GEMEENTE BREDENE
BELEIDSPROGRAMMA 2001- 2006
1
Beleidsplan
Inhoud Inleiding.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17
Inspraak en informatie. Werken aan een nog betere dienstverlening. Cultuur. Een bruisende gemeente met grote en klein c. Financiën : evenwicht vinden wordt steeds moeilijker. Verkeer in goede banen/Mobiel Bredene. Betaalbaar wonen. Jeugd. Gezinsbeleid : meer dan kwalitatieve kinderopvang. Lokale economie/tewerkstelling. Milieu/netheid. Sport. Een sportieve gemeente. Ruimtelijke ordening : structuur geven aan ruimte. Openbare werken. Werken aan een nog beter Bredene. Personeel. Sociaal beleid : welzijn centraal. Toerisme. Veiligheid.
2
Beleidsplan
Beleidsplan als leidraad.
De legislatuur van een lokale overheid (gemeentebesturen en OCMW’s) duurt 6 jaar. Tijdens een bestuursperiode kunnen zich dan ook nieuwe verplichtingen en uitdagingen aandienen waardoor de opmaak van een beleidsnota geen gemakkelijke opdracht is. Voorliggende beleidsnota omvat immers een inschatting van de situatie anno 2001 en kan bijgevolg nooit volledig zijn. De gemeentebesturen verkeren immers in financiële onzekerheid : federale en gewestelijke belastingsvermindering, herstructurering politie, liberalisering energiesector, herschikking gemeente-, investerings-, SIF- en andere fondsen, … Dit beleidsplan moet daarom aanzien worden als een leidraad bij het beleid van in de periode 2001 - 2006. Het omvat een overzicht van de belangrijkste doelstellingen van het gemeentebestuur en van de methodes, instrumenten en principes die bij het nastreven van deze doelstellingen zullen worden gehanteerd. Het spreekt voor zich dat deze beleidsnota een dynamische gegeven is die, daar waar nodig, zal moeten worden bijgestuurd. Zeker in het licht van de nieuwe opdrachten en uitdagingen voor de gemeentebesturen, is de nodige flexibiliteit aangewezen. Wij stellen ons alleszins garant voor het voeren van een open, sociaal, groen, verdraagzaam en pluralistisch beleid. Bredene, 11 juni 2001 Willy Vanhooren Burgemeester
3
Beleidsplan
1. Inspraak en informatie 1. Rode draad door het beleid. Bredene voert reeds jaren een sterk doorgedreven informatie- en inspraakpolitiek en was hierdoor één van de eerste Vlaamse gemeenten die in het gemeentelijk beleid het participatiedenken centraal stelde. Inmiddels is bewezen dat een systematisch inspraakbeleid de kwaliteit van het beleid ten goede komt. Permanente informatie en overleg in verband met alle belangrijke beleidsvoornemens vormt de ruggengraat van dit participatiebeleid. Het geheel van inspraakinitiatieven maakt dat er te Bredene kan gewaagd worden van een heuse inspraakcultuur. Het beleid wordt permanent getoetst bij de bevolking. Uitgangspunten van het inspraakbeleid zijn : • Ervoor zorgen dat zoveel mogelijk mensen betrokken worden bij de voorbereiding en uitvoering van het beleid. • Ervoor zorgen dat zoveel mogelijk behoeften, problemen, belangen aan de oppervlakte komen en mee in de besluitvorming opgenomen worden. • Ervoor zorgen dat er permanente aandacht gaat naar de kwaliteit van de leef- en woonomgeving. Het consequent verstrekken van inspraak en vooral het ernstig nemen van deze inspraak is een beleidsinstrument dat de Bredense bestuurders behulpzaam is bij het uitstippelen van een kwalitatief en doordacht beleid. Inwoners hebben, via o.m. de talrijke inspraakorganen, onmiskenbaar invloed op het beleid. Deze invloed is overigens een conditio sine qua non om een vaste kern aan insprekers blijvend te motiveren. Waar andere gemeenten nog altijd slechts met mondjesmaat inspraak verlenen en dit dan nog in welbepaalde (zachte) beleidsdomeinen, en veelal onder druk van de hogere overheid (jeugdwerkbeleidsplan, beleidsplan buitenschoolse kinderopvang, …), is er in Bredene een heuse inspraakcultuur. Inspraak is dode letter als er geen sprake is van informatie. Het is de betrachting van het gemeentebestuur om zijn inwoners zo goed en zo volledig mogelijk te informeren over hetgeen reilt en zeilt in de gemeente. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de diverse informatiekanalen : • • • • • • • • •
Het gemeentelijk informatieblad “Info Bredene” dat gratis huis-aan-huis wordt verspreid aan alle inwoners. Om de leesbaarheid van dit info-blad te verbeteren, kreeg het onlangs een volledig nieuw lay-out. Persberichten aan regionale perscorrespondenten. Info-rubriek in het weekblad “Tips”. Onthaalbrochure voor nieuwe inwoners Diverse thema-brochures (Verhuizen, Kinderopvang, …) Senior-Infobrief, Creatuur-Nieuwsbrief, Sport-Info, Cultuurbijlage, Wegenwerkenkrant, Nieuwsbrief voor gezinnen, Bib-nieuwsbrief,… Lokale teletekst De interactieve website www.bredene.be en de e-krant. …
2. Democratische en interactieve bestuursstijl. De gemeente ontleent haar kracht vooral aan het feit dat ze dicht bij de burgers staat. Het lokale bestuur kan, meer dan alle andere overheden, een heel betekenisvolle relatie ontwikkelen met haar inwoners. De mogelijkheden van het gemeentelijk bestuursniveau worden vanuit dit perspectief nog steeds veel te weinig benut. Door de relatief kleine en overzichtelijke schaal heeft het lokaal bestuur een aantal unieke capaciteiten. In de gemeente kunnen burgers, bestuurders, ambtenaren, organisatie, verenigingen, bedrijven mekaar nog eenvoudig bereiken. Dit verhoogt de herkenbaarheid. 4
Beleidsplan
Beslissingen van de gemeente zijn vaak direct zichtbaar in de woon- en leefomgeving. Loopt er wat fout met de dienstverlening of met het beleid, dan is de reactie van de bevolking zeer snel gekend. In een meedenkende gemeente dient vooral hard gewerkt te worden aan de versterking van een goede en betekenisvolle relatie van het lokaal bestuur met haar inwoners door een democratische en interactieve bestuursstijl. Het gemeentebestuur is er immers voor de burger om wiens belang het uiteindelijk gaat. Daarom moet die relatie ook steeds gekoesterd en vernieuwd worden.
3. Raadsleden volwaardig betrekken. De raadsleden, zowel in de gemeenteraad als in de OCMW-raad, hebben als verkozenen het recht om op een volwaardige en volledig wijze te worden geïnformeerd en te worden betrokken bij het gemeentebeleid. Nieuwe initiatieven zullen dan ook in overleg met de raadsleden worden genomen zodat zij hun werk in de beste omstandigheden kunnen verrichten. De oppositie moet op een correcte wijze verder worden betrokken bij het beleid. Een herwaardering van de gemeente- en OCMW-raad blijft dan ook opdracht.
4. Geen externe communicatie zonder interne communicatie. Enkel externe communicatie voeren naar de inwoners is verloren moeite als er binnen de gemeentelijke organisatie geen structuren/instrumenten zijn om belangrijke gegevens te verspreiden en deze te gebruiken als een input naar een beter resultaat, naar een betere dienstverlening. Interne communicatie is de communicatie in het bestuursapparaat zelf : tussen het personeel en de verschillende diensten onderling, tussen besturen (college en gemeenteraad) en personeel, tussen college en gemeenteraad.
5. Een huisstijl met stijl. Een huisstijl draagt bij tot de herkenbaarheid van het gemeentebestuur en de administratie. De kennismaking met het gemeentebestuur gebeurt veelal via briefwisseling, folders, publicaties, aankondigingsborden. Op alle dragers dient het gemeentebestuur in één oogopslag herkend te worden. Een (nieuwe) huisstijl moet niet alleen bijdragen tot een betere herkenbaarheid van de gemeentelijke diensten en dienstverlening, maar ook zorgen voor een grotere toeristische uitstraling.
2001 - 2006 • • •
•
De werking van de verschillende inspraakorganen zal in de toekomst worden geëvalueerd in functie van effectieve inspraak van zoveel mogelijk inwoners. De verslagen van alle adviesraden zullen ter inzage liggen in de bibliotheek. Daar waar nodig en meer in het bijzonder voor die beleidsdomeinen waaraan het gemeentebestuur de volgende jaren bijzondere aandacht wil geven, zullen nieuwe inspraakorganen/-kanalen uitgebouwd worden. De informatiedienst wordt verder uitgebouwd en heeft een sleutelpositie te vervullen inzake communicatie tussen bestuur en burger. Het bestaande informatie-aanbod wordt verruimd en verfijnd. Er zal hierbij optimaal gebruik gemaakt worden van het internet en nieuwe technologieën. De gemeenteraadsleden krijgen de volle ondersteuning om hun mandaat in optimale omstandigheden uit te voeren. Hiertoe zal het huishoudelijk reglement van de gemeenteraad telkens worden verfijnd en geactualiseerd. Ten behoeve van de raadsleden wordt een speciale info-hoek ingericht in de bibliotheek. Ook hier zal worden onderzocht in welke mate nieuwe technologieën kunnen bijdragen tot een vlottere en efficiëntere informatieverstrekking en –uitwisseling.
5
Beleidsplan
•
•
Diensthoofdenvergadering, regelmatig overleg binnen en tussen de diensten is geen garantie voor een degelijke interne communicatie. O.m. het ontwikkelen van een intranet, de uitgave van een personeelsblad en het ontwikkelen van een welkom-brochure voor nieuwe personeelsleden moeten zorgen voor een betere communicatie tussen de diensten. De pas ontwikkelde nieuwe huisstijl zal worden geïmplementeerd op alle dragers en zal strikt worden toegepast.
6
Beleidsplan
2. Werken aan een nog betere dienstverlening. De nieuwe diensten die de voorbije jaren in het leven werden geroepen (buitenschoolse opvang, preventiedienst, jeugddienst, bibliotheek,…) zijn het overduidelijk bewijs van de aandacht van het gemeentebestuur voor de dienstverlening. Bredene is bovendien één van de weinige gemeenten uit onze regio waar men op zaterdagvoormiddag terecht kan in het gemeentehuis. Door een verregaande informatisering, aanwerving van nieuwe medewerkers, vorming en opleiding van personeel, een betere organisatie, duidelijke en correcte informatie aan de burger werd de voorbije legislaturen ook aandacht gegeven aan de kwaliteit, efficiëntie en effectiviteit van de dienstverlening.
