Kerkplein 2 Postbus 200 3940 AE Doorn
T (0343) 56 56 00 F (0343) 41 57 60 E
[email protected]
Beleidskader Bodem Gemeente Utrechtse Heuvelrug
Datum Afdeling Auteur
20 oktober 2011 Milieudienst Zuidoost-Utrecht M. de Jong / G. Cornelisse
Inhoudsopgave
1
Samenvatting.............................................................................................................................................. 4
2 2.1 2.2 2.3
Inleiding ...................................................................................................................................................... 8 Waarom een Beleidskader bodem voor Utrechtse Heuvelrug? ........................................................ 8 Reikwijdte en inhoud van het Beleidskader bodem .......................................................................... 8 Opbouw van het Beleidskader bodem en leeswijzer ......................................................................... 9
3 3.1 3.2 3.3
Wettelijk kader......................................................................................................................................... 11 Europees, nationaal en provinciaal bodembeleid ............................................................................. 11 Nationale wetgeving ............................................................................................................................... 13 Ruimte voor gemeentelijk beleid? ....................................................................................................... 14
4
Doelstellingen en speerpunten gemeentelijk beleid........................................................................ 15
5 5.1 5.1.1 5.1.2 5.2 5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.2.4 5.3
Beheren van de bodem en bodeminformatie ..................................................................................... 17 Beheer van bodeminformatie ................................................................................................................ 17 Beheer van bodeminformatie door de gemeente....................................................................... 17 Beheer van bodeminformatie door de provincie....................................................................... 19 Grondverzet .............................................................................................................................................. 20 Nota Bodembeheer ........................................................................................................................ 20 Handhaving toepassen van grond, baggerspecie en bouwstoffen ......................................... 21 Melden toepassen grond............................................................................................................... 21 Gemeente als initiatiefnemer van projecten ............................................................................... 21 Beheer van de bodem: bewust bodemgebruik................................................................................... 21
6 6.1 6.2 6.3 6.3.1 6.4 6.5
Bescherming van de bodem................................................................................................................... 23 Vergunningverlening en handhaving Wet milieubeheer................................................................ 23 Ondergrondse brandstoftanks .............................................................................................................. 23 Ongewone voorvallen............................................................................................................................. 24 Melden bodemverontreiniging, onderzoeksplicht en zorgplicht ........................................... 25 Omgevingsvergunning voor het slopen en asbestverwijdering..................................................... 25 Bescherming van het grondwater ......................................................................................................... 26
7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6
Bodemonderzoek en -sanering.............................................................................................................. 28 Inventarisatie verontreinigde locaties en milieuhygiënische risico’s ........................................... 28 Voorkómen van milieuhygiënische risico’s bij veranderend terreingebruik.............................. 29 Werkwijze bij gevallen van ernstige bodemverontreiniging ......................................................... 30 Saneren van niet-ernstige bodemverontreiniging............................................................................. 31 Saneren en archeologie........................................................................................................................... 31 De gemeente Utrechtse Heuvelrug als opdrachtgever en uitvoerder ............................................ 32
8 8.1 8.2 8.2.1 8.2.2 8.2.3 8.3
Communicatie .......................................................................................................................................... 34 Interne communicatie ............................................................................................................................. 34 Externe communicatie............................................................................................................................. 35 Verstrekking bodeminformatie.................................................................................................... 35 Informatie over regelgeving ......................................................................................................... 35 Aandacht voor bodemzaken ........................................................................................................ 36 Afstemming met provincie Utrecht ....................................................................................................... 36
9
Bijlagen...................................................................................................................................................... 37
3
1 Samenvatting
Sinds de herindeling is het bodembeleid dat in 2005 voor de toenmalige gemeente DriebergenRijsenburg is opgesteld, voor de gehele gemeente Utrechtse Heuvelrug gehanteerd. Na 2005 zijn er echter vele wijzigingen geweest in het nationale beleid en de wet- en regelgeving op bodemgebied waardoor een actualisatie noodzakelijk is. In het Beleidskader bodem Utrechtse Heuvelrug 2011 wordt het beleidskader uit 2005 herschreven voor alle zaken die met bodem te maken hebben voor de gehele gemeente Utrechtse Heuvelrug. Dit Beleidskader bodem is de vertaling van het landelijke en provinciale bodembeleid naar de gemeentelijke situatie. Het geeft een overzicht van: • relevante wet- en regelgeving die van toepassing is op bodem; • relevante ontwikkelingen binnen het vakgebied bodem; • specifieke doelstellingen en speerpunten van het gemeentelijk bodembeleid. Het beleid is vervolgens uitgewerkt in een overzichtelijke beschrijving van de regels waar inwoners, bedrijven, de gemeente en de Milieudienst rekening mee moeten houden. Voor het grondstromenbeleid is een apart document opgesteld, de Nota bodembeheer, omdat dit deel van het beleid in regionaal verband is opgesteld. De praktische vertaling naar taken en verantwoordelijkheden van de regels wordt in een op te stellen Handboek bodemtaken beschreven. Inhoud van het Beleidskader bodem Na de inleiding (hoofdstuk 2) en een korte uiteenzetting van landelijke en provinciale wet- en regelgeving (hoofdstuk 3), volgt een hoofdstuk over de doelstellingen en de speerpunten van het gemeentelijk bodembeleid (hoofdstuk 4). De doelstellingen en speerpunten van het gemeentelijk bodembeleid sluiten aan op het gemeentelijk milieubeleidsplan “Natuurlijk Duurzaam!” (2009-2012) en het collegeprogramma “SamenWerk in Uitvoering” (2010-2014): Zorgdragen voor een goede en efficiënte uitvoering van het landelijke wet- en regelgeving. Verslechtering van de bodemkwaliteit binnen de gemeente Utrechtse Heuvelrug is niet toegestaan (stand-still principe). Waar mogelijk wordt gestreefd naar verbetering van de bodemkwaliteit. De gemeente sluit aan bij het opstellen van een regionale bodemkwaliteitskaart en regionaal beleid voor grondverzet. Hierdoor wordt grondverzet makkelijker en goedkoper gemaakt. Daarnaast wordt duurzaam gebruik van grondstoffen gestimuleerd. De gemeente zorgt voor een goed raad te plegen en actuele informatievoorziening op het gebied van bodeminformatie voor inwoners, bedrijven en medewerkers van de gemeente en de Milieudienst.
4
De gemeente zorgt voor duidelijke regels en procedures voor grondverzet, bodemonderzoek en – sanering en omgaan met asbest. De gemeente zorgt ervoor dat deze bekend zijn (intern en extern) en vindbaar zijn. Er zijn duidelijke regels voor het omgaan met gevallen van niet-ernstige bodemverontreiniging. De gemeente hanteert vrijstellingsregels voor het indienen van een bodemonderzoek bij bouwlocaties binnen de regels van de omgevingvergunning. In hoofdstukken 5 tot en met 8 wordt het bodembeleid voor Utrechtse Heuvelrug toegelicht aan de hand van de volgende thema’s: Hoofdstuk 5. Beheren van de bodem en bodeminformatie De gemeente wil grip hebben en houden op de (bodem)kwaliteit. Aandachtspunten hierbij zijn: Kennis van de bodem en toegankelijkheid van deze kennis: dit is de basisvoorwaarde voor goed bodembeheer en bodembeleid in zijn algemeenheid. Grondverzet: verantwoord grondverzet wordt mogelijk gemaakt door een goede balans te zoeken tussen beschermen van de bodem en zijn gebruikers en het nuttig hergebruiken van grond en baggerspecie. Bewust bodemgebruik: de bodem heeft meerdere functies; met al deze functies moet rekening gehouden worden. De verantwoordelijkheid voor het beheer van de bodeminformatie is verdeeld tussen de gemeente Utrechtse Heuvelrug en de provincie Utrecht. De Milieudienst registreert en beheert namens de gemeente de gegevens van de niet-verontreinigde en niet-ernstig verontreinigde locaties in het Bodeminformatiesysteem (BIS). De provincie registreert en beheert de (potentieel) ernstig verontreinigde locaties. De provincie en Milieudienst wisselen onderling hun bodeminformatie uit. Het Geoloket van de Milieudienst ontsluit de bodeminformatie die bij de Milieudienst en provincie bekend is. Er wordt gewerkt aan het direct ontsluiten van de bodeminformatie op Flexiweb, het geoinformatiesysteem waar de gemeente mee werkt. De gemeente wil voorkomen dat door ongecontroleerd grondverzet verontreinigingen zich verspreiden en de kwaliteit van de bodem verslechtert. Tegelijkertijd wil de gemeente het hergebruik van grond stimuleren en het gebruik van primaire grondstoffen beperken. De gemeente heeft samen met de gemeenten De Bilt, Bunnik, Rhenen, Vianen, Veenendaal, Wijk bij Duurstede en Zeist een regionale bodemkwaliteitskaart opgesteld. Ook de gemeente Utrecht participeert voor het recreatiegebied Noorderpark. De grond die vrijkomt binnen de gemeente Utrechtse Heuvelrug kan onder voorwaarden worden hergebruikt binnen de regio. De spelregels voor hergebruik van grond staan beschreven in de Nota bodembeheer. De bodem heeft verschillende functies zoals de opslag van zoet drinkwater, de aanleg van ondergrondse infrastructuur, energievoorziening en de vindplaats voor archeologie. Daarnaast kan de bodem verontreinigingen bevatten. Afstemmen van diverse functies, mogelijkheden en beheer van de ondergrond is nodig. Het landelijke bodembeleid wordt de komende jaren herzien en verbreed met als doel een bewust en duurzaam gebruik van de bodem/ondergrond. De verbreding van het bodembeleid is een aandachtspunt voor de gemeente. De gemeente zal de ontwikkelingen in het beleid op de ondergrond nauwlettend volgen. Hoofdstuk 6. Bescherming van de bodem
5
Het is op grond van de Wet bodembescherming niet toegestaan nieuwe verontreiniging te veroorzaken. De gemeente heeft volgens de Wet milieubeheer de bevoegdheid bodemonderzoek te verplichten, maatregelen te laten treffen en (standaard)voorschriften te handhaven bij bedrijfsactiviteiten. De Milieudienst is namens de gemeente belast met vergunningverlening en handhaving bij bedrijfsactiviteiten. Daarnaast gelden er ook regels voor bewoners om bodemverontreiniging te voorkomen, zoals de regelgeving voor het verwijderen en afvoeren van asbesthoudende materialen en de sanering van ondergrondse brandstoftanks. De gemeente werkt met overige partners zoals de provincie, het waterschap en het drinkwaterbedrijf samen om het (grond)water in de gemeente te beschermen. Hoofdstuk 7. Bodemonderzoek en -sanering De afgelopen jaren zijn vrijwel alle verontreinigingslocaties binnen de gemeente Utrechtse Heuvelrug beoordeeld op mogelijke onaanvaardbare milieuhygiënische risico’s. Op het moment van schrijven (oktober 2011) moeten drie van deze potentiële ‘spoedlocaties’ nog worden beoordeeld. Daadwerkelijke spoedlocaties moeten uiterlijk vóór 31 december 2015 zijn gesaneerd of beheerst. De provincie Utrecht ziet hier als bevoegd gezag Wet bodembescherming op toe. De overige verontreinigingslocaties binnen de gemeente kunnen worden gesaneerd op een natuurlijk moment, zoals bij het bouwrijp maken of herinrichten van een terrein. De sanering van gevallen van ernstige bodemverontreiniging moeten worden afgestemd met de provincie Utrecht. De sanering van de overige verontreinigingsgevallen moeten worden afgestemd met de Milieudienst. Om te voorkomen dat de bodemkwaliteit van een terrein niet geschikt is voor de voorgenomen functie moet bij ruimtelijke plannen een bodemtoets worden uitgevoerd. Om te voorkomen dat wordt gebouwd op verontreinigde grond, moet, voor zover van toepassing, bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen een recent bodemonderzoek worden aangeleverd. Indien er gebouwd wordt op een onverdachte locatie, zijn bouwwerken kleiner dan 100m2 vrijgesteld van deze onderzoeksplicht. De bodemonderzoeken worden namens de gemeente getoetst door de Milieudienst. Bij het uitvoeren van archeologische opgravingen moet rekening worden gehouden met eventuele aanwezige bodemverontreiniging. Andersom geldt ook dat bij het uitvoeren van saneringen rekening moet worden gehouden met eventueel aanwezige archeologie. De gemeente beschikt over een archeologische beleidskaart waarop archeologisch waardevolle gebieden en archeologische monumenten staan aangegeven. De gemeente is naast beleidsmaker en toezichthouder ook opdrachtgever van projecten. In het LIOR (leidraad inrichting openbare ruimte) zijn richtlijnen opgenomen voor de inrichting van de openbare ruimte. Indien de gemeente als (ver)koper betrokken is bij een grondtransactie, wordt zeker gesteld dat de grond geschikt is voor het (toekomstig) gebruik. Meestal betekent dit dat er bodemonderzoek wordt uitgevoerd. Bij de verkoop van snippergroen wordt alleen nagegaan of de locatie verdacht is voor bodemverontreiniging. Hoofdstuk 8. Communicatie Beleid kan alleen werken als de mensen die er mee te maken hebben daar kennis van hebben. En hoewel vooral bij ruimtelijke ontwikkelingen in toenemende mate rekening wordt gehouden met de bodem, zijn bepaalde aspecten van het beleid nog geen gemeengoed. 6
De interne communicatie is voornamelijk gericht op de afdelingen die met bodem te maken hebben. Samen met deze medewerkers wordt een Handboek bodemtaken opgesteld. In dit Handboek wordt beschreven hoe verantwoordelijkheden en taken zijn verdeeld en worden de diverse werkwijzen beschreven. De externe communicatie richt zicht op: - Verstrekken van bodeminformatie aan derden en het kenbaar maken waar deze informatie te vinden is; - Informatie geven over regelgeving op de website van de gemeente en de Milieudienst; - Specifiek aandacht vragen voor bodemzaken. Door het jaarlijks publiceren van een mini-serie ‘Bodemzaken’ in de plaatselijke krant worden inwoners van de gemeente Utrechtse Heuvelrug geïnformeerd over zaken die zich kunnen voordoen rondom het thema bodem. - Afstemming met de provincie Utrecht over bodemgerelateerde onderwerpen.
7
2 Inleiding
2.1
Waarom een Beleidskader bodem voor Utrechtse Heuvelrug?
