Gedrag en Sociaal Emotionele Ontwikkeling (SEO) Dat in de pubertijd gedragsveranderingen plaatsvinden is de meeste ouders bekend. Dat kinderen in andere leeftijdscategorieën ook ontwikkelingen doormaken en ook kunnen veranderen in gedrag, wat bij een fase hoort, is minder bekend. Ouders kunnen dan wel eens schrikken van een verhaal waar hun kind mee thuis komt. Een eerste reactie van een ouder richting school dan al snel gegeven. Dit is begrijpelijk. Maar met voldoende inzicht in de ontwikkeling van kinderen heeft u misschien meer houvast en zult u genuanceerder kunnen reageren en alles in perspectief plaatsen. Daarvoor is dit artikel bedoeld. Ieder kind maakt een bepaalde ontwikkeling door. Ook op het gebied van SEO. Dit is niet altijd een vloeiende lijn. Het kan met sprongen gaan. De één is daarbij verder dan de ander. Toch zitten kinderen die in verschillende fasen van ontwikkeling zitten bij elkaar in de groep, op de club, spelen met elkaar…etc. Dat kan conflicten opleveren. Bij iedere fase kan je een bepaald gedrag zien dat je eerder als opvoeder nog niet had gezien. Dat is op zo‟n moment even vreemd of voor sommigen zelfs schrikken. (“Vorig jaar gingen ze zo leuk met elkaar om…”). Maar het kan allemaal bij de gewone ontwikkeling horen. Een stukje theorie: In het begin van zijn levensloop is de mens niet in staat het onderscheid tussen zichzelf en de ander te maken. Selman heeft een vijf-fasen ontwikkelingsmodel gemaakt die laat zien hoe het kind dit onderscheid leert te maken en uit te bouwen. (De aangegeven leeftijden zijn indicaties, geen normen) Fase 1.
Leeftijd 3–6
2.
5–9
3.
7 – 12
Beschrijving Handelingen kunnen worden verward met gevoelens. (Een harde stem kan bijvoorbeeld leiden tot huilen) Haalt gedachten en gevoelens van zichzelf en de ander nog wel regelmatig door elkaar. Opzettelijk en onopzettelijk gedrag kunnen worden verward. Het kind beseft nog niet dat een situatie door iemand anders op een heel andere manier kan worden geïnterpreteerd. De kinderen zijn veel met zichzelf bezig. Spelen is vaak nog niet samenspelen. Het maakt voor de meeste kinderen niet uit met wie ze spelen of werken. Meisjes en jongens door elkaar. Ze maken nu verschil tussen opzettelijke en onopzettelijke daden. Ook ontstaat het besef dat sommige gedachten en gevoelens van mensen niet direct toegankelijk zijn. Het kind meent dat de toestand van een ander gewoon kan worden afgelezen door naar hem te kijken. (Dit leidt bijvoorbeeld tot misverstanden op het plein: “Ik was wel aan het duwen maar je lachte…”). Het kind moet nog leren daden vanuit de ander te bekijken. Het denkt nog dat alleen zijn standpunt juist of waar kan zijn. Veel dingen zijn nog eenrichtingsverkeer. Ze verwachten dat anderen op een bepaalde actie reageren met een zelfde actie Het kind:
4.
10 – 15
5.
14 – volw.
Kan „in andermans schoenen gaan staan‟ en vanuit dat perspectief zijn/haar eigen gedachten, gevoelens en gedragingen beschouwen; Heeft in de gaten dat andere kinderen in staat zijn eenzelfde perspectief in te nemen. Op school zien we o.a.: Het verschil tussen jongens en meisjes onderling wordt meer zichtbaar. Het is niet meer vanzelfsprekend dat ze met elkaar spelen en werken. Er gaan ook vriendschapsverbanden ontstaan. Soms dreigen clubjes te ontstaan waar anderen van worden buitengesloten. Meisjes kunnen nu wat kattig “meisjesgedrag” gaan vertonen. Ze kunnen dit heel stiekem doen terwijl de jongens dat wat openlijker doen en ze zich meestal wat stoerder uiten. (wild gedrag) Het kind kan „boven een één-op-één situatie‟ staan, d.w.z. hij kan zichzelf en de ander bekijken vanuit het perspectief van een onpartijdige derde. Situaties worden nu beredeneerd. Dit kan discussies opleveren. De jongere weet dat het innemen van het „onpartijdig perspectief van de derde‟ beïnvloed kan worden door grotere maatschappelijke waardesystemen.
