Gemeente van de Here Jezus,
Lezen : HC, zondag 36-37 - HC, zondag 36-37 - Deuteronomium 14:1-21 Tekst: Deut. 14:2
1
Wat een raar hoofdstuk is dit, vindt u niet? Over je lichaam kerven of het haar op je voorhoofd wegscheren bij rouw. Over allemaal soorten dieren die je wel mag eten of niet mag eten. Wat heeft dit nou te maken met het derde gebod: De naam van God niet misbruiken? Ik dacht dat dat gebod altijd ging over vloeken en zweren. Vindt de catechismus ook. En heel veel boekjes die over het derde gebod gaan, hebben het over vloeken en zweren. En best lastige vragen als: moet je nou altijd wat van een vloek zeggen? Als er op je werk of op school heel veel gevloekt wordt, moet ik daar altijd wat van zeggen? Of niet? Dat is toch onbegonnen werk?! Lastige vragen! Ik wil daar een vraag bij leggen: en als je nou een antwoord voor jezelf hebt op die vraag en je zegt bijvoorbeeld wat van een vloek van een ander… ben je dan klaar met het 3e gebod? Is dat alles wat het derde gebod bedoeld? U voelt ‘m misschien al: nee dus! Dan heb je alleen nog maar de buitenkant van dit 3e gebod begrepen. Het derde gebod houdt veel meer in. De binnenkant van dat gebod heeft een geweldig positieve toon! Daar moeten we naar afdalen, naar de bínnenkant van dit gebod. De gedachte achter dit gebod. Dan kunnen we ook kijken hoe dit gebod ons wil helpen in het leven van elke dag. Daarin hoop ik ook Deuteronomium 14 neer te zetten voor u. De binnenkant van het derde gebod vat ik zo samen, als thema van deze preek: “Je bent drager van Gods naam!” Drie punten om dat verder uit te werken: a. Drager van alles waar God voor staat b. Uitgekozen om drager te zijn c. ‘Vertegenwoordiger’ van God
1. Je bent drager van Gods naam: Drager van alles waar God voor staat. 1.1 Je bent een ‘drager’. Dan denk je misschien aan iets minder positiefs. Je kan bij de dokter horen dat je ‘drager’ bent van die ene ziekte ofzo. Het zit in je genen, je draagt het bij je. Dat heb je in je. Goed, dat is de negatieve ‘drager’. Maar hier bedoel ik het ronduit positief. Je bent ‘drager’ van Gods naam. Je draagt Gods naam bij je. Prins Willem Alexander is drager van de koninklijke titel. Dat draagt hij met zich mee. Toen hij een puber was, zal z’n vader en moeder vast wel ’s tegen hem gezegd hebben: vergeet niet dat je een koningszoon bent. Die draag je bij je. Gedraag je als koningszoon. Zó zijn wij ook allemaal drager. Drager van Gods naam. Toen je gedoopt werd, klonk dat over je heen. Gedoopt in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Die naam krijg je over je leven heen. Die naam draag je je hele leven met je mee. Je bent drager van Gods naam. 1.2 Dat betekent drager van alles waar God voor staat. Waar staat God voor? Dat zouden we ’s aan het volk Israël moeten vragen.