Sinds de herindeling beschikt de gemeente Utrechtse Heuvelrug niet over een overzichtsdocument hoe beleidsmatig om te gaan met de bodem. In 2005 is een Beleidskader bodem opgesteld voor de toenmalige gemeente Driebergen-Rijsenburg die na de herindeling in 2006 gehanteerd is voor de gehele gemeente Utrechtse Heuvelrug. Na 2005 zijn er echter vele wijzigingen geweest in het nationale beleid en de wet- en regelgeving op bodemgebied. En de ontwikkelingen gaan nog steeds door. Deze wijzigingen en ontwikkelingen zijn van invloed op de manier hoe moet worden omgegaan met de bodem én hoe naar de bodem moet worden gekeken. In dit document, het Beleidskader bodem Utrechtse Heuvelrug 2011, wordt het beleidskader uit 2005 herschreven voor alle zaken die met bodem te maken hebben voor de gehele gemeente Utrechtse Heuvelrug. Vanaf Europees niveau wordt via het nationale en het provinciale bodembeleid ingezoomd op de specifieke doelstellingen en speerpunten van de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Deze doelstellingen en speerpunten zijn een uitwerking van de doelstellingen uit het gemeentelijk Milieubeleidsplan “Natuurlijk duurzaam!” (2009-2012). Daarnaast geeft het beleidskader een doorkijk naar de ontwikkelingen die op nationaal niveau zijn ingezet. 2.2
Reikwijdte en inhoud van het Beleidskader bodem
Dit Beleidskader bodem is de vertaling van het landelijke en provinciale bodembeleid naar de gemeentelijke situatie in Utrechtse Heuvelrug. De betreffende wet- en regelgeving achter het landelijke en provinciale bodembeleid vormen de juridische basis. Het beleidskader beperkt zich tot de traditionele bodemaspecten waarbij vooral de chemische samenstelling bepalend is. De vraag om een meer integrale visie op de ondergrond, waarin aspecten als bodemenergie en duurzaam bodemgebruik meegenomen worden, is groeiende. Wij hebben er echter voor gekozen om deze onderwerpen vooralsnog niet mee te nemen. De beleidsontwikkeling op nationaal en regionaal niveau, en de ontwikkeling van instrumenten om aan dit beleid vorm te geven is volop aan de gang. Wij zijn van mening dat we het resultaat van deze ontwikkelingen moeten afwachten voordat we er als gemeente een visie op vormen, maar willen het vaststellen van het Beleidskader bodem hier niet door laten vertragen. Archeologie maakt ook geen onderdeel uit van dit beleidskader – hier is apart gemeentelijk beleid voor opgesteld. Daar waar er raakvlakken zijn, worden deze genoemd. Het beleid ten aanzien van bodem is voor het overgrote deel vastgelegd in landelijke wet- en regelgeving en in mindere mate de provinciale regelgeving. De beleidsruimte die een gemeente heeft is beperkt. Het spitst zich met name toe op zaken als onderzoeksplicht bij vergunningaanvragen, regels met betrekking tot grondverzet en op de wijze waarop de gemeente als initiatiefnemer bij grondzaken zelf opereert. Met name de eerste twee aspecten zijn voor inwoners van belang, en verdienen dus een
8
goede afweging. Het onderscheid tussen– van rijks- of provinciewege – opgelegde regelgeving, en specifiek gemeentelijk beleid, wordt in de tekst duidelijk aangegeven. Belangrijk onderdeel van het gemeentelijke beleid is de Nota bodembeheer waarin geregeld wordt hoe omgegaan moet worden met grondverzet. De ontwerpnota met de bijbehorende kaarten wordt eerst ter inzage gelegd en belanghebbenden kunnen zienswijzen indienen. Pas daarna wordt de Nota ter vaststelling aan de raad aangeboden. In de tekst van het Beleidskader worden de belangrijkste onderdelen van de Nota genoemd. De praktische vertaling van de regels van zowel het Beleidskader bodem als de Nota bodembeheer, wordt beschreven in het Handboek bodemtaken. Hierin wordt duidelijk aangegeven hoe verantwoordelijkheden en taken zijn verdeeld en wordt de werkwijze beschreven. Het handboek is beschikbaar via de website van de gemeente Utrechtse Heuvelrug (www.heuvelrug.nl) en de website van de Milieudienst Zuidoost-Utrecht (www.milieudienstzou.nl). Het bodembeleid is de komende jaren sterk aan verandering onderhevig. Bij het opstellen van het Milieujaarprogramma zal telkens beoordeeld worden of een actualisatie van het Beleidskader bodem of het Handboek bodemtaken nodig is. 2.3
Opbouw van het Beleidskader bodem en leeswijzer
Bodemtaken worden vaak opgedeeld in drie hoofdcategorieën: het beheren van de bodem (weten welke kwaliteit grond waar ligt en zorg dragen voor gecontroleerde verplaatsing van grond), het beschermen van de bodem (voorkomen dat de bodem verontreinigd raakt), en onderzoek en sanering (bodemverontreiniging opsporen en aanpakken). Voor de uitwerking van het beleid houden wij deze indeling aan. Om het Beleidskader bodem Utrechtse Heuvelrug te positioneren wordt in Hoofdstuk 3 een samenvatting gegeven van de wettelijke regels en beleidskaders die van toepassing zijn voor de bodem toegelicht. Aangegeven wordt hoe Europese, landelijk en provinciale wet- en regelgeving zich tot elkaar verhouden. Ook wordt ingegaan op al ingezette beleidsvernieuwing en ontwikkelingen. Een uitgebreide toelichting staat in bijlage 2. Hoofdstuk 4 gaat in op de uitgangspunten voor, en doelstellingen van het gemeentelijke bodembeleid, en hoe deze zich verhouden tot de centrale thema’s uit het gemeentelijke milieubeleidsplan en het collegeprogramma. In hoofdstuk 5, 6 en 7 is het beleid uitgewerkt en wordt beschreven met welke regels inwoners, bedrijven en medewerkers van de gemeente en de Milieudienst rekening moeten houden op het gebied van: • beheer van de bodem en bodeminformatie; • bescherming van de bodem; • onderzoek en sanering. In hoofdstuk 8 wordt ten slotte ingegaan op de communicatie rondom het bodembeleid. De concrete acties die uit dit beleid volgen zijn opgesomd in bijlage 1. De acties kunnen uit het reguliere budget voor Milieu bekostigd worden.
9
De digitale versie van dit Beleidskader bodem is beschikbaar via de website van de gemeente (www.heuvelrug.nl) en de website van de Milieudienst (www.milieudienstzou.nl).
Figuur 2.1: Schematisch overzicht Beleidskader bodem (Bron: Milieudienst Zuidoost-Utrecht) In dit Beleidskader wordt niet behandeld: Archeologie: hier is specifiek gemeentelijk beleid voor opgesteld Aspecten van de bodem waar vooralsnog geen beleid op is geformuleerd
10
3 Wettelijk kader
De gemeente heeft verschillende bodemtaken en -verplichtingen die voortkomen uit wettelijke regels en/of beleidskaders. Het gaat hierbij om taken en verplichtingen waarbij de gemeente op basis van de wet het bevoegd gezag is, maar ook om taken en verplichtingen die de gemeente moet uitvoeren ter ondersteuning van een hoger bevoegd gezag. Daarnaast kan de gemeente ook als private partij met deze wettelijke regels en beleidskaders te maken krijgen. Het Rijk hanteert het principe van ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’. Hiermee wordt bedoeld dat in principe lokaal en regionaal het beleid tot stand komt en dat het Rijk zich concentreert op de zaken die van nationaal belang zijn. Een voorbeeld van een thema dat het Rijk ziet als nationaal belang is de opslag van CO2. De provincies kunnen vanuit bovenstaand principe regels en beleid opstellen voor thema’s die gemeentegrens overschrijdend zijn of een regionaal publiek belang dienen, zoals drinkwatervoorziening en diepe grondwateronttrekkingen. De provincie Utrecht is momenteel ook bevoegd gezag voor de taken vanuit de Wet bodembescherming (Wbb). In dit hoofdstuk worden de wettelijke regels en beleidskaders op het gebied van bodembeheer kort toegelicht. De wettelijke regels en beleidskaders die van toepassing zijn voor de gemeente komen voort uit Europees, nationaal en provinciaal beleid en regelgeving. In paragraaf 3.1 zijn de belangrijkste ontwikkelingen in het bodembeleid weergegeven. Paragraaf 3.2 gaat in op de belangrijkste nationale bodemwetgeving. Uitgebreide achtergrondinformatie staat in bijlage 2. 3.1
Europees, nationaal en provinciaal bodembeleid
Europese Unie Bodembeleid is op Europees niveau geformuleerd in al bestaande wetten en richtlijnen, zoals: • de richtlijn over het storten van afvalstoffen; • wetgeving over het lozen van stoffen; • het Verdrag van Valletta (Malta); • de richtlijn Milieuaansprakelijkheid. Deze richtlijnen zijn geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Het onderdeel over bodem in de richtlijn Milieuaansprakelijkheid zal worden gewijzigd als de nieuwe Kaderrichtlijn Bodem (KRB) wordt aangenomen. De KRB is met name gericht op bescherming van de bodem en bodemfuncties. De KRB gaat verder dan alleen het opstellen van richtlijnen voor de bescherming van de milieuhygiënische kwaliteit. Ook thema’s zoals erosie en biodiversiteit worden behandeld. Vooralsnog is het echter niet gelukt om tot een voor alle lidstaten aanvaardbare tekst te komen. Het is momenteel niet duidelijk of, en wanneer, de KRB weer op de Europese agenda wordt gezet. Ook de Kaderrichtlijn Water (KRW) uit
11
2000, die gericht is op de bescherming van het watersysteem (grondwater, oppervlaktewater en kustwater), heeft zijn doorwerking in het Nederlandse bodembeleid. Grondwater maakt immers deel uit van de bodem en de bodem kan fungeren als transportmiddel van verontreiniging naar het watersysteem. Nederland Het nationale bodembeleid is sinds de start aan het begin van de jaren ’80 van de twintigste eeuw door voortschrijdend inzicht steeds in ontwikkeling geweest. Was het uitgangspunt destijds dat alle bodemverontreiniging in Nederland volledig moest worden verwijderd, in de loop van de tijd werd duidelijk dat dit doel economisch en technisch onhaalbaar is. Momenteel wordt het volledige bodembeleid herzien; dit wordt ‘transitie bodembeleid’ genoemd. Huidig bodembeleid De doelstelling van het nationale bodembeleid is in de loop van de jaren bijgesteld van saneren naar beheren: • preventie door middel van voorschriften in de vergunningverlening; • nieuw ontstane verontreiniging (na 1987) moet worden verwijderd (zorgplichtbepaling); • bestaande verontreiniging die risico’s oplevert voor mens, plant en dier of verspreiding moet worden gesaneerd tot een concentratieniveau waarbij deze risico’s niet meer aanwezig zijn (functiegericht saneren). Hiermee wordt voldaan aan het algemene uitgangspunt in het Nederlandse milieubeleid, namelijk dat de milieukwaliteit als gevolg van menselijk handelen niet mag verslechteren (stand-still beginsel). Transitie bodembeleid Naast het stand-still beginsel wordt sinds de publicatie van de Beleidsbrief Bodem van 2003 (inhoudelijke verbreding: van bodem naar ondergrond) ingezet op een verbreding van het thema bodem. Behalve de chemische kwaliteit wordt ook gekeken naar de fysische en biologische eigenschappen van de bodem en naar aspecten als archeologie, aardkundige waarden, verdroging, energieopslag in de bodem etc. Ook wordt steeds meer aansluiting gezocht met het beleidsveld van Ruimtelijke Ordening en duurzaam gebruik van de ondergrond. Dit uit zich onder meer in de verdere decentralisatie van taken en bevoegdheden: gemeenten hebben meer mogelijkheden om lokaal (gebiedsgericht) bodembeleid te ontwikkelen (zoals vastgelegd in het Besluit bodemkwaliteit). De verbreding en herziening van het bodembeleid wordt ‘transitie bodembeleid’ genoemd. Het Nederlands bodembeleid ontwikkelt zich van een beleid dat zich richt op het saneren van de bodem tot een beleid dat zich richt op het beheren van de ondergrond. Om draagvlak te creëren voor de transitie is een convenant opgesteld: ‘Bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties’. Dit convenant is op 10 juli 2009 ondertekend door het Rijk (VROM1, LNV2 en VenW3), provincies (IPO4), gemeenten (VNG5) en de waterschappen (UvW6).
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 3 Ministerie van Verkeer en Waterstaat 4 Interprovinciaal Overleg, koepelorganisatie van de 12 provincies 1
5
2
6
Vereniging van Nederlandse Gemeenten Unie van Waterschappen
12
Het doel van het convenant is om in 2015 het bodembeleid dusdanig te verbreden dat het beleid met betrekking tot de ondergrond, het gebiedsgerichte grondwaterbeheer en bodemsanering is geïntegreerd. Provincie Utrecht De provincie Utrecht (hierna genoemd de provincie) heeft het landelijke bodembeleid vertaald in het Provinciaal milieubeleidsplan (PMP). De beleidsuitvoerende aspecten zijn uitgevoerd in de Nota uitvoeringsbeleid bodem (NUB). De provinciale invulling van de transitie staat beschreven in het Provinciaal uitvoeringsprogramma Convenant (PUC). Nota uitvoeringsbeleid bodem (2009) In de nota geeft de provincie zowel een generiek bodemkwaliteitsbeleid (beheren, beschermen en saneren), als een bodemkwaliteitsbeleid voor enkele specifieke gebieden in de provincie Utrecht. Dit gebiedsgerichte bodembeleid is opgesteld vanwege de specifieke bodemproblematiek in dat gebied, of vanwege een benodigd extra beheer- of beschermingsregime. Een voorbeeld van een gebied met een extra beschermingsregime het heuvelrug gebied (zie ook bijlage 3). De Grondwatervisie Utrechtse Heuvelrug en het Streekplan 2005-2015 geven richting aan toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in dit kwetsbare en omvangrijke infiltratiegebied. Dit aanvullende beleid voorkomt ruimtelijke ontwikkelingen die een bedreiging vormen voor de grondwaterkwaliteit. Provinciaal uitvoeringsprogramma Convenant Het Provinciaal uitvoeringsprogramma Convenant (PUC) is een uitwerking van het convenant ‘Bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties’ en geeft invulling aan het transitie bodembeleid. In het PUC zijn de activiteiten voor bodem en ondergrond in de periode 2010 tot en met 2014 beschreven. De provincie streeft hiermee naar een duurzame benutting van de bodem en ondergrond. Dat wil zeggen dat er samenhang is tussen het gebruik, de bescherming en de verbetering van de bodem en ondergrond. Speerpunten uit het PUC zijn: • afronding van de bodemsaneringsoperatie; • opstellen van een integrale gebiedsgerichte benadering van het grondwater; • uitwerking van een strategische visie op het gebruik van de bodem en de ondergrond in samenwerking met regionale partners.
Beleid met betrekking tot bodem en ondergrond is in ontwikkeling. De landelijke en provinciale ontwikelingen moeten actief worden bijgehouden. Actie: geen, voortzetting bestaande werkwijze. Planning: continu.
3.2
Nationale wetgeving
Deze paragraaf geeft een korte samenvatting van de belangrijkste nationale wetgeving voor bodem en grondwater. Bijlage 2 bevat een nadere toelichting op de genoemde wetgeving. De belangrijkste wetten waarin regels met betrekking tot bodemkwaliteit zijn opgenomen zijn: •
Wet bodembescherming (Wbb): De Wet bodembescherming is gericht op de bescherming en sanering van de bodem. In de bijbehorende besluiten en circulaires staat beschreven wanneer en 13
• •
•
hoe de bodem gesaneerd dient te worden (Circulaire bodemsanering, Besluit uniforme saneringen) en op welke wijze de bodem wordt beschermd (Besluit bodemkwaliteit). Wet milieubeheer (Wm): De Wet milieubeheer (en daarbij behorende besluiten) bevat regels over bescherming van de bodemkwaliteit. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo): Volgens de Wabo mag een omgevingsvergunning alleen worden verleend als de bodemkwaliteit van de locatie geschikt is voor het beoogde doel. Wet ruimtelijke ordening (Wro): Bij het bestemmen van een gebied maakt kennis van de bodem onderdeel uit van het plan. Beoordeeld moet worden of de bodem geschikt is, en zo nee wat er moet gebeuren om de bodem wel geschikt te maken, en wat de financiële gevolgen daarvan zijn .
Figuur 3.1: Samenvatting bodemwetten (Bron: Milieudienst Zuidoost-Utrecht)
3.3
Ruimte voor gemeentelijk beleid?
Het door de gemeente Utrechtse Heuvelrug te volgen bodembeleid is voor het grootste deel vastgelegd in landelijke en provinciale beleidsregels en wet- en regelgeving. Toch blijft er nog een, zij het beperkte, ruimte over voor het formuleren van specifieke doelstellingen en speerpunten voor gemeentelijk bodembeleid. Deze ruimte is vooral beschikbaar op het gebied van: • bodembeheer (grondverzet); • (bodem)informatiebeheer; • omgaan met niet-ernstige bodemverontreiniging; • de gemeente als initiatiefnemer bij bodemprojecten; • dienstverlening en communicatie naar inwoners en bedrijven. In het volgende hoofdstuk gaan wij in op de doelstellingen en speerpunten van het gemeentelijke beleid. De wijze waarop hier invulling aan wordt gegeven is terug te vinden in de hoofdstukken 5 tot en met 8.
14
4 Doelstellingen en speerpunten gemeentelijk beleid
De doelstellingen en speerpunten van het gemeentelijk bodembeleid sluiten aan op de volgende onderwerpen uit het gemeentelijk milieubeleidsplan “Utrechtse Heuvelrug Natuurlijk Duurzaam! 2009-2012”: 1. praktische invulling van het begrip duurzaamheid; 2. gemeentelijke interne duurzaamheidszorg: de gemeente geeft het goede voorbeeld; 3. kwaliteit van de leefomgeving. Daarnaast sluiten de doelstellingen en speerpunten aan op de volgende thema’s uit het collegeprogramma “Samenwerk in Uitvoering” (2010-2014): 1. betrouwbare, effectieve en efficiënte dienstverlening; 2. duurzaamheid. Hieronder zijn de doelstellingen en speerpunten van het gemeentelijk bodembeleid opgesomd. Achter de doelstellingen en speerpunten is tussen haakjes aangegeven bij welke van de bovengenoemde onderwerpen uit het milieubeleidsplan (M1, M2 of M3) en het collegeprogramma (C1 of C2) deze aansluiten. Zorgdragen voor een goede en efficiënte uitvoering van het landelijke wet- en regelgeving (M1, M3, C1). Verslechtering van de bodemkwaliteit binnen de gemeente Utrechtse Heuvelrug is niet toegestaan (stand-still principe). Waar mogelijk wordt gestreefd naar verbetering van de bodemkwaliteit. (M1, M3, C2) De gemeente sluit aan bij het opstellen van een regionale bodemkwaliteitskaart en regionaal beleid voor grondverzet. Hierdoor wordt grondverzet makkelijker en goedkoper gemaakt. Daarnaast wordt duurzaam gebruik van grondstoffen gestimuleerd. (M1, M3, C1, C2) De gemeente zorgt voor gemakkelijk toegankelijke en actuele informatievoorziening op het gebied van bodem voor inwoners, bedrijven en medewerkers van de gemeente en de Milieudienst. (M2, C2) De gemeente zorgt voor duidelijke regels en procedures voor grondverzet, bodemonderzoek en – sanering en omgaan met asbest. De gemeente zorgt ervoor dat deze bekend zijn (intern en extern) en vindbaar zijn (C1). Er zijn duidelijke regels voor het omgaan met gevallen van niet-ernstige bodemverontreiniging (M3).
