36015/139/1/A/5 Besluit van de deputatie van de Provincieraad, houdende vergunning aan B.V.B.A. ANOGEL voor het verder exploiteren en veranderen van een inrichting gelegen te ROESELARE. De deputatie van de Provincieraad, Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals herhaaldelijk gewijzigd bij decreten van het Vlaams Parlement. Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning, zoals herhaaldelijk gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse Regering en bij het decreet van 18 mei 1999; Gelet op het besluit van 1 juni 1995 van de Vlaamse Regering houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, zoals herhaaldelijk gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse Regering; Gelet op het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, inzonderheid op artikel 8, en het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering 14 oktober 2011 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets; Gelet op het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, inz. art. 11; Gelet op de volgende vergunning(en) en beslissingen die met betrekking tot de exploitatie van de hierna vermelde inrichting werden getroffen, en op de datum van de indiening van de hierna vermelde milieuvergunningsaanvraag van toepassing waren; Gelet op het besluit d.d. 12/05/1986 van de WZK waarbij vergunning wordt verleend voor het lozen van industrieel afvalwater in de openbare afvoer van regenwater (max. 2 m3/u en 15 m3/dag) voor een termijn tot 1/9/2016. Gelet op het besluit d.d. 15/09/1994 van de deputatie waarbij vergunning wordt verleend voor de verdere exploitatie en uitbreiding van een anodiseringsbedrijf voor een termijn tot 1/9/2016; Gelet op het besluit d.d. 6/7/1998 van het CBS waarbij vergunning wordt verleend voor een grondwaterwinning (7 m3/dag en 1500 m3/jaar Quartair dek) voor een termijn tot 06/07/2018 Gelet op het besluit d.d. 13/9/2001 van de deputatie waarbij vergunning wordt verleend voor de uitbreiding en wijziging van en toevoeging aan een anodiseringsbedrijf voor een termijn tot 1/9/2016; Gelet op het besluit d.d. 11/09/2003 van de deputatie waarbij de vergunning verleend wordt voor het veranderen van een anodiseringsbedrijf voor een termijn tot 1/9/2016 en voor grondwaterwinning voor een termijn tot 06/07/2018;
1
Gelet op de milieuvergunningsaanvraag op 22/05/2012, ingediend door B.V.B.A. ANOGEL, gevestigd te Mandelstraat 22 8800 Roeselare, strekkende tot het bekomen van een milieuvergunning om een inrichting gelegen te Mandelstraat 22 te Roeselare, kadastraal bekend : Afdeling
Sectie
Perceelnummer
ROESELARE 7 AFD/RUMBEKE 1 AFD/
A
0241/D
ROESELARE 7 AFD/RUMBEKE 1 AFD/
A
0241/E
ROESELARE 7 AFD/RUMBEKE 1 AFD/
A
0242/K
ROESELARE 7 AFD/RUMBEKE 1 AFD/
A
0242/R
ROESELARE 7 AFD/RUMBEKE 1 AFD/
A
0243/H
ROESELARE 7 AFD/RUMBEKE 1 AFD/
A
0243/L
ROESELARE 7 AFD/RUMBEKE 1 AFD/
A
0243/M
met als voorwerp : een metaalverwerkend bedrijf verder te exploiteren en te veranderen nl hernieuwing van - het lozen van max. 567 m³/j huishoudelijk afvalwater - het lozen van max. 8.655 m³/j bedrijfsafvalwater - 3 transformatoren nl. 400 kVA, 800 kVA en 800 kVA - koelinstallaties baden 1,5 kW, koelinstallatie baden 620 kW, luchtlamellenkoeler 390 kW - koelinstallatie baden 1,5 kW (uitbreiden tot 120) - koelcompressor 170 kW - luchtlamellenkoeler 390 kW - 5.000 kg opslag natriumhydroxideparels in zakken - 2.000 kg opslag natrium hydroxide 29 % in vaten - opslag natriumhydroxide 29 % in bovengrondse tank 33.000 kg - 5000 l mazoutopslag - opslag chemisch goud in emmers 200 kg, opslag Stanad Brons in vat 500 kg, opslag azijnzuur in vaten 50 kg, opslag ammoniakoplossing in vat 25 kg, hernieuwing opslag oxaalzuur in zak 100 kg - poliermolen 5,25 kW, metaalzaag 1,40 kW - ontvettingsbad 6.400 l, beits-/satineringsbad 6.400 l, anodiseringsbad 12.800 l, spoelbad 6.400 l, anodiseringsbad 12.800 l, zwart kleurbad 6.400 l, brons kleurbad 6.400 l, sealbad 12.800 l, ontvettingsbad 31.280 l, beitsbad 31.280 l, chemisch goud-bad 8.275 l, 2 anodiseerbaden 70.380 l, sealbad 50.830 l, chromaatbad 8.275 l - diverse verwarmingsinstallaties resp 10,50 kW, 198 kW, 233 kW, 198 kW - grondwaterwinning 36 m3/dag en 8250 m3/jaar in het Quartair dek uitbreiding met - de lozing van 213 m³/j huishoudelijk afvalwater - de lozing van max. 9.345 m³/j bedrijfsafvalwater - batterijlader 10,60 kW - compressor 22 kW en 15 kW - koelinstallaties baden 118,5 kW - koelcompressoren 2 x 32 kW, 2 x 45 kW - luchtdroger 0,95 kW, uitbreiding luchtlamellenkoeler 412 kW - 1.000 kg additief beits in multibox, 1.000 kg opslag natriumhydroxide in multibox, 1.000 kg zoutzuur in multibox, opslag 2.000 kg additief beits in multibox, 2.000 kg additief (fastseal) in multibox, opslag zwavelzuur in multibox 2.000 kg, opslag zwavelzuur in tank 10.000 kg, opslag salpeterzuur 1.000 kg - 6500 l mazoutopslag
2
1 verdeelslang opslag zeep 200 kg, uitbreiding 10 kg opslag natriumhypochloriet opslag folie in gebouw 10 ton, opslag nepfolie in gebouw 0,50 ton schuurmachine 3,70 kW, schuurmachine 3,70 kW, poliermolen 2,20 kW, bandschuurmachine 3 kW, schuurmachine 18 kW - ontvettingsbad 2200 l, beits/satineringsbad 2200 l, anodiseringsbad 1960 l, sealbad 1960 l, bad organisch (kleurbad) (2 x 1000 l) - stoomvat 1.040 l - grondwaterwinning 89 m3/dag en 23.750 m3/jaar in het Quartair dek vermindering met - compressor 4 kW en 3 kW - koelcompressoren 2 x 13 kW - opslag zwavelzuur in vaten 14.640 kg, verwijdering 10.000 kg opslag natriumhydroxideparels in zakken - 6.448 kg opslag natrium hydroxide 29 % in vaten - opslag zoutzuur 28 % in vaten 5.036 kg, opslag natriumhydrosulfiet in zakken 50 kg - opslag chromaat 12A in vaten 50 kg, opslag chromaat 12 BL V in vaten 50 kg, opslag natriumhydrosulfiet in vaten 50 kg - 2 x poliermolen 5,25 kW, metaalzaag 1 kW - spoelbad 6.400 l, spoelbad 6.400 l, spoelbad (wittrekken) 6.400 l, spoelbad 6.400 l, spoelbad 6.400 l, spoelbad 6.400 l, spoelbad 6.400 l, 8 spoelbaden (totaal 31.280 l), - verwarmingsinstallatie 517 kW toevoegen met perceel 241d en 241e -
Rubriek
Omschrijving
Kl. Advies
3.2.2.b
Lozen huishoudelijk 2 afvalwater niet van woongelegenheden, zonder zuiveringsinstallatie, debiet meer dan 600m³/jaar: lozingspunt gelegen in een collectief te optimaliseren buitengebied (Totale eenheden: 780 kubieke meter per jaar)
3.6.3.1.b
Afvalwater en koelwater: 2 Afvalwaterzuiveringsinstallatie s, miv het lozen van effluentwater: voor de behandeling van bedrijfsafvalwater tem 5 m³/h wanneer het effluentwater één of meer gevaarlijke stoffen hoger dan voormelde concentraties bevat (Totale eenheden: 18000 kubieke meter per jaar)
12.2.1
Transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van: 100 kVA tot en met 1.000 kVA (Totale eenheden: 400 kilo Volt-Ampere)
3
Tijd.
Coörd
Audit
Jv. X
1
AMR
1
0
N
N
3
Rubriek
Omschrijving
Kl. Advies
Tijd.
