Nummer 9 – december 2008
Floron Nieuws Verrassingen in het laagveengebied In laagveenmoerassen komen veel bijzondere plantensoorten voor. De laatste jaren zijn er enkele soorten gevonden die we tot voor kort niet of nauwelijks uit het laagveengebied kenden. Het is te danken aan natuurbouwprojecten. Het Vechtplassengebied Het Vechtplassengebied is één van de belangrijke laagveengebieden in Nederland. Aan de oostkant grenst het aan de zandgronden van Utrecht en het Gooi, en aan de westkant aan de Vecht. Van oost naar west wordt het veen steeds dikker. De dikste lagen veen zijn afgegraven. Hier vinden we nu de plassengebieden, zoals de Loosdrechtse Plassen. De meeste bijzondere plantensoorten kwamen voor langs de oostrand van het Vechtplassengebied, op plaatsen waar het veen maar dun is. Veel hiervan was verloren gegaan door natuurlijke successie, door vermesting en door vermindering van de kwel. Sinds het begin van de negentiger jaren is gewerkt aan herstel en uitbreiding van de natuurwaarden in het zuidelijke deel van het Vechtplassengebied. Er liggen enkele belangrijke natuurbouwprojecten. In het natuurgebied ‘de Westbroekse Zodden’ van Staatsbosbeheer zijn verlande petgaten opnieuw uitgegraven, en in het gebied bij Tienhoven zijn door Natuurmonumenten nieuwe petgaten gegraven op voormalige landbouwgrond. Het veen is afgegraven tot op de onderliggende zandlaag. Doordat deze een onregelmatig oppervlak heeft zijn plassen ontstaan met een wisselende, maar meestal geringe diepte. Plaatselijk komt het zand zelfs tot aan of even boven het wateroppervlak. Floron-excursie Het zuidelijke Vechtplassengebied stond op het programma van een excursie van Florondistrict 11 op 19 juli van dit jaar. De excursie stond onder leiding van Wim
Vuik (districtscoördinator Floron) en Wim Weijs (vrijwilliger bij Natuurmonumenten). De petgaten zelf bleken tegen te vallen. Te voedselrijk geworden, door de aanwezigheid van veel zwanen en ganzen. Maar de plas-dras plekken tussen en naast de petgasten leverden een aantal verrassende vondsten op. Naast pioniers als Stijve moerasweegbree en Borstelbies zijn er soorten verschenen die we nauwelijks uit het laagveengebied kenden, zoals Moeraswespenorchis en Rond wintergroen (laatste vondst in het Vechtplassengebied in 1950!). Nog opmerkelijker is de vondst van Moeraswolfsklauw en Stekelbrem. Deze soorten kennen we van natte en drogere heidevelden..en zijn nooit eerder in het Vechtplassengebied gevonden. Het Hemelrijk De vondst van Moeraswolfsklauw in het Vechtplassengebied staat niet op zichzelf. Al eerder kwamen er meldingen van deze soort uit de Weerribben (1993) en de Wieden (2007). De vondst in De Wieden komt uit ‘Het Hemelrijk’, een natuurontwikkelingsgebied langs de zuidrand van het moerasgebied. Voormalige landbouwgrond, afgegraven en opnieuw ingericht in 1995. Hier zijn vorig jaar meer bijzondere soorten gevonden: naast Moeraswolfsklauw ook Blonde zegge en Slank wollegras. Voor Natuurmonumenten was dit aanleiding om de percelen in de zomer te gaan maaien, en de bosontwikkeling tegen te gaan. Er kwam nog meer bij. Twee leden van de KNNV Plantenwerkgroep Steenwijk ontdekten afgelopen zomer een tweede wolfsklauw-soort: Dennenwolfsklauw. Ecoloog Bart de Haan van Natuurmonumenten is enthousiast over de ontwikkelingen en wijdde er een persbericht aan. De laatste vondst kwam begin september. En alweer een wolfsklauw-soort: Grote wolfsklauw. Een zeldzame soort van
De trilvenen in het Vechtplassengebied zijn niet toegankelijk. Er zijn wel enkele voetpaden aangelegd die een goede indruk geven van het terrein.
de zandgronden, tot nu toe onbekend in het laagveengebied. Wolfsklauwen kunnen zich als sporenplant wat makkelijker verspreiden dan de meeste zaadplanten. Met sommige soorten gaat het de laatste jaren duidelijk beter. Ze profiteren van de vele natuurbouwprojecten en de verbeterde luchtkwaliteit. Met name Moeraswolfsklauw en Dennenwolfsklauw hebben zich opvallend uitgebreid. Het is wel de vraag of de uitbreiding blijvend is. Wolfsklauwen zijn pioniers: vooral aan het begin van de successie krijgen ze een kans. Het aantal natuurbouwprojecten zoals hierboven beschreven zal in de toekomst waarschijnlijk afnemen, door veranderingen in de subsidieregeling. ‘
‘ Op de Variadag zal beheerder Bart de Haan (Natuurmonumenten) aandacht besteden aan de flora en vegetatie van De Wieden. Laagveengebieden De huidige laagveenmoerassen zijn in hoge mate door de mens gevormd. Het eerste veen vormde zich natuurlijk, maar daarna werd het ontwaterd, ontgonnen en afgegraven. Op beschutte plaatsen groeiden de veenplassen weer dicht met jonger veen. Waar verder niets gebeurde ontstond moerasbos. Andere delen bleven open door de rietteelt en marginale landbouw. Nu zijn het vooral de natuurbeheerders die het gebied open houden. Het beheer van het laagveengebied, met al zijn rijkdommen, is arbeidsintensief. Vuil water moet buiten gehouden worden. Verzuring en vermesting moeten tegen gegaan worden. En mooiste stukken, de trilvenen, stellen hoge eisen aan de waterhuishouding. Sinds 1990 vormen de laagveenmoerassen een belangrijk onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur. Er kwam toen geld beschikbaar om laagveengebieden te herstellen, en waar mogelijk uit te breiden.
E. Hallier W. Fitch Nieuw in het laagveengebied: Rond wintergroen en Dennenwolfsklauw
FLORON nieuws Maatregelen moeten FLORON er bovenop helpen
FLORON – vertrouwen-visie en toekomst
Plan van aanpak voor FLORON
De Stichting FLORON is financieel gezien in zwaar weer gekomen. Na het wegvallen van enkele structurele fondsen is gekozen voor een meer projectmatige wijze van werken. De gehanteerde aanpak is onvoldoende effectief gebleken om alle kosten te dekken. Het bestuur van FLORON heeft inmiddels een aantal vergaande maatregelen genomen om het tij te keren.
Voor veel vrijwilligers zal het even schrikken zijn dat FLORON opnieuw in geldnood is geraakt, want het is niet de eerste keer. Voor de districtscoördinatoren was het in oktober reden om een extra vergadering te beleggen, waaraan bijna alle DC’s hebben deelgenomen.
FLORON is financieel gezien in de problemen terecht gekomen. Daarom heeft het bestuur besloten per 1 oktober 2008 een directeur a.i. aan te stellen. Ik ben gevraagd om een Plan van Aanpak te op te stellen. Hierin komt te staan wat er is misgegaan, welke korte-termijnmaatregelen al zijn genomen en wat er op de middellange termijn zou moeten gebeuren.