2001 - 2006 • •
•
•
Een betere dienstverlening betekent de vereenvoudiging van de reglementen en administratieve formaliteiten. De volgende jaren zal hiervan verder werk worden gemaakt. De administratie en de informatie van het gemeentebestuur moet in de toekomst nog toegankelijker worden gemaakt. Dit kan door de openingsuren van bvb. gemeentehuis, bibliotheek, zwembad,… nog beter af te stemmen op de noden van de gebruikers. Anderzijds dient ook gebruik gemaakt te worden van de nieuwe informatietechnologieën om onze diensten en dienstverlening performanter te maken. Hierbij wordt, naast de verdere informatisering van de diensten, gedacht aan een maximaal gebruik van de mogelijkheden die worden geboden door het internet. Via het digitaal loket, dat nu reeds operationeel is, moet de burger vanop zijn persoonlijke PC maar tevens vanuit digitale, openbare infokiosken administratieve documenten kunnen opvragen, aanvragen richten aan het gemeentebestuur,… In de nabije toekomst moet het ook mogelijk worden om via de website van het gemeentebestuur adreswijzigingen te melden, aangifte te doen van laatste wilsbeschikking,…. De mogelijkheden zijn hier legio maar moeten getoetst worden aan de wettelijkheid en aan hun praktisch nut. Niet alleen moet werk worden gemaakt van een digitaal loket, maar ook van een geïntegreerd loket. Het gemeentebestuur is door zijn laagdrempeligheid uitgegroeid tot een belangrijk fysiek aanspreekpunt van de burger in zijn contact met de overheid. Idealiter moet de burger een dossier, die de tussenkomst van verschillende diensten vergt, bij één loket kunnen indienen. Dit vereist polyvalentie en bekwaamheid van de medewerkers. Een eerste stap in de richting van een geïntegreerd loket werd gezet met het “loket kinderopvang” waar alle informatie inzake kinder- en vakantieopvang beschikbaar is. Voor wie kwalitatieve dienstverlening nastreeft, is de informatisering, automatisering van de gemeentelijke diensten een blijvend aandachtspunt. Performantie, gebruiksvriendelijkheid en het aanreiken van toekomstgerichte oplossingen moeten hierbij centraal staan.
7
Beleidsplan
3. Cultuur. Een bruisende gemeente met grote en kleine c. Cultuur vormt een essentieel draagvlak voor onze samenleving. Cultuur draagt bij tot de kwaliteit van ons leven. Het gemeentebestuur heeft hierbij een belangrijke opdracht : 1° het bestaande culturele leven in al zijn verscheidenheid behouden en ondersteunen, 2° de inwoners uitnodigen tot actieve of passieve deelname aan alle uitingen van cultuur en daarvoor het draagvlak leveren en 3° de aanzet geven tot nieuwe, vernieuwende en tegelijkertijd laagdrempelige vormen van cultuur. Voor een gemeentebestuur telt niet allen de grote, maar ook de kleine c van cultuur. Hoe meer mensen eraan deelnemen, hoe rijker het cultureel leven. Het drijft op initiatieven die vooral van de bevolking en haar verenigingen komen, die opborrelen van onderuit. Het gemeentebestuur moet daarbij vooral ondersteunen, kansen bieden, stimuleren en uiteraard ook zelf een aantal initiatieven nemen. De ambitieuze doelstelling voor de legislatuur 2001-2006 is om in Bredene een cultureel hart te ontwikkelen waar aandacht en plaats is voor alle culturele activiteiten in de meeste brede zin. Een kwalitatief cultuurbeleid, dat integratie nastreeft met andere beleidsdomeinen (jeugd, welzijn) en maximaal gebruik maakt van de personeelsleden van de dienst cultuur en van de bibliotheek, veronderstelt volgende taken : - Uitbouw van voorzieningen : het gemeentebestuur moet zorgen voor een culturele basisinfrastructuur (bibliotheek, polyvalente zaal, …) - Coördinatie : de verschillende actoren op elkaar afstemmen wat moet resulteren in een globaal aanbod dat inspeelt op de culturele behoeften. - Het particulier initiatief kansen geven via diverse vormen van ondersteuning : subsidiëring, infrastructuur, vorming, uitleendiensten, promotie-ondersteuning, … - Oog hebben voor kwaliteit en vernieuwing : kansen geven aan creatieve mensen. - Cultureel aanbod verzamelen en kenbaar maken. Binnen afzienbare tijd zal het culturele beleid in Vlaanderen geschraagd worden door een nieuw decreet. Ons bestuur wenst te voldoen aan de voorwaarden om subsidies te genieten en zo een cultuurbeleidscoördinator aan te werven. Méér bibliotheek voor méér mensen is de uitdaging van de P.O.B. “De Leestuin”. Uitbreiding van de collectie, opstarten van de A.V.M.-afdeling, bereiken van nieuwe (groepen) gebruikers door het organiseren van leesbevorderende activiteiten, het uitbouwen van de bib als ontmoetingsplaats,… zijn slechts enkele van de vele uitdagingen voor de periode 2001-2006. Een kwaliteitsvolle en dynamische bibliotheek levert immers een essentiële bijdrage aan de verhoging van de culturele competentie van elke inwoner.
2001 - 2006 •
•
•
Het overleg tussen gemeentebestuur, de gemeentelijke culturele dienst/bibliotheekpersoneel, verenigingen en de geïnteresseerde burger moet resulteren in een gemeentelijk cultuurbeleidsplan waarin de bestaande toestand wordt beschreven, wat er beter kan en waarin concrete voorstellen inzake verandering/verbetering worden geformuleerd. Dit cultuurbeleidsplan moet leiden tot een vorm van een cultuurcontract tussen gemeente en inwoners, waarin doelstellingen, budget, subsidiëring, reglementering en infrastructuur aan bod komen. In de schoot van de culturele raad, die de inspraak moet waarborgen van alle ideologische en filosofische strekkingen maar tevens van de geïnteresseerde inwoners, zullen werkgroepen worden opgericht. Deze werkgroepen moeten zich buigen over deelaspecten van het cultuurbeleid. Een werkgroep “ad hoc” moet de samenwerking stimuleren tussen dienst cultuur, bibliotheek, jeugd, … en nieuwe, vernieuwende culturele initiatieven nemen die brede lagen van de bevolking aanspreken. Via een aantal van deze initiatieven (talentenjacht, wedstrijden, …) zullen jongeren worden aangezet tot een actieve deelname aan het cultuurgebeuren. 8
Beleidsplan
• •
• • • •
De gemeentelijke ondersteuning van verenigingen (subsidies, bruikleen materiaal, gebruik gebouwen, …) zal worden geëvalueerd en daar waar nodig worden bijgestuurd. Met het project “Beeldende kunst” wil men de volgende jaren een aantal artistieke initiatieven uitwerken. Uiteindelijk doel is meer kunst op straat. Alle Bredense kunstenaars zullen worden uitgenodigd om een kunstwerk te concipiëren dat kan worden ingeplant op een openbare plaats. Het lokaal cultuurbeleid wordt ingepast in het nieuw decreet terzake, dit met inbegrip van de aanstelling van een cultuurbeleidscoördinator. In deze legislatuur zal werk worden gemaakt van een afdeling audio-visuele middelen in de P.O.B. “De Leestuin” en van de inrichting van de poeziëtuin. De bib is niet alleen een informatie- maar tevens ontmoetingscentrum. De inrichting van een adolescentenhoek met internet en geëigend informatieaanbod moet meer jongeren de bib doen bezoeken. De accommodatie van de gemeentelijke kunstacademie wordt uitgebreid en gemoderniseerd. In de werking van deze kunstacademie zal meer kwaliteit worden nagestreefd. Door het afstemmen van het lesaanbod, moet ook hier een grotere deelname van jongeren worden nagestreefd.
9
Beleidsplan
4. Financiën : evenwicht vinden wordt steeds moeilijker. Welk programma men ook wil realiseren, welke veranderingen men ook wil doorvoeren, steeds moet rekening worden gehouden met de financiële gevolgen hiervan. Een degelijk, kwalitatief beleid is slechts mogelijk als het rust op stevige financiële fundamenten. Behoeften, zowel op korte als middellange termijn, moeten in kaart worden gebracht. Een meerjarenplanning, die ernstig wordt uitgevoerd, vormt de garantie voor een stevige financiële basis op langere termijn. Verschillende beslissingen en beleidsopties van de hogere overheid, maken een consequent en vooruitziend financieel beleid nog noodzakelijker. In concreto gaat het hier over : -
de politiehervorming liberalisering energiemarkt pensioenen nieuw sectoraal akkoord hervorming gesco-stelsel fiscale hervorming vergroten bestuurkracht die aantrekken van gekwalificeerd personeel noodzakelijk maakt. geldelijk statuut mandatarissen.
Elke organisatie of groep van organisaties moet drie fundamentele vragen jaarlijks beantwoorden : • Wat zullen we in de toekomst doen ? • Hoe zijn we op dit ogenblik aan het werken ? • Hoe (goed) hebben we tijdens het afgelopen jaar gewerkt ? De drie fasen in het financieel systeem komen overeen met deze vragen. De toekomstvraag wordt vertaald in de begroting. In dit document worden lijsten gemaakt en verband gelegd van wat men binnen bepaalde organisatorische grenzen zal uitvoeren in het volgende tijdsbestek van bijvoorbeeld één jaar. De tweede centrale vraag confronteert ons met wat er aan het gebeuren is. Dit heeft zowel te maken met de graad van uitvoering van de planning als met de kwaliteit van die uitvoering. De boekhouding is essentieel om vragen van begrotingsuitvoering of van evolutie van uitgaven en opbrengsten te beantwoorden binnen de context van de ingezette middelen (het actief) en van de financieringswijze (het passief). De derde centrale vraag leidt tot een terugblik. Zijn we er het afgelopen jaar beter van geworden ? De vraag naar evaluatie betekent uiteraard dat er een politiek en wettelijk ondersteunde definitie is van “beter”. Evaluaties en audits hebben hier een centrale plaats.
