MTEROHERINNERING E D E R K E N S D A G We berinneren e r onze talrijke kindsche lezers en lezeressen a a n , dat het Zondag a.s. geen moederkensdag is, maar wel Zondag, 14 Mei. Het is op dezen feestdag d a t we «bij moeder» gaan om h a a r te besteken. Dat ieder dus vlug zijn voorzorgen neme alvorens het te laat is.
DE EERSTE «MOEDERDAG» Toen Adam en Eva in h e t Aardsch paradijs h u n erkentelijkheid wilden betuigen jegens h a a r , die hen geboord h a d en hen van zooveel deugden en zonden h a d laten proflteeren, beslot e n zö — h e t was juist 14 Mei — h u n moeder-dag te vieren. Ze togen n a a r de Hemelpoort met een bloempot en een zaksken spekken en vroegen a a n S t . Pieter of ze h u n m a m a konden zien. God de vader verscheen in zijn witten tabbaard en ontving hen met een boos oog. — Ge hebt geen moeder, ik, uw vader, heb u ter wereld gebracht! sprak hij met strenge stem. Verheugd keerden de twee aardsche bewoners huiswaarts en aten zelf h u n spekken op, terwijl ze den bloempot verkochten om er «eentje» te kunnen gaan pakken. Van dien dag af besloten ze elk j a a r den moederkensdag plechtig te vieren.
BIJ M. DEVEZE M. Devèze was eenigszins vriendelijker, toen we bij hem gingen aankloppen om onze vraag te herhalen. — Vlamingen, Walen, we zijn allen broeders, zei hij, m a a r onze ééne onverdeelbare en onverkrachtbare moeder is België! (storm, toejuichingen). Ik
D E
G
R
O
Weet ge wie de groote schuldige is a a n den oorlog? De munitiefabrikanten? De geheime diplomatie? Nothing! Wannes in De Gazet van Antwerpen heeft ontdekt, dat het die Pransche lollekesheeren zijn, die, inplaats van 't huwelijk te nemen voor wat het is, er een partijtje plezier van gemaakt hebben: I n 1932 heeft hij weer zijn akelig gezicht laten zien. Weer heeft de kinderkweek in Frankrijk 8.000 kinderen minder voortgebracht dan 't j a a r te voor. I n 1930 telde men nog 101.000 geboorten meer dan sterfgevallen. In twee j a a r tijd is dit overschot geslonken tot 61.000 of 40.000 Fransohen minder. D a t is de groote, om niet te zeggen de eenige reden, die de vijand hoopvol de toekomst doet inzien. De tijd werkt voor h e m . Hitier zal wel het middel vinden om het jaarlijkscto geboortecijfer van Duitschland terug tot de vroegere verhouding te bren?en. Overigens, Italië, zMn twee andere handen op denzelfden buik, geeft
heb h a a r dezen morgen opgewacht op het altaar des vaderlands. Onder h e t zingen eener Brabanconne heb ik mijn bloed vergoten en mijn verstand geofferd. Ik heb h a a r toegeroepen : neem en drink, dit is h e t leger, neem en eet dit is het centraal nijverheidskomitee! België heeft zich daarop met een glimlach teruggetrokken, voldaan als een maagd na zalige a a n r a n d i n g . Ziedaar, nujn beste Koekoek, hoé ik mijn moederland heb gefeest als een waardige priester van het patriottisch bijgeloof.
BIJ M. JASPAR We begaven ons Maandag bij Minister J a s p a r en vroegen hem hoe hij zijn moederkensdag had doorgebracht. — B a h ! Moederfeest! ontving hij ons, schouderophalend, hoe zou ik dien dag kunnen vieren? Vooral als ik bedenk, dat, hadde ik voor 64 jaren geleden de volmacht bezeten zooals nu, ik, mijn eigen zelf zou hebben gemaakt. Neen het is louter toeval, dat ik een moeder h a d . I n feite bsn ik een zoon der goden!»