De volgende maatregelen zijn sinds 1 oktober genomen: - Voor drie medewerkers is een ontslagvergunning aangevraagd. - Baudewijn Odé is per 1 oktober als adviseur/ projectleider aan FLORON verbonden. - Rob van Westrienen, directeur van de stichting RAVON, zal tot het einde van het jaar sturing geven aan het Landelijk Bureau en maakt een Plan van Aanpak. Dit plan moet aangeven wat nodig is om FLORON er weer bovenop te helpen. Rob heeft uiteraard het volste vertrouwen van het bestuur. - Voor de periode na 1 januari zijn gesprekken gaande met een nieuwe directeur a.i. - Daarnaast wordt gezocht naar een nieuwe directeur voor na de interim periodes. Er wordt onderzoek gedaan naar nieuwe projecten én er wordt gekeken hoe de kosten in de toekomst strak beheerst kunnen worden. We vinden het als bestuur pijnlijk dat we zulke maatregelen moeten nemen. Ze zijn echter absoluut noodzakelijk om ook volgend jaar en de jaren daarna met FLORON verder te kunnen gaan. Op 15 november is de situatie met de DC’s besproken. Zij hebben uitgesproken FLORON waar mogelijk te helpen deze moeilijke tijd door te komen. Namens het bestuur N. Jeurink voorzitter, heeft u vragen, belt u dan tel 038 33 28 741 of email [email protected]
Ondanks het slechte nieuws was het een inspirerende bijeenkomst, die geresulteerd heeft in een visie. Die hebben we in november aangeboden aan het bestuur en het landelijk bureau. Op dit moment wordt er door het bestuur gewerkt aan een reddingsplan waarin ook de toekomstige organisatiestructuur en de werkzaamheden van FLORON worden beschreven. Wij vinden het belangrijk dat FLORON zich in de toekomst weer gaat richten op haar kerntaken: gegevensverzameling, vrijwilligersondersteuning en florabescherming. Daarnaast vinden we het belangrijk dat de vrijwilligers resultaat zien van hun inspanningen. Als DC’s zullen we er daarom op toezien dat deze zaken prioriteit krijgen. Ook hebben we aangeboden om mee te werken aan het maken van de verspreidingsatlas en nieuwsbrieven. Deze handreiking is gelukkig opgepakt en heeft er direct al voor gezorgd dat deze nieuwsbrief kon verschijnen. Ook zal een deel van de achterstand met het verwerken van de waarnemingen door een aantal DC’s worden weggewerkt. En depressie of niet, het werk van FLORON gaat absoluut door.
Uiterlijk 1 januari 2009 rond ik mijn Plan van Aanpak af. Hierin adviseer ik het bestuur wat te doen op de middellange termijn. Eén van de adviezen zal zijn dat vol zal moeten worden ingezet op het gefinancierd krijgen van de basistaken van FLORON: 1) het coördineren, enthousiasmeren en stimuleren van de vrijwilligers en 2) het verzamelen, valideren en beheren van de data. Er is goede hoop dat dit op middellange termijn geregeld kan worden. Rob van Westrienen. directeur a.i. (en directeur RAVON)
Als DC’s blijven we het vrijwilligerswerk ondersteunen, en plannen voor excursies en kampen in 2009 zijn alweer volop in de maak. Als jullie nog vragen hebben, dan zijn de Dc’s te allen tijde bereid om deze te beantwoorden. de districtscoördinatoren
Kruidenmix voor bestuur, vrijwilligers en landelijk bureau
Echt duizendguldenkruid
2
Wat is er tot nu toe gebeurd? Drie medewerkers is ontslag aangezegd vanwege de slechte financiële situatie van FLORON. Alle activiteiten waar geen inkomsten tegenover staan, zijn stil gezet en er wordt hard gewerkt om de lopende (betaalde) projecten versneld af te ronden. Uiteraard is het ook van groot belang in te blijven zetten op het binnen halen van nieuwe projecten. Gelukkig zijn er recent een paar nieuwe projecten gehonoreerd.
ND Penningkruid
Hallier Floron Nieuws - December 2008
Floranieuws uit de regio Muurplanten in Groningen
Deze kademuur heeft zich de afgelopen tien jaar prachtig ontwikkeld en is nu de meest soortenrijke kademuur van Groningen. Behoud van oude muren die in potentie geschikt zijn voor vestiging van muurplanten is daarom net zo belangrijk als het beschermen van bestaande groeiplaatsen.
De Diepenring opnieuw bekeken Edwin Dijkhuis en Willem Stouthamer
Het gaat de Groningse muurplanten voor de wind. Dat is de belangrijkste uitkomst van een onderzoek in 2008 waarbij de muurplanten op de kademuren in het centrum van Groningen, ter plaatse bekend als de Diepenring1, opnieuw in kaart zijn gebracht. Het onderzoek is een herhaling van het onderzoek dat in 1998 door de plantenwerkgroep van de KNNV-afdeling Groningen is uitgevoerd. Toen bleek de muurvegetatie van de Diepenring, in vergelijking met steden in de Randstad, matig ontwikkeld te zijn. Behalve een geringe soortenrijkdom ging het ook vaak om lage aantallen per soort. Alleen Muurvaren, Muurleeuwenbek en Muursla waren destijds goed vertegenwoordigd. Muurplanten hebben het in Groningen door de strengere winters moeilijker dan in de Randstad. Maar ook de geringe lengte aan kademuren in Groningen (circa 5 km) speelt waarschijnlijk een belangrijke rol. Het maakt niet alleen de kans op vestiging kleiner, maar het maakt ook de gevestigde muurvegetaties kwetsbaar. Het herhalingsonderzoek biedt de mogelijkheid om na tien jaar de balans op te maken. Veel soorten zijn in aantal toegenomen. Sommige soorten hebben zich zelfs spectaculair uitgebreid. Zo nam de
Muurvaren W.Fitch 1861
Ook de soortenrijkdom is toegenomen. Nieuw verschenen varens op de kademuren zijn Zwartsteel, Moerasvaren en Stijve naaldvaren. En Gele Helmbloem en Muurfijnstraal, die in Groningen al langer langs gevelmuren voorkomen, hebben zich nu ook op de kademuren gevestigd. Ook is er
Muurfijnstraal
ND
Muursla
ED
De toename van muurplanten past in de landelijke tendens. Veel muurplanten zullen hebben geprofiteerd van het warmere en nattere klimaat van de afgelopen tien jaar. Maar ook de betere bescherming van de groeiplaatsen door de Gemeente Groningen is van grote invloed. Bij reiniging en renovatie wordt zo veel mogelijk ‘gemitigeerd en gecompenseerd’. Daarnaast worden bij nieuwbouw, zoals recent bij de Reitdiephaven, voor muurplanten potentieel geschikte milieus gecreëerd.
1 Diepenring = grachtengordel 2 Dit is een termenduo uit de Flora- en faunawet. Mitigeren betekent schade voorkomen dan wel beperken.
sprake van uitbreiding van het aantal locaties met muurplanten. Illustratief hiervoor is de basaltstenen kade muur langs de jachthaven in de Oosterhaven. In 1998 was hier op floristisch gebied nog weinig te beleven.
Muurleeuwenbek blad
ND
populatie Gewone eikvaren toe van 4 naar 340 planten. Het is daarmee, na Muurvaren, de meest succesvolle varen op de kademuren in Groningen. Ook Muursla zit duidelijk in de lift. In 1998 was sprake van enkele tientallen planten. Nu staan er ruim 350 planten op de kademuren. Bij andere soorten verloopt de uitbreiding minder snel. Tongvaren en Steenbreekvaren zijn weliswaar toegenomen, maar de populaties zijn met respectievelijk 18 en 52 exemplaren nog steeds klein. Het zijn zeldzaamheden die we koesteren.
Floron Nieuws - December 2008
Muurplanten en enkele karakteristieke begeleiders Muurvaren Tongvaren Steenbreekvaren Eikvaren Muursla Muurleeuwenbek (m2) Vijg Zwartsteel Stijve naaldvaren Moerasvaren Gele helmbloem Muurfijnstraal Klasse
Aantal/oppervlak (m2)
0
0
A
1
B
2-5
C
6-25
D
26-50
E
51-500
F
501-5000
G
> 5000
1998
2008
Trend
F B C B D D A 0 0 0 0 0
G C E E E D A A A B D C
Toename Toename Toename Toename Toename Stabiel Stabiel Nieuw Nieuw Nieuw Nieuw Nieuw
3
Floranieuws uit de regio Opzienbarende adventieven in D11 Utrecht Wim Vuik, met dank aan Jan Pellicaan, Kees Goudsmits, Udo Tenge, Arie van den Bremer, Floris Brekelmans.