HC, zondag 36-37
2
We huren even een cameraploeg in en gaan op reis naar die vlakte, waar het volk Israël verblijft in Deuteronomium. Vlak voordat ze het land Kanaän binnentrekken. De laatste voorbereidingen worden getroffen en Mozes geeft nog een belangrijke preek. Waarin hij terugkijkt op alles wat er gebeurt is vanaf de uittocht uit Egypte. Wij staan met de cameraploeg in de aanslag, als Mozes klaar is met z’n toespraak. En we vangen even een paar Israëlieten op. En de journalist stelt de vraag aan die Israëlieten: “Kunt u ’s vertellen wat God voor u betekent?” Ja, dat willen die Israëlieten graag vertellen! Gods naam is YHWH, zo maakte Hij zich aan Mozes bekend bij de brandende braamstruik. Dat was toen Israël nog als slaven afgebeuld werden in Egypte. ‘YHWH’, die naam gaf God aan Mozes om ermee naar het volk Israël te gaan: “Ik ben erbij!” betekent het. En toen kwam Mozes met die naam in Egypte. En wat kwam er toen veel in beweging! - Al die plagen, die uitliepen op de uittocht. In Egypte was Israël ten dode opgeschreven. Maar God heeft het van de dood verlost. - En wat heeft God dat indrukwekkend gedemonstreerd tijdens de woestijnreis! Een vuurwolk, manna uit de hemel, kwartels elke dag, water uit een rots. - Wat had God bij de berg Sinaï geboden gegeven om alles leefbaar te maken?! - Wat had God laten merken dat het Hem ernst was, toen het volk een gouden kalf maakte. Zo vernederend voor Gods naam. En toch ging God uiteindelijk met ze door. Gelukkig maar! Anders waren ze weer ten dode opgeschreven. De journalist staat zwijgzaam te luisteren. En als de Israëlieten klaar zijn met vertellen, vraagt hij: hoe zou u uw God nou kortweg typeren. De joden moeten even zoeken, want er zijn zoveel dingen van God te vertellen. Maar dan weten ze het: precies wat boven de tien geboden staat: “Ik ben jullie Bevrijder”. Ja, dat is ‘m. God is de Bevrijder. God staat voor bevrijding, voor leven en voor vertrouwen. Kort gezegd is dat waar God, de HEER, YHWH, voor staat: Bevrijder, leven, vertrouwen. 1.3 Dat is wat Mozes het volk op het hart wil binden: U bent een volk dat aan de HEER, uw God, is gewijd. Aan Hem verbonden. U bent drager van Gods naam. Van alles waar God voor staat. U bent drager van zijn bevrijding, zijn leven. U kan God vertrouwen dat Hij zo met jullie omgaat! U bent kinderen van de HEER, drager van zijn Naam. Gedraag je nou ook zo. En dat betekent omgekeerd, dat je weg blijft bij alles wat ‘ijdel’ is. Alles wat leeg is. Alles wat een ‘misbruiken’ van Gods naam zou zijn. Dat moet je zelfs meedragen tot in je rouwverwerking toe! Dat is waar vers 1 overging: “Het is u niet geoorloord als teken van rouw uw lichaam te kerven of het haar op uw voorhoofd weg te scheren.” Dat waren gebruiken, die je bij andere volken tegen kwamen als iemand overleden was. Jezelf verminken en krassen tot er bloed uitkwam en haar wegscheren. Uit deze gebaren sprak wanhoop. Misschien zat er een boodschap achter van zelf ook liever dood te zijn. Misschien zat er een gedachte achter om de goden weer actief te maken om het land vruchtbaar te maken, want dat betekende leven. Dát verbied Mozes aan het volk om in mee te doen. Tuurlijk, ze mogen rouwen, ze mogen hun kleren scheuren, ze mogen as op hun hoofd strooien… allemaal gebruiken, die ze kenden. Maar niet jezelf snijden en haar wegscheren. Omdat dat een ‘bijgelovig’ gebruik was. Waarin de angst voor de dood naar voren kwam. Angst voor de dood, waar zoveel volken door beheerst worden. Misschien dat Peter Jan en Maaike straks ook nog iets kunnen zeggen over angst onder de Korowai. Angst beheerst zoveel mensen en volken. Dat zit vaak achter allemaal rituelen.
HC, zondag 36-37
3
Maar als je drager bent van Gods naam, de Bevrijder, de Levende, die boven de dood staat, misbruik zijn Naam nou niet, door met die angstrituelen mee te doen. Je mag rouwen, maar je mag ook vertrouwen op de God die zich bewezen heeft dat Hij dit volk voor zijn rekening genomen heeft. “Gods kinderen, u bent aan de Heer, uw God gewijd.” Daar past geen wanhoop bij. Ook al klinken zulke rouwgebruiken voor ons heel vreemd en onbekend, ook aan ons klinkt de oproep om te rouwen met vertrouwen. Omdat we hoop hebben. Jezus Christus heeft de dood overwonnen en neemt jou, drager van zijn Naam, mee op weg naar het eeuwige leven. Daarom kan Paulus schrijven: “Broeders en zusters, wij willen u niet in het ongewisse laten over de doden, zodat u niet hoeft te treuren, zoals zij die geen hoop hebben.” Je hebt hoop, omdat je drager bent van alles waar God voor staat.