2001 - 2006 •
• •
•
•
Ook in deze legislatuur moet gestreefd worden naar een evenwichtige en sluitende begroting in eigen dienstjaar en naar een doordachte meerjarenplanning. De begroting is het belangrijkste beleidsinstrument van het gemeentebestuur. De opmaak hiervan moet bijgevolg met de grootste ernst en zorgvuldigheid gebeuren. Een voorzichtig en doordacht financieel beleid impliceert de realisatie van een aantal doelstellingen in fasen. Financiële keuzes mogen de toekomst niet hypothekeren. Niettegenstaande het gemeentebestuur wordt geconfronteerd met nieuwe opdrachten/uitdagingen en dito uitgaven, moet gestreefd worden naar een stabiel en eerlijk belastingsbeleid. Belastingen, retributies waar een bepaalde dienstverlening tegenoverstaat moeten de werkelijke kost van deze dienstverlening dekken (cfr. huisvuilbelasting). De belastingsdruk zal billijk worden verdeeld over eigen inwoners en het toeristisch publiek. Begrotingswijzigingen kunnen ook in deze legislatuur enkel het gevolg zijn van niet te voorziene omstandigheden
10
Beleidsplan
5. Verkeer in goede banen/Mobiel Bredene. In 1998 vielen in ons land 1.500 dodelijke slachtoffers en 72.260 gewonden in het verkeer. Het aantal motorvoertuigen op onze Belgische wegen bedraagt nagenoeg 5,5 miljoen. Een verdubbeling in vergelijking met 1972. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de verkeers(on)veiligheid steeds nadrukkelijker wordt aangeduid als één van de belangrijkste maatschappelijke problemen waaraan dringend iets moet gedaan worden. Men ergert zich vooral aan de verkeersdrukte, de verkeersonveiligheid in de onmiddellijke woonomgeving en in de nabijheid van de school van de kinderen. Meestal hebben de inwoners ook zeer concrete ideeën over hoe het anders en beter zou kunnen. Ze verwachten dan ook heel veel van het gemeentebestuur en terecht. De lokale overheid beschikt immers via politiereglementen, de mogelijkheid om straten opnieuw aan te leggen en sedert kort ook via het mobiliteitsconvenant en –plan over de instrumenten om op korte en lange termijn verkeersproblemen aan te pakken. Verkeersveiligheid mag niet het exclusief domein zijn van specialisten. De bevolking moet inspraak hebben in het verkeersbeleid, bij infrastructuurwerken, … Deze inspraak zit structureel verweven in het beleid dat te Bredene wordt gevoerd. Zowel ouders als kinderen kunnen via o.m. de wijkraden, kindergemeenteraad, … het gemeentebestuur de aandacht vestigen op onveilige verkeerssituaties en hierover voorstellen, suggesties, … formuleren. In het verleden heeft het Bredens gemeentebestuur, en meer in het bijzonder de preventiedienst, verschillende initiatieven genomen met het oog op meer verkeersveiligheid. We sommen op : -
actie “veilig schoolbegin” actie “kinderfietshelmen” verkoop van fluo-reflecterend materiaal sensibilisering van schoolgaande jongeren via allerlei activiteiten (tekenwedstrijd, affiche-wedstrijd, …) met telkens “Breendje” als mascotte regelmatige fietscontroles/verspreiding brochures fietsbehendigheidsparcours ondersteuning verkeerseducatie in de scholen door het ter beschikking stellen van educatieve cdrom’s en didactisch materiaal …
Daarnaast wordt ook op het domein van openbare werken permanent gesleuteld aan de veiligheid van de zwakke weggebruikers. Bij het moderniseren van straten wordt, daar waar mogelijk, ook een fietspad aangelegd. Voorbeelden hiervan zijn de Klemskerkestraat, Driftweg, Kapelstraat, Polderstraat en onlangs ook nog de Zandstraat. Ook langs de drukbereden Fritz Vinckelaan werd aan beide zijden van de straat een fietsstrook afgebakend. Op deze manier maakt Bredene werk van een heus fietsnetwerk.. Bredene was één van de eerste Vlaamse gemeenten om het gratis openbaar vervoer voor senioren in te voeren. Door een financiële inspanning van het gemeentebestuur rijden niet alleen de 65-plussers, maar ook de 60-tot 65-jarigen gratis met de bussen en trams van “De Lijn” en dit in gans Vlaanderen. Verkeersoverlast voorkomen en aandacht voor verkeersveiligheid betekent ook meer openbaar vervoer. In overleg met “De Lijn” wordt gesleuteld aan het openbaar vervoer van en naar onze gemeente. Zo wordt gestreefd naar meer, betere verbindingen en naar de ontsluiting van zoveel mogelijk wijken. Met de toekenning van gratis openbaar vervoer aan 60- tot 65-jarigen, de financiële tussenkomst in de kosten van het openbaar vervoer van schoolgaande jongeren, de tussenkomst in de kosten van de laatavond- en nachtbussen en de promotie-activiteiten voor het openbaar vervoer, wil het gemeentebestuur (nog) meer mensen aanzetten om gebruik te maken van het openbaar vervoer.
11
Beleidsplan
2001 - 2006 •
• •
• •
•
Met het mobiliteitsconvenant en –plan beschikt het gemeentebestuur over een instrument om de verkeers(on)veiligheid in de gemeente op een planmatige manier aan te pakken. Op basis van het mobiliteitsplan wil het gemeentebestuur dan ook verder investeren in verkeersveiligheid. Concreet denken we hierbij aan het verder ontsluiten van alle wijken van Bredene, het aanleggen van nieuwe veilige, afgescheiden fietspaden en het voltooien van het fietsroutenetwerk. Er zal ook aandacht moeten gaan naar het nog veiliger maken van de schoolomgevingen. Het veiliger maken van de schoolomgeving kan door een aantal infrastructurele ingrepen, maar ook door een maximaal schooltoezicht door politie en veiligheidsbeambten te organiseren. Ook de inzet van gemachtigde opzichters past in dit opzet. Alle voorgaande maatregelen moeten ondersteund door verkeerseducatie en –opvoeding. Doelgroep van deze verkeerseducatie moet in de eerste plaats de kinderen uit het basisonderwijs zijn. Met initiatieven zoals een behendigheidsparcours voor fietsen en het “levend verkeerspark” kan worden bijgedragen tot een mobiliteitsbewust gedrag van kinderen. Er kan evenwel niet ontkend worden dat verkeerseducatie ook noodzakelijk is voor leerlingen van het secundair onderwijs en voor ouders. Het haal- en brenggedrag van ouders met dubbelparkeren en onveilige verkeerssituaties aan de scholen tonen dit dagdagelijks aan. Het stimuleren van het fietsgebruik en van het gebruik van diverse vormen van openbaar en/of gemeenschappelijk vervoer kunnen hieronder eveneens worden gecatalogeerd. Inspraak over verkeersveiligheid dient verfijnd door het nog nauwer betrekken van de bewoners (ouders en kinderen) via bv. de gezinsraad en een specifieke cel “verkeersveiligheid” in de schoot van de kindergemeenteraad. Diverse initiatieven zoals de uitgave van een brochure “openbaar vervoer in Bredene” met daarin een overzicht van de uurregeling van de bussen en trams en van en naar Bredene en het verderzetten van de Nachtbus-verjaardagsactie, moeten het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren. Veiligheid voor de voetgangers en de gehandicapten betekent ook dat voetpaden veiliger en toegankelijker moeten worden
12
Beleidsplan
6. Betaalbaar wonen. Wonen is meer dan een dak boven je hoofd hebben. Zoals voeding en kledij is wonen eerst en vooral een primaire behoefte. Anderzijds heeft wonen een persoonlijke betekenis en anderzijds is het bij uitstek een sociaal gebeuren. Wonen doe je in een straat, een wijk, een dorp, een gemeente. Het (gemeentelijk) huisvestingsbeleid moet vertrekken vanuit deze persoonlijke en sociale basisbehoefte. De demografische evolutie zorgt samen met de vergrijzing van de bevolking en gezinsverdunning, voor een toenemende druk op de huisvestingsmarkt. Het groeiend aantal alleenstaanden en de bejaarden die liefst zo lang mogelijk in de eigen vertrouwde leefomgeving blijven wonen, maken dat er een stijgende behoefte is aan woningen. Bovendien willen jonge gezinnen bij voorkeur een eigen huis, dit liefst nog met een tuintje, verwerven. Daartegenover staat dat de schaarse, nog resterende open ruimte maximaal moet beschermd. Een huisvestingsbeleid is dus onmiskenbaar gelinkt aan het beleid inzake ruimtelijke ordening. Uit recente onderzoeken in het Vlaams landsgedeelte blijken volgende woonnoden : • het tekort aan betaalbare bouwgronden • het tekort aan betaalbare woningen voor gezinnen met een laag inkomen • het tekort aan betaalbare woningen voor jonge gezinnen • het tekort aan aangepaste woningen voor 65-plussers De resultaten van deze onderzoeken in andere gemeenten kunnen evenzeer gelden voor Bredene. Bredene wordt beschouwd als bouwgrondreservoir van Oostende. De voorbije jaren – zijn in analogie met de evolutie in Vlaanderen - ook bij ons de bouwgrondprijzen meer dan fors toegenomen. Bovendien blijkt uit recent onderzoek van de Kamer van Handel en Nijverheid dat de middenkust op korte termijn zal worden geconfronteerd met een schaarste aan bouwgrond wat uiteraard invloed zal hebben op de kostprijs van de bouwgrond. In het verleden werd te Bredene te weinig aandacht besteed aan een woon- of huisvestingsbeleid. De voorbije jaren is hier evenwel duidelijk een kentering gekomen. Vooreerst biedt de Vlaams Wooncode hiertoe een instrumentarium aan de gemeentebesturen. Bovendien wordt bij het ontwikkelen van het beleid inzake ruimtelijke ordening nu ook meer rekening gehouden met de woonbehoeften. Het meest uitgesproken voorbeeld hiervan is de coördinerende rol die het gemeentebestuur op zich heeft genomen voor het sociaal woonproject “Noord-Ede”. Door overleg te organiseren tussen de verschillende actoren (sociale huisvestingsmaatschappijen, West-Vlaamse Intercommunale voor Huisvesting, …) zal dit sociaal woonproject op zeer korte termijn kunnen worden gerealiseerd. Een evenwichtige verhouding tussen enerzijds betaalbare bouwgrond en anderzijds sociale koop-en huurwoningen zorgt voor een optimale sociale mix in deze nieuwe wijk met finaal 500 nieuwe woningen. Het project “Noord-Ede” zal goed zijn voor de verdere groei van onze bevolking met ruim 1.500 eenheden. Uit het voorgaande blijkt duidelijk de noodzaak aan een expliciet en krachtig huisvestingsbeleid. Huisvesting is immers een belangrijke gemeentelijke (sociale) opdracht die structureel moeten worden verzekerd.
2001 - 2006 • •
•
Een lid van het schepencollege krijgt uitdrukkelijk de bevoegdheid “woon- en huisvestingsbeleid” Dit lid van het College staat in voor de coördinatie van het huisvestingsbeleid De oprichting van een huisvestingsdienst is een onontbeerlijke voorwaarde voor het voeren van een krachtig huisvestingsbeleid Een beleidsnota “Huisvesting” wordt in 2001 opgemaakt en moet richtinggevend zijn voor het te voeren huisvestingsbeleid. Een huisvestingsbeleid impliceert immers een inclusief en integraal beleid dat zich uitstrekt over en/of raakvlakken heeft met vele andere beleidsdomeinen. 13
Beleidsplan
7. Jeugd 1. Bruisend Bredene. Ook voor jongeren. Onze gemeente telt verhoudingsgewijs meer jongeren (-20 jaar) dan bvb. het arrondissement Oostende of het Vlaams Gewest. De inwijking de voorbije jaren van vooral jonge gezinnen is hier uiteraard niet vreemd aan. Met o.m. de opening van het gemeentelijke jeugdcentrum “Creatuur”, het organiseren van allerlei activiteiten voor jongeren, de Tienerwerking, het JIP, het informatie- en hulpverleningsnetwerk voor jongeren, … werd hierop beleidsmatig ingespeeld. Behoudens in de zomerperiode heeft Bredene geen specifieke jeugdcafés. Het jeugdcentrum “Creatuur” beantwoordt dan ook aan de behoefte aan een ontmoetingsplaats en vrijblijvende activiteiten voor jongeren. Recent nog werd het jeugdcentrum heringericht en kreeg het een internet-/gamingzone en een ontspanningsruimte. Tegelijkertijd met de herinrichting werden ook de openingsuren van “Creatuur” uitgebreid. Bredense jongeren kunnen terecht in hun ontmoetingscentrum op woensdagnamiddag, vrijdagavond, zaterdag, op alle schoolvrije dagen en tijdens schoolvakanties. De uitbreiding van deze openingsuren zorgt, samen met de nieuwe infrastructuur, voor een explosieve toename van het aantal Creatuur-leden. Sedert 1997 worden onder de noemer “Tienerwerking” in de zomerperiode ten behoeve van de groep van 12- tot 16-jarigen een aantal activiteiten georganiseerd. Om praktische redenen beperkte deze Tienerwerking zich tot op heden tot de periode van 15 juli tot 15 augustus. Ook de jongeren die actief zijn in een sportvereniging krijgen bijzondere aandacht van het gemeentebestuur. Zo is het gebruik van de gemeentelijke sportaccommodatie voor jeugdploegen gratis. Sportverenigingen die geen onderkomen vinden in het gemeentelijk sportcentrum, ontvangen een tussenkomst in de huurprijs van andere accommodatie. Met deze maatregel wil het gemeentebestuur jongeren aanzetten tot meer sportbeoefening.