BIJ MOEDER-OVERSTE De inwoners der Brugsche poort hebben den moederkensdag in den hoogsten hemel doorgebracht. Dagen te voren werden er inderdaad te Gent circulairen verspreid in den aard van deze, die hier voor ons ligt en die luidt als volgt : AAN ALLE ONZE VRIENDEN DER BRUGSCHE P O O R T ! 't Is Zondag aanstaande 14 Mei onze kermis, de kermis der Brugsche Poort! Ge weet allemaal, bij
O
T
E
S C H
de vereenigde Duitschers een voorbeeld dat niet in den wind zal geslagen worden. Daar ziet ge nu tot welke vreeselijke en zedelooze toestanden de anti-kweekpolitiek der Franschen ons gebracht heeft. Als Hitier dat moet klaar spinnen van het jaarlijksch geboortecijfer van Duitschland tot de vroegere verhouding terug op te voeren, dan geven wij den vent hoogstens nog eenige maanden. Tenware hij op de goede gedachte kwam van onze speciale stootbrigade, onder aanvoering van onzen vriend Jo-Jo, ter hulp te roepen. Dat is inderdaad een ernstige kwestie die waarlijk 't bestudeeren waard is, alhoewel 't geval van Italië nog veel ingewikkelder is. Stelt ge u die Italianen voor, die met h u n «twee andere handen» (zij hebben er dus vier?), op denzelfden buik liggen t e trampelen en deze publieke prestatie als voorbeeld stellen! Dit klopt inderdaad alle rekorden en stelt ongetwijfeld alles in de schaduw wat in deze richting tot hiertoe werd verwezentlijkt. De vaderlandsche plicht stelt werke-
ondervinding, hoe leutig het er gaat, hoe geestig het is in de Kiekenstraat! En 't is weeral beter, want, nieuwe spelen zijn uitgevonden en behalve koeken, wafels, bier, koffie, enz., enz., zult gij er ook rijstpap vinden met zilveren lepeltjes, fijne smakelijke rijstpap goed gesuikerd! Plezier met h o o p e n ü Lachen zonder ophouden! Deugd a a n 't harte!! Komt dus, beste Vrienden, en brengt al uwe vrienden en kennissen, brengt heel uwe familie mee, ge zult u toch zoo wel vermaken. Wilt ge nog iets zenden — het eene of het andere? — Welgekomen! Moeder-Overste is toch zóó blij als ze iets, hoe klein ook, ontvangt!» Het spreekt vanzelf d a t de nieuwe spelen aantrok hadden. Een nieuw spel is altijd iets plezierigs, vooral in den beginne. En de rijstpap was natuurlijk uitstekend. Mo;der-overste had woord gehouden en lachte zonder ophouden om al de zendingen, hoe klein ook, die ze kreeg. Enfin, een echt leuke feestdag. Er deden zich gren incidenten voor en geen enkele zilveren lepel werd gestolen. We hebben den indruk, dat de krisis met zulke rijstpap orgieën vlug h a a r einde nadert.
BIJ DE N.S.B. De Nationale Oud-Strijdersbond heeft eens te meer zijn plicht gedaan en zond een prachtigen bloemenruiker n a a r de moeder van den onbekenden soldaat.
U
L
D
I
G
E
lijk zonderlinge eischen aan zijn beoefenaars: Die zegt zijn vaderland te minnen moet het ook minnen in zijn toekomst en zijn voortzetting. Die moed genoeg heeft om te sterven voor zijn vaderland, moet er ook voor willen leven, moet zorgen dat het nog verdedigers vindt, als hem de oogen worden gesloten of als hij onmachtig is geworden, om persoonlijk zijnen plicht te vervullen jegens dat vaderland. Die onmacht is inderdaad een zeei schaamtelük gevoel op sommige momenten, 't Is al erg genoeg op zich zelf, m a a r als h e t zich dan neg gaat verwikkelen met een tekortkoming tegenover het vaderland, dan is het werkelijk om h e t ongelukkig slachtoffer direkt in zijn graf te doen kruipen. I n 't volle bewustzijn van onzen duurbaren plicht tegenover volk en land hebben wij dan ook besloten, t e n behoeve van onze onmachtige lezers, een speciale kliniek op te richten onder leiding van Dr. Voronoff. Verzekerden uitslag. Matige prijzen. Ieder dient zijn vaderland lijk hij kan.
