Geen grote verrassingen Deze nieuwsbrief staat volledig in het teken van Prinsjesdag 2012. Een Prinsjesdag met weinig verrassingen. Veel maatregelen kent u waarschijnlijk al van het Begrotingsakkoord 2013, ook wel het ‘Kunduz-akkoord’ genoemd. De vraag is alleen of alle plannen uit dit akkoord door een Kamermeerderheid zullen worden gesteund. Daar staat tegenover dat de nieuwe coalitie niet al te veel manoeuvreerruimte heeft. Er zal bezuinigd moeten worden. Het nu laten vallen of wijzigen van een voorgenomen maatregel betekent een groter tekort. Dat tekort zal gedicht moeten worden, linksom of rechtsom. De twee grootste partijen, VVD en PvdA, denken verschillend over de aanpak van de woningmarkt. Toch hebben ze een gemeenschappelijke basis: beide partijen zijn voorstander van de annuïtair af te lossen lening. Ook bij de forenzentaks hebben VVD én PVDA dezelfde denkrichting: beide partijen hebben zich tegen deze maatregel uitgesproken. De vraag is dan ook of het voorstel over de forenzentaks in deze vorm standhoudt. Een niet gering deel van de maatregelen uit het Begrotingsakkoord 2013 is deze zomer al in wetgeving vastgelegd zoals de verhoging van de AOW-leeftijd en de pensioenrichtleeftijd en de BTWverhoging per 1 oktober 2012. Deze zaken laten zich niet eenvoudig terugdraaien.
Eigen woning Maatregelen eigen woning De maatregelen voor beperking van de hypotheekrenteaftrek zoals afgesproken in het Begrotingsakkoord 2013, zijn vastgelegd in een apart wetsvoorstel: de Wet herziening fiscale behandeling eigen woning. Dit wetsvoorstel is op Prinsjesdag bij de Tweede Kamer ingediend. Hier volgt een korte uitleg. De eigenwoninglening Volgens het wetsvoorstel is voor de eigenwoninglening die op of na 1 januari 2013 wordt aangegaan, de rente alleen aftrekbaar als die lening in maximaal 360 maanden ten minste volgens een annuïtair aflossingsschema volledig wordt afgelost. Uiteraard geldt nog steeds de voorwaarde dat de schuld moet zijn aangegaan ter verwerving, voor onderhoud of verbetering van de eigen woning. Ten minste annuïtair betekent dat ook een sneller aflossingschema mag worden gehanteerd, bijvoorbeeld lineaire aflossing. Van belang is dat het aflossingsschema bij aanvang schriftelijk overeengekomen moeten zijn en dat ook daadwerkelijk wordt afgelost. Als er twee leningdelen zijn, worden die afzonderlijk beoordeeld. Voorbeeld Marco gaat voor de aankoop van zijn woning van € 200.000 twee leningdelen aan van € 50.000 (leningdeel I) en € 150.000 (leningdeel II). Stel dat alleen voor leningdeel I bij aanvang een annuïtair aflossingsschema overeen is gekomen. Dan is alleen de rente over leningdeel I voor Marco aftrekbaar. Voor tijdelijke betalingsproblemen is een regeling opgenomen. Zonder die maatregel zou een te lage aflossing in enig jaar direct leiden tot verlies van de kwalificatie ‘eigenwoningschuld’ en daarmee verlies van de renteaftrek. De regeling houdt in dat de aftrek niet verloren gaat als de in een jaar opgelopen achterstand het volgende jaar wordt ingehaald. Het is ook mogelijk dat door een onbedoelde fout in de betaling of berekening van het aflossingsbedrag, een aflossingstekort ontstaat. Die fout moet hersteld zijn aan het einde van het tweede kalenderjaar volgend op het jaar waarin de fout is gemaakt. Mocht dit alles geen oplossing bieden en wordt aannemelijk gemaakt dat sprake is van onvoldoende betalingscapaciteit, dan is er nog een vangnet. Uiterlijk aan het eind van het vierde kalenderjaar volgend op het jaar waarin de eerste betalingsproblemen zijn ontstaan, moet een nieuwe annuïteit worden vastgesteld. De aflossingsachterstand wordt zodoende uitgesmeerd over de resterende looptijd. Om renteaftrek te behouden zal de belastingplichtige moeten zorgen dat hij voor het einde van het vijfde jaar aan de aflossingverplichting voldoet. Dit kan bijvoorbeeld door de lening te splitsen of te verhuizen naar een