Misverstanden/conflicten in een klas of op het plein kunnen ontstaan omdat kinderen in een situatie belanden (bijvoorbeeld samenspelen) waar ze nog niet mee om kunnen gaan. Als opvoeder mogen we er dan ook niet zomaar vanuit gaan dat alle kinderen zich hetzelfde ontwikkelen. Sommige gedragingen horen bij een ontwikkelingsfase. Meestal gaat gedrag dat nú problemen oplevert na een tijdje vanzelf voorbij. Ontwikkeling van het kind en wat we zien in de klas. In de ontwikkelingspsychologie gaat men er van uit dat échte vriendschap tussen kinderen zich pas ontwikkeld als ze 8 á 9 jaar zijn. Als de kinderen jonger zijn hebben de kinderen wel voorkeuren voor sommige kinderen, maar de contacten met elkaar lopen nog veel via volwassenen. Zij zorgen ervoor dat de kinderen met elkaar kunnen spelen. Ook zie je in het spel van deze jonge leeftijdscategorie dat de kinderen wel met andere kinderen spelen, maar vaak niet echt samenspelen. Ze zijn dan overwegend nog veel op zichzelf gericht, op hun eigen ideeën en impulsen. Ze zijn zich nog niet bewust dat een ander kind ook ideeën kan hebben waar je rekening mee moet houden. Je ziet op deze leeftijd ook dat het de meeste kinderen niet uitmaakt of ze met een jongen of meisje spelen. Meestal maken we op school in groep 4 de eerste conflicten mee. Die hebben vaak met bovenstaande ontwikkeling te maken. Voor de ouders vaak een eerste kennismaking met gedrag van de kinderen in een groep dat eerder nog niet was voorgekomen. Rond het 8-e /9-e jaar ontwikkelen de kinderen steeds meer contacten. Ze gaan steeds meer ontdekken en delen hun bevindingen. Ze zijn zich steeds meer bewust van zichzelf en de ander. Je ziet dan ook dat binnen een klas groepjes ontstaan met dezelfde belangstelling. Ook nu hoor je dan vaak “we gaan een club oprichten”. De
spelregels staan dan niet vast, maar het is een middel om je te onderscheiden en verbonden te voelen met gelijk gestelden. Verschillen onderling valt ze steeds meer op. Het is ook niet verwonderlijk dat de eerste problemen op het sociaal-emotionele vlak en in de groepssfeer juist op deze leeftijd voorkomen. De kinderen maken opmerkingen naar elkaar waar ze een jaar eerder niet opgekomen waren. Voor veel ouders een complete verrassing. “Voorgaande jaren gebeurde dat nooit”,is een vaker gehoord geluid van ouders richting leerkrachten van groep 4/groep 5. Het valt de ouders van kinderen van deze leeftijdscategorie ook bij het buitenspel op dat de kinderen (vooral de jongens)wat wilder gaan spelen. Ook dat past in de lijn van ontwikkeling. Wij proberen dat als opvoeders uiteraard goed te begeleiden. Daarom zorgen wij als school altijd voor voldoende toezicht. In groep 7, zo rond het 10-e/11-e jaar krijgen we te maken met gedrag dat volwassenen (pré)pubergedrag noemen. In de groep krijg je steeds meer typisch jongens- en meisjes gedrag. De hormonen beginnen al te spelen. Zoals bij hun ontwikkelingsfase hoort, gaan de kinderen steeds vaker een discussie aan. Dit kan op deze leeftijd resulteren in wat wrijving onderling of vreemde reacties en uitlatingen richting volwassenen. Ook hierbij hebben de kinderen sturing nodig van volwassenen en is het belangrijk dat ouders de leerkrachten bijvallen en ondersteunen. Als school hebben we zoals blijkt 2 taken: begeleiding van de kinderen en voorlichting aan ouders. Het is in deze leeftijdsgroep het ene jaar heftiger dan het andere, maar onze ervaring is dat het gedrag van de kinderen en de groepssfeer zich met een goede begeleiding op school en ondersteuning en vertrouwen van ouders toch steeds weer goed ontwikkelt. Wat kan ik als ouder doen? 1. Kom met vragen altijd naar de leerkracht. Met anderen erover praten is ook prima, maar de leerkracht is uiteindelijk de persoon die met uw kind en de groep werkt en zal proberen de problemen bespreekbaar te maken. 