Gebruikershandleiding Doseerpomp ProMinent EXtronic® EXBb NL
0158
EXBb ___ ___ ___ ___ ___ ___ ___ ___ Hier a.u.b. de identcode van het apparaat invullen! Voor het begin van alle werkzaamheden de handleiding lezen. Nooit weggooien. De gebruiker is aansprakelijk bij schade als gevolg van installatie- en bedieningsfouten. De nieuwste versie van een gebruikershandleiding is beschikbaar op onze homepage.
Artikelnummer 984245
Originele gebruikershandleiding (2006/42/EG)
BA EX 001 02/15 NL
Aanvullende aanwijzingen
1
2 3 4 5
6 7
8
17
9
16
10
15 14
13
11 12
2
Aanvullende aanwijzingen 1
- Aandrijfeenheid met besturing
2
- Persaansluiting
3
- Kopschijf
4
- Doseereenheid
5
- Ontluchtingsventiel (alleen bij de typen 1000 - 0417 NP en PP)
6
- Bypass-slangpilaar (alleen bij de typen 1000 - 0417 NP en PP)
7
- Zuigaansluiting
8
- Typeplaatje
9
- Indicator voor 'In bedrijf'
10 - Kijkvenster slaglengte-instelknop 11 - Externe aansluiting 12 - Netaansluiting 13 - Netschakelaar (niet bij 500 V versie) 14 - Slaglengte-instelknop 15 - Vergrendelingspal 16 - Instelknop voor slagfrequentie, resp. toets/drukschakelaar voor aanzuigen 17 - Transparant deksel
3
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
4
1
Algemene gebruikersinstructies............................................ 6
2
Toepassing van de doseerpomp........................................... 7
3
Veiligheid.............................................................................. 3.1 Veiligheidsaanwijzingen................................................ 3.2 Toegepaste richtlijnen / normen................................... 3.3 Keuringen en keurmerken............................................
4
Opbouw en werking............................................................ 4.1 Werkingsprincipe........................................................ 4.2 Opbouw / functiebeschrijving membraanbreukmelder (optie).......................................................................... 4.3 Pompcapaciteit........................................................... 4.4 Besturingstypen..........................................................
11 11
5
Technische gegevens......................................................... 5.1 Identcode.................................................................... 5.2 Maten en gewichten.................................................... 5.2.1 Maatschets.............................................................. 5.2.2 Gewichten................................................................ 5.3 Capaciteitsgegevens.................................................. 5.4 Nauwkeurigheid.......................................................... 5.5 Materiaalgegevens..................................................... 5.6 Elektrische gegevens.................................................. 5.6.1 Elektrische gegevens besturingsstroomkring.......... 5.6.2 Elektrische gegevens voedingsstroomkring............ 5.6.3 Membraanbreukmelder, intrinsiek veilig (optie)....... 5.6.4 Elektrische gegevens, details.................................. 5.7 Mechanische gegevens van de gebruikte kabels....... 5.8 Omgevingsvoorwaarden.............................................
15 15 16 16 19 19 22 22 23 23 24 24 25 26 26
6
Uitpakken............................................................................ 28
7
Montage en installatie......................................................... 7.1 Doseerpomp monteren............................................... 7.2 Slangleidingen installeren........................................... 7.2.1 Installeren van de zuigleiding.................................. 7.2.2 Installeren van de persleiding.................................. 7.2.3 Installeren van bypass-ontluchtingsleiding (zie afb. achter dekblad)........................................................ 7.3 Installatievoorbeelden mechanisch/hydraulisch......... 7.3.1 Aanwijzingen voor installatie aan de zuigzijde......... 7.3.2 Aanwijzingen voor installatie aan de perszijde........ 7.3.3 Speciale installatieaanwijzingen.............................. 7.3.4 Onjuiste installatie.................................................... 7.4 Elektrische installatie..................................................
33 33 34 35 35 37 39
8
Bedrijf en bediening............................................................ 8.1 Inbedrijfstelling............................................................ 8.2 Bepalen van de pompcapaciteit.................................. 8.3 Nomogrammen........................................................... 8.4 Instellen van de pompcapaciteit.................................
41 41 43 44 52
9
Onderhoud.......................................................................... 54
8 8 9 9
11 13 13
29 29 30 32 32
Inhoudsopgave 10
11
Reparaties........................................................................... 10.1 Werkmembraan / hulpmembraan vervangen........... 10.2 Membraanbreuksensor repareren............................ 10.3 Membraanbreuksensor controleren.......................... 10.4 Scheidingsmembraan van de membraanbreuk‐ sensor vervangen.....................................................
55 56 56 57
Storingen............................................................................. 11.1 Bedrijfs-/pulsindicatie brandt niet, geen pompslag... 11.2 De pomp zuigt ondanks volledige pompslag en ont‐ luchting niet meer aan.............................................. 11.3 Pomp doseert niet meer, hoewel bedrijfs-/pulsindi‐ catie brandt............................................................... 11.4 Bij de kopschijf ontsnapt vloeistof............................. 11.5 Pomp bouwt geen druk op of zuigt ondanks volle‐ dige pompslag niet aan............................................. 11.6 Membraanbreuksignalering geeft alarm...................
59 59
58
59 59 60 62 62
12
Afvoeren van oude onderdelen........................................... 63
13
Doorsnede EXtronic............................................................ 64
14
Installatiegegevens............................................................. 66
15
Garantieclaim...................................................................... 67
16
Veiligheidscertificaat........................................................... 68
17
EG-conformiteitsverklaring voor machines......................... 69
18
EG-verklaring van EG-typeonderzoek................................ 70
5
Algemene gebruikersinstructies
1
Algemene gebruikersinstructies De volgende gebruikersinstructies doorlezen a.u.b.! Wanneer u deze kent, doet u daarmee uw voordeel tijdens het gebruik van de gebruikershandleiding. In de tekst zijn de volgende onderdelen geaccentueerd: n Opsommingen Aanwijzingen
Werktips:
Een tip is bedoeld om uw werkzaamheden gemakke‐ lijker te maken.
en veiligheidsaanwijzingen: WAARSCHUWING! Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie. Wanneer deze situatie zich voordoet, bent u in levensgevaar of kunt u zeer ernstig letsel oplopen.
VOORZICHTIG! Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie. Als de situ‐ atie zich voordoet, kan dat licht of middelmatig letsel of materiële schade tot gevolg hebben.
AANWIJZING! Duidt op een mogelijkerwijze schadelijke situatie. Als de situatie zich voordoet, kan dat materiële schade tot gevolg hebben.
6
Toepassing van de doseerpomp
2
Toepassing van de doseerpomp De ProMinent EXtronic® EXBb is een elektronisch aangestuurde, explosieveilige membraan-doseerpomp met korteslagelektromag‐ neet.
vloeibare media
Deze dient voor dosering van vloeibare media: n in explosiegevaarlijke opstellingsruimten in zone 1, apparaatcategorie II 2 G van de explosiegroep II C, (EXBbG) volgens EG-richtlijnen n voor gebruik in mijnbouw, groeven waarbij bliksemgevaar besaat van de explosiegroep I, apparaatcategorie 1 M 2 (EXBbM) volgens EG-richtlijnen n In explosiegevaarlijke opstellingsruimten volgens FM en CSAstandaards Doseerkoppen van verschillende materialen dekken vrijwel alle toepassingen: n n n n n
uitgassende media
Polypropyleen (PP) PVC Acrylglas PTFE-Teflon® RVS
Voor dosering van uitgassende media, zijn er zelfontluchtend doseerkoppen van acrylglas of PVC.
brandbare media
WAARSCHUWING! Voor brandbare media alleen de doseerkop "SB" gebruiken.
AANWIJZING! De pomp is niet bestemd voor het doseren van gasvor‐ mige media of vaste stoffen.
Spanningen
Uitvoeringen voor verschillende spanningen en frequenties zijn beschikbaar: 230 V, 115 V, 500 V, 100 V en 200 V; 50/60 Hz.
Compatibiliteit
De ProMinent EXtronic® EXBb is een voortzetting van de eerdere EXBa-serie: De uitwendige afmetingen en bevestigingboringen zijn identiek, ook het hydraulisch toebehoren van deze serie kan worden gebruikt. De doseerkoppen zijn compatibel met de andere mem‐ braan-doseerpompen, met uitzondering van de uitvoering "SB _" en "_ _ M" (zie identcode).
7
Veiligheid
3
Veiligheid
3.1 Veiligheidsaanwijzingen WAARSCHUWING! – Schakel de pomp direct uit in een noodgeval! Gebruik daarvoor de netschakelaar van de pomp of de dichtstbijzijnde noodschakelaar! – Voor de installatie van de doseerpomp de voor‐ schriften voor installatie in explosiegevaarlijke zones, in Europa de Europese fabrikantenrichtlijn 99/92/EG (ATEX 137) en de ATEX-productrichtlijn 94/9/EG (ATEX 95) opvolgen! In België en Neder‐ land is deze richtlijn opgenomen in de ARAB- res‐ pectievelijk ARBO-wetgeving! – Voor het gebruik van de doseerpomp voor het doseren van brandbare media de Europese fabri‐ kantenrichtlijn 99/92/EG (ATEX 137, voorheen ATEX118a) opvolgen. In België en Nederland is deze richtlijn opgenomen in de ARAB- respectieve‐ lijk ARBO-wetgeving, resp. de richtlijn gevaarlijke stoffen. – Ook de geldende normen zoals DIN EN 60079-10/14 en DIN EN 60079-11 voor installaties in Ex-gevaarlijke zones, evenals DIN VDE 0118 voor het ontwerpen van elektrische installaties in explosiegevaarlijke zones in de mijnbouw opvolgen! – Bij het installeren in het buitenland, de geldende nationale voorschriften opvolgen! – – –
8
Veiligheid
VOORZICHTIG! – Pompen moeten op elk moment toegankelijk zijn voor de bediening en het onderhoud. Zorg dat toegangen niet worden geblokkeerd! – Doseerpompen en betreffende randapparatuur mogen uitsluitend door deskundige en daarvoor bevoegde personen worden onderhouden en gere‐ pareerd! – Vóór werkzaamheden aan de pomp altijd eerst de doseerkop drukloos maken! – Maak vóór werkzaamheden aan de pomp de doseerkop leeg en spoel deze als gevaarlijke of onbekende doseermedia zijn gebruikt! – De informatie in de veiligheidsinformatiebladen opvolgen! – Draag tijdens het hanteren van gevaarlijke en/of onbekende vloeistoffen beschermende kleding (veiligheidsbril, veiligheidshandschoenen)! Dit geldt met name voor werkzaamheden aan de doseerkop! – Het is niet toegestaan om ProMinent®-doseer‐ pompen uit te rusten met onderdelen van derden die niet door ProMinent zijn getest en aanbevolen. Dat kan leiden tot persoonlijk letsel en/of materiële schade waarvoor ProMinent niet aansprakelijk gesteld kan worden! – –
AANWIJZING! – Het instellen van de slaglengte alleen bij draaiende pomp uitvoeren (wanneer de instelschroef van de doseerslag korte tijd niet belast is)! Voor het instellen van de slaglengte de vergrende‐ ling losmaken!
– –
Het toepassen van kleinere slangmaten moet worden vermeden! Bij lange leidingen en hoogviskeuze media, de eerst volgende grotere leidingdoorsnede of een pulsatiedemper gebruiken!
3.2 Toegepaste richtlijnen / normen zie EG-conformiteitsverklaring
3.3 Keuringen en keurmerken Ex-beveiliging
Het conformiteitscertificaat van de "DMT-Gesellschaft für For‐ schung und Prüfung mbH, Fachstelle für Sicherheit elektrischer Betriebsmittel, Bergbau-Versuchsstrecke", vindt u in de bijlagen.
9
Veiligheid Apparaattype
Aanduiding
EXBbG
II 2G Ex d IIC T6 Gb
II 2G c IIC T6 Gb
DMT 03 ATEX E 023
EXBbG, intrin‐ siek veilig
II 2(1)G Ex d [ia Ga] IIC T6 Gb
II 2G c IIC T6 Gb
DMT 03 ATEX E 023
EXBbM
I M2 Ex d I Mb I M2 c I Mb
EXBbM, intrin‐ I M2(M1) Ex d siek veilig [ia Ma] I Mb
10
Keurmerk
I M2 c I Mb
DMT 03 ATEX E 023 DMT 03 ATEX E 023
EXBbG
Class l, Div.1, Group B, C en D, T6
FMR
EXBbG
Class l, Div.1, Group B, C en D, T6
CSA
Opbouw en werking
4
Opbouw en werking Het overzicht van de doseerpomp en de benamingen van de func‐ tionele eenheden vindt u achter het dekblad. De doseerpomp ProMinent EXtronic® bestaat uit de hoofdcompo‐ nenten:
Aandrijfeenheid (1)
met elektronische besturing en magneet, netaansluiting (10) en ingang "Externe aansturing" (optie) (11).
Doseereenheid
kopschijf (3) met membraan, dat met een stalen kern is gebalan‐ ceerd. Doseerkop (4) met persaansluiting (2) en zuigaansluiting (7), bij de typen 1000-0417 NP en PP met bypass-slangpilaar (6) en ontluchtingsventiel (5).
Bedieningseenheid
met bedrijfs-/pulsindicatie (9), netschakelaar (niet bij 500 V versie) (13), instelknop voor slaglengte (14) met kijkvenster (10), vergrendelingspal (15), Instelknop voor slagfrequentie, resp. toets/drukschakelaar voor aanzuigen (16) en transparant deksel (17).
4.1 Werkingsprincipe De dosering gebeurt pulsgewijs: Een puls veroorzaakt een magnetisch veld rondom de magneet, de magneet trekt een bewegend opgehangen drukstuk aan, het mem‐ braan verdringt daarbij het medium in de doseerkop via een pers‐ ventiel. Het ventiel aan de zuigzijde sluit. Na beëindiging van de inschakelpuls valt het magnetisch veld af. Het drukstuk van de magneet wordt door de retourveer terugge‐ bracht. Het membraan keert terug naar zijn begin positie, waardoor een zuigslag ontstaat, die het persventiel sluit en de medium aan de zuigzijde aanzuigt.
