Geef me de ruimte! Onderzoeksvoorstel voor een kwantitatief onderzoek naar de invloed van de fysieke omgeving op agressie
Thijs Beckers AIO GGZ-VS Groep VS09B Module CC5 Ingeleverd: 29 juli 2010 Beoordeling: Wim Houtjes
© 2010 Thijs Beckers - VS09B
Inhoudsopgave
Inleiding!
3
Methode!
4
Onderzoeksdesign!
5
Context!
5
Onderzoekspopulatie!
6
Variabelen!
6
Dataverzameling!
7
Methodologische kwaliteit!
8
Ethische verantwoording!
9
Data-analyse!
9
Tijdpad!
10
Literatuur!
10
2
© 2010 Thijs Beckers - VS09B
Geef me de ruimte! Onderzoeksvoorstel voor een kwantitatief onderzoek naar de invloed van de fysieke omgeving op agressie SAMENVATTING: De onderzoeker heeft zelf ervaren hoe de verandering van de fysieke omgeving op een afdeling de agressie op die afdeling kan beïnvloeden. Gezien er nog weinig methodologisch hoogstaande onderzoeken zijn op dit gebied, heeft de onderzoeker ervoor gekozen om zelf een onderzoek hiernaar op te zetten. Het onderzoek is opgezet als een kwantitatief, cross-sectioneel survey onderzoek waarbij data wordt verzameld over de fysieke ruimte van verschillende afdelingen. Deze gegevens zullen worden gecombineerd met de resultaten van de ʻPerceptions of Prevalence Of Aggression Scaleʼ (POPAS) vragenlijst die de teamleden wordt gevraagd in te vullen. De POPAS is een gevalideerd meetinstrument naar de perceptie van agressie bij medewerkers in de gezondheidszorg. Door deze combinatie wordt een eventuele relatie tussen de beleving van agressie en verschillende aspecten van de fysieke omgeving zichtbaar. Voor het onderzoek wordt een enkelvoudig aselecte steekproef gedaan onder alle gesloten opnameafdelingen in Nederland.
Inleiding Gedurende mijn carrière als verpleegkundige heb ik in verschillende psychiatrische ziekenhuizen en op verschillende afdelingen gewerkt. Hier is me opgevallen dat, naarmate er meer ruimte op afdelingen was, minder agressieve gedragingen en incidenten op die afdelingen plaatsvonden. Dat was voor mij de aanleiding om me af te vragen wat de invloed was van de fysieke omgeving op agressie op gesloten opnameafdelingen van psychiatrische ziekenhuizen en op zoek te gaan naar literatuur hierover. Het is een algemeen geaccepteerd gegeven dat mensen die te dicht op elkaar moeten leven geagiteerd raken en agressief kunnen worden (Regoeczi, 2008). Uiteindelijk ligt er echter zeer weinig evidence based informatie die dit algemene gegeven ook voor psychiatrische ziekenhuizen bevestigt. Een van de weinige vergelijkbare onderzoeken die eerder is gedaan had zelfs als conclusie dat een vergroting van de persoonlijke ruimte, meer mogelijkheden tot activiteiten en een minder strikt regime, geen reductie in agressie bewerkstelligde (Daffern e.a. 2004). Lendemeijer (1997), die een kwalitatief onderzoek deed naar de motieven en redenen van verpleegkundigen om te separeren, schreef echter wel dat een patiënt met een eenpersoonskamer een geringere kans loopt op separatie. Hij stelt bijvoorbeeld dat een patiënt die slaapt op een goed geïsoleerde eenpersoonskamer en daar nachtelijk kabaal 3
© 2010 Thijs Beckers - VS09B
veroorzaakt waarschijnlijk niet gesepareerd hoeft te worden, terwijl diezelfde patiënt op een meerpersoonskamer waarschijnlijk wel gesepareerd zou worden, ten behoeve van de nachtrust van de anderen. Toch bestaat er maar weinig onderzoek naar de invloed van de fysieke omgeving op agressie van psychiatrische patiënten op opnameafdelingen. De onderzoeken die tot nu toe zijn gedaan zijn overwegend weinig diepgaand en de resultaten zijn niet goed generaliseerbaar. Oorzaken hiervan zijn onder andere de kleine en specifieke cohorten. Zo geven enkele auteurs, zoals Palmstierna e.a. (1991), Stolker e.a. (2006) en Ng e.a. (2001), zelf