goedkopere woning. Als een belastingplichtige vóór het verstrijken van de aflossingstermijn – veelal het maximum van 360 maanden – tijdelijk verhuist naar een huurwoning en vervolgens een nieuwe woning koopt, blijft de resterende termijn staan. De annuïteit wordt wel opnieuw berekend. Voorbeeld Emma is bij de aankoop van haar eerste woning in 2013 een annuïtaire lening aangegaan van € 170.000 voor de maximale termijn 360 maanden. Na 30 maanden verkoopt zij haar woning en huurt zij tijdelijk een appartement. Stel dat door de annuïtaire aflossing een schuld resteert van € 167.000. Na een jaar koopt Emma weer een woning. Dan moet voor een bedrag van € 167.000 en een periode
van 330 (360 - 30) maanden een nieuwe annuïteit worden berekend. Als de nieuwe woning meer heeft gekost dan de vorige woning kan - rekening houdend met de bijleenregeling (zie hierna) en het al afgeloste deel van € 3.000 - een annuïteit met een termijn van 360 maanden worden berekend. Ook wordt een regeling voorgesteld voor de gevallen waarin sprake is van twee eigen woningen. In die gevallen hoeft alleen de schuld voor de woning die bestemd is om eigen woning te blijven, te voldoen aan het annuïtair aflossingsvereiste. De schuld van de andere woning mag aflossingsvrij worden. Bijleenregeling De bijleenregeling wordt gehandhaafd. De keuzeregeling in de bijleenregeling komt te vervallen. Gewezen partners kunnen daardoor niet langer kiezen aan wie ze de eigenwoningreserve willen meegeven. Erfpacht Volgens de huidige systematiek mogen periodiek betaalde erfpachtcanons, opstalretributies of beklemmingsrechten in aftrek worden gebracht, net als de eigenwoningrente. Met als verschil dat alleen voor de eigenwoningrente de 30-jaarstermijn geldt. Hierin komt geen verandering. Als na 31 december 2012 een lening wordt aangegaan voor erfpachtcanons, opstalretributies of beklemmingsrechten gaat de annuïtaire aflossingseis gelden. Provisieverbod Het provisieverbod gaat in per 1 januari 2013. Aanbieders moeten een kostprijsmodel opstellen, aan de hand waarvan de advieskosten en distributiekosten gericht op het tot stand brengen van een overeenkomst, worden berekend. De aanbieder moet de juistheid van het kostprijsmodel laten controleren door een accountant. De Autoriteit Financiële Markten houdt hierop toezicht. De verwachting is dat hierdoor een natuurlijke begrenzing ontstaat ter voorkoming van omvorming van rente in aftrekbare kosten. Mocht er toch op grote schaal sprake zijn van een dergelijke omvorming, dan kan de Minister alsnog nadere regels stellen. Overgangsrecht Alle op 31 december 2012 tot de eigenwoningschuld behorende schulden worden aangemerkt als een bestaande schuld. Voor bestaande schulden geldt niet de eis van een annuïtair aflossingsschema. Ook als de eigen woning in 2012 wordt verkocht en in 2013 pas weer een eigen woning wordt gekocht, is sprake van een bestaande schuld. De hoogte van de bestaande schuld is de eigenwoningschuld direct voorafgaand aan het moment van verkoop van de eigen woning in 2012. Overgangsrecht geldt ook voor die gevallen waarin op 31 december 2012 al een onherroepelijke schriftelijke overeenkomst tot koop zijn aangegaan en waarbij de woning in ieder geval in 2013 wordt geleverd. Tevens geldt deze bepaling voor op 31 december 2012 bestaande koopaannemingsovereenkomsten. Mocht een belastingplichtige op 31 december 2012 (tijdelijk) over twee eigen woningen beschikken, dan geldt het overgangsrecht alleen voor het schuldbedrag dat betrekking heeft op de overblijvende woning. Het schuldbedrag van de verkochte woning hoeft dus niet te voldoen aan de annuïtaire aflossingseis. Eigenwoningforfait Het eigenwoningforfait voor woningen boven een bepaalde waarde (in 2012 € 1.040.000) wordt per 1 januari 2013 verhoogd van 1,3% naar 1,55% voor het deel van de WOZ-waarde dat boven dit grensbedrag uitkomt. Dit was al eerder in de wet vastgelegd.