4.2 Opbouw / functiebeschrijving membraanbreukmelder (optie) De membraanbreuksignalering bewaakt de lekdichtheid van het werkmembraan. De doseereenheid van de EXBb met membraanbreuksignalering, heeft in plaats van slechts één werkmembraan een hulpmem‐ braan, bestaande uit het werkmembraan en een extra veiligheids‐ membraan en is uitgerust met een intrinsiek veilige membraan‐ breuksensor, zie weitere Informationen Afb. 1.
11
Opbouw en werking Het veiligheidsmembraan is tussen de kopschijf en een tussen‐ schijf geplaatst en vormt samen met het werkmembraan een gesloten tussenruimte. Taak
Dit dient als bewaking tegen breuk van het werkmembraan en ter bescherming van de aandrijving tegen corrosie en het milieu tegen chemicaliënlekkage bij membraanbreuk. Deze doseereenheid kan ook na membraanbreuk, in noodbedrijf lekkagevrij en met de volledige bedrijfsdruk verder werken.
5
1
2 6
3
7
4
8
9
10
Afb. 1 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Kopschijf Adapter Tussenbus Veiligheidsmembraan (hulpmembraan) Tussenschijf Werkmembraan Doseerkop Bevestigingsschroef Membraanbreukmelder Aanvoerkanaal VOORZICHTIG! Pas vanaf een tegendruk van de installatie van ca. 2 bar wordt bij een membraanbreuk een elektrisch sig‐ naal geactiveerd.
12
Opbouw en werking
VOORZICHTIG! Na het scheuren van het werkmembraan kan geen nauwkeurige pompcapaciteit meer worden gegaran‐ deerd.
4.3 Pompcapaciteit De pompcapaciteit is afhankelijk van de slaglengte en de slagfre‐ quentie. De slaglengte wordt met de instelknop voor slaglengte (14) tijdens bedrijf traploos van 100 % tot 10 % ingesteld en vergrendeld. De maximale slaglengte is 1,25 mm, 0,63 mm bij het type EXBb_1000. Met de instelknop voor de slagfrequentie (16) kunnen handmatig 0 tot 110 (120) slagen/min worden ingesteld. Bij max. slaglengte en -frequentie en een max. tegendruk van 1,5 bar tot 25 bar, pompen de membraan-doseerpompen 0,2 l/h tot 60 l/h.
4.4 Besturingstypen Uitvoering "Interne slagfrequentie-instelling" (identcode-kenmerk "Besturingstype": 0): De stuurpuls wordt intern gegenereerd, slaglengte en slagfre‐ quentie zijn handmatig instelbaar met de instelknoppen op het bedieningspaneel. Uitvoeringen "Externe contact-aansturing" (identcode-kenmerk "Besturingstype": 1, 4): De stuurpuls wordt extern via een potentiaalvrij of halfgeleidercon‐ tact gegeven en via de aansturing "Extern aansturing" aan de aan‐ drijfeenheid toegevoerd. Voorbeelden zijn contactwatermeters of DULCOMETER® besturingen. Uitvoeringen "Analoge aansturing x - 20 mA" (identcode-kenmerk "Besturingstype": 2, 3, 5, 6): Een extern, analoog signaal wordt via de aansluiting "Externe aan‐ sturing" van de aandrijfeenheid toegevoerd. De slagfrequentie wijzigt proportioneel met het 0 .. 20 mA resp. 4 .. 20 mA-signaal. Uitvoeringen "Interne slagfrequentie-instelling met pauzefunctie" (identcode-kenmerk "Besturingstype": 7, 8): Net als bij "Interne slagfrequentie-instelling", er is echter nog een extra mogelijkheid de dosering via een extern halfgeleidercontact of potentiaalvrij contact uit- en in te schakelen.
13
Opbouw en werking
Alle besturingstypen, die via een ingang kunnen worden aangestuurd, kunnen met een ingang "Externe aansturing"in "Niet intrinsiek veilig" of "Intrinsiek veilig" [i, a] worden geleverd.
14
Technische gegevens
5
Technische gegevens
5.1 Identcode Serie ProMinent EXtronic®, versie b EXBb
Beschermingsgraad G
Gas-explosieveilig, explosiegroep IIC, apparaatgroep / -categorie II 2G
M
Mijnbouw / onweer- en gasexplosieveilig expl.-groep I / IIC) apparaatgroep / -categorie I M2 U. II 2G Pomp‐ type
bar
l/h zie typeplaatje
Materiaal doseerkop NP1
Acryl met ontluchting, O-ring: FPM-A
NP3
Acryl met ontluchting, O-ring: FPM-A
NS3
Acryl zelfontluchtend, O-ring: FPM-A
PP1
PP met ontluchting, O-ring: EPDM
PP4
PP met ontluchting/HV, O-ring: EPDM
PS3
PVC zelfontluchtend, O-ring: FPM-A
SB1
RVS 1.4571 met inwendige schroefdraad 1/4" resp. 1/2"
SS1
RVS 1.4571 met klemring, pakking: PTFE
SS2
RVS 1.4571 met inwendige schroefdraad 1/4"-NPT, afdichting: PTFE
SSM net als SS1, met membraanbreuksensor SBM net als SB1, met membraanbreuksensor SS2
RVS 1.4571 met inwendige schroefdraad 1/4"-NPT, pakking: PTFE
TT1
PTFE + 25 % koolstof, pakking: PTFE Ventielveer 0
Met ventielveer
1
Met 2 ventielveren (1.4571), 0,1 bar Elektrische aansluiting A
230 V, 50/60 Hz, open uiteinden
B
115 V, 50/60 Hz, open uiteinden
C
200 V, 50/60 Hz, open uiteinden
D
100 V, 50/60 Hz, open uiteinden
E
500 V, 50/60 Hz, open uiteinden Besturingstype 0
Interne slagfrequentie-instelling
1
Externe contact-aansturing
2
Analoge aansturing 0–20 mA
3
Analoge aansturing 4–20 mA
4
Externe contact-aansturing [i,a]
15
Technische gegevens Serie ProMinent EXtronic®, versie b 5
Analoge aansturing 0–20 mA [i,a]
6
Analoge aansturing 4–20 mA [i,a]
7
Interne slagfrequentie-instelling met pauzefunctie
8
Interne slagfrequentie-instelling met pauzefunctie [i,a] Besturingsvariant 0
Met potentiometer
1
Met drukknop voor max. frequentie
2
Met toets voor max. frequentie Goedkeuring/spanning/taal 0
BVS-Europa / 100–500 V / Duits
1
BVS-Europa / 100–500 V / Engels
2
FM-USA / 100–500 V / Engels
3
CSA-Canada / 100–500 V / Engels
5.2 Maten en gewichten 5.2.1 Maatschets Maten in mm
ProMinent EXtronic® EXBb NP=13 PP=11,5
* 100 10 20 30
1 0 19 0 9 0
G
50 4 0
149
60
D
80 70
30 20
10
C
E
Ø 5,8
141 226
B 306 A
16
125 144
70 40 50 60
Technische gegevens
F
F
81
31
32 93
Version ,,NS, PS“ Type
Version ,,SB“
Materiaaluitvoering
A
B
C
ØD
E
ØF
G
1000, 1601, 1201, 0803
NP1
391
136
69
70
6x4
38
229
1002, 0308, 2502, 2505, 1006
NP3
391
136
61
85
8x5
50
237
1310, 0613
391
136
52
100
8x5
66
244
0814, 0417
391
136
52
100
12x9
66
244
0430
381
137
46
135
DN10
117
304
0260
398
142
-16
135
DN15
117
314
393
136
67
70
6x4
38
236
1002, 0308, 1006
393
136
67
70
8x5
50
236
0613
393
136
57
90
8x5
66
246
0814, 0417
393
136
57
90
12x9
66
246
0430
381
137
46
135
DN10
117
304
0260
398
142
-16
135
DN15
117
314
389
138
46
85
DN10
50
222
1006
398
145
76
85
DN15
50
222
1310
398
145
76
85
DN15
66
222
0814
398
145
69
100
DN15
66
229
378
134
75
60
6x4
38
223
378
134
70
70
6x4
38
228
1000, 1601, 1201, 0803
1002
1000, 1601, 1201 0803
PP1
PP4
TT1
17
Technische gegevens Type
A
B
C
ØD
E
ØF
G
1002, 0308, 1006
388
138
42
80
8x5
50
256
0613
388
138
32
95
8x5
66
266
0814, 0417
388
138
32
95
12x9
66
266
0430
388
137
35
135
DN10
117
263
0260
398
142
31
135
DN15
117
268
376
134
84
60
6x5
38
214
0803
376
134
79
70
6x5
38
219
1002, 0308, 2502, 2505, 1006
386
138
48
80
8x7
50
250
1310, 0613
386
138
39
95
8x7
66
259
0814, 0417
386
138
39
95
12x10
66
259
0430
386
137
35
135
DN10
117
263
0260
390
142
28
135
DN15
117
271
1000, 1601, 1201
Materiaaluitvoering
SS1
1601, 2501
SSM
391
149
84
60
6x5
38
214
1000
SB1
373
134
87
70
Rp 1/4
38
211
1601, 1201, 0803
373
134
79
85
Rp 1/4
38
219
1002, 0308, 2502, 2505, 1006
381
138
56
80
Rp 1/4
50
242
1310, 0613
381
138
48
95
Rp 1/4
66
250
0814, 0417
381
138
48
95
Rp 1/4
66
250
0430
381
138
22
145
Rp 1/4
117
275
0260
383
139
27
145
Rp 1/2
117
279
1601, 2501
SBM
388
149
79
85
Rp 1/4
38
219
1601, 1201, 0803
NS3
383
136
67
*
6x4
38
243
383
136
67
*
6x4
50
243
383
136
67
*
6x4
38
243
383
136
67
*
6x4
50
243
1002 1601, 1201, 0803 1002
18
PS3
Technische gegevens
5.2.2 Gewichten Pomptype
Materiaal
EXBbG
EXBbM
1000, 2501,1601, 1201, 0803, 1002, 0308
NP, PP, TT / SS, SB
ca. 12/16 kg
ca. 26/30 kg
2502, 1006, 0613, 0417
NP, PP, TT / SS, SB
ca. 13/17 kg
ca. 27/31 kg
2505, 1310, 0814, 0430, 0260
NP, PP, TT / SS, SB
ca. 16/20 kg
ca. 30/34 kg
5.3 Capaciteitsgegevens Pomp‐ type
Max. pompcapaciteit bij maximale tegendruk
Max. pompcapaciteit bij middelmatige tegen‐ druk
EXBb
bar
l/h
psi
gph
ml/slag bar
l/h
psi
gph
ml/slag
1000
10
0,19
145
0,051
0,03
5
0,27
72,5
0,071
0,038
2501 SSM
25
1,14
362,5
0,301
0,16
12
1,4
181
0,369
0,19
1601 SSM
16
1,31
232
0,346
0,18
8
1,68
116
0,443
0,23
1601
16
1,00
232
0,265
0,14
8
1,3
116
0,343
0,18
1201
12
1,70
174
0,451
0,24
6
2,0
87
0,528
0,28
0803
8
3,70
116
0,981
0,51
4
3,9
58
1,029
0,54
1002
10
2,30
145
0,610
0,32
5
2,7
72,5
0,713
0,38
0308
3
8,60
44
2,281
1,20
1,5
10, 3
22
2,719
1,43
2502
25
2,00
362,5
0,528
0,28
12
2,4
181
0,633
0,33
2505
25
4,20
362,5
1,110
0,64
12
5,3
181
1,399
0,80
1006
10
6,00
145
1,590
0,83
5
7,2
72,5
1,901
1,00
1310
13
10,50
188,5
2,783
1,59
6
11,9
94
3,141
1,80
0613
6
13,10
87
3,472
1,82
3
14,9
43
3,933
2,07
0814
8
14,00
116
3,710
1,12
4
15,4
58
4,065
2,33
0417
3,5
17,40
50,75
4,611
2,42
2
17,9
25,3
4,725
2,49
0430
3,5
27,00
50,75
7,155
4,09
2
29,5
25,3
7,788
4,7
0260
1,5
60,00
21,75
15,90
9,09
-
-
-
-
-
Type 1000 met keramische schijven in alle materiaaluitvoeringen.
