n
y
V ,
f
a l o
/ w
r r a v h an buiten
leerhje i l u
.
d
d i
doorlopend x a v r h 0Doorlopende e q r r leerlijn voor natuur-
y
en milieueducatie (NME) h i l u en buitenschools leren in het basisonderwijs
t x ` Een handreiking voor leerkrachten 1 o q 2 w u h i l o , f / g l 9 z t x ` 9
z
0 e q r r
Kinderen willen ervaringen opdoen met organismen, materialen, voorwerpen en verschijnselen. Natuuronderwijs wordt zo ingericht dat kinderen de ruimte krijgen ontdekkend bezig te zijn. Door eigen onderzoek proberen ze antwoorden te vinden op door henzelf geformuleerde vragen. Vanuit de betrokkenheid met de dingen om hen heen groeit het inzicht in de samenhangen in de natuurlijke omgeving. Natuuronderwijs legt zo de basis voor een onderzoekende houding en een besef van zorg en verantwoordelijkheid voor de medemens en de omgeving. Bij natuuronderwijs speelt buitenwerk een belangrijke rol. En er wordt naar evenwicht gezocht tussen de systematiek van het programma en datgene wat kinderen spontaan bezighoudt.
n ij z n e e j k a l s n e e n We hadde . f ie l g r e s a w ij H . naam was Harry Fiona uit Gorredijk
Voorwoord
D
e meeste basisscholen besteden regelmatig tijd aan onderwijs over de natuur en het milieu. Een kleiner aantal gaat daarbij regelmatig naar buiten om de kinderen te laten ervaren hoe de natuur in elkaar zit, hoe je kan zien dat er zure regen is of welk voedsel bodemdiertjes eten. Zoals in de kerndoelen voor natuur- en milieueducatie (NME) is opgenomen, gaat het hier om de confrontatie met de levende en niet-levende natuur. Bij het milieuonderwijs wordt geprobeerd de zorg van kinderen voor hun omgeving te stimuleren.
De veelheid van leerdoelen die in het basisonderwijs aan de orde moeten komen, leidt er in de praktijk wel eens toe, dat de aandacht voor natuur- en milieueducatie een incidentele prioriteit krijgt. En dat is jammer. Een systematisch kader, bij voorbeeld in de vorm van een doorlopende leerlijn, kan een hulpmiddel zijn om dit te voorkomen. De stichting Veldwerk Nederland heeft het initiatief genomen om een doorlopende leerlijn te ontwerpen voor natuur- en milieueducatie. Als je eenmaal hebt gezien met hoeveel aandacht, plezier en enthousiasme
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
3
Door in alle leerjaren maandelijks regelmatig tijd in te ruimen voor natuur- en milieueducatie en met de kinderen ‘op onderzoek’ uit te gaan, kan ook op een vanzelfsprekende wijze worden gewerkt aan verschillende vaardigheden, zoals zelfstandig werken, reflecteren en je ervaringen uitwisselen of presenteren. Dit boekje biedt scholen en leerkrachten hiertoe een handreiking.
INHOUDSOP GAVE
Voorwoord
3
1.
Inleiding
6
2.
Veldwerkmateriaal en opdrachten
9
3.
Didactiek: “The way of teaching”
21
4.
Thema’s en onderwerpen
29
5.
Leerdoelen voor leerlingen
33
6.
Verantwoording: Waarom NME?
39
Bijlagen
4
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
1 Beschrijving lesmateriaal voor veldwerk 2 Kerndoelen natuuronderwijs 3 Kerndoelen milieu 4 Leergebiedoverstijgende kerndoelen
42 47 50 52
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
Inhoudsopgave
kinderen zelf de natuur willen ontdekken, hun leerervaringen op een rij kunnen zetten en aan elkaar presenteren, zou je willen dat ieder kind hiertoe in de gelegenheid wordt gesteld. Juist kinderen die -om welke reden dan ook- moeite hebben met leren, met onze taal of met rekenen, zie je bijvoorbeeld helemaal opleven als zij vol trots als eerste een pissebed over hun hand durven laten lopen!
5
1.inleiding
6
HET OPZETTEN VAN EEN DOORLOPENDE LEERLIJN VOOR NME
De meeste leerlingen vinden natuur- em milieueducatie (NME) leuk. Dikwijls gaat het om losse activiteiten, die aansluiten op de kerndoelen voor het basisonderwijs. De vraag die wij ons stelden is: kunnen we al die losse activiteiten in één kader zetten? Waarschijnlijk hebt u ook behoefte aan een passende structuur voor NME, die een kader biedt voor alle losse projecten en lessen over deze onderwerpen en voor de didactische aanpak van het ervaringsleren in alle leerjaren. Bij de opbouw van deze handreiking voor leerkrachten hebben wij bewust gekozen voor een parallel met het kiezen van een lesmethode. Onze ervaring is dat daarbij meestal de volgende stappen worden gezet: • Bekijken van de methode (opdrachten en lesmaterialen) met als vraag: wat kan ik er mee met mijn leerlingen en spreekt het me aan? • Vervolgens komt de vraag: hoe kan ik die lessen gaan uitvoeren? • Daarna: wat heb ik daarvoor nodig en is dat haalbaar? • Als de methode en het lesmateriaal aanspreekt, hanteerbaar is en nuttig lijkt, komt de vraag welke plaats je het wilt (of moet) gaan geven in het programma. • Tot slot komt de verantwoording naar de leiding en het beleid: om een aantal redenen past het goed in de visie van de school, de prioriteiten en de kerndoelen.
duidelijk wordt wat voor soort opdrachten in het lesmateriaal staan, wat je als leerkracht zou moeten doen en wat daarvoor aan les- en onderzoeksmateriaal nodig en beschikbaar is. Met dit ‘gereedschap’ kan de leerkracht een goede invulling geven aan natuur- en milieueducatie. In HOOFDSTUK 3 komt de vraag naar de toepassing en het hanteren van het gereedschap aan de orde: waar gaat het om bij de didactiek van de educatie en hoe doe je dat? Zoals bekend, staat hierbij het ‘ontdekkend leren’ (ervaringsleren) centraal. Indien de beschrijvingen van het veldwerkmateriaal, de soorten opdrachten en de didactiek u aanspreken, kunt u ervoor kiezen om u te profileren als ‘groene school’. U geeft het NME-onderwijs dan vorm via de geschetste doorlopende leerlijn door per leerjaar tenminste 40 uur te reserveren voor NME- activiteiten. U kunt per bouw met elkaar samenhangende onderwerpen aan de orde stellen en via de didactiek van de educatie door de leerlingen laten onderzoeken. Wij stellen u daarbij voor elke maand per klas eenmaal een ochtend of middag ‘op veldwerk’ te gaan in de directe omgeving van de school: het schoolplein, een groenstrook of een parkje in de buurt, enzovoort. werkt de onderwerpen van de doorlopende leerlijn verder uit en verwijst naar beschrijvingen van lesmateriaal van de stichting Veldwerk Nederland. Deze katernen en lespakketten met veldwerkopdrachten ondersteunen u bij het opzetten van de doorlopende leerlijn voor een ‘groene school’.
HOOFDSTUK 4
Deze intuïtieve en inductieve volgorde hebben we ook in hoofdlijn aangehouden bij de opzet van dit boekje. We starten in HOOFDSTUK 2 met een voorbeeldles, waarin
HOOFDSTUK 5
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
stelt u in staat het gewenste resultaat te defini-
7
Natuur- en milieueducatie
Voor deze les heeft u
is leuk en uitdagend en
-naast de twee genoemde
verschillende onderwijsvernieuwingen. Een ‘groene school’ maakt gebruik van de ‘krachtige leeromgeving’ rondom de school, waarbij leerlingen actief ontdekken en zelfstandig leren van hun ervaringen.
eren: aan welke leerdoelen wenst u dat uw natuur- en milieueducatie voldoet? Als ‘groene school’ wilt u uiteraard aan de genoemde kerndoelen voor natuur- en milieueducatie voldoen. De gekozen didactiek zorgt voor meer diepgang in de lesstof, waardoor de leerdoelen meer gericht zijn op het opdoen van ervaringen, het toepassen van kennis en het ontwikkelen van een attitude. Aldus kunt u een lessenplan per leerjaar (of bouw) samenstellen en nagaan of de gekozen leerstof voldoende adequaat is om de gekozen doelen te realiseren. In HOOFDSTUK 6 vindt u de verantwoording: waarom NME? Hier zetten we de specifieke kenmerken nog eens op een rijtje, zodat u eenvoudiger kunt nagaan of dit in uw pedagogisch-didactische visie past. De BIJLAGEN geven u meer achtergrondinformatie over beschikbare lesmaterialen, de kerndoelen voor natuur- en milieu onderwijs en de leergebied overstijgende kerndoelen. Veldwerk Nederland zal graag met u in contact komen om met u mee te denken over de vormgeving die u voor uw school haalbaar acht. Een telefoontje (of e-mailtje) naar ons kantoor in Apeldoorn is daartoe voldoende. Apeldoorn, oktober 2001 Hans Smit, Veldwerk Nederland
8
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
werkbladen- nog de volgende onderzoeks-materialen nodig (per leerling): een lepel, een potje, een loep en een zoekkaart. Dit en ander
VOORBEELDLES
We beginnen dit hoofdstuk met een voorbeeldles om te laten zien welk soort opdrachten in de doorlopende leerlijn centraal staan, hoe de les wordt uitgevoerd en welke soort materialen daarvoor nodig zijn.Voor uitgebreide informatie over het beschikbare lesmateriaal verwijzen we naar de leermiddelencatalogus.
materiaal, zoals een schepje, een insectenzuiger en onderzoeksdoosjes vindt u in de leskist Bodemdieren.