al aan dat hun methodologie niet optimaal is. Zij wijzen dan ook op de noodzaak voor verder onderzoek. Andere onderzoeken bekeken slechts 74 incidenten (Lanza e.a. 1994), kijken slechts naar enkele afdelingen in één ziekenhuis (Daffern e.a. 2004) of gebruiken slechts twee afdelingen en tonen slechts een kleine relatie aan (Nijman & Rector 1999). Alleen Krakowski & Czobor (1997) doen een onderzoek dat, ook volgens de auteur, methodologisch goed in elkaar zit. Zij gebruikten verschillende gevalideerde meetinstumenten, een varieerde populatie, een gestratificeerde steekproef en hadden duidelijke in- en exclusiecriteria. Ook zij includeerden echter slechts enkele ziekenhuizen en ging zodoende slechts over 75 patiënten. Geconcludeerd mag worden dat de weinige onderzoeken die gedaan zijn, methodologisch niet optimaal waren (Beckers, 2010). Er blijft dus een noodzaak voor verder onderzoek, zeker in het licht van de huidige maatschappelijke druk om dwang en drang te verminderen. Met de bovenstaande kennis in gedachte is daarom de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: Is er een verband tussen de concepten ʻfysieke omgevingʼ en ʻperceptie van agressie van personeelsledenʼ op gesloten opnameafdelingen? Methode De meest geschikte manier om de onderzoeksvraag te beantwoorden is door afdelingen te vergelijken op fysieke ruimte. Denk hierbij aan aspecten als de aanwezigheid van eenpersoons kamers, de hoeveelheid groepsruimtes of het al dan niet kunnen afsluiten van de eigen kamer (zie tabel 1). Daarnaast zal informatie worden verzameld over de perceptie van agressie bij personeelsleden op dezelfde afdelingen. Als deze twee groepen data vervolgens worden gecombineerd, kunnen conclusies worden getrokken over een eventuele relatie. De afdelingen zullen worden geselecteerd door een enkelvoudige aselecte steekproef.
4
© 2010 Thijs Beckers - VS09B
Onderzoeksdesign Methodologisch gezien heeft het meten van agressieve incidenten de voorkeur bij het bepalen van de agressie op een afdeling. Incidenten kunnen betrouwbaar gemeten worden, maar de resultaten zijn mogelijk niet betrouwbaar. Dit doordat het goed mogelijk is dat niet iedere afdeling even trouw de incidenten registreert, wat de betrouwbaarheid van de resultaten zou verminderen. Daarom is gekozen voor het meten van de perceptie van agressie bij teamleden volgens een gevalideerd meetinstrument. Dit meetinstrument is de ʻPerceptions of Prevalence Of Aggression Scaleʼ (POPAS). De POPAS is een meetinstrument dat bestaat uit een vragenlijst. Dit meetinstrument is al gevalideerd. Een tweede voordeel van de keuze voor de POPAS is dat de POPAS veel meer vormen van agressie meet dan bijvoorbeeld de, voor alle afdelingen verplichte, registratie van separaties. De POPAS meet in zestien vragen van elk twee subvragen verschillende soorten van agressie, zoals verbale agressie, non-verbale agressie en seksuele intimidatie. Context Het onderzoek gaat plaatsvinden op tien gesloten opnameafdelingen in Nederland. Alle professionals die op deze afdelingen werken en patiëntencontact hebben zijn geïncludeerd voor de POPAS. De afdelingen en verpleegkundigen die met de steekproef worden geselecteerd zullen door de onderzoeker worden gecontacteerd. De data voor deze steekproef is afkomstig uit eigen vooronderzoek. Hiervoor wordt gestart met de lijst van instellingen die zijn aangemerkt als ʻpsychiatrisch ziekenhuis BOPZʼ (Ministerie van Volksgezondheid, 2009). Hiervan wordt van elke instelling nagegaan of er een gesloten opname afdeling is. Indien mogelijk zal de uiteindelijke lijst worden gecorrigeerd met data uit een onderzoek van TNO Zorg en Bouw, de gebouwenmonitor GGZ. Er is nog geen definitieve toestemming voor het