Coörd
Audit
12.2.1
Transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van: 100 kVA tot en met 1.000 kVA (Totale eenheden: 800 kilo Volt-Ampere)
3
0
N
N
12.2.1
Transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van: 100 kVA tot en met 1.000 kVA (Totale eenheden: 800 kilo Volt-Ampere)
3
0
N
N
12.4.1.a
Inrichtingen vr vervaardigen v 3 elektrische en elektronische toestellen, gedrukte schakelingen, chips, zonnecellen en geleiders met een geïnst. tot. drijfkr. van: 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting voll. gelegen in industriegebied (Totale eenheden: 10,6 kilo watt)
0
N
N
16.3.1.1
Gassen: Koelinstallaties voor bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 kW tem 200 kW (Uitz.: installaties van rubriek 15.5 en 19.8, niet ingedeeld in rubriek 16.3) (Totale eenheden: 37 kilo watt)
3
0
16.3.2.3.a
Gassen: Andere dan onder 16.3.1 en 16.9.c ingedeelde inrichtingen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: meer dan 1000 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied (Totale eenheden: 1246,95 kilo watt)
1
AR
1
B
N
17.3.3.3
Gevaarlijke stoffen: 1 Opslagplaatsen vr oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen, (muv rubriek 48), met tot. inhoudsvermogen van: meer dan 50000 kg (Totale eenheden: 61000 kilogram)
AR
0
B
P
Jv. X
J
4
17.3.6.1.b
Opslagplaatsen vloeistoffen 3 met ontvlammingspunt >55°C en <100°C (uitgezonderd rubriek 48), met inhoud van 100 l tot en met 20.000 l voor andere dan sub a) bedoelde inrichtingen (Totale eenheden: 11500 liter)
0
17.3.9.1
Gevaarlijke stoffen: 3 Brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen: Inrichtingen voor de verdeling van de in rubriek 17.3.6 of in 17.3.7 bedoelde vloeistoffen met maximaal 1 verdeelslang (Totale eenheden: 1 Stuks (aantal))
0
17.4
Gevaarl. stoffen: opslagpl. 3 (muv rubriek 48, en/of verkoopspunten van in bijl. 7 bij tit. I vh Vlarem bed. gevaarl. stoffen) in verpakk. met een inhoudsverm. van max. 25 l of 25 kg, voor zover de max. opslag is ts 50kg of 50l en 5.000kg of 5000l (Totale eenheden: 1085 kilogram)
0
N
N
23.3.1.a
Kunststoffen: Opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, muv rubriek 41 en 48, met een capaciteit van: >10 ton tem 200 ton in een lokaal of > 100 ton tem 800 ton in open lucht, wanneer de inrichting is gelegen in industriegebied (Totale eenheden: 10,5 Ton)
3
0
N
N
29.5.2.1.a
Metalen/voorwerpen metaal: 3 Smederijen, inricht mech behandelen metalen en vervaardigen voorwerpen, met tot geïnst drijfkracht van: 5 kW tem 200 kW, wanneer de inrichting volledig gelegen in industriegebied (Totale eenheden: 37,25 kilo watt)
0
N
N
5
29.5.5.4
Metalen: Installaties voor 1 oppervlaktebehandeling, m.i.v. ontvetting d.m.v. elektrolytisch of chemisch procédé, gezamenlijke inhoud gebruikte behandelings- en spoelbaden meer dan 30.000 liter, inhoud van alleen behandelingsbaden (exclusief spoelbaden) (Totale eenheden: 276600 liter)
39.2.1
Stoomtoestellen en warmwatertoestellen: Stoomvaten, miv warmtewisselaars waarvan primaire ruimte als stoomvat wordt beschouwd, met waterinhoud van: 300 l tem 5000 l (Totale eenheden: 1040 liter)
J,R X
0
B
3
0
N
N
43.1.1.a
Verbrandingsinrichtingen: 3 zonder elektriciteitsproductie, met een totaal warmtevermogen van: 300 kW tem 2000 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas (Totale eenheden: 639,5 kilo watt)
0
N
N
53.8.3
Winning van grondwater: boren van grondwaterwinningsputten en grondwaterwinning, andere dan deze bedoeld in rubriek 53.1 tot en met 53.7, met een opgepompt debiet : van 30000 m3/jaar of meer (Totale eenheden: 32000 kubieke meter per jaar)
0
N
N
Rubriek
Product
Hoeveelheid
3.2.2.b
huishoudelijk afvalwater
780 kubieke meter per jaar
3.6.3.1.b
waterzuiveringsinstallaties
18000 kubieke meter per jaar
12.2.1
transformatoren
400 kilo Volt-Ampere
12.2.1
transformatoren
800 kilo Volt-Ampere
12.2.1
transformatoren
800 kilo Volt-Ampere
12.4.1.a
batterijladers
10,6 kilo watt
16.3.1.1
compressoren
37 kilo watt
16.3.2.3.a
koelinstallaties
1246,95 kilo watt
1
AMR
ARW
P
6
17.3.3.3
corrosieve,irriterende, schadelijke en oxiderende stoffen
61000 kilogram
17.3.6.1.b
mazout
11500 liter
17.3.9.1
verdeelslangen
1 Stuks (aantal)
17.4
gevaarlijke stoffen
1085 kilogram
23.3.1.a
folies
10,5 Ton
29.5.2.1.a
metaalbewerkingsmachines
37,25 kilo watt
29.5.5.4
baden
276600 liter
39.2.1
stoomvaten
1040 liter
43.1.1.a
verwarmingsinstallaties
639,5 kilo watt
Zodat deze voortaan zou omvatten: Een metaalverwerkend bedrijf met: • het lozen van max. 780 m³/j huishoudelijkafvalwater • het lozen van max. 18.000 m³/j bedrijfsafvalwater of 4 m³/u • 3 transformatoren nl. 400 kVA, 800 kVA en 800 kVA • batterijlader 10,60 kW • 2 compressoren resp. 22 kW en 15 kW (totaal 37 kW) • koelinstallaties baden 120 kW, koelcompressoren 2 x 32 kW, 2 x 45 kW, koelinstallatie baden 170 kW, luchtlamellenkoeler 390 kW, luchtdroger 0,95 kW, luchtlamellenkoeler 412 kW (totaal 1.246,95 kW) • opslag 5.000 kg natriumhydroxideparels in zakken, opslag 2.000 kg natrium hydroxide 29 % in vaten, opslag natriumhydroxide 29 % in bovengrondse tank 33.000 kg, 1.000 kg additief beits in multibox, opslag 1.000 zwavelzuur in multibox, opslag 1.000 kg natriumhydroxide in multibox, opslag 1.000 kg zoutzuur in multibox, opslag 2.000 kg additief beits in multibox, opslag 2.000 kg additief (fastseal) in multibox, opslag zwavelzuur in multibox 2.000 kg, opslag zwavelzuur in tank 10.000 kg, opslag salpeterzuur 1.000 kg (totaal 61.000 kg) • opslag mazout 1.500 l en opslag mazout 10.000 l (11.500 l) • 1 verdeelslang • opslag chemisch goud in emmers 200 kg, opslag Stanad Brons in vat 500 kg, opslag azijnzuur in vaten 50 kg, opslag oxaalzuur in zak 100 kg, opslag zeep 200 kg, 10 kg opslag natriumhypochloriet (totaal 1.085 kg) • opslag folie in gebouw 10 ton, opslag noppefolie in gebouw 0,50 ton • poliermolen 5,25 kW, verplaatsing en hernieuwing metaalzaag 1,40 kW, schuurmachine 3,70 kW, schuurmachine 3,70 kW, poliermolen 2,20 kW, bandschuurmachine 3 kW, schuurmachine 18 kW (totaal 37,25 kW) • ontvettingsbad 8.600 l, beits-/satineringsbad 8.600 l, anodiseringsbad 14.760 l, anodiseringsbad 14.760 l, hernieuwing zwart kleurbad 6.400 l, brons kleurbad 6.400 l, sealbad 14.760 l, ontvettingsbad 31.280 l, beitsbad 31.280 l, chemisch goud-bad 8.275 l, 2 anodiseerbaden samen 70.380 l, sealbad 50.830 l, chromaatbad 8.275 l, bad organisch (kleurbad) (2 x 1.000 l) (totaal 276.600 l) • stoomvat 1.040 l • diverse verwarmingsinstallaties: 10,50 kW, 198 kW, 233 kW, 198 kW (totaal 639,5 kW) • ondiepe grondwaterwinning max 125 m³/dag en max 32.000 m³/jaar kenmerken: aard van de winning: boorput aantal: 2 diepte: 14 watervoerende laag: Quartair Aquifersysteem HCOD – code: 0100 Gebruik: uitsluitend in de productie. Gebruik in het sanitair is verboden.
7
Gelet op het feit dat op datum van 5/06/2012 de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning;
Gelet op het proces-verbaal houdende de tijdens het openbaar onderzoek ingediende schriftelijke en mondelinge bezwaren en opmerkingen dd.15/07/2012 waaruit blijkt dat één opmerking werd ingediend door NMBS Holding, dat betrekking heeft op : het rekening houden met enkele algemeenheden mbt het spoor;zwerfstromen, ontlasting van verantwoordelijkheid; Gelet op het gunstig (deels op proef) advies dd. 2/07/2012 van het College van Burgemeester en Schepenen mits volgende bijzondere voorwaarden mits volgende bijzondere voorwaarden: - de exploitant dient alle noodzakelijke maatregelen te treffen die als Best Beschikbare Techniek kunnen worden beschouwd en dit om het gehalte aan sulfaten en chloriden in het bedrijfsafvalwater te reduceren tot meer aanvaardbare niveaus. Binnen de 8 maanden na de beslissing dient hierover het nodige onderzoekwerk proefondervindelijk onderbouwd, verricht te zijn door een erkend deskundige in de discipline water. Binnen 1 jaar dienen de voorgestelde maatregelen uitgevoerd te zijn en dient er aan de hand van minstens 5 controlemetingen nagegaan te worden welke concentraties aan sulfaat en chlorides het bedrijfsafvalwater bevat. - Er dient binnen de 8 maanden na de beslissing onderzocht te worden in hoeverre de vrijgekomen dampen van de oude lijn naar de bestaande of een bijkomende gaswasser kunnen gebracht worden teneinde te voldoen aan artikel 5.29.0.9 van Vlarem II. Indien technisch mogelijk dient dit uitgevoerd te worden binnen een termijn van 12 maanden na beslissing - Een volledig akoestisch onderzoek dient uitgevoerd te worden binnen een termijn van 8 maanden. Bij vaststelling van overschrijdingen van de geluidsrichtwaarden, dienen de voorgestelde saneringsmaatregelen onverwijld uitgevoerd te worden binnen de 12 maanden na beslissing Gelet op het aanvullend gunstig advies dd. 12/11/2012 van het College van Burgemeester en Schepenen mits volgende bijzondere voorwaarden : - Periodiek dient de exploitant een visuele controle te laten uitvoeren, dmv een camera-onderzoek, van de DWA-riolering in de Mandelstraat vanaf 20 m voor het lozingspunt tot aan de Mandelcollector. Een eerste visuele controle dient uitgevoerd te worden binnen 1 maand na vergunningsdatum (referentiesituatie) en nadien 5jaarlijks. Het camera-onderzoek dient overgemaakt te worden aan de bevoegde overheid, Milieu-Inspectie en de stad Roeselare - Bij vaststelling van schade aan het openbaar rioleringsstelsel te wijten aan de lozing van bedrijfsafvalwater dienen de kosten voor herstel/renovatie gedragen te worden door de BVBA Anogel Gelet op het horen van de aanvrager door de Provinciale Milieuvergunningscommissie; Gelet op het gedeeltelijk gunstig advies dd. 18/07/2012 van de afdeling van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie , bevoegd voor milieuvergunningen; Gelet op het aanvullend gunstig op proef advies dd. 09/10/2012 van de afdeling van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie , bevoegd voor milieuvergunningen;
8
Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van het Departement RWO ; Gelet op het gunstig op proef advies dd. 14/08/2012 van de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij, bevoegd voor grondwater; Gelet op het aanvullend gunstig op proef advies dd. 12/11/2012 van de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij, bevoegd voor grondwater; Gelet op het gunstig advies dd. 26/07/2012 van de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij, bevoegd voor het lozen van afvalwater en de emissie van afvalgassen in de atmosfeer; Gelet op het aanvullend gunstig advies dd. 13/11/2012 van de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij, bevoegd voor het lozen van afvalwater en de emissie van afvalgassen in de atmosfeer; Gelet op het gunstig op proef advies dd. 17/08/2012 van de Provinciale Milieuvergunningscommissie Gelet op de beslissing dd. 20/09/2012 van de deputatie van de Provincieraad om de behandelingstermijn van de milieuvergunningsaanvraag te verlengen;
Gelet op de ligging van de inrichting, volgens de ons beschikbare gegevens, deels in een woongebied en deels in een reservegebied voor industriële uitbreiding van het gewestplan Roeselare-Tielt (d.d. 17/12/1979) waarvoor volgende voorschriften van toepassing zijn : 1. De woongebieden : 1.0. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. reservegebied voor industriële uitbreiding Gelet op de ligging van de inrichting in het APA Roeselare d.d. 29/04/1991, waarvoor volgende voorschriften van toepassing zijn : deels woongebied en deels bedrijvengebied met milieuhinderend karakter (voorste deel perceel 243m, voor de gebouwen ligt in woongebied).