LESVERLOOP ( totaal 1,5 uur)
Start een gesprek over kleine beestjes (ca. 15 min.). Wat weten de leerlingen er al over? Vinden ze die beestjes misschien eng of zijn ze er wellicht bang voor? Vertel de leerlingen dat ze buiten beestjes gaan verzamelen. Waar kun je ze vinden? Hoe kun je ze vangen met een lepel en in een potje stoppen? Iedere leerling probeert drie verschillende beestjes te vangen. Bepaal of ze dit alleen of in tweetallen gaan doen. Deel de lepels en de potjes uit. Vervolgens gaan de leerlingen buiten (op het schoolplein) aan de slag met het vangen van de beestjes. Ze onthouden de plek waar ze ze hebben gevonden. Na 20 minuten nemen de leerlingen hun vangst mee naar de klas. Deel de zoekkaarten, de loepen en werkblad 1 uit. Op dit werkblad staan vragen over het uiterlijk en de vindplaats van de beestjes. Laat deze vragen beantwoorden. Deel daarna werkblad 2 uit en bespreek de bedoeling. Maak groepjes van vier. Laat de leerlingen samenwerken. De leerlingen proberen alle beestjes die ze gevonden hebben bij de juiste naam op het werkblad in te vullen. Wanneer de leerlingen klaar zijn met de werkbladen brengen ze hun beestjes terug naar buiten. De diertjes hoeven niet op precies dezelfde plek teruggezet te worden, maar wel op een vergelijkbare plaats.
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
2.veldwerkmateriaal en opdrachten
sluit eveneens aan bij
9
Sluit de les af met een kringgesprek (15 min). Laat de leerlingen vertellen over de dingen die ze hebben ontdekt. Bespreek eventueel werkblad 2 klassikaal. U kunt de les ook afsluiten met een raadspelletje over kleine beestjes (of andere dieren). Een leerling neemt een beestje in zijn hoofd. De anderen proberen door vragen te stellen er achter te komen welk beestje het is (alleen met ja en nee antwoorden). Heeft het vleugels? Heeft het vier poten? Is het behaard? VAN SCHEPNET TOT INSECTENZUIGER
Voor natuur- en milieueducatie zijn allerlei gereedschappen aanwezig, die het onderzoeken in de natuur tot een bijzondere ervaring maken. Hieronder een beschrijving van de veldwerkmaterialen uit verschillende leskisten.
h Een schepje om wat grond en afgevallen bladeren in de onderzoeksbak te doen.
o Een insectenzuiger om vliegensvlugge kevers en spinnetjes mee te vangen
loep om al die kleine kriebeldiertjes eens van dichtbij p Een te bekijken.
i
. k ij l r e e h r ie h t ik u r t e h n e s a r g t e h in n e t it z We Johan en Vera uit Serooskerke
Onderzoeksdoosjes die als tijdelijk huisje dienen voor pissebedden, wormen of slakken, zodat leerlingen de gevonden diertjes op hun gemak van alle kanten kunnen bewonderen. Weet u bijvoorbeeld hoeveel pootjes een pissebed heeft?
r En
natuurlijk een naamzoekkaart voor bodemdiertjes, zodat al die wezentjes een echte naam krijgen.
(Uit: LESKIST BODEMDIEREN )
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
11
Zoals de naam al zegt vindt veldwerk plaats ‘in het WATERONDERZOEK
HUMUS ONDERZOEKEN
Een schepnet om waterdiertjes mee te vangen.
Een mortier met stamper om humus fijn te stampen.
veld’: dat kan het schoolplein zijn, een parkje, een groenstrook, et cetera.
Een emmer als ‘mini-vijver’ om water met daarin de gevangen visjes, mosselen, waterslakken en andere kleine waterdiertjes even te bewaren. In de onderzoeksbak kun je gemakkelijk de bewegingen van insecten en hun larven onderzoeken. Weet u hoe een schaatsenrijder over het water loopt? In een glazen pot kun je onderwaterzwemmers goed bespieden en met de opzetloep kun je de buik van een ruggenzwemmer bewonderen. Hoeveel voedingsstoffen er in het water zitten, kun je eenvoudig onderzoeken met de fosfaatproef en de ammoniumproef. Met pH-papier kun je snel bepalen of het water zuur is en met een koffiefilter kun je zien wat er allemaal in het water zweeft. Als je wilt weten hoe helder het water is, dan gebruik je de secchi-schijf. Al deze proefjes zijn pas echt leuk als je twee verschillende watertjes kunt vergelijken. Met de naamzoeklijsten voor waterdiertjes en waterplanten kun je dan bepalen of een andere waterkwaliteit ook betekent, dat er dan ook andere planten en dieren voorkomen.
Een elektronische weegschaal om heel precies de juiste hoeveelheid humus af te wegen. Lucifers om de brander aan te steken, maar dat mag pas nadat de veiligheidsbrillen zijn opgezet. Nu wordt het echt spannend! Als het pannetje op het brandergaasje boven het vuur staat, verdampt het water. Het droge materiaal wordt in een gloeischaaltje gedaan en met de kroesetang boven hoog vuur gehouden. Met de speciale roerstaaf wordt af en toe door de fijngestampte humus geroerd. Dat u de verbranding van al het dierlijke en plantaardige materiaal niet alleen kunt zien, maar ook kunt ruiken ontdekt u, als u de opdrachten van de geplastificeerde instructiekaart uit de LESKIST HUMUS uitvoert.
Bij veldwerk gaan de leerlingen onder begeleiding van de leerkracht naar buiten om aan de hand van opdrachten (natuurlijk) materiaal te verzamelen en ‘onderzoek’ te doen.
Dit zijn slechts drie voorbeelden. Daarnaast beschikt Veldwerk Nederland ook over een MUIZENKIST , een LESKIST LEVEND GANZEBORD en een LESKIST LEREN VAN BUITEN (een basismaterialenset). Elke leskist biedt vele mogelijkheden voor veldwerk met een klas. Ook bij andere lessen. Een uitgebreide beschrijving van alle leskisten, zoekkaarten en ander veldwerkmateriaal vindt u in de leermiddelencatalogus. BESCHRIJVING VELDWERKOPDRACHTEN
(Deze onderzoeksmaterialen zitten samen met een lesbrief en instructievellen voor de proeven in de
12
LESKIST WATERKWALITEITSONDERZOEK .)
Als voorbeeld beschrijven wij hierna enkele veldwerkopdrachten die uitgevoerd kunnen worden met eenvoudige materialen die vaak op school al voorhanden zijn. Deze materialen zijn per onderwerp bijeengebracht in leskisten, die onder meer bij Veldwerk Nederland verkrijgbaar zijn.
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
13
Bovenbouw Natuurlijk klassenwerk ‘Eten en gegeten worden’ OMGEVING
geriefhoutbosjes, bos of park LESTIJD
3 tot 4 uur MATERIAAL PER LEERLING
werkblad, onderlegplaat, elastiekje en potlood MATERIAAL PER GROEPJE
vogelgids, verrekijker, naamzoeklijst diersporen en sporengids
14
Bij elk voorbeeld wordt de bron vermeld waarin u de les kunt vinden. Vervolgens wordt de omgeving waarin de les plaatsvindt omschreven, de benodigde lestijd en het benodigde materiaal. Verder vindt u een omschrijving van de leerlingactiviteiten, afgewisseld met voorbeelden van vragen en opdrachten uit de leerlingwerkbladen. De lesbrieven geven u onder andere tips, ideeën, toelichtingen en procedures voor de lesopzet en uitwerking.
Bovenbouw
HERFSTWANDELING
ETEN EN GEGETEN WORDEN
Natuurlijk Buitenwerk, ‘Herfstwandeling’
LEERLINGACTIVITEITEN: Een zonnige herfstdag heeft zoveel
LEERLINGACTIVITEITEN: Dit onderwerp wordt in drie delen
behandeld. Het begint met een inleidende les in de klas, waarin lastige begrippen zoals voedsel van dieren, voedselketens, voedselpiramides, een levensgemeenschap, diersporen en natuurlijk evenwicht dankzij de vele voorbeelden voor de leerlingen gaan leven. Vervolgens gaan ze deze begrippen buiten onderzoeken. Hier sluiten de ervaringen van de kinderen bijna spelenderwijs aan bij verschillende kerndoelen. Voordat leerlingen naar sporen gaan zoeken, moeten ze eerst kijken en luisteren. Zoek een rustig plekje en kijk eens rond naar dieren die je zó kunt zien. Luister goed en maak geen lawaai, want dan jaag je ze weg. Een verrekijker maakt deze opdracht nog interessanter, omdat er dan meer kans is op het ontdekken van vogels. Vaak leven er veel meer dieren dan je kunt zien of horen. Gelukkig is er wel achter te komen welke er nog meer leven. Dat kan door naar hun sporen te zoeken, zoals holletjes, keutels en aangevreten blaadjes. Het is altijd spannend om uit te zoeken van welke dieren sporen afkomstig zijn. Sommige sporen, zoals veren of (droge) konijnenkeutels kunnen meegenomen worden naar de klas; andere, zoals holen en nesten, worden genoteerd of getekend.
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
Vervolgens maken de leerlingen een eigen voedselpiramide van het onderzoeksgebied met behulp van de gevonden dieren en hun sporen en eventueel met behulp van naslagwerken. Een tentoonstelling of gipsafdrukken maken van de gevonden sporen zijn slechts twee leuke voorbeelden van de volledig uitgewerkte suggesties voor een lesafsluiting.
OMGEVING
directe schoolomgeving LESTIJD
1 tot 2 uur MATERIAAL PER LEERLING
werkblad, onderlegplaat, elastiekje en potlood
sfeer en biedt zo’n scala aan boeiende natuurverschijnselen, dat een wandeling op zo’n dag niet mag ontbreken. Laat de leerlingen oog krijgen voor de natuurverschijnselen in de schoolomgeving. Zo zullen ze opmerken dat afgevallen herfstbladeren die op straat liggen, vaak opgeruimd worden. En hoe zit dat met bladeren die tussen de struiken liggen? Wat vind jij daarvan? Leerlingen ontdekken ook dat er in de herfst vele soorten paddestoelen voorkomen. Waarop groeien deze paddestoelen? Ruik er eens aan. Wat vind je ervan? Op mooie dagen kan er veel vogeltrek zijn. Kijk daarom ook eens naar overvliegende vogels. Veel planten vormen in de herfst zaden. Ook in uw schoolomgeving zullen leerlingen planten ontdekken, waar ze normaal dagelijks langslopen zonder ze te zien. Zoek ook naar planten met zaden. Probeer te ontdekken hoe ze hun zaden verspreiden. Welke manieren ontdek je?