gebruik van deze gegevens van de opdrachtgevers (GGz Nederland en de inspectie voor de gezondheidszorg), hierover lopen nog onderhandelingen. De onderzoeker zal dan telefonisch contact opnemen met de leidinggevende van de betreffende afdeling. Hierbij wordt gevraagd om deel te nemen aan het onderzoek. Als de leidinggevende instemt met deelname worden een aantal vragen gesteld voor informatie over de fysieke omgeving op de afdeling. Daarnaast worden de emailadressen gevraagd van de hulpverleners die aan deze afdeling zijn verbonden. Dit voor het verspreiden van de uitnodigingen voor de POPAS. 5
© 2010 Thijs Beckers - VS09B
Onderzoekspopulatie De onderzoekspopulatie wordt gevormd door het personeel op gesloten opnameafdelingen in Nederland die patiëntenzorg verlenen. Het steekproefkader zal worden gevormd door de afdelingen waar deze professionals werken. Er zal uit de data van TNO zorg en bouw een enkelvoudige aselecte steekproef worden getrokken. Door deze manier van steekproeftrekken zullen de geïncludeerde respondenten zo gelijk als mogelijk zijn. Hierdoor zullen andere factoren die de perceptie van agressie beïnvloeden ook gelijk verdeeld zijn en worden de confounders beheerst. Dit komt de generaliseerbaarheid van het onderzoek ten goede, waar de generaliseerbaarheid de achilleshiel was van de meeste eerdere onderzoeken op dit gebied. Variabelen In het voorgaande deel van dit onderzoeksvoorstel is over twee concepten gesproken: de perceptie van agressie en de fysieke omgeving. De perceptie van agressie is al geoperationaliseerd door Oud (2001) en uitgewerkt in een meetinstrument, de POPAS. Deze operationarisatie is zeer gedetailleerd gebeurd tot in subdimensies. Zo worden bijvoorbeeld acht verschillende vormen van verbale agressie onderscheiden, van algemene verbale agressie tot seksuele intimidatie. Deze opdeling in subdimensies laat de grondigheid en aandacht zien waarmee deze vragenlijst is ontwikkeld (Baarda, 2009). Het concept fysieke omgeving kan relatief eenvoudig worden geoperationaliseerd doordat dit leidt tot vragen waarop duidelijk, korte antwoorden mogelijk zijn, die vooraf te voorzien zijn (Swanborn, 2006). Er zijn verschillende aspecten van fysieke omgeving uitgekozen gebaseerd op de ervaring van de onderzoeker. Hierbij was het criterium om te kiezen voor aspecten die regelmatig verschillen tussen verschillende afdelingen. Ook zijn er aspecten geselecteerd die momenteel in de belangstelling staan binnen de beroepsgroep of de media. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de aanwezigheid van eenpersoonskamers. De variabelen die uit deze operationalisatie voortkomen zijn geordend in tabel 1. Deze variabelen zijn echter geenszins uitputtend. Het gaat hier om een selectie die door de onderzoeker als relevant wordt gezien.
6
© 2010 Thijs Beckers - VS09B
Onderwerp variabele
Variabele
Uitkomsten
Kamers
Eenpersoonskamers aanwezig?
Ja / Nee
Eigen sanitair aanwezig?
Ja / Nee
Eten op kamer mogelijk?
Ja / Nee
Bezoek op kamer mogelijk?
Ja / Nee
Kamer afsluitbaar door patiënt
Nee / Alleen van binnen / Van binnen en buiten
Is de temperatuur te regelen op de kamer door de patiënt?
Ja / Nee
Gemiddeld aantal patiënten per kamer
Getal
Aantal separeers / time-out / comfortroom
Getal / getal / getal
Hoeveel groepsruimtes, inclusief zitje in de gangen, activiteitenruimtes die gebruikt mogen worden, rookruimtes e.d.?
Getal
Activiteitenruimte op de afdeling?
Ja / Nee
Buitenruimte beschikbaar?
Nee / Met begeleiding / Vrij beschikbaar
Personeel aanwezig bij de maaltijd?
Ja / Nee
Gemiddeld aantal patiënten aan tafel bij de maaltijd?
Getal
Internet mogelijk?
Nee / Openbare ruimte / Op kamer
TV op kamer mogelijk?
Ja / Nee
Camerabewaking op afdeling?