In 2008 zijn in D11 veel adventieve soorten gevonden. Diverse hiervan zijn op z’n minst ongewoon te noemen. Enkele van deze vreemde adventieve soorten worden hier besproken. Van alle soorten is herbariummateriaal en/of zijn foto’s beschikbaar. Waarschijnlijk de mooiste van dit stel is Phyteuma scheuchzeri. Sinds 2002 komt deze soort voor tussen de straatstenen in een straat in Utrecht met behoorlijk wat exemplaren. Deze groeiplaats was overduidelijk ontstaan via verwildering uit een tuin.We gingen er dan ook vanuit dat er verder geen vindplaatsen in Utrecht gevonden zouden worden van deze prachtige Rapunzelsoort. Verrassend genoeg werden in 2008 toch twee nieuwe groeiplaatsen gevonden in een totaal ander deel van Utrecht. Ook nu weer gewoon tussen straatstenen. Weliswaar met weinig exemplaren, maar wellicht is dit toch het begin van een zegetocht door de steden van Nederland.
En ja hoor, tijdens een inventarisatie van enkele geluidswallen in Amersfoort werden diverse zeer krachtige exemplaren gevonden. Interessant is dat deze geluidswallen al meer dan tien jaar terug zijn ingezaaid met wilde-plantenzaadmengsels. Zou de soort hier dan al minimaal tien jaar voorkomen? Ook over Gnaphalium pensylvanicum (Amerikaanse droogbloem) zijn de voorgaande jaren diverse berichten verschenen. Op enkele plaatsen in Nederland wordt de soort inmiddels gevonden. In D11 komt de soort al enkele jaren voor in Utrecht tussen de straatstenen. Verrassend evenwel was de vondst op een camping in Doorn: op open, grazige grond. Ongetwijfeld gaat ook deze nu nog vrij onbekende soort een aardige toekomst tegemoet in Nederland.
Deze kleine teunisbloemsoort is gevonden in een berm van een invalsweg naar de bebouwde kom in Leusden.
Grote vlotvaren RvdM
Phyteuma scheuchzeri WV
Trifolium aureum of Akkerklaver is in Midden-Europa inheems. In Nederland schijnt deze klaver maar zeer zelden gevonden te worden. Een enkel exemplaar werd gevonden op een industrieterrein in Nieuwegein. Waarschijnlijk is deze soort hier terecht gekomen via aangevoerde grond. De afgelopen jaren zijn er een aantal publicaties verschenen over Pimpinella peregrina. Deze ‘Vreemde bevernel’ zou voornamelijk in zaadmengsels zitten.
4
Oenathera perennis AvdB
Wellicht de meest bijzondere adventieve soort die dit jaar gevonden is, is Selaginella kraussiana, een zeer makkelijk te kweken sporenplant. Het geslacht wordt in het Duits ‘Moosfarn’ genoemd, en is verwant aan de wolfsklauwen. In Groot-Brittanië is de soort al diverse keren verwilderd gemeld en ook in België schijnt hij soms te verwilderen. In Nederland is dit echter nog niet het geval. De soort is gevonden in een al jaren totaal vervallen en bijna gesloopte kas in het centrum van Blaricum. Deze niet winterharde soort moet hier, aan de grote groeiplaats te zien, hier toch al meerdere jaren hebben gestaan.
Salvinia molesta (Grote vlotvaren) is een bekende vijver- en aquariumplant. In het wild wordt de soort maar zeer zelden aangetroffen. Vrijwel altijd betreft dit dan weer exemplaren uit in sloten leeggekieperde aquaria. Wellicht zijn de exemplaren die gevonden zijn in een stadsvijver in Amersfoort daar ook zo terechtgekomen. Op een talud bij een tramhalte in Nieuwegein werd Alysum montanum (Bergschildzaad) gevonden. Deze fraaie soort wordt in rotstuinen niet zo vaak aangetroffen. Het was dan ook nogal verrassend om Bergschildzaad te treffen op een tramtalud. Tuinen zijn in de directe nabijheid niet aanwezig, dus hoe de soort op dit talud terecht is gekomen, is een raadsel.
Selaginella kraussiana, ‘Gold’ Pender Nursery
Regelrecht spectaculair was het vinden van Oenothera perennis, vroeger ook wel O. pumila genoemd. In het begin van de vorige eeuw schijnt de soort o.a. gevonden te zijn bij bekende adventiefterreinen in Wormerveer. Bij mijn weten zijn er in Nederland de laatste tijd geen meldingen geweest van deze soort.
Op deze vindplaats werden tevens Tongvaren, Steenbreekvaren en massaal Slaapkamergeluk aangetroffen. Derhalve best een bijzondere plaats. Het zal echter van korte duur zijn. De eigenaar van de ernaast gelegen kapitale villa vertelde dat deze kas binnen afzienbare tijd een zwembad wordt. Past natuurlijk ook beter in zo’n villawijk!
Floron Nieuws - December 2008
kort flora - nieuws Herfstalsem
Vroeg havikskruid in Gelderland
Peter Venema Vier jaar na de eerste vondst van Herfstalsem (Artemisia verlotiorum) in Rotterdam door Remko Andeweg is de soort nu ook gevonden in Meppel! De melding komt van Peter Venema, die jaarlijks een kilometerhok in Meppel intensief onderzoekt. Het afgelopen jaar vond hij Herfstalsem aan een slootkant in een woonwijk en op de geluidswal van een autoweg. Het gaat om een tiental exemplaren. Zowel de geluidswal als het betreffende deel van de woonwijk zijn tussen 1990 en 1995 aangelegd. Omdat de Herfstalsem zich, voor zover bekend, in ons land uitsluitend vegetatief (met wortelstokken) kan verspreiden, is het aannemelijk dat deze planten zich via grondtransport in Meppel hebben gevestigd. De groeiplaatsen in Meppel liggen hemelsbreed ongeveer 150 km van de groeiplaats in Rotterdam. Het lijkt uiterst onwaarschijnlijk dat zich tussen Rotterdam en Meppel niet meer groeiplaatsen bevinden.
Herfstalsem PV
Herfstalsem is afkomstig uit China en waarschijnlijk in de 19e eeuw met legermateriaal ingevoerd in Frankrijk. Sindsdien verspreidt de soort zich langzaam over Europa. De soort lijkt sterk op Bijvoet (Artemisia vulgaris) en groeit op vergelijkbare plaatsen. Van die soort verschilt Herfstalsem onder andere in de vorm van de eindslip van de bovenste bladeren. Bij Herfstalsem is de eindslip lang en gaafrandig (zie foto), bij Bijvoet zijn alle eindslippen getand en gelobd.
Herfstalsem Floron Nieuws - December 2008
Hans Gugl
Louis-Jan van den Berg Na recente vondsten in Amsterdam en Haarlem (2006 en 2007), is Vroeg havikskruid (Hieracium glaucinum) nu ook op een aantal plaatsen in Gelderland aangetroffen. Bij de eerste vestiging in Gelderland hadden liefhebbers een belangrijk aandeel: Omstreeks 2002 is de plant in de tuin van Benno te Linde aangeplant als levend souvenir aan een vakantie in de Franse Jura. Ook collega Louis-Jan van den Berg kreeg een exemplaar van dit havikskruid met opvallend getekende blad. De planten sloegen goed aan en in de buurt van de moederplanten verschenen de volgende jaren diverse zaailingen en jonge planten. De eerste vondst buiten een tuin in Gelderland was in ieder geval een echte gardenescape’: op 8 mei 2005 ontdekte Te Linde een bloeiend exemplaar tussen de stoepstenen op ruim 100 meter van zijn tuin in Babberich. De diverse spuitronden met herbiciden die de gemeente Zevenaar uitvoert om het groen eronder te houden hebben een eind gemaakt aan de eerste ontsnappingspoging van Vroeg havikskruid. In Lichtenvoorde bleek de soort het goed te doen: in de tuinen van de directe buren van Van den Berg zijn diverse zij het kortdurende vestigingen waargenomen. De soort kiemde tussen stenen, aan de rand van een vijver en in plantenbakken. De meeste exemplaren verdwenen weer snel doordat de tuinen keurig worden onderhouden.