2. Luisteren naar kinderen en jongeren. In iedere gemeente is wel een jeugdraad actief. Het is dan ook een verplichting om van de Vlaamse overheid te kunnen genieten van subsidies voor het jeugdbeleid. Er zijn echter weinig gemeenten met een dusdanig arsenaal van inspraakorganen voor jongeren als Bredene. Met de Kindergemeenteraad, het Lagerhuis en het Jongerenkabinet heeft iedere leeftijdscategorie zijn geëigend inspraakkanaal. De jongeren die zich actief inzetten in Creatuur, kunnen bovendien meepraten en meebeslissen over de werking van “Creatuur” en over het jeugdbeleid in het algemeen via het jeugdteam. De inspraak die wordt geboden via Jeugdraad, Kindergemeenteraad, etc. … beperkt zich echter niet tot het jeugdbeleid. Jongeren hebben vanuit hun leef- en belevingswereld uitgesproken meningen over verkeersveiligheid, mobiliteit, milieu, ruimtelijke ordening, … De voorstellen, suggesties, … van deze inspraakorganen zijn niet vrijblijvend. Het College van Burgemeester en Schepenen houdt er in de mate van het mogelijke rekening mee. Voorstellen inzake nachtbussen, ontmoetingsmogelijkheden, verkeersveiligheid, jongerenactiviteiten, milieu, speelpleinen, … kregen een concreet gevolg. Naast de democratische doelstelling van deze inspraakorganen (zoveel mogelijk jongeren betrekken bij het beleid), is er ook een pedagogisch doel. Via Kindergemeenteraad, Lagerhuis,
14
Beleidsplan
… krijgen jongeren meer inzicht in de werking van het gemeentebestuur, leren ze luisteren naar elkaar en hun mening formuleren. De belangen van kinderen moeten meetellen in het gemeentelijk beleid. Daarom ook werd enige tijd geleden in onze gemeente de Kinderombudsdienst opgericht. Kinderen kunnen via verschillende kanalen (telefonisch, persoonlijk of door een briefje te deponeren in de kinderombudsboxen) voorstellen formuleren of vragen stellen aan de jeugdconsulente die hier dan fungeert als kinderombudsvrouw.
3. Een tof speelplein in de buurt. Kinderen en jongeren moeten in hun eigen buurt de mogelijkheid hebben om elkaar vrij te ontmoeten en zich uit te leven. Een tiental jaar geleden heeft het gemeentebestuur op alle Bredense wijken een wijkspeelplein aangelegd. De inplantingsplaats en de inrichting van deze speelpleinen, werden - via de wijkraden - bepaald door de buurt. Uitgangspunten bij het verder uitbouwen van de bestaande speelpleinen of het aanleggen van nieuwe speelpleinen moeten zijn : het recht op spelen van kinderen, de nood aan een samenhangend en doordacht aanbod van speelterreinen en de leefbaarheid van de betrokken wijk. Voor een gezonde ingroei in de maatschappij is spelen voor kinderen broodnodig. De verkenning van de wereld begint bij de eigen woonomgeving : veilig, uitdagend, verscheiden, met spontane contacten die de sociale vaardigheden aanscherpen en de betrokkenheid bij de eigen leefwereld stimuleren.
2001 - 2006 •
•
•
•
• •
Een respectvolle omgang met kinderen betekent dat er geluisterd wordt naar hun voorstellen, rekening wordt gehouden met hun mening, Inspraak verlenen aan jongeren vereist evenwel professionele ondersteuning. Een betere personeelsomkadering van de jeugddienst moet het mogelijk maken om de inspraakinitiatieven voor jongeren beter te begeleiden. De kinderombudsfunctie binnen de gemeente dient verder uitgewerkt. Bij de werking van deze kinderombudsdienst moeten de kinderrechten centraal staan. Een bekendmakingsfolder moet de kinderen informeren over het bestaan en de doelstellingen van de kinderombudsdienst. De inspraakorganen voor kinderen en jongeren dienen nauwer betrokken te worden bij het algemeen beleid. Dit kan bvb. door thema’s die jongeren aanspreken zoals verkeersveiligheid en milieu als een vast onderdeel op de agenda van de Kindergemeenteraad en Lagerhuis te plaatsen. Duidelijke informatie aan en begeleiding van de jongeren is hierbij noodzakelijk. De jeugd vraagt en krijgt ook meer dan ruime aandacht van het gemeentebestuur. In de toekomst moet zich dit verder vertalen door het ter beschikking stellen van extra financiële- en personeelsmiddelen. De uitbreiding van de openingsuren van Creatuur en het groot aantal initiatieven van en voor jongeren, maakt een betere personeelsomkadering noodzakelijk Binnen het jeugdbeleid moet meer aandacht gaan naar informatie en hulpverlening aan jongeren. Met het opzetten van een informatie- en hulpverleningsnetwerk door middel van jeugdadviseurs werd hiertoe reeds een eerste aanzet gegeven. De Tienerwerking moet verder worden uitgebreid. Waar deze Tienerwerking zich op vandaag nog beperkt tot een gedeelte van deze zomer, moeten niet alleen tijdens de volledige zomer maar gedurende het ganse jaar op regelmatige basis activiteiten worden 15
Beleidsplan
• •
•
• • • •
georganiseerd voor de groep 12- tot 16-jarigen. In deze Tienerwerking dient zoveel mogelijk rekening gehouden met jongeren die over minder kansen beschikken. Jongeren hebben recht op fuiven. Fuifgelegenheid in de buurt beperkt het risico van weekendongevallen. Initiatieven terzake moeten worden gestimuleerd. Ook de jeugddienst heeft hier een opdracht te vervullen. Het gemeentebestuur onderkent verder de noodzaak van spel- en recreatieruimtes op wijk- en buurtniveau. Concreet betekent dit dat bij nieuwe verkavelingen (bvb. sociaal woonproject Noord-Ede) onmiddellijk voldoende ruimte en middelen moeten worden voorzien voor het aanleggen van speelruimte. Het mag niet volstaan om speelpleinen aan te leggen. Het onderhouden, het herstellen en het actualiseren van de speelpleinen aan nieuwe speelbehoeften verdient eveneens aandacht. Het gemeentebestuur verbindt er zich dan ook toe om in de begroting telkens voldoende kredieten in te schrijven voor het onderhoud van de speelruimten en voor de aankoop van nieuwe speeltoestellen. Bij het onderhoud en actualiseren van de speelpleinen moet speciale aandacht gaan naar de veiligheid. Op middellange termijn moet gestreefd worden naar het conformeren van de speelpleinen aan de Europese norm EN 1176. Een duidelijk reglement, dat wordt gevisualiseerd door gemakkelijk herkenbare pictogrammen, moet het de gebruiker duidelijk maken wat toegelaten en wat verboden is op de speelpleinen. De betrokkenheid van de wijk bij het speelplein dient te worden geïntensifieerd¨door inspraak via de daartoe geëigende organen en door een vorm van peter- en meterschap over de speelpleinen in te voeren. Het effect van beleidsopties dient, daar waar dit noodzakelijk lijkt, getoetst aan de leefwereld van kinderen. Een kindereffectenrapport is hiervoor het meest aangewezen instrument.
16
Beleidsplan
8. Gezinsbeleid : meer dan kwalitatieve kinderopvang. Kinderopvang moet het mogelijk maken om het ouderschap te combineren met arbeid, vorming, opleiding,… en moet tegelijkertijd tegemoetkomen aan het recht van kinderen op kwaliteitsvolle opvang, m.a.w. op een veilige en leuke opvangplek. Diverse trends geven aan dat in de toekomst de vraag naar kwalitatieve kinderopvang in aanzienlijke mate zal toenemen. Trend 1 : Meer ouders werken buitenshuis. De cijfers spreken hier voor zich : 93 % van de vaders van kinderen jonger dan 12 jaar hebben betaald werk en 62 % van de vrouwen met jonge kinderen werken buitenshuis. Na Zweden telt België het hoogst aantal werkende moeders. Twee jaar geleden had 54 % van de kinderen onder de 3 jaar opvang nodig, vandaag 60 %. Deze evolutie loopt parallel met de tewerkstellingsgraad. We mogen er vanuit gaan dat deze getallen voor Bredene, die als residentiële gemeente heel wat jonge gezinnen met kinderen telt, nog een stuk hoger liggen. Trend 2 : Opa’s en oma’s zijn niet meer bereid om elke dag in te staan voor de opvang van hun kleinkinderen. Er zijn nog steeds veel bereidwillige grootouders (30 % van de kinderen wordt regelmatig opgevangen door oma en opa), maar de spoeling wordt dunner. Externe opvang vervangt langzaam de familiale opvang. In Vlaanderen wordt ruim 37% van de kinderen naar gesubsidieerde kinderopvang gebracht en 17 % komt terecht in de particuliere sector. Het aantal grootouders en familie dat op dagelijkse basis opvang biedt, neemt af met 1 % per jaar. De oma’s en opa’s zijn actieve senioren met heel wat uitgestelde behoeften die ze ook invullen (reizen, vrijetijdsbesteding, …). Grootouders zijn nog altijd even dol op hun kleinkinderen als vroeger, maar dit betekent niet langer dat er een permanent engagement is. Trend 3 : Nieuwe tijden, nieuwe behoeften. Kinderopvang moet een soepel antwoord kunnen bieden op gewijzigde maatschappelijke ontwikkelingen. De behoeften van ouders en kinderen zijn gewijzigd door : • Het stijgend aantal alleenstaande ouders (een stijging met 12 % in vergelijking met 10 jaar geleden) en alternatieve gezinsvormen. • Wijzigende arbeidsmarkt : van werknemers wordt steeds meer flexibiliteit verwacht. Heel wat ouders worden geconfronteerd met ploegenarbeid, avond- en weekendwerk. • Daling van de informele opvang, doordat grootouders niet langer vanzelfsprekend beschikbaar zijn voor kinderopvang (cfr. Trend 2) Trend 4 : De federale overheid wil de kosten van opvang van kinderen tot 12 jaar fiscaal aftrekbaar maken. De fiscale voordelen verbonden aan de formele kinderopvang zullen de vraag alleen maar doen toenemen. Trend 5 : Opvang moet meer zijn dan toezicht. Elk kind heeft recht op kwaliteitsvolle opvang. Voor alle kinderen van verschillende leeftijdscategorieën moeten in de opvangvoorzieningen maximale ontwikkelings- en ontplooiingskansen worden geboden. Er moet niet enkel geïnvesteerd worden in kwantiteit, maar ook in kwaliteit. Uit in 1998 gehouden enquête bij gezinnen met kinderen van 2,5 tot 12 jaar is gebleken dat 56 % van de Bredense gezinnen met jonge kinderen potentieel gebruiker is van initiatieven inzake kinderopvang. De gezinnen die verklaarden in de toekomst beroep te zullen doen op een gemeentelijk opvanginitiatief ondervonden vooral problemen bij het vinden van geschikte opvang tijdens de schoolvrije dagen (45 %), de zomervakantie (41 %), als het kind ziek is (41 %) en in mindere mate vóór en na de schooluren (21 %). Het succes dat “De Speelschuit” te beurt valt, toont ontegensprekelijk aan dat deze onderzoeksresultaten met de realiteit overeenstemmen. 17
Beleidsplan
Het begrip “gezin” wordt gebruikt in verschillende betekenissen die tijd-, cultuur- en ideologiegebonden zijn. Sommigen definiëren het gezin als de “basiseenheid van verwantschap, gedragen door een heteroseksuele huwelijksrelatie, bestaande uit vader, moeder en kinderen”. Het spreekt voor zich dat wij het begrip “gezin” in een veel ruimere betekenis zien : het klassieke gezin zoals hierboven omschreven maar ook éénoudergezinnen, nieuw-samengestelde gezinnen, ongehuwd samenwonenden (al dan niet met kinderen), LAT-relaties, adoptiegezinnen, kinderloze gezinnen, éénpersoonsgezinnen, homoseksuele relatievormen, …. Vanuit deze zeer ruime benadering is gezinsbeleid een facet, een dimensie van quasi elk beleidsdomein : buitenschoolse opvang, jeugd, sport, tewerkstelling, sociale zaken, (welzijn) beleid, financiën, cultuur, inspraak, …Zelfs ruimtelijke ordening en openbare werken hebben zijn weerslag op gezinnen : “ruimtelijke ordening” kan er immers voor zorgen dat binnen de gemeente tegen betaalbare prijs een woning kan worden gehuurd of gekocht. Een goed beleid op het vlak van “openbare werken” maakt dat er veilige fiets- en voetpaden worden aangelegd.
