1
Running head: GEPEST WORDEN EN DEPRESSIEVE SYMPTOMEN BIJ ADOLESCENTEN
De Samenhang tussen Gepest worden en Depressieve Symptomen bij Adolescenten
Eva van den Dries
Tilburg University
ANR: 400770
Mentor: dr. J. Henrichs
Tweede beoordelaar : dr. M.J. Cima
Tilburg Universiteit
School of Social and Behavioral Sciences
Ontwikkelingspsychologie
Februari 2014
2
GEPEST WORDEN EN DEPRESSIEVE SYMPTOMEN BIJ ADOLESCENTEN Abstract
The purpose of this study is to investigate the correlation between peer victimization and depressive symptoms. The participants of this cross-sectional SPACE (Study of Personality, Adjustment, Cognition and Emotions) study are young adolescents (n=307) with Dutch nationality, mostly in the first and second grade of the secondary educational system. The CES-D questionnaire is used to measure depressive symptoms of participants. Depressive symptoms and peer victimization is measured by using a combination of peer nominations and self-reports of class mates. As a result this study suggests that peer victimization and depressive symptoms are correlated in which the effect is not moderated by gender. The results demonstrate the importance of taking action in case of peer victimization, furthermore this study shows that peer victimization can have large psychological impact and can negatively influence someone’s psychological wellbeing.
Keywords: peer victimization, depressive symptoms, CES-D.
3
GEPEST WORDEN EN DEPRESSIEVE SYMPTOMEN BIJ ADOLESCENTEN Samenvatting
Het doel van dit onderzoek is de samenhang tussen slachtoffer zijn van pestgedrag door klasgenoten en het hebben van depressieve symptomen te bekijken. Participanten van de cross-sectionele SPACE (Study of Personality, Adjustment, Cognition and Emotions) studie zijn jonge adolescenten (n = 307) met een Nederlandse nationaliteit, afkomstig uit het middelbaar onderwijs, eerste en tweede klas. Bij het meten van depressieve symptomen werd gebruik gemaakt van de CES-D vragenlijst. Depressieve symptomen en mate van gepest worden is gemeten middels zelf rapportage en rapportage door klasgenoten. Er werd een samenhang gevonden tussen zelf gerapporteerd slachtoffer zijn van pesten door klasgenoten en depressieve symptomen. Dit effect wordt niet gemodereerd door geslacht en kan dus als gelijk voor jongens en meisjes worden beschouwd. Deze studie toont het belang aan van ingrijpen bij pestgedrag door jongeren onder elkaar en toont aan dat gepest worden grote negatieve gevolgen kan hebben voor iemands psychologisch welbevinden.
Kernwoorden: gepest worden door klasgenoten, depressieve symptomen, CES-D.
4
GEPEST WORDEN EN DEPRESSIEVE SYMPTOMEN BIJ ADOLESCENTEN De Samenhang tussen Pesten en Depressieve Symptomen bij Adolescenten
De laatste tijd wordt er erg veel aandacht besteedt aan pesten onder jongeren en kinderen. Dit is aangewakkerd door verschillende suïcides die Nederlandse jongeren hebben gepleegd doordat zij jarenlang het middelpunt waren van pesterijen. Pesten wordt wereldwijd erkend als een groot probleem en heeft een behoorlijke impact op adolescenten (Craig et al., 2009). Gepest worden door klasgenoten (ook wel ‘peer victimisation’) houdt alle agressieve gedragingen tegenover mensen van gelijke leeftijd in (Finkelhor & Dziuba-Leatherman, 1994) en kan het beste worden omschreven als gedragingen die a) agressief zijn en/of bedoeld zijn om anderen te schaden b) meerdere keren voorkomen en c) voorkomen in interpersoonlijke relaties waarbij sprake is van ongelijke macht (Olweus, 1993, 1999). Er kunnen 3 verschillende soorten van pesten onderscheiden worden namelijk: fysieke agressie (slaan, schoppen etc.), verbaal gepest worden (iemand bedreigen, beledigen of uitschelden) en relationeel gepest worden (roddelen, iemand buitensluiten) (Crick & Grotpeter, 1995). Resulaten van Forero, McLellan, Rissel en Bauman (1999) tonen aan dat 12,7% van de kinderen gepest worden en dat deze kinderen zich alleen voelen. Volgens Olweus (2003) is 9% van de kinderen en adolescenten slachtoffer van pestgedrag. Verdere gevolgen van gepest worden zijn ernstig waaronder; posttraumatische stress, een lage zelfwaarde (Mynard, Joseph & Alexander, 2000), angst (Rueger & Jenkins, 2013) en daarnaast lopen adolescenten die gepest worden een verhoogd risico op depressiviteit en suïcide (Kaltiala-Heino, Rimpelä, Marttunen, Rimpelä & Rantanen, 1999). Deze gevolgen kunnen een obstakel vormen voor adolescenten in hun dagelijks leven en een gezond verloop van hun psychosociale ontwikkeling.