Overwegende dat (motivering vanuit oogpunt van de stedenbouwkundige en ruimtelijke aspecten) gesteld kan worden dat de verandering/verdere exploitatie van de inrichting, die het voorwerp van de voormelde milieuvergunningsaanvraag uitmaakt, verenigbaar is met voormelde ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften;
9
Het betreft een bedrijf gespecialiseerd in het anodiseren van aluminium. Aan de hand van dit elektrolytisch proces wordt de oppervlaktelaag van het aluminium, dat als anode wordt geschakeld, omgezet in een deklaag met beschermende, decoratieve en funcioneel beter eigenschappen. Het anodiseren gebeurt door metalen onder te dompelen in baden die gevuld zijn met water en eventuele toevoegstoffen waarop een welbepaald spanningsverschil wordt aangelegd. Hierdoor wordt het aluminiumm geoxideerd. Tussen de verschillende baden bevinden zich meerdere spoelbaden om de metalen te ontdoen van overtollige scheikundige producten. Er is een volcontinue productie van 5 dagen op 7 en 24 uur per dag. (uitgezonderd in het weekend). De inrichting zelf bestaat uit 3 delen: 2 oude loodsen en een, sinds 2011, nieuw opgerichte loods. In de oude loodsen zijn de 2 anodiseringslijnen ondergebracht. De nieuwe loods wordt gebruikt als stockageruimte voor grondstoffen en afgewerkte producten. Van hieruit gaat alle transport van en naar de inrichting. De aanvraag betreft de hernieuwing van de vergunning en de regularisatie van de vergunning aan de actuele toestand. De belangrijkste regularisatie betreft de aanvraag voor de uitbreiding van het lozingsdebiet en het grondwaterwinningdebiet. Perceel 241D en 241E worden toegevoegd. lozing Het bedrijf beschikt momenteel over een vergunning voor het lozen van 567 m³/j HA in oppervlaktewater en het lozen van 8655 m³/j bedrijfsafvalwater in oppervlaktewater (Kazandbeek) via een eigen WZI waarbij het effluent dient te voldoen aan de algemene en sectorale voorwaarden (bijlage 5.3.2.55° a en c). Het bedrijf is volgens het definitief vastgesteld zoneringsplan in collectief te optimaliseren buitengebied gelegen. In 2009 werd een gescheiden rioolstelsel in de Mandelstraat aangelegd waarbij de DWA-leiding uitmondt in de ‘Mandelcollector’ en zo aangesloten is op de RWZI Roeselare die op amper 1 km van het bedrijf is gelegen. Er zijn geen overstorten tussen het bedrijf en de RWZI aanwezig. Het huishoudelijk afvalwater is afkomstig van sanitaire installaties voor de 26 werknemers. Met een lozingsdebiet van 780 m³/j wordt het huishoudelijk afvalwater, via een septische put, geloosd in de riolering van de Mandelstraat. Het bedrijfsafvalwater is afkomstig van het anoderingsproces. Een deel van het bedrijfsafvalwater van het anoderingsproces wordt opgehaald en afgevoerd voor verwerking naar een hiervoor vergunde inrichting. Het resterende deel, wordt, via een fysico-chemie, geloosd op de riolering van de Mandelstraat die aangesloten is op de RWZI van Roeselare. (DWA-riolering). De fysico-chemische zuivering omvat een neutralisatietank, een bezinking en een kamerfilterpers. De exploitant vraagt een lozingsdebiet van 4 m³/u – 60 m³/d – 18.000 m³/j aan. De gevraagde uitbreiding heeft zijn oorsprong in het opstarten van een nieuwe proceslijn in 2007 en het behalen van een Qualanod kwaliteitslabel waardoor de baden sneller dienen te worden ververst.
10
De exploitant vraagt de sectorale voorwaarden bijlage 5.3.2.55°b)&c) voor het lozen van bedrijfsafvalwater in riool en volgende bijzondere voorwaarden aan: ⋅ AOX 100 µg/l ⋅ Een aanpassing van de sectorale norm voor de parameter sulfaat gezien de genomen waterbesparende maatregelen. Het bedrijf wenst een lozingsnorm voor sulfaat van 12.000 mg/l. De analyseresultaten van de meetcampagne voor 2012 en 3 bijkomende metingen bij het dossier zijn gevoegd. Het bedrijf overschrijdt obv van het aangevraagde lozingsdebiet en de bijgevoegde analyseresultaten de in de omzendbrief vermelde forfaitair vastgestelde N-drempel(s) berekend op basis van de decretaal vastgestelde heffingenformule – niet en kan bijgevolg als klein bedrijf beschouwd worden. Dit blijkt eveneens uit de heffingsgegevens voor de heffingsjaren 2011 en 2012 waar volgende N-waarden konden berekend worden: Heffingsjaar 2011 2012
N1 90,41 34,33
N2 0,79 0,44
N3 84,32 54,31
Het dossier bevat emissiegegevens over chloride, sulfaat en geleidbaarheid. Over de overige parameters werd geen informatie bij het aanvraagdossier gevoegd alhoewel de sectorale voorwaarden hiervoor gevraagd worden. Waarden die overeenstemmen met BBT-installatie ontbreken. De VMM beschikt over de analyseresultaten van de meetcampagne voor 2012. Het is aangewezen, gelet op de nieuwe indelingscriteria, een aantal sectorale normen te beperken namelijk Ni, Sn, trichlooretheen, tetrachlooretheen, Cd en Hg. Volgende waarden worden voorgesteld: Cd 0,8 µg/l* Hg 0,3 µg/l Ni 0,3 mg/l Tetrachlooretheen 0,01 mg/l Trichlooretheen 0,01 mg/l * (zolang de rapportagegrens hoger is dan de norm, geldt de rapportagegrens als norm (2 µg/l)) Alle analyseresultaten liggen beneden deze waarden. AOX De exploitant vraagt een lozingsnorm voor AOX van 100 µg/l aan. Het indelingscriterium voor AOX bedraagt 40 µg/l. Uit de bijgevoegde extra meetgegevens, uitgevoerd in april 2012, blijkt dat de maximaal gemeten concentratie AOX 93 µg/l bedraagt. De gevraagde norm van 100 µg/l is aanvaardbaar. Sulfaat De exploitant wenst een afwijking van de sectorale lozingsnorm voor sulfaat. De sectorale lozingsnorm bedraagt 2000 mg/l. Er wordt een lozingsnorm van 12.000 mg/l gevraagd.
11
De exploitant baseert zich voor de vraag tot afwijking op de bepalingen opgenomen in art. 5.3.2.4.§3 van Vlarem II. (wijziging d.d. 23/12/2011) Art. 5.3.2.4.§3 “De vergunningverlenende overheid kan op basis van vergaande waterbesparende maatregelen in de milieuvergunning voor bepaalde parameters hogere emissiegrenswaarden toestaan dan de emissiegrenswaarden, vermeld in paragraaf 1, als aan al de volgende voorwaarden is voldaan : 1° het betreffen parameters die aanleiding geven tot concentratieverhoging; 2° de exploitant stelt lozingsvoorwaarden voor, rekening houdend met het overeenstemmende debiet (waterbesparing); 3° de exploitant toont aan dat : a) de BBT inzake preventie en waterzuivering wordt toegepast om de lozing van de parameters in kwestie te beperken; b) technieken worden toegepast die op een intensieve wijze het waterverbruik beperken; c) de milieukwaliteitsdoelstellingen van het ontvangende oppervlaktewater daardoor niet in het gedrang komen door de toepassing van de hogere emissiegrenswaarden; d) er geen acute toxiciteit wordt veroorzaakt in het oppervlaktewater door de toepassing van hogere emissiegrenswaarden; 4° de exploitant maakt een waterbalans op. “ Het bedrijf liet in 2010 een studie uitvoeren door EPAS waarbij het productieproces werd geëvalueerd om een realistische kijk te hebben op de lozing van zouten en dit binnen een BBT-context. Daarbij werd een zoutbalans opgesteld en nagegaan welke BBT-technieken konden worden toegepast om verdere reductie van het zoutgehalte te bekomen Uit de studie blijkt dat het sulfaatgehalte in het afvalwater in grote mate kan toegewezen worden aan de meesleep van zwavelzuur met de aluminiumprofielen. Om de verliezen te beperken heeft Anogel in overeenstemming met de BBT reeds de principes van spaarspoelen en zuurretardatie toegepast op de nieuwe lijn. En zuurretardatie op de oude lijn. Het voldoen aan de sectorale norm van 2000 mg/l is echter niet haalbaar. Binnen BBT context blijken er geen waterzuiveringstechnieken beschikbaar om het sulfaatgehalte systematisch te verlagen. Daarnaast wordt het relatief weinig watergebruik binnen het productieproces aangehaald. Volgens de BBT oppervlaktebehandeling van metalen en kunststoffen situeert een normaal verbruik van spoelwater zich rond een niveau van 3-20l/m² profiel en per spoelstap. Anogel heeft een waterverbruik van 17l/m² (17.000 m³spoelwater/jaar en een behandeling van ± 1.000.000m² profielen/jaar). Het aantal spoelstappen bedraagt in de oude lijn 7 en in de nieuwe lijn 8. Dit resulteert in een gemiddeld waterverbruik van 2,13l/m² profiel en per spoelstap. Het toepassen van een waterbesparende maatregel kan een concentratieverhoging van polluenten in de uiteindelijk te lozen afvalwaterstroom tot gevolg hebben. De BBT-studie oppervlaktebehandeling van metalen en kunststoffen maakte een overzicht met de BBT met een waterbesparend effect en hun impact op de concentratie van het effluent van de klassieke waterzuivering(neutralisatie + precipitatie). Daarbij worden ook de polluenten in twee categorieën ingedeeld: A-stoffen: stoffen die niet verwijderd worden in de klassieke waterzuivering, B-stoffen: stoffen die wel verwijderd worden in de klassieke waterzuivering. Volgens de BBT is sulfaat een polluent waarbij concentratieverhoging mogelijk is.
12
Volgens het voorliggend dossier het bedrijf volgende beschreven BBT-technieken toepast en deze allen een sterk negatieve impact op de concentratie van effluent van de waterzuivering hebben voor A-stoffen:
Maatregel 4.16.3. gebruik maken van compatibele badenreeksen 4.16.9 cascadespoelen 4.16.13.spoelwater herwinnen
Impact op de concentratie van effluent van waterzuivering Sterk negatief Matig negatief Geen Positief A A A
EPAS stelt dat het spaarspoelen en de zuurretardatie reeds toegepast worden op de nieuwe anodisatielijn doch dat het spaarspoelen nog niet toegepast wordt op de oude anodisatielijn. Het invoeren van het spaarspoelen op de oude anodisatielijn zou een vermindering van het gehalte aan sulfaat in het afvalwater kunnen opleveren tot 5.000-6.000 mg/l. Verder werd door EPAS tevens vooropgesteld om kalkmelk (BBT) te gebruiken i.p.v. calciumchloride voor het neerslaan van sulfaat. Tijdens een overleg van LNE dienst milieuvergunningen met de exploitant in de loop van het onderzoek verklaarde deze dat het spaarspoelen ondertussen reeds toegepast wordt in de oude anodisatielijn. Het calciumchloride werd tevens vervangen door kalkmelk. Deze maatregelen leidden echter niet tot het verhoopte resultaat dat vooropgesteld werd door EPAS nl. 5.000-6.000 mg/l voor sulfaat. De exploitant deelt tijdens de vergadering van de provinciale milieuvergunningscommissie mee dat er samen met Brenntag gezocht wordt naar een nieuwe kalkmelk met een lager sulfaatgehalte. Er is een herziening van de BBT oppervlaktebehandeling van metalen en kunststoffen voorzien. Één van de voorwaarden om een afwijking van de sectorale norm te bekomen is het toepassen van BBT. Een nieuwe aftoetsing aan de herziene BBT is dan ook noodzakelijk. Het verlenen van de afwijking heeft zijn oorsprong in het toepassen van waterbesparende maatregelen. Een continue debietsregistratie van het lozingsdebiet is onafwendbaar. Deze dient op die wijze te gebeuren zodat voldaan is aan de bepalingen van bijlage 4.2.5.1. van Vlarem II. Het bedrijf loost op de RWZI Roeselare. Door VMM afdeling ecologisch toezicht werd bijkomend advies gevraagd aan Aquafin. Aquafin deelt op d.d. 17/07/2012 mee dat zij akkoord kunnen gaan met de gevraagde lozing maar wijst op de mogelijke aantasting van de ontvangende gemeentelijke riolering ten gevolge van de hoge sulfaatconcentraties. Anogel loost op een gemeentelijke riolering die enkele jaren geleden is vernieuwd en verderop uitmondt in de ‘Mandelcollector’, een bovengemeentelijke collector. Op het ogenblik dat het bedrijfsafvalwater in de bovengemeentelijke collector terechtkomt door de verdunning met huishoudelijk afvalwater valt geen nadelige invloed te verwachten. Echter ter hoogte van het lozingspunt van het bedrijf is er nauwelijks verdunning door huishoudelijk afvalwater waardoor de gemeentelijke riolering blootgesteld wordt aan zeer hoge sulfaatconcentraties. Er zijn aanwijzingen dat er vanaf concentraties hoger dan 1.500 mg/l er ernstige betonaantasting kan verwacht worden zonder voorafgaande omzetting tot sulfides.