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
15
Middenbouw Natuurlijk Buitenwerk, ‘Madeliefjes’ OMGEVING
gras dat regelmatig gemaaid wordt LESTIJD
ca. 2 uur MATERIAAL PER LEERLING
werkblad, onderlegplaat, elastiekje en potlood
MADELIEFJES LEERLINGACTIVITEITEN: Eerst worden de blaadjes aan de
hand van het werkblad uitvoerig bekeken en zelfstandig onderzocht. Voel eens aan de blaadjes. Wat valt je op? Proef eens een blaadje. Wat vind je ervan? Vervolgens worden de steeltjes en samengestelde bloemen onderzocht. De leerlingen ontdekken dat één madeliefje bestaat uit een heleboel bloempjes dicht bij elkaar. Het is leuk om de piepkleine afzondelijke bloempjes met een loep te bekijken. Ook de bloemen zijn eetbaar. Ze kunnen door de sla worden gemengd. Leuk om te proberen, want ze zijn nog gezond ook! Het maken van een ketting van madeliefjes is een leuke afsluiting, die stap voor stap in de handleiding beschreven staat.
Onderbouw De Natuur Buiten, ‘Vruchten’ OMGEVING
een plek waar veel verschillende vruchten groeien, bv. een park. Deze les kan eventueel in de klas uitgevoerd worden door de leerlingen verschillende vruchten mee te laten brengen. LESTIJD
ca. 2 uur MATERIAAL PER LEERLING
werkblad, onderlegplaat,
Middenbouw Natuurlijk Buitenwerk, ‘Glibberige wormen’ OMGEVING
vrijwel elke grond die niet te hard en droog is, b.v. plantsoen, schooltuin LESTIJD
ca. 2 uur MATERIAAL PER LEERLING
werkblad, onderlegplaat, elastiekje en potlood MATERIAAL PER GROEPJE GLAZEN (JAM)POT EN EEN SPADE
GLIBBERIGE WORMEN LEERLINGACTIVITEITEN: Wormen vangen is niet moeilijk. De grond zit er vol mee en het werkblad begint met een vangtechniek. Eén dikke worm wordt in een pot gedaan. Wat doen de andere wormen nu? De gevangen worm wordt uitgebreid onderzocht, waarbij het ervaren met verschillende zintuigen centraal staat: Wat is de voorkant van de worm? Hoe ziet de achterkant eruit? Wat hoor je als de worm over papier heen kruipt? Zoek de oren, ogen en neus van de worm. Hoe voelt het als de worm over je hand kruipt? Vouw je handen om de worm heen, wat doet het diertje? Voel je haartjes? Leg een wormenhoopje op je hand, ruik er eens aan, wat vind je ervan? In de klas kunt u het mengen van de grond en naar beneden trekken van bladeren goed laten zien door een wormarium in te richten. In de handleiding staan allerlei leuke tips voor zo’n glazen wormenhuis.
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
elastiekje,
VRUCHTEN
De les begint met een kringgesprek aan de hand van een fruitschaal met vruchten en zaden. De leerlingen zullen de meesten wel kennen. Welke vind je lekker? Welke niet? Wat zit er in een vrucht? De leerlingen denken na over hoe de zaden zich verspreiden. Buiten zoeken de leerlingen naar verschillende vruchten. Zoek een gladde vrucht, een ruwe, een licht, een zachte en een harde vrucht. Maak de zachte vrucht open. Hoe ruikt de vrucht van binnen? Daarnaast doen leerlingen leuke proefjes met vruchten met vleugeltjes en ze zoeken op welke van de gevonden vruchten eetbaar zijn. De eetbare vruchten worden in de klas schoongemaakt en geproefd. Van zachte vruchten kan heel eenvoudig jam of moes gemaakt worden, met behulp van geleisuiker, water en een kooktoestel. Proeven van zelfgemaakte jam, geserveerd op beschuit, vinden leerlingen een geweldige afsluiting.
LEERLINGACTIVITEITEN:
potlood en een emmertje per groepje MATERIAAL VOOR DE HELE KLAS
fruitschaal met verschillende zaden en vruchten, geleisuiker en kooktoestel
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
17
Onderbouw De Natuur Buiten, ‘Strooisel’ OMGEVING
een plek waar strooisel te vinden is. bv. bos of park LESTIJD
ca. 1,5 uur MATERIAAL PER LEERLING
werkblad, onderlegplaat, elastiekje, potlood en potje met deksel MATERIAAL PER GROEPJE
schepje, emmer, 2 loepjes, 5 bakjes
STROOISEL
In een kringgesprek bespreken de kinderen wat ze allemaal op de bodem zouden kunnen vinden; blaadjes, takjes, eikels, keutels, beestjes, snoeppapiertjes, etc. In groepjes gaan de leerlingen buiten aan het werk. Op de onderzoeksplek worden vijf bakken neergezet, waar de leerlingen het gevonden stroosel in kunnen sorteren (bladeren, takjes, vruchten, afval van mensen en overig strooisel). Ze gebruiken daarbij verschillende zintuigen: Hoe ruikt het strooisel: lekker, vies, naar paddestoelen, naar herfst, naar bos, naar grond? Hoe voelt het aan: koud, warm, nat, droog, vies, lekker, zacht, hard? De gevangen beestjes worden met de loupe bekeken en daarna weer vrijgelaten. In de klas maken de kinderen een werkstuk van het gevonden LEERLINGACTIVITEITEN:
materiaal. Denk bijvoorbeeld aan een poppetje of beestje van bladeren, takjes, schubben van denneappels, etc. CONCLUSIE
. g a a l l e is o o r t s e d in n e Veel genoten, gegrav Meesterlijk!
A. Crooy uit Hilversum (juf)
Voor elke bouw en elk seizoen is er geschikt lesmateriaal: lesbrieven en opdrachten. De leskist maakt het gereedschap voor een onderzoek compleet. De meeste scholen hebben op het schoolplein of in de directe omgeving wel een paar struiken, planten, bomen of wat groen. Door leerlingen in groepjes van vier te laten werken houdt u het overzicht. Een terreintje met een hek eromheen is natuurlijk het meest geschikt, maar een rustig stukje groen of een parkje kan ook heel goed. Door leerlingen enkele gerichte opdrachten en goede instructies te geven kunnen ze al veel zelfstandig onderzoeken. Zeker in het begin is een half uurtje buiten al genoeg om wat materiaal te verzamelen. Dit materiaal kan dan in de klas nader bestudeerd worden. Naar mate de docent en de leerlingen wat
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
19
De essentie van natuur (en milieu) onderwijs zit naar onze mening niet zo zeer in alle kennis die leerlingen zich zullen eigen maken, maar veel meer in de wijze waarop zij hun natuurlijke omgeving DE GOUDEN TIPS VOOR VELDWERK
1 2
Overtuig u ervan dat u zonder problemen gebruik kunt maken van de plek. Vraag indien nodig toestemming aan de eigenaar van het terrein. Een goede voorbereiding is het halve werk: controleer vooraf op de gekozen locatie of de opdrachten op die plaats en in dat seizoen mogelijk zijn.
gaan (leren) onderzoeken, ontdekken, beleven en begrijpen. Dit is ook in overeenstemming met de kerndoelen (1998):
3
Zorg voor concrete opdrachten die leerlingen in kleine groepjes (zonder begeleiding) uit kunnen voeren. Behandel niet te veel onderwerpen in één keer.
4
Controleer of alle benodigde materialen op school aanwezig zijn of reserveer ze tijdig bij een NME-centrum in uw buurt.
5
Loop zelf enthousiast rond en stimuleer de leerlingen om met alle zintuigen waar te nemen.
6
Leerlingen moeten leren hun eigen waarnemingen te vertrouwen. De eerste keer moeten zij vinden wat ze verwachten te zullen vinden.
7
Denk altijd aan de veiligheid: extra begeleiding kan soms nodig zijn voor onder weg, denk daarbij aan druk verkeer of water.
8
Geef altijd duidelijk de grenzen van het onderzoeksterrein aan, zodat u altijd zicht kunt houden op de groep. Denk ook eens aan een circuitmodel.
9
Bespreek vooraf de veldregels, bijvoorbeeld wel of niet plukken van bloemen, niet doden van kleine diertjes, waar alle materialen weer inleveren, etc.
10
Indien extra begeleiding gewenst is, moeten deze vooraf op de hoogte zijn van de opdrachten en van wat er van hen verwacht wordt (o.a stimuleren van leerlingen).
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
Didactiek is de wijze waarop de leerstof aan de orde komt en het leerproces wordt ingericht. Natuur- en milieueducatie is vooral zinvol als het structureel wordt gegeven en niet afhankelijk is van initiatieven van individuele docenten. Wij hebben gemerkt dat veel scholen behoefte hebben aan een passende structuur voor NME, die een kader biedt voor alle losse projecten en lessen over deze onderwerpen. In een doorlopende leerlijn worden niet alleen de onderwerpen, maar ook de gehanteerde didactiek in de verschillende leerjaren op elkaar afgestemd. Bij natuuronderwijs (en milieueducatie) gaat het om de confrontatie met de levende en niet levende natuur. Dat betekent dat de leerlingen ervaringen opdoen met organismen, materialen, voorwerpen en verschijnselen. Natuuronderwijs wordt zo ingericht dat leerlingen de ruimte krijgen om ontdekkend bezig te zijn; door eigen onderzoek proberen ze antwoord te vinden op door henzelf geformuleerde vragen. Vanuit de betrokkenheid met de dingen om hen heen groeit het inzicht in de samenhang in de werkelijkheid. De inhoud van natuuronderwijs wordt bepaald door de werkelijkheid en door de samenhang die mensen daarin ontdekt hebben. Natuuronderwijs legt zo de basis voor een onderzoekende houding en een besef van zorg en verantwoordelijkheid voor de medemens in de omgeving. Bij natuuronderwijs speelt buitenwerk een belangrijke rol. Een onderwerp kan op verschillende manieren behandeld worden. Hoe behandelt u bijvoorbeeld het onderwerp afval? U kunt in een half uur aan de leerlingen vertellen wat ze over afval moe-
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
3. Didactiek: ‘The way of teaching’
De gouden tips voor veldwerk
20
meer ervaring met veldwerk hebben opgedaan, kan de tijdsduur naar behoefte worden uitgebreid. Wellicht dat er af en toe ook nog wel een (lees)ouder is die wat wil assisteren, maar dat is niet altijd noodzakelijk.