19
Technische gegevens Type 2502, 2505, 1310 nu in uitvoering NP en SS
Pomptype
Slagfrequentie
Aansluitdia‐ meter uitw. Ø x inw. Ø
Zuighoogte*
Aanzuig‐ hoogte**
Toegestane voordruk zuig‐ zijde
EXBb
Slagen/min
mm
m wk
m wk
bar
1000
120
6x4
1,5
0,5
8,0
2501 SSM
120
6x4
5
1,8
8,0
1601 SSM
120
6x4
5
1,8
8,0
1601
120
6x4
5
1,8
8,0
1201
120
6x4
5
2,5
5,5
0803
120
6x4
5
2,8
3,0
1002
120
8x5
5
1,0
3,0
0308
120
8x5
5
1,8
1,5
2502
120
8x5
5
1,0
8,0
2505
110
8x5
5
1,5
3,5
1006
120
8x5
5
1,3
3,5
1310
110
8x5
5
1,9
2,0
0613
120
8x5
5,5
1,9
2,0
0814
110
12x9
5
2,0
1,5
0417
120
12x9
4,5
2,0
1,5
0430
110
DN10
5
1,8
0,8
0260
110
DN15
1,5
1,5
0,8
* Zuighoogte: bij gevulde zuigleiding ** Aanzuighoogte: bij niet gevulde zuigleiding Doseerpompen voor hoogviskeuze media "HV" Pomp‐ type
Max. pompcapaciteit bij maximale tegendruk
Max. pompcapaciteit bij middelmatige tegen‐ druk
EXBb
bar
l/h
psi
gph
ml / slag
bar
l/h
psi
gph
ml / slag
1002
10
2,30
145
0,607
0,31
5
2,7
72,5
0,713
0,38
1006
10
6,00
145
1,585
0,83
5
7,2
72,5
1,902
1,00
20
Technische gegevens Pomp‐ type
Max. pompcapaciteit bij maximale tegendruk
Max. pompcapaciteit bij middelmatige tegen‐ druk
EXBb
bar
l/h
psi
gph
ml / slag
bar
l/h
psi
gph
ml / slag
1310
10
10,50
145
2,773
1,59
6
11,9
87
3,143
1,80
0814
8
14,00
116
3,698
2,12
4
15,4
58
4,068
2,33
Pomptype
Slagfrequentie
Aansluitdia‐ meter uitw. Ø x inw. Ø
Zuighoogte*
Aanzuig‐ hoogte**
Toegestane voordruk zuig‐ zijde
EXBb
Slagen/min
mm
m wk
m wk
bar
1002
120
DN10
1,0
-
3,0
1006
120
DN15
1,3
-
3,5
1310
110
DN15
1,9
-
2,0
0814
110
DN15
2,0
-
1,5
* Zuighoogte: bij gevulde zuigleiding ** Aanzuighoogte: bij niet gevulde zuigleiding Doseerpompen met zelfontluchtende doseerkop *** Pomp‐ type
Max. pompcapaciteit bij maximale tegendruk
Max. pompcapaciteit bij middelmatige tegen‐ druk
EXBb
bar
l/h
psi
gph
ml / slag
bar
l/h
psi
gph
ml / slag
1601
16
0,66
232
0,174
0,09
-
-
-
-
-
1201
12
1,0
274
0,265
0,14
-
-
-
-
-
0803
8
2,4
116
0,634
0,33
-
-
-
-
-
1002
10
1,8
145
0,476
0,25
-
-
-
-
-
*** De gespecificeerde capaciteitsgegevens zijn gewaarborgde minimumwaarden, die zijn verkregen met het medium water op kamertemperatuur
Pomptype
Slagfrequentie
Aansluitdia‐ meter uitw. Ø x inw. Ø
Zuighoogte*
Aanzuig‐ hoogte**
Toegestane voordruk zuig‐ zijde
EXBb
Slagen/min
mm
m wk
m wk
bar
1601
120
6x4
-
1,8
0,2
1201
120
6x4
-
2,0
0,2
0803
120
6x4
-
2,8
0,2
1002
120
6x4
-
2,0
0,2
* Zuighoogte: bij gevulde zuigleiding ** Aanzuighoogte: bij niet gevulde zuigleiding
21
Technische gegevens
5.4 Nauwkeurigheid min.: -5 %, max.: niet gespecificeerd bij max. slaglengte en max. tegendruk bij alle materiaaluitvoe‐ ringen. beter dan ± 2 % bij gelijkblijvende verhoudingen en minimaal 30 % slaglengte. De volgende aanwijzingen moeten worden opgevolgd: n Alle informatie is gebaseerd of doseerhoeveelheden met water bij 20 °C. n Gelijkblijvende tegendruk, indien mogelijk boven 1 bar. n Wordt bij een vrije uitloop gedoseerd, moet een drukhoudven‐ tiel worden gemonteerd voor een tegendruk van minimaal 1,5 bar (zie de installatievoorbeelden). n Zuig- en doseerleidingen indien mogelijk altijd stijgend leggen. n Ligt het vloeistofpeil van de voorraadtank in de bedrijfstoestand boven de pomp, is voordruk aanwezig aan de zuigzijde. In dit geval moet de tegendruk zo hoog zijn, dat er een minimale tegendruk van 1,5 ontstaat, anders een drukhoudventiel of een veerbelast doseerventiel met de betreffende voordruk toe‐ passen.
Een drukhoudventiel of een veerbelast doseerventiel zijn geen absoluut sluitende afsluitorganen. Daarom moet bij voordruk aan de zuigzijde een afsluitventiel worden geïnstalleerd, dat bij stilstand van de doseer‐ pomp gesloten is.
5.5 Materiaalgegevens PP1
PP4
PC5
NP1 /NP3 NS3
PS3
TT1
SS
Doseerko p
Polypro‐ pyleen
Polypro‐ pyleen
PVC
Acrylglas
Acrylglas
PVC
PTFE met RVS koolstof 1.4404
Zuig- / persaan‐ sluiting
Polypro‐ pyleen
Polypro‐ pyleen
PVC
PVC
PVC
PVC
PTFE met RVS koolstof 1.4404
Afdich‐ tingen
EPDM
EPDM
FPM-A
FPM-A/B
FPM-B
FPM-B
PTFE
PTFE
Kogels Ø6 ... Ø 12
Keramiek
-
Keramiek
Keramiek
Keramiek
Keramiek
Keramiek
Keramiek
Kogels DN10 ... DN15
Glas
Keramiek
-
Glas
-
-
Keramiek
RVS 1.4404
Type 1000: met keramische schijven in alle materiaaluitvoeringen PP4: met ventielveren van Hastelloy C DEVELOPAN® doseermembraan met PTFE-coating in alle uitvoe‐ ringen
22
Technische gegevens
5.6 Elektrische gegevens
5.6.1 Elektrische gegevens besturingsstroomkring 5.6.1.1
Bij uitvoering "Niet intrinsiek veilig" en "Intrinsiek veilig" mA-ingang, bij identcode-kenmerk "Bestu‐ ringstype":
2, 3, 5*, 6*
Max. spanning:
6V
Max. stroomsterkte:
30 mA
Ingangsweerstand ca.:
94 Ω
Contact-/pauze-ingang, identcode-kenmerk "Besturingstype":
1, 4*, 7, 8*
Spanning bij open contact ca.:
5V
Ingangsweerstand ca.:
4,7 kΩ
Aansturing via potentiaalvrij contact of halfgeleider‐ schakelaar: Max. reststroom (contact open):
70 μA
Max. contactweerstand (gesloten):
10 kΩ
of Max. spanningsval:
3V
Max. pulsfrequentie:
40 puls/s
Min. pulsbreedte:
10 ms
* Voor het waarborgen van de intrinsieke veiligheid, zie Ä Hoofd‐
stuk 5.6.1.2 „bij uitvoering "Intrinsiek veilig"“ op pagina 23
5.6.1.2
bij uitvoering "Intrinsiek veilig" Uitgangswaarde alle uitvoeringen "[ia]" Maximale uitgangsspanning U0
7,14 V
Maximale uitgangsstroom I0
5 mA
Maximaal uitgangsvermogen U0
23.3 mW
Inwendige weerstand Ri
4296 Ω
(trapezevormige uitgangskarakteristiek) Maximaal uitwendige inductiviteit L0
1H
Maximaal uitwendige capaciteit L0
13,5 μF
Voor het aansluiten van een intrinsiek veilige stroomkring Maximale ingangsstroom Ii
280 mA
Maximale uitgangsspanning Ui
30 VDC
23
Technische gegevens Maximaal ingangsvermogen Pi
2W
Effectieve inwendige inductiviteit Li
verwaarloosbaar
Effectieve inwendige capaciteit Ci
verwaarloosbaar
5.6.2 Elektrische gegevens voedingsstroomkring 5.6.2.1
Bij uitvoering "Niet intrinsiek veilig" Nominale spanning:
100, 115 ± 10 % VAC 200, 230 ± 10 % VAC 500 ± 10 % VAC
Maximale stroomopname Ieff*:
1,5 A
Max. piekstroom tijdens een slag Ipiek:
8 A
Maximaal opgenomen vermogen Peff*:
50 W
* Bij middeling van meerdere slagen bij maximale slagfrequentie
5.6.2.2
bij uitvoering "Intrinsiek veilig" Nominale spanning:
100, 115 ± 10 % VAC 200, 230 ± 10 % VAC 500 +6 % -10 % VAC
Maximale stroomopname Ieff*:
1,5 A
Max. piekstroom tijdens een slag Ipiek:
8 A
Maximaal opgenomen vermogen Peff*:
50 W
* Bij middeling van meerdere slagen bij maximale slagfrequentie
5.6.3 Membraanbreukmelder, intrinsiek veilig (optie) Type: Pepperl+Fuchs, NJ1,5-8GM-N-V1
Nominale spanning (Ri ca. 1 kΩ)
8,2 V
Stroomopname bij normaal bedrijf
≤ 1mA
Stroomopname bij membraanbreuk
min. 3 mA
Voor gedetailleerde gegevens en bij gebruik in explosiegevaarlijke zone, de gebruikershandleiding en de verklaring van EG-typeon‐ derzoek van de membraanbreuksensor raadplegen.
24
Technische gegevens
5.6.4 Elektrische gegevens, details Pompentype 1000, 2501,1601, 1201, 0803, 1002, 0308 Netaansluiting (V)
100
115
200
230
500
Max. stroomop‐ name*** (A)
1,6
1,4
0,7
0,8
0,3
Effectieve stroomop‐ name1 (A)
0,27
0,29
0,14
0,17
0,09
Gemiddelde opge‐ nomen vermogen (W)
16
16
16
16
16
Zekering pos. 65* waarde (A) / type
1,0T
0,63T
0,4T
0,315T
0,319
Zekering pos. 66** waarde (A) / type
0,16T
0,16T
0,16T
0,16T
-
Pomptypen 2502, 1006, 0613, 0417, 10022 Netaansluiting (V)
100
115
200
230
500
Max. stroomop‐ name*** (A)
3,0
2,7
1,8
1,8
0,6
Effectieve stroomop‐ name1 (A)
0,70
0,70
0,33
0,41
0,14
Gemiddelde opge‐ nomen vermogen (W)
35
35
35
35
35
Zekering pos. 65* waarde (A) / type
2,5T
2,0T
1,25T
0,8T
0,63
Zekering pos. 66** waarde (A) / type
0,16T
0,16T
0,16T
0,16T
-
Pomptype 2505, 1310, 0814, 0430, 0260 Netaansluiting (V)
100
115
200
230
500
Max. stroomop‐ name*** (A)
4,1
3,6
2,2
2,5
1,1
Effectieve stroomop‐ name1 (A)
0,95
0,84
0,47
0,53
0,25
Gemiddelde opge‐ nomen vermogen (W)
47
47
47
47
47
Zekering pos. 65* waarde (A) / type
3,15T
2,5T
1,6T
1,25T
1,25
Zekering pos. 66** waarde (A) / type
0,16T
0,16T
0,16T
0,16T
-
* Speciale zekering met hoog schakelvermogen: alleen originele zekering gebruiken ** Alleen originele zekering gebruiken *** Effectieve waarde tijdens een slag 1
Gemiddelde van meerdere slagen bij maximale slagfrequentie
25
Technische gegevens Bij materiaaluitvoering PP4
2
. Bestelnummers zekeringen - zie hfst. "Bestelinformatie zeke‐ ringen". VOORZICHTIG! Op het typeplaatje is alleen de effectieve stroomop‐ name gegeven.
5.7 Mechanische gegevens van de gebruikte kabels Pomptype
Spanning
Kabel
Kabeltype
Kleur
[V]
uØ [mm]
EXBbG
tot 250
Netvoedings‐ kabel
H 07 RNF 3G1,5
Zwart
10,0
EXBbG
> 250
Netvoedings‐ kabel
NSSHÖU 3x1,5
Geel
12,5
EXBbM
Alles
Netvoedings‐ kabel
NSSHÖU 3x1,5 +3x1,5/3E
Geel
14,0
EXBbG
< 60
Externe/ana‐ loge kabel
Ölflex 110
Grijs
6,3
EXBbG
< 60
Externe/ana‐ loge kabel
Ölflex EB
blauw
5,9
EXBbM
< 60
Externe/ana‐ loge kabel
L-YY (zg) Y
Grijs
11,4
EXBb_
8
Membraan‐ breuksensor
blauw
in "FM"- en "CSA"-uitvoering H07 RNF tot 500 V de leidinginvoer heeft in deze uitvoering een inwendige schroefdraad 1/2" NPT voor het aansluiten op het Noord-Amerikaanse leidingsysteem.
5.8 Omgevingsvoorwaarden Temperaturen Toegestane opslagtemperatuur:
-20 ... +50 °C
-4 °F ... +122 °F
Toegestane omgevingstemperatuur:
-20 ... +45 °C
-4 °F ... +113 °F
Toegestane mediumtemperatuur:
-10 °C ... +35 °C (volgens IEC 335-2-41)
-4 °F ... +95 °F (volgens IEC 335-2-41)
Doseereenheden
26
Materiaaluitvoering
Langdurig bij max. tegendruk
Korte tijd *
PP_
50 °C (122 °F)
60 °C (140 °F)
NP_
45 °C (113 °F)
60 °C (140 °F)
Technische gegevens Materiaaluitvoering
Langdurig bij max. tegendruk
Korte tijd *
TT_
50 °C (122 °F)
60 °C (140 °F)
SS_
50 °C (122 °F)
60 °C (140 °F)
* Max. temperatuur gedurende 15 minuten bij max. 2 bar, afhanke‐ lijk van de omgevingstemperatuur Klimaat Toegestane luchtvochtigheid:
92 % niet condenserend
Belasting in vochtig wisselend klimaat:
IEC 60068-2-78
Beschermingsgraad Beschermingsgraad
IP 65 (IEC 60529)
Geluidsdrukniveau Geluidsdrukniveau
≤ 70 dB (A), 1 m afstand, volgens EN 12639
27
Uitpakken
6
Uitpakken Styropor-delen zijn herbruikbaar. Ze horen niet in het huishoudelijk afval!
Leveromvang
28
1.
We raden aan de omverpakking compleet met styropor-delen te bewaren, om de doseerpomp bij reparatie- en garantiege‐ vallen weer te kunnen terugsturen.