Of de soort zich echt pas recent in Gelderland heeft weten te vestigen, kan niet met zekerheid worden vastgesteld aangezien woonwijken pas sinds enkele jaren door te Te Linde en Van den Berg worden onderzocht. Stedelijk gebied is nog nergens uitputtend onderzocht, maar gezien het aantal vondsten mag worden verondersteld dat Vroeg havikskruid nog veel vaker op vergelijkbare groeiplaatsen te vinden zal zijn. Het is trouwens opvallend dat Vroeg havikskruid in weerwil van zijn Nederlandse naam het laatste havikskruid is dat in de herfst nog bloeit.
Opnieuw Kamferalant Egbert de Boer Vorige herfst hebben we in FLORONnieuws, nummer 7, aandacht besteed aan de snelle opmars van Kamferalant (Dittrichia graveolens). [Typ in Google: FLORON-nieuws, nummer 7.] De afgelopen herfst bleef het lang stil. Zelf zag ik in november de plant op enkele plekken langs de A28 ter hoogte van Harderwijk. Op waarneming.nl stond een vondst in de omgeving van Epe. Wim Vuik kwam met enkele vondsten van Jan Pellicaan langs de A28 bij Amersfoort, met als opmerking: alle vondsten zijn in middenberm gezien in de file. En Kees Goudsmits vond Kamferalant in de wegberm van de provinciale weg Zeisterspoor in Soesterberg. Hierbij valt op te merken dat zo'n beetje de hele Zeisterspoor voert langs militaire terreinen en kazernes.
Enkele jaren later had de plant de andere zijde van de straat bereikt waar zij groeide naast een straatput. Weer een jaar later groeide zij op braakliggend terrein op een 100 meter van de plaats waar zij was aangeplant. Inmiddels heeft de plant zich al op meer plaatsen in de omgeving weten te vestigen. Het is niet uit te sluiten dat zij zich nog verder door het dorp zal verspreiden.
Kamferalant
Gelukkig zijn niet alle Gelderse vondsten direct te linken naar de beide Gelderse onderzoekers: Vroeg havikskruid is gevonden tussen stoepstenen op woonerven en in steegjes achter huizen in enkele woonwijken in Lochem, Duiven en in een wijk aan de rand van Lichtenvoorde, ver van het huis van Van den Berg. In het centrum van Apeldoorn is een populatie ontdekt in de voegen van een basaltkade langs het Apeldoornsch Kanaal.
De vele vondsten bij ’t Harde (2007) en de vondsten bij Soesterberg (2008) wijzen opnieuw in de richting van opslagterreinen van zwaar militair materieel dat ook in het buitenland wordt gebruikt. Zulke terreinen worden vaak bewaakt en zijn niet toegankelijk, zodat eventuele groeiplaatsen maar moeilijk ontdekt worden. Hetzelfde geldt voor middenbermen van snelwegen: niet erg toegankelijk voor een inventarisatie, behalve als je noodgedwongen stil staat.
AvdB
5
kort flora-nieuws Bunkerflora Joop Hilster
Dat de Tongvaren bezig is met een opmars was al bekend. Groeiplaatsen in waterputten, in rioolputten, op (kade)muren, op hout, en gewoon op de grond, waren al bekend. Martin Jonker ontdekte dit jaar een grote groeiplaats van Tongvaren aan een bunker op de zeereep van de Amsterdamse Waterleidingduinen. Zo zijn die bunkers toch nog ergens goed voor.
Hoe gaat het verder met … Zeealant (FloronNieuws 5 en 7) En alweer is er een vondst van Zeealant. Ditmaal op Texel, in het natuurgebied De Schorren aan de noordoostkant van het eiland. De soort werd hier afgelopen zomer gevonden door medewerkers van Natuurmonumenten. Het is de derde vondst in Nederland. Dit betekent dat de soort nu opgenomen kan worden op de Standaardlijst van de Nederlandse Flora. Eerder werd Zeealant gevonden op Goeree (2006) en op Griend (2007). Zie ook Gorteria 332 (2008).
Oranje Springzaad ( FloronNieuws 8) In Groningen werden door Kor Raangs nieuwe groeiplaatsen nabij het Zuidlaardermeer gevonden. Het betreft een groeiplaats langs een brede tochtsloot in de Onnerpolder, een veenweidegebied aan de westzijde van het Zuidlaardermeer.
Tongvaren in bunker JH
Stomphoekig sterrenkroos verovert Drenthe Edwin Dijkhuis & John Bruinsma
Op 21 juni organiseerden de Werkgroep Florakartering Drenthe en FLORON een workshop ‘Herkennen van sterrenkrozen’. Dertien deelnemers uit Groningen en Drenthe maakten op deze geslaagde dag kennis met dit lastige geslacht en het determineren hiervan. Van te voren was aan de cursisten gevraagd om vers materiaal mee te brengen. Tot onze verbazing bleek Stomphoekig sterrenkroos (Callitriche obtusangula) het meest verzamelde sterrenkroos.
□ melding 1977-1999. ● melding 2000-2008
Oranje springzaad
6
KR
Over het voorkomen van Stomphoekig sterrenkroos in Drenthe heeft lange tijd twijfel bestaan. Tot en met 2005 waren er slechts zes groeiplaatsen bij FLORON bekend.
Dit aantal is alleen al door de cursus verdubbeld! De workshop heeft duidelijk gemaakt dat Stomphoekig sterrenkroos in Drenthe momenteel (veel) algemener is dan tot dusver aangenomen. Navraag bij de provincie Drenthe leverde aanvullende waarnemingen op. Zetten we alle beschikbare gegevens op een rij, dan blijkt dat Stomphoekig sterrenkroos inmiddels verspreid over heel Drenthe is aangetroffen. Stomphoekig Cursisten aan het werk ED sterrenkroos wordt ook steeds vaker gemeld: 80% van alle waarnemingen in Drenthe is van na 2000. Dat dit niet alleen het effect is van een betere herkenning, blijkt uit het waarnemingenbestand van de Bekenwerkgroep Nederland. In de 75 opnames die de BWN tussen 1972 en 1979 in Drenthe maakte, komt slechts één keer Stomphoekig sterrenkroos voor. Bij een herhalingsonderzoek in 2008 is het echter aangetroffen in negen van de elf opnames die gemaakt zijn in boven- en middenlopen van beken in het Drentse Aa gebied. Het beeld past in de landelijke trend. Stomphoekig sterrenkroos breidt zich sinds de jaren tachtig sterk uit op het pleistoceen, en heeft nu dus ook Drenthe veroverd!
Floron Nieuws - December 2008
kort flora-nieuws De opmars van Bleek cypergras in Nederland Koos Ballintijn De afgelopen zomer vonden mijn vrouw en ik in Purmerend een voor ons onbekende plantensoort op een braakliggend stukje industrieterrein. Verspreid over het vochtige, ruderale terrein groeiden zo’n 50 exemplaren. Het bleek om Bleek cypergras (Cyperus eragrostis Lam.) te gaan. We ontdekten dat Bleek cypergras sinds 2006 al 15 keer op de site van Waarneming.nl gemeld was. Ook andere internetbronnen vermeldden waarnemingen van de soort. Omdat Bleek cypergras sinds 2004 als wachtkamersoort aangemerkt wordt, leek het interessant de uitbreiding van deze soort eens nader onder de loep te nemen. Verspreiding Hoewel er wat vroege vondsten van de soort bekend zijn uit het Nederlands Kruidkundig Archief, Florivon en Stadsplanten (T. Denters, 2004) lijkt het erop dat Bleek Cypergras vooral sinds 2000 begint op te rukken. Raadpleging van NHN, FLORON (LB en districtscoördinatoren), Waarneming.nl, bSR Rotterdam en KNNV Zoetermeer leidde tot bijgaande tabel en figuur. Bij de beoordeling van de tabel en het kaartje moet er rekening mee gehouden worden dat nog niet alle gegevens van 2007 en eerder zijn gevalideerd, en dat van 2007 en 2008 nog waarnemingen kunnen binnenkomen.
Ecologie Bleek cypergras heeft zijn natuurlijke verspreiding in de moerasgebieden van het westen en zuid-westen van de V.S. (Oregon, California, Louisiana en Missisipi) en delen van Zuid-Amerika. Ook voor Nederland worden vaak vochtige tot natte terreinen genoemd. Met zijn ondergrondse wortelstok kan Bleek cypergras waarschijnlijk niet al te strenge winters overleven. Ook de zaadverspreiding lijkt effectief omdat de soort vaak in de buurt van eerder bekende groeiplaatsen blijkt op te duiken. Bleek cypergras zou wel eens een blijvertje kunnen worden.