2001 - 2006 • •
•
•
Het moet de opdracht zijn van het gemeentebestuur om in eigen gemeente het recht op kwalitatieve en betaalbare kinderopvang te garanderen. Het is immers voor veel ouders het enige instrument om werk en gezin te combineren. Het Bredense gemeentebestuur wil dan ook maximaal gebruik maken van de financiële mogelijkheden die worden geboden door o.m. de Vlaamse Overheid, Kind en Gezin, Fonds Collectieve Uitrusting en Diensten (FCUD), Weerwerk, … om het opvangaanbod te verhogen. Doelstelling hierbij moet zijn dat de wachtlijsten die nu soms moeten worden aangelegd door de dienst “onthaalgezinnen” en “De Speelschuit” definitief tot het verleden kunnen behoren. Concreet betekent dit dat het gemeentebestuur op korte termijn streeft naar: 1° een uitbreiding van de gesubsidieerde capaciteit van de dienst onthaalgezinnen. 2° een nieuwe locatie voor een bijkomend initiatief inzake buitenschoolse kinderopvang. Er is duidelijk ook een behoefte aan opvang van zieke kinderen, urgentieopvang, opvang in het weekend, … Aangezien de vraag naar deze vormen van opvang eerder beperkt is en men anderzijds in bepaalde periodes met een uitzonderlijke vraag kan worden geconfronteerd (bvb. bij griepepidemie), dient hier gezocht naar een creatieve oplossing. Deze oplossing kan erin bestaan om personen die worden tewerkgesteld in het kader van het PWA op te leiden/te vormen tot kinderoppas. Deze krachten kunnen verder hun andere PWA-taken uitvoeren, maar niettemin – indien nodig – worden ingeschakeld als kinderoppas. Het gemeentebestuur wil zijn volle medewerking verlenen aan de verbetering van het statuut van onthaalmoeders. De diensten onthaalgezinnen hebben het momenteel niet gemakkelijk om nieuwe onthaalmoeders aan te trekken. Verschillende onthaalmoeders vragen al lang naar een beter werkkader. Bovendien zal om nieuwe onthaalmoeders aan te trekken het beroep en meer in het bijzonder het statuut veel aantrekkelijker moeten worden gemaakt. Van de huidige situatie van onthaalmoeders kan men immers moeilijk zeggen dat die aantrekkelijke voordelen biedt : minstens 50 uur per week werken aan een absoluut minimumloon, zonder enige vorm van inkomenszekerheid en –garantie. Als ouders beslissen om zelf een tijdje voor hun kindje(s) te zorgen, daalt het inkomen. Door het ontbreken van een statuut, is er ook geen vervangingsinkomen bij bvb. ziekte. Ons bestuur wil dan ook zijn medewerking verlenen aan de initiatieven van de federale regering om erkende onthaalmoeders een sociaal statuut te geven waardoor zij recht krijgen op werkloosheidsvergoedingen en ziekteverzekering, zij pensioenrechten opbouwen en verzekerd zijn tegen arbeidsongevallen. Het gemeentebestuur is hier uiteraard bereid zijn financiële verantwoordelijkheid te nemen. Bovendien willen wij dat de huidig werkende onthaalmoeder de mogelijkheid krijgt om te kiezen voor het nieuwe statuut, dan wel voor het huidig systeem dit weliswaar met de nodige verbeteringen. 18
Beleidsplan
•
•
Naast de economische en sociale aspecten van kinderopvang is het vooral belangrijk dat het kind zich goed voelt op de plek waar het wordt opgevangen. Nu reeds kunnen onthaalgezinnen gratis speelgoed en allerhande babymateriaal lenen bij ons bestuur. Het aanbod van het aangeboden materiaal zal in de toekomst nog toenemen. Bij het inrichten van “De Speelschuit” werd uitgegaan van de behoeften van de kinderen. Deze kwaliteitsnorm moet verder worden bewaakt en ook bij het inrichten van een nieuwe locatie voor kinderopvang moet uitgegaan worden van de belevingswereld van kinderen. Kwaliteit van kinderopvang betekent ook dat aandacht moet besteed worden aan een voldoende personeelsomkadering en aan de opleiding en vorming van deze beroepskrachten. Het kwaliteitsdecreet maakt het mogelijk om kwaliteitslabels toe te kennen aan particuliere opvanginitiatieven en aan de opvang door de scholen. Het gemeentebestuur heeft hier een stimulerende rol te vervullen. Het gemeentebestuur wil in deze legislatuur een gezinsvriendelijk beleid voeren. De beleidsnota “10 op 10 gezinnen”, die in mei 2000 werd opgemaakt, omvat diverse voorstellen inzake verkeer, mobiliteit, jeugd, … die - los van de gezinsdimensie – ook in deze beleidsnota zijn terug te vinden.
19
Beleidsplan
9. Lokale economie/tewerkstelling. Een lokaal bestuur moet een bedrijfsvriendelijk klimaat scheppen, waarin alle actoren aangemoedigd worden om te investeren op haar grondgebied. Ieder gemeentebestuur zou dan ook, zoals dat het geval is op andere beleidsdomeinen, een strategische visie op ondernemen en werkgelegenheid ontwikkelen. Hierbij moet worden uitgegaan van de sterke punten van de gemeente en de sterkte van de in de gemeente aanwezige actoren. Een samenwerking/overleg/goed nabuurschap met de bedrijven/KMO’s is bijgevolg aangewezen. Economie mag geen doel op zich zijn. Ondernemen en werken blijft immers een middel om meer welvaart te creëren voor de gemeente en haar inwoners. Er kan slechts sprake zijn van een duurzame economie wanneer deze economie hand in hand gaat met de leefomgeving en met de bewoners van de gemeente. Ondernemen heeft slechts een toegevoegde waarde als ook de inwoners en de ruime omgeving er rechtstreeks en onrechtstreeks beter van worden. Economie moet een “sociaal return” opleveren en dat moet meer zijn dan het creëren van enkele arbeidsplaatsen. De voorbije jaren werd het lokale niveau herontdekt als basis voor een werkgelegenheidsbeleid : PWA’s, lokale werkwinkels, subregionale tewerkstellingscomités, streekplatform, …. De gemeenten kunnen immers op het vlak van werkgelegenheid, het scheppen van een bedrijfsvriendelijk klimaat als regisseur optreden vanuit het algemeen belang dat zij als democratisch verkozen bestuur vertegenwoordigt. Vanuit deze finaliteit van algemeen belang kan deze regisseursfunctie niet aan derden worden toevertrouwd. Deze regisseursfunctie veronderstelt : ¾ het vaststellen van een langetermijnvisie in een strategische planning ¾ sterkte/zwakteanalyse ¾ opmaken van actieplannen ¾ opzetten van een monitoring- en evaluatiesysteem De gemeente moet hier niet alleen de rol spelen van regisseur maar ook van facilitator. Voor de doelgroep (investeerders) moet het gemakkelijker worden gemaakt om zich te vestigen in de gemeente. Hiervoor beschikt het lokaal bestuur over een groot aantal bevoegdheden en mogelijkheden, over een uitgebreid instrumentarium. Voor het bedrijfsleven is, wat betreft ruimtelijke ordening, rechtszekerheid en duidelijkheid van het grootste belang. Het nieuwe decreet op de ruimtelijke ordening geeft de lokale besturen de mogelijkheid om deze zekerheid te bieden : structuurplannen, uitvoeringsplannen, sectorale BPA’s, … vormen hier het instrumentarium. Via deze sectorale BPA’s kunnen desgevallend zonevreemde bedrijven worden geregulariseerd. Bij opmaak van de diverse plannen dient enerzijds rekening gehouden met de behoeften van de bedrijven, maar anderzijds ook harmonie met andere functies nagestreefd. Bredene heeft in het verleden reeds ernstige inspanningen gedaan voor zonevreemde bedrijven bedrijven. Bedrijven die zich in woonkernen bevonden of met milieu, uitbreidings- en mobiliteitsproblemen werden geconfronteerd, kregen op ons bedrijventerrein Noord-Ede een herlocalisatiemogelijkheid. Daarnaast werden een aantal nieuwe bedrijven (o.a. Jacali), goed voor meer dan 100 arbeidsplaatsen, aangetrokken. Er is bij het bedrijfsleven een duidelijke behoefte aan communicatie met de lokale besturen. Bedrijven willen immers duidelijkheid over het gevoerde beleid en over bepaalde projecten, en willen hierover vanuit hun expertise en belangen meespreken. Een adviesraad “lokale economie” is hiervoor het meest geëigende orgaan. Bredene staat bekend als inspraakvriendelijk en wenst ook de KMO’s gerichte inspraak te verlenen.