Overdrachtsbelasting Een maatregel op het terrein van de overdrachtsbelasting was al vóór Prinsjesdag door de staatssecretaris zelf naar buiten gebracht. Als een woning/pand binnen 36 maanden wordt doorverkocht, hoeft alleen overdrachtsbelasting te worden betaald over de meerwaarde. Deze termijn was eerst zes maanden. De maatregel is opgenomen in het Belastingplan 2013. Door een goedkeurend besluit is de maatregel al per 1 september 2012 ingegaan. De regeling eindigt per 1 januari 2015.
Kapitaalverzekeringen, KEW, SEW en BEW Door de invoering van het verplichte annuïtaire aflossingsschema, is per 1 januari 2013 geen plaats meer voor de fiscale faciliteit voor de Kapitaalverzekering Eigen Woning (KEW), de Spaarrekening Eigen Woning (SEW) en het Beleggingsrecht Eigen Woning (BEW). Begrijpelijk, want door de aflossing via een annuïtair product is er op de einddatum geen box-1-schuld meer. En een fiscale stimulans voor de aflossing van een box-3-schuld wordt niet passend geacht. Kanttekening is nog wel dat de SEW en BEW pas sinds 1 januari 2008 fiscaal gefaciliteerd zijn. Aanbieders van deze producten hebben dus investeringen gedaan - ook minder zichtbare zoals voor de jaarlijkse opgaveverplichting aan de Belastingdienst – voor producten die relatief kort aangeboden konden worden. Op 31 december 2012 bestaande contracten van kapitaalverzekeringen (zowel KEW als oudere regimes), SEW en BEW worden gerespecteerd. Voorwaarde is wel dat bij de KEW het verzekerd kapitaal niet wordt verhoogd en bij de SEW en BEW de overeengekomen inleg volgens het contract per 31 december 2012 niet wordt verhoogd. Ook kan nog een fiscaal gefaciliteerde KEW, SEW of BEW worden gesloten na 31 december 2012 voor de aflossing van een lening die na 31 december 2012 is aangegaan als voor die woning op 31 december 2012 al een onherroepelijke koop- of aannemingsovereenkomst bestond. Het blijft mogelijk om een onder het overgangsrecht vallende KEW, SEW of BEW fiscaal geruisloos voort te zetten in een andere KEW, SEW of BEW. Hiervoor geldt uiteraard ook de voorwaarde dat het verzekerd kapitaal respectievelijk de inleg niet na 31 december 2012 mag zijn verhoogd.