15
De gemeente hanteert vrijstellingsregels voor het indienen van een bodemonderzoek bij bouwlocaties binnen de regels van de omgevingvergunning. (M3, C1) Bovengenoemde punten worden in de volgende hoofdstukken uitgewerkt, waarbij wij achtereenvolgens de thema’s Beheren, Beschermen en Saneren de revue laten passeren. Tot slot wordt een hoofdstuk gewijd aan communicatie.
16
5 Beheren van de bodem en bodeminformatie
Het belangrijkste doel van het beheer van de bodem, is dat er verantwoord met de bodem wordt omgegaan. De gemeente wil grip hebben en houden op de bodem(kwaliteit). Aandachtspunten hierbij zijn: Kennis van de bodem en toegankelijkheid van deze kennis: dit is de basisvoorwaarde voor goed bodembeheer en bodembeleid in zijn algemeenheid. Grondverzet: verantwoord grondverzet wordt mogelijk gemaakt door een goede balans te zoeken tussen beschermen van de bodem en zijn gebruikers en het nuttig hergebruiken van grond en baggerspecie. Bewust bodemgebruik: de bodem heeft meerdere functies; met al deze functies moet rekening gehouden worden. Dit hoofdstuk beschrijft op welke wijze de informatie over de bodem wordt beheerd en op welke wijze de gemeente omgaat met grondverzet. Bijlage 3 bevat meer informatie over de bodemkwaliteit en het bodemgebruik in de gemeente Utrechtse Heuvelrug. 5.1
Beheer van bodeminformatie
De verantwoordelijkheid voor het beheer van de informatie over de milieuhygiënische bodemkwaliteit binnen de gemeente Utrechtse Heuvelrug is verdeeld tussen de gemeente Utrechtse Heuvelrug en de provincie Utrecht: De gemeente is verantwoordelijk voor het beheer van de bodeminformatie, met uitzondering van de (vermoedelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging7. De provincie is als bevoegd gezag Wet bodembescherming verantwoordelijk voor het beheer van de informatie over (vermoedelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Over en weer wordt deze informatie uitgewisseld zodat beide overheden beschikken over het totaal beeld. 5.1.1 Beheer van bodeminformatie door de gemeente Het gemeentelijk bodemarchief en het bodeminformatiesysteem (BIS) worden beheerd door de Milieudienst Zuidoost-Utrecht. De Milieudienst draagt ook zorg voor de verstrekking van bodeminformatie via verschillende kanalen. Deze taken voert de Milieudienst voor een groot aantal gemeenten in de regio uit. De systemen die daarbij worden ingezet zijn: het archief: de onderzoeksrapporten en bijbehorende documenten; Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging bij meer dan 25 m3 sterk verontreinigde grond en/of 100 m3 sterk verontreinigd grondwater. Bij een sterke verontreiniging ligt de concentratie van de verontreinigende stof boven de Interventiewaarde. Dit is een wettelijk vastgelegde toetsingswaarde. Wanneer uit bodemonderzoek blijkt dat sprake is van een overschrijding van de Tussenwaarde of de Interventiewaarde én de omvang van de verontreiniging is (nog) niet vastgesteld, dan wordt gesproken van een vermoedelijk geval van ernstige bodemverontreiniging.
7
17
het Bodeminformatiesysteem (BIS): de digitale verzameling van alle relevante bodeminformatie; het Geoloket van de Milieudienst: op internet interactief te raadplegen kaarten en bijbehorende informatie; Flexiweb: het geo-informatiesysteem van de gemeente te raadplegen door medewerkers van de gemeente.
Bodemarchief De Milieudienst beheert sinds 1997 het gemeentelijk bodemarchief met de bodemonderzoeks-rapporten en het milieuarchief met de gegevens van bestaande bedrijven. De gemeente beheert de gegevens van voormalige bedrijven. Ook kan zich informatie in het archief van het Regionaal Historisch Centrum Zuidoost-Utrecht (RHC) in Wijk bij Duurstede bevinden. In het Handboek bodemtaken, op de website van de Milieudienst (www.milieudienstzou.nl), op de website van de gemeente (www.heuvelrug.nl) en de website van het RHC Zuidoost-Utrecht (www.rhczuidoostutrecht.nl) staat aangegeven hoe de archiefgegevens kunnen worden geraadpleegd. Bodeminformatiesysteem (BIS) De Milieudienst registreert alle aanwezige en binnenkomende informatie over bodemonderzoeken en bodemsaneringen digitaal in het Bodeminformatiesysteem (BIS). Het BIS bevat informatie over: onderzoeksgegevens van niet-verontreinigde of niet-ernstig verontreinigde locaties; plannen van aanpak voor sanering van niet-ernstig verontreinigde locaties; gegevens over tanks en tanksaneringen; gegevens uit het Historisch Bodembestand (HBB). Dit is een landelijk opgesteld uittreksel uit archiefbestanden met historische activiteiten; gegevens over mogelijke (sloot)dempingen op basis van een landelijk luchtfoto onderzoek; locaties en de status van (vermoedelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging (Wbblocaties) 8. De gemeentelijke en provinciale bodeminformatie wordt elk half jaar uitgewisseld. Daardoor kunnen de bodemgegevens met betrekking tot de gemeente Utrechtse Heuvelrug ook worden gepresenteerd op het provinciale (www.provincie-utrecht.nl) en landelijke bodemloket (www.bodemloket.nl). Geoloket Alle bodeminformatie uit het BIS is voor derden toegankelijk gemaakt op het Geoloket9 van de Milieudienst (www.milieudienstzou.nl). Ook de bodemkwaliteitskaart en de bodemfunctieklassenkaart zijn toegankelijk op het Geoloket. Op het Geoloket kunnen de volgende bodemgerelateerde kaartlagen worden geraadpleegd:
8 In het bodeminformatiesysteem is zichtbaar waar de gevallen van ernstige bodemverontreiniging zich bevinden (zogenaamde Wbblocaties). Ook de status van de Wbb-locaties is zichtbaar. De status van de Wbb-locaties geeft aan of de verontreiniging voldoende is onderzocht, of de verontreiniging met spoed moet worden gesaneerd, of de verontreiniging al voldoende is gesaneerd etc. De achterliggende documenten (rapporten, beschikkingen etc.) kunnen niet digitaal worden geraadpleegd. Hiervoor moet contact worden opgenomen met de provincie Utrecht. 9
Het Geoloket van de Milieudienst is de digitale milieuatlas van de regio Zuidoost-Utrecht. In het Geoloket zijn allerlei kaartlagen met informatie op het gebied van bedrijven, beleid, bodem, energie, externe veiligheid, geluid, lucht, natuur, recreatie, water en topografie opgenomen. Deze kaartlagen betreffen gemeentelijke informatie, maar ook informatie afkomstig van andere bronhouders (zoals bijvoorbeeld de provincie).
18
alle bodeminformatie uit het BIS; de bodemkwaliteitskaart en bodemfunctieklassenkaart; gegevens over huidige bedrijven; informatie over grondwaterbeschermingsgebieden; aardkundige waarden; de bodemkundige kaart; luchtfoto. Figuur 5.1:Startscherm Geoloket (Bron: www.milieudienstzou.nl)
De gemeente is bronhouder van de gegevens uit het BIS, de bodemkwaliteitskaart en bodemfunctieklassenkaart, de bedrijfsgegevens en de luchtfoto. De gemeente is daarmee verantwoordelijk voor de kwaliteit van deze gegevens. De Milieudienst zorgt er voor dat de informatie op het Geoloket waar de gemeente bronhouder van is, actueel is en blijft. Flexiweb Flexiweb is het geo-informatiesysteem waar de medewerkers van de gemeente mee werken. In het verleden werden op regelmatige basis de bodemgegevens vanuit het BIS van de Milieudienst in Flexiweb gezet. De Milieudienst is echter op een gewijzigd systeem overgegaan waardoor dit niet meer mogelijk is. Momenteel wordt er gewerkt aan een web-based koppeling tussen het BIS en Flexiweb. Zolang dit nog niet gerealiseerd is, kunnen medewerkers gebruik maken van het Geoloket. Ook bestaat de mogelijkheid voor om rechtstreeks op het BIS in te loggen.. Bodeminformatie wordt digitaal bijgehouden en beheerd door de Milieudienst Actie: geen, voortzetting van bestaande werkwijze. De toegankelijkheid en bekendheid van de digitale bodeminformatie voor de medewerkers van de gemeente wordt verbeterd. Actie: BIS en Flexiweb koppelen via webapplicatie; medewerkers informeren over de beschikbare digitale informatie. Planning: eerste kwartaal 2012.
5.1.2 Beheer van bodeminformatie door de provincie De provincie registreert de bodeminformatie van (vermoedelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging in haar bodeminformatiesysteem (het provinciale BIS). Deze bodeminformatie is te raadplegen op de website van de provincie Utrecht (www.provincie-utrecht.nl) via de interactieve kaart van het Bodemloket. Op deze kaart is zichtbaar welke status een verontreinigingslocatie heeft (bijvoorbeeld nog niet voldoende onderzocht of juist al gesaneerd) en welke vervolgactie noodzakelijk is (bijvoorbeeld het opstellen van een saneringsplan). Voor nadere informatie over de verontreinigingslocatie kan vervolgens contact worden opgenomen met het Bodemloket. De gegevens uit het BIS van de provincie Utrecht zijn daarnaast ook te raadplegen via het landelijke bodemloket (www.bodemloket.nl) en het Geoloket van de Milieudienst (www.milieudienstzou.nl). De achterliggende informatie (onderzoeksrapporten, beschikkingen en dergelijke) bevinden zich in het archief van de provincie Utrecht. Deze informatie is op afspraak in te zien. Kadastrale registratie Sinds 1 januari 1995 wordt op grond van artikel 55 lid 1 van de Wet bodembescherming een afschrift van bodembeschikkingen die door de provincie zijn afgegeven, opgenomen in het Kadaster. Het gaat
19
hierbij om percelen die geheel of gedeeltelijk binnen de interventiewaardecontour10 van een geval van ernstige grondverontreiniging vallen. De registratie geldt niet voor: gevallen van ernstige verontreiniging van het grondwater; niet-ernstige gevallen van bodemverontreiniging. De provincie draagt zorg voor het aanleveren van deze informatie aan het Kadaster. 5.2
Grondverzet
De bodem wordt al eeuwen gebruikt door de mens voor verschillende doeleinden. Hierdoor is de bodemkwaliteit in bewoonde gebieden anders dan in natuurgebieden. Activiteiten zoals verkeer, industrie en bewoning zorgen ervoor dat de bodem over grotere oppervlakten licht verontreinigd is. Op sommige plekken zal de bodem zelfs sterk verontreinigd zijn. De gemeente wil voorkomen dat door ongecontroleerd grondverzet verontreinigingen zich verspreiden en de kwaliteit van de bodem verslechtert. Tegelijkertijd wil de gemeente het hergebruik van grond stimuleren en het gebruik van primaire grondstoffen beperken. De grond die vrijkomt binnen de gemeente Utrechtse Heuvelrug kan onder voorwaarden worden hergebruikt binnen de regio. De spelregels voor hergebruik van grond staan beschreven in de Nota bodembeheer. 5.2.1 Nota Bodembeheer In het Besluit bodemkwaliteit zijn de landelijke regels voor het toepassen van grond, baggerspecie en bouwstoffen vastgelegd. Bijlage 2 bevat een toelichting op het Besluit bodemkwaliteit. De gemeente heeft samen met de gemeenten De Bilt, Bunnik, Rhenen, Vianen, Veenendaal, Wijk bij Duurstede en Zeist regionaal Grondstromenbeleid opgesteld (beschreven in de Nota bodembeheer). De samenwerking draagt bij aan: Meer hergebruiksmogelijkheden voor grondverzet in de regio, zonder hoge onderzoekskosten; Meer uniformiteit in regels, duidelijkheid voor aannemers; Verbetering in de kwaliteit bij opdrachtverlening, toezicht en handhaving en uitvoering. De uitgangspunten van het regionale beleid zijn: Heldere, eenduidige en praktische regels in de regio; Vermindering (administratieve en vooral onderzoeks-)lasten bij grond- en baggerverzet; Goede balans tussen beschermen van de bodem en zijn gebruikers en het nuttig hergebruiken van grond en baggerspecie; Stand-still in de regio. Het regionale beleid staat beschreven in de Nota bodembeheer. De Nota is gebaseerd op de bodemkwaliteitskaart die voor de regio ontwikkeld is. In het Handboek bodemtaken wordt beschreven wat het regionale beleid betekent voor de praktijk. De Nota bodembeheer met de bijbehorende kaarten wordt eerst in ontwerp ter inzage gelegd. Belanghebbenden hebben gedurende zes weken de gelegenheid om te reageren op de inhoud. Daarna wordt de definitieve versie ter vaststelling aan de raad aangeboden. Dit moet in alle gemeenten gebeuren die aan het regionale beleid deelnemen.
10
De Interventiewaardecontour geeft de begrenzing van de sterk verontreinigde grond of het sterk verontreinigde grondwater aan.
20
Het grondstromenbeleid staat beschreven in de Nota bodembeheer. De regels met betrekking tot grondstromen worden opgenomen in het Handboek bodemtaken. Actie: De ontwerp Nota bodembeheer vrijgeven voor inspraak en vervolgens de definitieve versie vaststellen. De praktische vertaling van de regels opnemen het Handboek bodemtaken. Planning: begin 2012.
5.2.2 Handhaving toepassen van grond, baggerspecie en bouwstoffen Naast het opstellen van regels voor grondverzet in de regio is handhaving op deze regels ook van belang. De Milieudienst is namens de gemeente belast met de handhaving van het Besluit bodemkwaliteit. Gelijktijdig met het opstellen van de Nota bodembeheer is door de Milieudienst en de betrokken gemeenten een werkplan handhaving Besluit bodemkwaliteit opgesteld. In het werkplan zijn de volgende onderwerpen uitgewerkt: interpretatie van het ‘op-en-nabij principe’, richtlijnen en protocollen; op welke wijze administratieve controle van meldingen plaatsvindt; op welke wijze handhaving in het veld plaatsvindt. De Milieudienst is namens de gemeente belast met de handhaving van het Besluit bodemkwaliteit. Handhaving van het Besluit is een wettelijke taak. Actie: milieudienst en gemeente stellen een werkplan handhaving Besluit bodemkwaliteit op. Planning: 2011.
5.2.3 Melden toepassen grond Particulieren zijn vrijgesteld van de meldingsverplichting bij het toepassen van grond. Echter, indien de werkzaamheden, in opdracht van de particulier, worden uitgevoerd door een aannemer, is meestal wel sprake van een meldingsplicht. De aannemer dient het werk te melden via de landelijke website: www.meldpuntbodemkwaliteit.nl. Controleren van meldingen in het kader van het Besluit bodemkwaliteit is een wettelijke taak. Actie: geen, voortzetting van bestaande werkwijze.