Een ander veelvoorkomend probleem onder adolescenten is het hebben van een depressie, dan wel depressieve klachten. Sullivan en Engin (1986) vonden dat onder
5
GEPEST WORDEN EN DEPRESSIEVE SYMPTOMEN BIJ ADOLESCENTEN middelbare scholieren in de Verenigde Staten 26% te maken had met een matige en 6% met een erge depressie. Wanneer er gekeken wordt naar de prevalentie van depressie in adolescenten binnen Europa ligt dit percentage tussen de 7.1% en 19.4% (Balazs et al., 2012). Onderzoek van Costello, Erkanli en Angold (2006) toont aan dat de prevalentie van een depressie onder vrouwelijke adolescenten 5,9% is en bij mannelijke adolescenten ligt dit percentage op 4,6%. Vrouwen hebben in de adolescentie volgens deze studie significant meer last van een depressie dan mannen. Een depressie valt onder de categorie stemmingsstoornissen/affectieve stoornissen en refereert naar een aanhoudende ongelukkige/verdrietige stemming waarin iemand zich bevindt. De definitie volgens de DSMIV is als volgt: een dysforische stemming of verlies aan interesse en plezier in zijn dagelijkse bezigheden. Het uit zich door aanhoudende gevoelens van hopeloosheid, prikkelbaarheid en gevoelens van verdriet (APA, 1994). Men voelt zich verdrietig, ongelukkig, eenzaam, maakt zich zorgen, is neerslachtig en kampt mogelijk met schuldgevoelens (Mash & Wolfe, 2012) verder kunnen er slaapproblemen zijn en is er soms sprake van weinig eetlust (Castiglia, 2000). Van de mensen die een zelfmoordpoging doen kampen 42% met een klinische depressie of ervaren depressieve symptomen. Het hebben van een ‘Major Depressive Disorder’ is een risicofactor voor toekomstige functioneringsproblemen en ziekte. Depressie onder adolescenten is onder andere geassocieerd met slechte copingsvaardigheden, roken, lage sociale support van vrienden en familie en lage zelfwaarde (Lewinsohn, Rohde & Seeley, 1998). Ook is een depressie bij adolescenten geassocieerd met vroegtijdige school verlating (Fletcher, 2009). De gevolgen geven aan dat een depressie, dan wel depressieve klachten een persoon behoorlijk kunnen belemmeren in het dagelijkse functioneren.
Naast de impact die een depressie kan hebben op iemands functioneren is het bekijken van depressies extra belangrijk bij adolescenten omdat er een significante toename plaatsvindt
6
GEPEST WORDEN EN DEPRESSIEVE SYMPTOMEN BIJ ADOLESCENTEN als het vergeleken wordt met depressies onder kinderen (Costello, Erkanli & Angold, 2006; Green, McGinnity, Meltzer, Ford & Goodman, 2005).
Rotheram-Borus en Trautman (1988) vonden eerder dat pesten samenhangt met het hebben van een depressie en ook het krijgen of gehad hebben van een depressie. Depressie hing samen met in het verleden gepest zijn en in de toekomst gepest worden. Het effect van pesten op een depressie was echter sterker als andersom. Onderzoek van Neary & Joseph (1993) toont aan dat er onder meisjes tussen de tien en twaalf jaar oud een positieve correlatie is tussen gepest worden en het hoger scoren op een depressiviteitschaal. Onderzoek van Callaghan & Joseph (1994) vindt gelijksoortige resultaten onder jongens en meisjes tussen de leeftijd van 10-12 jaar. Ook hier scoorden kinderen die zichzelf als gepest identificeren hoger op een depressie schaal ten opzichte van de kinderen die aangaven niet gepest te worden. Bijzonder aan dit onderzoek is dat kinderen ook voor klasgenoten aan moesten geven of zij gepest werden en kinderen die zelf aangaven niet gepest te worden, maar door een ander wel aangeduid waren als gepest kind scoorden ook hoger op de depressie schaal dan niet gepest kinderen. Ook Slee (1995) toonde aan dat gepest zijn geassocieerd is met een depressie onder kinderen op de basisschool. Het onderzoek van Rotheram-Borus en Trautman (1988) bekijkt zowel de wederkerige invloed tussen depressie en pesten. Het is een longitudinale studie waarbij zij jongens en meisjes volgen op de leeftijd 11,13 en 15. Het verband van gepest worden op het hebben van depressie wordt niet gemodereerd door geslacht, echter de invloed van depressiviteit op pesten wordt wel gemodereerd door geslacht, op 15-jarige leeftijd is de relatie sterker bij jongens dan bij meisjes. Onderzoek van Perren, Dooley, Shaw en Cross (2010) toont aan dat gepest worden samenhangt met depressieve symptomen en dat dit effect sterker is voor meisjes dan voor jongens.