20
Beleidsplan
2001 - 2006 •
• •
• •
•
•
•
De oprichting van een lokale werkwinkel moet de verschillende diensten die actief zijn op het vlak van arbeidsbemiddeling, - begeleiding, vorming en opleiding onder één dak brengen, dit alles in het kader van de filosofie van de éénloketfunctie. Ons bestuur wenst gebruik te maken van de kredieten die hiervoor worden vrijgemaakt door de Vlaamse overheid. De visie op lokale economie, de intenties terzake van het bestuur dienen vastgelegd in een beleidsnota “lokale economie”. Het bestuur kan dan ook na 6 jaar worden geëvalueerd aan de hand van deze nota. Via de PWA-nieuwsbrief worden werkgevers nu al op de hoogte gehouden van o.m. de diverse tewerkstellingsmaatregelen. Via geëigende informatie aan de bedrijven kan een beter contact/verstandhouding tussen lokaal bestuur en bedrijfsleven worden gerealiseerd. Nieuwe technologieën (gemeentelijke website, digitaal loket, …) moeten optimaal worden toegepast met het oog op optimale informatieverstrekking en dienstverlening. Vaststelling is dat de op het internet aanwezige Bredense bedrijven zeldzaam zijn. Via zijn website wil ons bestuur de Bredense bedrijven de mogelijkheid bieden om zich voor te stellen. Een minimale voorstelling van de Bredense bedrijven kan worden gerealiseerd door onze informatiedienst. De gemeentelijke website kan dan fungeren als portaalsite. Een betere bewegwijzering van bedrijven, campings, horeca, … krijgt in deze legislatuur bijzondere aandacht. Hiertoe wordt een stuurgroep opgericht. Werken aan lokale economie betekent ook dat er een politiek en administratief aanspreekpunt moet zijn. In de legislatuur 2001-2006 wordt een lid van het schepencollege belast met de bevoegdheid “lokale economie” en dit ten vervanging van de vroegere bevoegdheid “middenstand”. Met deze wijziging wil ons bestuur aangeven dat lokale economie meer is dan middenstand, maar daarenboven ook de intentie duidelijk maken om de komende 6 jaar werk te maken van lokale economie. De schepen van lokale economie moet en wil ook de coördinator zijn van alles wat economisch beleid en werkgelegenheid aanbelangt. Naast een politiek aanspreekpunt moet er ook een administratief aanspreekpunt zijn. In het kader van een beleid inzake lokale economie moet aandacht worden besteed aan de verbetering van de dienstverlening aan bedrijven. Een ondernemingsvriendelijk onthaal dat het bedrijfsleven actief moet ondersteunen veronderstelt een KMO-loket. Bij dit loket moet de ondernemer/investeerder terecht kunnen voor alle aanvragen (bouw-, milieuaanvragen, …) en voor alle informatie in verband met beschikbare bedrijfsterreinen, mobiliteit, fiscaliteit, … Een polyvalente ambtenaar “lokale economie” staat bijgevolg op het verlanglijstje van ons bestuur. Nog dit jaar zal een adviesraad lokale economie worden opgericht. Zoals dit de gewoonte is in Bredene, zal het hier gaan over een open adviescommissie die kan bijgewoond worden door alle belanghebbenden en belangstellenden. Opdracht van deze adviescommissie. ¾ verstrekken van adviezen over alle beleidsintenties die invloed kunnen hebben op de lokale economie in de brede zin van het woord ¾ opzetten van promotieacties ¾ verbeteren van informatie aan en door het bedrijfsleven Bedrijven worden nog meer dan de particulieren geconfronteerd met de gevolgen van de mobiliteitsproblematiek. De economische kost van de files en de dichtslibbing van ons wegennet is moeilijk in te schatten maar kan geraamd worden op ettelijke miljarden. Naast de hogere overheid heeft ook de lokale overheid, o.m. via de mobiliteitsplannen, de opdracht om de mobiliteit te verbeteren. Een betere bewegwijzering van en naar de bedrijven/bedrijventerreinen kan, naast het – in overleg met de bedrijven – opstellen van de meest aangewezen routes naar het bedrijf, kaderen in deze opdracht.
21
Beleidsplan
10. Milieu/netheid. Een professionele milieubeleidsplanning vormt de basis van het milieubeleid. Het uitwerken van jaarplannen, meerjarenplannen, gemeentelijke natuurontwikkelingsplan (GNOP), rationeel energieplan (REG) dragen bij tot een degelijke visievorming waaruit verschillende uitvoeringsplannen ontwikkeld worden. Duurzame ontwikkeling moet, overeenkomstig de wetgeving terzake, de rode draad vormen doorheen dit milieubeleid. Deze duurzame ontwikkeling moet geïntegreerd worden in elk beleidsdomein. Betrokkenheid. Betrokkenheid van een goed draaiende milieuraad, waarbij ook individuele burgers de kans hebben op inspraak, vormt een stevig draagvlak van een milieubeleid. Beleidsmatig dient een opvolging te gebeuren van de geformuleerde adviezen. Indien bepaalde adviezen niet worden gevolgd, dient dit omstandig gemotiveerd door het gemeentebestuur. Het gemeentebestuur moet milieuvriendelijke initiatieven ondersteunen. Een leefmilieubeleid is pas geloofwaardig als de mensen echt kunnen zien dat het milieu aandacht krijgt in de gemeente. Er zijn dus voortdurend concrete acties nodig om deelaspecten van het milieubeleid gericht en op het terrein aan te pakken en dit op een merkbare wijze. Milieueducatie vormt de basis van het milieubesef van morgen. Het milieuteam, sensibiliserende en educatieve projecten van de milieudienst, al dan niet in samenwerking met externe partners, moeten kinderen en jongeren tot meer inzicht en respect voor de natuur leiden. Interne milieuzorg. De gemeente moet op vlak van milieuzorg het goed voorbeeld geven en moet bijgevolg kiezen voor een duurzaam consumptiebeleid. Het goede voorbeeld kan worden gegeven door zoveel mogelijk te kiezen voor mens- en milieuvriendelijke producten. Kortom het gemeentebestuur heeft oog voor de milieuvriendelijkheid van haar eigen diensten en van de werken die ze uitvoert.
2001 - 2006 • •
• •
De gemeentelijke milieunota en het gemeentelijke natuurontwikkelingsplan (GNOP) dienen zo volledig mogelijk worden uitgevoerd. Deze beleidsinstrumenten dienen echter geëvalueerd en daar waar nodig bijgestuurd. Het gemeentebestuur doet verder inspanningen om het restafval te beperken. Een goed werkend containerpark, duidelijke informatie over de selectieve ophalingen van afval en sensibiliserende acties zijn hiervoor onontbeerlijk. Deze acties zullen zich zowel tot de eigen bevolking als het toeristisch publiek richten. Betrokkenheid van de burgers bij het milieubeleid betekent meer dan de vertegenwoordiging van enkelen in de milieuraad. Door middel van een nieuw contract met de Bredenaars moeten duidelijk afspraken worden gemaakt inzake netheid en milieuzorg in onze gemeente. Het gemeentebestuur geeft zo veel mogelijk het goede voorbeeld en doet aan interne milieuzorg. De gemeente past de principes van Rationaal Energiegebruik toe voor haar eigen gebouwen en organiseert hierrond ook sensibiliseringsacties. Bij opdrachten voor het leveren van papier en drukwerk wordt bij voorkeur gekozen voor 100% gerecycleerd papier.
22
Beleidsplan
11. Sport. Een sportieve gemeente. Sport staat nummer één op de vrije tijdslijst. Door de toename van de vrije tijd en het groter belang dat wordt gehecht aan de actieve invulling hiervan, krijgt het sportbeleid een extra dimensie : die van een zinvolle vrijetijdsbesteding in een sportieve sfeer. Prioritaire aandacht dient bijgevolg te gaan naar de amateursporten, naar de verenigingen en individuele sportbeoefenaars die, los van competitie, een deel van hun tijd besteden aan sport. Meer mensen en vooral jongeren doen aan sport en dus het sportaanbod uitbreiden, ook voor mensen die het materieel minder goed hebben, is de uitdaging. Er dient meer aandacht te gaan naar het emancipatorisch en maatschappelijk karakter van de sportbeoefening. Ondersteuning van de verenigingen en vooral van hun jeugdwerking, degelijke en voldoende sportinfrastructuur en een creatief programma–aanbod door de sportdienst vormen de pijlers van een kwalitatief en dynamisch sportbeleid. De beleidsnota “sport” van minister Sauwens vormt de leidraad voor dit sportbeleid. Het aanbod van de sportdienst moet worden geëvalueerd en bijgestuurd in functie van de steeds evoluerende sportbehoeften (nieuwe sporten en trends).
2001 - 2006 •
•
Volgende infrastructuurwerken worden nog tijdens deze legislatuur gerealiseerd : - De aankoop/onteigening van de aan het domein van het sportcentrum palende gronden moet een eventuele uitbreiding van de sport- en recreatieaccommodatie op dit domein mogelijk maken. - Afwerking van de tweede sportzaal op het domein van het sportcentrum, bestemd voor zachte sporten. - Modernisering zwembad - Vernieuwen van de sportzaal. - Vernieuwing van de verlichting voetbalterreinen. Voor de sportende jeugd zullen bijkomende financiële inspanningen worden geleverd. - Het sportpromotiebeleid moet zijn afgestemd op de evoluerende sportbehoeften en de trends op het gebied van sportbeoefening.
23
Beleidsplan
12. Ruimtelijke ordening : structuur geven aan ruimte. Hoe willen we dat Bredene er morgen uitziet ? Hoe zorgen we ervoor dat er voor alles en iedereen voldoende plaats is? De structuurplannen zetten de grote lijnen uit en geven doelstellingen aan : wat is er nodig aan ruimte om te wonen, om te werken, om te recreëren. Wat is er nodig voor een welvarende economie, voor landbouwactiviteiten, voor een goede mobiliteit ? Welke functies kunnen vermengd worden en welke moeten gescheiden worden, hetzij omdat ze hinderlijk zijn, hetzij omdat ze moeten beschermd worden ? Binnen de krijtlijnen uitgetekend op Vlaams en provinciaal niveau beschikt de gemeente over ruimte om een eigen ruimtelijk beleid te ontwikkelen. Het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen en het decreet ruimtelijke ordening kennen, uitgaande van het subsidiariteitsbeginsel, de gemeenten zelfs een grote verantwoordelijkheid toe. Het subsidiariteitsbeginsel houdt in dat elk niveau verantwoordelijk is voor de materies van de eigen belangensfeer in alle onderdelen van het ruimtelijk beleid : planning, uitvoering, vergunningen en handhaving. Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan moet uitspraak doen over de structuurbepalende elementen van lokaal belang. Zo zal tijdens de voorbereiding van het structuurplan uitspraak moeten worden gedaan over : - de elementen die de woon- en leefstructuur bepalen. - de elementen die de natuurlijke structuur bepalen. - elementen die de structuur en functie van open gebieden bepalen. - concentraties van andere lokaal belangrijke functies (toeristische en recreatieve activiteiten, gemeenschaps- en nutsvoorzieningen) - verkeerswegen. Om een samenhangend ruimtelijk beleid te kunnen voeren, moet de gemeente dus een langetermijnvisie op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling formuleren. Die visie dient in te pikken op de problemen en kansen die het voorwerp uitmaken van een analyse. Ze vormt het referentiekader waaraan een programma van beleidsopties en –maatregelen kan gekoppeld en waaraan alle andere ruimtelijke beleidsbeslissingen conform moeten zijn. Het gemeentebestuur meent dat ruimtelijke ordening van de gemeente moet gericht zijn op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling waarbij de ruimte beheerd wordt ten behoeve van de huidige generatie, zonder dat de behoeften van de toekomstige generaties in het gedrang gebracht worden. Daarbij moeten de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen. Er zal rekening worden gehouden met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen. Op deze manier zal worden gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit. Decreet ruimtelijke ordening. Een van de grootste uitdagingen op het vlak van ruimtelijke ordening van de gemeente is ongetwijfeld het nieuwe Decreet betreffende de Ruimtelijke Ordening, in werking getreden op 1 mei 2000. Belangrijk is dat het nieuwe Decreet betreffende de Ruimtelijke Ordening (Decreet R.O.)op basis van het subsidiariteitsbeginsel (cfr. supra) aan de gemeente de kans biedt op zelfstandige basis een ruimtelijk beleid te voeren. Deze zelfstandigheid uit zich voornamelijk op het vlak van afgifte van bouw- en verkavelingsvergunningen zonder het verplichte advies van “Stedenbouw”. Hierdoor zullen de vergunningen sneller kunnen worden afgeleverd. De concrete uitvoering van het ruimtelijk beleid gebeurt door het opstellen, naast het richtinggevend gemeentelijk structuurplan, van een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan en van gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen en verkavelingverordeningen. Vooraleer Bredene zich kan inschakelen in dit nieuwe vergunnings- en planningssysteem, moet de gemeente een aantal verplichtingen nakomen. Het is van essentieel belang dat deze zware verplichtingen op een zo kort mogelijke termijn worden uitgevoerd : opmaken en goedkeuren van ruimtelijk structuurplan opmaken van plannenregister opmaken van een register van onbebouwde percelen oprichting van een gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening aanstellen van een gemeentelijk stedenbouwkundige ambtenaar 24
Beleidsplan
De nieuwe gemeentelijke verplichtingen dienen bijgevolg prioritair aangepakt om zo een degelijk stedenbouwkundig beleid mogelijk te maken.