7e edite plantencursus Friesland van start Gertie Papenburg In Friesland, districten 3 en 4, vinden vrijwel alle FLORON-activiteiten plaats onder auspiciën van het ‘planteferbân’ van de Fryske Feriening foar Fjildbiology (FFF). In 1982 startten Jacob Koopman en Philip Zeinstra de eerste tweejarige Plantencursus Friesland op, met dertig deelnemers en een zelf ontworpen cursusboek naast uiteraard de Heukels’. De bedoeling was kader te kweken voor planteninventarisaties. Dé grote motor was Jacob. Hij is ook degene die alle zes edities begeleid heeft, met wisselende kompanen. Vanaf het begin waren er altijd meer belangstellenden dan geplaatst konden worden, vandaar dat er steeds weer nieuwe afleveringen georganiseerd werden. In totaal hebben ruim 130 cursisten de cursus gevolgd. De cursus is steeds afgesloten met een echt examen, en voor de geslaagden was er een officieel FFFcertificaat. Hoewel de cursus wel klaarstoomt voor, maar natuurlijk niet verplicht tot actieve inventarisatie, hebben veel cursisten zich wel aangesloten bij een van de zeven regionale plantenwerkgroepen die in Friesland actief zijn. De lijst van actieve waarnemers omvat in Friesland bijna 70 namen, op een bevolking van nog geen 650.000.
t/m 1995 t/m 2001 t/m 2003 t/m 2004 t/m 2005 t/m 2006 t/m 2007 t/m 2008
1 3 7 12 22 27 47 60
Aantal sinds 1975 gemelde kilometerhokken met Bleek cypergras.
Floron Nieuws - December 2008
In januari gaat de zevende editie van start. Het zoekgebied voor cursisten is uitgebreid naar de drie noordelijke provincies, en met enige ironie is de cursus nu ‘Plantekursus Fryslân en omkriten’ (= Friesland en omstreken) gedoopt. De cursus is weer geheel voltekend en er staan (gelukkig en helaas) ook weer mensen op de wachtlijst.
Het allergrootste verschil met de eerste zes edities is, dat Jacob er niet bij is. De cursus is in eerste instantie teruggebracht tot één jaar, met de optie het tweede jaar door te gaan als daar behoefte aan is. Die tijdsinperking is vooral mogelijk, omdat de cursisten veel zaken zelf gaan doen met internet als grote vraagbaak. De cursisten werken thuis in duo’s om de voortgang zoveel mogelijk te stimuleren. In de maanden januari-maart en oktoberdecember wordt de cursus ’s avonds in een school te Drachten gehouden. In de seizoensmaanden vinden de activiteiten overdag plaats op verschillende locaties; vooraf is er les in plaatselijke kroegen e.d., daarna is er een veldexcursie. De begeleiders zijn de DC’s 3 en 4 (Harry Waltje en Gertie Papenburg); zij worden op enige afstand bijgestaan door DC 2 (Willem Stouthamer) en DC 5 (Edwin Dijkhuis).
Vondst van Serapias vomeracea (Lange tongorchis), spectaculair, of ... E.de Boer
Afgelopen zomer werden in een natuurgebied ergens in Oost-Nederland bloeiende planten aangetroffen van de Lange tongorchis (Serapias vomeracea). Het bekende verspreidingsgebied ligt rondom de Middelllandse Zee, en hoofdzakelijk ten zuiden van de Alpen en de Pyreneeën, en verder oostwaarts. Lange tongorchis BtL
Eerder was de plant al waargenomen maar pas in de zomer van 2008 kwamen er bloemen in. Met de Nederlandse, Belgische en Duitse flora’s bleek hij niet te determineren. Het Orchideeënboek van J. Landwehr (Wilde orchideeën van Europa, deel 2, nr. 162 / 163) bracht uitkomst. De plant was kniehoog en de vindplaats zag er natuurlijk uit. Zeker een spectaculaire vondst voor een soort met een Zuid-Europese verspreiding. Hoe is het mogelijk dat zo iets ineens 1000 km noordelijker kan opduiken? Door het lichte zaad dat met de wind uit zuidelijker richtingen hier terecht is gekomen? Enne, als je bedenkt dat het mogelijk is dat er op Terschelling zomaar tien edelherten uit de lucht kunnen komen vallen, kijk je niet echt op van zo’n plantje in OostNederland. Klimaatverandering?
7
verslag inventarisatieweekenden 2008 FLORON-kamp in SintMaartensvlotbrug (NH) 4-6 juli 2008 Koos Ballintijn Vanuit de geriefelijke camping ’t Ruige Veld te Sint-Maartensvlotbrug werden de duinen in de kop van Noord-Holland geïnventariseerd. Het ging daarbij om de Pettemer- en de Noordduinen en het Zwanenwater. Omdat in het Zwanenwater broedkolonies van Lepelaar en Aalscholver aanwezig zijn, mocht van dit gebied maar een beperkt deel worden onderzocht. Door de grote variatie in onderzochte duinbiotopen konden veel leuke soorten worden genoteerd. In de natte duingedeelten werden Galigaan en Waterdrieblad veel gevonden. Miezepieters als Dwergbloem en Dwergvlas groeiden met Parnassia, Moeraswespenorchis, Moeraskartelblad en Stijve moerasweegbree in de vochtige duinvalleien.
Zeekool ND
Dichter naar zee werden naast Zeewinde, Strandbiet en Zeekool (zie foto boven) ook Bilzekruid en Gele hoornpapaver aangetroffen. De zeereep zorgde voor o.m. Biestarwegras en Kustmelde. In de Noordduinen werden ook mooie populaties met Zeewolfsmelk gezien. In totaal werden 34 kilometerhokken geheel of gedeeltelijk geïnventariseerd. Zie het kaartje hiernaast. Dit leverde via de streeplijsten 4201 waarnemingen op. Daarnaast werden nog eens 635 detailwaarnemingen aangeleverd.
Er werden tijdens het kamp 573 soorten waargenomen, waarvan 48 Rode-Lijstsoorten en 60 abundantie soorten . Vermeldenswaard zijn de vondsten van Voorjaarszegge, nog niet eerder in district D12 gevonden, en Kleine ruit die nog slechts van 2 hokken bekend was. Aan het kamp hebben 34 mensen deelgenomen. Naast de vertrouwde kampdeelnemers was er gelukkig ook weer een aantal nieuwe vrijwilligers. Zoals gebruikelijk hebben de deelnemers samen gezorgd voor een vruchtbaar weekend. Door intensief te inventariseren, door waar nodig de handjes te laten wapperen en door met een goed humeur voor een gezellige atmosfeer te zorgen. Wij bedanken Staatsbosbeheer en het Noord-Hollands Landschap voor hun bijdrage in de verblijfskosten.
Floronweek in Berlicum (N-Brabant) John Bruinsma
Opzet Het kampje in Middelrode (Berlicum) had een ongebruikelijke opzet. Nieuw is dat het een hele week duurde (6-13 juni), dat er uitsluitend gekampeerd werd en dat de deelnemers zelf voor eten en drinken moesten zorgen. Nadrukkelijk was gesteld dat je niet aan het hele kamp hoefde deel te nemen.