Nee / enkele gangen / merendeel groepsruimtes
Bezetting dag
Aantal
Bezetting avond
Aantal
Bezetting nacht
Aantal
Gemiddeld opleidingsniveau teamleden
MBO / HBO / Master
Ervaringsjaren
Aantal
Beroepsgroep
Verpleegkundigen / sociaal pedagogische achtergrond / anders
Groepsruimtes
Techniek
Team
Tabel 1: variabelen
Dataverzameling De dataverzameling zal op twee verschillende manieren gebeuren. Een deel van de data wordt verzameld in een telefonisch interview met een leidinggevende (eerste verpleegkundige, inhoudelijk leidinggevende of manager) op de betreffende afdeling. Dit betreft met name de variabelen over de fysieke omgeving. Gekozen is voor het telefonisch afnemen van de vragenlijst vanwege de snelheid, de geringe kosten, de lage non-respons en de complexiteit van de vragenlijst (Dijkstra, 1999). 7
© 2010 Thijs Beckers - VS09B
De overige data, dit betreft met name de POPAS, worden verzameld via een vragenlijst. Deze vragenlijst zal via een internetsite lopen. Hulpverleners worden via een gepersonaliseerde email uitgenodigd om deel te nemen aan de vragenlijst. Het gebruik van een internetsite voor het afnemen van de vragenlijst heeft verschillende voordelen. Ten eerste is deze manier van het verspreiden van een vragenlijst eenvoudig (Bryman, 2008). Ten tweede is deze methode laagdrempelig en makkelijk in te vullen door de teamleden. Als laatste is het ook erg handig dat de data direct digitaal beschikbaar zijn en eenvoudig in een statistisch analyseprogramma geladen kunnen worden. Deze vragenlijst zal worden gericht aan de teamleden die werkzaam zijn op de afdelingen waar het onderzoek plaatsvindt en die patiëntencontacten hebben. Hij zal worden verspreid via emailadressen die zijn verkregen in het telefonische contact met de leidinggevende van de afdeling. De teamleden krijgen dan een uitnodigingsbrief met daarin een link naar de internetsite waarop ze de vragenlijst kunnen invullen. Als de teamleden de vragenlijst hebben ingevuld krijgen ze een email waarin ze bedankt worden voor het invullen van de vragenlijst. Indien ze de vragenlijst nog niet hebben ingevuld krijgen de respondenten na twee, vier en zes weken nog een email met een brief waarin gevraagd wordt om alsnog de vragenlijst in te vullen als men in de gelegenheid is. Na acht weken zal de internetsite gedeactiveerd worden en stopt de verzameling van data (Swanborn, 2006). Door deze aanpak hoop ik non-respons zoveel mogelijk te voorkomen en de gevolgen van non-respons te beperken. (Baarda et al., 2007, Dijkstra & Smit, 1999). Methodologische kwaliteit Er zijn veel factoren die de beleving van agressie van personeel op gesloten opnameafdelingen beïnvloeden. Om te voorkomen dat dit een bias oplevert in het onderzoek, zal een eenmalige aselecte steekproef worden genomen van de gesloten opnameafdelingen in Nederland. Hierdoor worden de confouders gelijkmatig verdeeld over de afdelingen, zodat ze de betrouwbaarheid van het onderzoek niet verstoren (ʻt Hart, Boeije, & Hox, 2005; Bryman, 2008). De grootte van de steekproef en de verdeling van de afdelingen over heel Nederland maakt het onderzoek ook goed generaliseerbaar. Hierdoor is de externe validiteit gewaarborgd. De interne validiteit rondom het begrip ʻfysieke omgevingʼ wordt geborgd door het gedegen operationaliseren van het concept (Baarda, 2009). Deze operationalisatie is in dit onderzoeksvoorstel beschreven. Rondom het begrip ʻperceptie van agressieʼ wordt de interne validiteit geborgd door het gebruik van een valide meetinstrument. 8
© 2010 Thijs Beckers - VS09B