2. Blijf niet te lang lopen met een vraag. Als u uw vraag begint met “het is al weken aan de gang” dan had u eigenlijk eerder moeten komen. Een leerkracht kan niet handelen als hij geen weet heeft van problemen. Niet alle kinderen vertellen hun problemen aan de leerkracht en wachten met het vertellen tot ze thuis zijn. (En dat kan zoals hierboven staat geschreven hun eigen interpretatie zijn.) 3. Wees meevoelend, maar ga niet mee in de emotie van uw kind. Als uw kind net iets vervelends heeft meegemaakt in de omgang met andere kinderen, is het logisch dat hij boos, verdrietig etc. is. Het probleem op dat moment is dan groot (“Hij zit mij altijd te pesten, niemand vind mij aardig…”, hoort u dan van uw kind). Het is goed om dan een luisterend oor te hebben en te troosten. Uw kind heeft u nodig om alles in perspectief te kunnen plaatsen. Help dus om te relativeren. (Nú voel je dat zo….. Deze week een paar keer een slechte ervaring wil niet zeggen het hele jaar….. Wat was jouw rol erin…. etc.) Versterk de negatieve gevoelens niet. U kunt eventueel aan de leerkracht vragen wat er gebeurd is. 4. Kinderen vertellen een verhaal vanuit hun eigen beleving/perspectief. Dat hoeft niet altijd te kloppen. Het is wel gebeurd, maar afhankelijk van de ontwikkelingsfase vertellen ze het verhaal zoals zij dat hebben ervaren en kunnen verwoorden. Probeer het als opvoeder vanuit een groter geheel te bekijken. Zoals gezegd: u kunt aan de leerkracht vragen wat er is gebeurd.
5. Probeer ook de rol van uw eigen kind bij uw oordeel te betrekken. Wat heeft uw kind zelf gezegd of gedaan? Lokt dit mogelijk reacties van andere kinderen uit? Is uw kind naar de leerkracht gegaan, zodat de leerkracht er iets aan kon doen? 6. Blokkeer mogelijkheden om problemen op te lossen niet met de opmerking “ons kind doet zoiets niet” of “zo hebben wij hem niet opgevoed”. Sta open voor signalen die je van school of anderen krijgt en betrek dat serieus bij het hele verhaal. Ieder mens/kind kan in andere situaties verschillende vormen van gedrag vertonen. Een situatie van een groep op school is toch beduidend anders dan de situatie van het gezin thuis. Onderschat de invloed van een groep niet op het gedrag van uw kind. Wij kennen voorbeelden van kinderen die zich thuis compleet anders gedragen dan op school. Het lijkt dan soms om een ander kind te gaan. 7. Bedenk goed wat het effect kan zijn van een (goedbedoeld) advies van u als ouder. Soms neemt u als ouder beslissingen die uw kind in moeilijke morele situaties kan plaatsen. Adviezen als: “speel voorlopig maar niet meer met…”of “sla er maar op als ze je plagen…” zijn soms begrijpelijk, maar kunnen verkeerd uitpakken. Kinderen zijn in hun communicatie vaak heel direct en open en kunnen zo‟n mededeling, in de ogen van een volwassene, dan weer heel ontactisch vertellen aan klasgenoten. Geef de kinderen zoveel mogelijk de ruimte om van moeilijke situaties te leren. Dat ze daarbij uw hulp, steun en advies kunnen gebruiken is heel logisch. 8. Probeer de kinderen ook een oplossing te laten bedenken. Dit kunnen ze vaak heel goed. Wij trainen dit ook op school.