2.
Vergelijk de pakbon met de doosinhoud.
3.
Controleer of de informatie op het typeplaatje (8) van de doseerpomp overeenkomt met uw bestelgegevens!
4.
Neem contact op met uw ProMinent- vestiging of -dealer bij problemen! De adressen staan op de achterkant van de gebruikershandleiding.
5.
Vermeld de identcode en het serienummer dat u op het type‐ plaatje vindt, wanneer u vragen heeft of reserveonderdelen wilt bestellen. Alleen dan kunnen pomptype en materiaalvari‐ anten duidelijk worden vastgesteld.
n Doseerpomp met voedingskabel n Gebruikershandleiding met conformiteitsverklaring n Conformiteitsverklaring voor Namur-sensor (alleen bij mem‐ braanbreukmelder)
Montage en installatie
7
Montage en installatie WAARSCHUWING! – Voor de installatie van de doseerpomp de voor‐ schriften voor installatie in explosiegevaarlijke zones, in Europa de Europese fabrikantenrichtlijn 99/92/EG (ATEX 137) en de ATEX-productrichtlijn 94/9/EG (ATEX 95) opvolgen! In België en Neder‐ land is deze richtlijn opgenomen in de ARAB- res‐ pectievelijk ARBO-wetgeving! – Voor het gebruik van de doseerpomp voor het doseren van brandbare media de Europese fabri‐ kantenrichtlijn 99/92/EG (ATEX 137, voorheen ATEX118a) opvolgen. In België en Nederland is deze richtlijn opgenomen in de ARAB- respectieve‐ lijk ARBO-wetgeving, resp. de richtlijn gevaarlijke stoffen. – Bij het installeren in het buitenland de geldende nationale voorschriften opvolgen! – Bij doseermedia die niet met water in aanraking mogen komen, de doseerkop van alle water ont‐ doen, voordat de pomp in bedrijf wordt genomen! De doseerkop van de doseerpomp kan nog water‐ resten bevatten die zijn achtergebleven bij de con‐ trole in de fabriek.
7.1 Doseerpomp monteren AANWIJZING! – Bevestig de doseerpomp zodanig dat geen tril‐ lingen kunnen optreden! – Vrije toegang voor bediening en het onderhoud waarborgen! – De ventielen van de doseerkop moeten verticaal staan! Doseerpomp met schroeven en onderlegringen Ø 6 mm op een horizontale, stevige ondergrond bevestigen.
29
Montage en installatie
7.2 Slangleidingen installeren – – – –
–
–
Zuig- en persleidingen zo leggen en bevestigen, dat ze niet kunnen schuren! Zuig- en persleidingen mechanisch spanningsvrij leggen! Leidingen zo leggen, dat de pomp en de doseerkop indien nodig vanaf de zijkant kunnen worden verwijderd! Bij doseren van extreem agressieve of gevaarlijke media moet een ontluchting met retourleiding naar de tank, evenals een afsluitventiel aan de pers- en zuigzijde worden voorzien! Zorg voor duurzame verbindingen: Gebruik alleen de voor de betreffende slangdia‐ meter bedoelde klemringen en slangpilaren. Gebruik alleen slangen met de voorgeschreven slangafmetingen en wanddikten! Het toepassen van kleinere slangmaten vermijden: Bij lange leidingen en hoogviskeuze media, de eerst volgende grotere leidingdoorsnede gebruiken, resp. een perswindketel of membraanpulsatiedemper gebruiken!
Slangleidingen monteren
Wartelmoer
Klemring Slang Slangpilaar Ventiel
Afb. 2
30
1.
Is de zuig-/persaansluiting voorzien van een stop, verwijder deze dan.
2.
Het slangeinde haaks afsnijden.
Montage en installatie 3.
Wartelmoer en klemring over de slang trekken.
4.
Slanguiteinde tot de aanslag over de slangpilaar schuiven, indien nodig het slanguiteinde wijder maken.
5.
Slang met de slangpilaar op het ventiel plaatsen.
6.
Slangaansluiting vastklemmen: De wartelmoer vastdraaien en tegelijk de slang aandrukken
7.
Slangaansluiting naklemmen: Kort aan de slang die aan de doseerkop is bevestigd trekken, daarna de wartelmoer nogmaals vastdraaien.
RVS-pijpaansluitingen monteren
Pijp Wartelmoer achterste Klemring voorste Klemring Ventiel
Afb. 3 1.
Wartelmoer en de klemringen (ca. 10 mm uitstekend) over de pijp schuiven.
2.
De pijp tot aan de aanslag in het ventiel steken.
3.
Wartelmoer vastdraaien.
PE- of PTFE-leidingen aan RVS-ven‐ tielen monteren Daarnaast een RVS-steunhuls in de kunststofhuls steken.
31
Montage en installatie
7.2.1 Installeren van de zuigleiding – – – –
– – –
De zuigleiding moet zo kort mogelijk zijn. De zuigleiding stijgend leggen, om de vorming van luchtbellen te voorkomen! Bij bochten indien mogelijk bochtstukken gebruiken, geen haakse nippels! Doorsnede en lengte zo dimensioneren, dat de bij het zuigen ontstane onderdruk niet de dampdruk van het te doseren medium bereikt! Een te hoge onderdruk aan de zuigzijde wordt in extreme gevallen duidelijk door het afbreken van de vloeistofkolom of door een onvolledige retour‐ slag. De maximaal toegestane voordruk aan de zuig‐ zijde niet overschrijden! Aanhouden: Zuighoogte x dichtheid van het medium ≤ max. zuighoogte in m wk Zie de installatievoorbeelden!
Voetventiel monteren Het vrije uiteinde van de zuigleiding zo afsnijden, dat het voetventiel net boven de tankbodem hangt. Bij doseeroplos‐ singen met verontreinigingen of bezinksel moet het voetven‐ tiel op voldoende hoogte boven de bodem van de tank resp. boven het bezinksel hangen.
7.2.2 Installeren van de persleiding AANWIJZING! – Wordt de pomp tegen een gesloten afsluitelement aan de perszijde in gebruikt, kan een meervoud van de maximaal toegestane werkdruk ontstaan. Hierdoor kan de persleiding springen! Om dit te voorkomen een overstortventiel instal‐ leren, bijv. een ProMinent-multifunctieventiel. – Ontwerp de persleidingen zodanig, dat de druk‐ pieken tijdens de doseerslag niet de max. toege‐ stane bedrijfsdruk overschrijden! Lengte en doorsnede controleren! Eventueel over‐ stortventiel, perswindketel of membraan-pulsatie‐ demper toepassen! – Zie de installatievoorbeelden! Wordt bij een vrije uitloop gedoseerd, moet een doseerventiel met een voordruk van 0,5 bar worden gemonteerd aan het leidinguit‐ einde. Of een drukhoudventiel voor het verzorgen en handhaven van een tegendruk van ca. 1,5 bar direct bij de doseerkop worden gemonteerd. Ligt het vloeistofpeil van de voorraadtank in de bedrijfstoestand boven de pomp, is voordruk aanwezig aan de zuigzijde. In dit geval moet de tegendruk zo hoog zijn, dat er een minimale verschildruk van 1,5 ontstaat. Anders een drukhoudventiel of een veerbelast doseerventiel met de betreffende voordruk toepassen.
32
Montage en installatie
Een drukhoudventiel of een veerbelast doseerventiel is geen absoluut sluitend afsluitorgaan! Daarom moet aan de zuigzijde een afsluitventiel worden geïnstalleerd, dat bij stilstand van de doseer‐ pomp gesloten is!
7.2.3 Installeren van bypass-ontluchtingsleiding (zie afb. achter dekblad) Bij doseerkop van pomptypen bij de typen 1000 - 0417 NP en PP is een ontluchtingsventiel (5) met bypass (6) aanwezig. Bij voordruk op de zuigzijde moet in de bypass-leiding minimaal dezelfde druk heersen. Bedrijf met voordruk in de bypass en een drukloze toestand aan de zuigzijde is mogelijk. 1.
Slangleiding met Øinw. = 4 mm (max. 6 mm) op de bypassslangpilaar steken, zacht-PVC 6x4 wordt aanbevolen.
2.
Bij PE-leidingen met enkele bindbandjes tegen wegglijden vastzetten.
3.
Voer het vrije uiteinde van de leiding terugleiden naar de voorraadtank.
4.
De bypass-leiding zo afkorten dat deze niet kan onderdom‐ pelen in het doseermedium.
7.3 Installatievoorbeelden mechanisch/hydraulisch Betekenis van de symbolen
Sym‐ bool
Verklaring
Sym‐ bool
Verklaring
Doseerpomp
Voetventiel met zeef
Doseerventiel
Vuilvanger
Instelbaar drukhoud‐ ventiel
Tussenvat met vlotter‐ ventiel
(ook als overstort‐ ventiel gebruikt) Multifunctieventiel
Niveauschakelaar
Afsluitventiel
Manometer
Magneetafsluiter
Vulinrichting
Kogelterugslagven‐ tiel
Hevelvat
33
Montage en installatie
1
2 P_EX_0021_SW
Afb. 4: Standaardinstallatie 1 2
Hoofdleiding Voorraadtank
7.3.1 Aanwijzingen voor installatie aan de zuigzijde Hoogteverschil, zuigzijde
h
P_MAZ_002_SW
Afb. 5
n Hoogte h (zie afbeelding) mag alleen kleiner dan of gelijk aan de zuighoogte van de pomp P gedeeld door de dichtheid rho van het doseermedium zijn: h (in m)≤ P (in mwk) / rho (in g/cm3) n Bepaal de hoogte h - zie afbeelding - en de diameter van de zuigleiding zodanig dat de bij het zuigen ontstane onderdruk niet gelijk wordt aan de dampdruk van het doseermedium (cavitatie!). Dit wordt in extreme gevallen duidelijk door het afbreken van de vloeistofkolom of door onvolledige terugslag.
Voorkomen van het leeglopen van de zuigleiding
h
P_MAZ_002_SW
Afb. 6
34
n Installeer aan het einde van de zuigleiding een voetventiel wanneer de pomp hoger staat dan het maximumvloeistofpeil in de voorraadtank. n Kort het vrije einde van de zuigleiding slechts zo ver af dat het voetventiel net boven de bodem van de tank hangt.
Montage en installatie
7.3.2 Aanwijzingen voor installatie aan de perszijde Bij terugloop uit de hoofdleiding
n Installeer een terugslagventiel wanneer het doseermedium niet door de doseerpomp mag worden geperst. Een doseerpomp is geen absoluut dicht afsluitend afsluitelement. n Installeer op het doseerpunt een doseerventiel om te voor‐ komen dat een ongewenste vermenging van water en doseer‐ medium in de persleiding ontstaat.
P_MAZ_0008_SW
Afb. 7 Overschrijding van de maximaal toe‐ laatbare bedrijfsdruk voorkomen n Als beveiliging tegen overbelasting van de persleiding is een overstortventiel met retourleiding in de voorraadtank aan te bevelen; installeer bijv. een ProMinent® multifunctieventiel. n Demp bij lange persleidingen de drukpieken tijdens een doseerslag met een pulsatiedemper of vergroot de leidingdia‐ meter. P_MOZ_0029_SW
Afb. 8 * Ventilatieleiding bij windketels PD Pulsatiedemper
PD
*
P_MOZ_0001_SW
Afb. 9
7.3.3 Speciale installatieaanwijzingen Bij hoge druk aan de zuigzijde 1
n Leg het einde van de persleiding hoger dan het vloeistofpeil in de voorraadtank om overbelasting te voorkomen.
P_MAZ_0013_SW
Afb. 10
35
Montage en installatie Bij hoge druk aan de zuigzijde 2
n Leg de uitloop van de persleiding van de pomp hoger dan het vloeistofpeil in de voorraadtank.
P_MAZ_0014_SW
Afb. 11 Bij hoge druk aan de zuigzijde 3
n Installeer in de persleiding een instelbaar drukhoudventiel en in de zuigleiding een afsluitventiel, dat bij stilstand van de pomp gesloten moet worden (bij voorkeur een magneetventiel).
P_MAZ_0015_SW
Afb. 12 Bij wisselende druk aan de zuigzijde 1
n Gebruik wanneer uit leidingen met wisselende druk wordt aan‐ gezogen een tussenvat met vlotterventiel om voor een regel‐ matige doseerstroom te zorgen.
P_MAZ_0016_SW
Afb. 13 Bij wisselende druk aan de zuigzijde 2
P_MAZ_0010_SW
Afb. 14
36
n Gebruik wanneer uit een hoog toevoerniveau met wisselende druk wordt aangezogen een tussenvat met vlotterventiel om voor een regelmatige doseerstroom te zorgen.
Montage en installatie Bij onderdruk in de hoofdleiding
n Installeer bij doseren in een hoofdleiding waarin onderdruk heerst een multifunctieventiel, een drukhoudventiel (DHV-RM) of een doseerventiel in de persleiding om ervoor te zorgen dat het doseermedium niet wordt doorgeheveld.
P_MAZ_0010_SW
Afb. 15
7.3.4 Onjuiste installatie Foutbeschrijving
Oorzaak
Verhelpen
De zuigleiding kan niet worden ontlucht.
Er zit een luchtinsluiting (zie pijl) in de zuigleiding.
Voorkom de luchtinsluiting of installeer zoals in Ä „Bij hoge druk aan de zuigzijde 1“ op pagina 35.
P_MAZ_0009_SW
Afb. 16 Foutbeschrijving
Oorzaak
Verhelpen
Bij gevulde leiding stroomt het doseermedium ongecontro‐ leerd.
Hevelwerking door te laag aflopende persleiding.
Onderbreek de persleiding zoals in Ä „Bij
hoge druk aan de zuigzijde 2“ op pagina 36
P_MAZ_0010_SW
Afb. 17
37
Montage en installatie Foutbeschrijving
Oorzaak
Verhelpen
Doseermedium wordt door de doseereenheid geperst.