Inderdaad zijn slechts enkelen alle dagen aanwezig geweest, met als belangrijkste scheidslijn degenen die uitsluitend in het weekend aanwezig waren tegenover degenen die in de midweek kwamen kamperen. Elke morgen was een ruime voorraad streeplijsten en km-hokken aanwezig en werden spontaan groepjes gevormd. Deze opzet is over het algemeen goed bevallen, waarbij zij aangetekend dat nietkampeerders per definitie waren buitengesloten. De opzet geeft veel meer rust en privacy aan de deelnemers dan een collectief kamp en de organisatie is zowel tijdens de voorbereiding als tijdens het kamp veel eenvoudiger. Het viel op dat na de excursie elke dag spontaan een grote kring van determinerende en anderszins keuvelende mensen ontstond rond (zelf meegebrachte) spijs en drank. Het vaakst gehoorde bezwaar is dat enkele deelnemers het zelf klaarmaken van de warme maaltijd als hinderlijk ervoeren. Een gezamenlijk onderkomen (schuur, grote tent) is een voorwaarde om bij slecht weer bij elkaar te kunnen komen. Omgeving Aanleiding tot de keuze van deze regio was dat de omgeving van ’sHertogenbosch, waar Berlicum vlak bij ligt, enerzijds een gevarieerde flora heeft en dat er anderzijds er op basis van kmhok weinig van bekend is. Zo goed als op de kaart mogelijk is, zijn gevarieerde kmhokken uitgezocht in het beekdal van de Aa, op de kwelrijke overgang van het Brabantse zand naar de Maas, langs de rivier en in ’s-Hertogenbosch en Rosmalen. De 20 deelnemers (de eenjarige niet meegerekend) hebben 17 ‘volledige’ en 6 gedeeltelijke streeplijsten ingevuld. Op de lijsten van de volledig onderzochte hokken zijn bijna overal tussen de 200 en 300 soorten aangestreept met als toppers een hok in de stadsrand van ’s-Hertogenbosch (318 soorten) en een in een buitenwijk van dezelfde stad: 302 soorten. Bij elkaar zijn 680 soorten waargenomen. Stedelijk gebied In de stad en dorpen zijn, naast nog te determineren soorten, onder andere de volgende bijzondere soorten gevonden: Klimopbremraap, Kransgras, Stijf hardgras en het steeds vaker in de bebouwing opduikende Smal fakkelgras. Onder andere een Hyoscyamus (geslacht Bilzekruid) moet nog worden uitgezocht. Buitengebied In het buitengebied werden bijzondere soorten gezien in natuurherstelprojecten: plagplekken, soms te midden van droge lanbouwgebieden.
8
Floron Nieuws - December 2008
verslag inventarisatieweekenden 2008 Weekend in Elst Ineke Jansonius
Pilvaren is een laag, op het eerste gezicht biesachtig plantje, dat met zijn kruipende wortelstok aaneengesloten matjes kan vormen. Pilvaren verschijnt soms als pionier op natte, voedselarme bodem. Het is daardoor één van de soorten die profiteren van natuurbouwprojecten. Zoals de naam aangeeft is Pilvaren een sporenplant. Net als bij ‘echte’ varens zijn de jonge, zich ontwikkelende bladen opgerold. Aan de
Het gaat dan om Wateraardbei, Moeraskartelblad, Pilvaren (zie kader), Echt duizendguldenkruid en dergelijke. Verder zijn in het buitengebied soorten aangetroffen als Bleke zegge (De Geelders, Boxtel), Voszegge (bij het Engelermeer bij ’sHertogenbosch en op een pad in de Sompen en Zooislagen (Nieuw-kuijk) , Kaal breukkruid (massaal op een pad bij kasteel Heeswijk; op het Brabantse pleistoceen worden meestal enkele planten als adventief gevonden) en de in het rivierengebied her en der massaal voorkomende Kamgras, Veldgerst en Goudhaver. Op verscheidene plaatsen werden jonge bomen gezien die niet van Zwarte populier te onderscheiden zijn en die we noteren als Populus nigra + canadensis. In het Bossche broek staat er een van drie meter hoog. We kijken terug op een geslaagd kamp, waarvan de opzet voor her- Bleke zegge L.Reichenbach haling vatbaar is.
Floron Nieuws - December 2008
Half juli was de Stayokay (jeugdher-berg) van Elst uitvalsbasis voor een Floronkamp. Met 22 deelnemers en een aantal dagbezoekers was het een vrij klein kamp, maar hier gold duidelijk “klein, maar fijn”. De sfeer was prima, het weer helaas iets minder. Op vrijdag was er een gezamenlijke excursie. We werden door Han Runhaar rondgeleid door de zandafgraving Kwintelooijen. In de greppels rond het recreatieterrein vonden we Duits viltkruid en Dwergviltkruid, en een eindje verderop op een vochtig pad Bosdroogbloem. Voor de Grote keverorchis waren we te laat in het jaar, maar een bosje verderop stond het Rond wintergroen te pronken als nooit tevoren. Andere leuke soorten waren Fraai en Echt duizendguldenkruid, Slijkgroen, Kleine tijm en op de naastgelegen heide Klein warkruid. Plantensociologische Kring Op zaterdag werden we versterkt met een aantal leden van de Plantensociologische Kring Nederland. Samen met een aantal “dagjesmensen” liep het aantal deelnemers op tot 32.
Het idee van deze gezamenlijke dag was om leden van de PKN kennis te laten maken met het strepen van Floron en de Florondeelnemers kennis te laten maken met het maken van vegetatieopnamen. Voor de vegetatieopnamen reisden we met de hele groep af naar de Bosscherwaarden ten zuiden van Wijk bij Duurstede. Floristenluiheid in de zin van “ik heb alle Poa’s al, ik hoef niet meer te kijken” was niet meer aan de orde. Elke spriet moest benoemd worden en daarna moesten we oefenen in het schatten van hoeveelheden. Dat leverde nog wel discussie op. Al die grassprieten lijken niet alles te bedekken, maar het totaal moest toch zo’n 90% worden! ‘s Middags lagen de rollen omgekeerd. De floristen mochten de PKN’ers inwijden in het strepen. Vrijwel alle groepen gingen hiervoor naar de Betuwe, een van de witte gebieden in deze regio. De reacties waren verdeeld van “leuk die Betuwe” tot “wat een saaie aangeharkte dorpen”. Feit is in ieder geval dat er verschillende leukere “riviersoorten” gevonden zijn zoals Groot warkruid, Stinkende ballote, Doornappel, Gewone steenraket, Breukkruid, Engelse alant, Grote bevernel, Echt bitterkruid, Heelblaadjes, Klein vlooienkruid, Aardbeiklaver, Heen, Late stekelnoot, Rode ogentroost, Kattendoorn en Esdoornganzenvoet. De doelsoort Bermooievaarsbek is in deze regio geen grote zeldzaamheid, gedurende het weekend is de soort 6 keer gestreept. Over het algemeen werd de uitwisseling als zeer positief ervaren: een keer met een andere blik kijken, nieuwe mensen ontmoeten en het gezamenlijk trotseren van elementen. Het was jammer dat de PKN de opengevallen plekken door afzeggingen niet had weten in te vullen, zodat de verhouding nogal scheef was. Ook waren de Bosscherwaarden niet erg speciaal.
‘Samenwerking tussen ‘gewone’ floristen en sociofloristen (ook wel plantensociologen genoemd) is een voortdurende bron van fricties, verrassingen en verbazing, in een afwisseling die wel wat van een trekharmonica wegheeft. Want de uiteenlopende verplaatsingssnelheden springen het meest in het oog. Terwijl de socioflorist één enkele vierkante meter van de aarde lijkt te kussen en daar elke vegetatieve grasspriet driemaal omkeert om ’m zijn ware identiteit te ontfutselen, graast de pure florist heel wat grootschaliger en voornamelijk op bloeiend spul. Dat kan veilig, want haar of zijn hok is 1 miljoen keer zo groot’ .
De uitwisseling is zeker voor herhaling vatbaar. Een meer gezamenlijke voorbereiding, kan de waarde van de uitwisseling vergroten. Van mij had het een gezamenlijk kamp mogen zijn in plaats van een eendaags bezoek, zodat je ook een gezamenlijke avond hebt waarop de kennismaking voortgezet kan worden. Er was plek genoeg in de herberg! Zondag konden de deelnemers kiezen tussen hokken in het rivierengebied, de heuvelrug en het urbaan district. We kijken terug op een wat nat, maar erg gezellig Floronkamp. Alle deelnemers heel erg bedankt!
Eddy Weeda
9
Verslag inventarisatieweekenden 2008 Zeeuwse Kusten IV
In zijn onvolprezen standaardwerk memoreert Eddy Weeda dat de exemplaren bij Bladel ondermaats zijn en dat de soort bij Reusel sterk achteruitgegaan is.
