Geachte dames en heren neerlandici, deelnemers aan dit colloquium, Hier sta ik dan voor een zaal vol neerlandici, drie maanden nadat de Taalunie het vertrouwen van u allen in één klap leek verloren te hebben. Er is in de tussentijd veel gezegd en geschreven, maar er is ook veel gepraat. Ik hoop dat sindsdien, door die gesprekken en de resultaten daarvan, een basis is gelegd om verder te praten en dat we de samenwerking, onder andere die met de IVN, weer kunnen opbouwen. Bovenal hoop ik dat we het vertrouwen, uw vertrouwen, weer kunnen herwinnen. Dat zal niet van vandaag op morgen gaan en ik begrijp dat u nog met veel vragen zit, vragen waarop u vandaag van mij een antwoord verwacht. Ik zal proberen u niet teleur te stellen. En ook na mijn toespraak is er nog voldoende tijd, in dit uur en het volgende, om vragen te stellen. Ik zal ook proberen aan te geven hoe we onze werkwijze effectief aanpassen, zodat we u beter betrekken bij ons beleid. Om maar meteen te starten met een voorbeeld: de suppleties. Ik zal straks meer toelichting geven over waar we nu staan in het traject, maar we vinden het essentieel dat we u bij de vervolgstappen betrekken en dat we beroep doen op uw deskundigheid en ideeën. We zullen dus mensen uit het veld vragen om mee te denken over de regeling voor suppleties, uiteraard samen met de IVN, en we zullen iedereen op gezette tijden op de hoogte brengen van onze resultaten. Ik ga er ook vanuit dat er deze week een rijkdom aan ideeën is verzameld, die nemen we uiteraard ook mee. Dit alles heeft, voor vandaag althans, één nadeel: ik zal vandaag niet op alle vragen een concreet antwoord kunnen geven. We moeten immers de nodige tijd uittrekken voor ons overleg. Eerst wil ik hier namens de Taalunie oprechte excuses uitspreken over wat er is gebeurd. Door de grote haast waarmee we beslissingen hebben moeten nemen, en door onze ongelukkige communicatie over die beslissingen, hebben wij onnodige onrust gewekt. Dat had niet mogen gebeuren. Maar zoals elk nadeel ook zijn voordeel heeft, is hier ook een keerzijde aan. Drie dingen zijn duidelijk aan de oppervlakte gekomen, en dat is goed. Ten eerste hebben we gezien dat de Taalunie lang niet zo goed is in wat toch één van de kernwaarden is die ze nastreeft, namelijk ‘verbinden’. We hebben hier nog veel te leren. Verbinden en in dialoog treden met ‘het veld’ moeten we niet alleen doen als het kermis is, maar ook als het winter wordt. Als er veranderingen opgezet moeten worden of als we manieren moeten vinden om met minder middelen evenveel of meer te bereiken. We hadden het veld moeten consulteren voor we beslisten het systeem van de suppleties en de zomercursussen te herzien, we hadden moeten nadenken –in gezamenlijkheid- over alternatieven. Ten tweede is heel duidelijk gebleken, onder meer in de lange stroom van reacties, hoe noodzakelijk het werk van u allen is, overal in de wereld, en met hoeveel hartstocht u dat werk verdedigt. De docenten Nederlands in het buitenland houden van hun taal, van hun vak en van hun studenten. En ze weten hun enthousiasme over te brengen op die studenten. Als we door deze moeilijke periode heen zijn gekomen, zou dit de boodschap moeten zijn die blijft hangen. Dat hoop ik van harte. Ten derde en ten slotte, bewijzen de hartenkreten over de aangekondigde besparingen, dat de steun van de Taalunie als noodzakelijk wordt gezien. Zonder die steun staat het Nederlands in het buitenland nergens. Ook de politiek verantwoordelijken is deze boodschap niet ontgaan, de aanwezigheid van de Vlaamse ministerpresident bij de opening en het –door OCW ingestelde- meerwaarde-onderzoek zijn daar mooie voorbeelden van. De besparingen die de politici ons opleggen, kunnen we niet met één pennentrek ongedaan maken.