2001 - 2006 •
•
Opmaak gemeentelijk structuurplan. Om een maatschappelijk draagvlak voor het ruimtelijk beleid uit te bouwen is, net zoals bij andere beleidsdomeinen, nood aan communicatie met de bevolking. De bevolking zal correct en begrijpbaar worden geïnformeerd over het beleid. De stuurgroep “gemeentelijk structuurplan” speelt hierin een voorname rol. Het gemeentebestuur wenst zo spoedig mogelijk te voldoen aan alle voorwaarden van het Decreet R.O. (cfr. supra) om zo een zelfstandig ruimtelijk beleid te kunnen voeren, dit binnen de perken van het subsidiariteitsbeginsel.
25
Beleidsplan
13. Openbare werken. Werken aan een nog beter Bredene. Niemand zal ontkennen dat Bredene de voorbije jaren een metamorfose heeft ondergaan. Deze metamorfose heeft het te danken aan de vele openbare werken die de voorbije jaren door het gemeentebestuur én de hogere overheid werden uitgevoerd. De bouw van gemeentehuis, politiekantoor en bibliotheek maken dat een optimale dienstverlening kan worden verzekerd. De aanleg en heraanleg van o.m. Kapelstraat, Driftweg, Zeelaan, Klemskerkestraat en Zandstraat hebben ervoor gezorgd dat Bredene een stuk aantrekkelijker oogt. Daarnaast hebben deze werken ook bijgedragen tot de ontsluiting van een aantal wijken en tot de verkeersveiligheid. Daar waar mogelijk wordt bij de (her)aanleg van straten ook steeds een fietspad aangelegd. Veel openbare werken dringen zich op door de toestand van de rioleringen. Ook in deze legislatuur krijgen de rioleringen bijzondere aandacht. Onze gemeente is in het verleden bespaard gebleven van wateroverlast. De uitbouw en modernisering van ons rioleringsstelsel moet Bredene verder “droog” houden. De uitvoering van rioleringswerken gebeurt conform de goede praktijk voor de aanleg van openbare riolen (gescheiden stelsel, …) opgesteld door Vlaamse Milieumaatschappij en het Ministerie van de Vlaamse gemeenschap. De openbare werken in de gemeente dienen uitgevoerd binnen de financiële mogelijkheden van ons bestuur. Een duidelijke meerjarenplanning die correct wordt uitgevoerd en de realisatie van bepaalde grootschalige werken in fasen is bijgevolg noodzakelijk. Bij het uitbesteden van werken en diensten aan de privé-sector zal, rekening houdend met de deskundigheid en draagkracht van de eigen diensten, naar een gezond evenwicht worden gestreefd tussen taken die door de gemeentelijke diensten zelf worden uitgevoerd en deze die aan privé-partners kunnen worden toegewezen. Een kosten-/batenanalyse moet duidelijk maken of bepaalde onderhoudswerken niet best kunnen worden uitbesteed. De opmaak van een onderhoud(beleids)plan kan hierbij behulpzaam zijn. Bij het uitbesteden van werken is, net zoals in het verleden, een adequate controle op het respecteren van de lastenboeken en uitvoeringstermijnen noodzakelijk.
2001 - 2006 Volgende werken staan op het programma voor de legislatuur 2001-2006 : • 3e fase Kapelstraat. Tegelijkertijd zullen ook Danckaert-, Blekkaert- en Spanjaardstraat worden heraangelegd. • Bredene heeft duidelijk nood aan een eigen zaal die kan dienen voor allerhande activiteiten. Met de afbraak van het huidig gebouw “Parasol” en de bouw van een nieuw “Staf Versluyscentrum” zal het gemeentebestuur in deze bestuursperiode aan deze nood tegemoetkomen. • Aan strandpost 6 wordt, met het oog op meer comfort voor toeristen en eigen inwoners, een nieuw gebouw met sanitaire voorzieningen opgetrokken. • Het gemeentebestuur heeft plannen om, in samenwerking met Toerisme Vlaanderen en desgevallend het provinciebestuur, de zone tussen K. Astridlaan en Zandstraat uit te bouwen tot een gemeenschapszone die voor Bredene een meerwaarde moet betekenen. • Met de heraanleg van het August Plovieplein, de Sportstraat, Verenigingstraat, Europastraat en een gedeelte van de Toekomststraat krijgt in deze bestuursperiode de modernisering van de Nukkerwijk verder vorm • Met de eerste fase van de doortrekking Zeelaan werd gezorgd voor een verkeersontsluiting van de omgeving van het Centrumplein. In een tweede fase zal de Zeelaan worden doorgetrokken tot aan de Polderstraat. De bedoeling is om nadien een verbinding te creëren tussen Zeelaan, Duinenstraat en Zandstraat. • In deze bestuursperiode zal prioritaire aandacht gaan naar de modernisering van Gentstraat, Golfstraat, Antwerpenstraat, Aalststraat, Brusselstraat en Rozenlaan.
26
Beleidsplan
• • •
• • • • •
De derde fase van de heraanleg van de straten op de wijk “Sas” moet een voorlopig sluitstuk betekenen van de modernisering van deze wijk. In het gedeelte Zandstraat tussen Duinenstraat en Dorpstraat worden reeds in 2002 de rioleringen, wegenis en voetpaden gemoderniseerd. Verder blijft aandacht gaan naar het onderhoud van de straten en voetpaden. Het voetpadenprogramma waarvoor elk jaar een substantieel krediet wordt vrijgemaakt maakt dat slechte stukken voetpad worden hersteld en ontbrekende stukken voetpad worden aangelegd. (Verkeers-)veiligheid is een leidraad bij het opstellen van dit voetpadenprogramma. De gemeentelijke bouwwerf barst uit haar voegen. Om het gebrek aan ruimte op te vangen zal een nieuw multifuncioneel technisch centrum worden opgericht in de ambachtelijke zone langs de Brugsesteenweg. Heraanleg van de Frankrijklaan en Parklaan. Heraanleg Blauwe Sluis en verbeteringswerken Sluizenstraat. Heraanleg Keerweg,. Heraanleg Derbylaan, Duinhoevelaan, Duindoornstraat en Zeepaadje.
27
Beleidsplan
14. Personeel. Beleid moet worden ontwikkeld in dialoog met de inwoners én personeel. De gemeenteraad en het College nemen de politieke opties en maken keuzes. De personeelsleden van ons bestuur hebben de opdracht om concreet gestalte te geven aan het beleid. De voorbije tien jaar is er heel wat gewijzigd in de personeelsaanpak van de lokale besturen. Er werd geïnvesteerd in personeelsbehoeftenplannen, nieuwe organigrammen, fuctiebeschrijvingen, vorming en opleiding, evaluatiesystemen, … Stilaan groeit er een cultuur van overheidsmanagement. Willen we deze cultuur verder uitbouwen, dan zijn volgende accenten noodzakelijk : • Deskundig personeel. Als het takenpakket van de gemeente steeds verder uitbreidt en evolueert, zoals dit nu meer en meer het geval is, naar een regisseurfunctie, is er nood aan bekwame medewerkers. Interne deskundigheid zorgt ervoor dat minder beroep moet worden gedaan op externe deskundigen (studie- en consultingbureaus, …). Met basisdeskundigheid in eigen huis kunnen daarenboven ontwerpplannen en adviezen van derden kritischer worden bekeken. Het ambtelijk apparaat van ons bestuur moet worden versterkt. Dit kan door vorming en aanwerving. • Inbouwen van HRM-deskundigheid. De personeelsdienst blijft nog te veel steken in de verwerking van personeelsgegevens. Er is nood aan de uitbouw van deskundigheid over human resources management (recrutering en selectie, loopbaanplanning, functioneringsgesprekken, vormingsbeleid, …). • Vernieuwen van beheers- en beleidsinstrumenten. In de voorbije jaren heeft ons bestuur leren werken met strategische planningsconcepten : sterkte-zwakte analyse, missie, doelstellingen, indicatoren, beleidsnota’s. Het aangepast boekhoudsysteem maakt kostprijsanalyse, budgetbeheer en enveloppensystemen mogelijk. Beheerscontracten, contractmanagement, monitoring, … vinden ook druppelsgewijs ingang in ons bestuur. Het is duidelijk dat ons bestuur dit nieuw beheers- en beleidsinstrumentarium moet uitdiepen.
2001 - 2006 • • •
De competentie van de personeelsleden en van het ambtelijk apparaat dient verhoogd door vorming en, daar waar nodig, door aanwerving van deskundigen. Meer aandacht dient te gaan naar een deskundig en ondersteunend personeelsbeleid (c.q. HRM). Strategische beleidsplanning, de nieuwe boekhouding, … zijn slechts enkele van de nieuwe beheers- en beleidsinstrumenten die verder dienen uitgediept door ons bestuur.