Dit meetinstrument dat in dit onderzoek wordt gebruikt is de ʻPerceptions of Prevalence Of Aggression Scaleʼ (POPAS). De ontwikkeling van dit meetinstrument is begonnen in 2000 en het meetinstrument is sinds die tijd gebruikt in verschillende toonaangevende studies (Nijman, Bowers, Oud, & Jansen, 2005; Loughland et al., 2009; Gale et al., 2009). Bij de POPAS is, zoals beschreven in de eerder genoemde onderzoeken, in het verleden veel aandacht besteed aan het bevestigen van de validiteit en betrouwbaarheid. Ethische verantwoording Dit onderzoek brengt slechts geringe ethische risicoʼs of bezwaren met zich mee. Het enige risico is de vertrouwelijkheid van de gegevens. Dit betreft zowel de persoonsgegevens van de respondenten, als de gegevens van de betrokken afdelingen. Het anonimiseren van de gegevens zal op twee verschillende manieren worden gedaan. Als eerste zal de enquete niet herleidbaar zijn naar de professional die hem invult. De onderzoeker kan slechts de resultaten zien van de vragenlijst, gekoppeld aan de afdeling. Daarnaast kan de onderzoeker zien wel wie de vragenlijst heeft ingevuld (maar niet welke resultaten hierbij horen). Deze gegevens zijn echter niet gekoppeld, waardoor de gegevens geanonimiseerd zijn. Als tweede zal de onderzoeker in zijn verslag de betrokken afdelingen niet bij naam noemen, maar deze nummeren. Dit zal de resultaten van het onderzoek niet schaden, maar wel zorgen voor een anonieme verwerking van de gegevens (Lee, 1993). Doordat de vertrouwelijkheid van gegevens het enige risico is, hoeft het onderzoeksvoorstel niet getoetst te worden door een Medisch ethische commissie bij Mondriaan. Er wordt immers informatie verzameld zonder dat er variabelen gemanipuleerd worden, patiënten krijgen geen andere dan normale zorg en ondervinden geen nadelige gevolgen door dit onderzoek. Wel zal het onderzoek worden gemeld bij de commissie wetenschappelijk onderzoek van Mondriaan, naar de richtlijnen die hiervoor gelden bij Mondriaan (Commissaris, 2009). Data-analyse Alle data wordt geanalyseerd met het data analyse programma PASW statistics 18 (de nieuwste versie van het bekende SPSS). Het grootste deel van de data kan hier makkelijk in worden geïmporteerd gezien deze al digitaal beschikbaar is door de digitale vragenlijsten. (Altman, 1999; Howitt & Cramer, 2007). De data-analyse gaat in twee stappen verlopen. Als eerste wordt er per deelnemende afdeling berekend hoeveel agressie er voorkomt volgens de perceptie van de teamleden. Hiervoor wordt gebruik 9
© 2010 Thijs Beckers - VS09B
gemaakt van Z-scores. Daarna wordt een relatie gelegd met de fysieke omgeving met behulp van Pearson correlatie. De significatie zal worden bepaald met een significatie tabel. De exacte uitvoering van de analyses die worden toegepast zijn nog niet bekend. Hiervoor zal de hulp worden gevraagd van een statistisch onderlegd onderzoeker. Tijdpad De onderzoeker verwacht begin augustus definitief toestemming te krijgen om de gegevens van TNO bouw te mogen gebruiken. De onderhandelingen hierover zijn in een vergevorderd stadium. Als dit lukt zal in augustus de steekproef plaatsvinden. Aansluitend zal de onderzoeker beginnen met het contacteren van de verschillende afdelingen. Indien dit verloopt zoals gepland kan de meetperiode (wanneer de hulpverleners wordt gevraagd om de POPAS in te vullen) dan in september beginnen. Deze meetperiode duurt acht weken en zal naar verwachting dus eindigen in november. Hierna is de data compleet en kan begonnen worden met de analyse van de data. De laatste stap zal dan het schrijven van het onderzoeksverslag zijn. De analyse van de data en het schrijven van het verslag zal naar verwachting enkele maanden gaan duren. De deadline hiervoor is 1 maart 2010. Zie tabel twee voor een schematische weergave van de planning.