1
Maar ik wil wel vanaf het begin duidelijk stellen dat de Taalunie blijft investeren in het onderwijs Nederlands als Vreemde taal en in de internationale neerlandistiek. In de tijd die me ter beschikking staat wil ik kort het langetermijnperspectief van de Taalunie schetsen en de concrete acties die we daarvoor ondernemen. Eerst iets over de visie van de Taalunie. Onze visie ligt in wezen ten grondslag aan uw inzet, overal in de wereld: taal schept kansen. Uw overtuiging dat het Nederlands kansen schept voor uw studenten, zorgt ervoor dat Nederlands wereldwijd wordt gedoceerd. U bent het die studenten overtuigt en motiveert hun kansen met het Nederlands te grijpen. En u ondervindt daarbij aan den lijve dat het Nederlands in een nieuwe mondiale en digitale context moet functioneren. Deze tendensen hebben een impact op de positie van het Nederlands als middelgrote taal en de Taalunie moet daar in het beleid rekening mee houden. Voor u betekent dit concreet dat u studenten moet overtuigen dat het Nederlands méér kansen schept dan andere talen. Het is de rol van de Taalunie u daarbij te ondersteunen en zo, met taal en met het Nederlands, een maatschappelijke meerwaarde te creëren. De Taalunie spant zich in om het belang van het Nederlands in cruciale maatschappelijke domeinen als wetenschap, economie, innovatie en onderwijs te vrijwaren. Om ervoor te zorgen dat het Nederlands levendig en aantrekkelijk blijft en in alle maatschappelijke domeinen wordt gebruikt, is een integraal taalbeleid vereist. Ik vind het belangrijk hier kort iets te zeggen over de drie essentiële elementen van taalbeleid. Het eerste element is de status van de taal, dat betekent dus dat we ervoor willen zorgen dat de taal erkend is en bijvoorbeeld een rol speelt in Europa. Het tweede belangrijke element van taalbeleid is de infrastructuur van de taal, wat inhoudt dat de taal beschreven is en bijvoorbeeld de nodige instrumenten heeft om mee te gaan in technologische ontwikkelingen. Tot slot is de acquisitie van de taal van groot belang, het gebruik. Taalbeleid wil eraan bijdragen dat mensen de taal leren en gebruiken, zowel in het eigen taalgebied als erbuiten. Er is een reden waarom ik even stilsta bij deze drie pijlers. Elke pijler heeft uiteraard te maken heeft met de andere. Veel van de ondersteuning voor het onderwijs Nederlands als Vreemde Taal en neerlandistiek is terug te vinden binnen de pijler ‘acquisitie’. Maar u hebt ook belang bij wat er gebeurt voor bijvoorbeeld de infrastructuur, want u bent uiteraard ook gebruiker van de DBNL en de woordenlijst en van de binnenkort te actualiseren ANS. De drie elementen van taalbeleid moeten in een gezond evenwicht terugkomen in het Taaluniebeleid, ook in de begroting. Als ik in het vervolg van mijn toespraak spreek over het belang van het veld van Nederlands als vreemde taal en van de internationale neerlandistiek, dan is het belangrijk rekening te houden met het feit dat ook de andere pijlers van het taalbeleid relevant zijn voor de Taalunie. We kunnen niet enkel investeren in een van de drie pijlers, want dan valt het geheel om. Bij de uitwerking van ons beleid voor taalgebruik hebben we twee doelstellingen geformuleerd: bijdragen aan kwaliteitsvol onderwijs Nederlands en promotie van de taal en de talige cultuur. Ik licht toe wat we daarvoor hopen te bereiken. Kwaliteitsvol onderwijs van en in het Nederlands is een belangrijk aandachtspunt voor de Taalunie. Het is als het ware de basis. Of het nu aan kinderen binnen het taalgebied is, of Nederlands als Vreemde Taal in de grensgebieden aan middelbare scholen, of elders in de wereld aan hogescholen of universiteiten: bijdragen aan de kwaliteit van het onderwijs Nederlands is voor ons de essentie. Overkoepelend, voor de verschillende vormen van onderwijs Nederlands, richten we binnenkort een denktank op. Deze denktank stelt kennisdossiers samen en adviseert, signaleert ontwikkelingen en behoeftes en treedt rond deze onderwerpen opiniërend op. In de eerstkomende tijd zal de denktank zich op kwesties binnen het taalgebied richten, maar het is de bedoeling om ook voor het NVT-onderwijs een adviserende, signalerende en opiniërende rol te spelen. Het advies rond het onderwijs Nederlands en de positie van het Nederlands als instructietaal in de Cariben is daar een mooi voorbeeld van. De Nederlandse staatssecretaris Dekker heeft het advies ondertussen al overgenomen.