Wat doet de school? Wij proberen als school een veilige omgeving te zijn voor iedereen. Wij laten ieder in zijn waarde en accepteren zoals hij is. Communicatie vinden wij belangrijk. Met kinderen en ouders. Daar hebben wij dan ook expliciet oog voor. Als school hebben we verschillende werkvormen en instrumenten om in te zetten op dit vlak. Preventief: (maatregelen voordat er iets is gebeurd): Om te beginnen plannen we op ons weekrooster lessen sociaal/emotionele ontwikkeling. We willen de kinderen namelijk preventief een handreiking geven om goed met de ander om te gaan. Onderwerpen als “nee zeggen, samen spelen, iets delen, niemand buitensluiten, gevoelens uiten etc. komen aan de orde. Als u ziet of hoort van de leerkracht of uw kind dat er onderwerpen worden besproken, dan is dat voor u geen signaal dat er dingen mis zijn in een groep, maar dat we als school aandacht aan de SEO ontwikkeling van kinderen besteden. We besteden extra aandacht aan positief gedrag. Voorbeeld: Bijna iedere groep heeft brievenbusjes. Die zijn niet alleen bedoeld voor gewone post, maar ook voor leuke brieven, complimenten en tekeningen voor elkaar. Ook onze aandacht voor de groepssamenstelling is bedoeld om de onderlinge omgang en de ontwikkeling van de kinderen zo postief mogelijk beïnvloeden. Op de Regenboog stromen kinderen in als ze 4 jaar worden in een kleutergroep. We houden dan al rekening met de groepssamenstelling. Daarna formeren we de groep
nog eens als vanuit de 4 kleutergroepen 2 groepen 3 moeten worden gemaakt. We houden dan met zoveel mogelijk zaken rekening: voorkeur kinderen/ouders; verhouding jongens/meisjes; verdeling zorg over de groepen; karakters…etc. Het belangrijkst is dat we de kinderen gedurende de schoolloopbaan niet teveel willen blootstellen aan veranderingen. Regelmaat is een belangrijk gegeven waar kinderen volgens ons behoefte aan hebben. Over het algemeen blijven de kinderen daarom tot en met groep 8 bij elkaar. Dit biedt ook veiligheid voor de kinderen. Ze weten wat ze aan elkaar hebben. Het is dan goed mogelijk om problemen met elkaar te bespreken en zelf oplossingen te bedenken. In de groep zelf zitten de kinderen in tafelgroepen. Ook dit is weer bedoeld om de samenwerking en omgang met elkaar te stimuleren. Als leerkracht zetten we ook vaak coöperatieve werkvormen in, zodat de kinderen met elkaar leren samenwerken. Iets dat ook geleerd moet worden. Als omgangsregels hebben we in de hele school onze omgangsregels hangen. We hanteren in school de door de kinderen zelf opgestelde afspraken (en verwachten dat u als ouder ons daarbij steunt, ook al past het niet bij uw opvoed stijl). Ze hangen goed zichtbaar door de hele school. Hier verwijzen we altijd naar: Als er iets fout is gegaan, eerlijk zeggen wat je zelf hebt gedaan. Alles zal veel beter gaan, zonder duwen, trekken en slaan. Door zuinig met de spullen om te gaan heeft een ander er ook wat aan. Schelden doet ook pijn, en is voor niemand fijn Eerst kijken of het zelf gaat, voordat je naar de leerkracht gaat We verwijzen steeds naar deze afspraken, die samen met de kinderen zijn opgesteld. We proberen de kinderen (onder begeleiding van de leerkrachten) te leren eerst zelf problemen op te lossen en te kijken naar hun eigen gedrag. Cruciaal daarbij is dat ouders onze regels ook onderschrijven. Het is erg verwarrend voor kinderen als ze van huis uit andere instructies