De voordruk aan de zuigzijde is te hoog door negatief drukverschil tussen persen zuigzijde.
Installeer zoals in Ä „Bij hoge druk aan de zuigzijde 3“ op pagina 36.
P_MAZ_0011_SW
Afb. 18 Foutbeschrijving
Oorzaak
Verhelpen
De zuigleiding kan afscheuren.
De overstortleiding wordt in de zuiglei‐ ding teruggeleid, die met een voetventiel beveiligd kan zijn of verstopt kan zijn.
Installeer zoals in Ä „Overschrijding
De doseerpomp De overstortleiding wordt in de zuiglei‐ doseert het doseerme‐ ding teruggeleid, waardoor het multifunc‐ dium in een omloop. tieventiel na openen mogelijk niet meer sluit.
Installeer zoals in Ä „Overschrijding
P_MOZ_0030_SW
Afb. 19
38
van de maximaal toelaatbare bedrijfs‐ druk voorkomen“ op pagina 35. van de maximaal toelaatbare bedrijfs‐ druk voorkomen“ op pagina 35.
Montage en installatie
7.4 Elektrische installatie AANWIJZING! – Alleen geautoriseerde "deskundige" personen mogen de doseerpomp elektrisch installeren! – Voor de installatie van de doseerpomp de voor‐ schriften voor installatie in explosiegevaarlijke zones, in Europa de Europese fabrikantenrichtlijn 99/92/EG (ATEX 137) en de ATEX-productrichtlijn 94/9/EG (ATEX 95) opvolgen! In België en Neder‐ land is deze richtlijn opgenomen in de ARAB- res‐ pectievelijk ARBO-wetgeving! – Ook de geldende normen zoals DIN EN 60079, DIN EN 60079-11, DIN VDE 0118 voor het ont‐ werpen van elektrische installaties in explosiege‐ vaarlijke zones opvolgen DIN EN 60079-14! – Bij het installeren in het buitenland, de geldende nationale voorschriften opvolgen! – Een intrinsiek veilige installatie moet door een "erkende, deskundige persoon" worden gekeurd! – Geen netspanning aansluiten op de externe aan‐ sluiting (11)! – De inwendige smeltzekering heeft een schakelver‐ mogen van 1500 A. Kan de kortsluitstroom in het voedingsnet hoger worden dan 1500 A, moet de pomp met een geschikte voorzekering met een hoger schakelvermogen (nominale stroom kleiner dan 1500 A) worden afgezekerd. –
Elektrische gegevens, zie hoofdstuk "Technische gegevens"
Netaansluiting
De aansluitklem (23) voor de potentiaalvereffeningsleiding bevindt zich op de behuizing naast de netaansluiting (12). 12 Netaansluiting 23 Aansluitklem potentiaalvereffening EXBbG
10 0 10 20 30 40 50 60
1
0 0
10
70
19 90
20
80
30
70
L1:
Fase
bruin
N:
Nulleider
blauw
PE:
Aardleiding
geel / groen
L1:
Fase
bruin
N:
Nulleider
blauw
-:
Vrij
zwart *
PE:
Aardleiding
geel / groen **
60
50
23
12
EXBbM
* Inwendig geïsoleerd, uitwendig aansluiten op een vrije klem. ** De drie losse aardleidingen in elkaar draaien, met geel/groene slang overtrekken en op de aardklem aansluiten.
39
40
Montage en installatie Inductiespanningen
Is de pomp parallel aan inductieve verbruikers in het net aange‐ sloten (bijv. magneetventiel, motor), moet deze elektrisch worden gescheiden van deze verbruikers, om schade door inductiespan‐ ningen bij het uitschakelen te voorkomen. 1.
Eigen contacten voorzien, stroomvoorziening via een hulp‐ contactor of relais aansluiten.
2.
Bij de 100-V- tot 230-V-uitvoeringen varistor (UN = 275 V) of RC-kring (0,22 µF / 220 Ω) parallel schakelen.
a)
b)
3
3 2 1 2 3 Inschakelen
1
2
1
EXtronic Inductieve verbruikers Varistor
Met netschakelaar (13), bij de 500 V uitvoering moet door de installateur een netschakelaar worden voorzien. Externe, contact-, analoge en pauze-ingang niet intrinsiek veilig EXBbG EXBbM
Ingang (+)
zwart (1)
Ingang (-)
zwart (2)
Ingang (+)
blauw
Ingang (-)
Zwart
Externe, contact-, analoge en pauze-ingang intrinsiek veilig, man‐ telkleur blauw EXBbG en EXBbM
Ingang (+)
zwart (1)
Ingang (-)
zwart (2)
El. aansluiting membraanbreukmelder, intrinsiek veilig, mantelkleur blauw! EXBbG en EXBbM
40
Ingang (+)
bruin (1)
Ingang (-)
blauw (2)
Bedrijf en bediening
8
Bedrijf en bediening
8.1 Inbedrijfstelling WAARSCHUWING! – Bij de omgang met gevaarlijke media veiligheids‐ bril en beschermende kleding dragen! – De doseerkop van de doseerpomp kan nog water‐ resten bevatten die zijn achtergebleven bij de con‐ trole in de fabriek. Bij media die niet met water in aanraking mogen komen, voor het in bedrijf nemende doseerkop van water ontdoen!
– –
– –
Instellingen alleen bij draaiende pomp uitvoeren! Voor het instellen van de slaglengte de vergrende‐ ling losmaken! De aanzuighoogte bij lege doseerkop is afhankelijk van het slagvolume: De pomp moet bij slaglengte = 100 % aanzuigen. Moet de pomp bij lagere instelling zonder wijzigen van de slaglengte worden geleegd en zelfaanzui‐ gend weer in bedrijf worden genomen, de aanzuig‐ hoogte overeenkomstig lager kiezen. De pomp kan niet tegen druk aanzuigen! Na stilstand van de pomp kan geen absoluut betrouwbare dosering worden gegarandeerd. Een regelmatige controle is noodzakelijk!
Voor inbedrijfstelling
Doseerkop ontwateren
Doseerkop vullen
1.
De werking van het overdrukventiel controleren.
2.
Controleer de pompaansluitingen en de verbindingen op dichtheid.
Bij omgang met media die niet met water in aanraking mogen komen: 1.
Pomp 180° draaien.
2.
Doseerkop leegmaken.
3.
Van boven via de zuigaansluiting met een geschikt medium spoelen.
Bij doseerkop zonder ontluchtingsventiel: 1.
Zuigleiding, maar nog niet de persleiding aan de doseerkop aansluiten.
2.
De pomp met de netschakelaar inschakelen en deze met maximale slaglengte en slagfrequentie werken, tot de dosee‐ reenheid volledig en zonder luchtbellen is gevuld.
3.
Pomp met de netschakelaar (13) uitschakelen.
4.
Persleiding aansluiten op de doseerkop.
De pomp is bedrijfsklaar.
41
Bedrijf en bediening Doseerkop vullen, snelle ontluchting
Bij doseerkop met ontluchtingsventiel: 1.
Zuig- en persleiding aansluiten op de doseerkop.
2.
Bypass-leiding aansluiten.
3.
Ontluchtingsventiel (5) door de stergreep één slag rechtsom te draaien openen, de weg voor de grove afzuigontluchting via de bypass (6) is vrij.
4.
De pomp met de netschakelaar inschakelen en deze met maximale slaglengte en slagfrequentie laten werken, tot de doseereenheid volledig en zonder luchtbellen is gevuld (zodra het doseermedium in de ontluchtings- resp. perslei‐ ding zichtbaar wordt).
5.
Het ontluchtingsventiel sluiten.
6.
Pomp met de netschakelaar (13) uitschakelen.
De pomp is bedrijfsklaar. Fijne ontluchting instellen
Bij de dosering eenvoudig uitgassende media: – – –
–
Doseerkop ontluchten
Een deelstroom van het doseervolume wordt cons‐ tant teruggeleid naar de voorraadtank. Het retour‐ volume moet ca. 20 % van het doseervolume zijn. De media moeten dunvloeibaar en zonder aandeel vaste stof zijn. Eindigt de retourleiding boven het vloeistofpeil, werkt het fijnontluchtingsventiel als een vacuüm‐ breker en verhindert zo het leegzuigen van de voorraadtank bij het ontstaan van een vacuüm in de doseerleiding. Na 24 bedrijfsuren de schroeven in de doseerkop natrekken!
1.
Stergreep van het ontluchtingsventiel (5) trekken.
2.
De schroef in het ontluchtingsventiel met een schroeven‐ draaier ca. 1 slag linksom draaien.
3.
Stergreep op het ontluchtingsventiel (5) schuiven.
Bij HV-uitvoering: het voor het eerst aanzuigen en ontluchten wordt bij nog droge ventielen en de ventielveren bemoeilijkt. Daarom een zo kort mogelijke aanzuighoogte kiezen of voor toevoer, resp. voordruk aan de perszijde zorgen en de doseerkop ontluchten. Heeft dit geen resultaat, de pomp kort zonder ventielveer in het persventiel gebruiken:
42
1.
De persaansluiting losschroeven en de kogel wegdrukken van de O-ring.
2.
De doseerkop met water of een geschikt medium vullen.
3.
De persaansluiting zonder ventielveer monteren.
4.
Een kort stuk PVC-slang (100 mm) op de slangpilaar steken en tot de helft met water of een geschikt medium vullen.
5.
Laat de pomp draaien met maximale slaglengte, tot doseer‐ medium in het stuk slang zichtbaar wordt.
Bedrijf en bediening
Doseerkop ontluchten
6.
De ventielveer weer plaatsen – het kantelen verhinderen, door een drevel van 4 mm Ø door het persventiel te steken, die de veer in de middenpositie houdt.
7.
De persleiding weer aansluiten.
Doseert de pomp in een druksysteem en is lucht aangezogen: 1.
De ontluchting aan de perszijde instellen: De doseerleiding losmaken of het ontluchtingsventiel openen.
2.
De pomp inschakelen en bij een slaglengte 100 % ont‐ luchten.
8.2 Bepalen van de pompcapaciteit De werkelijke pompcapaciteit is afhankelijk van de slaglengte, slagfrequentie en tegendruk in de doseerleiding. De relatie pomp‐ capaciteit / slaglengte / slagfrequentie is in het nomogram van elk pomptype weergegeven. In de grafiek die de verandering van de pompcapaciteit bij tegendruk toont, is een correctiefactor aflees‐ baar. De metingen voor het bepalen van de nomogrammen zijn met water uitgevoerd en de correctiefactor is bij een slaglengte van 70 % bepaald. De strooiing van de pompcapaciteit binnen alle materi‐ aaluitvoeringen is -5 % (geen informatie voor bovengrens). 1.
De gewenste pompcapaciteit in het waardenbereik van het pomptype kiezen (zie capaciteitsgegevens)
2.
Het nomogram en het diagram van het pomptype kiezen.
3.
Op de abcis van de grafiek de tegendruk in het doseersys‐ teem markeren en de bijbehorende correctiefactor op de ordinaat aflezen.
4.
Deel de gewenste pompcapaciteit door de afgelezen correc‐ tiefactor.
5.
Met een liniaal de zo bepaalde pompcapaciteit op de mid‐ delste schaal van het nomogram markeren.
6.
Een lijn trekken door alle drie schalen – zo horizontaal moge‐ lijk, echter zodanig dat minimaal één van de beiden buitenste schalen wordt gesneden, hierbij op de slaglengteschaal een deelstreepje met een grote waarde kiezen.
Het snijpunt van de lijn met de rechter schaal toont de in te stellen slagfrequentie, het snijpunt van de lijn met de linker schaal toont de in te stellen slaglengte.
Pompcapaciteit bij middelmatige tegen‐ druk:
11,9 l/h (zie capaci‐ teitsgegevens)
Gewenste pompcapaciteit:
6 l/h
Tegendruk:
8 bar
-> correctiefactor volgens diagram:
0,9
-> in te stellen pompcapaciteit:
6 l/h / 0,9 = 6,66 l/h
-> slaglengte volgens nomogram:
80 %
-> slagfrequentie volgens nomogram:
80 slagen/min
43
Bedrijf en bediening
– – – –
–
Voor hoogviskeuze media en uitgassende media, een grote slaglengte en een lage slagfrequentie kiezen. Bij uitgassende media met viscositeit ≤ 20 mPa s zelfontluchtende doseerkop gebruiken. Voor een optimale vermenging kleine slaglengte en hoge slagfrequentie kiezen. Voor een nauwkeurige dosering de slaglengte, indien mogelijk, niet kleiner instellen dan 30 %. Bij max. druk slaglengte ≥ 60 % bij type 1601, ≥ 40 % bij type 1201 en 1002, ≥ 20 % bij type 0803. Bij lagere druk kan de slaglengte verder worden gereduceerd. Bij pompen met geopende fijnontluchting de slag‐ lengte groter instellen.