Ons commentaar Eerste kanttekening bij het wetsvoorstel is uiteraard dat er vanaf 20 september een nieuwe Tweede Kamer is en dit onderwerp tijdens de coalitievorming aan verandering onderhevig kan zijn. Verder kan het wetsvoorstel niet bepaald eenvoudig worden genoemd, zeker niet voor de doorsnee belastingplichtige. Maar hoe nu verder? VVD en PvdA zijn als grootste partijen uit de verkiezingen gekomen en gaan onderzoeken of zij samen kunnen regeren. De standpunten over de hypotheekrenteaftrek van deze partijen zijn verschillend, maar toch zijn er ook overeenkomsten. De VVD heeft als uitgangspunt om de hypotheekrentaftrek te behouden. Voor nieuwe hypotheken valt wel te praten over beperking van de renteaftrek: door rekening te houden met een annuïtaire aflossing. Verschil met het wetsvoorstel is dat niet verplicht annuïtair wordt afgelost. Er is dan ook sprake van een forfaitaire aftrek. De PvdA wil de hypotheekrenteaftrek geleidelijk aanpassen. Dat wil zij doen door vanaf 2013 geleidelijk
een nieuw stelsel in te voeren. Daarin wordt het percentage waartegen de rente kan worden afgetrokken geleidelijk verlaagd van maximaal 52% naar 30%. Verder wil de PvdA de eigenwoningschuld in 2013 maximeren op € 1 miljoen. Dat bedrag moet vervolgens geleidelijk worden afgebouwd naar de gemiddelde huizenprijs (momenteel circa € 237.000). Omdat ook de PvdA een forfaitaire annuïtaire hypotheek voorstelt, kunnen de partijen elkaar dus snel vinden. Maar daar houdt het eigenlijk ook wel op. De PvdA wil namelijk verder gaan in de beperking van de aftrek dan de VVD. Mocht gekozen worden voor een forfaitaire annuïtaire hypotheek, dan zijn wij benieuwd naar de praktische uitwerking. Wij verwachten dat dit niet zo eenvoudig is. De werkelijke rentebetaling wijkt in de meeste gevallen namelijk af van het forfait en het forfaitaire bedrag wijzigt jaarlijks. En wie gaat dat forfaitbedrag jaarlijks vaststellen.
Oudedag Pensioen Prijsgeven van eigenbeheer pensioen DGA’s die hun pensioen hebben ondergebracht in eigen beheer kunnen onder voorwaarden eenmalig op de pensioeningangsdatum hun pensioen prijsgeven zonder fiscaal af te rekenen. Pensioenuitkeringen die op 1 januari 2013 al zijn ingegaan kunnen in de periode 2013 tot en met 2015 onder dezelfde voorwaarden gedeeltelijk eenmalig worden prijsgegeven. Beroeps- en bedrijfspensioenregelingen van IB-ondernemers De fiscale grenzen voor pensioenopbouw van werknemers (het Witteveenkader), zullen per 1 januari 2015 ook gelden voor IB-ondernemers die verplicht deelnemen in beroeps- of bedrijfstakpensioenregelingen. Verhoging AOW en pensioenrichtleeftijd Voor de zomer heeft de Eerste Kamer het Wetsvoorstel verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd aangenomen. Hierin is bepaald dat de AOW-ingangsleeftijd van 65 jaar versneld wordt verhoogd. De AOW-leeftijd gaat in stapjes omhoog naar 66 jaar in 2019 en 67 jaar in 2023. Per 1 januari 2014 worden de fiscale maximale opbouwpercentages en de bijbehorende grenzen aangepast in verband met de verhoging pensioenrichtleeftijd naar 67.
Lijfrenten Diverse lijfrentebepalingen worden verbonden met de AOW-leeftijd. De verhoging van de AOW-leeftijd heeft ook gevolgen voor lijfrente. Per 1 januari 2013: De leeftijdsgrenzen voor lijfrenten van 65 en 70 jaar worden vervangen door respectievelijk de AOW-gerechtigde leeftijd en de AOW-leeftijd, vermeerderd met vijf jaar. De oudedagslijfrente mag niet later ingaan dan vijf jaar na het jaar waarin de belastingplichtige de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, en Per 1 januari 2014: kan de tijdelijke oudedagslijfrente kan niet eerder ingaan dan in het jaar waarin AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt.