5.2.4
Gemeente als initiatiefnemer van projecten
Bij de ontwikkeling van gebieden streeft de gemeente er naar om te werken met een gesloten grondbalans. Als grond niet kan worden hergebruikt op de herkomstlocatie en afgevoerd wordt, is dit een afvalstof. In eerste instantie wordt een toepassingslocatie gezocht binnen de gemeente en regio. Indien geen geschikte toepassingslocatie wordt gevonden, wordt de grond afgevoerd naar een erkende verwerker. 5.3
Beheer van de bodem: bewust bodemgebruik
De bodem binnen de gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft verschillende functies. Een belangrijke functie betreft de opslag van zoet drinkwater. De bodem wordt echter ook gebruikt voor onder andere de aanleg van parkeergarages, kabels en leidingen en energievoorziening (warmte-koude opslag). Daarnaast kan bodem een vindplaats zijn voor archeologie of verontreinigingen bevatten. Initiatiefnemers van projecten dienen zich bewust te zijn van de verschillende functies van de bodem. Afstemmen van diverse functies, mogelijkheden en beheer van de ondergrond is nodig. Vooralsnog is het beleid en de regelgeving over het gebruik van de bodem/ondergrond versnipperd en ontbreekt het totaaloverzicht. Het landelijke bodembeleid wordt de komende jaren herzien en verbreed met als doel een bewust en duurzaam gebruik van de bodem/ondergrond. Het vertrekpunt is het vermogen van de ondergrond 21
om nu en in de toekomst zo goed mogelijk maatschappelijke diensten te leveren. Daarmee beoogt de verbreding van het nieuwe ondergrondbeleid: het beleid voor ruimtelijke ordening te verdiepen; maatschappelijke uitdagingen geïntegreerd te benaderen. De verbreding van het bodembeleid is een aandachtspunt voor de gemeente. Vooralsnog beschikken wij niet over de benodigde instrumenten, kennis en gegevens om een integrale visie te formuleren met betrekking tot de ondergrond. Ook is nog niet duidelijk hoe het nationale en provinciale beleid er uit zal zien. We zullen de ontwikkelingen op dit gebied nauwlettend volgen. Beleid met betrekking tot bodem en ondergrond is in ontwikkeling. Actie: Actief bijhouden landelijke en provinciale ontwikkelingen met betrekking tot de thema’s bodemvisie en ondergrond. Planning:continu
22
6 Bescherming van de bodem
De milieuhygiënische bodemkwaliteit van de Utrechtse Heuvelrug is voornamelijk bepaald door menselijk handelen in het verleden. Het is volgens de Wet bodembescherming niet toegestaan nieuwe verontreiniging te veroorzaken. Er zijn diverse regels die dit moeten bewerkstelligen, en de gemeente heeft een belangrijke rol in de naleving van de regels, zoals het verplichten van bodemonderzoek, het laten treffen van maatregelen en het handhaven van (standaard)voorschriften bij bedrijfsactiviteiten. In dit hoofdstuk wordt beschreven wat deze regels zijn en hoe de gemeente deze taak uitvoert. 6.1
Vergunningverlening en handhaving Wet milieubeheer
De Wet milieubeheer legt voorschriften op aan bedrijven met potentieel bodembedreigende activiteiten met als doel de kans op het ontstaan van bodemverontreiniging te minimaliseren. In de meeste gevallen is de gemeente het bevoegd gezag. Dit geldt zowel voor bedrijven waar een omgevingsvergunning voor moet worden aangevraagd, als voor bedrijven die kunnen volstaan met een melding in het kader van een algemene maatregel van bestuur (AmvB). Deze voorschriften betreffen kwaliteitseisen aan opslag- en productiemiddelen, het aanbrengen van bodembeschermende voorzieningen en het monitoren van de kwaliteit van grond en grondwater. De kwaliteitseisen volgen uit de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB). De Milieudienst controleert inrichtingen op het naleven van de voorschriften uit de Wet milieubeheer met betrekking tot bescherming van de bodemkwaliteit en voert de handhaving uit. Wanneer blijkt dat de bedrijfsactiviteiten hebben geleid tot bodemverontreiniging, moet deze op grond van de voorschriften uit de omgevingsvergunning, dan wel van de zorgplicht (artikel 13, Wet bodembescherming) ongedaan worden gemaakt. Deze verplichting geldt ongeacht de ernst van de verontreiniging. Concreet betekent dit: in de omgevingsvergunningen worden adequate voorschriften opgenomen; er worden regelmatig controles uitgevoerd op de naleving van de voorschriften; er wordt handhavend opgetreden wanneer voorschriften niet worden nageleefd; er wordt op toegezien dat een bedrijf geen bodemverontreiniging achterlaat na bedrijfsbeëindiging.
Vergunningverlening en handhaving Wet milieubeheer is een wettelijke taak. Actie: geen, voortzetting van bestaande werkwijze.
6.2
Ondergrondse brandstoftanks
Het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (het Activiteitenbesluit) omvat regels voor ondergrondse brandstoftanks en is in plaats gekomen van het Besluit opslaan in ondergrondse tanks
23
(BOOT). Deze regels uit het Besluit dienen onder andere te voorkomen dat bodemverontreinigingen ontstaan door lekkende tanks. Eind jaren ’90 is uit een inventarisatie gebleken dat destijds binnen de gemeente Utrechtse Heuvelrug meer dan 3000 ondergrondse tanks op particulier grondgebied aanwezig waren. Vervolgens zijn bewoners gestimuleerd om de tanks die niet meer in werking waren te saneren. Deze zogenaamde ‘BOOT-actie’ is inmiddels voor meer dan 97% afgerond. De Figuur 6.1: Voorbeeld verwijdering tank (bron: gemeente kiest er voor om de BOOT-actie niet door te zetten voor Milieudienst Zuidoost-Utrecht) de afronding van de laatste tanklocaties. Hiervoor zouden langdurige dwangsom procedures opgestart moeten worden. Door herontwikkeling en eigendomsoverdracht van percelen zullen ook deze laatste tanklocaties worden gesaneerd. Dit geldt ook voor eventuele tanklocaties die niet aan het licht zijn gekomen tijdens de inventarisatieronde eind jaren ’90. Eigenaren zijn verantwoordelijk voor de sanering van de tank(s) op hun perceel en voor de eventuele sanering van verontreiniging. Voor zowel tanks op bedrijfslocaties als in particulier bezit geldt dat de sanering van de tank(s) en/of eventuele verontreiniging moet worden afgestemd met de Milieudienst. Wanneer sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging, moet de sanering van de tank en de verontreiniging ook worden afgestemd met de provincie Utrecht. De procedure voor een (tank)sanering is beschreven in het Handboek bodemtaken. Vrijwel alle (voormalige) ondergrondse tanks op particulier terrein zijn inmiddels gesaneerd. De gemeente kiest er voor op dit punt met de BOOT-actie te stoppen. De laatste bekende tanks én nu nog onbekende tanks worden gesaneerd bij herontwikkeling en eigendomsoverdracht. Actie: geen
6.3
Ongewone voorvallen
Verontreinigingen die zijn veroorzaakt als gevolg van onverwachte, onvoorziene gebeurtenissen worden ongewone voorvallen genoemd. Het gaat hierbij vaak om calamiteiten zoals een lekkende vrachtwagen, brand etc. Ook voor bodemverontreiniging veroorzaakt door ongewone voorvallen geldt dat deze op grond van de zorgplicht (artikel 13, Wet bodembescherming) ongedaan moet worden gemaakt. Deze verplichting geldt ongeacht de ernst van de verontreiniging. De veroorzaker en/of de eigenaar van de locatie is verplicht het voorval te melden bij de gemeente of de provincie en is verantwoordelijk voor het nemen van passende maatregelen. Afhankelijk van de locatie waar het ongewone voorval heeft plaatsgevonden, is de gemeente of de provincie het bevoegde gezag. Voor ongewone voorvallen binnen inrichtingen geldt dat de vergunningverlener Wet milieubeheer (dit kan zowel de gemeente als de provincie zijn) het bevoegde gezag is. Voor ongewone voorvallen buiten inrichtingen geldt dat zowel de gemeente als de provincie het bevoegde gezag is. Van belang is dat bij deze voorvallen een goede afstemming plaatsvindt tussen de gezagsdragers. Zie voor een overzicht van het bevoegde gezag bij bodemsanering ook tabel B2.2 in bijlage 2. Wanneer bij een calamiteit een zodanig gevaar voor het milieu optreedt, dat direct handelen noodzakelijk is, moet de betrokken veroorzaker / eigenaar de benodigde maatregelen nemen. 24
Voor een adequate aanpak van bodemverontreiniging als gevolg van een calamiteit en om verspreiding te voorkomen zijn snelle acties gewenst. De eerstverantwoordelijke instantie voor aanpak direct na de calamiteit is doorgaans de brandweer of de Politie Milieu Dienst11. Deze hulpdienst informeert vervolgens de gemeente (of Milieudienst) zo snel mogelijk, zodat zij handhavend en/of coördinerend kan optreden. De Milieudienst beoordeelt vervolgens of tijdens de calamiteit het risico aanwezig was dat de bodem verontreinigd is geraakt. Indien dit het geval is wordt de veroorzaker aangeschreven en verplicht een bodemonderzoek uit te laten voeren. Indien de veroorzaker niet bekend is voert de gemeente zelf een bodemonderzoek uit. Als de bodem daadwerkelijk verontreinigd is, wordt de verontreiniging gesaneerd. De aanpak wordt indien nodig afgestemd met de provincie Utrecht. Bovenstaande procedure dient regelmatig te worden geëvalueerd.
Figuur 6.2: Voorbeeld asbest (bron: Milieudienst) Bron:Milieudienst Zuidoost-Utrecht)
Handhavend optreden na een ongewoon voorval is een wettelijke taak. De huidige procedure dient geëvalueerd te worden en indien nodig geactualiseerd. Actie: evaluatie huidige procedure bij Milieudienst en gemeente Planning: voor 2014
6.3.1 Melden bodemverontreiniging, onderzoeksplicht en zorgplicht De bewoners van de gemeente spelen een belangrijke rol bij de bescherming van de bodemkwaliteit. Indien door bewoners een bodemverontreiniging wordt aangetroffen, is het belangrijk dat zij dit melden bij de gemeente of de Milieudienst, zodat passende maatregelen kunnen worden genomen. Daarnaast geldt de zorgplicht uit de Wet Bodembescherming uiteraard ook voor particulieren. Nieuwe bodemverontreinigingen dienen te worden voorkomen. Indien een particulier een nieuw geval van bodemverontreiniging veroorzaakt, zal de Milieudienst de particulier aanschrijven en eisen dat de verontreiniging wordt opgeruimd. Het opleggen van een onderzoeksplicht en/of saneringsplicht bij een particulier is een wettelijke taak die in overleg met de provincie wordt uitgevoerd. Actie: geen, voortzetting van bestaande werkwijze.
6.4
Omgevingsvergunning voor het slopen en asbestverwijdering
Om te voorkomen dat er bij sloopwerkzaamheden asbest vrijkomt, dat vervolgens mogelijk op of in de bodem terechtkomt, moet voorafgaand aan de sloop een inventarisatie worden uitgevoerd van al het in het gebouw aanwezige asbest12. Deze inventarisatie dient uitgevoerd te worden door een erkend bureau (conform de SC-540). De verwijdering van het asbest moet vervolgens door een erkend asbestverwijderingsbedrijf worden uitgevoerd (conform de SC-530). Voor asbesthoudende materialen die onder risicoklasse 1 vallen geldt een uitzondering. Hiervoor is geen asbestcertificaat verplicht, maar het bedrijf moet wel over aantoonbare asbestdeskundigheid beschikken.
11
De Politie Milieu Dienst Utrecht beschikt over algemeen opsporingsambtenaren die gespecialiseerd zijn in milieuwetgeving. Zij werken samen met de buitengewoon opsporingsambtenaren van onder andere gemeenten en Milieudiensten op het gebied van milieutoezicht. 12 Voor het verwijderen van asbest in gebouwen moet een vergunning worden aangevraagd, zie artikel 2.2 van het Asbestverwijderingsbesluit. Hierin staat ook wanneer geen asbestinventarisatierapport is vereist.
25
Op grond van de gemeentelijke bouwverordening is een uitzondering mogelijk op een sloopvergunning voor particulieren. Afhankelijk van de hoeveelheid te verwijderen asbesthoudend materiaal, de staat waarin de materialen zich bevinden en de wijze van bevestiging, kan bij wijze van uitzondering worden volstaan met het verrichten van een melding bij de gemeente. Nadat deze door de gemeente is goedgekeurd, kan het asbesthoudende materiaal ingeleverd worden bij het aanbiedstation in Doorn of in Remmerden. Hier kunnen particulieren maximaal 20 platen of 35 m2 asbesthoudend materiaal tegen betaling zelf aanleveren. Voor bedrijven geldt dat voor het slopen altijd een omgevingsvergunning noodzakelijk is. Het is particulieren en bedrijven niet toegestaan zonder melding/vergunning asbesthoudende materialen te verwijderen. Toezicht houden op de meldingsplicht of vergunningsplicht ten aanzien van asbest bij particulieren is een wettelijke taak. Actie: geen, voortzetting van bestaande werkwijze.
De gemeentelijke taken met betrekking tot asbest reiken echter verder dan het uitvoeren van de omgevingsvergunning voor het slopen en het afhandelen van sloopmeldingen. Het is bijvoorbeeld niet bij iedereen bekend is wat de regelgeving inzake asbestverwijdering is en welke werkwijzen gevolgd moeten worden. Hier is een pro-actieve rol van de gemeente gewenst. Sinds dit jaar (2011) eist de VROM-inspectie van gemeenten dat zij asbestbeleid formuleren om invulling te geven aan zowel hun wettelijke als niet-wettelijke taken. De aandachtspunten hierbij zijn preventie, pro-actief toezicht, toezicht op de handhaving van de vergunning en borging van de asbesttaak in beleid en programmering. Het opstellen van dit asbestbeleid wordt in samenwerking met de Milieudienst opgepakt. Opstellen van, en uitvoering geven aan gemeentelijk asbestbeleid. Actie: Invulling geven aan de gemeentelijke asbesttaken door beschrijven procedures en werkwijzen gemeente en Milieudienst en deze implementeren. Planning: 2011 - 2012
6.5
Bescherming van het grondwater
Gemeentelijk waterplan In het waterplan van de gemeente ( “Waterplan Heuvelrug, voor schoon, voldoende, natuurlijk, aantrekkelijk en veilig water”, november 2005) zijn doelen opgenomen om waterverontreinigingen te voorkomen. Het waterplan is opgesteld in samenwerking met drinkwaterbedrijf Hydron (nu Vitens) en Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden. Bij vervuiling van water in het gebouwd gebied spelen onder meer verkeer, chemische onkruidbestrijdingsmiddelen, hondenpoep en uitlogende bouwmaterialen een rol. Aanpak van deze zogenaamde diffuse bronnen staan beschreven in het waterplan. Gebiedsdossiers In juni 2010 is landelijk afgesproken dat de provincies in de komende jaren gebiedsdossiers opstellen voor de (grond)waterwinningen voor drinkwater. De gebiedsdossiers worden opgesteld in samenwerking met andere belanghebbende partijen zoals gemeenten, drinkwaterbedrijven en waterschappen. In de gebiedsdossiers wordt alle relevante informatie voor een waterwinning voor drinkwater opgeslagen. Daarnaast wordt een analyse gemaakt van de mogelijke (toekomstige) bedreigingen voor de drinkwatervoorraad en wordt een lijst met maatregelen opgesteld om huidige en toekomstige bedreigingen tegen te gaan.
26
De provincie heeft de regierol bij het opstellen en actualiseren van de gebiedsdossiers. Per vastgestelde maatregel wordt aangegeven welke partij (gemeente, provincie, waterschap, drinkwaterbedrijf) verantwoordelijk is voor de uitvoering. De dossiers moeten in 2012 gereed zijn.
27
7 Bodemonderzoek en -sanering
Binnen de gemeente komen lokaal sterk verontreinigde locaties voor. Op sommige plekken is vastgesteld dat er sprake is van een sterk verontreinigde locatie, op andere plekken bestaat het vermoeden dat er sprake is van een (sterk) verontreinigde locatie. Hoewel er afgelopen jaren veel werk is verricht om de verontreinigde locaties in beeld te krijgen, zijn “ verrassingen “ nooit uit te sluiten. Er zullen waarschijnlijk altijd plekken zijn waar, geheel onverwacht, toch een bodemverontreiniging wordt aangetroffen. In hoeverre deze verontreinigingen milieuhygiënische risico’s leveren voor mens, plant en dier, is niet alleen afhankelijk van de aard van de verontreinigende stoffen, maar ook van het gebruik van de verontreinigde locatie. Het gebruik van een moestuin, natuurgebied of een kinderspeelplaats is bijvoorbeeld kwetsbaarder dan het gebruik van een bedrijventerrein. Dit betekent ook dat grond niet per definitie ‘schoon’ hoeft te zijn voor een bepaalde functie. Wanneer er sprake is van risico’s, moet de bodem veilig worden gemaakt voor het beoogde gebruik door het nemen van passende sanerende maatregelen. Dit heet functiegericht saneren. Voorbeelden hiervan zijn het aanbrengen van een leeflaag en het voorkomen van verspreiding door gecontroleerde grondwateronttrekking. In onderstaande paragrafen staat beschreven op welke wijze de inventarisatie van verontreinigde locaties plaatsvindt en hoe wordt omgegaan met ernstige en niet-ernstige gevallen van bodemverontreiniging. 7.1
Inventarisatie verontreinigde locaties en milieuhygiënische risico’s
Om een overzicht te krijgen van verontreinigde locaties en de mogelijke risico’s bij het gebruik van deze locaties, zijn in het verleden diverse acties ondernomen door provincie, gemeente en het bedrijfsleven. De Milieudienst heeft met ISV-subsidie voor de gemeente Utrechtse Heuvelrug een inventarisatie uitgevoerd van potentieel verdachte locaties (de zogenaamde HBB-lijst) binnen de dorpscontouren in particulier of gemeentelijk bezit. Vervolgens zijn in het kader van het ISV-2 bodemprogramma (2005-2009), op de locaties die het meest verdacht waren bodemonderzoeken uitgevoerd. Binnen onze gemeente waren dit 76 locaties waarvan 21 potentiële spoedlocaties bleken te zijn. Dat wil zeggen dat de verontreiniging mogelijk onaanvaardbare risico’s zou kunnen opleveren voor de gezondheid, de ecologie of verspreiding. Voor de periode 2010 – 2011 heeft de gemeente ISV3-subsidie13 ontvangen om deze locaties verder te onderzoeken. Indien wordt vastgesteld dat er daadwerkelijk sprake is van een onaanvaardbaar
13
ISV-subsidie is bedoeld voor investeringen binnen de bebouwde kom. De provincie Utrecht onderzoekt de potentiële spoedlocaties binnen het landelijk gebied. Bedrijfslocaties hebben binnen het kader van de BSB (Bodemsanering in bedrijfzijnde bedrijfsterreinen) of binnen het kader van VERBOND (Verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen) bodemonderzoek moeten uitvoeren. De provincie heeft op de uitvoering van deze bodemonderzoeken toegezien.