13
Uit het advies van de stad Roeselare blijkt inderdaad dat, bij rioleringswerken op het openbaar domein in 2010, vastgesteld werd dat bij het lozingspunt van het bedrijf de ingebuisde gracht volledig weggerot was. Het hoge concentraat aan sterk bijtende sulfaten in het afvalwater van Anogel is hier naar alle waarschijnlijkheid de oorzaak van. Ondertussen werd gescheiden riolering aangelegd in de straat. Er kan niet toegestaan worden dat er kans is dat de openbare riolering terug wegrot ten gevolge het geloosde afvalwater van Anogel. Er is niet aangetoond dat het lozen van sulfaat in een concentratie van 12.000 mg/l geen onherroepelijke schade kan toebrengen aan de openbare riolering. Dit kan dus niet toegestaan worden. Er dient gezocht te worden naar een oplossing. Deze oplossing kan o.m. bestaan in bv. het leggen van een aparte, rechtstreekse leiding voor het bedrijfsafvalwater naar de RWZI. De ingediende aanvraag omvat geen oplossing voor de lozingsproblematiek. De exploitant deelt tijdens de vergadering van de provinciale milieuvergunningscommissie mee dat er een onderzoek gestart is met EPAS. Zij hebben ondertussen de samenstelling van de riolering opgevraagd bij de gemeente. Volgens de exploitant zal de studie binnen een termijn van 1 maand afgerond zijn. Zolang er geen duidelijkheid is betreffende de aantasting van de riolering mag het bedrijfsafvalwater niet geloosd worden. Het afvalwater dient opgevangen worden en afgevoerd worden naar bijvoorbeeld de nabijgelegen RWZI. Het is echter wel aangewezen om de studie van EPAS af te wachten en niet direct de lozing van bedrijfsafvalwater definitief te weigeren. De vergunning voor het lozen van bedrijfsafvalwater wordt op proef verleend, van zodra kan aangetoond worden dat de lozing geen schade aan de riolering veroorzaakt mag er terug geloosd worden. Door een proefvergunning te geven met een voorlopig verbod op lozing dient de exploitant geen nieuw dossier in te dienen. Er is ook een groot gebrek aan informatie over de overige parameters. Er is niet aangegeven welke de haalbare voorwaarden zijn en waarom. Er dient ook een debietregistratie geplaatst te worden zodat er zicht is op welk debiet er effectief geloosd wordt. Dit dient verder onderzocht te worden in de proefperiode. Gelet op de aanvullende nota door het bedrijf dd. 19/09/2012; De aanvullende nota gaat verder in op de sulfaatproblematiek bij het bedrijf en bevat aanvullende informatie omtrent de gemeentelijke riolering en een studie door EPAS dd. 19/09/2012: “impact van lozing op aantasting van het collectornetwerk”. Evaluatie In het verleden (tot 2010) was het bedrijf aangesloten op een betonnen riolering. Bij de rioleringswerken bleek deze sterk aangetast. Sinds 2010 is het bedrijf echter aangesloten op een gresriolering met aansluiting op de bovengemeentelijke collector van Aquafin. De nota bevat een bevestiging door de uitvoerende aannemer dat de recent vernieuwde gemeentelijke DWA-riolering in de Mandelstraat in grés is aangelegd. Het betreft een grés riolering van Keramo sterktereeks 160. Uit de technische fiche (zoals toegevoegd in bijlage bij de nota) blijkt een chemische bestendigheid van het gresmateriaal voor een testoplossing met 48.000mg/l sulfaat. Daarnaast werd door de leverancier een interne kwaliteitscontrole uitgevoerd waarbij de gresriolering werd ondergedompeld gedurende 200 dagen in een zwavelzuuroplossing van 0,15mol/l (ca. 150.000mg/l sulfaat). Er werd geen schade vastgesteld bij deze testen.
14
In de nota door EPAS wordt nog verder ingegaan op de mogelijke aantasting van de riolering door het bedrijfsafvalwater van Anogel. Ter hoogte van het bedrijf wordt geloosd in een gemeentelijk riolering waarvan de aangesloten belasting wordt ingeschat op 30IE. Hier is dus nauwelijks verdunning. Ter hoogte van de aansluiting op de bovengemeentelijke riolering is ongeveer 54.000IE aangesloten op de Mandelcollector. Het aandeel van het afvalwater van Anogel bedraagt hier nog minder dan 1%. Door deze sterke verdunning bestaat in het bovengemeentelijk traject geen risico op betonaantaasting. Dit werd bevestigd door Aquafin. In het oorspronkelijk advies door VMM wordt ook reeds aangegeven dat Aquafin gunstig subadvies verleende voor de gevraagde lozing van bedrijfsafvalwater en afwijking op de sectorale lozingsnorm voor sulfaat. In de studie door EPAS wordt nog verder ingegaan op de impact op het gemeentelijk rioleringstraject. Bij verhoogde sulfaatconcentraties kunnen twee mechanismen zorgen voor aantasting van de riolering. Enerzijds corrosie door biogene zwavelzuuraantasting en anderzijds chemische aantasting door rechtstreekse inwerking van sulfaten op de riolering. Biogene zwavelzuuraantasting ontstaat in anaërobe condities waarbij sulfaten worden gereduceerd tot sulfiden. Deze laatste kunnen onder de vorm van H2S ontsnappen uit de vloeistoffase en boven de waterspiegel op vochtige oppervlakten door bacteriën terug omgezet worden tot H2SO4, die aanleiding heeft tot zure corrosie van het beton. Belangrijk hierbij is de aanwezigheid van anaërobe omstandigheden en van organische componenten. De organische belasting van het afvalwater van Anogel is beperkt (BZV gem. 60mg/l) en vergelijkbaar met huishoudelijk afvalwater. Er kan gesteld worden dat sulfiden slechts in geringe concentraties gevormd zullen worden en het risico op biogene zwavelzuuraantasting beperkt is. Niettemin wenst VMM op te merken dat deze organische belasting in de toekomst kan wijzigen. Het lijkt dan ook aangewezen dit aspect periodiek verder op te volgen middels tussentijdse evaluaties. Daarnaast kan rechtstreekse sulfaataantasting ontstaan door chemische inwerking van het sulfaat op de riolering. In geval van beton leidt dit tot een fysisch verbrokkelen van de betonstructuur. De huidige gebruikte gresriolering heeft een sterke weerstand ten aanzien van sulfaten (zie hoger). Er wordt dus geen dergelijke aantasting verwacht, niettemin is het ook hier aangewezen dit op termijn op te volgen. Uit de oorspronkelijke vergunningsaanvraag blijkt dat verregaande waterbesparende maatregelen worden toegepast. Deze terugschroeven en dus opnieuw een hoger watergebruik hanteren om tot een verlaagd sulfaatgehalte te komen, kan VMM niet mee akkoord gaan. Bovendien blijft de geloosde sulfaatvracht identiek. Het is evenwel aangewezen toekomstige BBT-evoluties mbt waterbesparing en sulfaatreductie in het afvalwater verder op te volgen. Door VMM werd reeds een voorwaardelijk gunstig advies gegeven voor de lozing van bedrijfsafvalwater en voor de gevraagde afwijking op de sectorale lozingsnorm voor sulfaat. Hierbij werd ook reeds een tussentijdse studie opgelegd met aftoetsing van de impact op de riolering. Het is aangewezen deze studie te behouden, teneinde de aannames van de huidig voorgelegde nota in realiteit te controleren en op te volgen. Hemelwater Het hemelwater wordt opgevangen in 2 regenwaterputten van elk 20 m³ en 10 regenwaterputten van elk 10 m³. Het hemelwater dat op het dak van de nieuwe loods terechtkomt wordt opgevangen in een opvangbekken van 300 m³.
15
Het hemelwater wordt gebruikt voor het productieproces en voor het sanitair. De citernes hebben een overloop in de RWA leiding van de gescheiden riolering die in de straat aangelegd is. Er wordt ongeveer ca. 6.400 m³/j aan regenwater gebruikt wordt voor het sanitair en in het productieproces (aanmaken van baden). Er kan gesteld worden dat de inrichting kan voldoen aan de voorwaarde van art. 4.2.1.3.§5 van Vlarem II. geluidshinder Een aantal jaar geleden was er een klacht van een buur in de Mandelstraat aangaande geluidsoverlast door ventilatoren en koelgroepen. Deze ventilatoren en koelgroepen staan aan de voorkant van het bedrijf opgesteld. Een controlemeting van het specifiek geluid werd uitgevoerd door bureau de Fonseca met verslag d.d. 31/08/2010. Het bedrijf is gelegen in industriegebied. De dichtstbijzijnde woningen liggen in woongebied op minder dan 500 m van het industriegebied. De toepasselijke richtwaarden zijn dus (bijlage 4.5.4. Vlarem II): - overdag: 50 dB(A) - ’s avonds: 45dB(A) - ’s nachts: 45 dB(A). De erkend geluidsdeskundige concludeert dat het specifiek geluid van de koelventilatoren 48 dB(A) bedraagt. Er wordt voldaan aan de geluidsnorm overdag. Voor de avond en de nacht daarentegen is er een overschrijding van 3 dB(A). In de geluidsstudie wordt verwezen naar art. 4.5.4§2 van Vlarem II dat stelt dat een geluidssanering niet automatisch verplicht is aangezien het slechts een beperkte overschrijding betreft van 3 dB(A). De exploitant deelt op de vergadering van de provinciale milieuvergunningscommissie mee dat de controlemeting werd uitgevoerd naar de sanering aan de koeinstlalatie De inrichting is dag en nacht in exploitatie. Er wordt 24 u op 24 gewerkt, 5 dagen op 7. De koelgroepen staan zeer dicht tegen de buren in een ruimte die niet afgesloten is. Exploitant moet remediërende maatregelen treffen. Na de sanering wordt aan de hand van een controlemeting aangetoond dat de geluidsnormen gehaald worden. Dit wordt in een bijzondere voorwaarde opgelegd. opslag gevaarlijke stoffen verbodsregel art. 5.17.1.2. Vlarem II Overeenkomstig artikel 5.17.1.2. van Vlarem II is de exploitatie van een in klasse 1 ingedeelde inrichting voor de opslag van andere dan P1-, P2-, P3- en P4-producten verboden op minder dan 100 m van een woongebied, tenzij anders bepaald in de milieuvergunning. In casu is de opslag van oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen in de eerste klasse ingedeeld en op minder dan 100 m van een woongebied gelegen. Volgens paragraaf 2 van betrokken artikel van Vlarem II geldt de verbodsbepaling niet mits bevestigd wordt door een erkend VR-deskundige dat de gevaarlijke producten in een dusdanige fysicochemische toestand verkeren dat zij geen eigenschappen bezitten die een zwaar ongeval met zich kunnen meebrengen. Op 23 december 2009 werd een veiligheidsnota opgemaakt door Peter Wittevrongel, erkend VR-deskundige bij Vinçotte.