Overgangsrecht tijdelijke oudedagslijfrente Op lijfrente-aanspraken die op 31 december 2013 bestaan, blijven de huidige leeftijdsgrenzen van toepassing. Voor premie of inleg die na deze datum wordt betaald, gelden echter de nieuwe regels. De klant die zowel vóór als na 1 januari 2013 betaalt, mag alleen de waarde op 31 december 2013 voor een tijdelijke oudedagslijfrente die ingaat in het jaar van 65 jaar worden gebruiken. Deze belastingplichtigen zullen bij een groter lijfrentebedrag voor het meerdere een looptijd van 20 jaar (bancair) of levenslang (verzekering) moeten kiezen. Aftrek voor lijfrente Een belastingplichtige kan vanaf 1 januari 2013 gebruik maken van jaarruimte als hij nog niet AOWgerechtigd is in het jaar waarover aangifte wordt gedaan. Bij de reserveringsruimte wordt de 55jaarsgrens vervangen door de AOW-leeftijd verminderd met tien jaar. Bij de omzetting van stakingswinst wordt de 60-jarige leeftijd vervangen door de AOW-leeftijd, verminderd met vijf jaar. De 50-jaars grens wordt vervangen door de AOW-leeftijd verminderd met 15 jaar. Dotatie aan de fiscale oudedagsreserve is in het jaar waarin de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt en de jaren daarna niet meer mogelijk.
Ons commentaar In fiscale wetgeving zijn veel leeftijdsafhankelijke regelingen gebaseerd op een leeftijd van 65 jaar, de leeftijd waarop de AOW ingaat. De AOW-leeftijd wordt stapsgewijs verhoogd. Door de leeftijdsgrens van 65 jaar te vervangen door de AOW-leeftijd, worden deze leeftijdsafhankelijke regelingen ook stapsgewijs aangepast. De Wet op de loonbelasting wordt gewijzigd, zodat de leeftijdsgrenzen bij pensioen, loonstamrechten (gouden handdrukken) en lijfrenten per 1 januari 2013 meeschuiven met de AOWleeftijd. Om de aanbieders van lijfrentevoorzieningen de tijd te geven lijfrenteovereenkomsten aan te passen, treedt de wijziging van de tijdelijke oudedagslijfrente pas in werking op 1 januari 2014. Het overgangsrecht voor deze lijfrentevorm zal naar onze mening nog verduidelijkt moeten worden. Aangegeven is dat ‘grosso modo’ de werking hiervan gelijk is aan het overgangsrecht voor de overbruggingslijfrente. Dat is vreemd als je bedenkt dat het overgangsrecht voor deze lijfrentevorm is geschreven voor een lijfrente die werd afgeschaft. De tijdelijke oudedagslijfrente moet straks alleen later tot uitkering komen.
WW en ontslag In de Prinsjesdagstukken zijn geen nieuwe feiten over de voorgenomen hervorming van de WW en het ontslagrecht opgenomen. Er wordt verwezen naar het Begrotingsakkoord 2013 en gemeld dat wetgeving in voorbereiding is.
Forenzentaks Afschaffen onbelaste reiskostenvergoeding en maatregel auto van de zaak Onderdeel van het Belastingplan 2013 is het wetsvoorstel Wet herziening fiscale behandeling woonwerkverkeer, in de media ook wel aangeduid als de ‘forenzentaks’. Ook dit wetsvoorstel vloeit voort uit het Begrotingsakkoord 2013. Hoewel dit onderwerp geen producten van SNS REAAL raakt, is het onder medewerkers wel een veelbesproken onderwerp. Voor ons een reden om de hoofdpunten te belichten:
Vanaf 1 januari 2013 zijn vergoedingen van kosten van woon-werkverkeer in beginsel belast. Het betreft vergoedingen voor alle soorten vervoermiddelen: auto, bus, trein etc. Kosten voor zakelijke reizen kunnen vooralsnog nog wel onbelast blijven uitgekeerd. In het wetsvoorstel is een nieuw artikel in de Wet op de Loonbelasting opgenomen dat duidelijkheid moet geven over wat nu (geen) woon-werkverkeer is. Volgens dit artikel wordt woonwerkverkeer beschouwd als de reizen tussen de woning en de plaats waarvan werkgever en werknemer hebben afgesproken dat dit de werkplek is.