21
ten weten, maar u kunt ook in een projectweek met de leerlingen afval in de wijk gaan verzamelen of op excursie naar de vuilstort gaan. PROFILEREN ALS ‘GROENE SCHOOL’
Als uw school zich profileert als ‘groene school’ dan hebben uw leerlingen overwegend een actieve en onderzoekende rol bij het NME-onderwijs. Ze werken zoveel mogelijk zelfstandig aan uitdagende opdrachten en experimenten. Naast kennis (bv. mensen gebruiken water), inzicht (bv. de relatie tussen drinkwater en de natuurlijke waterkringloop) en vaardigheden (bv. een conclusie trekken uit waarnemingen), is de leerstof er in de doorlopende leerlijn vooral gericht op ervaringen: het toepassen van kennis (bv. het waterverbruik aflezen van de watermeter) en het ontwikkelen van een attitude (bv. ik wil zuinig met drinkwater omgaan). NME LEVERT EEN ‘EMOTIONELE’ ERVARING TEGENOVER DE NATUUR OP
e h c is t s a t n a f n e E . in r u u Met 60 kinderen de nat rgeten! e v e t it o o n m o is n e v e l be
Nicole Heijmans uit Capelle (juf)
De leerlingen ervaren de natuur met alle zintuigen. Dit leidt tot een verscherpte waarneming. De kinderen letten daardoor veel meer op details, zoals de kleuren van dieren, de geur van een plant, het voelen van een stuk mos, de smaak van madeliefjes, het geluid van de vogels, et cetera. Leerlingen krijgen zo een positieve associatie met de natuur, wat een basis legt voor keuzen in hun latere leven en toekomstige NME-processen. REALISTISCH ONDERWIJS
Op een ‘groene school’ wordt ‘realistisch’ onderwijs gegeven: met iedere klas vinden regelmatig lessen buiten plaats. Op het
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
23
Veldwerklessen worden met behulp van dit didactisch model ontwikkeld en uitgevoerd.
De overleg-, praktijk- en verwerkingsfase nemen de meeste tijd in beslag. De leerlingen zijn in deze fasen actief bezig. Het is belangrijk dat de aansluiting-, opdracht- en terugkijkfase
24
VASTE OCHTEND OF MIDDAG
relatief weinig tijd in beslag
Wilt u het model zoals hiernaast beschreven in de praktijk effectief kunnen uitvoeren, dan is het handig om iedere maand een vaste ochtend (of middag) aan natuuronderwijs te besteden en met de leerlingen naar buiten te gaan. Dat betekent dat in een klas bij voorbeeld iedere eerste woensdagochtend van de maand besteed wordt aan NME. Voor de gehele school kunt u natuurlijk variëren van dag(deel) en week, zodat niet iedereen tegelijk op stap is. De benodigde tijd voor zo’n veldwerkles is variabel. Ten eerste is het natuurlijk afhankelijk van de afstand tussen de school en de gekozen veldwerklocatie. Daarnaast is uw eigen inbreng van groot belang! Wilt u bijvoorbeeld dat de kinderen ieder één waterdiertje vangen en dan de vragen van het werkblad gaan maken? Of mogen ze proberen zoveel mogelijk verschillende soorten te vangen voordat ze aan de vragen beginnen? Besteedt u veel of weinig tijd aan inleiding, nabespreking en reflectie? Bovendien staan bij veel lessen suggesties voor extra opdrachten, waarmee u dus zelf de benodigde tijd kunt bepalen.
nemen, omdat de leerlingen
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
dan zelf minder actief zijn. Een les kan verspreid worden over meerdere dagen, bijvoorbeeld door de verwerking later te doen.
©Stichting Veldwerk Nederland-Apeldoorn
DIDACTISCH MODEL VOOR VELDWERK©
Fase 1: Aansluitingsfase Doel: relatie leggen met de reeds behandelde stof Rol docent: stelt vragen aan leerlingen, leider van klassengesprek Fase 2: Overlegfase Doel: inzicht krijgen in het kennisniveau van de leerlingen, leerlingen raken vertrouwd met het onderwerp Rol docent: stelt vragen aan leerlingen, leider van klassengesprek Fase 3: Opdrachtfase Doel: uitleggen van de opdracht en het maken van afspraken (let op voldoende tijd voor eigen beleving van leerlingen) Rol docent: verteller en coördinator Fase 4: Praktijkfase Doel: uitvoeren van de opdracht (en daarnaast ruimte voor andere ontdekkingen: luister, kijk, ruik, voel, proef ) Rol docent: leerlingen enthousiast maken en stimuleren om alle zintuigen te gebruiken Fase 5: Verwerkingsfase Doel: verwerken van de opdracht (bv. inrichten van een tentoonstelling, schrijven van een verhaal, maken van een tekening, poster of collage, uitwisselen standpunten en meningen) Rol docent: afhankelijk van de vorm van verwerking: coördinator, gespreksleider of stimulator Fase 6: Terugkijkfase Doel: evaluatie en aansluiting bij volgend onderwerp Rol docent: stelt vragen aan leerlingen, leider van klassengesprek
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
Didactisch model voor veldwerk
schoolplein valt al veel te ontdekken en vaak is er wel een park of groenstrook in de buurt. Een excursie naar een echt natuurgebied vinden leerlingen helemaal geweldig. In verband met seizoensgebonden buitenactiviteiten vinden de buitenlessen in alle seizoenen plaats. Paddestoelen zoeken kun je beste in de herfst doen, boomknoppen bekijken in de winter, bloembollen ruiken in de lente en bloemvormen bewonderen in de zomer. Daarnaast wordt in iedere klas regelmatig concreet natuurlijk materiaal in een les gehaald (bijvoorbeeld spinnen, mos, planten, etc.) en komt in iedere bouw een expert iets vertellen (bijvoorbeeld een boswachter, een boer, etc.).
25
40 UUR PER SCHOOLJAAR NATUURONDERWIJS
gentie: het doet een beroep op andere vaardigheden dan klassikale
Een ‘groene school’ besteedt per klas in totaal ten minste 40 klokuren per schooljaar aan natuuronderwijs. De helft hiervan wordt besteed aan natuur- en milieueducatie, waaronder veldwerk. De overige uren kunt u naar eigen inzicht en behoefte invullen, bijvoorbeeld met een selectie van lessen uit uw methode of de schooltelevisie. Deze kunt u vaak uitermate goed gebruiken als voorbereiding of ter nabespreking van de veldwerklessen. Ook is het erg leuk om in iedere bouw of zelfs schoolbreed een project te doen, bijvoorbeeld ‘Mijn boom’ uit de map ‘De natuur buiten’. Hierin ‘adopteren’ leerlingen van groep 3 met een groepje een boom in de schoolomgeving. Tot en met groep 8 wordt jaarlijks in één of meer lessen natuuronderwijs aandacht besteed aan de ‘eigen boom’ van de kinderen: Hoe hoog is hij? Hoe voelt de stam aan? Wat voor vorm hebben de bladeren? Maak een afdruk van een blad van jouw boom. Hoe heet de boom? Wie wonen er in de boom? Kun je de dieren horen? In wat voor soort grond staat de boom? Voer een grondboring uit. Teken het profiel na. Et cetera.
lessen. Zo zie je dat bijvoorbeeld een taalzwakke leerling helemaal opbloeit als hij als eerste een rups over de blote hand durft te laten kruipen. De kinderen werken veel zelfstandig of in groepjes met elkaar samen. Niveauverschillen worden vaak overbrugd doordat leerlingen zelf formuleren wat ze graag willen weten. De onderwerpen zijn voor alle leerlingen gelijk, maar iedereen ervaart het op zijn of haar eigen manier en reageert op het eigen niveau. NME biedt dus ook veel differentiatiemogelijkheden voor trage en snelle leerlingen.
VAKOVERSTIJGENDE VAARDIGHEDEN
26
Natuur- en milieueducatie is uitermate geschikt om vakoverstijgende vaardigheden te trainen, denk bijvoorbeeld aan een literatuuronderzoekje en een presentatie over de ‘eigen boom’. Ook zijn er volop mogelijkheden om relaties met andere vakken te leggen. De leerlingen kunnen bijvoorbeeld onderweg de afstand in meters meten. Of ze kunnen de boomhoogte uitrekenen. En wat dacht u van een praktijk-verkeersles onderweg? NME sluit prima aan bij de problematiek van meervoudige intelli-
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
27
LOPENDE LEERLIJN INHOUD TE GEVEN.
Onderstaande schema’s geven voorbeelden van onderwerpen per bouw die zich uitermate lenen voor veldwerklessen. Tussen haakjes staan enkele termen die in de betreffende les behandeld worden. Uiteraard kunt u hier naar eigen inzicht in variëren, onderwerpen weglaten, toevoegen of vervangen. Tevens staat vermeld in welke katernen en lespakketten u lesbeschrijvingen en werkbladen over het genoemde onderwerp kunt vinden. Vervolgens worden deze bronnen voor lesmateriaal beschreven. Het maken van een doorlopende leerlijn voorkomt te veel overlap tussen verschillende jaren en zorgt voor een goede onderlinge afstemming van de lessen. Vaak is het echter raadzaam een onderwerp niet in meer jaargroepen te behandelen, maar te variëren in diepgang en benadering van het onderwerp. Als leerlingen nieuwe ervaringen kunnen koppelen aan bestaande kennis, zullen deze ervaringen beter verwerkt en onthouden worden.