2
Onderliggend aan de denktank ligt een kenniscentrum, dat de breedte van de Taalunie omspant. Van de veelheid aan kennis die er in een ‘magazijn’ bij elkaar wordt gebracht, wordt een deel via de website in een ‘etalage’ ontsloten. Ook de kennis rond bijvoorbeeld didactiek NVT, waar ik straks nog iets over zeg, komt in het kenniscentrum terecht en zal voor u toegankelijk zijn. De nadruk ligt dus op onderwijs. Betekent dit nu dat we de internationale neerlandistiek niet meer steunen of waarderen? Neen! Uiteraard niet. De neerlandistiek is het excellente uitvloeisel van goed onderwijs, en is er de constante inspirator en vernieuwer van. Goed taalonderwijs geven en goed onderzoek uitvoeren staan op gelijke voet voor de Taalunie. Ik haal hier kort de zaken naar voren die u het meest zullen aanspreken, ook om duidelijk te maken dat er, ondanks de besparingen die we moeten uitvoeren, nog steeds de nodige budgetten worden uitgetrokken en blijven staan. Afdelingen Nederlands als Vreemde Taal dragen bij aan ons belang: dat Nederlands wereldwijd kan worden geleerd. Daarom staat de basisfinanciering NVT, een steun in de rug, niet ter discussie. Met de basisfinanciering kunt u hopelijk dat beetje extra doen om de studie Nederlands voor de studenten aantrekkelijker te maken. Waaraan u de basisfinanciering besteedt, laten we aan uw deskundigheid over. Dat verschilt per regio, per onderwijsinstelling. Wij blijven uiteraard graag geïnformeerd over waar u mee bezig bent, over uw studenten en over uw behoeftes. Niet alleen nieuwe maar ook groeiende afdelingen NVT kunnen extra steun gebruiken. Maar doordat het aantal afdelingen toeneemt – wat we natuurlijk toejuichen – kan de Taalunie de investeringen niet alleen dragen. Daarom zoeken we samenwerking met meerdere partners, waarbij we oog hebben voor de duurzaamheid in plaats van eenmalige steun. Prioriteiten worden bepaald in samenspraak met de verdragspartijen, de betrokken overheden en de diplomatieke vertegenwoordigers ter plaatse. Deze investeringsmiddelen kunnen ook worden aangewend voor innovatieve projecten met een sterk multiplicatoreffect. Praktisch denken wij aan een jaarlijks overleg met de docentenplatforms en een jaarlijkse pitchronde om voorstellen te verzamelen. Het is dus niet zo dat de het geld voor projecten is verdwenen, wel willen we de besteding op een andere manier vormgeven: meer in samenspraak met de docentenplatforms én met meerdere financiers. Overigens gebeurde dat in het verleden wel al vaker. De Taalunie blijft investeren in netwerken die docenten Nederlands in het buitenland verenigen, uw docentenplatforms dus, zoals Comenius en MediterraNed. De docentenplatforms bieden u een basis voor samenwerking en kennisuitwisseling, wat wij van groot belang vinden. Om het onderwijs Nederlands in de buurlanden te bevorderen, waar het dus ook gaat over het grote veld van het reguliere onderwijs, sluit de Taalunie aan op het beleid dat ter plaatse wordt gevoerd en neemt ze beslissingen voor ondersteuning altijd samen met de bevoegde lokale overheden. Hiertoe zijn per buurland stuurgroepen ingesteld. Onderwijs NVT verschilt per regio/gebied waar het gegeven wordt. Maar waar het ook plaatsvindt, kwalitatief goed onderwijs begint met goed vakmanschap van de lesgever. Onze focus bij de didactische ondersteuning, ligt op basismaterialen voor didactiek en op deskundigheidsbevordering. Wat de didactische materialen betreft beschikken we al over een representatieve selectie bij de Taalunie in Den Haag en in Brussel. Daar komt steeds meer materiaal bij. De Taalunie streeft ernaar dat zoveel mogelijk toegankelijk te maken voor de lesgevers NVT. Daarnaast ondersteunen we deskundigheidsbevordering van docenten NVT in de hele wereld. In een wereld waarin van ons allemaal verwacht wordt dat we levenslang leren, willen we graag bijdragen aan een levenslang leertraject. 