28
milieuhygiënisch risico, moeten minimaal maatregelen worden getroffen om dit risico te beheersen. Deze maatregelen moeten uiterlijk vóór 31 december 2015 worden gerealiseerd. De provincie Utrecht schrijft de eigenaar of veroorzaker van de verontreiniging aan en ziet toe op de uitvoering van deze maatregelen. Ook de bedrijfslocaties en de locaties buiten de dorpscontouren (landelijk gebied) zijn beoordeeld op de aanwezigheid van (potentiële) spoedeisende verontreinigingen. Dit is uitgevoerd door de provincie Utrecht. Op het moment van het opstellen van het Beleidskader bodem (oktober 2011) zijn de onderzoeken naar de spoedlocaties in een afrondende fase en heeft de gemeente haar taak uitgevoerd. Binnen de gemeente Utrechtse Heuvelrug bevinden zich drie vastgestelde spoedlocaties die nog niet voldoende zijn gesaneerd. Van drie locaties heeft de provincie nog niet vastgesteld of inderdaad sprake is van een spoedlocatie. Een overzicht met de betreffende locaties is weergegeven in tabel B3.2 in bijlage 3. De locaties die niet (potentieel) spoedeisend zijn, worden niet met overheidssubsidie onderzocht en moeten te zijner tijd door de ‘markt’ worden onderzocht en indien nodig gesaneerd. Dat wil zeggen dat op het moment dat er een ontwikkeling plaats vindt, het noodzakelijke onderzoek en de eventuele sanering worden uitgevoerd ten laste van de ontwikkeling . 7.2
Figuur 7.1: Mechanische booropstelling voor bodemonderzoek (Bron:Milieudienst ZuidoostUtrecht)
Voorkómen van milieuhygiënische risico’s bij veranderend terreingebruik
Bodemtoets bij bestemmingsplannen De Milieudienst voert namens de gemeente bij elke wijziging van een bestemmingsplan een bodemtoets uit. Hierbij wordt gecontroleerd of de bodemkwaliteit van het plangebied geschikt is voor het voorgenomen gebruik. In het bestemmingsplan wordt gemotiveerd dat de bestemmings(functie) die in het bestemmingsplan wordt toegelaten past bij de aanwezige bodemkwaliteit. Het uitvoeren van de bodemtoets bij bestemmingsplannen is een wettelijke taak. Actie: geen, voortzetting van bestaande werkwijze.
Bodemtoets bij omgevingsvergunning voor het bouwen De gemeente is bevoegd gezag voor de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Om te voorkomen dat bouwwerken op verontreinigde grond worden gebouwd, bevat de Wabo de verplichting om een (historisch) bodemonderzoek in te dienen bij een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. De gemeente kan er voor kiezen om voor sommige situaties (afhankelijk van omvang en type) een vrijstelling te verlenen. Het onderzoek is bedoeld om vast te stellen of de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. De Milieudienst controleert het bodemonderzoek in opdracht van de gemeente. Voor bouwwerken met een bouwoppervlak tot 100 m2 op een niet voor bodemverontreiniging verdachte locatie hanteert de gemeente een vrijstelling voor het indienen van een bodemonderzoek.
29
Wanneer sprake is van een (vermoedelijk) geval van ernstige bodemverontreiniging14, dan treedt de afstemmingsregeling in werking, dat wil zeggen de indiener wordt gevraagd aanvullend onderzoek te doen. Als hieruit blijkt dat er daadwerkelijk sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging dan moet de aanvrager een saneringsplan of een BUS-melding (Besluit Uniforme Sanering) indienen bij de provincie Utrecht. Wanneer gebouwd wordt ter plaatse van een geval van niet-ernstige bodemverontreiniging13 in de grond, maar waar wél sprake is van een sterk verhoogd gehalte (dat wil zeggen boven de interventiewaarde) voor één of meer onderzochte stoffen, adviseert de gemeente deze verontreiniging te verwijderen (zie ook paragraaf 7.4). Daarnaast neemt de gemeente in de omgevingsvergunning voor het bouwen voorwaarden op met betrekking tot de graafwerkzaamheden ter plaatse van sterk verontreinigde grond (gehaltes > Interventiewaarde). Denk daarbij aan de aanleg van de fundering, een kelder of een zwembad. Voorafgaand aan de graafwerkzaamheden moet de aanvrager een plan van aanpak indienen bij de Milieudienst. Grond met gehalten boven de interventiewaarden die wordt ontgraven mag niet worden herschikt/hergebruikt (zorgplicht artikel 13 Wbb), maar moet worden afgevoerd naar een erkende verwerker. De gemeente hanteert een vrijstelling voor het indienen van een bodemonderzoek bij bouwwerken met een bouwoppervlak tot 100 m2 op een niet voor bodemverontreiniging verdachte locatie. Actie: deze beleidsregel bekendmaken bij vergunningverleners en aanvragers. Planning: 2011.
7.3
Werkwijze bij gevallen van ernstige bodemverontreiniging
Voor gevallen van ernstige bodemverontreiniging is niet de gemeente, maar de provincie het bevoegd gezag. De sanering moet dan ook worden afgestemd met de provincie Utrecht door het indienen van een saneringsplan of een BUS-melding. Meer informatie hierover staat op de website van de provincie (www.provincie-utrecht.nl). Beschikkingen van de provincie De provincie Utrecht neemt als bevoegd gezag in het kader van de Wet bodembescherming beschikkingen op bodemonderzoek, saneringsplannen en saneringsevaluaties. De provincie meldt de publicatie van alle beschikkingen in een huis-aan-huis-blad, en legt de stukken voor de beschikking ter inzage op het Provinciehuis in Utrecht. Daarnaast ontvangt de gemeente Utrechtse Heuvelrug een kopie van deze stukken ter inzage legging op het gemeentehuis. De provincie informeert de gemeente over alle gevallen van bodemverontreiniging die in behandeling zijn. De Milieudienst controleert de beschikkingen en ziet toe op de belangen van de gemeente en haar inwoners. Indien nodig wordt een zienswijze of bezwaarschrift ingediend. Beschikkingen van de provincie Utrecht, waarbij gemeentelijke belangen een rol spelen, worden gecontroleerd door de Milieudienst. Actie: geen, voortzetting van bestaande werkwijze.
Om het veilig gebruik van de verontreinigde locatie te borgen, geeft de provincie in de beschikking aan welke gebruiksbeperkingen van toepassing zijn. Deze informatie wordt in het kadaster opgenomen.
14
Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging bij meer dan 25 m3 sterk verontreinigde grond en/of 100 m3 sterk verontreinigd grondwater. Alle overige gevallen zijn niet-ernstige bodemverontreinigingen. Bij een sterke verontreiniging ligt de concentratie van de verontreinigende stof boven de Interventiewaarde. Dit is een wettelijk vastgelegde toetsingswaarde.
30
Informatie over de ingeschreven beperkingenbesluiten is verkrijgbaar bij de provincie, bij één van de kadasterkantoren in Nederland of on-line via www.kadaster.nl. Melding (vermoedelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging De gemeente is volgens de Wet bodembescherming (Wbb; artikel 41) verplicht om gevallen van (vermoedelijke) ernstige bodem- en grondwaterverontreiniging te melden bij de provincie. Indien noodzakelijk, neemt de provincie vervolgmaatregelen door het aanschrijven van de eigenaar van het verontreinigde perceel tot het uitvoeren van nader bodemonderzoek en/of sanerende maatregelen. De Milieudienst meldt namens de gemeente (vermoedelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging. De Milieudienst meldt namens de gemeente alle gevallen van (vermoedelijke) ernstige bodemverontreiniging bij de provincie Utrecht. Actie: geen, voortzetting van bestaande werkwijze.
7.4
Saneren van niet-ernstige bodemverontreiniging
De provincie Utrecht is bevoegd gezag voor het saneren van verontreinigde bodem. Een uitzondering is gemaakt voor het saneren van niet-ernstige gevallen van bodemverontreiniging15. Hiervoor is de gemeente bevoegd gezag. De sanering van een niet-ernstig geval van bodemverontreiniging valt vaak samen met het bouwrijp maken of herinrichten van terreinen. Vrijkomende grond die niet toepasbaar16 is op de locatie moet worden afgevoerd naar een andere toepassingslocatie in de regio of naar een vergunde inrichting of erkende verwerker. Bij het ontgraven en vervoeren van (sterk) verontreinigde grond moet een bepaalde werkwijze in acht worden genomen. Meer informatie hierover is opgenomen in het Handboek bodemtaken en op de website van de Milieudienst. Het aanwezig zijn van een milieukundig begeleider en/of een voor bodemsanering erkende aannemer is niet verplicht, maar wordt door de gemeente wel geadviseerd. Voor het ontgraven en afvoeren van (sterk) verontreinigde grond gelden regels. Actie: regels opnemen in het Handboek bodemtaken. Planning: 2012
7.5
Saneren en archeologie
In juni 2010 is door de gemeenteraad de archeologische beleidskaart vastgesteld waarop archeologisch waardevolle gebieden en archeologische monumenten staan aangegeven (zie figuur 7.2). Er is gekozen voor zeven verschillende typen archeologiegebieden, waarin verschillende regels met betrekking tot bescherming van archeologisch erfgoed gelden. In deze regels is vastgelegd wanneer archeologisch onderzoek noodzakelijk is. De archeologische waarden die bijdragen aan de identiteit en het karakter van de gemeente Utrechtse Heuvelrug zijn hierbij als meest waardevol aangemerkt. Het gaat hierbij onder andere om de historische kernen van de verschillende dorpen, ontginningsassen als de Langbroekerwetering van waaruit de omgeving in cultuur is gebracht, beschermde landgoederen, de
15
Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging bij meer dan 25 m3 sterk verontreinigde grond en/of 100 m3 sterk verontreinigd grondwater. Bij een sterke verontreiniging ligt de concentratie van de verontreinigende stof boven de Interventiewaarde. Alle overige gevallen zijn niet-ernstige bodemverontreinigingen.
16
In de Nota bodembeheer en het Besluit bodemkwaliteit zijn regels opgenomen voor het toepassen van grond op een locatie.
31
Grebbelinie en prehistorische grafheuvels. De archeologische beleidskaart is te raadplegen via de website van de gemeente Utrechtse Heuvelrug (www.heuvelrug.nl). Op het moment van schrijven is de kaart nog niet beschikbaar via het Geoloket. Bij het starten van een sanering dient te worden getoetst of de sanering gelegen is in een archeologisch waardevol gebied of ter plaatse van een archeologisch monument. Indien dit het geval is, moet afstemming plaatsvinden met de archeoloog van de gemeente en moet mogelijk een vergunning worden aangevraagd. De uitvoering van de sanering moet onder toezicht van een archeoloog plaatsvinden.
Figuur 7.2: Archeologische beleidskaart Utrechtse Heuvelrug (Bron: gemeente Utrechtse Heuvelrug).
Ook voorafgaand aan een archeologische opgraving moet worden getoetst of de opgravingslocatie in een (mogelijk) ernstig verontreinigd gebied ligt. Het is niet zonder meer toegestaan graafwerkzaamheden uit te voeren in (mogelijk) ernstig verontreinigde grond. Dergelijke graafwerkzaamheden moeten door middel van een saneringsplan worden afgestemd met de provincie Utrecht, het bevoegd gezag Wet bodembescherming. Om bij beide processen (bodemonderzoek/sanering en archeologisch onderzoek/opgraving) goed op elkaar af te stemmen is het nodig werkafspraken te maken en vast te leggen, en informatie goed toegankelijk te maken. Werkprocessen van Bodem en Archeologie op elkaar afstemmen. Actie: onderzoeken wat de mogelijkheden zijn, werkafspraken maken en vastleggen, en kaarten en informatie uitwisselen. Planning: 2012.
7.6
De gemeente Utrechtse Heuvelrug als opdrachtgever en uitvoerder
De gemeente is naast beleidsmaker en toezichthouder ook opdrachtgever van projecten. Gronden worden aan- en verkocht, projecten worden ontwikkeld en rioleringen worden aangelegd. In het LIOR (leidraad inrichting openbare ruimte) zijn ook richtlijnen opgenomen voor de inrichting van de openbare ruimte. De gemeentelijke regels zijn opgenomen in het Handboek bodemtaken. Grondtransacties Indien de gemeente als (ver)koper betrokken is bij een grondtransactie, wordt zeker gesteld dat de grond geschikt is voor het (toekomstig) gebruik. Meestal betekent dit dat er bodemonderzoek wordt uitgevoerd.
32
Bij de verkoop van snippergroen wordt alleen nagegaan of de locatie verdacht is voor bodemverontreiniging. De koper kan op basis van deze informatie vervolgens beslissen om wel of niet tot koop over te gaan. De Milieudienst toetst de uitgevoerde onderzoeken en beoordeelt of een groenstrook al dan niet verdacht is.
33
8 Communicatie
Ons beleid kan nog zo goed op orde zijn, als de mensen die er mee te maken hebben daar geen kennis van hebben is het een lege huls. En hoewel vooral bij ruimtelijke ontwikkelingen in toenemende mate rekening wordt gehouden met de bodem, zijn bepaalde aspecten van het beleid nog geen gemeengoed. Voorbeelden hiervan zijn wat te doen met asbest, wat mag en niet mag bij grondverzet en hoe het zit met omgevingsvergunningen en bodemonderzoek. Zowel interne als externe communicatie is daarom van groot belang. Onze belangrijkste partner in bodemtaken is de provincie. Een goede wederzijdse afstemming is van cruciaal belang.
8.1
Interne communicatie
Het spreekt voor zich dat de gemeentelijke organisatie – of meer specifiek de afdelingen die met bodem te maken hebben – als eersten geacht worden om kennis te hebben van de voor hen relevante beleidsregels en er naar te handelen. De inhoud van het beleidskader zal de medewerkers in kwestie niet vreemd voorkomen aangezien ze betrokken zijn geweest bij het opstellen van het beleid. Het is nu belangrijk om de regels op praktische wijze te integreren in de werkprocessen en ervoor te zorgen dat de bodeminformatie die hieraan ten grondslag ligt van goede kwaliteit en gemakkelijk toegankelijk is. Voor wat betreft dit laatste wordt er aan gewerkt om bodeminformatie binnen Flexiweb opvraagbaar te maken (zie par 5.1.1). Zolang dit nog niet gerealiseerd is, kunnen medewerkers van de gemeente gebruik maken van het Geoloket. Ook bestaat de mogelijkheid om direct in te loggen op het BIS. Specifieke informatie kan altijd opgevraagd worden bij de Milieudienst. Om de beleidsregels te vertalen naar de werkprocessen wordt na vaststelling van het beleid, en in samenwerking met de afdelingen Wijkbeheer, Openbare Ruimte, Vastgoed/Grondzaken/Projecten en Vergunning&Handhaving, een Handboek bodemtaken opgesteld. In dit Handboek is aangegeven hoe verantwoordelijkheden en taken zijn verdeeld en worden de diverse werkwijzen beschreven. Het Handboek wordt jaarlijks geëvalueerd, en indien nodig geactualiseerd. De asbesttaken zullen vooralsnog geen deel uitmaken van het Handboek. Hier wordt een apart traject voor doorlopen (zie par. 6.4). Wanneer het asbestbeleid is vastgesteld kan de uitvoering van deze taken ook in het Handboek opgenomen worden. Het Handboek bodemtaken is de praktische uitwerking van de beleidsregels uit het Beleidskader bodem, en een belangrijk hulpmiddel voor medewerkers van de betrokken afdelingen om de beleidsregels in hun werkwijzen te integreren. Actie: in samenwerking met de betrokken afdelingen een Handboek bodem opstellen, en het gebruik ervan faciliteren; het Handboek wordt jaarlijks geactualiseerd. Planning: na vaststellen Beleidskader bodem.