7
GEPEST WORDEN EN DEPRESSIEVE SYMPTOMEN BIJ ADOLESCENTEN In dit onderzoek zal gekeken worden naar de samenhang tussen gepest worden door klasgenoten en depressieve symptomen bij jonge adolescenten. Verder wordt er onderzocht of geslacht dit effect modereert. Eerder onderzoek naar het verband tussen gepest worden door klasgenoten en depressiviteit heeft wel plaats gevonden, echter alleen niet onder de Nederlandse populatie. Het is belangrijk om te weten of er een relatie is tussen depressieve symptomen en gepest worden door klasgenoten, omdat wanneer dat bekend is men in de sociale hulpverlening hierop in kan spelen. Wellicht kunnen preventieve programma’s helpen pesten te voorkomen en hiermee ook een depressie. Dit onderzoek maakt het mogelijk een completer beeld te geven over depressie en pesten en de relatie hiertussen doordat er een multi-informanten aanpak wordt gebruikt.
De onderzoeksvraag luidt als volgt: is er een samenhang tussen gepest worden door klasgenoten en het hebben van depressieve symptomen bij adolescenten? De deelvraag die hierbij hoort is: is er een moderatie effect van geslacht. De definitie van jong adolescenten die in dit onderzoek aangehouden wordt, zijn kinderen in de leeftijd van 10-14 jaar.
Aan de hand van resultaten uit eerdere studies wordt een positief verband verwacht tussen gepest zijn, dan wel worden en het hebben van depressieve symptomen bij adolescenten. Er wordt verwacht dat geslacht het effect van pesten op depressieve symptomen modereert en dat het effect sterker is voor meisjes dan voor jongens.
Methode
Participanten
In januari en februari 2003 zijn 328 leerlingen benaderd afkomstig van twee middelbare scholen in Dordrecht en Tilburg. Leerlingen zijn jonge adolescenten (M= 12.8 en
8
GEPEST WORDEN EN DEPRESSIEVE SYMPTOMEN BIJ ADOLESCENTEN SD=0.78) en voornamelijk afkomstig uit de eerste en twee klas en volgen het vwo of de havo. Van de 328 leerlingen hebben er 307 deelgenomen (52% man 48% vrouw) aan de ‘Study of Personality, Adjustment, Cognition and Emotions’ (SPACE). Leerlingen die niet hebben deelgenomen waren niet aanwezig op school of gaven geen toestemming voor participatie. De participanten zijn verdeeld over 12 verschillende klassen en 91.8% heeft een Nederlandse nationaliteit.
Meetinstrumenten Pesten. Gepest worden door klasgenoten bij jonge adolescenten werd gemeten door middel van klasgenoten die rapporteerden in hoeverre andere in hun klas gepest werden (Dijkstra, Lindenberg, Verhulst, Ormel & Veenstra, 2009; Veenstra et al., 2005; Sijtsema, Lindeberg & Veenstra, 2010; Dijkstra et al., 2010). De participanten kregen vragenlijsten waarbij zij klasgenoten konden nomineren en een lijst met al hun deelnemende klasgenoten. Voor iedere vraag konden zij zoveel klasgenoten nomineren als zij wilden of ervoor kiezen om niemand te nomineren. De score voor de variabele wordt berekend door het aantal gegeven klasgenoten nominaties te delen door het aantal klasgenoten die nomineerden. Hiernaast is door middel van zelf-rapportage ook bekeken wie gepest wordt door klasgenoten. De vragen uit de SPACE die van belang zijn voor het meten van de mate gepest worden door klasgenoten zijn: ‘wie verspreid vaak roddels of sluit anderen buiten’ en ‘door wie wordt jij weleens gepest’. Depressie. De ‘Center of Epidemiological Studies- Depression questionnaire’ (CES-D) (Radloff, 1977) is gebruikt voor het meten van een depressie bij de adolescenten. De CES-D is een korte, gestructureerde zelfrapportage vragenlijst waarbij depressieve symptomen kunnen worden vastgesteld. Er wordt hierbij geen klinische diagnose gesteld, er wordt enkel gekeken naar de depressieve symptomen bij participanten in de week voorafgaand aan de
9