2015 is een overgangsjaar als we het hebben over docenten-nascholing. Vanaf 2016 hopen we een aanzet te geven voor een nieuwe formule. Daaraan gaat een onderzoek naar de behoeften vooraf. Er is al een eerste bijeenkomst geweest met verschillende deskundigen uit het veld om hierover na te denken. We zullen u op de hoogte houden over het vervolg. Bedoeling is om te werken aan een programma dat ook inzet op leren op de
3
eigen werkplek en het toepassen van methodes of gebruiken van instrument in de eigen klas. De nascholing wil een bredere groep docenten bereiken en inzetten op een duurzaam leerrendement. Daarbij zoeken we systematisch de mogelijke kruisbestuivingen op. NVT-docenten reiken we instrumenten aan waardoor ze in het kader van de cursus én daarbuiten aan peer teaching en lesobservatie kunnen doen. We geven ook de kans aan bijvoorbeeld jonge NVT-docenten om op didactisch en organisatorisch vlak mee te draaien op cursussen of aan NVT-laatstejaars om stage te lopen bij de Taalunie. En ook andere partners, zoals de Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland, willen we betrekken om gezamenlijke plannen uit te werken. Ik wil hier ook iets zeggen over het Certificaat Nederlands als Vreemde Taal. Dat is opnieuw aanbesteed in 2013 en streeft een sterk civiel effect na. Zo wordt het CNaVT door onderwijsinstellingen en bedrijven in Nederland en Vlaanderen erkend als bewijs van een taalvaardigheidsniveau van buitenlandse studenten en werknemers. Nieuw te ontwikkelen certificaten zullen bestemd zijn voor specifieke doelgroepen, bijvoorbeeld jongeren in de grensgebieden die in Nederland of Vlaanderen willen studeren en werken. Daardoor zullen de Certificaten evolueren naar diagnostische toetsen die kunnen worden ingezet op alle niveaus. Hier wil ik graag nog kort iets zeggen over een ambitie: we willen in de toekomst graag, samen met andere partijen zoals de Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland, een groot virtueel loket maken voor het Nederlands in een internationale context. Op die manier kan iedereen die iets met het Nederlands wil, de deur vinden en kunnen wij - met alle anderen die daar een rol in spelen - hen beter bedienen. Ik had graag al concrete plannen willen toelichten maar dit staat echt nog in de kinderschoenen. Daar mag u dus zeker meer nieuws over verwachten. Tot zover het onderwijs. Ik kom nu bij de tweede strategische doelstelling: promotie van het Nederlands en de Nederlandstalige cultuur Een van de redenen van bestaan van de Taalunie als internationale verdragsorganisatie, is dat ze over de staatsgrenzen heen kijkt. Vanuit het verleden is het gemeenschappelijke cultuurbeleid sterk gericht op letteren, lezen en het boekenvak. De Taalunie wil haar blik verruimen naar andere talige cultuur en culturele sectoren en ook die meer over grenzen heen proberen te brengen. U bent daarbij voor ons een van de belangrijke partners: samen met de diplomatieke vertegenwoordigers, economische partners, partners uit toeristische sectoren of uit de expatgemeenschap kunnen we een sterk netwerk uitbouwen dat het Nederlands en het Nederlandse taalgebied internationaal promoot en aantrekkelijk maakt voor bezoekers, studenten en investeerders. En hoewel we in de toekomst ook willen inzetten op andere culturele sectoren, zetten we wel blijvend in op literair vertalen, in samenspraak met verschillende