HUMORISTISCH WEEKBLAD van VOORUIT Redaktie ; 64, St. Pieteranieuwstraat, Gent — Telefoon 157.40
Abonnement i Jaar
*b.SnS£nt 3 mtandeïi
fr. 25.Ou =
tr.
postcheckreuenrng .Het Licht, n.
Verschijnt den Donderdag -
Nummer 3 — Derde Jaargang — 18 Mei 1933
O N Z E GALERIJ V A N B E R O E M D E
LOUIS Ofschoon hij de zoon is van een beenhouwer, staat het leven van Louis Piérard in het teeken van de marmelade. Maar Louis heeft aan zijn vader bewezen dat ge langs de konfituur zoowel burgemeester kunt worden, als langs den roastbief en de biefstukken. Dit is echter het gebied der politiek en we mogen daarmee niet beginnen als wij een volledig levensbericht willen geven van dezen Waal, die zeven talen spreekt in het Fransch, mitsgaders Nederlandsch en nog zeven vreemde talen. Alvorens Louis Piérard was de Louis Piérard dien wij nu kennen, was hij student aan de middelbare school te Bergen. Hij was daar reeds de vlugge geest, met het verbijsterend assimilatievermogen waarmee hij later al dezen zou verbazen, die hem leeren kennen. Als student ivas Piérard een vroolijke snaak, een haantje vooruit, waar het ging om guitenstreken uit te halen. Hij is nu nog geen pezetoever, verre van daar, maar het huwelijk heeft hem, gelijk ons allemaal, «serieus» gemaakt, zooals betaamt aan iemand die, ofschoon nog een heel eind van de vijftig, reeds grootvader is. Over Piérard als echtgenoot en als huisvader zou heel wat te zeggen vallen; maar hij zou het ons kwalijk kunnen nemen dat wij zijn huishouden op straat brengen. Zeggen wij enkel, ten behoeve van dezen die meenen hem te moeten afschilderen als salonsocialist, dat het salonbezoek dezen volksjongen niet heeft belet een meisje uit het volk te trouwen. Het ziet er niet uit als zou het hem ooit hebben gespeten of hebben belet te verwezenlijken wat hij in zich droeg. Hiermee zijn wij echter al een heel eind afgedwaald van de
0.50 fr. per nummer
EN B E R U C H T E
MANNEN
PIERARD
marmelade, die de jonge Piérard moest verkoopen aan de winkeliers om zijn brood te verdienen. Dat was echter privaatzaak. In de geschiedenis heeft Piérard zijn intrede gedaan door een weddenschap. Hij was toen 20 jaar oud en zoo vol overmoed dat hij tegen kameraden wedde om naast het standbeeld van Leopold I op het Stationsplein te Bergen zijn broek af te steken. Hij won de weddenschap. Zoo stond van in den beginne zijn leven in het teeken van de marmelade. Een jaar later vinden wij hem terug in Engeland, Alweer een historie van marmelade. De Engelschen, moet ge weten, kochten in dien tijd nog al het Belgisch fruit op om er hun beroemden jam van te maken. Uit Engeland bracht Piérard zijn boek mee «Sketches Londoniens». Langs de literatuur kwam Piérard terecht in de journalistiek. Vóór het uitbreken van den oorlog ivas hij redakteur aan Le Soir. Hij werd de Brusselsche korrespondent toen de Parijsche Excelsior werd opgericht. Men zag hem gedurende eenigen tijd aan de tafel van het Beknopt Verslag der Kamer. Als literator schreef hij ook verzen, die verschenen zijn onder den titel «Images boraines». Met hart en ziel behoorde hij toen tot de school van Jules Romains en de unanimisten. Van hem is het beroemde vers «Camarade. avez-vous votre livret de syndiqué?» Dat was ten minste lyriek, die in plaats, van met den kop in de wolken, met de beide voeten in de werkelijkheid stond. Van die werkelijkheid heeft Piérard zich nooit te beklagen gehad. Zij heeft hem steeds een gereed arbeidsveld geboden. Het feit dat