GEPEST WORDEN EN DEPRESSIEVE SYMPTOMEN BIJ ADOLESCENTEN afname van de vragenlijst. De nadruk ligt bij deze schaal op het meten van het affectieve component en de depressieve stemming. De vragenlijst telt 20 eenvoudige, korte items en kan indien gewenst ook thuis ingevuld worden. De verschillende antwoordcategorieën met bijbehorende scores zijn: 0: zelden of nooit (minder dan 1 dag), 1 soms of weinig (1-2 dagen), 2: regelmatig (3-4 dagen) en 3: meestal of altijd (5-7 dagen). De maximale score is 60 en hoe hoger men scoort hoe meer depressieve gevoelens men ervaart. De CES-D bestaat uit vier subschalen te weten: somatisch-vertraagde activiteiten, depressieve stemming, positieve stemming, en interpersoonlijke stemming. De vragenlijst is in deze studie verkort naar 12 vragen en de interne consistentie van deze aangepast depressie schaal is goed (cronbach’s alfa 0.82). De inter-itemcorrelaties zijn voldoende. De test-hertest correlatie is matig, echter is dit logisch gezien er naar een rapportage van afgelopen week wordt gevraagd en er de ene keer wellicht andere dingen zijn voorgevallen dan de volgende keer. Ook de (begrips)validiteit van deze vragenlijst is ruim voldoende. Enkele voorbeelden van stellingen die gebruikt worden in de vragenlijst zijn: ‘in de afgelopen week had ik huilbuien’, ‘in de afgelopen week had ik geen zin in eten, was mijn eetlust weg’ (Bouma, Ranchor, Sanderman & van Sonderen, 2012). Procedure Er is toestemming gevraagd aan de geselecteerde scholen om de vragenlijsten af te nemen en ook ouders waren op de hoogte gesteld van de inhoud en het doel van de studie. Indien gewenst konden ouders bezwaar aantekenen tegen het afnemen rapportage bij hun kind. Nadat de ouders toestemming gaven om mee te doen aan dit onderzoek, is de leerlingen gevraagd de vragenlijsten in te vullen. Alle leerlingen die gevraagd zijn deel te nemen stemde in met participatie. Studenten die een master in Psychologie volgden hebben de scholen bezocht en zorg gedragen aan het uitdelen van de vragenlijsten.
10
GEPEST WORDEN EN DEPRESSIEVE SYMPTOMEN BIJ ADOLESCENTEN Resultaten Statistische analyse
Allereerst is gekeken of de afhankelijke variabele: depressie normaal verdeeld was. Er is naar de histogrammen gekeken en de waarde ‘skeweness’en ‘kurtosis’. Bij de variabele depressie is sprake van een matig positieve scheefheid, maar kan de data nog als normaal verdeeld beschouwd worden. Om de correlaties tussen de verschillende variabelen (gepest worden en depressieve symptomen) te bekijken werden Pearson’s correlaties berekend omdat gesproken kon worden van normaal verdeling. Tabel 2 laat de correlaties tussen depressieve symptomen en gepest worden zien. Uit de berekende correlaties blijkt dat er enkel een significante relatie bestaat tussen depressieve symptomen en proportie gepest gegeven bestaan,r(300) = 0.25, p < 0.001, deze is zwak en positief. Proportie gepest gekregen hangt niet significant samen met depressieve symptomen, r(303) = 0.032, p =0.58.
Er werden multiple lineaire regressieanalyses uitgevoerd om de associatie tussen de maten van gepest worden en zelf-gerapporteerde depressieve symptomen te testen. Deze analyses werd gecorrigeerd voor confounders (geslacht, nationaliteit en leeftijd van de leerling). Bovendien werd nagegaan of er een interactie effect tussen geslacht en gepest worden bestond op depressieve symptomen (voor zowel gepest worden zoals gerapporteerd door de leerlingen zelf als door de andere klasgenoten gerapporteerd gepest worden).
Beschrijvende statistiek
De gemiddelden en standaard deviaties voor jongens en meisjes op de variabelen: depressie, proportie gepest gekregen en proportie gepest gegeven zijn in tabel 3 weergeven. Independent samples t-testen laten zien dat er is een significant effect van geslacht op depressie is, t(303) = 2.79, p =0.006, waarbij meisjes hoger scoren (M=11.75, SD=6.49) dan
11
GEPEST WORDEN EN DEPRESSIEVE SYMPTOMEN BIJ ADOLESCENTEN jongens (M=9.76, SD=5.91). Ook is er een effect van geslacht op proportie gepest gekregen, t(286.52)=-3.24, p =0.001, jongens (M=0.17, SD=1.13) hebben meer gepest gekregen scores dan meisjes (M=-0.19, SD=0.80). Er is geen significant effect van geslacht op proportie gepest gegeven.