8.3 Nomogrammen EXBb_1000 5,04 4,00
0,30 0,25
0,625
100
0,563
90
0,500
80
0,438
70
0,12
2,00
0,375
60
0,09
1,50
0,20
3,00
0,15
Correctiefactor
0,188
30
70
84
60
72
50
60
40
48
0,04
0,70
0,03
0,50
30
36
0,40 0,02
0,30
0,015
20
24
0,20 0,012 0,01
0,15 0,10
0,005
10
12
0,004
0,07
5
6
Slagfrequentie (slagen/min)
40
Slagfrequentie (schaal)
0,250
120 108 96
0,05
Pompcapaciteit (ml/min)
50
Pompcapaciteit (l/h)
0,313
1,00
Slaglengte(%)
Slaglengte(mm)
0,07
100 90 80
1,5
1,0
0,5 0
1,5
3
4
5
6
7
8
9
10
Tegendruk (bar)
Pompcapaciteit in relatie tot de tegendruk Pompcapaciteit 0,27 l/h bij middelmatige tegendruk van 5 bar Pompcapaciteit 0,19 l/h bij maximale tegendruk van 10 bar
44
Bedrijf en bediening EXBb_2501
Afb. 20 Pompcapaciteit in relatie tot de tegendruk Pompcapaciteit 1,30 l/h bij middelmatige tegendruk van 16 bar Pompcapaciteit 1,10 l/h bij maximale tegendruk van 25 bar
1,250
100
1,30
21,67
1,125
90
0,90
16,00 13,00
70
0,750
60
0,625
50
0,60 0,40
Correctiefactor
40
0,375
30
0,13 0,10 0,08
Pompcapaciteit (l/h)
0,500
0,18
Slaglengte(%)
Slaglengte(mm)
0,26
0,06 0,04 0,03 0,02 0,015 0,01
10,00 8,00 6,50 5,50 4,33 3,50 2,70 2,17 1,50 1,00 0,80 0,60 0,40 0,30 0,20
Slagfrequentie (schaal)
80
Pompcapaciteit (ml/min)
1,000 0,875
100 90 80
120 108 96
70
84
60
72
50
60
40
48
30
36
20
24
10
12
5
6
Slagfrequentie (slagen/min)
EXBb_1601
1,5
1
0,5 0
1,5
4
6
8
10
12
14
16
Tegendruk (bar)
Afb. 21 Pompcapaciteit in relatie tot de tegendruk Pompcapaciteit 1,30 l/h bij middelmatige tegendruk van 8 bar Pompcapaciteit 1,00 l/h bij maximale tegendruk van 16 bar
45
Bedrijf en bediening
2,00
90
1,60
1,000
80
0,875
70
1,30 1,00 0,76
60
0,500
40
30
Correctiefactor
120 108 96
20,00 17,00 15,00 12,67
70
84
60
72
50
60
40
48
30
36
20
24
10
12
5
6
9,50
0,35
6,00
7,50
4,50
0,25
Pompcapaciteit (l/h)
0,375
100 90 80
0,60 0,50
50
0,625
Slaglengte(%)
Slaglengte(mm)
0,750
33,33 28,00 24,00
0,20
3,33
0,15
2,50 2,00
0,10 0,08
1,50 1,25
0,06
1,00
0,04
0,80 0,70 0,60
0,03
Slagfrequentie (schaal)
100
1,125
Pompcapaciteit (ml/min)
1,250
Slagfrequentie (slagen/min)
EXBb_1201
1,5
1
0,5 0
1 1,5 2
3
4
5
6
7
8
9
10
12
11
Tegendruk (bar)
Afb. 22 Pompcapaciteit in relatie tot de tegendruk Pompcapaciteit 2,0 l/h bij middelmatige tegendruk van 6 bar Pompcapaciteit 1,70 l/h bij maximale tegendruk van 12 bar
Correctiefactor
1,000
80
0,875
70
0,750
60
3,90 3,40 3,00 2,50 2,00 1,70 1,42 1,20 1,00
50
0,500
40
30
0,375
0,80 0,60 0,50
Pompcapaciteit (l/h)
0,625
65,00 58,00 50,00 40,00 35,00
100 90 80
120 108 96
70
84
27,00 23,67 20,00
60
72
50
60
15,00
40
48
11,50 10,00
30
36
20
24
10
12
5
6
8,00
0,39
6,50
0,30 0,25
5,00 4,00
0,20
3,00 2,50
0,15
2,00
0,12 0,10 0,08
1,60 1,30
0,06
1,00
Slagfrequentie (slagen/min)
90
Slagfrequentie (schaal)
100
1,125
Pompcapaciteit (ml/min)
1,250
Slaglengte(%)
Slaglengte(mm)
EXBb_0803
1,5
1
0,5 0
1 1,5 2
3
4
5
6
7
8
Tegendruk (bar)
Afb. 23 Pompcapaciteit in relatie tot de tegendruk Pompcapaciteit 3,9 l/h bij middelmatige tegendruk van 4 bar Pompcapaciteit 3,70 l/h bij maximale tegendruk van 8 bar
46
Bedrijf en bediening
1,000
80
0,875
70
0,750
60 50
0,625
0,500
40
30
Correctiefactor
45,00 38,00
1,80 1,50
30,00 25,00
1,20 1,00 0,83 0,70 0,60 0,50
20,00 17,00 13,30 10,00
100 90 80
120 108 96
70
84
60
72
50
60
40
48
30
36
20
24
10
12
5
6
8,00
0,40 0,33 0,27
6,00 4,50 3,60 3,00 2,50
0,20
Pompcapaciteit (l/h)
0,375
2,70 2,30
0,15
2,00 0,10
1,50
0,08 0,06
1,00 0,80
0,04
Slagfrequentie (slagen/min)
90
Slagfrequentie (schaal)
100
1,125
Pompcapaciteit (ml/min)
1,250
Slaglengte(%)
Slaglengte(mm)
EXBb_1002
1,5
1
0,5 0
1,5 2
3
4
5
6
7
8
9
10
Tegendruk (bar)
Afb. 24 Pompcapaciteit in relatie tot de tegendruk Pompcapaciteit 2,70 l/h bij middelmatige tegendruk van 5 bar Pompcapaciteit 2,30 l/h bij maximale tegendruk van 10 bar
Correctiefactor
8,00 6,00 5,00
80 70
0,750
60
0,625
50
0,500
40
0,375
30
4,00 3,42 2,50 2,00
Pompcapaciteit (l/h)
1,000 0,875
171,67 150,00 120,00 100,00 80,00 65,00 57,00 47,00 40,00
1,50
30,00 25,00
1,03
20,00 17,17
0,80
13,00
0,60 0,50
10,00
0,40 0,30
8,00 6,00 5,00 4,00
0,20
3,00
0,15
100 90 80
120 108 96
70
84
60
72
50
60
40
48
30
36
20
24
10
12
5
6
Slagfrequentie (slagen/min)
10,30
90
Slagfrequentie (schaal)
100
1,125
Pompcapaciteit (ml/min)
1,250
Slaglengte(%)
Slaglengte(mm)
EXBb_0308
1,5
1
0,5 0
0,5
1
1,5
2
2,5
3
Tegendruk (bar)
Afb. 25 Pompcapaciteit in relatie tot de tegendruk Pompcapaciteit 10,3 l/h bij middelmatige tegendruk van 1,5 bar Pompcapaciteit 8,70 l/h bij maximale tegendruk van 3 bar
47
Bedrijf en bediening
Correctiefactor
80
0,875
70
0,750
60
0,625
50
36,66
1,40
22,00
100 90 80
120 108 96
15,00
70
84
10,00
60
72
6,50
50
60
0,25
4,50
40
48
0,19 0,15
3,17
30
36
20
24
10
12
5
6
1,00 0,70 0,50 0,39
0,10
2,20 1,50
0,06
1,00
0,04
0,70
0,03
0,50 0,40
0,02
Slagfrequentie (slagen/min)
1,000
2,20
Slagfrequentie (schaal)
90
Pompcapaciteit (ml/min)
100
1,125
Pompcapaciteit (l/h)
1,250
Slaglengte(%)
Slaglengte(mm)
EXBb_2502
3 2,5 2 1,5 1 0,5 0 0
2,5
5
7,5
10
12,5
15
17,5
20
22,5
25
Tegendruk (bar)
Afb. 26 Pompcapaciteit in relatie tot de tegendruk Pompcapaciteit 2,20 l/h bij middelmatige tegendruk van 20 bar Pompcapaciteit 2,00 l/h bij maximale tegendruk van 25 bar
1,000
80
0,875 0,750
60
50
1,00 0,85
Correctiefactor
80,00 60,00 45,00 35,00 25,00 19,00 14,17
0,60
10,00
0,45
7,57 6,00
0,35
Pompcapaciteit (l/h)
0,625
70
4,80 3,80 3,00 2,50 2,00 1,65 1,30
0,25 0,20
4,00 3,00
0,15 0,10 0,08 0,06 0,04
2,00 1,50 1,00 0,08
100 90 80
110 99 88
70
77
60
66
50
55
40
44
30
33
20
22
10
11
5
5,5
Slagfrequentie (slagen/min)
90
Slagfrequentie (schaal)
100
1,125
Pompcapaciteit (ml/min)
1,250
Slaglengte(%)
Slaglengte(mm)
EXBb_2505
3 2,5 2 1,5 1 0,5 0 0
2,5
5
7,5
10
12,5
15
17,5
20
22,5
25
Tegendruk (bar)
Afb. 27 Pompcapaciteit in relatie tot de tegendruk Pompcapaciteit 4,80 l/h bij middelmatige tegendruk van 20 bar Pompcapaciteit 4,20 l/h bij maximale tegendruk van 25 bar
48
Bedrijf en bediening
Correctiefactor
1,000
80
0,875
70
0,750
60
7,20 6,00 5,00 4,00
60,00 50,00 40,00
70
84
60
72
30,00 25,50
50
60
20,00 16,00
40
48
12,00 10,00 8,00
30
36
20
24
10
12
5
6
1,53 1,20
40
30
0,375
120 108 96
2,00
0,90 0,72 0,50 0,40
Pompcapaciteit (l/h)
0,500
100 90 80
3,00
50
0,625
120,00 100,00 80,00
6,00 5,00
0,30
4,00
0,20
3,00
0,15
2,00
0,10
1,50
0,06
1,00
Slagfrequentie (slagen/min)
90
Slagfrequentie (schaal)
100
1,125
Pompcapaciteit (ml/min)
1,250
Slaglengte(%)
Slaglengte(mm)
EXBb_1006
1,5
1
0,5 1
0
2
3
5
4
6
7
9
8
10
Tegendruk (bar)
Afb. 28 Pompcapaciteit in relatie tot de tegendruk Pompcapaciteit 7,20 l/h bij middelmatige tegendruk van 5 bar Pompcapaciteit 6,00 l/h bij maximale tegendruk van 10 bar
Correctiefactor
80 70
0,750
60
0,625
50
0,500
40
0,375
30
198,33 160,00 120,00 100,00 80,00
6,00 5,00 4,00
100 90 80
110 99 88
70
77
60
66
3,00
60,00 50,00
50
55
2,30
38,33
40
44
1,80 1,50 1,19
28,00 30
33
0,90 0,70
15,00 20
22
10
11
5
5,5
19,83
10,00 8,00
0,50 0,40
6,00
0,30
4,00 0,20
3,00
0,15 2,00 0,10
1,50
Slagfrequentie (slagen/min)
1,000 0,875
11,90 10,00 8,00
Slagfrequentie (schaal)
90
Pompcapaciteit (ml/min)
100
1,125
Pompcapaciteit (l/h)
1,250
Slaglengte(%)
Slaglengte(mm)
EXBb_1310
1,5
1
0,5 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
Tegendruk (bar)
Afb. 29 Pompcapaciteit in relatie tot de tegendruk Pompcapaciteit 11,90 l/h bij middelmatige tegendruk van 6 bar Pompcapaciteit 10,50 l/h bij maximale tegendruk van 13 bar
49
Bedrijf en bediening
1,250
100 90
14,90 12,00
248,33
1,125 1,000
80
9,00
0,875
70
6,50
150,00 120,00 100,00
40
0,375
30
Correctiefactor
3,60
60,00
2,80
45,00
2,00
35,00
1,49 1,20
24,83 18,00
0,90
Pompcapaciteit (l/h)
0,500
80,00
14,00
0,70 0,50
10,00 8,00
0,40
6,00
0,30 4,00 0,20
3,00
0,15
100 90 80
120 108 96
70
84
60
72
50
60
40
48
30
36
20
24
10
12
5
6
Slagfrequentie (schaal)
50
5,00
Pompcapaciteit (ml/min)
0,625
60
Slaglengte(%)
Slaglengte(mm)
0,750
190,00
Slagfrequentie (slagen/min)
EXBb_0613
1,3 1,2 1,1 1,0 0,9 0,8 0,7 0
0,5
1
2
1,5
2,5
3
3,5
4
5
4,5
5,5
6
Tegendruk (bar)
Afb. 30 Pompcapaciteit in relatie tot de tegendruk Pompcapaciteit 14,90 l/h bij middelmatige tegendruk van 3 bar Pompcapaciteit 13,10 l/h bij maximale tegendruk van 6 bar
Correctiefactor
1,000
80
0,875
70
0,750
60
8,00 6,00 4,11
0,500
40
0,375
30
256,67 200,00 160,00 120,00 90,00 68,50
3,00
50
55,00
100 90 80
110 99 88
70
77
60
66
50
55
40
44
30
33
20
22
10
11
5
5,5
40,00 2,00 1,54
25,67 20,00
1,00
Pompcapaciteit (l/h)
0,625
15,40 12,50 10,00
0,80 0,60
15,00 11,00 8,00
0,40
6,00
0,30 4,00 0,20
3,00
Slagfrequentie (slagen/min)
90
Slagfrequentie (schaal)
100
1,125
Pompcapaciteit (ml/min)
1,250
Slaglengte(%)
Slaglengte(mm)
EXBb_0814
1
0,5 0
1
2
3
4
5
6
7
8
Tegendruk (bar)
Afb. 31 Pompcapaciteit in relatie tot de tegendruk Pompcapaciteit 15,40 l/h bij middelmatige tegendruk van 5 bar Pompcapaciteit 14,00 l/h bij maximale tegendruk van 8 bar
50
Bedrijf en bediening
17,90
90
13,00
1,000
80
0,875
70
10,00 8,00 6,00
0,500
0,375
4,50
50
40
30
Pompcapaciteit (l/h)
0,625
60
Slaglengte(%)
Slaglengte(mm)
0,750
298,33 250,00
100 90 80
120 108 96
150,00 120,00
70
84
60
72
90,00 75,00 60,00
50
60
40
48
30
36
20
24
10
12
5
6
200,00
3,00 2,40
40,00
1,79
29,83
1,30
20,00
1,00 0,80
15,00
0,60
10,00 8,00
0,40
6,00
0,30 4,00 0,20
3,00
Slagfrequentie (schaal)
100
1,125
Pompcapaciteit (ml/min)
1,250
Slagfrequentie (slagen/min)
EXBb_0417
Correctiefactor
bar 1,3 1,2 1,1 1,0 0,9 0,8 0,7 0
0,5
1
1,5
2
2,5
3
3,5
Tegendruk (bar)
Afb. 32 Pompcapaciteit in relatie tot de tegendruk Pompcapaciteit 17,90 l/h bij middelmatige tegendruk van 2 bar Pompcapaciteit 17,40 l/h bij maximale tegendruk van 3,5 bar EXBb_0430 1,000
80
0,875
70
0,750
60
29,50 20,00 15,00 10,00
Correctiefactor
50
0,500
40
0,375
30
380,00 300,00 200,00 135,00 110,00
100 90 80
110 99 88
70
77
60
66
50
55
40
44
30
33
20
22
10
11
5
5,5
5,00 4,00
70,00
2,95 2,40
49,17
1,80
Pompcapaciteit(l/h)
0,625
Slaglengte(%)
Slaglengte(mm)
6,60
491,67
1,40 1,00 0,80 0,60
35,00 25,00 20,00 15,00 11,00 8,50
0,40
6,00 5,00
0,30
Slagfrequentie(slagen/min)
90
Slagfrequentie (schaal)
100
1,125
Pompcapaciteit(ml/min)
1,250
1,3 1,2 1,1 1,0 0,9 0,8 0,7 0
0,5
1
1,5
2
2,5
3
3,5
Tegendruk (bar)
Afb. 33 Pompcapaciteit in relatie tot de tegendruk Pompcapaciteit 29,50 l/h bij middelmatige tegendruk van 2 bar Pompcapaciteit 27,00 l/h bij maximale tegendruk van 3,5 bar
51
Bedrijf en bediening EXBb_0260 110 99 88
600,00
70
77
450,00
60
66
350,00
50
55
40
44
30
33
20
22
10
11
5
5,5
100
60,00
1000,00
1,125
90
45,00
800,00
35,00 25,00
0,750
60 50
0,500
40
0,375
30
13,00
Slaglengte(%)
0,625
278,33 200,00
9,00
160,00 130,00
6,00
10,00
4,50
80,00 60,00
Pompcapaciteit (l/h)
3,00 2,00
40,00 30,00
1,50 20,00 1,00 0,70
15,00
Slagfrequentie (slagen/min)
70
Slagfrequentie (schaal)
80
Pompcapaciteit (ml/min)
1,000 0,875
16,70
Slaglengte(mm)
100 90 80
1,250
Afb. 34 Pompcapaciteit in relatie tot de tegendruk Pompcapaciteit 60,00 l/h bij maximale tegendruk van 1,5 bar
8.4 Instellen van de pompcapaciteit De slaglengte alleen instellen bij draaiende pomp! Wordt de slaglengte-instelknop (14) bediend zonder eerst de vergrendeling (15) los te maken, wordt de afstelling van de slaglengte-instelknop versteld. Worden de instelinstructies niet opgevolgd, is een fou‐ tieve dosering mogelijk.