partners zoals de Letterenfondsen. Daar komen in de toekomst nieuwe activiteiten bij rond technisch vertalen, op vraag van en gefinancierd door de Europese Unie. Uiteraard is dit het gedeelte waar ik iets wil zeggen over de neerlandistiek, naast het onderwijs een terrein dat u na aan het hart gaat. Een bloeiende wetenschappelijke studie van de Nederlandse taal en letteren is belangrijk voor de positie en het prestige van de taal. Wij blijven de neerlandistiek binnen en buiten het taalgebied steunen. In eerste instantie via de IVN. De Taalunie en de IVN hebben als beleidspartij en veldvereniging weliswaar een andere rol, maar uiteindelijk wel dezelfde doelstellingen. Kortsluitingen zoals in de afgelopen maanden, moeten we in de toekomst dus vermijden. Wat we hier ook graag willen ondersteunen is het gesprek binnen het vakgebied over de toekomst: wat speelt er op dit ogenblik binnen het taalgebied en erbuiten, wat zijn kansen en bedreigingen, waaraan is behoefte en wie kan daarbij helpen? De uitwisseling van informatie en kennis, de visieontwikkeling en het bundelen van alle krachten, kan het vakgebied verrijken en internationaal op de kaart zetten en houden.
4
Om de toekomst van de internationale neerlandistiek te verzekeren, is het van belang dat onderzoekers hun academische kansen volop benutten. De Taalunie ondersteunt jonge onderzoekers in de verzameling van hun onderzoeksmaterialen en de presentatie van hun onderzoeksresultaten. In de toekomst willen we graag met u in gesprek over goede initiatieven om dit verder te ondersteunen. Een van de ideeën die nu reeds geopperd zijn is om een beurzenfonds in te stellen dat is gericht op maatschappelijk relevant neerlandistiek onderzoek. Bij dit fonds kunnen partners betrokken worden als het Algemeen Nederlands Verbond, de Orde van den Prince en andere organisaties die het Nederlands een groot hart toedragen en zou onder meer in het internationale bedrijfsleven naar investeerders kunnen worden gezocht. Een belangrijk nieuw aandachtspunt voor de Taalunie is alumnibeleid. De bedoeling is buitenlandse studenten Nederlands nog sterker aan het taalgebied te verbinden, om hen in hun ambassadeurschap te versterken. Om te beginnen wordt, samen met de IVN, een netwerk opgezet dat studenten na hun afstuderen en in hun nieuwe beroepsleven met het Nederlands verbonden houdt. Via dit netwerk kunnen relevante ontwikkelingen worden gedeeld en nieuwe initiatieven worden opgezet. Dit is overigens ook een netwerk dat ons kan helpen gegevens te verzamelen over de opbrengst van de investering in onderwijs Nederlands buiten het taalgebied. Dan kom ik nu aan de vraag waar wij als Taalunie al erg veel energie in hebben gestoken: hoe kunnen we deze ambities financieren, als we tegelijk fors moeten bezuinigen op ons budget? En wat hebben deze besparingen voor gevolgen, voor ons, voor u en voor uw studenten? Eerst nog het volgende: de Nederlandse overheid vroeg eind mei 2013 een besparing van 3 miljoen euro, bovenop de bezuiniging van 770.000 euro die we in 2013 al hadden opgelegd gekregen. De algemeen secretaris is toen gaan onderhandelen met het ministerie van OCW en heeft, aan het eind van de rit, verkregen dat de bezuiniging aan Nederlandse kant ‘slechts’ 1,5 miljoen moest zijn. We hebben dus wel degelijk alles in het werk gesteld om de besparing te verminderen en zo klein mogelijk te houden. Omdat de Vlaamse overheid volgens het Taalunieverdrag een derde van het totale budget betaalt, is ook daar een bezuiniging doorgevoerd. Het resultaat is dat de Taalunie het moet doen met bijna 1,9 miljoen minder vanaf 2015. Op een totale bijdrage van ongeveer 