Samenhang tussen gepest worden en depressieve symptomen
Een lineaire regressieanalyse, geadjusteerd voor leeftijd, geslacht en nationaliteit, liet zien dat er een positieve samenhang is tussen proportie gepest gegeven als onafhankelijke variabele en depressieve symptomen als afhankelijke variabele (ß = 0.25, t =4.51, p <0.001). Ook werd er in de regressieanalyse gekeken of er sprake was van een interactie-effect van geslacht*proportie pesten gegeven; deze was niet significant. Er is geen samenhang gevonden tussen proportie gepest gekregen door klasgenoten en depressieve symptomen, ß =.0.05, t = 0.87, p = 0.39. De resultaten van deze analyse zijn terug te vinden in tabel 4.
12
GEPEST WORDEN EN DEPRESSIEVE SYMPTOMEN BIJ ADOLESCENTEN Tabel 1 Beschrijvende statistieken van de participanten Totale groep (n= 307) Gemiddelde(SD) Leeftijd Geslacht (% man)
12.79 (0.78) 52%
Onderwijsniveau % vmbo/havo
8.8%
% havo
8.5%
% havo/vwo
31.0%
% vwo
21.6%
% gymnasium
6.2%
% tweetalig vwo
23.9%
Nationaliteit (% Nederlands)
91.8%
%1ste klas
56.9%
%2de klas
43.1%
13
GEPEST WORDEN EN DEPRESSIEVE SYMPTOMEN BIJ ADOLESCENTEN Tabel 2 Pearson’s correlaties tussen variabelen
1. Depressieve
1
2
3
1
-
-
0.032
1
-
0.246**
-0.003
1
symptomen 2. Porportie gepest gekregen 3. Proportie gepest gegeven **= siginificant bij α= 0.01
Tabel 3
gemiddelden en standaard deviatie
Depressieve
Totale groep
Jongens (n=160)
Meisjes (n=147)
Gemiddelde (SD)
Gemiddelde (SD)
Gemiddelde (SD)
10.71 (6.26)
9.76 (5.91)**
11.75 (6.49)**
-0.01 (1.00)
0.17 (1.13)**
-0.19 (0.80)**
0.08 (0.87)
0.02 (1.11)
-0.03 (0.87)
symptomen Proportie gepest gekregen Proportie gepest gegeven **= significant bij α=0,01. CES-D jongens (n=159). Proportie gepest gegeven jongens (n=158) en meisjes (n=
14
GEPEST WORDEN EN DEPRESSIEVE SYMPTOMEN BIJ ADOLESCENTEN 146).
Tabel 4
Regressie analyse van de effecten van geslacht, leeftijd,nationaliteit en pesten gegeven op depressie
Stap 1
Stap 2
Stap 3
B (SE)
B (SE)
B (SE)
Constante
9,858(5,880) *
8,371(5,708)
8,126(5,723)
Geslacht
-2,136
-2,200(0,686)***
-
(0,708)***
2,195(0,686)***
Leeftijd
0,131 (0,456)
0,251(0,443)
0,269(0,444)
Nationaliteit
2,819(1,279)**
2,590(1,240)**
2,614(1,242)**
Pesten gegeven
1,543(0,342)**** 1,217(0,571)**
Geslacht*pesten gegeven R²
0,510(0,713) 0,046
*p < 0.10. **p < 0.05 ***p < 0.01 ****p < 0.001.