Paul Verlaine een tijd in de gevangenis te Bergen heeft doorgebracht, heeft Piérard in de gelegenheid gesteld ontelbare bijdragen over den armen Lilian te leveren aan de Fransche literatuur. Het doorsnuffelen van de gevangenisboeken deed hem belangwekkende bijzonderheden ontdekken over de bekeering van Verlaine, die op verre na niet was al wat men er van heeft gezegd. Met handen en voeten heeft Piérard zich geweerd om in den muur van de 'gevangenis een herdenkingsplaat aan Verlaine te doen aanbrengen om de square te doen herdoopen in Paul Verlainesquare; maar de dichter van «Sagesse» vond toen nog geen genade in de oogen van de Bergenaars. Meer naar het zuiden vond Piérard een even vruchtbaar arbeidsveld en heeft hij door de inrichting van het Verhaerenmuseum te Roisin, de nagedachtenis helpen vestigen van den dichter der «Villes tentaculaires». Als biograaf heeft Piérard zich echter het verdienstelijkst gemaakt door zijn boek over Vincent Van Gogh, dat geroemd icordt als een der zeer goede bijdragen over Vincent's leven. In zijn streek, waar Van Gogh geruimen tijd proiestantsch dominee is geweest, vond Piérard talrijke getuigenissen over het leven van den genialen waanzinnige. Den oorlog is Piérard begonnen in Holland, waar hij streed tot den laatsten druppel van zijn vulven, in de kolommen van den «Echo beige». Het vaderland had hem echter voorbehouden voor nog edeler taken en toen de nood het hoogst icas, trok Piérard langs het (Zie vervolg bladz.
4)
KOEKOEK front als «chansonnier» om mei allerlei volksliederen de piotten weer moed in te pompen. Het schynt dat hij dat zeer goed deed en zij die hem nu nog zijn lijf stuk: «£ c'est ni co Frameries» hooren zingen, kunnen dat zonder moeite gelooven. Later is de journalist weer wakker geworden in hem, ge ziet wat een schoone marmelade dat weer geeft, en werd hij oorlogskorrespondent. Daaraan is het te danken dat wij Piérard België hebben zien binnenrukken, bij den wapenstilstand, in het beroemde uniform van hetgeen de zwanzers noemden de fronttoeristen. Hij nam dat echter niemand kwalijk, gelijk hij aan Camiel Huysmans nooit kwalijk heeft genomen hem soms wat hardhandig te hebben behandeld in verband met zijn bedrijvigheid als nationalist na den oorlog. Die vlaag was trouwens maar van zeer korten duur. Hij legde die ziekte af gelijk een kostuum, samen met zijn uniform van oorlogskorrespondent en werd toen socialistisch Kamerlid. Alleen de stommeriken veranderen nooit van gedachte, is zijn leuze. Hij zou toen niet lang meer aan Le Soir blijven en toen de Algemeene Raad had uitgemaakt dat een socialistisch volksvertegenwoordiger moeilijk aan een neutraal blad kon blijven, ging Piérard over naar Le Peuple, waar hij schrijft over alles en nog wat, denk aan de marmelade, maar vooral over plastische kunst en literatuur. Ook die alwetendheid wordt hem door de azijnpissers ten laste gelegd. Ze hebben ongelijk. Moest Piérard anders handelen, hij zou zichzelf niet zijn. Er is iets roerends in de oprechtheid van dezen man en de spontaniteit waarmede hij zich geeft. Waarom zou hij trouwens een uur zitten piekeren over een artikel dat hij op een kwartier uit zijn mouw kan schudden? In dat opzicht is hij de ware journalist. Hij heeft talent met hoopen. Hij weet dat hij in een dagblad geen dingen moet schrijven bestemd om de eeuwigheid in te gaan. Wie zulke dingen noodig heeft zoekt ze in boeken, niet in een dagblad. Als het werkelijk gemeend is met iets, maakt Piérard er een boek van en daarmee heeft hij vol gelijk. De groote passie van Piérard is echter het reizen. Daarin vindt hij zijns gelijke niet. Hij heeft reportages geschreven over De Vereenigde Staten, over Mexiko, over Egypte, Marokko, Klein-Azië, alle mogelijke landen van Europa, Rusland uitgezonderd, omdat hij als socialist niet binnen mocht. Zekeren dag, toen hij op wandel was in Turkije, wilde hij daarover zijn beklag doen aan Trotski, maar 't was alsof Trotski het geroken had dat hij voor een schurftige kommissie kwam, hij weigerde hem te ontvangen.