16
De deskundige formuleert volgend besluit : “Wat betreft de opgeslagen schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen in de werkplaats van Anogel bvba stellen we vast dat zowel op gebied van fysicochemische eigenschappen, als de opgeslagen hoeveelheid en de opslagwijze er geen aanwijzingen zijn dat zware ongevalscenario’s moeten worden verwacht die gevaren inhouden voor de omwonenden, mits aan de bepalingen en afstandsregels van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning wordt voldaan. Onderzoek hiernaar en verificatie van naleving maken deel uit van het opslagplan gevaarlijke stoffen.” Op basis van het onderzoek formuleert de deskundige volgende noodzakelijke begeleidende maatregelen: - alle mogelijke impacten op de opslagtank van 33.000 l met natriumhydroxideoplossing (29%) en de zwavelzuurtank (10.000 l) te vermijden door te voorzien in afschermingen of geen gemotoriseerd verkeer toe te laten in de opslagruimte; - een goede huishouding te voorzien op vlak van orde en netheid en in onmiddellijke opruiming van gemorst product te voorzien; - in duidelijke en begrijpbare aanduiding van de gevaren, verbod- en gebodsbepalingen conform de welzijnswet van 4 augustus 1996 en zijn uitvoeringsbesluiten te voorzien ter hoogte van de opslaglocaties; - rookverbod met signalisatie in elk gebouw waar brandbare producten staan opgeslagen; - te voorzien in voldoende brandbestrijdingsmiddelen waarvoor we verwijzen naar het brandweeradvies van het plaatselijk korps; - nabije omwonenden te alarmeren bij brand op het bedrijfsterrein van Anogel bvba. Het is aangewezen dat deze maatregelen in een bijzondere voorwaarde opgenomen worden. bodemverontreiniging De baden van de anodisatielijnen zijn in een opvangkelder geplaatst. Deze calamiteitenkelder (392 m³) is bekleed met polypropyleen van 10 mm dikte. Er kan aangenomen worden dat de opvangkelder vloeistofdicht is. De baden zijn gemaakt uit polypropyleen. Ze hebben een wanddikte van 25 mm. Aan de kopse zijde van de baden, tegenover de bedieningszijde is een spatbeplating aangebracht. Vloeistoffen die vrijkomen bij het laten uitdruppen van langere profielen komen via de spatbeplating terug in het bad i.p.v. over de badrand te lopen. Het bedrijfsterrein en de bedrijfslokalen zijn uitgerust met een verharding. De opslagplaatsen van gevaarlijke producten zijn voorzien van aangepaste inkuipingen conform Vlarem II. Zuren en basen worden gescheiden opgeslagen. De tankpiste voor heftrucks bevindt zich binnen het bedrijfsgebouw. Exploitant zal de nodige voorzorgsmaatregelen nemen om bodemverontreiniging te voorkomen door het morsen van mazout. De bovengrondse mazouttank van 10.000 l is enkelwandig en ingekuipt. De bovengrondse mazouttank van 1.500 l voor de brandstofbedeling van de heftrucks is dubbelwandig. De opslag van natriumhydroxide-oplossing (29%) gebeurt in een bovengrondse, dubbelwandige tank van 33.000 l. De opslag van zwavelzuur gebeurt in een bovengrondse, dubbelwandige tank van 10.000 l. De tank staat p een lekopvangbak. Er kan gesteld worden dat de nodige voorzorgsmaatregelen kunnen getroffen worden om bodemverontreiniging te voorkomen.
17
water- en grondstofbesparende maatregelen FreeAL-installatie Anogel maakt gebruik van een FreeAl-installatie. Hierbij wordt aluminium uit de zwavelzurige spoelbadvloeistof gehaald worden. De spoelbadvloeistof wordt dan hergebruikt. Het gedemineraliseerd water dat in het sealbad gebruikt wordt, wordt hergebruikt als spoelbadvloeistof. Spaarspoelen, cascadespoelen Op beide lijnen wordt gebruik gemaakt van het spaarspoelsysteem en de zuurretardatie (beperken van het zwavelzuurverbruik). In de nieuwe lijn wordt het cascadespoelen toegepast. - Spaarspoelen: het eerste spoelbad wordt terug bij het procesbad gevoegd. - Cascadespoelen: het spoelen verloopt in verschillende stappen. Automatisch doseringssysteem Zowel op de oude als op de nieuwe lijn wordt een automatisch doseringssysteem gebruikt om het gebruik van grondstoffen te optimaliseren. Er wordt gebruik gemaakt van hemelwater. Het bedrijf bezit een opvangcapaciteit van 2*20 en 10*10 m³. Daarnaast is ook een opvangreservoir van 300 m³ aanwezig onder de nieuwbouw. Vermoedelijk heeft deze een functie als buffer met vertraagde afvoer. Er zou 5.760 m³ hemelwater kunnen opgevangen en gebruikt worden. Het is niet duidelijk hoeveel er werkelijk wordt verbruikt. Met huidig dossier wordt de uitbreiding gevraagd van het op te pompen ondiep grondwater. De werkelijk verbruiken zijn sinds 2006 (veel) groter dan het vergunde debiet. Er zijn 2 boorputten waarbij op een diepte van telkens 14 m ondiep grondwater opgepompt wordt uit het Quartair dek. De gevraagde uitbreiding stemt overeen met de hoeveelheid water die nu reeds opgepompt wordt. Tot op heden was er een debiet vergund van 2 x 4.125 m³/j. De uitbreiding wordt gevraagd tot het oppompen van een debiet van 2 x 16.000 m³/j grondwater. De -
aanvraag bevat een schema van de verschillende waterverbruikposten. Anodisatiebaden : 6.365 m³/j Spoelwater: continue verversing: debiet niet gekend Demi-water productie: 6.500 m³/j nodig voor de productei van 2.900 m³ demi water. De spui wordt geloosd. De Free-Al installatie: 1.000 m³/j Koeling: 250 m³/j Spoeling afzuiginstallatie : 180 m³/j Sanitair: 780 m³/j
Volgens de Epas studie werd ongeveer 14.245 m³ geloosd. verschil verbruik en lozing: Een verschil van ongeveer 17.000 m³ bestaat tussen wat geloosd wordt en wat gebruikt wordt aan ingenomen water. Dit verschil is moeilijk te verklaren volgens de Epas studie. Men gaat ervan uit dat dit vooral water is dat verdampt. Een klein deel zou afgevoerd worden via slibafvoer (600 ton/jaar). Deze aanname die zou moeten gestaafd worden aan de hand van debieten van suppletiewater van de verschillende baden. De verklaring van de exploitant voor het verschil in de waterbalans is te wijten aan verdamping van het water.
18
Op basis van een eenvoudige energiebalans blijkt dat de verbruikte energie (stookolie + elektriciteit : 25 TJ) nog niet de helft bedraagt van wat nodig is om 17.000 m³ water op te warmen en te verdampen (68 TJ). Het is duidelijk dat het water ook gedeeltelijk op een andere manier uit de procesketen verdwijnt. De peilmeting die werd uitgevoerd bij het plaatsen van de peilbuis toont een peil van 13,90 m –mv. Dit lijkt extreem laag. Er zijn geen kwalitatieve problemen gekend in de regio. Op basis van het bij de VMM beschikbare model werd berekend dat bij een debiet van 32.000 m³/j op een afstand van 350 m van het centrum van de winning een verlaging wordt bekomen van 40 cm na 20 jaar. Dit debiet en de bijhorende verlaging is echter al ongeveer drie jaar de reële situatie. Na drie jaar wordt een verlaging van 25 cm berekend op een afstand van 350 m. De impact op de dichtstbijzijnde winning is niet van die aard dat er significante negatieve effecten te verwachten zijn. Gelet op de problematiek van de beperkte grondwatervoorraad in de provincie dient er echter rationeel omgegaan met grondwater en moeten alternatieven maximaal benut worden Gelet op de onduidelijkheden in de huidige waterbalans waaruit blijkt dat de benodigde hoeveelheid grondwater niet kan verklaard worden op een afdoende manier. Dit is niet aanvaardbaar. Er dient op basis van meters een concrete waterbalans opgesteld worden. Zoals reeds gesteld dient er ook een continue debietsregistratie geplaatst worden. Het is aangewezen om het grondwater op proef te vergunnen. luchtemissies De dampen van de nieuwe anodisatielijn worden afgezogen en via een gaswasser in de omgevingslucht uitgestoten. Artikel 5.29.0.9. van Vlarem II dient strikt nageleefd te worden en in het bijzonder ‘5°’ dat stelt dat bij het vrijkomen van gevaarlijke dampen, deze doelmatig moeten worden afgezogen en geloosd op een hoogte waaruit geen hinder voortvloeit, die de normale burenlast overschrijdt. Er zijn geen meetwaarden gekend rond de emissie van KWS, H2S, stof, F en Cl-verbindingen. De exploitant dient te onderzoeken in hoeverre er voldaan wordt aan deze voorwaarde. Het zou kunnen dat ook de dampen van de oude anodisatielijn over een gaswasser dienen geleid te worden. Het is aangewezen dat dit onderzocht wordt. De luchtemissies van de anodisatielijn dienen te voldoen aan de algemene emissiegrenswaarden voor lucht van bijlage 4.4.2.. Aangezien de dampen van beide lijnen over een gaswasser zullen gestuurd worden vooraleer ze in de omgevingslucht terechtkomen, kan aangenomen worden dat de algemene emissiegrenswaarden van bijlage 4.4.2. Vlarem II gehaald worden. GPBV-bedrijf De inrichting is een GPBV-bedrijf tengevolge van de gezamenlijke inhoud van de baden (exclusief spoelbaden) van meer dan 30.000 l (276.600 l). Het bedrijf dient bijgevolg getoetst te worden aan de BREF overeenkomstig de EG-richtlijn 96/61/EG. In onderstaand verslag wordt rekening gehouden met de BREF “Surface Treatment of Metals and Plastics” en de BBT-studie “Elektrolytisch behandelen, Chemisch behandelen en Ontvetten met oplosmiddelen van metalen oppervlakken”. De gedeeltelijke IPPC-toetsing met een check-lijst is in het dossier opgenomen. Het IPPC-onderzoek sluit aan met dit verslag.