0,107
0,108
15
GEPEST WORDEN EN DEPRESSIEVE SYMPTOMEN BIJ ADOLESCENTEN
Tabel 5
Regressie analyse van de effecten van geslacht, leeftijd, nationaliteit en pesten gekregen op depressie
Stap 1
Stap 2
Stap 3
B (SE)
B (SE)
B (SE)
Constante
9.419(5,921)
9.983(5.959)*
9.466(5.945)
Geslacht
-1.962 (0,709)***
-2.078(0.722)***
-1.975(0.722)***
Leeftijd
0.163 (0,459)
0.125(0.461)
0.152(0.460)
Nationaliteit
2.749 (1,287)**
2.651(1.293)**
2.538(1.290)*
0.314(0.362)
-0.621(0.640)
Pesten gekregen Geslacht*pesten gekregen R²
1.364(0.772)* 0.040
0.042
0.052
*p < 0.10. **p < 0.05 ***p < 0.01 ****p < 0.001
Discussie Verwacht werd dat er een positief verband is tussen gepest worden en het hebben van depressieve symptomen. Deze hypothese wordt deels door dit onderzoek ondersteund, echter alleen wanneer gekeken wordt naar de zelfrapportage met betrekking tot gepest worden door leeftijdsgenoten. Er is geen effect van proportie gepest gekregen op het hebben van depressieve symptomen. Dit betekend dat enkel wanneer iemand zichzelf als door klasgenoten gepest beschouwd, dit een positief verband heeft met depressieve symptomen. Wellicht valt
16
GEPEST WORDEN EN DEPRESSIEVE SYMPTOMEN BIJ ADOLESCENTEN dit te verklaren doordat de eigen perceptie erg belangrijk is en wanneer kinderen zichzelf niet beschouwen als een gepest kind zij ook geen last hebben van de mogelijke gevolgen die pesten heeft. Vanuit de literatuur dienen zich verschillende theorieën aan over het samenhang dat zich tussen gepest worden door klasgenoten en depressieve symptomen bevindt. Volgens Baker en Bugay (2011) wordt de relatie tussen gepest worden en het hebben van depressieve gevoelens volledig gemedieerd door eenzaamheid die ervaren wordt door de slachtoffers van pesten. Ook onderzoek van Forero, McLellan, Rissel en Bauman (1999) toont aan dat gepeste kinderen zich alleen voelen. Hunter, Durkin, Heim, Howe en Bergin (2010) menen dat de waargenomen dreiging en waargenomen controle een mediërende rol kunnen spelen bij het effect van gepest worden op het ontwikkelen van depressieve gevoelens. De auteurs maken onderscheid tussen gepest worden op basis van discriminatie en gepest worden waarbij discriminatie geen rol speelt. Pestgedrag waarbij discriminatie een rol speelt houdt in dat men gepest wordt omdat men onderdeel uitmaakt van een bepaalde (etnische) groep, het pestgedrag is niet gericht op het individu specifiek. Waargenomen dreiging (in hoeverre het kind dat gepest wordt negatieve consequenties ervaart als gevolg van het pesten) medieert het effect tussen pesten en depressieve symptomen, voor zowel gepest worden op basis van discriminatie als wanneer discriminatie geen rol speelt. Waargenomen controle medieert gedeeltelijk het effect dat niet-discriminatief pesten op depressieve gevoelens heeft. Met de waargenomen controle wordt in dit onderzoek geduid op in hoeverre het kind denkt zelf iets te kunnen doen aan het pest gedrag (interne locus of controle). Beide typen pesten hangen dus positief samen met depressieve symptomen en waargenomen dreiging, echter enkel pesten waarbij discriminatie geen rol speelt hangt negatief samen met verlies van controle. Het hebben van depressieve gevoelens hangt positief samen met waargenomen dreiging en
17
GEPEST WORDEN EN DEPRESSIEVE SYMPTOMEN BIJ ADOLESCENTEN negatief met gevoel van controle. Mezulis, Hyde an Abramson (2006) menen dat het effect van gepest worden op het hebben van depressieve gevoelens wordt gemedieert door een bepaalde cognitieve vatbaarheid (men gebruikte interne, stabiele, globale attributies en trekt negatieve conclusies met betrekking tot negatieve gebeurtenissen). Een andere theorie die de relatie tussen gepest worden door klasgenoten en depressie kan verklaren is het zelf-concept perspectief. Vanuit deze visie verklaart men dat het meest schadelijke gevolg van gepest worden door klasgenoten optreedt voor het zelf-concept. Kinderen die gepest worden door leeftijdsgenoten hebben een slechter zelf-concept dan kinderen die niet gepest worden (Mizzel, 2003). Ook O’Moore en Krikham (2001) sluiten zich bij deze visie aan. Het krijgen van support van klasgenoten heeft een protectieve functie bij kinderen die gepest worden en kinderen die veel sociale support krijgen ontwikkelen minder snel depressieve gevoelens (Papafratzeskakou, Kim, Longo & Riser, 2011). Tegen de verwachting in werd er in de huidige studie geen modererend effect van geslacht op de associatie tussen pesten en depressieve symptomen gevonden. Het is moeilijk te zeggen waarom er in eerder onderzoek wel een moderatie-effect van geslacht op depressieve symptomen is en in dit onderzoek niet. Onderzoek van RotheramBorus en Trautman (1988) sluit echter aan bij deze bevinding en toont aan dat er enkel een moderatie-effect van geslacht is wanneer men de invloed van depressieve symptomen op gepest worden door slachtoffers bekijkt en niet wanneer men het effect van gepest worden door klasgenoten op depressieve symptomen onderzoekt. Ook Sweeting, Young, West en Der (2006) komen met dezelfde conclusie; het effect van gepest worden door klasgenoten op depressie is gelijk voor jongens en meisjes in de leeftijd van 11,13 en 15 jaar. Een belangrijke meerwaarde van dit onderzoek is dat men ook kijkt naar hoe klasgenoten anderen zien en in hoeverre zij elkaar beschouwen als een slachtoffer van