meekrijgen. Vaak zijn deze tegengestelde instructies juist oorzaak van problemen binnen een klas. Het is dus belangrijk binnen een schoolcultuur zoveel mogelijk dezelfde normen, waarden en regels te hanteren. Hierboven hebben we de omgangsregels beschreven. Informeren en communicatie: Wij brengen ouders zo goed mogelijk op de hoogte als er iets is voorgevallen in de hoop dat wij ondersteund worden en dat u thuis het met de kinderen ook over de situatie zult hebben. Hier kan een preventieve werking vanuit gaan. De kinderen merken dan dat de school en ouders samen 1 lijn trekken. Alle opvoeders hanteren dezelfde (school)regels. Ons team stelt zich richting kinderen en ouders open op. Met vragen kunt u altijd komen. We maken altijd tijd voor een leerling vrij. Wij proberen zo voor de kinderen een veilige haven te zijn. We zorgen ook altijd voor voldoende toezicht. Vooral in de vrijere situaties op het plein en bij het naar binnen/buiten gaan. Wij stimuleren het samenwerken en samen spelen bewust in de klas door de mogelijkheid te creëren dit veel te doen. Dit ook om te voorkomen dat ze teveel afhankelijk zijn van één vriend(in).We kijken echter goed naar het karakter van het kind. Kinderen die meer op zichzelf zijn wordt ook de ruimte geboden. Ondanks onze preventieve initiatieven kan het soms wat moeizaam gaan. Dit kan op het gebied van de groepssfeer zijn, maar ook op individueel niveau. Vaak heeft het veel te maken met de ontwikkeling van de kinderen op dat moment.
Curatief: (reagerend op signalen die je krijgt) Als we moeten reageren op signalen die we krijgen, dan hebben we verschillende middelen die we kunnen inzetten. We kunnen zo een probleem goed in beeld brengen en adequaat handelen. Vanaf schooljaar 2008-2009 hebben we een volg- en signaleringssysteem voor Sociaal Emotionele ontwikkeling (3D-menSEOnaal) dat we standaard inzetten om beter te kunnen signaleren. Dit om een nog beter beeld te krijgen van het individuele kind en de groep. Van hieruit kunnen we als leerkracht inschatten hoe we het beste kunnen handelen. In ons veiligheidsplan is ook een pestprotocol opgenomen. U kunt dit elders op de website inzien. Leerkrachten kunnen zo op het gebied van pesten pestgedrag goed in beeld brengen en de pester en gepeste goed begeleiden. Belangrijk is om kinderen het verschil tussen plagen en pesten bij te brengen en om in te grijpen waar nodig. We nemen signalen van kinderen en ouders altijd serieus en accepteren pestgedrag nooit. Als een kind of ouder iets meldt bij de leerkracht wordt er altijd iets mee gedaan. In het verlengde van de Sociaal-emotionele lessen hebben we zo ook curatieve programma‟s om pesten tegen te gaan. Pesten via computer en internet maken hier ook deel van uit. In de huidige tijd een vrij nieuw fenomeen dat de kop kan opsteken rond de leeftijd van 10-12 jaar. Op de ouderpagina van onze website vindt u hier meer informatie over. Als school hebben we nog veel meer middelen in onze orthotheek, maar dat voert te ver om al deze instrumenten te benoemen. Tenslotte is het goed om te noemen dat ook derden kunnen worden ingeschakeld voor observatie in de klas en/of begeleiding van leerkrachten. Onderwijs begeleidingsdienst Marant kan hierbij een rol van betekenis spelen, maar ook de werkgroep “hulp bij gedragsproblemen” van het samenwerkingsverband SVOB. In deze gevallen lichten wij u als ouders altijd in.