34
8.2
Externe communicatie
Het leeuwendeel van de zorg voor de bodem ligt uiteindelijk bij derden: projectontwikkelaars, aannemers, eigenaars en gebruikers van percelen. De professionele partijen zijn doorgaans vrij goed op de hoogte van de wettelijke bepalingen, en de meesten hebben de regels in hun werkproces geïntegreerd. Deze groep is gebaat bij het gemakkelijk toegankelijk maken van de bodeminformatie, en van de gemeente-specifieke regelgeving. Voor wat betreft de niet professionele partijen ligt er ook een taak om mensen bewust te maken van de eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot de bodem, van het bestaan van bepaalde regels en van de wijze waarop meer informatie te vinden is. 8.2.1 Verstrekking bodeminformatie Zoals eerder beschreven in paragraaf 5.1 is bij makelaars, adviesbureaus en inwoners behoefte aan bodeminformatie. Het Geoloket op de website van de milieudienst (www.milieudienstzou.nl) voorziet in deze eerste behoefte. Indien gewenst, kunnen aanvullende gegevens worden opgevraagd en/of kan het archief worden geraadpleegd bij de Milieudienst in Zeist. Van sommige locaties kunnen zich ook gegevens bevinden in het archief van het Regionaal Historisch Centrum Zuidoost-Utrecht in Wijk bij Duurstede. De website van de Milieudienst bevat meer informatie over het opvragen en raadplegen van bodeminformatie. Alle bij de Milieudienst aanwezige bodeminformatie is in principe openbaar. In uitzonderlijke gevallen kan het zijn dat de informatie vertrouwelijk wordt behandeld omdat de verstrekker daar om heeft gevraagd (zie hoofdstuk V, artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur). De informatie voor de aanvrager wordt kosteloos verstrekt om de drempel om de informatie op te vragen zo laag mogelijk te houden. Daarnaast is bodeminformatie met betrekking tot de gemeente Utrechtse Heuvelrug beschikbaar via het landelijke (www.bodemloket.nl) en provinciale bodemloket (www.provincie-utrecht.nl). De Milieudienst zorgt namens de gemeente voor een goed te raadplegen en actuele informatievoorziening op het gebied van bodem voor bewoners en bedrijven via haar Geoloket. Het leveren van bodeminformatie is een wettelijke taak. De bodeminformatie wordt kosteloos verstrekt. Via de website van de gemeente en Milieudienst wordt duidelijk gemaakt waar de informatie zich bevindt. Actie: kenbaar maken waar bodeminformatie te vinden is. Planning: 2012.
8.2.2 Informatie over regelgeving Het moet voor bewoners en bedrijven gemakkelijk zijn om te achterhalen wat de voor hen relevante regelgeving op gebied van bodem is. Op de website van de Milieudienst is uitgebreide informatie te vinden over verschillende thema’s. Deze informatie heeft een hoog detailniveau. Op de website van de gemeente moet de belangrijkste informatie over de onderwerpen waar mensen mee te maken kunnen krijgen, makkelijk te vinden zijn. Voor details kan vervolgens naar de site van de Milieudienst worden verwezen of contact opgenomen worden met de Milieudienst. Op de website van de gemeente is de belangrijkste informatie over relevante bodemonderwerpen voor bewoners en bedrijven te vinden. Voor meer details wordt verwezen naar de (website van) de Milieudienst. De Milieudienst actualiseert de informatie op de eigen website. De gemeente actualiseert de informatie op de gemeentelijke site in samenwerking met de Milieudienst. Actie: De gemeente en de Milieudienst zetten in samenwerking informatie over bodemonderwerpen op de website van de gemeente. Planning: 2012
35
8.2.3 Aandacht voor bodemzaken Het onderwerp “Bodem” is geen onderwerp waar mensen zich zich doorgaans erg druk over maken. Toch krijgen veel mensen inwoners er op een zeker moment mee te maken, zoals bijvoorbeeld bij de koop of verkoop van een perceel, het Figuur 8.1: Plaatselijke krant (Bron: Internet). aantreffen van een tank in de grond of het starten of opheffen van een bedrijf. Het is nuttig om mensen regelmatig attent te maken op zaken die zich kunnen voordoen, en de verantwoordelijkheid die verschillende partijen hebben. Tegelijkertijd kan weer aandacht gevestigd worden op de informatie die beschikbaar is, en waarvoor deze gebruikt kan of moet worden. Jaarlijks publiceert de gemeente een mini-serie over een bepaald bodemonderwerp op de gemeentepagina in ‘De Kaap’ en ‘Stichtse Courant’. Dit jaar zal het onderwerp grondverzet zijn, waarbij aangesloten wordt op de vast te stellen Nota bodembeheer Jaarlijks wordt over een bodemthema een mini-serie gepubliceerd op de gemeentepagina in ‘De Kaap’ en ‘Stichtse Courant’. Actie: publicatie mini-serie. Planning: jaarlijks.
8.3
Afstemming met provincie Utrecht
De provincie Utrecht is bevoegd gezag Wet bodembescherming en bij activiteiten in grondwaterbeschermingsgebieden. Alhoewel de bevoegdheden duidelijk zijn, is afstemming met de provincie noodzakelijk. Deze afstemming vindt plaats op beleidsniveau (ontwikkeling nieuw provinciaal beleid en PMV) en op uitvoeringsniveau (bij de aanpak van spoedlocaties). De Milieudienst woont namens de gemeente bijeenkomsten bij die door de provincie worden georganiseerd over bodemonderwerpen. Er vindt regelmatig afstemming plaats met de provincie over bodemgerelateerde onderwerpen. Actie: geen, voortzetting van bestaande werkwijze.
36
9 Bijlagen
Hierna zijn de volgende bijlagen opgenomen: 1. Acties Beleidskader bodem Utrechtse Heuvelrug 2. Toelichting beleidsdocumenten en wetgeving 3. Hoe zien de bodem en het bodemgebruik van Utrechtse Heuvelrug eruit?
37
Bijlage 1 Acties Beleidskader bodem Utrechtse Heuvelrug Paragraaf 5.1.1
Samenvatting De toegankelijkheid en bekendheid van de digitale bodeminformatie voor de medewerkers van de gemeente wordt verbeterd.
Actie BIS en Flexiweb koppelen via webapplicatie; medewerkers informeren over de beschikbare digitale informatie.
Periode Eerste kwartaal 2012
5.2.1
Het grondstromenbeleid staat beschreven in de Nota bodembeheer. De regels met betrekking tot grondstromen worden opgenomen in het Handboek bodemtaken.
Eind 2011 - begin 2012
5.2..2
De Milieudienst is namens de gemeente belast met de handhaving van het Besluit bodemkwaliteit. Handhaving van het Besluit is een wettelijke taak. Beleid met betrekking tot bodem en ondergrond is in ontwikkeling.
De ontwerp Nota bodembeheer vrijgeven voor inspraak en vervolgens de definitieve versie vaststellen. De praktische vertaling van de regels opnemen het Handboek bodemtaken. Milieudienst en gemeente stellen een werkplan handhaving Besluit bodemkwaliteit op Actief bijhouden landelijke en provinciale ontwikkelingen met betrekking tot de thema’s bodemvisie en ondergrond Evaluatie huidige procedure bij Milieudienst en gemeente
Continu
Invulling geven aan de gemeentelijke asbesttaken door het beschrijven van de procedures en werkwijzen van gemeente en Milieudienst en deze implementeren. Deze nieuwe beleidsregel bekendmaken bij vergunningverleners en aanvragers. Planning: 2011
2011 - 2012
Regels opnemen in het Handboek bodemtaken.
2012
Onderzoeken wat de mogelijkheden zijn, werkafspraken maken en vastleggen, en kaarten en informatie uitwisselen. In samenwerking met de betrokken afdelingen een Handboek bodem opstellen, en het gebruik ervan faciliteren; het Handboek wordt jaarlijks geactualiseerd.
2012
5.3
6.3
6.4
7.2
7.4
Handhavend optreden na een ongewoon voorval is een wettelijke taak. De huidige procedure dient regelmatig geëvalueerd te worden en indien nodig geactualiseerd. Opstellen van en uitvoering geven aan, gemeentelijk asbestbeleid
De gemeente hanteert een vrijstelling voor het indienen van een bodemonderzoek bij bouwwerken met een bouwoppervlak tot 100 m2 op een niet voor bodemverontreiniging verdachte locatie. Voor het ontgraven en afvoeren van (sterk) verontreinigde grond gelden regels.
7.5
Werkprocessen van Bodem en Archeologie op elkaar afstemmen.
8.1
Het Handboek bodemtaken is de praktische uitwerking van de beleidsregels uit het Beleidskader bodem, en een belangrijk hulpmiddel voor medewerkers van de betrokken afdelingen om de beleidsregels in hun werkwijzen te integreren. De Milieudienst zorgt namens de gemeente voor een goed te raadplegen en actuele informatievoorziening op het gebied van bodem voor bewoners en bedrijven via haar Geoloket. Het leveren van bodeminformatie is een wettelijke taak. De bodeminformatie wordt kosteloos verstrekt. Via de website van de gemeente en Milieudienst wordt duidelijk gemaakt waar de informatie bevindt.
8.2.1
Kenbaar maken waar bodeminformatie te vinden is.
2011
Voor 2014
2011
2012.
2012
38
8.2.2
Op de website van de gemeente is de belangrijkste informatie over relevante bodemonderwerpen voor bewoners en bedrijven te vinden. Voor meer details wordt verwezen naar de (website van) de Milieudienst. De Milieudienst actualiseert de informatie op de eigen website. De gemeente actualiseert de informatie op de gemeentelijke site in samenwerking met de Milieudienst.
De gemeente en de Milieudienst zetten in samenwerking informatie over bodemonderwerpen op de website van de gemeente..
2012
8.2.3
Jaarlijks wordt over een bodemthema een mini-serie gepubliceerd op de gemeentepagina in ‘De Kaap’ en ‘Stichtse Courant’.
Publicatie mini-serie.
Jaarlijks
Alle bovengenoemde acties worden vanuit het reguliere budget voor Milieu bekostigd.
39
Bijlage 2 Toelichting beleidsdocumenten en wetgeving In dez bijlage is een toelichting opgenomen van de belangrijkste beleidsdocumenten en wetgeving. Tabel 2.1 fungeert als leeswijzer voor deze bijlage. Onderwerp
pagina
Beleid Convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties Nota uitvoeringsbeleid bodem 2009 Provinciaal uitvoeringsprogramma Convenant
41 41 42 44
Wet- en regelgeving
Besluit bodemkwaliteit
44 44 44 46 47 47 47 47 48 48 49 49
Provinciale regels Provinciale milieuverordening (PMV) 50-jaarszone Grondwatervisie Utrechtse Heuvelrug Bijzondere zorgplicht
51 51 51 51 52
-
1. Saneren
Wet bodembescherming Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen bij onroerende zaken (Wkpb) -
2. Beschermen
Wet milieubeheer Asbestverwijderingsbesluit 2005 Wabo: wet algemene bepalingen omgevingsrecht Wet ruimtelijke ordening (Wro) Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) -
3. Beheren
40
Beleid Convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties. Het convenant is ingedeeld in drie hoofdonderwerpen: ondergrond, gebiedsgericht grondwaterbeheer en bodemsanering. 1. Ondergrond In het kader van het convenant heeft het Rijk een visie op duurzaam gebruik van de ondergrond opgesteld. Deze visie gaat uit van een functiegerichte benadering. Dit betekent dat het gebruik van de ondergrond moet worden afgezet tegen de functies die de ondergrond voor de samenleving vervult, en de kwaliteiten en waarden die de bodem bezit en die ook behouden dienen te blijven voor toekomstige generaties. Om duurzaam gebruik van de ondergrond te stimuleren is het de rol van het Rijk om ondersteunend te zijn aan de andere overheden, zodat op dat schaalniveau de ruimtelijke afweging wordt gemaakt. 2. Gebiedsgericht grondwaterbeheer Gebiedsgericht grondwaterbeheer is een beleidskader waarin het integraal en duurzaam inrichten van het beheer van het grondwater binnen een begrensd gebied wordt uitgevoerd. En wel zodanig dat activiteiten met grondwater en ingrepen op het grondwater gekoppeld aan milieudoelstellingen, (herstel)natuur en de ruimtelijke en economische ontwikkelingen, geïntegreerd en systeemgericht worden uitgevoerd voor de lange termijn. 3. Bodemsanering. Een belangrijke afspraak uit het bodemconvenant is dat de bevoegde overheden ervoor zorgen dat de humane spoedlocaties17 uiterlijk in 2015 zijn gesaneerd, dan wel tenminste dat (tijdelijke) maatregelen zijn genomen om de risico’s die de verontreinigingen veroorzaken te beheersen. Daarnaast moeten de bevoegde overheden er voor zorgen dat uiterlijk in 2015 alle overige spoedlocaties (met ecologische of verspreidingsrisico’s) in kaart zijn gebracht. Hierbij moet per locatie worden aangegeven welke maatregelen zijn genomen, of zijn voorzien, om deze risico’s te beheersen. Meer informatie over het convenant is te vinden op de bodempagina van de website van Agentschap NL (www.agentschapnl.nl).
17 Een spoedlocatie is een locatie met een bodemverontreiniging die bij het huidige gebruik van de locatie onaanvaardbare risico’s oplevert, of dreigt op te leveren, ten aanzien van mens (humane risico’s), plant of dier (ecologische risico’s) of verspreiding via het grondwater.
41
Nota uitvoeringsbeleid bodem 2009 De provinciale invulling van het bodemsaneringsbeleid staat beschreven in de Nota uitvoeringsbeleid bodem 2009. Het provinciaal beleid is gericht op het bereiken en gebruiken van een bodem die geen risico’s oplevert voor mens, plant en dier en een bodem- en grondwaterkwaliteit die geschikt is voor het realiseren van de maatschappelijke en ruimtelijke opgaven. Onderstaande punten zijn provinciaal beleid:
De provincie eist voor het verkrijgen van een beschikking op een saneringsplan een risicobeoordeling op basis van Sanscrit. De provincie stelt nadere eisen aan het toepassen van een leeflaag op immobiele verontreinigingen. Hergebruik van ernstig verontreinigde grond als bodem is niet tegenstaan, behalve als het gaat om het verplaatsen van deze grond binnen één geval van bodemverontreiniging. De provincie wil voorkomen dat verontreinigingen zich naar en via het grondwater verspreiden. Hiervoor heeft de provincie aanvullende beleidsregels geformuleerd. In geval van een stabiele eindsituatie worden expliciet de te bereiken eind concentraties van de restverontreinigingen benoemd. Onder bepaalde voorwaarden hoeft geen beschikking te worden aangevraagd indien het terugvalscenario tijdens een sanering in werking treedt. Het bepalen van saneringsdoelstelling voor bestaande grondwaterverontreinigingen in beschermingsgebieden is maatwerk. In het algemeen worden strengere doelstellingen geëist. De geldigheidsduur van bodemonderzoekrapportages die deel uitmaken van een beschikt saneringsplan is beperkt wanneer het mobiele stoffen betreft. De provincie hanteert in principe de door de gemeenteraad op grond van het Besluit bodemkwaliteit vastgelegde Lokale Maximale Waarden voor de toepassing van grond en bagger als terugsaneerwaarden bij saneringen. Betreffende het toepassen van verontreinigde grond en bagger in waterwingebieden en – kwetsbare en zeer kwetsbare - grondwaterbeschermingsgebieden worden aanvullende provinciale regels vastgelegd in de provinciale milieu verordening (PMV).
De provincie Utrecht heeft de beleidsnotitie ‘Mobiel reinigen van asbest in de provincie Utrecht’ opgesteld die als toetsingskader wordt gebruikt bij het afgeven van vergunningen voor het reinigen van asbesthoudend materiaal. De Nota uitvoeringsbeleid bodem 2009 is te downloaden via de website van de provincie Utrecht, www.provincie-utrecht.nl, zoekterm Nota uitvoeringsbeleid bodem.
42
Provinciaal uitvoeringsprogramma Convenant De provincie Utrecht heeft naar aanleiding van het convenant Bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties het Provinciaal uitvoeringsprogramma Convenant opgesteld. In dit uitvoeringsprogramma beschrijft de provincie de provinciale invulling ten aanzien van: •
De afronding van de bodemsaneringsoperatie. De provincie voert als budgethouder Wet bodembescherming (Wbb) hierover de regie. De komende jaren worden de bodemverontreinigingen die een ontoelaatbaar risico vormen voor mens en milieu (de zogenaamde spoedlocaties) onderzocht. Bovendien worden noodzakelijke maatregelen getroffen of voorbereid om deze risico’s weg te nemen dan wel te beheersen. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van het bodemsaneringsprogramma in het stedelijk gebied. • De integrale gebiedsgerichte benadering van het grondwater. In een aantal gebieden binnen de provincie zal de provincie Europese, nationale en provinciale doelstellingen omzetten naar een gebiedsaanpak. De provincie is bevoegd om beleid en regels op te stellen in grondwaterbeschermingsgebieden. • De provinciale uitwerking van de strategische visie op bodem en ondergrond door het opstellen van gebiedsagenda’s, samen met partners in de verschillende regio’s van de provincie. In 2009 heeft de provincie een strategische visie op de bodem (een provinciale Bodemvisie) opgesteld, waarbij de drie pijlers van het provinciale bodembeleid (bodembeheer, bodembescherming en bodemsanering) worden uitgewerkt in relatie tot de kwaliteit en de gewenste functie van de bodem. Het doel van de Bodemvisie is het bevorderen van een duurzaam bodemgebruik dat is gebaseerd op evenwicht tussen het beschermen en benutten van de eigenschappen en kwaliteiten van de bodem. De provincie formuleert in de Bodemvisie haar ambities voor de volgende thema’s: o bodem en ontwikkeling van de ruimte; o bestaand bodemgebruik aansluiten bij eigenschappen en kwaliteitseisen van het bodem- en watersysteem; o bodem in balans in het veenweidegebied; o energie uit de bodem. De tijdshorizon van de Bodemvisie is gesteld op het jaar 2040. Het Provinciaal uitvoeringsprogramma Convenant is te downloaden via de website van de provincie Utrecht, www.provincie-utrecht.nl, zoekterm uitvoeringsprogramma convenant.