19
Mer- screening De activiteiten zijn in te delen onder categorie 4 e) van bijlage II van het besluit van 10/12/2004 van de Vlaamse regering houdende vaststelling van categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage: Productie en verwerking van metalen: installaties voor oppervlaktebehandeling van metalen met een elektrolytisch of chemisch procédé, met gebruik van procesbaden met een individuele inhoud van 100 m³ of meer of een productiecapaciteit van 100.000 ton per jaar of meer. Het bedrijf valt niet onder bijlage II van het besluit van 10/12/2004 vermits de individuele badinhoud kleiner is dan 100 m³ en de productiecapaciteit lager is 100.000 ton/jaar, namelijk 11.000 ton/jaar. De aanvraag heeft betrekking op een activiteit, meer bepaald ‘4e) productie en verwerking van metalen: Installaties voor oppervlaktebehandeling van metalen en plastic materiaal door middel van een elektrolytisch of chemisch procédé’ die voorkomt op de lijst van bijlage II bij de Richtlijn 2011/92/EU betreffende de milieueffectenbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (zgn. MER-richtlijn). De aanvraag valt onder het toepassingsgebied van de Omzendbrief LNE 2011/1- milieueffectbeoordeling en vergunningverlening voor bepaalde projecten ten gevolge van het arrest van het Hof van Justitie van 24 maart 2011 (C-435/09 Europese Commissie tegen België) van 22 juli 2011 (BS 31 augustus 2011). De aanvraag werd getoetst aan de selectiecriteria zoals opgenomen in bijlage III bij voormelde MER-richtlijn (overgenomen in bijlage II bij het DABM). In het licht van de concrete kenmerken van het project, de concrete plaatselijke omstandigheden en de concrete kenmerken van zijn potentiële milieueffecten moeten geen aanzienlijke milieueffecten verwacht worden, met uitzondering van het lozen van bedrijfsafvalwater zoals uit het onderzoek hiervoor blijkt. Bijgevolg kan besloten worden dat er geen MER moet opgemaakt worden. Watertoets De inrichting bevindt zich niet in (mogelijk) overstromingsgevoelig gebied en is gesitueerd in het Leiebekken. De betrokken percelen stromen af naar de Kazandbeek. Het betreft een regularisatie van een bestaand gebouw. De stedenbouwkundige vergunning voor deze loods werd reeds verleend op 22/10/2010. Er werd een opvangbekken voorzien van 300 m3 voor de opvang van het hemelwater dat op het nieuwe dag terecht komt. Gelet op de ligging van de inrichting en de voorziene regenwateropvang, wordt er geen bijkomende impact verwacht op de waterhuishouding, zodat kan geconcludeerd worden dat huidige aanvraag geen bijkomend schadelijk effect zal veroorzaken. Er kan gesteld worden dat het schadelijk effect van de grondwaterwinning op het milieu en op het grondwatersysteem beperkt is. Conclusie Uit bovenstaande blijkt dat het bedrijf nog enkele zaken dient uit te klaren voor een definitieve vergunning voor 20 jaar kan verleend worden. Er dient een duidelijke waterbalans opgemaakt te worden. De verklaring van de exploitant inzake verdamping wordt niet gesteund door het energieverbruik op de inrichting. Voor het lozen van bedrijfsafvalwater dient ten eerste de invloed op de riolering onderzocht worden door een erkend deskundige. Hierbij dient ook de invloed van eventuele bijkomende lozers (bedrijfsafvalwater van andere bedrijven die eventueel kan reageren met het afvalwater van anogel) onderzocht worden. Op gebied van geluid dient nog een beperkte sanering uitgevoerd te worden. Hieruit blijkt dat het is aangewezen om de volledige inrichting op proef te vergunnen.
20
Overwegende dat de gunstig adviezen van het College van Burgemeester en Schepenen, luidende als volgt : “gunstig voor 20 jaar” niet kan in aanmerking worden genomen voor wat betreft de termijn en wordt weerlegd door bovenvermelde overwegingen;
Overwegende dat de gunstige adviezen (deels op proef) van de afdeling van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie , bevoegd voor milieuvergunningen, luidende als volgt : “gunstig voor 12 maanden op proef voor de lozing BA, gunstig voor 20 jaar voor de overige inrichtingen” niet kan in aanmerking worden genomen voor wat betreft de termijn van de overige inrichtingen en wordt weerlegd door bovenvermelde overwegingen;
Overwegende dat het gunstig op proef advies van de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij, bevoegd voor grondwater, luidende als volgt : “gunstig voor een termijn van 16 maanden op proef” niet kan in aanmerking worden genomen voor wat betreft de termijn en wordt weerlegd door bovenvermelde overwegingen;
Overwegende dat het tijdens het openbaar onderzoek uitgebrachte bezwaar als volgt kan worden geëvalueerd : er wordt tegemoet gekomen aan de opmerking door het opleggen van de nodige voorwaarden. Overwegende dat de elementen aangebracht door de aanvrager, gehoord door de Provinciale Milieuvergunningscommissie als volgt kunnen weergegeven worden: we hebben niets van de buurt gehoord; er was een overschrijding qua geluid van 3 dB(A); de omkasting van de koeling werd reeds uitgevoerd voor de meting; de ventilatoren staan in de winter niet aan; wat nu gevraagd wordt aan grondwaterwinning wordt effectief opgepompt; er is veel verdamping van water; dit verklaart het verschil in de waterbalans; De loizng van sulfaat 12.000 mg/l is een piekwaarde; we werken samen met Brentagg om een nieuwe kalkmelk met lager sulfaatgehalte te bekomen; we hebben een afwijking gevraagd op art. 5.3.2.4.§3; we hergebruiken veel water; we hebben Epas aangesproken om te weten wat de eventuele schade zou kunnen zijn aan de riolering; ze hebben gevraagd welk beton gebruikt wordt; we lozen op de DWA; dit werd door de afdeling Milieu-Inspectie gecontroleerd; de studie zal binnen 1 maand afgerond zijn; van de nieuwe lijn wordt de damp afgezogen naar de gaswasser; op de oude lijn zullen we moeten een nieuwe gaswasser plaatsen; deze kan niet aangesloten worden op de bestaande gaswasser; Overwegende dat deze elementen niets afdoen aan de hierboven vermelde overwegingen en vaststellingen;
21
Overwegende dat de exploitatie van het toelaatbare deel van de inrichting verenigbaar moet gemaakt worden met de omgeving, zowel wat betreft de risico’s voor de externe veiligheid als wat betreft de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting; Dat het daarom noodzakelijk is vergunningsvoorwaarden op te leggen die technisch haalbaar zijn en voldoen aan de vereiste van best beschikbare schone technologie zonder overmatig hoge kosten; dat de technische criteria en de van toepassing zijnde normen vanuit dit uitgangspunt gehanteerd worden; dat deze voorwaarden kunnen worden geconcretiseerd als omschreven in bijlage;
Overwegende dat gesteld kan worden dat de risico’s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde verandering/verdere exploitatie, mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de gevraagde vergunning volledig toe te staan; Gelet op het verslag van de heer Gedeputeerde Bart Naeyaert, gegeven in zitting van heden; BESLUIT Artikel 1 Aan B.V.B.A. ANOGEL, gevestigd te Mandelstraat 22 8800 Roeselare wordt onder de voorwaarden bepaald in onderhavig besluit vergunning verleend, om een inrichting gelegen te Mandelstraat 22 te Roeselare, kadastraal bekend : Afdeling
Sectie
Perceelnummer
ROESELARE 7 AFD/RUMBEKE 1 AFD/
A
0241/D
ROESELARE 7 AFD/RUMBEKE 1 AFD/
A
0241/E
ROESELARE 7 AFD/RUMBEKE 1 AFD/
A
0242/K
ROESELARE 7 AFD/RUMBEKE 1 AFD/
A
0242/R
ROESELARE 7 AFD/RUMBEKE 1 AFD/
A
0243/H
ROESELARE 7 AFD/RUMBEKE 1 AFD/
A
0243/L
ROESELARE 7 AFD/RUMBEKE 1 AFD/
A
0243/M
met als voorwerp : een metaalverwerkend bedrijf verder te exploiteren en te veranderen nl hernieuwing van - het lozen van max. 567 m³/j huishoudelijk afvalwater - het lozen van max. 8.655 m³/j bedrijfsafvalwater - 3 transformatoren nl. 400 kVA, 800 kVA en 800 kVA - koelinstallaties baden 1,5 kW, koelinstallatie baden 620 kW, luchtlamellenkoeler 390 kW - koelinstallatie baden 1,5 kW (uitbreiden tot 120) - koelcompressor 170 kW - luchtlamellenkoeler 390 kW - 5.000 kg opslag natriumhydroxideparels in zakken
22
2.000 kg opslag natrium hydroxide 29 % in vaten opslag natriumhydroxide 29 % in bovengrondse tank 33.000 kg 5000 l mazoutopslag opslag chemisch goud in emmers 200 kg, opslag Stanad Brons in vat 500 kg, opslag azijnzuur in vaten 50 kg, opslag ammoniakoplossing in vat 25 kg, hernieuwing opslag oxaalzuur in zak 100 kg - poliermolen 5,25 kW, metaalzaag 1,40 kW - ontvettingsbad 6.400 l, beits-/satineringsbad 6.400 l, anodiseringsbad 12.800 l, spoelbad 6.400 l, anodiseringsbad 12.800 l, zwart kleurbad 6.400 l, brons kleurbad 6.400 l, sealbad 12.800 l, ontvettingsbad 31.280 l, beitsbad 31.280 l, chemisch goud-bad 8.275 l, 2 anodiseerbaden 70.380 l, sealbad 50.830 l, chromaatbad 8.275 l - diverse verwarmingsinstallaties resp 10,50 kW, 198 kW, 233 kW, 198 kW - grondwaterwinning 36 m3/dag en 8250 m3/jaar in het Quartair dek uitbreiding met - de lozing van 213 m³/j huishoudelijk afvalwater - de lozing van max. 9.345 m³/j bedrijfsafvalwater - batterijlader 10,60 kW - compressor 22 kW en 15 kW - koelinstallaties baden 118,5 kW - koelcompressoren 2 x 32 kW, 2 x 45 kW - luchtdroger 0,95 kW, uitbreiding luchtlamellenkoeler 412 kW - 1.000 kg additief beits in multibox, 1.000 kg opslag natriumhydroxide in multibox, 1.000 kg zoutzuur in multibox, opslag 2.000 kg additief beits in multibox, 2.000 kg additief (fastseal) in multibox, opslag zwavelzuur in multibox 2.000 kg, opslag zwavelzuur in tank 10.000 kg, opslag salpeterzuur 1.000 kg - 6500 l mazoutopslag - 1 verdeelslang - opslag zeep 200 kg, uitbreiding 10 kg opslag natriumhypochloriet - opslag folie in gebouw 10 ton, opslag nepfolie in gebouw 0,50 ton - schuurmachine 3,70 kW, schuurmachine 3,70 kW, poliermolen 2,20 kW, bandschuurmachine 3 kW, schuurmachine 18 kW - ontvettingsbad 2200 l, beits/satineringsbad 2200 l, anodiseringsbad 1960 l, sealbad 1960 l, bad organisch (kleurbad) (2 x 1000 l) - stoomvat 1.040 l - grondwaterwinning 89 m3/dag en 23.750 m3/jaar in het Quartair dek vermindering met - compressor 4 kW en 3 kW - koelcompressoren 2 x 13 kW - opslag zwavelzuur in vaten 14.640 kg, verwijdering 10.000 kg opslag natriumhydroxideparels in zakken - 6.448 kg opslag natrium hydroxide 29 % in vaten - opslag zoutzuur 28 % in vaten 5.036 kg, opslag natriumhydrosulfiet in zakken 50 kg - opslag chromaat 12A in vaten 50 kg, opslag chromaat 12 BL V in vaten 50 kg, opslag natriumhydrosulfiet in vaten 50 kg - 2 x poliermolen 5,25 kW, metaalzaag 1 kW - spoelbad 6.400 l, spoelbad 6.400 l, spoelbad (wittrekken) 6.400 l, spoelbad 6.400 l, spoelbad 6.400 l, spoelbad 6.400 l, spoelbad 6.400 l, 8 spoelbaden (totaal 31.280 l), - verwarmingsinstallatie 517 kW toevoegen met perceel 241d en 241e -
23
Rubriek
Omschrijving
Kl. Advies
Tijd.