Het installeren en de inbedrijfstelling van de pomp is afgesloten. De instelwaarden zijn op basis van het nomogram bepaald. Inschakelen
1.
Transparant deksel (17) opklappen.
2.
Pomp met de netschakelaar (13) inschakelen.
1.
Voor het instellen van de slaglengte de vergrendeling los‐ maken:
Slaglengte instellen
De vergrendelingspal (15) naar boven drukken. 2.
Bepaalde slaglengte met de instelknop (14) instellen. De ringschaal op de instelknop (14) heeft een 0,01 mm ver‐ deling in het kijkvenster (10) wordt de slaglengte in mm weer‐ gegeven. Het totale instelbereik voor de slaglengte is 0 tot 1,25 mm (0,63 bij pomptype 1000), in het kijkvenster (10) zijn dus alleen de standen 0 en 1 mogelijk.
52
Bedrijf en bediening 3.
Slaginstelknop (14) vergrendelen: De vergrendelingspal (15) naar beneden drukken.
Slagfrequentie instellen
Bepaalde slagfrequentie met de instelknop (16) instellen. Eén deelstreepje komt overeen met 1 slag/min. Correcties voor een nauwkeurige dosering 1.
Pompcapaciteit aan de zuigzijde van de doseerpomp met een kalibratiebuis of door afwegen bepalen.
2.
Instelling van de pomp corrigeren.
53
Onderhoud
9
Onderhoud AANWIJZING! EXtronic® doseerpompen mogen alleen door geautori‐ seerde personen worden onderhouden!
AANWIJZING! Bij de omgang met gevaarlijke media veiligheidsbril en beschermende kleding dragen!
Onderhoudsmaatregelen
n Controleer of de doseerkopschroeven goed vast zitten. Na 24 bedrijfsuren de schroeven in de doseerkop natrekken. n Controleer of de doseerleidingen goed vast zitten. n Controleer of het pers- en zuigventiel goed vastzitten. n De lekdichtheid van de totale doseereenheid controleren. n Correcte pompwerking controleren: de pomp kort laten aan‐ zuigen. Bij zware belasting (bijv. continubedrijf): kortere intervallen. Bij de zelfontluchtende doseerkop: n Controleren of de bypass-leiding en aansluiting goed vast zitten. n Controleer of het veerbelaste persventiel goed vast zit. n Ontluchtingsfunctie controleren.
Onderhoudsintervallen
Elk kwartaal Bij zware belasting (bijv. continubedrijf), kortere intervallen. AANWIJZING! Het hulpmembraan is een slijtdeel en moet na breuk van het tweede werkmembraan of na 10.000 pompbe‐ drijfsuren worden vervangen. Het scheidingsmembraan van de membraanbreuk‐ melder moet bij elke breuk van het werkmembraan worden vervangen. Bij elke vervanging van het werkmembraan moet een visuele con‐ trole van de toestand van het veiligheidsmembraan (hulpmem‐ braan) worden uitgevoerd.
54
Reparaties
10
Reparaties
Veiligheidsaanwijzingen
– –
Alleen originele reserveonderdelen gebruiken! Bij de omgang met gevaarlijke media een veilig‐ heidsbril en beschermende kleding dragen!
WAARSCHUWING! Bij EXtronic® doseerpompen mogen de volgende repa‐ ratiemaatregelen alleen door deskundige personen of in de fabriek van de fabrikant worden uitgevoerd: – – – –
Ex-relevante onderdelen vervangen Beschadigde netsnoeren vervangen Zekeringen en elektronische besturing vervangen Reparaties aan doseerpompen voor brandbare media, ook bij de doseerkop
Ombouwen naar een andere capaciteit of besturingstype zijn alleen in de fabriek van de fabrikant mogelijk. Neem contact op met uw ProMinent-vestiging of -dealer! De adressen staan op de achterkant van deze gebruikershandlei‐ ding. Stuur de doseerpomp voor reparatie alleen in gereinigde toestand en met gespoelde doseerkop terug! WAARSCHUWING! – Het is verboden om pompen voor radioactieve media te verzenden! – Stuur de doseerpompen voor reparatie alleen in gereinigde toestand en met gespoelde doseereen‐ heid terug! De doseerpomp uitsluitend vergezeld van een vol‐ ledig ingevulde decontaminatieverklaring opsturen. De decontaminatieverklaring maakt deel uit van de inspectie- of reparatieopdracht. De pomp wordt alleen geïnspecteerd of gerepa‐ reerd wanneer een door bevoegde en gekwalifi‐ ceerd personeel van de pompexploitant juist en volledig ingevulde decontaminatieverklaring is bij‐ gevoegd. Het formulier "Decontaminatieverklaring" vindt u in de bijlage of op www.prominent.nl.
55
Reparaties
10.1
Werkmembraan / hulpmembraan vervangen WAARSCHUWING! Bij gevaarlijke doseermedia de doseerkop vooraf spoelen. Hiervoor water of een geschikt spoelmiddel met een spuitfles door de zuigaansluiting van de doseerkop drukken. Bescherm uzelf en anderen tegen het doseermedium als het een gevaarlijk of onbekend doseermedium betreft! Na een membraanbreuk zit er ook doseermedium in de mem‐ braanbreukmelder en het aanvoerkanaal in de tussenschijf (5).
10.2
1.
De slaglengte bij draaiende pomp met de slaglengte-instel‐ knop (14) naar "0"draaien. De pomp uitschakelen.
2.
Doseerkopschroeven losdraaien en doseerkop met bevesti‐ gingsschroeven demonteren.
3.
Daarna het werkmembraan (6) (zie afb. 1) met beide handen met een ruk linksom draaien van de adapter (2) losdraaien en afschroeven.
4.
De behuizing en de kopschijf (3) in de linkerhand houden en met de rechterhand de doseerkop (4) met een lichte ruk naar links draaien, zodat het doseermembraan (25) loskomt van de aandrijfas.
5.
Tussenschijf (5) verwijderen en de toestand van het veilig‐ heidsmembraan (4) controleren.
6.
Is het veiligheidsmembraan gebroken, het membraan ver‐ vangen door een nieuwe (zie ook Ä Hoofdstuk 10 „Repara‐ ties“ op pagina 55).
7.
Tussenschijf (5) op de kopschijf plaatsen.
8.
Nieuwe werkmembraan (6) met beide handen handvast vast‐ draaien.
9.
Voor de verdere montage, zie Ä Hoofdstuk 10 „Repara‐ ties“ op pagina 55
Membraanbreuksensor repareren WAARSCHUWING! – Koppel de membraanbreuksensor los van het ana‐ lyseapparaat. – Bescherm uzelf en anderen tegen het doseerme‐ dium als het een gevaarlijk of onbekend doseer‐ medium betreft. – Na een membraanbreuk zit er ook doseermedium in de membraanbreuksensor en het aanvoerkanaal in de kopschijf (3). – De membraanbreuksensor moet na elke mem‐ braanbreuk worden gecontroleerd en indien nodig moet het scheidingsmembraan worden vervangen (bijv. als het doseermedium uitkristalliseert of vuil en deeltjes meevoert).
56
Reparaties
– –
10.3
Bij het uit- en inschroeven van de membraan‐ breuksensor erop letten dat de kabel niet teveel verdraait. Het analyseapparaat aansluiten voor het contro‐ leren van de elektrische geleiding.
Membraanbreuksensor controleren – –
Bij het uit- en inschroeven van de membraan‐ breuksensor erop letten dat de kabel niet teveel verdraait. Het analyseapparaat aansluiten voor het contro‐ leren van de elektrische geleiding.
1.
Schroef voor het vervangen van het membraan de mem‐ braanbreuksensor uit de doseerkop.
2.
Controleer of het analyseapparaat geen membraanbreuk weergeeft:
3.
Druk met een stompe, isolerende pen (Ø 2 ... 3 mm, zonder scherpe randen) in het kanaal van de membraanbreuk‐ sensor. ð Het analyseapparaat moet een membraanbreuk aan‐ geven.
4.
Laat de stift weer los. ð Het analyseapparaat mag geen membraanbreuk meer aangeven.
5.
Herhaal deze test meerdere malen.
6.
Wanneer alles in orde is, kunt u de membraanbreuksensor met een nieuwe afdichting (1) in de doseerkop monteren.
7.
Ga naar de volgende paragraaf als dat niet het geval is.
57
Reparaties
10.4
Scheidingsmembraan van de membraanbreuksensor vervangen 1
2 3 3a
4 5 6
P_HY_0015_SW
Afb. 35 1.
Koppel de membraanbreuksensor los van het analyseappa‐ raat.
2.
Schroef voor het vervangen van het membraan de mem‐ braanbreuksensor uit de doseerkop.
3.
Pak de membraanbreuksensor bij het bovendeel (2) vast.
Het is niet toegestaan om de met lak verzegelde moer te verdraaien.
4.
Zet het sensorlichaam (5) vast met een steeksleutel.
5.
Schroef de membraanbreuksensor open.
6.
Reinig de verontreinigde delen.
7.
Leg het nieuwe scheidingsmembraan (3) met de lichte zijde (PTFE) naar voren in het bovenste deel (2).
8.
Leg de schijf (4) in het bovenste deel (2).
9.
Plaats de veer in het sensorlichaam (5).
10.
Breng het sensorlichaam (5) dichter bij het bovenste deel (2). ð De veer (6) moet goed op de veerzitting (3a) zitten.
58
11.
Schroef het sensorlichaam (5) in het bovenste deel en draai dit goed vast.
12.
Sluit de membraanbreuksensor weer aan op het analyseap‐ paraat.
13.
Controleer de membraanbreuksensor zoals onder "Mem‐ braanbreuksensor controleren" wordt beschreven.
14.
Wanneer de membraanbreuksensor niet zuiver en betrouw‐ baar werkt, moet u absoluut een nieuwe membraanbreuk‐ sensor monteren.
Storingen
11
Storingen AANWIJZING! – Bij de omgang met gevaarlijke media veiligheids‐ bril en beschermende kleding dragen! – De veiligheidsinformatiebladen van de doseervloei‐ stoffen opvolgen! – Doseerkop leegmaken en indien nodig met een neutraal middel spoelen! – Vóór werkzaamheden aan de pomp altijd eerst de doseerleiding drukloos maken!
11.1
11.2
11.3
Bedrijfs-/pulsindicatie brandt niet, geen pompslag Oorzaak
Verkeerde of geen netspanning
Verhelpen
n Zorgen voor de voorgeschreven netspan‐ ning volgens de spanningsgegevens op het typeplaatje
Oorzaak
Zekering defect
Verhelpen
n Neem contact op met uw ProMinent- vesti‐ ging of -dealer! De adressen staan op onze homepage.