43
Wet- en regelgeving De bodem gerelateerde Nederlandse wet- en regelgeving kan worden onderverdeeld in: 1. saneren: het wegnemen van risico’s naar aanleiding van een bodemverontreiniging; 2. beschermen: het nemen van maatregelen om de bodem te beschermen; 3. beheren: afspreken om de ‘bodem’ te beheren. In onderstaande paragrafen wordt een toelichting gegeven op de verschillende wet- en regelgeving. 1. Saneren Wet bodembescherming De Wet bodembescherming (Wbb) bevat vrijwel de gehele regelgeving met betrekking tot bodemverontreiniging. De regelgeving over waterbodemverontreiniging is per 22 december 2009 in de Waterwet ondergebracht. De Wbb maakt onderscheid in ‘bestaande’ en ‘nieuwe’ gevallen van bodemverontreiniging. De scheidslijn tussen bestaande en nieuwe verontreiniging ligt op de datum van inwerkingtreding van de Wbb op 1 januari 1987: •
•
Het laten ontstaan van nieuwe verontreiniging is niet toegestaan. Volgens het zorgplichtartikel van de Wbb (artikel 13) moet de veroorzaker alle nieuwe verontreiniging zo spoedig mogelijk verwijderen. Voor bestaande gevallen van bodemverontreiniging geldt dat in ieder geval sanerende maatregelen moeten worden getroffen om onaanvaardbare milieuhygiënische risico’s weg te nemen. Hierbij wordt gedoeld op het risico van verspreiding via het grondwater en de risico’s voor de volksgezondheid en de ecologie. In het geval van onaanvaardbare milieuhygiënische risico’s is een spoedeisende sanering vereist. Deze moet uiterlijk binnen 4 jaar zijn gestart. Voor gevallen van bestaande bodemverontreiniging waar geen sprake is van onaanvaardbare milieuhygiënische risico’s wordt geen uiterlijk saneringstijdstip vastgesteld.
Tabel B2.1 geeft in het kort weer in welke gevallen de sanering van een verontreiniging verplicht is.
44
Tabel B2.1 Saneringsplicht Nieuwe/ bestaande Milieuhygiënische verontreiniging risico’s Nieuw Niet van toepassing Bestaand Uit risico-evaluatie blijken geen onaanvaardbare risico’s aanwezig Uit risico-evaluatie blijken wel onaanvaardbare risico’s aanwezig 1.
Saneringsplicht
Wijze van saneren
Ja, direct Nee
Volledig verwijderen van de verontreiniging Ondanks dat er geen verplichting tot saneren bestaat, dient bij het voornemen tot saneren de insteek: minimaal functiegericht1 te zijn. Minimaal functiegericht1
Ja, binnen 4 jaar (spoedeisende sanering)
De verontreiniging hoeft niet volledig te worden verwijderd. De sanerende maatregelen mogen sober worden uitgevoerd (bijvoorbeeld het afdekken van verontreiniging), zolang er geen sprake is van milieuhygiënische risico’s voor de functie van het te saneren terrein.
Het bevoegde gezag toetst de wijze van saneren aan de regels van de Wbb en is verantwoordelijk voor de handhaving van deze regels. Afhankelijk van de ernst van de verontreiniging en of de verontreiniging in een inrichting in het kader van de Wet milieubeheer is gelegen, is de provincie of de gemeente het bevoegde gezag Wbb. In tabel B2.2 is weergegeven wie het bevoegde gezag is voor welke situatie. Voor bestaande gevallen van ernstige bodemverontreiniging geldt dat de sanering moet worden uitgevoerd volgens de regels van de Wbb. Voorafgaand aan de sanering moet het Saneringsplan ter goedkeuring aan het bevoegde gezag worden voorgelegd. Hierbij is de inspraakprocedure volgens de Algemene Wet Bestuursrecht van toepassing. Voor kleinschalige saneringen kan gebruik worden gemaakt van het Besluit Uniforme Saneringen (BUS). Het BUS is een landelijke uniforme regeling voor eenvoudige, gelijksoortige saneringen die in korte tijd afgerond kunnen worden. Voor de saneerder betekent BUS een vereenvoudiging en kortere termijnen voor de procedures. BUS vergt minder onderzoekskosten en verlangt geen saneringsplan. Een melding via een standaard meldingsformulier volstaat. Vijf weken na de melding kan worden gestart met saneren. Het bevoegd gezag voor een BUS-sanering is het bevoegd gezag Wbb. Wel is de saneerder verplicht na afloop een evaluatierapport in te dienen, waarop het bevoegd gezag een beschikking neemt.
Figuur B2.1: Sanering in uitvoering (Bron:Milieudienst Zuidoost-Utrecht).
45
Tabel B2.2. Overzicht bevoegd gezag Wbb Omschrijving Nieuwe gevallen van bodemverontreiniging binnen inrichting -
gemeentelijke Wm-vergunning
Gemeente
X X
provinciale Wm-vergunning buiten inrichting2 -
binnen een bodem- of grondwaterbeschermingsgebied
Provincie1
X
X X
niet in een beschermingsgebied Ongewoon voorval3 binnen inrichting -
gemeentelijke Wm-vergunning
provinciale Wm-vergunning buiten inrichting4 Bestaande gevallen van bodemverontreiniging5 ernstig
-
niet-ernstig omvang van minder dan 50 m3 verontreinigde grond 3
en/of 100 m verontreinigd grondwater o
X
X X X
-
o
X
X X
omvang van meer dan 50 m3 verontreinigde grond en/of 100 m3 verontreinigd grondwater
1.
2.
Hier moet worden gelezen provincie of rechtstreekse gemeente. Deze voornamelijk grotere gemeenten hebben dezelfde bevoegdheden in het kader van de Wet bodembescherming als de provincies. Utrechtse Heuvelrug is een niet-rechtstreekse gemeente. De gemeente is het eerste aanspreekpunt bij de aanpak van nieuwe bodemverontreiniging buiten inrichtingen. De gemeente neemt hierbij de formele besluiten aangaande instemming met de voorgenomen sanering van deze gevallen . Hierbij is wel afstemming vereist met de provincie. De provincie kan aanvullende eisen stellen. Bij een nieuw geval van bodemverontreiniging in een
3.
beschermingsgebied is het de bedoeling dat gemeente en provincie gezamenlijk tot een oplossing komen. Met het begrip ongewoon voorval wordt bedoeld elke gebeurtenis die afwijkt van de normale bedrijfsactiviteit. Daaronder vallen zowel ongelukken en calamiteiten (zoals bijvoorbeeld brand, leidingbreuken, een lekkende vrachtwagen of gedumpte vaten) als het falen van voorzieningen.
4.
Bij ongewone voorvallen buiten inrichtingen kan in onderling overleg zowel de provincie als de gemeente optreden als bevoegd
5.
Binnen de bestaande bodemverontreinigingen wordt onderscheid gemaakt in ernstige en niet-ernstige gevallen van
gezag. bodemverontreiniging. Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging bij meer dan 25 m3 grond en/of 100 m3 grondwater met een verontreinigende stof in een gemiddelde concentratie boven de Interventiewaarde.
Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen bij onroerende zaken (Wkpb) Sinds 1 juli 2007 valt de registratie van bodemverontreiniging onder de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen bij onroerende zaken (Wkpb). Deze wet is opgesteld om ervoor te zorgen dat het eenvoudiger wordt voor particulieren en andere partijen om volledige informatie te krijgen over de rechtstoestand en de beperkingen die op een bepaald perceel rusten. Informatie over de ingeschreven beperkingenbesluiten kunnen worden verkregen bij de gemeente, bij één van de kadasterkantoren in Nederland of on-line via www.kadaster.nl. De registratie van de Wet Bodembescherming wordt verzorgd door het bevoegd gezag Wbb (provincie Utrecht) en betreft: melding voornemen uniforme sanering (art. 28 en 39b); beschikking betreffende ernst verontreiniging en spoedeisendheid (voorheen urgentie) sanering (art. 29 en 37) bevel (art. 30, 43 en 49); instemming met verslag uniforme sanering (art. 39b); instemming met nazorgplan (art. 39d).
46
2. Beschermen Wet milieubeheer Bedrijfsactiviteiten kunnen een bedreiging vormen voor de kwaliteit van de bodem. De gemeente18 verleent aan bedrijven omgevingsvergunningen, waarbij de zorg voor de bodemkwaliteit een onderdeel is van de vergunning Wet milieubeheer (Wm). In de omgevingsvergunning kunnen voorschriften over bodembeschermende maatregelen worden opgenomen. Voor bedrijven die onder een algemene maatregel van bestuur (AMvB) vallen, zijn in de AMvB voorschriften met betrekking tot bodembescherming opgenomen. Naast bodembeschermende voorschriften kunnen ook onderzoeks- en/of saneringsverplichtingen worden voorgeschreven.
Figuur B2.2: Opslag vaten op een lekbak (Bron: Milieudienst Zuidoost-Utrecht).
Uitgangspunt van zowel de Wet bodembescherming (Wbb) als de Wet milieubeheer (Wm) is dat een bedrijf verplicht is eventuele bodemverontreiniging veroorzaakt door de bedrijfsactiviteit(en) op te ruimen. Voor potentieel bodembedreigende bedrijfsactiviteiten geldt daarom een onderzoeksplicht naar de bodemkwaliteit aan het begin (nulsituatie) en het einde (eindsituatie) van de uitvoering van deze activiteiten. Uit de resultaten van beide onderzoeken moet blijken of verslechtering van de bodemkwaliteit is opgetreden als gevolg van de bedrijfsactiviteit(en). In sommige gevallen, bijvoorbeeld bij bedrijfsactiviteiten waarvoor grondwater wordt onttrokken, of voor bedrijfslocaties binnen een grondwaterbeschermingsgebied, kan ook een tussentijds bodemonderzoek worden voorgeschreven. Asbestverwijderingsbesluit 2005 In het Asbestverwijderingsbesluit zijn voorschriften opgenomen over de verwijdering van asbesthoudende materialen. Dit besluit moet onder andere voorkomen dat vrijkomende asbesthoudende materialen op of in de bodem terechtkomen. Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Op 1 oktober 2010 is de Wabo van kracht geworden. De Wabo regelt de omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning is een geïntegreerde vergunning voor bouwen, wonen, monumenten, ruimte, natuur en milieu. De Wabo regelt de procedures voor onder andere de oude Wm-vergunningen en bouwvergunningen. Volgens de Wabo mag een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen alleen worden verleend als de bodemkwaliteit van de locatie geschikt is voor het beoogde doel. Er geldt een verplichting om bij de aanvraag van de omgevingsvergunning, voor zover van toepassing, een bodemonderzoek te overleggen. Ten aanzien van de verplichting van een bodemonderzoek wordt in een aantal gevallen een vrijstelling gehanteerd. De mogelijkheden tot vrijstelling zijn vastgelegd in de Gemeentelijke bouwverordening en het Beleidskader bodem. In het Handboek bodemtaken staat een stroomschema waarin is aangegeven 18
In sommige gevallen is de provincie het bevoegde gezag Wm en verleent de provincie dus de vergunning.
47
wanneer een bodemonderzoek moet worden overlegd bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Wet ruimtelijke ordening (Wro) Volgens de Wet ruimtelijke ordening moet voor alle grond in Nederland een bestemmingsplan gelden. Gemeenten zijn verplicht om voor hun gehele grondgebied bestemmingsplannen vast te stellen. Een bestemmingsplan wordt vastgesteld door de gemeenteraad. In het bestemmingsplan is een bestemming aangewezen voor het gebruik van de grond, zoals regels over het gebruik van de grond en hetgeen daarop is gebouwd. Omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen moeten bijvoorbeeld ook worden getoetst aan een bestemmingsplan. In het Besluit ruimtelijke ordening zijn een aantal inhoudelijke vereisten voor bestemmingsplannen opgenomen. Een voorbeeld is het moment dat ontwikkeling of herziening van een bestemmingsplan aan de orde is: hier moet rekening worden gehouden met de bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied. De bodemkwaliteit kan van invloed zijn op de beoogde functie of de financiële haalbaarheid van het bestemmingsplan. Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 - een verdrag over behoud en beheer van het archeologische erfgoed - is de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen (artikel 1). Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek, dat wil zeggen een opgraving (artikel 5). Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen (artikel 6). Met ingang van 1 september 2007 is het Verdrag van Valletta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving middels de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz), waardoor het een juridisch fundament kreeg. Met de inwerkingtreding van de Wamz is de overheid overgegaan tot decentralisatie van de bevoegd gezagtaken met betrekking tot het archeologiebeleid. Archeologie is primair een gemeentelijke taak geworden. Vanaf de inwerkingtreding van de Wamz moet elke gemeente in het ruimtelijk ordeningsbeleid rekening houden met bekende en te verwachten archeologische waarden (artikel 38a, van de Monumentenwet 1998). Ook bij het voeren van ontheffingsprocedures dient het archeologisch belang expliciet te worden meegewogen (artikel 41). Het impliceert de plicht om kennis te vergaren over het bodemarchief ter plaatse. Het vervaardigen van een archeologische beleidskaart is in dit verband een nuttig hulpmiddel. De gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft in 2010 een archeologische verwachtingen- en beleidskaart laten opstellen (zie ook paragraaf 4.3.4). Het behoort tot de beleidsvrijheid van de gemeenteraad om te bepalen waar welke bestemming moet worden toegekend. De gemeenteraad kan andere belangen laten prevaleren boven het belang van behoud van archeologische waarden in situ (op de plaats zelf). Dit kan door te differentiëren in de toekenning van het archeologisch belang aan terreinen en de bijbehorende voorschriften waarin de verplichtingen zijn opgenomen. Door in het bestemmingsplan de verplichtingen juridisch te verankeren wordt de rekening hiervoor bij de aanvrager gelegd. 3. Beheren Besluit bodemkwaliteit Het Besluit bodemkwaliteit is op 1 juli 2008 van kracht geworden en vervangt het Bouwstoffenbesluit. Het besluit streeft naar een duurzaam beheer van de bestaande bodem. Duurzaam beheer van de
48
bodem is een balans tussen het beschermen van de bodem (risico’s voor de mens en milieu voorkomen) en het gebruiken van de bodem (maatschappelijke ontwikkelingen bevorderen). Het Besluit bodemkwaliteit heeft drie onderdelen: 1. Kwalibo: de kwaliteitsborging van het bodembeheer; 2. Bouwstoffen: de regels over het toepassen en melden van toepassingen van bouwstoffen; 3. Grond en baggerspecie: de regels over het toepassen en melden van toepassingen van grond en baggerspecie. Ad 1. Kwalibo Bodemonderzoek voor het verkrijgen van een beschikking (bijvoorbeeld een omgevingsvergunning) of om te voldoen aan een wettelijk voorschrift (bijvoorbeeld het doen van een melding in het kader van het Besluit bodemkwaliteit), moet voldoen aan “Kwalibo”. De gemeente controleert of het bodemonderzoek inderdaad voldoet aan deze eisen. Ad 2 en 3. Bouwstoffen, grond en baggerspecie De onderdelen bouwstoffen, grond en baggerspecie vervangen het voormalige Bouwstoffenbesluit en de Ministeriële Vrijstellingsregeling Grondverzet (MVG). In het Besluit bodemkwaliteit staat beschreven: wanneer het toepassen van grond, baggerspecie en bouwstoffen in of op de bodem dient te worden gemeld. De gemeente is bevoegd gezag voor het toepassen van bouwstoffen en van grond en baggerspecie op of in de bodem binnen het eigen beheergebied; welke kwaliteit de grond, baggerspecie of bouwstof dient te hebben. Voor het onderdeel grond en baggerspecie is een nieuw toetsingskader ontwikkeld. De kwaliteit van de toe te passen grond en baggerspecie dient minimaal te passen bij de functie van het gebied. Het besluit kent drie functies: wonen, industrie en overig (landbouw en natuur). Grond met bijvoorbeeld de kwaliteit ‘industrie’ mag niet worden toegepast in een gebied met de functie ‘wonen’. Om te bepalen welke functie een gebied heeft, dient een gemeente een kaart te maken waarop de functie van een gebied is aangegeven. Een dergelijke kaart heet een bodemfunctieklassenkaart. In 2008 is een
49
bodemfunctieklassenkaart opgesteld voor de gemeente Utrechtse Heuvelrug (zie figuur B2.3). Deze kaart kan worden geraadpleegd via de website van de Milieudienst (www.milieudienstzou.nl).
Figuur B2.3: Bodemfunctieklassenkaart van de gemeente Utrechtse Heuvelrug (Bron: Milieudienst Zuidoost-Utrecht).