Aug 2010
Sep 2010
Okt 2010
Nov 2010
Dec 2010
Jan 2011
Feb 2011
Steekproef Contacteren afdelingen Meetperiode Analyse data Schrijven verslag Tabel 2: planning van onderzoek
Literatuur Altman, D. G. (1999). Practical statistics for medical research. London: Chapman & Hall. Beckers, T. (2010) Geef me de ruimte! Een literatuuronderzoek naar de vraag of privacy het aantal agressieve incidenten binnen een gesloten opnameafdeling in de psychiatrie vermindert. Baarda, D. B., Goede, M. P. M., & Kalmijn, M. (2007). Basisboek Enqueteren: handleiding voor het maken van een vragenlijst en het voorbereiden en afnemen van enquetes. Groningen: Noordhoff Uitgevers. Baarda, D. B. (2009). Dit is onderzoek. Houten: Noordhoff. 10
© 2010 Thijs Beckers - VS09B Bryman, A. (2008). Social Research Methods. Oxford: Oxford university press. Daffern, M., Mayer, M. M. & Martin, T. (2004). Environment contributors to aggression in two forensic psychiatric hospitals. International Journal of Forensic Mental Health, 3(1), 105-114. Commissaris, K. (2009). Reglement commissie wetenschappelijk onderzoek. Heerlen: Mondriaan. Dassen, T. & Keuning, F. M. (2007). Lezen en beoordelen van onderzoekspublicaties. Baarn: HBuitgevers. Dijkstra, W., & Smit, J. (1999). Onderzoek met vragenlijsten. Een praktische handleiding. Amsterdam: V.U. Uitgeverij. Durivage, A. (1989). Assaultive behaviour: before it happens. Can J Psychiatry, 34(5), 393-397. Gadon, L., Johnstone, L. & Cooke, D. (2006). Situational variables and institutional violence: A systematic review of the literature. Clinical psychology review, 26, 515-534. Gale, C., Hannah, A., Swain, N., Gray, A., Coverdale, J., & Oud, N. (2009). Patient aggression perceived by community support workers. Australas Psychiatry, 17(6), 497-501. doi: 10.1080/10398560903287516 Hart 't, H., Boeije, H., & Hox, J. (2005). Onderzoeksmethoden. Amsterdam: Boom. Howitt, D. & Cramer, D. (2005). Introduction to statistics in psychology. Edinburgh: Pearson. Howitt, D., & Cramer, D. (2007). Statistiek in de sociale wetenschappen. Amsterdam: Pearson Education Benelux. Krakowski, M. & Czobor, P. (1997). Violence in psychiatric patients: the role of psychosis, frontal lobe impairment, and ward turmoil. Compr Psychiatry, 38(4), 230-236. Lanza, M. L., Kayne, H. L., Hicks, C. & Milner, J. (1994). Environmental characteristics related to patient assault. Issues Ment Health Nurs, 15(3), 319-335. Lee, R. M. (1993). Doing research on sensitive topics. London / NewburryPark / New Delhi: Sage. Lendemeijer, B. (1997). De toepassing van separatie: Motieven en redenen van verpleegkundigen. Verpleegkunde, 12(4), 217-226. Loughland, C. M., Lawrence, G., Allen, J., Hunter, M., Lewin, T. J., Oud, N. et al. (2009). Aggression and trauma experiences among carer-relatives of people with psychosis. Social Psychiat Epidemiol, 44 (12), 1031-1040. Ministerie van Volksgezondheid, welzijn en sport. (2009). Aanmerking psychiatrisch ziekenhuis BOPZ. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, welzijn en sport. Ng, B., Kumar, S., Ranclaud, M. & Robinson, E. (2001). Ward crowding and incidents of violence on an acute psychiatric inpatient unit. Psychiatr Serv, 52(4), 521-525. Nijman, H. L. & Rector, G. (1999). Crowding and aggression on inpatient psychiatric wards. Psychiatr Serv, 50(6), 830-831. Nijman, H., Bowers, L., Oud, N., & Jansen, G. (2005). Psychiatric Nursesʼ Experiences With Inpatient Aggression. Agressive behavior, 31, 217-227. Oud, N. (2005). Agressie. Dwingeloo: Kavanah. Oud, N. (2001). Perception Of Prevalence of Aggression Scale (POPAS): Ervaringen van psychiatrische hulpverleners met agressief gedrag. Amsterdam: Connecting. Palmstierna, T., Huitfelt, B. & Wistedt, B. (1991). The relationship of crowding and agressive behaviour on a psychiatric intensive care unit. Hospital and community psychiatry, 42(12), 1237-1240.
11
© 2010 Thijs Beckers - VS09B Regoeczi, W. C. (2008). Crowding in context: an examination of the differential responses of men and women to high-density living environments. J Health Soc Behav, 49(3), 254-268. Stolker, J. J., Nijman, H. & Zwanikken, P. H. (2006). Are patients' views on seclusion associated with lack of privacy on the ward? Archives of Psychiatric Nursing, 20(6), 282-287. Swanborn, P. G. (2006). Basisboek sociaal onderzoek. Hoofddorp: Boom onderwijs.
12