De pomp zuigt ondanks volledige pompslag en ontluchting niet meer aan Oorzaak
Kristallijne afzettingen op de kogelzitting door het uitdrogen van de ventielen
Verhelpen
n n n n
Zuigslang uit de doseertank halen. Ontluchtingsventiel openen. Doseerkop goed doorspoelen. Lukt dit niet, ventielen uitbouwen en rei‐ nigen.
Pomp doseert niet meer, hoewel bedrijfs-/pulsindicatie brandt Mogelijke oor‐ zaak
Vulniveau in de tank te laag
Verhelpen
n Bijvullen.
Mogelijke oor‐ zaak
Te geringe slaglengte ingesteld
Verhelpen
n Slaglengte met de instelknop (14) ver‐ groten.
59
Storingen Mogelijke oor‐ zaak
Luchtinsluiting in doseerkop
Verhelpen
Verhelpen bij doseerkop zonder ontluchting: n Ontluchting aan perszijde instellen via overstroom- of veiligheidsventiel, resp. doseerleiding bij doseerventiel of persaan‐ sluiting losmaken. n Pomp inschakelen en bij slaglengte 100 % ontluchten. Verhelpen bij doseerkop met ontluchting: n Het ontluchtingsventiel (5) max. 1 slag linksom openen. n Aanzuigen, tot de zuigleiding en doseerkop gevuld zijn zonder luchtbellen. n Ontluchtingsventiel (5) sluiten.
11.4
Bij de kopschijf ontsnapt vloeistof Mogelijke oor‐ zaak
Doseereenheid heeft een lekkage bij het mem‐ braan
Verhelpen
n Schroeven (24) in de doseerkop kruislings natrekken
AANWIJZING! Aanhaalmomenten aanhouden: bei schroeven M4 → 2,5–3 Nm bei schroeven M5 → 4,5-5 Nm Aanhaalmomenten na 24 bedrijfsuren controleren! Bij uitvoering PP aanhaalmomenten daarnaast elk kwartaal controleren!
Lekt nog steeds vloeistof weg, is het membraan gescheurd en moet het worden vervangen. De levensduur van het doseermembraan is afhankelijk van: n Tegendruk in de installatie n Bedrijfstemperatuur n Eigenschappen van het te doseren medium Bij schurende media is de levensduur van het membraan beperkt. Bij gevaarlijke doseermedia de doseerkop spoelen:
60
1.
Hiervoor water of een geschikt spoelmiddel met een spuitfles door de zuigaansluiting van de doseerkop drukken
2.
Slaglengte bij draaiende pomp met de instelknop (14) naar "0" draaien
3.
Pomp uitschakelen
4.
Schroeven (24) losdraaien
Storingen 5.
Doseerkop (4) met schroeven (24) ca. 5 mm uit de kopschijf (3) en het pomphuis trekken, tot bij het proberen te draaien van de doseerkop (4) geen weerstand door de schroeven (24) meer merkbaar is
6.
Behuizing en kopschijf (3) in de linkerhand houden en met de rechterhand de doseerkop (4) met een lichte ruk naar links draaien, zodat het membraan (25) loskomt van de aandrijfas
7.
Doseerkop (4) met de schroeven (24) uit het membraan (25) trekken
8.
Membraan (25) volledig van de aandrijfas afschroeven
9.
Gangbaarheid van schroefdraad controleren, door het nieuwe membraan tot de aanslag van de aandrijfas vast en weer los te schroeven
10.
Kopschijf (3) weer op behuizing plaatsen
11.
Membraan (25) in de kopschijf (3) leggen en 2 schroefdraad‐ gangen vastschroeven
24 25
4
3 4 24 25 26 12.
13.
26 3
P_EX_0015_SW
Kopschijf Doseerkop Schroeven Membraan Aftapopening AANWIJZING! Membraan (25) zo draaien, dat de 4 boringen van membraan (25) en kopschijf (3) exact zijn uitgelijnd! De aftapopening (26) van de kopschijf (3) moet naar beneden wijzen! Doseerkop (4) met schroeven (24) zover op het membraan (25) en kopschijf (3) steken, dat de onderdelen nog kunnen draaien (ca. 5 mm afstand tussen doseerkop en kopschijf), de zuigaansluiting moet naar beneden wijzen
61
Storingen 14.
Nu de onderdelen draaien, tot de draaiweerstand van de terugtrekveer merkbaar wordt en het membraan vastzit AANWIJZING! Membraan hierbij niet te ver doordraaien!
15.
Pomp inschakelen
16.
Slaglengte met instelknop (14) op 100 % instellen en de vol‐ ledige doseereenheid rechtsom draaien, tot de zuigaanslui‐ ting verticaal naar beneden wijst
17.
Pomp uitschakelen
18.
Daarna de 4 schroeven (24) kruislings aanhalen
AANWIJZING! Aanhaalmomenten aanhouden: bei schroeven M4 → 2,5–3 Nm bei schroeven M5 → 4,5-5 Nm Aanhaalmomenten na 24 bedrijfsuren controleren! Bij uitvoering PP aanhaalmomenten daarnaast elk kwartaal controleren!
11.5
11.6
Pomp bouwt geen druk op of zuigt ondanks volledige pompslag niet aan Oorzaak
Het werkmembraan is gebroken zonder het alarm te activeren.
Verhelpen
n Werkmembraan onmiddellijk vervangen (zie hfst. "Reparatie" - "Het membraan ver‐ vangen"). Scheidingsmembraan van de membraan‐ breukmelder vervangen (zie hfst. "Repa‐ ratie" - "Scheidingsmembraan van mem‐ braanbreuksensor vervangen"). Membraanbreuksensor elektrisch contro‐ leren (zie hfst. "Reparatie" - "Membraan‐ breuksensor controleren").
Membraanbreuksignalering geeft alarm Oorzaak
62
Het werkmembraan is gebroken. De kabel van de membraanbreukmelder is onderbroken.
Afvoeren van oude onderdelen
12
Afvoeren van oude onderdelen Doseerpompen horen niet in het huishoudelijk afval! Oude onderdelen volgens de wetgeving voor het voor‐ komen van afval afvoeren, resp. volgens de afvalrecy‐ clingverordeningen aanbieden voor recycling! De voor u verantwoordelijke ProMinent-vestiging of vertegenwoor‐ diging neemt de oude onderdelen tegen een geringe vergoeding in.
63
66
64
D
C
B
E
A
F
90
Temperatuurzekering XE
xx El. besturing
Type: EXBb............. SER.NR./TN. ....................... El. aansluiting....................... Piekstroom..................... Doseercapaciteit...........
48
78
98 99
92 93
96
97
94
95
Bij reparatie op centrering letten
77
67
100-230 V
60
500 V
Thermozekering bij magneet
81
"U"
61
LET OP! Reparatie door bevoegden!
80
61 45/46 51/57 40
Bij reparatie spleetbreedte controleren, max 0,16 mm toegestaan
83
ProMinent Dosiertechnik GmbH Im Schuhmacherg. 5-11 69123 Heidelberg Postfach 101760
30 21 26 22 23 28 31 25 34 24 29 20 44 38 35 47
67
52/53 Uitvoering
81
Doorsnede EXtronic 32 33
"extern, analoog"
13
65
Aanzicht "U"
Doorsnede EXtronic
Doorsnede EXtronic
Zekeringen
Houd zekeringen op voorraad.
Zekering pos. 65 Spanning
Pomptypen
Zekeringgegevens
Bestelnr.
100 V
1000, 1601, 1201, 0803, 1002, 0308
5x20 T 1,0A (1,5kA)
732409
100 V
2502, 1006, 0613, 0417,1002HV
5x20 T 2.5A (1,5kA)
732413
100 V
2505, 1310, 0814, 0430, 0260
5x20 T 3.15A (1,5kA)
732414
115 V
1000, 1601, 1201, 0803, 1002, 0308
5x20 T 630 mA (1,5kA)
732407
115 V
2502, 1006, 0613, 0417,1002HV
5x20 T 2,0 A (1,5kA)
732412
115 V
2505, 1310, 0814, 0430, 0260
5x20 T 2,5 A (1,5kA)
732413
200 V
1000, 1601, 1201, 0803, 1002, 0308
5x20 T 400mA (1,5kA)
732405
200 V
2502, 1006, 0613, 0417, 1002HV
5x20 T 1.25A (1,5kA)
732410
200 V
2505, 1310, 0814, 0430, 0260
5x20 T 1.6A (1,5kA)
732411
230 V
1000, 1601, 1201, 0803, 1002, 0308
6,3x32 T 315 mA 500V (1,5kA)
732404
230 V
2502, 1006, 0613, 0417,1002HV
6,3x32 T 800 mA 500V (1,5kA)
732408
230 V
2505,1310, 0814, 0430, 0260
6,3x32 T 1,25 A 500V (1,5kA) 732410
500 V
1000, 1601, 1201, 0803, 1002, 0308
6,3x32 T 315 mA 500V (1,5kA)
732371
500 V
2502, 1006, 0613, 0417,1002HV
6,3x32 T 630 mA 500V (1,5kA)
732372
500 V
2505, 1310, 0814, 0430, 0260
6,3x32 T 1,25 A 500V (1,5kA) 733150
Spanning
Pomptypen
Zekeringgegevens
Bestelnr.
100 ... 230 V
Alles
5x20 T 160 mA (35A)
712048
Zekering pos. 66
65
Installatiegegevens
14
Installatiegegevens Formulier opstelgegevens
Klant:
Projectnr.:
Pomp
Datum:
Tekening bijgevoegd:
Type Pompcapaciteit
l/h
Slagfrequentie
slagen/min
Slaglengte Ventielveerdruk, zuigzijde Ventielveerdruk perszijde
Medium
Aanduiding/concentratie Aandeel vaste stof/korrelgrootte Materiaal vaste stof/hardheid
- / (Mohs scale)
Dynamische viscositeit Dichtheid Dampdruk bij bedrijfstemperatuur
Installatie zuigzijde
Druk in zuigtank Nominale diameter Zuigleiding Zuighoogte mn./max. Toevoerhoogte min./max. Lengte zuigleiding Aantal hoekstukken/ventielen Pulsatiedemper
Installatie perszijde
Accumulator
l
Windketel
l
Statische installatiedruk min./max. Nominale diameter persleiding Lengte persleiding Opvoerhoogte Aantal hoekstukken/ventielen Pulsatiedemper
Accumulator
l
Windketel
l
Pagina 21
66
Garantieclaim
15
Garantieclaim A.u.b. kopiëren en met de pomp meesturen! Bij he t ui tvallen van de doseerpo mp bi nnen de garantiepe rio de vragen wij o m terug zendin g van de pom p in gereini gde toestand en met voll edig i ngevuld e gar ant iecl aim
A.u.b. volledig invullen.
Nr.
Garantiecla im voor pomp Tel. nr.:
Firma:
Datum:
Adres: Contactpersoon (klant): Ordernr.:
Leverdatum: Serienr.:
Pomptype/identcode:
Korte foutb esch rij ving
Type fout 1
Mechanisch defect
2
Elektris ch defect
Ongewone slijtage
Aansluitingen zoals stekker of kabel los
Slijtende onderdelen
Bedieningselementen (bijv. schakelaar)
Breuk/andere schade
Besturing
Corrosie Beschadiging tijdens transport 3
Lekkage
4
Geen resp. s lecht e dosering
Aansluitingen
Membraan defect
Doseerkop
Overige
Pro ces omstandigheden: Toepassingslocatie/installatiebeschrijving: Gebruikte toebehoren:
Inbedrijfname (datum): Looptijd (ca. bedrijfsuren):
A.u.b. installatiegegevens meegeven en installatietekening bijvoegen!
67
Veiligheidscertificaat
16
68
Veiligheidscertificaat
EG-conformiteitsverklaring voor machines
17
EG-conformiteitsverklaring voor machines Hiermee verklaren wij, n ProMinent Dosiertechnik GmbH n Im Schuhmachergewann 5 - 11 n DE - 69123 Heidelberg, dat het hieronder genoemde product op basis van het ontwerp en de constructie en in de door ons op de markt gebrachte uitvoering voldoet aan de relevante fundamentele veiligheids- en gezond‐ heidseisen van de EG-richtlijn. Deze verklaring verliest haar geldigheid wanneer er aanpassingen aan het product worden uitgevoerd die niet met ons zijn afge‐ stemd.
Samenvatting uit de EG-conformiteitsverklaring Benaming van het product:
Doseerpomp, serie Extronic / b
Producttype:
EXBb...
Serienr.:
zie typeplaatje op het apparaat
Relevante EG-richtlijnen:
EG-ATEX-richtlijn (94/9/EG) EG-Machinerichtlijn (2006/42/EG) De beschermingsdoelen van de Laagspanningsrichtlijn 2006/95/EG con‐ form bijlage I, Nr. 1.5.1 van de EG-Machinerichtlijn 2006/42/EG zijn opgevolgd
In het bijzonder toegepaste geharmoniseerde normen:
EN 60079-0, EN 60079-1, EN 60079-11, EN 60079-26, EN 50303 EN 1127-1, EN 13463-1, EN ISO 12100, EN 809, EN 60335-1, EN 60335-2-41, EN 61326-1
Datum:
30-1-2012 U kunt de EG-conformiteitsverklaring downloaden op www.promi‐ nent.com
69
EG-verklaring van EG-typeonderzoek
18
70
EG-verklaring van EG-typeonderzoek
EG-verklaring van EG-typeonderzoek
71
EG-verklaring van EG-typeonderzoek
72
EG-verklaring van EG-typeonderzoek
73
EG-verklaring van EG-typeonderzoek
74
EG-verklaring van EG-typeonderzoek
75
EG-verklaring van EG-typeonderzoek
76
77
78
79
ProMinent GmbH Im Schuhmachergewann 5-11 D-69123 Heidelberg Telefoon: +49 6221 842-0 Telefax: +49 6221 842-612 E-mail:
[email protected] Internet: www.prominent.com 984245, 1, nl_NL
© 2003