Een gemeente heeft ook de mogelijkheid om, binnen bepaalde voorwaarden, af te wijken van de landelijke regels ten aanzien van het toepassen van grond en baggerspecie. Indien een gemeente hier gebruik van wil maken, dient zij een geldende bodemkwaliteitskaart te hebben en dient zij haar gebiedsspecifieke beleid vast te leggen in een Nota bodembeheer. De gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft in 2011 samen met de gemeenten De Bilt, Bunnik, Rhenen, Vianen, Veenendaal, Wijk bij Duurstede en Zeist een regionale bodemkwaliteitskaart opgesteld (zie ook paragraaf 4.1.2 en bijlage 3). De Nota bodembeheer, inclusief de bodemfunctieklassenkaart en de bodemkwaliteitskaart, is opgenomen in bijlage 4 van dit Beleidskader bodem. In tabel B2.3 is een overzicht opgenomen van de gemeentelijke taken in het kader van het Besluit bodemkwaliteit Tabel B2.3 Overzicht taken Besluit bodemkwaliteit Taken Uitvoeren Kwalibo-toets Controleren meldingen (bouwstoffen, grond en baggerspecie) Handhaving Besluit Bodemkwaliteit Opstellen van een Bodemfunctieklassenkaart Optie: maken van een bodemkwaliteitskaart Optie: opstellen van een Nota bodembeheer
Gemeente X X X X X X
50
Provinciale regels Provinciale milieuverordening (PMV) Op 1 maart 1993 is de Wet milieubeheer in werking getreden. De Wet milieubeheer vormt de basis voor provinciale milieuverordeningen, artikel 2.1 van deze wet bevat de verplichting een verordening ter bescherming van het milieu vast te stellen. Elke provincie heeft een provinciale milieuverordening. De Provinciale milieuverordening Utrecht is een verzameling van provinciale regels om het milieu in Utrecht te beschermen. Belangrijke onderdelen van die milieuverordening zijn de paragrafen over inspraak, afvalstoffen, bodemsanering en milieubeschermingsgebieden. De milieubeschermingsgebieden zijn de grondwaterwaterbeschermingsgebieden en de stilte-gebieden. Voor dit beleidskader zijn enkel de grondwaterbeschermingsgebieden van belang. De begrenzing van de grondwaterbeschermingszones is vastgelegd in de Provinciale Milieu Verordening (PMV) van de provincie Utrecht. Binnen deze zones gelden aanvullende regels ter bescherming van het drinkwater. Voor de gemeente Utrechtse Heuvelrug zijn de regels voor waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden en 100-jaarsaandachtsgebieden van toepassing:
De strengste regelgeving is van toepassing binnen het waterwingebied. Hier zijn alleen activiteiten en ontwikkelingen zonder enig risico voor de grondwaterkwaliteit toegestaan. In grondwaterbeschermingsgebieden zijn activiteiten en ontwikkelingen aan regels gebonden. De 100-jaarsaandachtsgebieden zijn ingesteld op plaatsen waar het algemene beschermingsniveau onvoldoende is voor de drinkwaterwinning.
Een overzicht van de ligging van de drinkwaterwinningen en de bijbehorende beschermingszones is weergegeven in figuur B3.4 in bijlage 3. De PMV wordt momenteel herzien. Een planning is niet bekend. 50-jaarszone Om de drinkwatervoorraad te beschermen tegen schade als gevolg van de toepassing van bodemenergie zijn aanvullende regels opgesteld en is een nieuwe beschermingszone ingericht, de 50jaarszone. Initiatiefnemers van Koude-Warmte Opslag (KWO) moeten aantonen dat water van het koude/warmteopslagsysteem er tenminste 50 jaar over doet om winputten voor de drinkwatervoorziening te bereiken Grondwatervisie Utrechtse Heuvelrug De Utrechtse Heuvelrug is een belangrijk infiltratiegebied voor zowel de drinkwaterwinning als de natuur. Het gebied is echter ook kwetsbaar voor verontreiniging. In het Streekplan provincie Utrecht 2005-2015 is gesteld dat op de Utrechtse Heuvelrug in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden die een bedreiging vormen voor de grondwaterkwaliteit. In de Grondwatervisie Utrechtse Heuvelrug (2003) geeft de provincie aan welke functies op welke locaties het minst bezwaarlijk zijn. Als op basis van een integrale afweging toch wordt gekozen hiervan af te wijken, dan moeten initiatiefnemers maatregelen nemen om emissie naar het grondwater te voorkomen.
51
Figuur B2.4: Ligging beschermingszones Grondwatervisie Utrechtse Heuvelrug (Bron: Grondwaterplan 2008-2013 provincie Utrecht).
Bijzondere zorgplicht Naast de regels uit de PMV, de 50-jaarszones en de Grondwatervisie geldt voor alle grondwaterbeschermingszones in Utrechtse Heuvelrug een bijzondere zorgplicht. Deze zorgplicht verbiedt alle activiteiten die mogelijk schade kunnen toebrengen aan het milieubeschermingsgebied.
52
Bijlage 3 Hoe zien de bodem en het bodemgebruik van Utrechtse Heuvelrug eruit? Bodemopbouw De gemeente Utrechtse Heuvelrug bevindt zich op de overgang van de stuwwal Utrechtse Heuvelrug naar het stroomgebied van de Langbroekerwetering. De Utrechtse Heuvelrug is circa 150.000 jaar gelegen tijdens de voorlaatste ijstijd, het Saalien, ontstaan. De bodemopbouw op de stuwwal wordt gekenmerkt door arme zandgronden. Deze zijn in figuur B3.1 aangegeven met roze, oranje en geel.
Figuur B3.1 Bodemkaart Utrechtse Heuvelrug.. (Bron: www.bodemdata.nl van Alterra en Wageningen UR, 2010).
De gebieden die met een bruine kleur zijn aangegeven in figuur B3.1 zijn zogenoemde eerdgronden. De arme zandgrond is hier eeuwenlang bemest geweest met plaggen uit potstallen. Op die manier is de bovenste bodemlaag verrijkt aan humus. Het Langbroekerweteringgebied aan de noordzijde van de stuwwal vormt de overgang tussen de hoger gelegen zandgronden en de lager gelegen rivierkleigronden langs de Kromme Rijn. De lichte tot zware kleigronden zijn in figuur B3.1 aangegeven met groentinten. In de noordoosthoek, nabij de kern Overberg, gaat de stuwwal over naar de Gelderse Vallei. Hier wordt veen aangetroffen. Dit is aangegeven met paars in figuur B3.1. De hoogte van het maaiveld varieert van ca. 2 m + NAP (Langbroeker Wetering) tot ca. 70 m + NAP (Amerongse Berg). Nabij Leersum wordt de Utrechtse Heuvelrug doorsneden door de Darthuizerpoort. Dit dal is ontstaat door de schurende kracht van smeltwater aan het einde van het Saalien. Geohydrologie In het centrale deel van de Utrechtse Heuvelrug bevinden zich tot op grote diepte zandige afzettingen. Het Eerste en Tweede Watervoerende Pakket staan met elkaar in verbinding. Aan de randen van de stuwwal bevindt zich een kleilaag op ongeveer 50 m-NAP die de watervoerende pakketten van elkaar scheidt. De grondwaterstanden binnen gemeente Utrechtse Heuvelrug variëren sterk als gevolg van de grote topografische verschillen. Aan de rand van de stuwwal bevindt het grondwater zich op 1 à 2 m-mv, terwijl op het centrale deel van de stuwwal een grondwaterstand tot maximaal circa 64 m-mv kan worden aangetroffen.
53 Figuur B3.2: Doorsnede ondergrond Utrechtse Heuvelrugsysteem. (Bron: Grondwaterkaart van Nederland (1978) Dienst grondwaterverkenning TNO).
Vanaf de stuwwal stroomt het grondwater onder invloed van het neerslagoverschot naar de lagergelegen gebieden. Een deel van het geïnfiltreerde water kwelt op aan de voet van de Utrechtse Heuvelrug, op de overgang tussen de hoge en lagere zandgronden. Een ander deel volgt een langere weg door de diepe ondergrond, in het eerste of tweede watervoerende pakket, en kan plaatselijk opkwellen in meer westelijk gelegen gebied. In de bebouwde kernen is er over het algemeen sprake van veel wegzijging van water. Alleen de meest zuidelijke delen van enkele kernen liggen op de overgang van infiltratie naar kwelgebied. Geografische beschrijving en gebruik van de bodem De gemeente Utrechtse Heuvelrug is ontstaan op 1 januari 2006 na een herindeling van de zeven dorpen Amerongen, Doorn, Driebergen-Rijsenburg, Leersum, Maarn, Maarsbergen en Overberg. Naast deze officiële kernen bevinden zich in de gemeente de volgende buurtschappen en andere woonplaatsen: Boswijk, Breedeveen, Beerschoten, Darthuizen, Driebergen, Dwarsweg, De Groep, De Haar, Haagje, Haspel, Palmstad, Rijsenburg, Sterkenburg en Valkenheide. De gemeente Utrechtse Heuvelrug is 13.410 hectare groot en telt op 1 januari 2010 48.801 inwoners. De meeste bewoning bevindt zich op de zuidflank van de Heuvelrug. Op 1 januari 2009 telt de gemeente 3.445 bedrijven en instellingen (bron: www.statline.CBS.nl). De beboste Heuvelrug heeft voornamelijk een recreatieve bestemming en een bestemming voor natuur. De noord- en zuidflanken van de Heuvelrug worden gekenmerkt door voornamelijk agrarische activiteiten. In tabel B3.1 is een overzicht gegeven van de verdeling van de oppervlakte van de gemeente naar het grondgebruik. Tabel B3.1 Verdeling oppervlakte binnen de gemeente Utrechtse Heuvelrug in 2006 (bron: www.statline.CBS.nl) Verdeling oppervlakte Percentage Bos en natuur 43,0 % Agrarisch gebruik 37,0 % Bebouwd (woningen, bedrijven, voorzieningen) 9,1 % Recreatie (sportterreinen, volkstuinen etc.) 4,3 % Verkeer (spoor en wegen) 2,6 % Water 1,4 %
Bodemkwaliteitskaart In 2011 is op basis van gegevens uit het Bodem Informatie Systeem en uit extra verzamelde data een nieuwe bodemkwaliteitskaart opgesteld conform de Richtlijn Bodemkwaliteitskaarten. De Bodemkwaliteitskaart is een verzameling kaarten, waarvan de ontgravingskaart een uitspraak doet over de kwaliteit van vrijkomende grond. De toepassingskaart stelt eisen aan de kwaliteit van de op te brengen grond. In figuur B3.3 is de ontgravingskaart voor de situatie van de bovengrond weergegeven. Alle kaarten zijn opgenomen in de Nota bodembeheer.
54
De bovengrond van de woonkernen hebben de ontgravingskwaliteit ‘wonen’. De bovengrond van het buitengebied heeft de ontgravingskwaliteit ‘landbouw/natuur’. De ondergrond binnen de gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft de ontgravingskwaliteit ‘landbouw/natuur’.
Figuur B3.3: Ontgravingskaart bovengrond (bron: Milieudienst Zuidoost- Utrecht
Puntbronnen Binnen de gemeente Utrechtse Heuvelrug zijn diverse verontreinigingen aanwezig als gevolg van puntbronnen. Met een puntbron wordt bedoeld dat de verontreiniging, in tegenstelling tot een diffuse verontreiniging, op een bepaalde bronlocatie is ontstaan. Puntbronnen kunnen door verspreiding echter wel in elkaar overlopen. Een overzicht van bekende puntbronnen is te vinden op het Geoloket van de Milieudienst (www.milieudienstzou.nl). De verontreinigingen zijn veroorzaakt door diverse menselijke activiteiten en variëren van niet-ernstige bodemverontreiniging tot verontreinigingen die met spoed moeten worden gesaneerd vanwege risico’s voor de volksgezondheid, ecologie of verspreiding. Deze zogenaamde spoedlocaties worden momenteel met voorrang onderzocht. De spoedlocaties moeten uiterlijk vóór 2015 zijn gesaneerd of beheerst. Op het moment van het opstellen van het Beleidskader bodem is van drie verontreinigingslocaties door de provincie vastgesteld dat inderdaad sprake is van een spoedlocatie. Drie verontreinigingslocaties moeten nog nader onderzocht worden om dit te kunnen vaststellen. Een overzicht met de betreffende verontreinigingslocaties is weergegeven in tabel B3.2. Tabel B3.2 Overzicht (potentiële) spoedlocaties d.d. oktober 2011 UT-code Adreslocatie Woonplaats Vastgestelde spoedlocaties: UT031500053 Acacialaan, Oude Woudenbergseweg, Doorn Dorpsstraat UT031600012 Bornia schietbaan Driebergen-Rijsenburg UT033200004 Woudenbergseweg 68 Maarsbergen
Vervolgactie Uitvoeren nader onderzoek Opstellen saneringsplan Starten sanering
55
Potentiële spoedlocaties: UT030600019 Industrieweg Noord 1 UT030600029 Koningin Wilhelminaweg 111 UT031500012 Mariniersweg 7
Amerongen Amerongen Doorn
Uitvoeren nader onderzoek Uitvoeren nader onderzoek Uitvoeren nader onderzoek
Beschermingsgebieden In de gemeente Utrechtse Heuvelrug is sprake van een aantal beschermingsgebieden. Het betreft: • grondwaterbeschermingsgebieden Driebergen, Doorn en Leersum. • aardkundige waarden (Landgoed Bornia. Leersumse Veld, Darthuizen, Darthuizer Poort, Anderstein, Egelmeer, Amerongsche Bovenpolder en Utrechtse Heuvelrug); • gebieden met archeologische verwachtingswaarden en vindplaatsen; • ecologische hoofdstructuur (EHS). Waterwinning voor drinkwaterbereiding Er bevinden zich drie waterwinningen voor de bereiding van drinkwater binnen de gemeente Utrechtse Heuvelrug: Doorn, Driebergen en Leersum. In figuur B3.4 is de ligging van de winningen en de bijbehorende beschermingsgebieden weergegeven. De drinkwatervoorziening in de gemeente Utrechtse Heuvelrug wordt verzorgd door Vitens. Naast de onttrekkingen voor de openbare drinkwatervoorziening wordt door RCN Het Grote Bos Doorn ook grondwater onttrokken voor bedrijfsmatige consumptieve doeleinden. Voor dergelijke winningen zijn geen beschermingszones ingesteld. De ligging van de onttrekking RCN Het Grote Bos Doorn is aangegeven in figuur B3.4.
Figuur B3.4: Ligging beschermingszones drinkwaterwinningen Driebergen, Doorn en Leersum en onttrekking RCN Het Grote Bos. (Bron: website provincie Utrecht).
Gebieden met archeologische waarden en
verwachtingswaarden De gemeente heeft een archeologische verwachtingen- en beleidsadvieskaart laten opstellen (zie ook paragraaf 7.5 en figuur 7.2). De kaart is te raadplegen op de gemeentelijke website www.heuvelrug.nl. De kaart is gebaseerd op een bureaustudie waarin een inventarisatie is gemaakt van informatie over archeologische vondsten en vindplaatsen in relatie tot de ondergrond. Op basis hiervan zijn voor verschillende archeologische perioden (Prehistorie - Romeinse tijd en Middeleeuwen – Nieuwe tijd) verwachtingskaarten gemaakt. Deze kaarten dienen als onderlegger voor de beleidsadvieskaart die als een optelsom van alle (verwachtings)waarden kan worden beschouwd. Op deze kaart staan de bekende archeologische monumenten en de zones waarvoor bepaalde verwachtingswaarden zijn bepaald. Deze zones zijn ingedeeld van een lage verwachtingswaarde (grijs), naar middelhoog (roze en lichtpaars) en hoog (donkerpaars). Aan de verwachtingswaarden worden doelstellingen en
56
voorwaarden voor behoud gegeven. Indien niet aan deze voorwaarden kan worden voldaan, wordt een vervolgscenario gegeven. Ecologische hoofdstructuur De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) vormt een netwerk van natuurgebieden die met elkaar in verbinding staan door middel van Ecologische Verbindingszones (EVZ). De provincie Utrecht heeft de EHS als onderdeel van de groene contour vastgesteld in het Streekplan 2005-2015. In het streekplan zijn alle ruimtelijke mogelijkheden en beperkingen die samenhangen met de EHS geregeld. Binnen de gemeente Utrechtse Heuvelrug zijn meerdere gebieden aangewezen met de functie ‘bestaande natuur’. Deze gebieden zijn in groentinten aangegeven in de overzichtskaart van figuur B3.5. In het Natuurbeheerplan provincie Utrecht 2009 zijn daarnaast ook geplande natuurgebieden aangegeven. Deze zijn in figuur B3.5 in het geel aangegeven.
Figuur B3.5: Overzicht bestaande en geplande natuur in de gemeente Utrechtse Heuvelrug (Bron: website provincie Utrecht).
57