2. Je bent drager van Gods naam: uitgekozen om drager te zijn. 2.1 Daar moeten we ’s even bij stilstaan: Uitgekozen om drager te zijn. Dat ben je niet vanzelf. Vanzelf is, dat we weinig geloof in God hebben, zijn naam als een stopwoord kunnen gebruiken, omdat het zo lekker in de mond ligt. Maar God heeft je uitgekozen om drager te zijn. Dat is ook wat Mozes het volk Israël op het hart wil binden: “u heeft God uitgekozen.” Waarom? Omdat ze zo interessant waren? Was het zo’n geweldig volk, zo goed en zuiver? Ach, als er van één volk z’n vuile was wordt buiten gehangen, is het wel het volk Israël in het Oude Testament! Weinig aantrekkelijks aan! God koos ze niet uit, omdat ze zo interessant waren, maar omdat God ze uitkoos. Vanaf Abraham heeft God zijn naam aan dit volk verbonden om zijn liefde eraan te geven. Ze zijn toegestopt met zoveel goeds en heerlijks van God. “Ik kies jullie uit, volk Israël, om jullie mijn liefde te geven en daarmee aan de wereld te laten zien wie ik ben.” Ik zet jullie apart om drager te zijn. En zo werkt God nog steeds. In zijn ‘verbond’. Ouders die geloven, die zijn uitgekozen om drager te zijn. En als ze kinderen krijgen, worden die ook gedoopt. Ook uitgekozen om drager te zijn. En hier zit nu de kerk vol met ‘dragers van Gods naam’. Jong en oud. Uitgekozen om drager te zijn. Het hangt niet af van hoe interessant en geweldig jezelf bent. Nee, uitgekozen door God, omdat Hij je uitkoos! Is dat geen wonder?! Je bent uitgekozen om drager te zijn… 2.2 Apart gezet om Gods naam te dragen. In het leven van elke dag. Tot in de keuken toe! Zelfs in de keuken ben je drager van Gods naam. Dat is wat Deuteronomium 14 verder uitpakt. Over het eten van reine en onreine dieren. Heel precies wordt een scheiding aangebracht. Israël was rein, apart gezet van de onreine volken. Zo werden ze daar elke dag weer aan herinnerd in het vlees wat ze wel en niet mochten gebruiken. Uit alle volken van de aarde had God Israël uitgekozen, apart gezet. Zo waren ze heilig en rein. En dat heilig leven doortrok het leven van elke dag, tot in de keuken toe. Waarom zijn nou sommige dieren rein en anderen niet? Dat is moeilijk precies aan te geven. Alle dieren had God geschapen en waren goed in Gods ogen. Waarschijnlijk zitten er bij de onreine dieren heel wat dieren, die door de andere volken gebruikt werden in hun godsdienst, in hun andere goden dienen. Opnieuw weer dus dan een teken van hoe God het volk Israël had uitgekozen en apart gezet!
HC, zondag 36-37
4
2.3 Kent u het verhaal van Petrus die dat visioen van een laken vol dieren krijgt? Dan moeten we even een grote sprong maken. Het hele OT door, de Here Jezus is al naar de hemel gegaan en dan komen we in Handelingen 10 Petrus tegen, biddend op het dak. God laat in een visioen een laken zakken, waar allemaal soorten dieren inzitten. En dan hoort Petrus een stem: “Ga je gang, Petrus, slacht en eet.” Maar Petrus weigert. “Nee, Heer, in geen geval, want ik heb nog nooit iets gegeten dat verwerpelijk of onrein is.” Daar zitten dus onreine dieren in dat laken. Maar dan hoort Petrus weer die stem: “Wat God rein heeft verkalard, zul jij niet als verwerpelijk beschouwen.” Hij mocht nu dus ook die onreine dieren eten. En even later wordt Petrus dan geroepen om naar Cornelius te gaan, een niet-jood! Zie je, dáár, na Pinksteren, zijn de deuren naar alle volken weer open gezet. Dáár is het volk Israël niet meer apart gezet. Dáár kan dus ook die scheiding tussen reine en onreine dieren worden opgeheven. Dat apart gezet is nu in Jezus Christus. Jezus Christus was de uitgekozen Naamdrager van God! Heel letterlijk: Hij was God zelf. Hij leerde ons bidden: “Uw naam worde geheiligd!” En nu zijn wij gemeente van Christus. Apart gezet, uitgekozen uit de volken. En tegen ons zegt Paulus: “Gij geheel anders, jullie hebben Christus leren kennen?!” Leef daarom nou anders dan die mensen, die God niet kennen! Dat gaat over je levensstijl. Je bent drager van Gods naam! Uitgekozen om drager te zijn. Elke dag weer. In de keuken: ok, we hoeven niet meer apart vlees te behandelen. Maar daarom ben je nog wel steeds drager van Gods naam. Ook in de keuken. Of op kantoor. Op school. Als je in de pauze bij je vrienden staat. Op de bank thuis, als je even zit te zappen. In de rij bij de Appie Heijn, op het sportveld, op de ladder, op de vrachtwagen… Overal ben je drager van Gods naam. Uitgekozen om die naam te dragen. En te laten spreken in je leven. Leven als kind van de Bevrijder, van wie je al zijn liefde mag ontvangen en doorgeven. Laten zien waar God allemaal voor staat. Misbruik zijn naam nou niet…