Justus van den Berg en Wim van Wijngaarden Het vierde kamp langs de Zeeuwse kusten (12 t/m 14 september) was gericht op de kust van Schouwen. Op vrijdagmiddag zijn we gestart met regen, maar daarna brak de zon toch door en op zondag alleen maar zon. In totaal hebben 53 mensen deelgenomen aan het kamp. Er zijn gegevens verzameld uit 66 kilometerhokken, zie kaartje. Er zijn veel bijzondere gebieden bekeken, zoals de werkeilanden Neeltje Jans en Roggenplaat. We hebben ook het attractiepark Delta Expo geïnventariseerd. Daarnaast een groot deel van de zuidkust tot en met Zierikzee en de noordelijke rand tot en met Brouwershaven.
Spiraalruppia (Ruppia cirrhosa) is een zeldzame soort van het kustgebied. De soort groeit in ondiep, brak of zilt water. Snavelruppia lijkt veel op een smalbladige fonteinkruid-soort. Na de bloei is de soort onmiddellijk te herkennen aan de lange spiraalvormig opgerolde vruchtsteel. Toename van varens De varens in de steden Zierikzee en Brouwershaven lijken toegenomen; naast de algemene soorten vonden we ook Zwartsteel, Tongvaren en Steenbreekvaren.
Geïnventariseerde kmhokken en vondsten van Rode Lijst-soorten.
Belangrijke 'wapenfeiten' zijn: de massa Spiraalruppia (zie kader) in de Kisters inlaag (50-409) en nog steeds veel Glad biggenkruid (Hypochaeris glabra) op Neeltje Jans. Bekend, maar nog veel meer dan voorheen is het grote aantal Gele hoornpapaver op de Roggenplaat: nu twee keer 300 strekkende meter. Zeer fraai waren de grote groeiplaats van Driedistel en Wegedoorn vol met bessen in het duingebied van Schouwen. In het duingebied is ook Valse zandzegge (Carex reichenbachii) gesignaleerd. Deze soort uit de Zandzeggegroep is jarenlang niet als een 'echte' soort beschouwd, zodoende niet in de flora opgenomen, en daardoor niet eerder herkend. Nieuw was de vondst in meerdere hokken van Duits viltkruid en Dwergviltkruid. Ook de Hoge fijnstraal (Conyza sumatrensis) is in diverse natuurgebieden gesignaleerd. Fluweelblad is in enkele akkers op Schouwen.gevonden. De soort was al bekend van Zuid-Beveland.
Voor de insectenwerkgroep van Zeeland zijn we op zoek geweest naar drie soorten wilgen Kraakwilg (S. fragilis), Bittere wilg (S. purpurea) en Amandelwilg (S. triandra). Deze soorten zijn spaarzaam waargenomen. Hopelijk kunnen de soortspecifieke bladwespen dit jaar of volgend jaar worden vastgesteld. Al met al een zeer geslaagd kamp waaraan naast een boel mannen, 22 vrouwen en 13 Zeeuwen (waarvan 5 vrouwen en 8 mannen) hebben deelgenomen.
Canadese rus: een update
In 2001, 2002 en 2008 bracht ik in het kader van de inventarisatie van de wijde omgeving enkele bezoeken aan de Kroonvensche Heide ten zuiden van Bladel. Daar zag ik in drie kilometerhokken Juncus canadensis, onder andere in het hok waar de soort ook in 1989 werd waargenomen. Naast de nog steeds aanwezige restanten van bloeiwijzen van het vorig jaar (jaren?) waren volop bloeiende exemplaren aanwezig. De abundantie schatte ik elke keer op de een na hoogste klasse (4 of F). Ook over de lengte van de exemplaren viel niet te klagen, zij het dat de maximale hoogte van 100 cm niet werd gehaald. De groeiplaats waarop ik Canadese rus zag, was evenwel opmerkelijk. In plaats van 'op venige paden' zag ik de soort in en langs de vennen op de voornoemde heide: het Oude Kroonven en het Kroonven. In beide gevallen groeide de soort in de twee hokken waarin de vennen liggen. De vennen zijn beslist niet kalkrijk. Gezien de trouwe begeleiding bij Bladel door Kleine zonnedauw (Drosera intermedia) en Witte en Bruine snavelbies (Rhynchospora alba en R. fusca) is Canadese rus hier eerder een exponent van de natte heide. Ook het soortenspectrum in de Reuselse Moeren uit 1972 en 1973 bestaat uit een mengeling van soorten van natte en droge heide. Recent is de populatie van de Reuselse Moeren nog gedocumenteerd. Hieruit blijkt dat de soort op weinig plaatsen voorkomt, maar wel in behoorlijke aantallen. Inmiddels groeit de soort hier niet op de vochtige heide maar in een geplagd hooiland. Ook voor de Bladelse situatie geldt dus dat Tamis terecht de ecotoopgroep herzien heeft van R27 (ruigte op natte matig voedselrijke bodem) naar G21 (grasland op natte voedselarme zure bodem).
Joep Spronk Vanaf het begin van de jaren 1970 is uit het Belgisch-Nederlandse grensgebied Canadese rus (Juncus canadensis) bekend. In België komt de soort in het grensgebied voor in 14 (Belgische) hokken rond Mol, Arendonk en Postel. De eerste Nederlandse vondst stamt uit 1972 en staat op naam van Jacques van Kessel, die jarenlang de regionale vennen inventariseerde. Hij vond Canadese rus in de Reuselse Moeren aan de rand van een ondiep plasje. In 1986 werd de soort ook bij Bladel gevonden door P. van de Wielen. Canadese rus detail
10
www. wilde-planten.nl
Floron Nieuws - December 2008
boeken Nederlandse Veldflora’s www.heimansenthijssestichting.nl Een verzoek van een onderwijsinspecteur aan een Leidse hoogleraar was de directe aanleiding de eerste veldflora van Nederland samen te stellen; deze verscheen in 1870, kort na de oprichting van de Hoogere Burgerschool. Gaandeweg nam nadien in bredere kring de belangstelling voor de natuur toe, zelfs in die mate dat men rond de eeuwwisseling spreekt van een ‘biologisch reveil’. Deze ontwikkeling mist haar uitwerking niet: diverse nieuwe initiatieven voor het schrijven van veldflora’s zijn het gevolg. Na Suringar zijn het vooral Heukels (vanaf 1883) en het trio Heimans, Heinsius & Thijsse (vanaf 1899) die zich op dit gebied verdienstelijk maken. Bewerkers zorgen er na hun dood voor dat hun Flora’s van tijd tot tijd worden geactualiseerd en hele generaties meegaan. Maar ook diverse (andere) leraren stellen een veldflora samen; daaraan is evenwel geen lang leven beschoren. Zo’n eeuw later (2000) verschijnen er Flora’s op basis van andere formules. Dit boek volgt de diverse veldflora’s in hun ontwikkeling en beschrijft in het kort de levensgang van auteurs en bewerkers. Een veldflora is de neerslag van ontwikkelingen op de diverse deelgebieden van de floristiek: taxonomie, nomenclatuur, vegetatiekunde, plantengeografie, samenstelling van Standaardlijst en Rode lijst.
In een afzonderlijk hoofdstuk en een lijst van constituerende literatuur wordt daaraan aandacht besteed om hetgeen men tegenkomt in de Flora in een breder kader te kunnen plaatsen. Het boek is is mooi vormgegeven, mede door de vele foto’s van de auteur. Guust de Vries. Nederlandse veldflora’s, oorsprong en ontwikkeling. Formaat 24x20 cm oblong, 156 pagina’s fullcolour, ISBN 978-90-8570-231-3.