11 miljoen euro kan dat tellen. Dat is bijna vijftien procent. Samen met de besparing die we in 2013 al hadden gedaan, komen we op ongeveer twintig procent ten opzichte van 2012. De Taalunie heeft inmiddels de buikriem zelf al aangehaald. Er zijn personeelsleden vertrokken. Er worden activiteiten geschrapt van ons verlanglijstje of doorgegeven aan andere partijen. Uiteraard zijn hier ingrijpende beslissingen genomen. De overdracht van het Erasmus Taalcentrum in Jakarta aan de Nederlandse overheid is er daar een van. Ondertussen zijn we optimistisch gestemd dat een verzelfstandigd ETC opnieuw wordt opgestart en een financieel onafhankelijke en gezonde toekomst tegemoet gaan. De Taalunie treedt niet langer op als enige opdrachtgever en uitvoerder van bepaalde activiteiten, maar als makelaar en schakelaar tussen diverse partijen. We verstrekken daarom niet langer 100% subsidie, maar financieren mee op basis van onze eigen doelstellingen en zoeken partners om deze activiteiten mee te financieren vanuit hun belangen. Er is een boekhoudkundige oplossing voor het tekort waarmee we werden geconfronteerd: dat wordt gespreid in de tijd. In 2019 zal het helemaal weggewerkt zijn. Laat mij hier nog even benadrukken dat bij de besparingen evenredig op alle terreinen van de Taalunie is bespaard. Ik ga u hier niet overstelpen met cijfers. U hebt deze week informatie gekregen over de Adviesgroep Financiële Openheid. Zij zullen tegen eind 2015 een rapport opleveren dat ons de basis biedt om op transparante wijze verder te praten. Wat betekent dit alles nu voor de zomercursus en de suppleties? Het initiatief van een jaarlijkse zomercursus voor studenten NVT wordt niet afgeschaft. We gaan de cursus inhoudelijk wel aanpassen aan de nieuwe behoeftes van internationale jongeren: de focus van de zomercursussen zal meer liggen op de toekomstmogelijkheden die het Nederlands hen biedt. We zijn van plan de alumni van onze cursus goed op te volgen en ze te ondersteunen in hun rol van ambassadeurs van het Nederlands. De zomercursus hopen we in stand te houden door twee maatregelen. Ten eerste werken we met een aanbesteding. Daardoor kan hopelijk een goedkopere formule worden gevonden, die toch een hoge kwaliteit
5
garandeert. De tekst voor de aanbesteding zit nu in een finale fase. Een van de volgende weken wordt deze besproken met de IVN. Tegelijk zoeken we naar aanvullende middelen. Ik ben blij te mogen aankondigen dat dit al redelijk goed loopt en dat er vanuit verschillende sectoren mensen aangeven dat ze een nieuwe cursus, bovenal uiteraard uw studenten, willen ondersteunen. Wie tips heeft of ons in contact kan brengen met personen of instellingen die belangstelling hebben om bijvoorbeeld als sponsor op te treden, mag contact opnemen met de Taalunie of met het bestuur van de IVN. De ambitie is dus om vanaf 2016 opnieuw een kwaliteitsvolle relevante cursus aan te bieden voor zo'n 150 studenten. Dat is een erg ambitieuze planning, zoals u wel zult begrijpen, en een aanbesteding blijft een intensief traject. Begin september wordt het bestek openbaar gemaakt en start de procedure. Begin december zou, als alles goed loopt, een opdrachtnemer moeten zijn aangeduid en kan er over de toekomstige cursus worden gecommuniceerd. Wij zullen u alleszins op de hoogte houden van het verloop en het proces. Overigens blijft de Taalunie investeren in cursussen op locatie, georganiseerd door de docentenplatforms, in het bijzonder voor studenten die het Nederlands nog niet op een hoger niveau machtig zijn. Wat de suppleties betreft, hebben we uiteindelijk toch een bedrag van 150.000 euro kunnen terugzetten