Hierop is een aanvulling gedaan om de praktijk tegemoet te komen ten aanzien van de ambulante werknemer en de maatschappelijke ontwikkelingen rondom Het Nieuwe Werken. Als woonwerkverkeer geldt ook het op regelmatige basis tussen de woning of verblijfplaats en een werkplaats reizen. Daarbij moeten op de werkplaats in belangrijke mate werkzaamheden worden verricht in het kader van de dienstbetrekking. Wat precies onder 'regelmatige basis' wordt verstaan is niet nader omschreven. Tot slot is een bepaling opgenomen die beoogt duidelijkheid te geven over reizen in het kader van detachering en over hoe te handelen bij kortlopende dienstverbanden. Voor de auto van de zaak worden vanaf 1 januari 2013 woon-werkkilometers aangemerkt als privékilometers. De regering verwacht dat hierdoor ook de Verklaring geen privégebruik auto, die wordt afgegeven door de Belastingdienst voor rijders die minder dan 500 kilometer privé rijden en hiervoor een kilometerregistratie bijhouden, minder in zwang zal zijn. Per 1 januari 2013 kunnen de kosten van woon-werkverkeer onder de vrije ruimte van de werkkostenregeling (WKR) worden gebracht. In dat geval zijn de vergoedingen van kosten van woon-werkverkeer wel onbelast zolang de zogenaamde vrije ruimte niet is benut. Is de vrije ruimte benut, dan zal de werkgever 80% eindheffing over het meerdere van de vrije ruimte moeten afdragen. De vrije ruimte van de WKR wordt per 1 januari 2013 verhoogd van 1,4% naar 1,6% van de fiscale loonsom. Anders dan is voorgesteld in de Hoofdlijnennotitie wordt in dit wetsvoorstel niet vermeld hoe de vrije ruimte verder zal stijgen vanaf 2014. De regering wil wachten tot na de evaluatie van de WKR voordat ze een concreet percentage voorstelt. In de inkomstenbelasting wordt per 1 januari 2013 de reisaftrek afgeschaft. Het is daarna niet meer mogelijk om een (forfaitaire) aftrek van OV-reiskosten voor woon-werkverkeer op het inkomen in box 1 in mindering te brengen, voor zover de kosten niet door de werkgever werden vergoed. Het gevolg van deze maatregelen op toeslagen is in kaart gebracht. De regering stelt zich op het standpunt dat er inkomenseffecten kunnen zijn op persoonsniveau die doorwerken op de toeslagen, maar dat aanpassing van de toeslagregelingen niet wenselijk is vanwege hun generieke werking. Er is overgangsrecht voorgesteld, zodat lopende verplichtingen nagekomen kunnen worden:
OV-abonnementen die zijn aangeschaft vóór 25 mei 2012 mogen gedurende de geldigheidsduur worden gebruikt voor onbelast woon-werkverkeer. Voor de auto van de zaak die ook voor woon- werkverkeer wordt gebruikt, maar waarvoor een Verklaring geen privégebruik auto is afgegeven en die vóór 25 mei 2012 is aangeschaft, geldt een bijtelling van 25% van de reguliere bijtelling van 25%, 20% of 14% alsof sprake was van volledig privégebruik van de auto. Dit geldt tot uiterlijk 1 januari 2017 of tot het eerder vervangen van de auto.