Floron Nieuws - December 2008
!oproep! Waarnemingen van inheemse insecten op uitheemse plantensoorten Kim Meijer (RuG), Menno Schilthuizen (Naturalis, RuG), Leo Beukeboom (RuG) Veel natuurbeschermers en beleidsmakers maken zich grote zorgen over de vestiging van ‘exoten’. Zij hebben waarschijnlijk grote gevolgen voor de Nederlandse natuur. Meestal wordt daarbij gedacht aan verstoring van onze oorspronkelijke ecosystemen door het binnendringen van die uitheemse soorten. Maar het hoeft niet bij dit soort ecologische effecten te blijven. Een nieuw onderzoeksproject onderzoekt of Nederlandse insecten ook meeevolueren met deze veranderingen in hun ecosystemen.
mededelingen
In memoriam Jennie Hendriks Onverwacht is op 26 augustus 2008 Jennie Hendriks in haar slaap overleden. Zij is 79 jaar geworden. Velen hebben haar leren kennen tijdens excursies van de PKN en op FLORON-kampen. Vanaf het prille begin van de Werkgroep Florakartering Drenthe in 1982 heeft zij enthousiast meegewerkt aan het veldwerk in Drenthe. Zeker 200 km-hokken staan op haar naam. Zo leverde zij een belangrijke bijdrage aan de Atlas van Drentse flora, die in 1999 is verschenen. Daarna heeft zij veel geïnventariseerd in Groningen (FLORON-districten 1 en 2) voor een nieuwe Nederlandse atlas. Met het heengaan van Jennie hebben wij een markant en vriendelijk mens verloren.
De boorvlieg Rhagoletis cerasi legt haar eieren niet meer alleen in Lonicera en Prunus, maar ook in de exoot Symphoricarpos albus.
In een samenwerkingsverband tussen de Rijksuniversiteit Groningen en Naturalis Leiden zal onderzocht worden of inheemse insecten die overstappen naar exotische struiken en bomen zich aanpassen. Gezocht zal worden naar morfologische, genetische en eventueel fenologische verschillen. We denken hierbij vooral aan de specialisten onder de insecten (monofage of oligofage soorten). Het kan gaan om soorten die van de bladeren, de wortels of het hout eten, of die zich ontwikkelen in de noten en vruchten, zoals mineerders, galmakers, bladluizen en rupsen. We kunnen jullie hulp goed gebruiken bij het zoeken naar en selecteren van kansrijke soorten. Aan jullie dan ook de vraag om waarnemingen door te geven. Als je insecten vindt op uitheemse houtige gewassen, geef dan het volgende door: locatie, datum, plantensoort en insectensoort; je kunt ook een foto sturen; verzamelen mag ook: op speld of in alcohol. Reageer bij voorkeur direkt via de e-mail: [email protected]. Bij voorbaat dank voor jullie medewerking.
Gang van de mineerder Amaurimyza verbasci overgestapt van Scrophularia spec. Helmkruid soorten) naar de exoot Buddleja spec. VERKLAREND WOORDENLIJSTJE bij het artikel Inheemse insecten etc. en de onderschriften: fenologisch ‘wat betreft de invloed van klimaat en/of bodem’; monofaag ‘levend van maar één voedselsoort (plant of genus); oligofaag ‘levend van een beperkt aantal voedselbronnen’; Buddleja ‘Vlinderstruik’; Lonicera ‘Kamperfoelie’; Scrophularia ‘Helmkruid’; Symphoricarpos albus ‘Sneeuwbes’ (is familie van de Kamperfoelie); spec. = specificum / -ca ‘nader te bepalen’ of: species ‘een of andere soort (van dit geslacht)’.
11
overzicht Floron-districten Veldagenda 2009
Overzicht districten met districtscoördinatoren(dc’s) en excursieleiders
Een oeverlibel die uit zijn larvehuid klimt, bedelende lepelaarsjongen in een mistig landschap, paardebloempluizen die door een windvlaag worden meegenomen. Van een weids landschap tot een detail in close-up: natuurfotograaf Ruben Smit verheft de natuur tot kunst. Voor de Veldagenda 2009 selecteerde hij opnieuw een aantal prachtige foto’s. Naast informatie over de fenologie, ‘wat bloeit wanneer? wie zingt er wanneer?’ en over zon en maan bevat de agenda ook aankondigingen van natuuractiviteiten, zoals lezingen en natuurdagen van natuurorganisaties.
1.Groningen-Oost: Anneke Nieuwenhuijs, tel: 0597-414973 (geen e-mail); 2. Groningen-West: Willem Stouthamer, tel: 0503143841, e-mail: stouthamer.wj @inter.nl.net; 3. Friesland-Oost: Harry Waltje, tel: 0512543443, e-mail: [email protected]; 4. Friesland-West: Gertie Papenburg, tel: 0511-541376, e-mail: gmgjtp @xs4all.nl; 5. Drenthe: Edwin Dijkhuis, tel: 050-3600155, email: edwin_anneke @wanadoo.nl; Els Heijman (excursies), tel. 050-4092836 e-mail: [email protected]; 6. Beneden-IJssel: Piet Bremer, tel: 038-4535753, e-mail: pietbremer @planet.nl; 7. Twente: Otto Zijlstra, tel: 053-4331589, e-mail: ogzijlstra @zonnet.nl; 8. Achterhoek: Fred Bos (DC), tel: 0543-515341, e-mail: [email protected]; Louis-Jan van den Berg (excursies), tel. 0544-372594, e-mail: [email protected]; 9. Gelderland-West: Ineke Jansonius, tel: 0317413884, e-mail: [email protected]; 10. Flevoland: Egbert de Boer, tel: 0578-572292, e-mail: edeboer008 @planet.nl; 11. Utrecht: Wim Vuik, tel: 0344-663693, e-mail: [email protected]; 12. Noord-Holland Noord: Jaap Groot, tel: 0226312770, e-mail: [email protected]; 13. Noord-Holland Midden: Aart Swolfs (DC), tel: 072-5093315, e-mail: [email protected]; Koos Ballintijn (excursies) 0299-772543, e-mail: kballint @xs4all.nl;
14. Groot-Amsterdam: Norbert Daemen, tel: 020-6912655, e-mail: n.daemen @chello.nl; 15. Hollands Duin: Joop Mourik, tel: 0235285502, e-mail: joopmourik @gmail.com; Niko Buiten (excursies), e-mail: nikobuiten @orange.nl; tel 023-5403266 16. Zuid-Holland Zuid Adrie van Heerden (DC), tel: 015-3696164, e-mail: famheerden @wanadoo.nl; Jo Schunselaar (excursies), tel. 015-2620997, e-mail: [email protected], 17. Zeeland: Justus van den Berg, tel: 0113271210, e-mail: [email protected]; 18. Noord-Brabant Markiezaat: Petra van der Wiel, tel: 0165-533059, e-mail: Lvdwiel @wish.net; 19. Noord-Brabant Oost: Joep Spronk, tel: 0402120672, e-mail: j.spronk @chello.nl; 20. Noord-Limburg: Leo Spoormakers (DC), tel: 043-3255398, e-mail: [email protected]; Fons Reijerse (excursies), tel 0485-571212. e-mail: [email protected]; 21. Zuid- en Midden-Limburg: Marian Baars (DC), tel: 043-3478083, e-mail: [email protected]; Jan Egelmeers (excursies), 0436042655, e-mail: [email protected]; 22. Gelderland-Midden: Johan Peters, tel: 0649806439, e-mail: [email protected]; 23. Noord-Brabant Baronie: Peter van Ruth, tel: 0162-311463, e-mail: [email protected].
Voor fotografieliefhebbers geeft Ruben Smit bovendien talloze praktische fotografietips: hoe is deze foto gemaakt? Hoe krijgt u een weids landschap het beste in beeld? De agenda biedt voldoende ruimte om zelf waarnemingen in te vullen. KNNV Uitgeverij i.s.m. IVN en VOFF Auteur/fotograaf: Ruben Smit Uitvoering: 120 p., 19 x 18 cm, ringband Winkelprijs: € 12,95
Floron Nieuws wordt verspreid onder de actieve waarnemers van de Stichting FLORON en verschijnt twee keer per jaar. Redactie: Norbert Daemen, Gertie Papenburg, Egbert de Boer, Edwin Dijkhuis, Koos Ballintijn, Willem Stouthamer, Bart Vreeken Stichting FLORON Postbus 9514 2300 RA Leiden tel. 071-5273533 [email protected] www.floron.nl
12
Floron Nieuws - December 2008