18
GEPEST WORDEN EN DEPRESSIEVE SYMPTOMEN BIJ ADOLESCENTEN pestgedrag, dit onderzoek maakt dus gebruik van de multi-informanten aanpak. Een minpunt van de SPACE is dat het onderzoek cross-sectioneel is. Dit betekend dat er éénmalig onderzoek is en er dus geen lange termijn effecten onderzocht kunnen worden, dit voordeel heeft men wel wanneer er een longitudinaal onderzoek is uitgevoerd. Ook zijn we in dit onderzoek niet in staat om causale verbanden aan te tonen, het is niet duidelijk of slachtoffer zijn van pestgedrag vooraf gaat aan depressieve symptomen of depressieve symptomen leiden tot slachtoffer zijn van pestgedrag. Concluderend kunnen wij stellen wanneer iemand zich als slachtoffer van pestgedrag beschouwd, deze een hoger risico heeft op depressieve gevoelens. Eenzaamheid, waargenomen dreiging en controle, cognitieve vatbaarheid, het zelf-concept en support van klasgenoten spelen mogelijk een mediërende rol. Vervolgonderzoek moet kijken naar de lange termijn effecten en dient hiervoor longitudinaal te zijn. Ook dient er meer onderzoek gedaan te worden naar het mechanisme dat ervoor zorgt dat gepeste kinderen al dan niet depressieve symptomen hebben. Toekomstig onderzoek dient duidelijk het causale verband tussen deze variabelen te onderzoeken en ook naar de tijdsvolgorde te kijken. Aan de hand van de resultaten uit deze studie blijkt dat het erg belangrijk is om pestgedrag te voorkomen omdat dit zeer negatieve gevolgen kan hebben voor het slachtoffer.
19
GEPEST WORDEN EN DEPRESSIEVE SYMPTOMEN BIJ ADOLESCENTEN Literatuur
American Psychiatric Association. (1994). Diagnostic and statistical manual of mental ` disorders (4th ed.). Washington, DC: Author. Baker, O. E., & Bugay, A. (2011). Peer Victimization and Depressive Symptoms: the Mediation Role of Loneliness. Procedia- Social and Behavioral Sciences, 30, 13031307.
Balazs, J., Miklósi, M., Keresztény, Á., Apter, A., Bobes, J., Brunner, R., . . . Wasserman, D. (2012). Prevalence of adolescent depression in Europe. European Psychiatry, 27, 259.
Bouma, J., Ranchor, A. V., Sanderman, R., & van Sonderen, E. (2012). Het meten van een depressie met de CES-D. UMCG/Rijksuniversitiet Groningen: Research Institute SHARE.
Castiglia, P. T. (2000). Depression in Adolescents. Journal of Pediatric Health Care, 14, 8082.
Craig, W., Harel-Fisch, Y., Fogel-Grinvald, H., Dostaler, S., Hetland, J., Simons-Morton, B., . . . HBSC Bullying Writing Group. (2009). A cross-national profile of bullying and victimisation among adolescents in 40 countries. International Journal of Public Health, 54, 216-224. doi: 10.1007/s00038-009-5413-9
Crick, N. R., & Grotpeter, J. K. (1995). Relational aggression, gender, and sociopsychological adjustment. Child Development, 66, 710-722.
Costello, E. J., Erkanli, A., & Angold, A. (2006). Is there an epidemic of child or adolescent depression? Journal of Child Psychology and Psychiatry, 47, 1263-1271.
20
GEPEST WORDEN EN DEPRESSIEVE SYMPTOMEN BIJ ADOLESCENTEN Dijkstra, J.K., Cillessen, A.H.N., Lindenberg, S., & Veenstra, R. (2010). Same-gender and cross-gender likeability: associations with popularity and status enhancement: The TRIALS study. Journal of Early Adolescence, 30(6), 773-802
Dijkstra, J.K., Lindenberg, S., Verhulst, F.C., Ormel, J.,& Veenstra, R. (2009). The relation between popularity and aggressive, destructive, and norm-breaking behaviors: Moderating effects of athletic abilities, physical attractiveness, and prosocialty. Journal of Research on Adolescence, 19(3), 401-413.
Finkelhor, D., & Dziuba-Leatherman, J. (1994). Vicimization of children. American Psychologist, 49, 173-183
Fletcher, J. M. (2009). Adolescent depression and educational attainment: results using sibling fixed effects. Health Economics, 19, 844-871.
Forero, R., McLellan, L., Rissel, C,. & Bauman, A. (1999). Bullying behaviour and psychosocial health among school students in New South Wales, Australia: cross sectional survey. BMJ. Advance online publication. doi: http://dx.doi.org/10.1136/bmj.319.7206.344
Green, H., McGinnity, A., Meltzer, H., Ford, T., & Goodman, R. (2005). Mental health of children and young people in Great Britain. Basingstoke: Palgrave Macmillan.
