juvenile delinquents. International Journal of Law and Psychiatry, 36(1), 1822. Salekin, R.T., Debus, S.A., & Barker, E.D. (2010). Adolescent Psychopathy and the Five Factor Model: Domain and Facet Analysis. Journal of Psychopathology and Behavioral Assessment, 32(4), 501-514. Salekin, R.T., Leistico, A.R., Trobst, K.K., Schrum, C.L., & Lochman, J.E. (2005).
GENDERVERSCHILLEN IN RELATIE PSYCHOPATHIE EN BIG FIVE PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN BIJ ADOLESCENTEN Adolescent psychopathy and personality theory – the interpersonal circumplex: Expanding evidence of a nomological net. Journal of Abnormal Child Psychology, 33(4), 445-460. Doi: 10.1007/s10802-005-5726-Y Salekin, R.T., Neumann, G.S., Leistico, A.R., DiCicco, T.M., & Duros, R.L. (2004). Psychopathy and comorbidity in a young offender sample: Taking a closer look at psychopathy’s potential importance over disruptive behaviour disorders. Journal of Abnormal Psychology, 113(3), 416-427. Schmitt, D.P., Realo, A., Vorcek, M., & Allik, J. (2008). Why can’t a man be more like a woman? Sex differences in Big Five personality traits across 55 cultures. Journal of Personality and Social Psychology, 94(1), 168-182. Doi: 10.1037/0022-3514.94.1.168 Strand, S., & Belfrage, H. (2005). Gender differences in psychopathy in a Swedish offender sample. Behavioral Science and the Law, 23(6), 837-850. Doi: 10.1002/bsl.674 Vecchione, M., Alessandri, G., Barbaranelli, C., & Caprara, G. (2012). Gender differences in the Big Five personality development: A longitudinal investigation from late adolescence to emerging adulthood. Personality and Individual Differences, 53(6), 740-746. Webster, G.D., & Jonason, P.K. (2013). Putting the “IRT” in “Dirty”: Item response theory analyses of the Dark Triad Dirty Dozen – An efficient measure of narcissism, psychopathy, and Machiavellianism. Personality and Individual Differences, 54(2), 302-306. Weisberg, Y.J., DeYoung, C.G., & Hirsh, J.B. (2011). Gender differences in personality across the ten aspects of the Big Five. Frontiers in Psychology, 2:178. doi: 10.3389/fpsyg.2011.00178
27
GENDERVERSCHILLEN IN RELATIE PSYCHOPATHIE EN BIG FIVE PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN BIJ ADOLESCENTEN
28
Tabel 1 Beschrijvende statistiek en resultaten van t-toetsen voor onafhankelijke steekproeven van psychopathie en Big Five domeinen Jongens (n=160)
Meisjes (n=147)
M
SD
M
SD
95% CI
Psychopathie
2.99
1.59
2.65
1.36
[-0.67, -0.01] -2.01*
303.48
Extraversie
3.82
0.56
3.74
0.60
[-0.21, 0.05] -1.20
305
Neuroticisme
2.66
0.65
2.97
0.75
[0.15, 0.47]
3.84** 291.65
Openheid
3.19
0.62
3.34
0.56
[0.02, 0.28]
2.23*
Nauwkeurigheid
3.33
0.62
3.50
0.69
[-0.08, 0.22] 0.96
305
Vriendelijkheid
3.77
0.53
3.82
0.53
[-0.07, 0.17] 0.81
305
Note. * p < .05; ** p < .001
t
df
305
GENDERVERSCHILLEN IN RELATIE PSYCHOPATHIE EN BIG FIVE PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN BIJ ADOLESCENTEN Tabel 2 Correlaties tussen Big Five domeinen en psychopathie (Spearman’s Rho) Psychopathie Totaal
Meisjes
Jongens
Extraversie
0.07
0.11
0.02
Neuroticisme
0.01
-0.02
0.09
Openheid
-0.21**
-0.13
-0.23*
Nauwkeurigheid
-0.31**
-0.31**
-0.30**
Vriendelijkheid
-0.44**
-0.50**
-0.39**
Note. * p < .01; ** p < .001
29
GENDERVERSCHILLEN IN RELATIE PSYCHOPATHIE EN BIG FIVE PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN BIJ ADOLESCENTEN
30
Tabel 3 Resultaten van de multipele regressieanalyse met interactieterm (Big Five domein x geslacht) op psychopathie
b
SE
95% CI
R
R2
Extraversie
0.273
0.782
[0.09, 3.17]
0.14
0.02
Geslacht
1.919
0.089
[-0.29, 4.131]
Extraversie x geslacht
-0.419
0.294
[-1.00, 0.159]
Neuroticisme
-0.058
0.165
[-0.383, 0.267] 0.132 0.017
Geslacht
-0.373
-0.0125
[-1.766, 1.019]
Neuroticisme x geslacht
0.261
0.245
[-0.220, 0.743]
Openheid
-0.370
0.216
[-0.795, 0.056] 0.225 0.051
Geslacht
0.904
0.951
[-0.967, 2.775]
Openheid x geslacht
-0.194
0.286
[-0.757, 0.368]
Nauwkeurigheid
-0.625*
0.171
[-0.961, -0.289] 0.362 0.106
Geslacht
0.791
0.353
[-0.884, 2.467]
Nauwkeurigheid x geslacht -0.149
0.249
[-0.639, 0.340]
Vriendelijkheid
-1.535*
0.199
[-1.928, -1.143] 0.536 0.287
Geslacht
-0.056
1.060
[-1.928, -1,143]
Vriendelijkheid x geslacht
0.085
0.276
[-0.459, 0.629]
Note: * p < .001
GENDERVERSCHILLEN IN RELATIE PSYCHOPATHIE EN BIG FIVE PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN BIJ ADOLESCENTEN
31
Tabel 4 Resultaten van de multipele regressieanalyse van hoofdeffecten (geslacht en Big Five domein) op psychopathie
SE
95% CI
Extraversie
0.066
0.564
[-0.223, 0.356] 0.117 0.014
Geslacht
0.335
0.171
[-0.001, 0.671]
Neuroticisme
0.061
0.122
[-0.179, 0.301] 0.117 0.014
Geslacht
0.359*
0.174
[0.016, 0.702]
Openheid
-0.481**
0.141
[-0.759, -0.203] 0.325 0.105
Geslacht
0.268
0.168
[-0.064, 0.599]
Nauwkeurigheid
-0.695***
0.124
[-0.939, -0.451] 0.536 0.287
Geslacht
0.290
0.162
[-0.029, 0.610]
Vriendelijkheid
-1.491***
0.138
[-1.762, -1.220] 0.222 0.049
Geslacht
0.268
0.145
[-0.017, 0.553]
Note: * p < .05, ** p < .01, *** p < .001
R
R2
b