Coörd
Audit
Jv. X
3.2.2.b
Lozen huishoudelijk 2 afvalwater niet van woongelegenheden, zonder zuiveringsinstallatie, debiet meer dan 600m³/jaar: lozingspunt gelegen in een collectief te optimaliseren buitengebied (Totale eenheden: 780 kubieke meter per jaar)
3.6.3.1.b
Afvalwater en koelwater: 2 Afvalwaterzuiveringsinstallatie s, miv het lozen van effluentwater: voor de behandeling van bedrijfsafvalwater tem 5 m³/h wanneer het effluentwater één of meer gevaarlijke stoffen hoger dan voormelde concentraties bevat (Totale eenheden: 18000 kubieke meter per jaar)
12.2.1
Transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van: 100 kVA tot en met 1.000 kVA (Totale eenheden: 400 kilo Volt-Ampere)
3
0
N
N
12.2.1
Transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van: 100 kVA tot en met 1.000 kVA (Totale eenheden: 800 kilo Volt-Ampere)
3
0
N
N
12.2.1
Transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van: 100 kVA tot en met 1.000 kVA (Totale eenheden: 800 kilo Volt-Ampere)
3
0
N
N
12.4.1.a
Inrichtingen vr vervaardigen v 3 elektrische en elektronische toestellen, gedrukte schakelingen, chips, zonnecellen en geleiders met een geïnst. tot. drijfkr. van: 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting voll. gelegen in industriegebied (Totale eenheden: 10,6 kilo watt)
0
N
N
1
AMR
1
24
16.3.1.1
Gassen: Koelinstallaties voor bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 kW tem 200 kW (Uitz.: installaties van rubriek 15.5 en 19.8, niet ingedeeld in rubriek 16.3) (Totale eenheden: 37 kilo watt)
3
0
16.3.2.3.a
Gassen: Andere dan onder 16.3.1 en 16.9.c ingedeelde inrichtingen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: meer dan 1000 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied (Totale eenheden: 1246,95 kilo watt)
1
AR
1
B
17.3.3.3
Gevaarlijke stoffen: 1 Opslagplaatsen vr oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen, (muv rubriek 48), met tot. inhoudsvermogen van: meer dan 50000 kg (Totale eenheden: 61000 kilogram)
AR
0
B
17.3.6.1.b
Opslagplaatsen vloeistoffen 3 met ontvlammingspunt >55°C en <100°C (uitgezonderd rubriek 48), met inhoud van 100 l tot en met 20.000 l voor andere dan sub a) bedoelde inrichtingen (Totale eenheden: 11500 liter)
0
17.3.9.1
Gevaarlijke stoffen: 3 Brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen: Inrichtingen voor de verdeling van de in rubriek 17.3.6 of in 17.3.7 bedoelde vloeistoffen met maximaal 1 verdeelslang (Totale eenheden: 1 Stuks (aantal))
0
N
P
J
25
17.4
Gevaarl. stoffen: opslagpl. 3 (muv rubriek 48, en/of verkoopspunten van in bijl. 7 bij tit. I vh Vlarem bed. gevaarl. stoffen) in verpakk. met een inhoudsverm. van max. 25 l of 25 kg, voor zover de max. opslag is ts 50kg of 50l en 5.000kg of 5000l (Totale eenheden: 1085 kilogram)
0
N
N
23.3.1.a
Kunststoffen: Opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, muv rubriek 41 en 48, met een capaciteit van: >10 ton tem 200 ton in een lokaal of > 100 ton tem 800 ton in open lucht, wanneer de inrichting is gelegen in industriegebied (Totale eenheden: 10,5 Ton)
3
0
N
N
29.5.2.1.a
Metalen/voorwerpen metaal: 3 Smederijen, inricht mech behandelen metalen en vervaardigen voorwerpen, met tot geïnst drijfkracht van: 5 kW tem 200 kW, wanneer de inrichting volledig gelegen in industriegebied (Totale eenheden: 37,25 kilo watt)
0
N
N
29.5.5.4
Metalen: Installaties voor 1 oppervlaktebehandeling, m.i.v. ontvetting d.m.v. elektrolytisch of chemisch procédé, gezamenlijke inhoud gebruikte behandelings- en spoelbaden meer dan 30.000 liter, inhoud van alleen behandelingsbaden (exclusief spoelbaden) (Totale eenheden: 276600 liter)
0
B
39.2.1
Stoomtoestellen en warmwatertoestellen: Stoomvaten, miv warmtewisselaars waarvan primaire ruimte als stoomvat wordt beschouwd, met waterinhoud van: 300 l tem 5000 l (Totale eenheden: 1040 liter)
0
N
3
AMR
P
J,R X
N
26
43.1.1.a
Verbrandingsinrichtingen: 3 zonder elektriciteitsproductie, met een totaal warmtevermogen van: 300 kW tem 2000 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas (Totale eenheden: 639,5 kilo watt)
53.8.3
Winning van grondwater: boren van grondwaterwinningsputten en grondwaterwinning, andere dan deze bedoeld in rubriek 53.1 tot en met 53.7, met een opgepompt debiet : van 30000 m3/jaar of meer (Totale eenheden: 32000 kubieke meter per jaar)
Rubriek
Product
Hoeveelheid
3.2.2.b
huishoudelijk afvalwater
780 kubieke meter per jaar
3.6.3.1.b
waterzuiveringsinstallaties
18000 kubieke meter per jaar
12.2.1
transformatoren
400 kilo Volt-Ampere
12.2.1
transformatoren
800 kilo Volt-Ampere
12.2.1
transformatoren
800 kilo Volt-Ampere
12.4.1.a
batterijladers
10,6 kilo watt
16.3.1.1
compressoren
37 kilo watt
16.3.2.3.a
koelinstallaties
1246,95 kilo watt
17.3.3.3
corrosieve,irriterende, schadelijke en oxiderende stoffen
61000 kilogram
17.3.6.1.b
mazout
11500 liter
17.3.9.1
verdeelslangen
1 Stuks (aantal)
17.4
gevaarlijke stoffen
1085 kilogram
23.3.1.a
folies
10,5 Ton
29.5.2.1.a
metaalbewerkingsmachines
37,25 kilo watt
29.5.5.4
baden
276600 liter
39.2.1
stoomvaten
1040 liter
43.1.1.a
verwarmingsinstallaties
639,5 kilo watt
1
ARW
0
N
N
0
N
N
Zodat deze voortaan zou omvatten: Een metaalverwerkend bedrijf met: • het lozen van max. 780 m³/j huishoudelijkafvalwater • het lozen van max. 18.000 m³/j bedrijfsafvalwater of 4 m³/u • 3 transformatoren nl. 400 kVA, 800 kVA en 800 kVA • batterijlader 10,60 kW • 2 compressoren resp. 22 kW en 15 kW (totaal 37 kW)
27
•
•
• • •
• •
•
• • •
koelinstallaties baden 120 kW, koelcompressoren 2 x 32 kW, 2 x 45 kW, koelinstallatie baden 170 kW, luchtlamellenkoeler 390 kW, luchtdroger 0,95 kW, luchtlamellenkoeler 412 kW (totaal 1.246,95 kW) opslag 5.000 kg natriumhydroxideparels in zakken, opslag 2.000 kg natrium hydroxide 29 % in vaten, opslag natriumhydroxide 29 % in bovengrondse tank 33.000 kg, 1.000 kg additief beits in multibox, opslag 1.000 zwavelzuur in multibox, opslag 1.000 kg natriumhydroxide in multibox, opslag 1.000 kg zoutzuur in multibox, opslag 2.000 kg additief beits in multibox, opslag 2.000 kg additief (fastseal) in multibox, opslag zwavelzuur in multibox 2.000 kg, opslag zwavelzuur in tank 10.000 kg, opslag salpeterzuur 1.000 kg (totaal 61.000 kg) opslag mazout 1.500 l en opslag mazout 10.000 l (11.500 l) 1 verdeelslang opslag chemisch goud in emmers 200 kg, opslag Stanad Brons in vat 500 kg, opslag azijnzuur in vaten 50 kg, opslag oxaalzuur in zak 100 kg, opslag zeep 200 kg, 10 kg opslag natriumhypochloriet (totaal 1.085 kg) opslag folie in gebouw 10 ton, opslag noppefolie in gebouw 0,50 ton poliermolen 5,25 kW, verplaatsing en hernieuwing metaalzaag 1,40 kW, schuurmachine 3,70 kW, schuurmachine 3,70 kW, poliermolen 2,20 kW, bandschuurmachine 3 kW, schuurmachine 18 kW (totaal 37,25 kW) ontvettingsbad 8.600 l, beits-/satineringsbad 8.600 l, anodiseringsbad 14.760 l, anodiseringsbad 14.760 l, hernieuwing zwart kleurbad 6.400 l, brons kleurbad 6.400 l, sealbad 14.760 l, ontvettingsbad 31.280 l, beitsbad 31.280 l, chemisch goud-bad 8.275 l, 2 anodiseerbaden samen 70.380 l, sealbad 50.830 l, chromaatbad 8.275 l, bad organisch (kleurbad) (2 x 1.000 l) (totaal 276.600 l) stoomvat 1.040 l diverse verwarmingsinstallaties: 10,50 kW, 198 kW, 233 kW, 198 kW (totaal 639,5 kW) ondiepe grondwaterwinning max 125 m³/dag en max 32.000 m³/jaar kenmerken: aard van de winning: boorput aantal: 2 diepte: 14 watervoerende laag: Quartair Aquifersysteem HCOD – code: 0100 Gebruik: uitsluitend in de productie. Gebruik in het sanitair is verboden.
Artikel 2 § 1. De vergunde inrichting dient in gebruik genomen binnen een termijn van 200 kalenderdagen te rekenen vanaf de datum bepaald in artikel 3,1. § 2. Deze milieuvergunning is geschorst indien voor de verandering die er het voorwerp van uitmaakt ook een stedenbouwkundige vergunning of melding als bedoeld in art. 4.2.1 en art. 4.2.2 van de Vlaamse Codex RO, vereist is en deze stedenbouwkundige vergunning niet definitief werd verleend of de melding niet is gedaan. Deze schorsing duurt tot de stedenbouwkundige vergunning definitief is verleend of is geweigerd in laatste aanleg of zolang de handelingen waarvoor de stedenbouwkundige melding is verricht, niet mogen worden aangevat op grond van artikel 4.2.2,§4 van de Vlaamse Codex RO. De vergunninghouder dient het definitief verkrijgen van de stedenbouwkundige vergunning te melden aan de deputatie bij ter post aangetekende zending. §3. De geschorste milieuvergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de stedenbouwkundige vergunning in laatste aanleg definitief zou geweigerd worden.
28
§4. De stedenbouwkundige vergunning die verkregen is voor de verandering die het voorwerp is van de voormelde milieuvergunningsaanvraag wordt geschorst zolang de milieuvergunning niet definitief is verleend. Als het gaat om met toepassing van artikel 4.2.2 van de Vlaamse Codex RO meldingsplichtige handelingen wordt de uitvoerbaarheid van de stedenbouwkundige melding opgeschort. §5. Deze geschorste stedenbouwkundige vergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de milieuvergunning in laatste aanleg definitief zou geweigerd worden.