28
Beleidsplan
15. Sociaal beleid : Welzijn centraal. Welzijn is zorgen dat mensen kansen krijgen en zich goed voelen in de samenleving. Dat is het doel van elk beleid en in het bijzonder van het sociaal beleid. Beleid is sociaal als iedereen een redelijk inkomen kan verwerven, gezond is en kan blijven, in een behoorlijke woning kan wonen, kansen heeft op ontspanning en cultuur, als er voldoende kinderopvang is, … M.a.w. welzijn, sociaal beleid bestrijkt alle beleidsdomeinen en een integrale benadering van het begrip “welzijn” is bijgevolg noodzakelijk. Het lokale niveau wordt overigens herontdekt als essentiële schakel voor de doelmatige aanpak van sociale problemen. Een aantal welzijnstaken worden dan ook door de hogere overheid gedelegeerd naar de lokale overheden. Deze decentralisering zorgt er o.m. voor dat het gemeentebestuur een belangrijke opdracht krijgt inzake coördinatie van het woonbeleid (zie Vlaamse Wooncode) en een regisseursrol moet vervullen inzake tewerkstelling, arbeidsbemiddeling, diensteneconomie (werkwinkel). Twee actoren. Op het vlak van welzijn zijn in de gemeente twee actoren actief : gemeentebestuur en OCMW. Beiden hebben hun specifieke en wettelijk vastgelegde bevoegdheden. In de uitvoering van deze opdrachten hebben beide besturen uiteraard zeer veel gemeenschappelijk, gaande van gezamenlijke missie en doelstellingen, dezelfde actieterreinen tot een gelijklopend personeelsbeleid. Bijgevolg moet de communicatie tussen gemeentebestuur en OCMW geïntensifieerd en daar waar mogelijk geformaliseerd. Met het SIF werd reeds een aanzet gegeven tot meer overleg en samenwerking tussen OCMW en gemeente. In deze legislatuur moet het bestaande overleg verder inhoudelijk en vormelijk worden uitgediept. Actiedomein gemeentelijk sociaal beleid. De algemene opdracht van het gemeentebestuur is zorg dragen voor het welzijn van haar inwoners. Deze rode lijn doorheen het beleid maakt dat welzijnsbeleid in se een integrale benadering behoeft. Het specifiek gemeentelijk sociaal beleid ligt in hoofdzaak op het preventieve vlak en op het (administratief) begeleiden van personen. De gemeentelijke sociale dienst heeft bijgevolg een belangrijke opdracht te vervullen. Door zijn laagdrempeligheid en klantgerichtheid is het de eerstelijnsdienst bij uitstek waarbij alle inwoners terecht kunnen voor informatie en voor hulp, begeleiding over en bij zeer uiteenlopende problematieken. Bredene heeft ontegensprekelijk het imago van sociale gemeente. Dit heeft het ondermeer te danken aan de werking van de gemeentelijke sociale dienst en aan de kleinschalige projecten en initiatieven die door deze dienst worden genomen. Deze kleinschalige initiatieven zoals Senior-Infobrief, activiteitenprogramma voor senioren, … zijn echter niet zonder betekenis in een gemeente zoals Bredene. In de toekomst zal meer aandacht gaan naar preventieve gezondheidszorg. Het gemeentebestuur moet samen met andere partners instaan voor de implementatie van de vijf gezondheidsdoelstellingen van de Vlaamse Gemeenschap. De gemeentelijke preventiedienst vervult, door haar initiële opdracht “Veiligheidsplan 60-plus”, een duidelijke sociale opdracht die complementair is aan deze van de gemeentelijke sociale dienst. Deze preventiedienst is bijgevolg niet weg te denken. Bij het eventueel wegvallen van het preventiecontract dient onderzocht in welke mate de werking van de preventiedienst kan worden bestendigd en desgevallend geïntegreerd in de werking van de gemeentelijke sociale dienst. Een groot aantal van de huidige taken van de preventiedienst sluiten immers aan op de werking/doelstellingen van deze gemeentelijke sociale dienst, i.c. huisbezoeken aan senioren, personenalarmtoestellen, Euro-project, taxi-bons, vrijwilligerswerking, …
29
Beleidsplan
Drugpreventie ! Hoewel precieze gegevens over het druggebruik in België ontbreken, wijzen alle enquêtes op een toenemend gebruik van legale en illegale drugs door jongeren. Volgens recente gegevens heeft een derde van jongeren het voorbije jaar gerookt, drie vierde heeft alcohol gedronken, twee derde heeft geneesmiddelen genomen en een zesde heeft zijn toevlucht genomen tot illegale drugs. Het drinken van alcohol en het roken van tabak stijgen het sterkst tussen 13 en 14 jaar. Voor het gebruik van illegale drugs is dit tussen 15 en 16 jaar. Het geneesmiddelengebruik neemt gelijkmatig toe met de leeftijd. De gegevens zijn een weerspiegeling van het feit dat alcohol drinken sterk aanvaard wordt in onze maatschappij. Jongeren beginnen al vroeg met het drinken van alcohol. Van de jongeren van 12 jaar drinkt bijna één op tien sterke drank of alcoholpops (mixdrankjes van sterke drank met frisdrank). Eén op vijf van de 11 – 12-jarigen die alcoholpops drinken, doen dit minstens eenmaal per week. Vanaf 17 jaar drinken meer jongeren regelmatig bier dan occasioneel. Na bier worden alcoholpops door alle leeftijden het meest frequent gedronken. Ook het geneesmiddelengebruik is erg verspreid. Vooral pijnstillers worden veel gebruikt. De jongeren beginnen er vroeger mee en met de leeftijd neemt ook het gebruik ervan toe. Kalmeringsen opwekkende middelen worden door meer jogneren gebruikt dan slaap- of vermageringsmiddelen. Opvallend is het feit dat deze medicatie al op jonge leeftijd (12 à 13 jaar) wordt genomen. Van de illegale drugs is cannabis de meest gebruikte. Jongeren gebruiken opvallend meer cannabis dan andere illegale drugs. Het percentage jongeren dat cannabis gebruikt neemt toe met de leeftijd, maar ze beginnen er vroeger mee dan met andere illegale drugs. 2% van de 13-jarigen gebruikt cannabis tegenover 35% op 18 jaar. Voor XTC is dit 1 à 2% op 14 jaar en 8% op 18 jaar; voor cocaïne 1% op 15 jaar en 4% op 18 jaar. De grootste sprong in het gebruik van illegale drugs doet zich voor tussen de eerste en tweede graad van het secundair. Het gemeentebestuur heeft samen met andere actoren een belangrijke opdracht inzake het ontraden van druggebruik/-misbruik. Deze opdracht dient gekaderd in de doelstellingen en filosofie van de federale drugsnota.
2001 - 2006 • • • • •
De nadruk ligt op het integraal karakter van het sociaal beleid. Welzijn van de inwoners moet worden nagestreefd in alle beleidsdomeinen. De gemeentelijke sociale dienst moet verder worden uitgebouwd tot het welzijnsbaken van de gemeente. Een laagdrempelige, eerstelijnsdienst die, daar waar nodig, doorverwijst naar andere diensten. Kankerpreventie, ongevallen in privé-sfeer, preventie van infectieziekten, gezonde voeding, … zullen de voornaamste thema’s vormen binnen het lokaal preventief gezondheidsbeleid. De werking van de preventiedienst, die duidelijk een sociale opdracht vervult, moet worden bestendigd. De integratie van deze dienst binnen het “sociaal beleid” zal worden onderzocht. Nog in 2001 wordt een drugactieplan opgemaakt dat moet aangeven op welke wijze ons bestuur, samen met de andere actoren, zijn bijdrage kan leveren tot het ontraden van druggebruik en dit dan vooral bij jongeren. Dit drugactieplan moet ook aandacht besteden aan hulpverlening.
30
Beleidsplan
16. Toerisme. In een kustgemeente zoals Bredene is het toerisme ontegensprekelijk de voornaamste economische sector. Toerisme is in Vlaanderen goed voor de directe tewerkstelling van meer dan 100.000 personen. De omzet van de toeristisch-recreatieve sector is goed voor 180 miljard frank in de HORECA en 70 miljard frank in de sector van de dienstverlening. De aanwezigheid van zee, strand en duinen, niet toevallig de hoofdelementen van het nieuw Bredens logo, is de voornaamste economische troef van Bredene. Toerisme vormt dan ook de hefboom in de economische ontwikkeling van onze gemeente. Ons bestuur is voorstander van een duurzame ontwikkeling van het toerisme waarbij spaarzaam wordt omgegaan met de natuur die momenteel de voornaamste aantrekkingspool vormt. Het toeristisch cliënteel kiest voor Bredene omwille van de ongerepte natuur, omwille van het ontbreken van een dijk. Wat vroeger een handicap was, wordt nu een troef. Naast de ongerepte natuur heeft Bredene op toeristisch vlak ook nog een aantal andere sterkten : de centrale ligging aan de kust en een grote kampeercapaciteit, de vernieuwingsdynamiek van de openbare en private sector, de niche-marketing (naaktrecreatie), de uitgebreide fiets- en wandelmogelijkheden. Daarnaast staan uiteraard ook een aantal zwakten. In tegenstelling tot andere kustgemeenten (Oostende, Blankenberge, Zeebrugge, …) beschikt Bredene niet over een eindstation van de trein, het hotelbestand is beperkt en er zijn geen driesterrenhotels, het kampeerpubliek vergrijst, het wintertoerisme is - niettegenstaande de stille groei hiervan – nog eerder beperkt te noemen, het ontbreken van een polyvalente zaal/all weather accommodatie, .... In de nabije toekomst dienen zich echter een aantal kansen aan om het toerisme in Bredene een nieuwe dynamiek te geven. De uitbouw van een naaktrecreatiezone is hierbij de meest in het oog springende. De plannen voor een “Staf Versluyscentrum” (onthaalinfrastructuur + polyvalente zaal) heeft minder grote impact maar is desalniettemin niet onbelangrijk. Strategie Bredene moet in de nabije toekomst een strategie ontwikkelen die inspeelt op deze sterke/zwakke punten, kansen en bedreigingen. Deze strategie moet gericht zijn op een verbetering van de kwaliteit van ons toeristisch product en van de promotie hiervan. In overleg met de actoren uit het toeristisch veld wordt momenteel een strategisch plan/actieplan “Toerisme” opgemaakt. Dit plan zal naast doelstellingen ook concrete acties bevatten. Voor deze concrete acties moet in de mate van het mogelijke beroep worden gedaan op subsidiëring van Toerisme Vlaanderen, Doelstelling 2, …
2001 - 2006 • • •
In 2001 wordt een strategisch plan/actieplan opgemaakt dat verbetering van de kwaliteit van het toeristisch product en van de toeristische promotie als finaliteit heeft. Niche-marketing (c.q. het aanspreken van specifieke doelgroepen Æ naaktrecreatie) moet meer toeristen de weg naar Bredene doen vinden. Bredene neemt deel aan de initiatieven om de kust te promoten in binnen- en buitenland maar zal anderzijds door afzonderlijke promotie duidelijke positie innemen t.o.v. de andere kustgemeenten. Profilering als kampeergemeente met brede duinengordel/ongerepte natuur waar naaktrecreatie mogelijk is, moet de voornaamste toeristische troeven van onze gemeente uitspelen.
31
Beleidsplan
17. Veiligheid Het veiligheidsbeleid van de gemeente dient gezien te worden in de totale context van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus. De realisatie van de zonale politie in de meergemeentenzone Bredene-De Haan met vermoedelijke start op 1 november 2001 is een belangrijk dossier voor deze bestuursperiode. Belangrijke nieuwigheden zoals zonale veiligheidsraad en (twee) jaarlijks zonaal veiligheidsplan zullen in uitvoering van deze wet ingevoerd worden. Veiligheidsraad Veiligheid in de breedste zin van het woord moet het voorwerp vormen van een lokaal veiligheidsplan dat het zonaal veiligheidsplan, op te maken door de zonale veiligheidsraad, moet aanvullen. Het lokaal veiligheidsplan moet ruimer worden opgevat dan het wettelijk zonaal veiligheidsplan en veiligheid zien als een ruim begrip dat het louter criminele en politionele overstijgt. Het moet ook rekening houden met alle vormen van overlast en verkeersonveiligheid die wrevel en een algemeen onveiligheidsgevoel veroorzaken. Het veiligheidsbeleid moet verder de nadruk leggen op de wijkwerking. Deze wijkwerking met intensieve aanwezigheid van de wijkagenten op de diverse wijken heeft immers zijn nut bewezen. Alhoewel het zwaartepunt van het veiligheidsbeleid bij de politie- en veiligheidsraad ligt, heeft het gemeentebestuur hier nog altijd een belangrijke rol te vervullen. Dit niet alleen door zijn vertegenwoordiging in deze raden, maar ook door het gegeven dat veiligheid een doelstelling moet zijn van het algemeen beleid. Veiligheid betekent immers ook preventie, goede ruimtelijke ordening, nette straten, goed onderhouden speelpleinen, kansarmoedebeleid, … Ook bij het begrip “Veiligheid” is er noodzaak aan een integrale benadering.
2001 - 2006 • • •
Het Bredens gemeentebestuur wil duidelijke accenten leggen in het zonaal/lokaal veiligheidsbeleid. Klemtonen moeten zijn : 1° wijkwerking van de politiedienst, 2° preventie en 3° veiligheid overstijgt het politionele. Vanuit de integrale benadering is veiligheid een rode draad doorheen het beleid. Bij alle beleidsbeslissingen moet aandacht worden gegeven aan veiligheid in de meest brede zin van het woord. Druggebruik is een multidimensioneel en complex probleem, dat in de eerste plaats ook een probleem van volksgezondheid is. Preventie (voorkomen is beter dan genezen) en hulpverlening zijn hier het meest aangewezen (cfr. sociaal beleid) maar bij maatschappelijk overlast wordt druggebruik ook een veiligheidsprobleem en is een adequaat optreden aangewezen.
32
Beleidsplan