U zult zien dat veldwerk in alle seizoenen mogelijk is. Ieder seizoen heeft zijn eigen charme en een doorlopende leer-
. r o s s e f o r p ’n o z t e n e m l Dit is echt gaaf! Ik voe Erik uit Breda
lijn helpt u ervoor te zorgen, dat leerlingen in alle seizoenen van de natuur kunnen leren en genieten. Veldwerk Nederland heeft vele katernen en lespakketten met veldwerkopdrachten voor groep 3 tot en met 8 van het basisonderwijs. Met behulp van dit lesmateriaal is het leuk en eenvoudig om iedere maand een dagdeel met de leerlingen naar buiten te gaan. De inhoud van de thema’s in het lesmateriaal zijn gekozen op basis van de kerndoelen.
4.Thema’s en onderwerpen
DIT HOOFDSTUK BIEDT U HANDVATTEN OM UW DOOR-
29
ONDERWERPEN VOOR DE MIDDENBOUW (GROEP 5 EN 6)
Onderwerp
Seizoen
Bron
Onderwerp
Seizoen
Bron
Mollen (uiterlijk, leefwijze, omgeving, voedsel)
Zomer
2
Mollen (plaats in de natuur, aanpassing aan leefomgeving)
Zomer
2
Vruchten (vrucht, zaad, sorteren, verspreiding, eetbaar)
Zomer
2
Vruchten (vrucht ontleden, zaadvormen, verspreiding, dieren in eigen omgeving)
Zomer
2, 3
Paddestoelen (soorten, giftig, eetbaar, niet plukken)
Herfst
2, 5
Paddestoelen (schimmels, sporen, afbraak, soorten, zoekkaart)
Herfst
2, 3, 5
Bladvormen (variatie, sorteren, creatief verwerken)
Herfst
2, 5
Bladvormen (benoemen, bomen herkennen, kringloop voedingsstoffen, determineren, fossielen maken)
Herfst
2, 3, 5
Strooisel (wat is strooisel, wat zit er in)
Winter
2
Strooisel (afbraak natuurlijk afval, rol van organismen)
Winter
2
Vogels (anatomie, waar leven ze)
Winter
2, 5
Vogels (gedrag, spotten, soorten in eigen omgeving kennen, voedsel)
Winter
2, 3, 5
Knoppen (bewust kijken naar bomen, bladeren en bloemen uit knoppen)
Winter
2, 5
Knoppen (opbouw, herkennen waar eindknoppen, knopschubben en bladeren gezeten hebben)
Winter
2, 5
Huisdieren (kinderboerderij, welke dieren, nut voor de mens, respect)
Winter
2
Huisdieren (kinderboerderij, geschiedenis, herkomst, eigenschappen)
Winter
2
Bodem (grondsoorten, zand zeven, creatief verwerken)
Lente
2
Bodem (grondsoorten herkennen, opbouw, grondboring, bodemprofiel)
Lente
2
Bodemdieren (veel soorten, niet eng of vies, niet dood maken)
Lente
1, 2, 5
Bodemdieren (algemene soorten herkennen, bewust kijken, voortbeweging, ontwikkelingsstadia)
Lente
1, 2, 3, 5
Muizen (uiterlijk, gedrag, verzorgen)
Lente
2, 5
Muizen (soorten, leefwijze en omgeving, nut in natuur, diersporen)
Lente
2, 5
Bloemen (variatie, kenmerken, opbouw planten, sorteren)
Lente
2
Bloemen (voortplantingsorgaan van planten, opbouw, insectenbestuiving, verschillende bloeiwijzen)
Lente
2, 3
Vissen (uiterlijk, aanpassingen aan leven onder water)
Zomer
2
Vissen (slootdiertjes, voedselketens en kringlopen in water)
Zomer
2, 3, 5
Mijn boom groep 3 (ervaren boom in leefomgeving, ruiken, voelen, kijken, luisteren)
He, Le, Zo
2
Mijn boom groep 5 (dieren en planten in en om de eigen boom, zoekkaarten, diersporen)
Herfst, Lente
2, 5
Mijn boom groep 4 (seizoensaanpassingen, kenmerken)
He, Wi, Le, Zo
2
Mijn boom groep 6 (grondsoorten herkennen, opbouw, grondboring, bodemprofiel bij eigen boom)
Kan altijd
2
Kikkers
Lente
3
Wind
Lente
3
Gras
Zomer
3
Winterboom
Winter
3
Diersporen
Winter
3, 5
1= Tussen de tegels, 2= De Natuur Buiten, 3= Natuurlijk Buitenwerk, 4= Natuurlijk Klassenwerk, 5= Zoekkaart
Tabel 2
Tabel 1
ONDERWERPEN VOOR DE ONDERBOUW (GROEP 3 EN 4)
1= Tussen de tegels, 2= De Natuur Buiten, 3= Natuurlijk Buitenwerk, 4= Natuurlijk Klassenwerk, 5= Zoekkaart
30
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
31
U geeft uw lessen niet zonder reden: u wilt dat uw
wat wilt u ze eigenlijk leren? Seizoen
Bron
Mollen (leefwijze en –omgeving, nuttig, soms ongewenst, verjagen)
Zomer
2
Vruchten (herkomst, ecologische voetafdruk, consequenties)
Zomer
2, 3
Paddestoelen (rol van schimmels in voedselkringloop, schadelijk, nuttig)
Herfst
2, 4, 5
De school heeft een grote
Bladvormen (nut van bomen in natuur en stad, diversiteit in stad, overlast van bomen, beheer)
Herfst
2, 3, 5
vrijheid zelf te bepalen welke
Strooisel (belang voor groei planten, afhankelijk van vegetatietype)
Winter
2, 4
Vogels (soorten in eigen omgeving, als indicator, voorzieningen om te helpen maken en onderhouden)
Winter
2, 3, 4, 5
Knoppen (bomen herkennen in de winter, waarom bladverlies, aanpassingen van groenblijvers)
Winter
2, 3, 5
Huisdieren (eigenschappen, nut en waarde voor de mens, respect)
Winter
2
Bodem (grondsoorten herkennen, eigenschappen van zand en klei, invloed bodem op omgeving)
Lente
2, 4
Bodemdieren (algemene soorten, verschillen tussen onbewerkte grond en akker, chemische bestrijding)
Lente
1 t/m 5
Muizen (leefwijze, proefdieren, diervriendelijk geteste producten)
Lente
2, 5
Bloemen (kruid en onkruid, relaties tussen planten en dieren, natuurlijk bermbeheer)
Lente
2, 3, 5
Vissen (gevolgen waterverontreiniging en overbevissing voor vissen en andere (water)dieren)
Zomer
2, 4
Mijn boom groep 7 (onderzoek opzetten en presenteren)
Kan altijd
2
Mijn boom groep 8 (groei door de jaren heen, presentatie, betekenis boom voor omgeving)
Kan altijd
2
Vlinders / Hommels / Bijen / Libellen
Herfst, Lente
3, 5
Gallen
Herfst
3
Herfstwandeling / Winterwandeling / Natuurkalender
Kan altijd
3
Kringloop (waterkringloop, wolken, verdampen, condenseren, microklimaat, relatie plant-omgeving)
Kan altijd
4
Eten en gegeten worden (voedselketen, voedselpiramide, diersporen)
Kan altijd
4, 5
1= Tussen de tegels, 2= De Natuur Buiten, 3= Natuurlijk Buitenwerk, 4= Natuurlijk Klassenwerk, 5= Zoekkaart
32
En wanneer moeten ze welke
Onderwerp
Om te laten zien wat u met deze grote hoeveelheid onderwerpen kunt doen bespreken we in de bijlagen enkele voorbeelden van beschikbaar lesmateriaal. In bijlage 1 bespreken we: ‘Tussen de Tegels’, ‘De Natuur Buiten’, ‘Natuurlijk Buitenwerk’, ‘Natuurlijk Klassewerk’ en de Zoekkaarten. Met dit materiaal kunt u zich als ‘groene school’ profileren.
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
leerdoelen beheersen?
leerdoelen worden
In dit hoofdstuk worden de einddoelen van NME besproken. De kerndoelen voor het basisonderwijs zijn hierbij het uitgangspunt. De stichting Veldwerk Nederland heeft de didactiek van natuur en milieueducatie voor u geordend. Als ‘groene school’ voldoet u aan praktisch alle kerndoelen voor natuur- en milieueducatie. Daarnaast voldoet u aan de meeste leergebiedoverstijgende kerndoelen en beheersen de leerlingen vele vaardigheden.
nagestreefd en op welke wijze zij dat doet. Alleen de kerndoelen zijn wettelijk verplicht.