3. (Je bent drager van Gods naam: ‘vertegenwoordiger’ van God.) 3.1 Zo kom ik bij het derde. Je bent drager van Gods naam. Daarmee ben je een ‘vertegenwoordiger’ van God. Mag jij iets van God laten zien. We hebben hier een heel aantal vertegenwoordigers in de gemeente. Kort gezegd – en misschien veels te kort door de bocht gezegd –ga jij als vertegenwoordiger met een product wat je bij je draagt naar anderen toe om die te verkopen. Om jouw baas of jouw bedrijf daar in te promoten. Je bent een vertegenwoordiger van jouw zaak. Stel nou, dat je als vertegenwoordiger ergens komt en je doet nogal onverschillig over je eigen zaak. Het interesseert je niet. Misschien gedraag je je wel zo, dat het schade brengt aan je zaak. Ben je dan nog een geschikte vertegenwoordiger? Vertegenwoordiger van wat je ‘draagt’? Zo ook wij, christenen. We zijn ‘vertegenwoordiger’ van God. Omdat we eigendom zijn van Jezus Christus. Eigendom van Hem, om zijn naam te dragen en te presenteren in deze wereld. Het volk Israël was Gods kostbare bezit, waar God zijn liefde aan wilde geven en aan de wereld laten zien hoe goed Hij was. Israël als ‘licht voor de wereld’. Wij, gemeente van de Here Jezus, zijn Gods kostbare bezit, waar God zijn liefde aan wil geven en aan de wereld wil laten zien hoe goed Hij is. ‘Licht voor de wereld.’ Kijk ’s hoe Petrus dat zegt (1 Petrus 2):
HC, zondag 36-37
5
“U, gemeente, bent een uitverkoren geslacht, een koninkrijk van priesters, een heilige natie, een volk dat God zich verworven heeft… om de grote daden te verkondigen van hem die u uit de duisternis heeft geroepen naar zijn wonderbaarlijke licht.” Uitgekozen, heilig, in Gods licht gezet… om die grote daden te verkondigen. In het dragen van Gods naam. ‘Vertegenwoordiger’ van God. 3.2 Broeders en zusters, wat een voorrecht! Dat deze grote God, God van hemel en aarde, Bevrijder en de bron van leven, de hand op ons legt! Apart zet. Om heilig te leven. “Gij geheel anders!” En daarmee anderen uit te nodigen mee te leven. Een licht zijn voor de wereld. Je bent drager van Gods naam. Misbruik daarom de naam van de HEER niet. En ook al geeft de catechismus vooral aandacht aan vloeken en zweren, de kern is wel raak gezegd hoor. In antwoord 99, het laatste stukje: “Kortom, dat wij de heilige naam van God alleen met ontzag en eerbied gebruiken, zodat Hij door ons naar waarheid beleden en aangeroepen en in al onze woorden en werken geprezen wordt.” Dát is de positieve binnenkant van het derde gebod. Drager van Gods naam.
4. Nou hebben het nog helemaal niet over vloeken enzo gehad. Inderdaad. Voelt u hoe dat meer één stukje is? Je bent drager van Gods naam. Tegen ú klinkt allereerst dat 3e gebod: Misbruik Gods naam nou niet. Omdat u beter moeten weten. U bent door God uitgekozen en kent Hem. Daarom zou ik de vraag willen stellen: Hoe draag jij Gods naam in jouw leven en in jouw omgeving? En als er nou gevloekt wordt op m’n werk? Moet ik er dan wat van zeggen? Daar ga ik geen ja of nee op zeggen. Ik zou je dan de vraag terug willen geven: hoe ben jij drager van Gods naam op dat moment, als er gevloekt wordt? Die naam van God, zo groot en goed. - Als je alleen maar zegt: “mag niet”. Wat vertel je dan over God? Een God die altijd alleen maar zegt: “mag niet”. - Of zie je kans wat meer over God te vertellen? Wat zien ze aan jou, als drager van Gods naam? Schaam je er niet voor, maar draag zijn naam uit en geef het door. En als drager mag je ook rekenen op het werk van Gods Geest in en door jou. Dat is toch een geweldige naam?! Draag Gods naam dankbaar en vol vertrouwen. Misbruik mijn naam niet, want dan kom je aan God. Amen