Ons commentaar Het gaat om maatregelen die tijdens het Begrotingsakkoord 2013 zijn overeengekomen. Begin van deze zomer volgde de Hoofdlijnennotitie. Hierin werd aangegeven, dat een uitwerking wegens complexiteit op zich liet wachten en dat het een onderdeel zou zijn van het Belastingplan 2013. Mede door de publieke commotie en het afgebrokkelde politieke draagvlak voor de ‘forenzentaks’ is naar onze mening een apart wetsvoorstel ingebracht. Het wetsvoorstel is van een kritisch advies voorzien door de Raad van State. Omdat de Tweede en Eerste Kamer andere meerderheidsverhoudingen kennen is nog maar de vraag of dit wetsvoorstel daadwerkelijk wet zal worden. Realiteit is echter ook dat dit wetsvoorstel in de Miljoenennota is ingeboekt voor 1,3 miljard euro en daar zal bij niet doorgang toch ‘een oplossing’ voor gevonden moeten worden. Nieuw is hoe omgegaan moet worden met de ambulante werknemers. Hoe goed bedoeld ook om de praktijk hierin tegemoet te komen: deze bepalingen zijn complex en zullen de praktijk er niet eenvoudiger op maken.
Overige maatregelen
Vanaf 2013 wordt er een verhuurderheffing ingevoerd voor verhuurders van meer dan 10 huurwoningen. De heffing bedraagt in 2013 0,0014% en in 2014 0,231%. De grondslag van de heffing wordt bepaald aan de hand van de WOZ-waarden van de verhuurde woningen. De hoogte van een aantal heffingskortingen en tarieven zal per 1 januari 2013 worden aangepast. In het Belastingplan 2011 is afgesproken dat het tarief van de assurantiebelasting van 9,7% naar 9,5% per 1 januari 2015 verlaagd wordt. Op grond van overgangsrecht mag per verzekering gekozen worden of het nieuwe tarief toegepast wordt vanaf de eerstvolgende premievervaldatum of vanaf de eerstvolgende prolongatiedatum na 31 december 2014. Dit voorkomt hoge administratieve lasten voor de assurantiebranche. Kredietverleners zijn wettelijk verplicht om de Belastingdienst te informeren als zij hun zekerheidsrechten willen uitwinnen. Hierdoor zullen kredietverstrekkers nadrukkelijk rekening moeten gaan houden met het verhaalsrecht van de Belastingdienst. De belastingplichtige riskeert een verzuimboete die tot maximaal € 4.920 kan oplopen wanneer hij zijn aangifte inkomstenbelasting, vennootschapbelasting en schenk- of erfbelasting niet of niet op tijd indient. Hiermee wil het kabinet het tijdig doen van aangifte stimuleren.
Aangenomen maatregelen Eerder dit jaar heeft de Eerste Kamer al een aantal maatregelen in de Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 aangenomen, zoals:
Een eenmalige werkgeversheffing van 16% voor zover het loon in 2012 meer bedraagt dan € 150.000. Verhoging in 2013 van de werkgeversheffing die is verschuldigd over excessieve vertrekbonussen (hoger dan € 531.000) van 30 naar 75%. Verhoging btw-tarief Per 1 oktober wordt het algemene btw-tarief verhoogd van 19 naar 21%. Het nieuwe btw-tarief van 21% geldt voor goederen en diensten die vanaf 1 oktober 2012 worden geleverd. Hierbij is de leveringsdatum bepalend. En dus niet de factuurdatum. Het lage btw-tarief blijft 6%. Groene beleggingen De heffingskorting voor groene beleggingen blijft gehandhaafd op het niveau van 2012 (0,7%). Ook de vrijstelling in box 3 blijft gehandhaafd tot het maximaal geïndexeerde bedrag. De andere drie heffingskortingen in box 3 (sociaal ethisch, cultureel en durfkapitaal) en de hiermee samenhangende vrijstellingen worden per 1 januari 2013 wel afgeschaft. Nieuw is dat per 1 januari 2013 de waarde van groene beleggingen meetellen bij de vermogenstoetsen voor de zorgtoeslag, huurtoeslag en kindgebonden budget. Verdubbeling bankenbelasting.
Disclaimer Deze nieuwsbrief is een uitgave REAAL. De inhoud is met zorg samengesteld door fiscaal juristen van SNS REAAL en de redacteur van REAAL. Aan de inhoud kunnen geen rechten worden ontleend.