EINDDOELEN NME:
Volgens de einddoelen van Veldwerk Nederland voor de doorlopende leerlijn voldoet de school aan: a Praktisch alle kerndoelen natuuronderwijs (zie bijlage 2) b Alle kerndoelen milieu (zie bijlage 3) d Leergebiedoverstijgende kerndoelen (zie bijlage 4): 1. Werkhouding 2. Werken volgens een plan 3. Uiteenlopende leerstrategieën gebruiken 4. Sociaal gedrag 5. Nieuwe media e Algemene vaardigheden: herkennen en benoemen, discussiëren, enquêteren, vergelijken, ordenen, beschrijven, relaties/verbanden leggen, creatief verwerken, een mening vormen, een rollenspel doen, interpreteren, onder woorden brengen, keuzen maken, analyseren. i Specifieke vaardigheden: inventariseren,waarnemen(met alle zintuigen), diertjes vangen, determineren, verwerken (van veldwerkgegevens), (na)tekenen, werken met loep, kijker en andere onderzoeksmaterialen,werken met meetinstrumenten, werken met plattegrond, voorspellingen doen, een voorgeschreven onderzoek uitvoeren, een eigen onderzoek bedenken en uitvoeren. Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
5.Leerdoelen voor leerlingen
Tabel 3
leerlingen iets leren. Maar ONDERWERPEN VOOR DE BOVENBOUW (GROEP 7 EN 8)
33
OVERZICHT VAN DE BEHANDELDE KERNDOELEN IN HET LESMATERIAAL VAN SVN. Kerndoel Korte omschrijving
OVERZICHT VAN DE BEHANDELDE KERNDOELEN IN HET LESMATERIAAL VAN SVN. 1 Natuurlijk Buitenwerk
De natuur buiten
Natuurlijk Tussen de Klassenwerk Tegels *
Kerndoelen Natuuronderwijs N 29
N 30
N 32
Manieren van voortplanting
feiten van meningen onderscheiden, relevante informatie zoeken en verwerken) L4
L5
komen, rekening houden met anderen, verantwoordelijkheid
Onderzoek doen aan licht, geluid, kracht, magnetisme en warmte
N 34
Beschrijving van het weer en weerbericht lezen
N 35
Zonnestelsel: verklaren van dag/nachtritme en seizoenen
Sociaal gedrag / positieve bijdragen in een groep (respect voor anderen, durven in de groep voor hun eigen standpunt uit te
Rol van organismen in voedselkringloop
Verschillende energiebronnen (kenmerken en gebruik)
Zelfbeeld (zelfvertrouwen, beheersen, opkomen voor zichzelf en anderen)
Bouw, vorm en functies bij planten
N 33
Gebruik van uiteenlopende leerstrategieën (samenwerken, overleggen, achteraf strategie beoordelen, gerichte vragen stellen,
Biotopen
Aanpassingen van organismen
Werken volgens plan (doel formuleren, oriënteren, conclusies
planning beoordelen, presenteren, etc.) L3
Planten en dieren uit regio benoemen
N 31
Werkhouding (plezier in leren, doorzetten, gerichte vragen stellen,
trekken, activiteiten stap voor stap indelen en uitwerken, achteraf
Systematische indeling planten en dieren
Dieren en planten verzorgen
Natuurlijk Tussen de Klassenwerk Tegels *
relevante informatie opzoeken en gebruiken) L2
Bouw, vorm en functies bij mensen Vergelijken mensen en zoogdieren
De natuur buiten
Leergebied overstijgende kerndoelen L1
Kerndoel Korte omschrijving
Natuurlijk Buitenwerk
nemen, etc.) L6
Nieuwe media (tekstverwerkingsprogramma, informatiemedia,
Tabel 4 (vervolg)
Tabel 4
Onderstaande tabel laat zien welke onderwerpen uit de kerndoelen in de verschillende lespakketten en katernen van Stichting Veldwerk Nederland behandeld worden.
digitale leermiddelen gebruiken)
Kerndoelen Milieu M 21
Wisselwerking mens en milieu: gebruik, ingrepen, problemen
M 22
Analyse eigen leefgewoonten, tips milieuvriendelijk gedrag Bereid zorgvuldig om te gaan met papier, water, afval en energie Illustreren hoe mensen omgaan met water, lucht, bodem en energie
34
* Aan welke kerndoelen uw lessen uit ‘Tussen de Tegels’ voldoen, is afhankelijk van de door u gekozen onderzoeksgebieden in uw schoolomgeving (voor meer informatie over dit lesmateriaal zie BIJLAGE 1).
* Aan welke kerndoelen uw lessen uit ‘Tussen de Tegels’ voldoen, is afhankelijk van de door u gekozen onderzoeksgebieden in uw schoolomgeving (voor meer informatie over dit lesmateriaal zie BIJLAGE 1).
1 Meer informatie over de hier genoemde lesmaterialen treft u aan in BIJLAGE 1
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
35
In tabel 4 ziet u dat dit materiaal de meeste kerndoelen voor natuuronderwijs afdekt. Daarnaast worden ook veel leergebiedoverstijgende kerndoelen behandeld in het lesmateriaal. De kerndoelen voor milieu komen ook regelmatig aan bod. Een paar kerndoelen komen in het materiaal van Stichting Veldwerk Nederland niet of nauwelijks aan bod. Het betreft hier onderwerpen die niet direct met natuur te maken hebben of onderwerpen die zich minder goed lenen voor veldwerk of buitenlessen (bijvoorbeeld licht, geluid, kracht en magnetisme). Om toch aan deze kerndoelen te voldoen, adviseren wij u om deze onderwerpen in de overige natuuronderwijslessen te behandelen. In de kerndoelen worden geen activiteiten gedefinieerd en wordt geen didactiek beschreven. De kerndoelen beschijven slechts onderwerpen in het algemeen. Er wordt geen onderscheid gemaakt in de diepgang van de lesstof, terwijl dit juist belangrijk is voor de onderscheiding van een ‘groene school’. Bij een ‘groene school’ komen alle vaardigheden meerdere keren aan bod en is de diepgang groter, waardoor het leereffect uiteraard ook groter is. Dat komt door de didactiek die de leerling activeert.
36
LEERDOELEN
Uw leerdoelen kunt u in VIJF CATEGORIEËN verdelen, te weten: g KENNIS. De leerlingen moeten iets weten, kennen, benoe
q
v
a
a
men, omschrijven, voorbeelden kunnen geven, etc. INZICHT. De leerlingen moeten iets kunnen verklaren of beredeneren, vergelijkende verbanden leggen, in relatie brengen met andere onderwerpen, vooruitdenken of voor spellen. TOEPASSING. De leerlingen hebben praktijkervaring opgedaan met de aangeleerde kennis, bijvoorbeeld een gezonde maaltijd samenstellen m.b.v de voedingswijzer, een voedsel web voor een bepaald ecosysteem maken, een determinatietabel maken of een zoekkaart gebruiken, etc. VAARDIGHEDEN. Hiermee worden algemene vaardigheden bedoeld die los staan van het inhoudelijke onderwerp, bijvoorbeeld onderzoeksvaardigheden, presentatietechnieken en omgaan met moderne media. ATTITUDE. Er is sprake van een attitude-doel als leerlingen zich een mening vormen over een bepaald onderwerp, nadenken over de gevolgen van eigen gedrag, zich bewust worden van een verschijnsel, iets bewust ervaren, etc.
De kerndoelen zijn echter zo ruim geformuleerd, dat hier geen onderscheid tussen deze vijf categorieën gemaakt kan worden. U kunt dit echter wel doen! Indien u zich als ‘groene school’ wilt onderscheiden, dan zijn uw lessen naast kennis, inzicht en vaardigheden, vooral gericht op het opdoen van ervaringen: het toepassen van kennis, inzicht en het ontwikkelen van een attitude.
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
37
‘Heel gewone dingen blijken soms minder gewoon te zijn’
afkomstig van een wetenschapper, maar van leerlingen van groep 7 uit Hoofddorp die met elkaar een project natuur- en milieueducatie uitvoerden. Deze leerlingen hebben zelf ervaren dat er onder de oppervlakte en achter de buitenkant van veel dingen uit de natuur en het milieu nog een hele wereld schuil gaat. Zij hebben -in het kader van NME- hun omgeving onderzocht. Het doel hiervan is om de beleving bewuster te maken, de ervaringen te
! n e d n o v e g n o n ig p m a h c e t Wim, we hebben een gro
Jip en Robin uit Heiloo
ordenen, met elkaar in verband te brengen en hanteerbaar (begrijpelijk) te maken.
MAG LEREN LEUK ZIJN? DE GROTE CHAMPIGNON (1)
‘
Wild enthousiast komen Jip en Robin om half negen de school binnen hollen met de kreet: “Wim, we hebben een grote champignon gevonden”. Het was ook een enorme grote witte champignon. Veel kinderen eromheen en voelen en kijken. De normale kring veranderde op slag en iedereen ging met moeite zitten om dit fenomeen te bekijken. Mijn onderwijzershersens kraakten, wat moest ik zo snel? Ik had zo’n “champignon” ook nog nooit gezien. De rust in de kring keerde terug, zo ook in mijn hersens. De vragen barstten los en de inventarisatie was begonnen.
’
Meester Wim Blom uit Heiloo
LEREN VAN ERVARINGEN
Bij educatie gaat het erom dat je van je ervaringen leert. Leerlingen doen die ervaringen actief op, daartoe gestimuleerd door de leerkracht. Bij educatie train je samen een bepaalde denk- en werkwijze: 1. Je komt dingen tegen in je omgeving. 2. Je bespreekt ze op school. 3. Je gaat er samen of alleen mee experimenteren. 4. Je denkt erover na wat je hebt gedaan en je kijkt wat er gebeurt. 5. Dat bespreek je weer samen. 6. Je plaatst het samen in een kader. 7. Je legt het vast in een leuke vorm. De essentie van natuur (en milieu) onderwijs zit naar onze mening niet zo zeer in alle kennis die leerlingen zich zullen
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
6.Waarom NME?
Deze uitspraak is niet
39
eigen maken, maar veel meer in de wijze waarop zij hun natuurlijke omgeving gaan (leren) onderzoeken, ontdekken, beleven en begrijpen. Zelf onderzoeken, je verwonderen, kijken, voelen en ruiken spreekt ieder kind aan, zeker als het gaat om kleine beestjes, planten en andere natuurlijke materialen. Spelenderwijs leren (en onthouden) de kinderen wat ze hebben ervaren en gezien. De leerkracht begeleidt hen daarbij, stuurt waar nodig en laat de leerlingen reflecteren op hun ervaringen, waardoor de leerlingen zelf het antwoord kunnen formuleren op de vragen die zij zich –bij de reflectie- zelf hebben gesteld. DE GROTE CHAMPIGNON (2)
‘
De leerlingen wilden onder andere weten: Waar heb je hem gevonden? Staan er nog meer? Ruikt hij ook als een champignon? Is hij giftig? Kan je hem eten?
40
We besluiten met elkaar dat Jip en Robin dit maar eens verder moeten gaan uitzoeken. We laten de ‘champignon’ voorzichtig rondgaan. Vervolgens gaan Jip en Robin naar het documentatiecentrum waar ook de instrumenten staan die bij het ‘omgevingsatelier’ behoren. Ik loop nog even mee om te kijken wat ze willen gebruiken. Jip en Robin kiezen: loupjes, mesjes, weegschaal, een paar bakjes, handschoen? (Robin wil een handschoen, hij vertrouwt het ineens allemaal niet meer, hij heeft hem wel met blote handen naar school gebracht.) Nog even wat afspraken en dan aan het werk. Het resultaat komt straks terug in de groep.