Artikel 3 De in artikel 1 bedoelde vergunning wordt verleend voor een termijn van 12 maanden op proef. die aanvangt op
29/11/2012
en die eindigt op
29/11/2013
Voor wat de koppeling aan de stedenbouwkundige vergunning of melding betreft: zie artikel 2
Artikel 4 De in artikel 1 bedoelde vergunning is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende voorwaarden : De algemene en sectorale voorwaarden voor nieuwe/bestaande inrichtingen van titel II van het Vlarem. Ter informatie volgt hierna een niet-limitatieve opsomming van toepasselijke algemene en sectorale bepalingen uit titel II van het Vlarem (waarvan, in voorkomend geval, enkel de aangeduide artikelen van toepassing zijn) : V01: V02: V03: V04: V05: V35: V38: V40: V46:
V57:
Algemene milieuvoorwaarden - algemeen: Hoofdstuk 4.1 en bijlage 4.1.8 Algemene milieuvoorwaarden - geluid: Hoofdstuk 4.5 en bijlagen 2.2.1, 2.2.2, 4.5.1, 4.5.2, 4.5.3, 4.5.4, 4.5.5 en 4.5.6 Algemene milieuvoorwaarden - oppervlaktewater: Hoofdstuk 4.2 en bijlagen 4.2.5.1, 4.2.5.2 en 4.2.5.4 Algemene milieuvoorwaarden - grond- en bodemwater: Hoofdstuk 4.3 en bijlage 4.2.5.1 Algemene milieuvoorwaarden - lucht: Hoofdstuk 4.4. en bijlagen 4.4.1, 4.4.2, 4.4.3, 4.4.4 en 4.4.5 Elektriciteit: Hoofdstuk 5.12 Gassen - algemeen: Afdeling 5.16.1 Gassen - koelinrichtingen - compressoren: Afdeling 5.16.3 Opslag van gevaarlijke stoffen - ondergrondse en bovengrondse houders: Afdelingen 5.17.1, 5.17.2 en 5.17.3 en bijlagen 5.17.1, 5.17.2, 5.17.3, 5.17.4, 5.17.5, 5.17.6 en 5.17.7 Brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen: Afdeling 5.17.5
29
V61:
V63 V67: V77: V93
Luchtverontreiniging - thermische centrales, stookinstallaties en verbrandingsovens: Hoofdstuk 5.20 (uitgezonderd Afdeling 5.20.2: petroleumraffinaderijen) en Hoofdstuk 5.43 Kunststoffen: Hoofdstuk 5.23 Metalen: Hoofdstuk 5.29 Papier: Hoofdstuk 5.33 Winning van grondwater Hoofdstuk 5.53
Bijzondere voorwaarden 1) Lozing van bedrijfsafvalwater a) de algemene en sectorale voorwaarden bijlage 5.3.2.55°b)&c) en volgende bijzondere voorwaarde: AOX 100 µg/l Cd 0,8 µg/l* Hg 0,3 µg/l Ni 0,3 mg/l Tetrachlooretheen 0,01 mg/l Trichlooretheen 0,01 mg/l * (zolang de rapportagegrens hoger is dan de norm, geldt de rapportagegrens als norm (2 µg/l)) b) op basis van Art. 5.3.2.4.§3 van Vlarem II : een bijzondere lozingsnorm voor sulfaat van 12.000 mg/l: de lozing mag geen negatieve impact hebben op de riolering. Bij elk onderzoek omtrent de mogelijke impact van de sulfaten in het bedrijfsafvalwater op de riolering dient de exploitant zijn medewerking te verlenen en de nodige informatie te verstrekken c) Gedurende de proefperiode dient de exploitant continue metingen van het geloosde debiet en maandelijkse analyses van de relevante parameters in het effluent uit te voeren. De analyses dienen te gebeuren door een erkend labo. Deze gegevens dienen 4 maanden voor het verval van de proefvergunning bezorgd te worden aan de vergunningverlenende overheid, College van Burgemeester en Schepenen, de adviesinstanties en afdeling Milieu-inspectie. d) Binnen de 6 maand na de nieuwe BBT Oppervlaktebehandeling van metalen en kunststoffen en uiterlijk binnen 4 jaar na het verlenen van de vergunning er een aftoetsing aan de BBT en een evaluatie van de lozingsconcentraties en de impact van de lozing op de riolering wordt uitgevoerd in samenwerking met een erkend deskundige water. Het rapport van deze aftoetsing en evaluatie dient te worden overgemaakt aan de vergunningverlenende overheid, LNE milieuvergunningen en VMM e) De exploitant dient een continue debietsregistratie op de bedrijfsafvalwaterstroom te voorzien conform de bepalingen van bijlage 4.2.5.1 van Vlarem II; Deze dienen jaarlijks bezorgd te worden aan VMM. 2) Exploitant treft remediërende maatregelen m.b.t. de geluidsoverlast. Binnen de 6 maanden na het bekomen van het vergunningenbesluit wordt, aan de hand van een controlemeting, aangetoond dat de geluidsnormen van Vlarem II gehaald worden in het geval exploitant ’s nachts wil werken.
30
3) I.v.m. de opslag van gevaarlijke stoffen dienen volgende begeleidende maatregelen in acht genomen te worden (cfr. veiligheidsnota 23/12/2009 van VR-deskundige Peter Wittevrongel): - alle mogelijke impacten op de opslagtank van 33.000 l met natriumhydroxideoplossing (29%) en de zwavelzuurtank (10.000 l) vermijden door te voorzien in afschermingen of geen gemotoriseerd verkeer toe te laten in de opslagruimte; - een goede huishouding voorzien op vlak van orde en netheid en in onmiddellijke opruiming van gemorst product voorzien; - in duidelijke en begrijpbare aanduiding van de gevaren, verbod- en gebodsbepalingen conform de welzijnswet van 4 augustus 1996 en zijn uitvoeringsbesluiten voorzien ter hoogte van de opslaglocaties; - rookverbod met signalisatie in elk gebouw waar brandbare producten staan opgeslagen; - voorzien in voldoende brandbestrijdingsmiddelen waarvoor het brandweeradvies van het plaatselijk korps ingewonnen wordt; - nabije omwonenden alarmeren bij brand op het bedrijfsterrein van Anogel bvba. 4) Grondwaterwinning a) De boorputten moeten voorzien zijn van een afzonderlijke rechte onvervormbare PVC-peilbuis die toelaat steeds peilmetingen uit te voeren. De binnendiameter van deze peilbuis dient minimaal 32 mm te bedragen; ze moet met een dopje worden afgesloten om verontreiniging te vermijden. Er dient een putkap aangebracht boven de putbuis die op reglementaire wijze waterdicht dient gemaakt. Er dient een waterdicht deksel aanwezig te zijn. b) Tijdens de proefvergunning moet een waterstudie uitgevoerd worden waaruit de noodzaak van het aangevraagde debiet moet blijken. De verschillende waterverbruikposten moeten gekwantificeerd worden aan de hand van werkelijke debietsmetingen en een audit naar de mogelijke waterbesparingen moet uitgevoerd worden. c) Conform Vlarem moet maandelijks de meterstand van de teller van de boorput worden genoteerd in een register. d) Conform Vlarem moet maandelijks het opgepompte debiet in m³ per uur, die de werkelijk opgepompte capaciteit weergeeft worden genoteerd in een register. Dit gebeurt bij werking van de pomp. e) Peil-en debietmetingen: Conform Vlarem moet maandelijks metingen van het dynamisch grondwaterpeil in de boorput uitgevoerd worden. Dit moet gebeuren nadat alle pompen reeds 3 uren in werking zijn. Deze metingen moeten telkens gedurende de eerste week van de maand worden uitgevoerd. De resultaten van deze peilmetingen moeten worden genoteerd in een register Conform Vlarem moet maandelijks metingen van het statisch grondwaterpeil in de boorput uitgevoerd worden. Dit moet gebeuren nadat alle pompen gedurende minstens 24 uur ononderbroken zijn stilgelegd. De metingen moeten gebeuren in de eerste week van de maand. De resultaten van deze peilmetingen moeten worden genoteerd in een register f) Grondwateranalyses : Jaarlijks (maart) moet het grondwater van 1 van de boorputten op kosten van de vergunninghouder worden geanalyseerd in een laboratorium erkend door de Vlaamse Overheid. De stalen grondwater moeten door het laboratorium zelf worden genomen. Op het analyseformulier moet eveneens worden vermeld uit welke boorput het staal afkomstig is. Een dubbel van het ontlede staal moet gedurende 4 weken bewaard worden in het laboratorium. De resultaten van de grondwateranalyse moeten binnen de 14 dagen na staalname door het laboratorium overgemaakt worden aan de aanvrager en aan de VMM – Dienst Grondwaterbeheer. Het staal boorputwater moet rechtstreeks uit de boorput worden genomen. Gemengde stalen zijn niet toegelaten.
31
Volgende parameters dienen daarbij bepaald te worden: - pH - elektrische geleidbaarheid ( in µS/cm bij 20°C) - totale hardheid ( in °F) - tijdelijke hardheid ( in °F) - alkaliteit t.o.v methyloranje ( in °F) - alkaliteit t.o.v fenolftaleïne ( in °F) - temperatuur van het grondwater - Minstens de volgende ionenconcentraties ( in mg/l). De ionenbalans moet hierbij in evenwicht zijn: Anionen : SO42NO2PO43OHF2NO3 Cl CO3 HCO3 Kationen: Ca2+ Na+ NH4+ Fe2+ B K+ Mg2+ Mn2+ Fe3+ g) De resultaten van de hogervermelde debietsmetingen, peilmetingen en analyses moeten worden overgemaakt 4 maanden voor het vervallen van de vergunning aan de VMM – Afdeling Operationeel Waterbeheer West-Vlaanderen.
Dit doet niets af van de strikte naleving van de volgende voorwaarden: Besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, zoals herhaaldelijk gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse Regering; . In het geval van verandering (uitbreiding) van een lopende vergunning gelden voor de tot op heden nog niet vergunde inrichtingen in principe steeds de voorwaarden voor nieuwe inrichtingen van titel II van het Vlarem (met uitzondering van de inplantingsregels indien vergroting minder dan 100 % bedraagt), en dit voor zover de sectorale voorwaarden geen afwijkende regeling bevatten. De in de vroegere vergunningen reeds opgelegde voorwaarden blijven eveneens van kracht.
Artikel 5 Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden.
Artikel 6 § 1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van hoofdstuk III bis van titel I van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning. § 2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant dient voor de datum van inwerkingtreding van de overname gemeld aan de vergunning verleende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning.
32
Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning uiterlijk tussen de 18de en de 12de maand voor het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning.
Waren aanwezig:
de heer Carl Decaluwé, provinciegouverneur-voorzitter de heren Dirk De Fauw en Patrick Van Gheluwe, mevrouw Marleen Titeca-Decraene, de heren Gunter Pertry, Bart Naeyaert en Guido Decorte, leden de heer Geert Anthierens, Provinciegriffier
Brugge, 29/11/2012
De provinciegriffier, Geert ANTHIERENS
De provinciegouverneur-voorzitter, Carl DECALUWÉ
AANDACHT ! De stedenbouwkundige vergunning die verkregen is voor de verandering die het voorwerp is van de voormelde milieuvergunningsaanvraag wordt geschorst zolang de milieuvergunning niet definitief is verleend. Als het gaat om met toepassing van artikel 4.2.2 van de Vlaamse Codex RO meldingsplichtige handelingen wordt de uitvoerbaarheid van de stedenbouwkundige melding opgeschort. Deze geschorste stedenbouwkundige vergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de milieuvergunning in laatste aanleg definitief zou geweigerd worden. Tegen onderhavige beslissing kan beroep worden aangetekend bij de Vlaamse Regering, overeenkomstig de bepalingen van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning. Dit beroep dient binnen de 30 kalenderdagen na verzending (voor de exploitant en de betrokken adviesinstanties en besturen) of aanplakking (derden) bij ter post aangetekend schrijven ingediend, gericht aan de Vlaamse Minister bevoegd voor het leefmilieu, op het adres van de Afdeling Milieuvergunningen van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (Graaf de Ferrarisgebouw (4de + 6de verdieping), Koning Albert II-laan 20 bus 8 te 1000 BRUSSEL) of van het Kabinet van de Vlaamse Minister. Tot staving van de ontvankelijkheid dient bij het beroepschrift een voor eensluidend verklaard afschrift van het attest van verzending resp. van aanplakking en een bewijs van betaling van de verschuldigde dossiertaks gevoegd te worden.
33