Hunter, S. C., Durkin, K., Heim, D., Howe, C., & Bergin, D. (2010). Psychosocial mediators and moderators of the effect of peer-victimization upon depressive symptomatology. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 51, 1141-1149.
Kaltiala-Heino, R., Rimpelä, M., Marttunen, M., Rimpelä, A., & Rantanen, P. (1999)
21
GEPEST WORDEN EN DEPRESSIEVE SYMPTOMEN BIJ ADOLESCENTEN Bullying, depression, and suicidal ideation in Finnish adolescents: school survey. BMJ, 319, 348–351. doi: http://dx.doi.org/10.1136/bmj.319.7206.348` Lewinsohn, P. M., Rohde, P., & Seeley, J. R. (1998). Major depressive disorder in older adolescents: Prevalence, risk, factors, and clinical implications. Clinical Psychology Review, 18, 765-794. Neary, A., & Joseph, S. (1993). Peer victimisation and its relationship to self-concept and depression among schoolgirls. Personal and Individual Differences, 16, 183-186. Mash, E. J., & Wolfe, D. A., (2012). Abnormal Child Psychology. Belmont: Wadsworth. Mezulis, A.H., Hyde, J.S., & Abramson, L.Y. (2006). The developmental origins of cognitive vulnerability to depression: Temperament, parenting, and negative life events in childhood as contributors to negative cognitive style. Developmental Psychology, 42, 1012–1025. Mizell, C. A. (2003). Bullying: The consequences of interparental discord and child’s self concept. Family Process, 42, 237–251. Mynard, H., Joseph, S., & Alexander, J. (2000). Peer-victimisation and posttraumatic stress in adolescents. Personality and Individual Differences, 29, 815-821. Olweus, D. (1993). Bullying at school: What we know and what we can do. Cambridge, MA: Blackwell. Olweus, D. (1999). Sweden. In P. K. Smith, Y. Morita, J. Junger-Tas, D. Olweus, R. Catalana, & P. Slee (Eds.), The nature of school bullying: A cross-national perspective (pp. 7–27). New York, NY: Routledge. Olweus, D. 2003. A profile of bullying at school. Educational Leadership, 60, 12–17 O’Moore, A. M., & Kirkham, C. (2001). Self-esteem and its relationship to bullying behavior. Aggressive Behavior, 27, 269–283.
22
GEPEST WORDEN EN DEPRESSIEVE SYMPTOMEN BIJ ADOLESCENTEN Papafratzeskakou, E., Kim, J., Longo, G. S., Riser, D. K. (2011). Peer victimization and Depressive Symptoms: Role of Peers and Parent-Child Relationship. Journal of Aggression, Maltreatment & Trauma, 20, 784-799. Perren, S., Dooley, J., Shaw, T., & Cross, D. (2010). Bullying in school and cuberspace: Associations with depressive symptoms in Swiss and Australian Adolescents. Child and Adolescent Psychiatry and Mental Health, 4, 1-10. Radloff, L. S. (1977). The Center of Epidemiologic Studies-Depression Scale: A self-report depression scale for research in the general population. Journal of Applied Psychological Measurement, 1, 385-401. Rueger, S. Y., & Jenkins, L. N. (2013). Effects of Peer Victimization on Psychological and Academic Adjustment in Early Adolescence. School Psychology Quarterly. Advance online publication. doi: 10.1037/spq0000036 Sijtsema, J.J., Lindenberg, S.M., Veenstra, R. (2010). Do they get what they want or are they stuck with what they can get? Testing homophily against default selection for friendships of highly aggressive boys. The TRAILS study. Journal of Abnormal Child Psychology, 38, 803-813
Slee, P. T. (1995). Peer victimization and its relationship to depression among Australian primary school students. Personality and Individual Differences, 18, 57-62.
Sullivan, W. O., & Engin, A. W. (1986). Adolescent depression: Its prevalence in high school students. Journal of School Psychology, 24, 103-109.
Sweeting, H., Young, R., West, R., & Der, G. (2006). Peer victimization and depression in early–mid adolescence: A longitudinal study. British Journal of Educational Psychology, 76, 577594.
23
GEPEST WORDEN EN DEPRESSIEVE SYMPTOMEN BIJ ADOLESCENTEN Veenstra, R., Lindenberg, S., Oldehinkel, A.J., De Winter, A.F., Verhulst, F.C., & Ormel, J. (2005). Bullying and victimization in elementary schools: A comparison of bullies, victims, bully/victims, and uninvolved preadolescents. Developmental Psychology, 41, 672-682.