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
Robin en Jip gaan aan het werk; ze wegen: 46 gram. Ze snijden hem door midden; een ontdekking... allemaal ruitjes! Ze nemen een plakje en leggen dat in water: het ‘ding zuigt zich vol’. Ze ruiken: ...’champignon’. Ze leggen hem onder de microscoop… ze zien niet veel,… wat structuren… ze noemen het rimpels. Uiteindelijk gaan we op zoek in een encyclopedie. We vinden hem..! Een ..ruitjes bovist… De waarde van deze activiteit ligt voornamelijk in het feit dat wij niet onmiddellijk naar de encyclopedie gegrepen hebben, maar dat wij gekeken en ervaren hebben wat onze grote ‘ruitjes bovist’ ons wilde vertellen. Als leerkracht word je totaal overbluft door zo’n ‘geval’. Er is geen mogelijkheid tot zoeken. De kinderen gaven aan waar ze iets over wilden weten. Het inventariseren, samen met de kinderen is van groot belang. Zij geven vaak de weg aan die we moeten bewandelen. Later werden er allerlei proeven gedaan met onze bovist… Je kan er kleurstoffen opgooien,..bakken..laten liggen en laten stinken… Het unieke ervaringsmoment is voorbij en benut en dat is volgens mij goed!
’
Meester Wim Blom uit Heiloo
CONCLUSIE
Natuur- en milieueducatie is leuk voor zowel de leerlingen als de leerkracht! Het stimuleert een actieve, zelfstandige werkhouding, maakt leerlingen bewust van de natuur in hun directe omgeving en motiveert leerlingen deze omgeving te onderzoeken. Vanuit de betrokkenheid met natuur om hen heen, groeit het inzicht in de samenhang in de werkelijkheid.
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
41
Bijlage 1
eventueel een loep. Uit hoeveel segmenten bestaat beestje 1? En beestje 2? Daar kunt u achter komen door ook zelf de diertjes te bekijken. Daarmee bevestigt u overigens ook de waarneming van de leerlingen en u maakt duidelijk dat het boeiend is om deze diertjes eens nauwkeurig te bekijken en vergelijken. Uw gedrag zal stimulerend werken! Naast deze voorbeeldlessen bevat deze uitgave hulpmiddelen om zelf een buitenles op te zetten. Matrices met natuurplekken die in de buurt van uw school misschien aanwezig zijn helpen u met de aspecten ‘waar’ en met welke ‘inhoud’. Ook wordt een aantal manieren hoe u een buitenles zou kunnen aanpakken beschreven, bijvoorbeeld met een stappenplan, een eigen onderzoek of mindmapping. Hoe u de eigen schoolomgeving, waar zoveel in te leren valt, kunt gebruiken met een voor u geschikte onderwijsvorm.
BESCHRIJVING LESMATERIAAL VOOR VELDWERK
In deze bijlage beschrijven we een aantal beschikbare lesmaterialen van de Stichting Veldwerk Nederland, die bruikbaar zijn voor de profilering als ‘groene school’. Nagenoeg alle kerndoelen voor NME worden dan bereikt (zie het schema op pag. 32). TUSSEN DE TEGELS
Door gebruik te maken van de schoolomgeving raken leerlingen meer gemotiveerd en wordt leerdrang ontwikkeld. Tussen de tegels is een hulpmiddel ommeer gebruik te maken van de concrete wereld van de leerlingen. Wat is er prettiger dan te ervaren dat leerlingen een leeractiviteit boeiend vinden en dat een leerkracht ervaart dat er ook nog veel geleerd wordt. Eigenlijk is het vreemd dat natuuronderwijs vaak uit een boekje gegeven wordt, terwijl het allemaal naast de deur, buiten plaatsvindt!
Tussen de tegels DOELGROEP
onder-, midden-, en bovenbouw GEBIED
schoolplein en directe schoolomgeving SEIZOEN
altijd mogelijk
42
Als eerste willen we u zelf het leereffect en de meerwaarde van een buitenles laten ervaren. Het zal blijken dat het organisatorisch allemaal best meevalt en dat de leerlingen het heel leuk vinden. Voor iedere bouw is een les over kleine beestjes in de buurt uitgewerkt. De leerlingen verzamelen kleine beestjes op en rond het schoolplein en bestuderen deze vervolgens in de klas. Bij elke les horen twee werkbladen en informatie voor de docent. De vragen in de werkbladen zijn allemaal handelingsgericht. Van de leerling wordt activiteit gevraagd om de vraag te kunnen beantwoorden. Kies één beestje uit en zet het in de doos. Kijk goed hoe hetj zich beweegt. Het antwoord is een verslag van hun waarneming en dus in principe niet goed of fout. Het is geen kennistest. U hoeft zich daarom geen zorgen te maken of u zelf wel het juiste antwoord weet. Kies twee beestjes uit en bekijk ze goed. Gebruik
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
De natuur buiten DOELGROEP
onder-, midden-, en bovenbouw (= groepen 3 t/m 8) GEBIED
schoolomgeving SEIZOEN
mogelijkheden voor alle seizoenen
DE NATUUR BUITEN
De natuur buiten is een map met lessen om in de eigen schoolomgeving aan de slag te gaan met natuurzorg. Dit omvat activiteiten die, op basis van eerstehands natuurervaringen, bijdragen aan het bevorderen van een gevoel van verwondering, betrokkenheid, respect en verantwoordelijkheid ten aanzien van de natuur, een besef van de interactie tussen mens en natuur, en concrete kennis en vaardigheden (weten hoe en waarom te handelen). Dertien thema’s zijn uitgewerkt in lessen van circa twee uur voor onder-, midden- en bovenbouw, te weten mollen, vruchten, paddestoelen, bladvormen, strooisel, vogels, knoppen, huisdieren, bodem, bodemdieren, muizen, bloemen en vissen. Daarnaast bevat de map één thema dat zeer geschikt is om als rode draad voor natuur- en milieueducatie door de hele school
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
43
heen te dienen. ‘Mijn boom’ is uitgewerkt voor groep 3 tot en met 8. In HOOFDSTUK 2: DIDACTIEK staat een beschrijving van dit ‘adoptieplan’.
Natuurlijk Klassewerk DOELGROEP
Natuurlijk Buitenwerk DOELGROEP
8-10 jaar of 10-12 jaar
NATUURLIJK BUITENWERK
Met de kinderen naar buiten. De natuur zien, voelen, ruiken, horen… ontdekken. Met deze katernen kan iedereen buitenwerk doen. Overal en in elk jaargetijde. Met weinig voorbereiding en een minimum aan extra materialen.
GEBIED
schoolomgeving SEIZOEN
7 lessen per seizoen voor beide doelgroepen
Elk katern bestaat uit zeven doebladen boordevol leuke doe- en ontdekactiviteiten. Per doeblad wordt in circa twee uur één duidelijk afgebakend onderwerp behandeld. Wat denkt u van een les over groenblijvers, zoals dennenbomen en hulst, net voor de kerst? Of een les over katjes in het voorjaar? En wie geeft er geen ‘vogelhulp’ in de winter? Weet u hoe een spin een web bouwt? En hoe het voelt als een slak over uw hand kruipt? Hebben uw leerlingen al eens geluisterd naar het knorren en kwaken van kikkers? En hebben zij al eens, net als bijen, de zoete nectar uit paardebloemen geproefd? En de geur van narcissen en hyacinten vergeleken? Natuurlijk Buitenwerk bestaat voor elke bouw uit katernen voor lente, zomer, herfst en winter. Bij ieder katern hoort een informatieve handleiding die vanuit de praktijk geschreven is: voorbereiding, achtergrondinformatie, antwoorden met toelichting, documentatie voor leerlingen en begeleiding en suggesties voor wie graag meer wil doen.
44
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
groep 7 en/of 8 GEBIED
schoolomgeving SEIZOEN
altijd mogelijk
NATUURLIJK KLASSEWERK
Een lespakket dat erg geschikt is voor een project, maar dat ook prima een aantal lessen uit de lesmethode kan vervangen. Het behandelt op een eenvoudige manier een aantal lastige begrippen zoals kringlopen, voedselketens, voedselpiramides, humusvorming, microklimaat en fotosynthese. Door het veldwerk ervaren leerlingen de betekenis van deze begrippen in de natuur, waardoor ze ook daadwerkelijk gaan leven. Behalve dat een aantal inhoudelijke begrippen uit de kerndoelen duidelijk wordt, oefenen de leerlingen ook verschillende vaardigheden zoals samenwerken, presenteren, een onderzoek opzetten en uitvoeren. Dit lespakket omvat zeven hoofdstukken van 3 à 4 uur rondom het thema kringloop.Elk hoofdstuk bestaat uit drie delen: een inleiding in de klas, veldwerk buiten en een afsluiting in de klas of buiten. Het eerste hoofdstuk (kringloop) vormt de introductie op het geheel. De volgende vier hoofdstukken behandelen elk een deel van de kringloop op het land: planten (productie), eten en gegeten worden (consumptie), afval (reductie) en de bodem. Waterkwaliteitsonderzoek staat centraal in de laatste twee hoofdstukken: waterplanten en waterdieren. Dit lespakket bestaat uit: g Een leerlingenboek; met daarin de introductie en de feitelijke informatie die nodig is voor kennisverwerving. i Werkbladen; een losbladig, kopieerbaar systeem met opdrach ten die de leerlingen buiten moeten uitvoeren. e Naamzoeklijsten; 10 verschillende lijsten om organismen op naam te brengen, o.a. voor bomen, struiken, waterdieren, paddestoelen en diersporen.