op de begroting. Daarmee blijft dus het principe van de suppleties behouden maar moeten we wel rekening houden met een besparing van 50.000 euro ten aanzien van het oorspronkelijke bedrag. Daarmee willen we wel een aantal veranderingen realiseren: zo zijn er ondertussen – helaas – wel meer regio’s dan alleen Midden- en Oost-Europa waar het om socio-economische redenen niet voor de hand ligt om als moedertaalspreker aan de slag te gaan. Daar mogen we als beleidsorganisatie niet aan voorbij gaan. Daarnaast zijn er gelukkig ook andere mogelijkheden, bv. door samenwerking tussen instellingen of alternatieve financieringsbronnen. Hoe willen we nu verder te werk gaan? In de komende weken vormen we, samen met de IVN, een werkgroep met mensen uit het veld - ook moedertaalsprekers – en bekijken we welke scenario's haalbaar zijn. Ik begrijp dat dit erg ingrijpt op afdelingen Nederlands en op de docenten zelf, maar het lijkt me belangrijk dat we dit in onderling overleg verder bekijken. Uiteraard zullen we u op de hoogte houden. We zullen met de werkgroep bespreken hoe we dat het beste doen. Omdat dit zo ingrijpt op de afdelingen moet ons streefdoel zijn eind 2015 de basis voor een nieuwe regeling te communiceren. Tot slot: nog twee punten. Laat mij hier één ding erg duidelijk maken: wij twijfelen niet aan de meerwaarde van het werk dat u doet in het buitenland. We willen bovenal samen effectief en duurzaam lobbyen voor het veld en willen dat doen op een wijze die voor de betrokken overheden duidelijk maakt wat hun investeringen maatschappelijk opleveren. Er is dus op geen enkel moment een wijziging geweest in onze grote waardering voor wat u en uw studenten betekenen voor het Nederlands en het Nederlandse taalgebied. Wat we wel moeten doen, is ook anderen laten delen in die overtuiging en die met gegevens, cijfers en andere data onderbouwen. De bedoeling is niet dat u iets anders gaat doen dan u nu doet, of dat wij controle uitoefenen op uw werk, maar onze overheden vragen nu eenmaal – en dat lijkt me een terechte vraag – dat elke euro die we uitgeven ook echt het doel dient waarvoor hij werd geoormerkt. Het meerwaarde-onderzoek dat in de komende maanden door het Nederlandse ministerie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal worden opgezet, wil de Taalunie in toekomst gebruiken als basis voor een constante monitoring en als lobby-instrument. We hebben veel nieuwe plannen en ambities. We weten dat u die ook hebt. Laten we samenzitten en kijken waar we elkaar vinden. Laten we kijken hoe we de toekomst kunnen vormgeven. Ja, wij hebben steken laten vallen. Daar hebben we uit geleerd. Wij blijven met u in gesprek. Wat er leeft, wat er speelt, uw deskundigheid willen we benutten om samen tot goede oplossingen te komen. Daarom gaan we regelmatig met de IVN om de tafel zitten. En vragen we u om ons te voeden met suggesties en opmerkingen. Tot slot wil ik mijn waardering uitdrukken voor de organisatoren van het colloquium en ze danken voor de gelegenheid die ik hier heb gekregen om een en ander toe te lichten. Ik ben er mij van bewust dat het voorbije
6
halfjaar ook voor hen geen gemakkelijke tijd is geweest. Namens de Taalunie wil ik onze erkentelijkheid uitdrukken voor de openheid die ze hebben betoond bij de gesprekken die we sindsdien hebben gehad. Ik wil de organisatoren ook feliciteren voor het interessante en rijke colloquium. Uiteraard is uw inbreng daarbij ook van essentieel belang geweest en ook daar wil ik u hartelijk voor bedanken. Zoals afgesproken is er nu en in het tweede uur tijd voor vragen en een eerste plenaire gesprek. Ik dank u voor de aandacht.
7