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
45
ZOEKKAARTEN
De zoekkaarten zijn uitstekend geschikt om dagelijks voorkomende organismen aan de hand van uiterlijke kenmerken te benoemen. Alle zoekkaarten zijn uitgevoerd in vierkleurendruk. De volgende onderwerpen zijn verkrijgbaar: BODEMDIEREN PADDESTOELEN VLINDERS SCHELPEN BOMEN IN KNOP MUIZEN BERMPLANTEN
LANDBOUWGEWASSEN LIBELLEN WATERPLANTEN NACHTVLINDERS DIERSP OREN BOOMVRUCHTEN MUGGEN, VLIEGEN, BIJEN EN
HOMMELS WATERPLANTEN RUPSEN VOGELS BOMEN IN BLAD MUIZEN WESPEN
KERNDOELEN NATUURONDERWIJS TYPERING VAN HET GEBIED
Bij natuuronderwijs gaat het om de confrontatie met de levende en de niet-levende natuur. Dat betekent dat kinderen ervaringen opdoen met organismen, materialen, voorwerpen en verschijnselen. Natuuronderwijs wordt zo ingericht dat kinderen de ruimte krijgen ontdekkend bezig te zijn; door eigen onderzoek proberen ze antwoorden te vinden op door henzelf geformuleerde vragen. Vanuit de betrokkenheid met de dingen om hen heen groeit het inzicht in de samenhangen in de werkelijkheid. De inhoud van natuuronderwijs wordt bepaald door de werkelijkheid, en door de samenhangen die mensen daarin ontdekt hebben. Natuuronderwijs legt zo de basis voor een onderzoekende houding en een besef van zorg en verantwoordelijkheid voor de medemens en de omgeving. Bij natuuronderwijsactiviteiten speelt buitenwerk een belangrijke rol. Bij natuuronderwijs wordt ook gezocht naar evenwicht tussen de systematiek van het programma en dat wat kinderen spontaan bezighoudt.
Bijlage 2
s Een docentenhandleiding; met een algemene beschrijving en een uitvoerige beschrijving van elke les afzonderlijk. l Een omslag; hiermee kan elke leerling de leerlingentekst, de werkbladen en de naamzoeklijsten tot zijn eigen “natuur boek” bundelen.
Domein F: mensen, planten en dieren
29 De leerlingen kunnen de bouw van mensen en de vorm en functies van in- en uitwendige lichaamsdelen ten behoeve van waarneming, ademhaling, voortbeweging en voortplanting beschrijven. Ze kunnen enkele verschillen en overeenkomsten aangeven met de bouw van zoogdieren ten aanzien van waarnemen, ademhalen en voortbewegen.
46
30 De leerlingen kunnen: s Planten en dieren onderbrengen in een systematische
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
47
indeling op een bij hun leeftijd passend niveau; w In de regio veel voorkomende planten en dieren benoemen en aangeven in welke biotoop ze thuishoren (bijvoorbeeld: sloot, bos, weiland); r Dieren en planten verzorgen. 31 De leerlingen kunnen voorbeelden noemen van eigenschappen van organismen waaruit blijkt dat deze zijn aangepast aan de omgeving, voedselmogelijkheden en seizoenen (bijvoorbeeld: schutkleur, winterslaap).
richting, bewolking en temperatuur gebruiken en een weerbericht lezen en begrijpen dat op een bij hun leeftijd passend niveau is samengesteld. 35 De leerlingen weten dat de aarde deel uitmaakt van ons zonnestelsel en met andere planeten een baan beschrijft rond de zon. Ze kunnen met behulp van deze informatie enkele natuurverschijnselen verklaren, waaronder in elk geval: het dag/nachtritme en het wisselen van de seizoenen.
32 De leerlingen kunnen: k Verschillende manieren waarop organismen zich voortplanten benoemen; a Globaal de bouw van planten beschrijven en de vorm en de functie van de belangrijkste onderdelen aangeven; z Aangeven welke rol de verschillende types organismen in de voedselkringloop spelen. Domein G: materialen en verschijnselen
33 De leerlingen kunnen: x Onderzoek doen aan verschijnselen waaronder licht, geluid, kracht, magnetisme en warmte; q Onderzoeken welke kenmerken verschillende energiebronnen hebben en aangeven welke energiebronnen worden gebruikt voor verwarming, verlichting en beweging (bijvoorbeeld: fossiele delfstoffen, wind-, water- en zonne-energie).
48
34 De leerlingen kunnen bij de beschrijving van het weer de aspecten neerslag, luchtdruk, windsnelheid, wind-
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
49
Bijlage 3
KERNDOELEN MILIEU TYPERING VAN HET GEBIED
Met onderwijs over het milieu wordt geprobeerd de zorg van kinderen voor hun omgeving te stimuleren. Deze gevoelens ontwikkelen ze in direct contact met anderen en de natuur. Daarnaast moeten kinderen besef hebben van het principe van rechtvaardigheid: het eerlijk delen. Kinderen leren uiteenlopende perspectieven en belangen onderscheiden. Ze leren een standpunt in te nemen, gebaseerd op waarden en normen. Daardoor zijn ze in staat bewuste keuzen te maken in de natuur- en milieuvraagstukken waarmee ze worden geconfronteerd.
g Zich in gedrag bereid tonen om in de klas en school zorgvuldig om te gaan met voedsel, papier, water, afval en energie; r Met concrete voorbeelden illustreren hoe mensen op negatieve wijze, maar ook op positieve wijze omgaan met water, lucht, bodem en energie.
Kerndoelen
21 De leerlingen kunnen de wisselwerking tussen mens en milieu uitleggen. Ze kunnen in dat verband voorbeelden geven van enerzijds de betekenissen van het milieu voor mensen in Nederland en in de rest van de wereld (schoonheid, gezondheid, rust, bron voor voedsel en energie) en anderzijds ingrepen van de mens op het milieu (middelen van bestaan, verkeer, infrastructuur). Ze kunnen voorbeelden geven van situaties waarin die wisselwerking leidt tot milieuproblemen: vervuiling, aantasting en uitputting.
50
22 De leerlingen kunnen met zorg omgaan met de natuur en zijn in staat om keuzen te maken waarbij het milieu een wezenlijke rol speelt: a Aan de hand van een analyse van eigen leefgewoonten, aan elkaar haalbare tips geven voor milieuvriendelijk gedrag;
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
51
Bijlage 4
LEERGEBIEDOVERSTIJGENDE KERNDOELEN
In de Wet primair onderwijs staat in artikel 8 dat het onderwijs een brede ontwikkeling van leerlingen beoogt. Dit betekent dat het onderwijs zich moet richten op de emotionele en verstandelijke ontwikkeling van de leerlingen, op het tot ontwikkeling brengen van hun creativiteit en op het verwerven van sociale, culturele en lichamelijke vaardigheden. De kerndoelen tezamen moeten aan deze brede vorming uitdrukking geven. Kennis en vaardigheden op het gebied van cognitieve, culturele en lichamelijke ontwikkeling kunnen goed vertaald worden in de kerndoelen die tot bepaalde leergebieden behoren. Daarnaast zijn er echter ook meer algemene vaardigheden waarvan het niet zinvol is ze op te nemen in een specifiek leergebied, omdat ze betrekking hebben op álle leergebieden. Om die reden zijn deze kerndoelen als aparte categorie opgenomen, onder de noemer ‘leergebiedoverstijgende kerndoelen’. Aangezien bepaalde algemene vaardigheden de basis vormen voor de leergebiedspecifieke kerndoelen, komt het voor dat sommige elementen in beide typen doelen te vinden zijn. De leergebiedoverstijgende kerndoelen zijn gegroepeerd rond de thema’s: 1. Werkhouding 2. Werken volgens een plan 3. Gebruik van uiteenlopende leerstrategieën 4. Zelfbeeld
52
5. Sociaal gedrag 6. Nieuwe media
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
1. Werkhouding De leerlingen hebben belangstelling voor de wereld om hen heen en zijn gemotiveerd deze te onderzoeken: a ze kunnen gerichte vragen stellen; b ze kunnen relevante informatie opzoeken en gebruiken; c ze hebben plezier in het leren van nieuwe dingen; d ze zetten door wanneer iets niet direct lukt. 2. Werken volgens plan De leerlingen kunnen een plan opstellen en ernaar handelen: a ze kunnen een doel formuleren; b ze kunnen zich op een onderwerp oriënteren; c ze begrijpen bij eenvoudige problemen wat oorzaken en gevolgen zijn; d ze kunnen uit het voorgaande onder c. conclusies trekken; e ze kunnen grotere activiteiten stap voor stap indelen en uitwerken; f ze kunnen achteraf beoordelen of hun planning een goede was; g ze kunnen de resultaten van hun werk presenteren in de vorm van een toelichting, een spreekbeurt, een werkstuk, een uitstalling. 3. Gebruik van uiteenlopende leerstrategieën De leerlingen kunnen bij leeractiviteiten uiteenlopende strategieën en vaardigheden gebruiken: a ze kunnen gerichte vragen stellen aan personen; b ze kunnen feiten van meningen onderscheiden; c ze kunnen relevante informatie zoeken en verwerken uit andere bronnen, waaronder een woordenboek, een atlas, een register;
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
53
d ze kunnen samenwerken en met elkaar overleggen om gezamenlijk tot oplossingen te komen; e ze kunnen achteraf beoordelen of hun strategie een goede was. 4. Zelfbeeld De leerlingen leren met hun eigen mogelijkheden en grenzen om te gaan: a ze hebben zelfvertrouwen; b ze kunnen gedragsimpulsen beheersen; c ze kunnen en durven voor zichzelf en anderen op te komen. 5. Sociaal gedrag De leerlingen leveren een positieve bijdrage in een groep: a ze gaan respectvol met de anderen om; b ze handelen naar algemeen geaccepteerde normen en waarden; c ze respecteren verschillen in levensbeschouwing en cultuur; d ze durven in de groep voor hun eigen standpunt uit te komen; e ze houden rekening met gevoelens en wensen van anderen; f ze durven in de groep steun te geven aan iemand met een afwijkend standpunt; g ze nemen verantwoordelijkheid voor de te verrichten taken.
54
6. Nieuwe media De leerlingen maken verantwoord en doelbewust gebruik van communicatiemiddelen waaronder nieuwe media: a ze kunnen een tekst maken en bewerken met een tekstverwerkingsprogramma op de computer; b ze weten globaal welke mogelijkheden (digitale) informatiemedia hebben; c ze kunnen met behulp van een computer digitale leermiddelen gebruiken.
Doorlopende leerlijn voor natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs
COLOFON Van buiten leer je doorlopend is een uitgave van stichting Veldwerk Nederland Tekst: Nicole van Rhee Eindredactie: Carla Wiechers Projectleiding: Hans Smit en Jos de Mulder