Voor zijn vrienden en kennissen is Piérard een eeuwig raadsel, in dien zin dat men nooit weet waar hij is. Ge zult hem 's avonds te 6 uur verlaten in de Kamer, 's anderendaags leest ge in uw blad dat hij een meeting gehouden heeft in de Borinage. Een uur later vindt ge hem terug in de ochtendvergadering van de Kamer, waar hij u meedeelt dat hij denzelfden avond spreekt te Parijs. Twee dagen later vermelden de telegrammen zijn aanwezigheid te Madrid, nog twee dagen later heeft hij een tentoonstelling helpen openen te Venetië, maar is ondertusschen te Brussel geweest om deel te nemen aan een belangrijke stemming in het Parlement. Als gij hem nog aan de boorden van de Adriatische Zee denkt houdt hij al voordrachten te Straatsburg of te Metz. Zoo vliegt hij als een pijl van het een naar het ander, tot gij hem zekeren namiddag ontmoet in het kostuum van «crosseur» wat voor de Borains zooveel is als golfspeler. Hij gaat eens een paar uren vakantie nemen. Want dit is het merkwaardige van dezen man, dat hij onder den schijn van zich steeds te amuseeren, een ongelooflijke som werk afdoet. Niemand spreekt op zooveel meetings als hij. Ge kunt hem nooit vragen of hij is bereid. Geen taak is hem te licht of te zwaar,
De dikke mevrouw tot h a a r meid: — Wie was de m a n , die u n a a r huis bracht?
geen moeite te veel. Wie het nog niet gelooft zal niet meer betwijfelen dat wij hier met een fenomeen te doen hebben, als hij weet dat Piérard naast zijn hoedanigheid van kamerlid, ook burgemeester is, voorzitter van de Penclub, ondervoorzitter van den Bond voor de Rechten van den Mensch, voorzitter van de Nationale Federatie van de Werken voor den Vrijen Tijd van den Arbeider, voorzitter van de Nationale Federatie van Volksuniversiteiten, voorzitter van het Nationaal Werk der Volksopvoeding, voorzitter van den Cercle borain de Bruxelles, Voorzitter der Kunstafdeeling der B.W.P., inrichter van de Nationale Tombola voor de plastische kunstenaars. Journalist, propagandist, dichter en prozaschrijver. Denk aan de marmelade. Dat hij met zulke drukte soms eens verloren loopt in een geschiedenis als die van Valere Josselin, zal men begrijpen. Hij was trouwens de eerste om er mee te lachen. Piérard is van een rondborstigheid die de venijnigsten zou ontwapenen. Denk aan de marmelade. Hij heeft iets aan zich dat hem onzegbaar sympathiek maakt aan wie hem beter heeft leeren kennen. En laten wij eindigen met een ernstig woord, het eenige van dit artikel: Hij spreekt nooit kwaad van een ander. Nooit!
Mijn broeder, mevrouw, Hoe heet hij? Willy, geloof ik.
KOEKOEK
Pleidooi noot de volmacht Eindelijk hebben we, of liever heeft onze regeering, de volmacht. Het was meer dan tijd. Het parlem e n t werkte te traag en werkte daarbij nog te veel. Dat kon toch niet blijven duren. Alvorens den gelukkigen maatregel t e treffen, waarmee we t h a n s te koekeloeren zitten, h a d echter bij minister Jaspar een intieme vergadering plaats, waar den laatsten twijfel diende overwonnen te worden. Al de ministers waren aanwezig. — Ge zegt gij dat, een volmacht! zannikte Sap. — De volle macht! Niets meer, niets minder, verduidelijkte minister Lippens. — I k vrees d a t een volle maagd, iets zonder demo-gratie is..- liet M. Van Isacker zich ontvallen. — Zwijg milledjuuschen gestampten boer, vloekte M. Lippens terwijl hij zijn oogglas aristokratisch van onder zijn wenkbrauw haalde, ge kent er niets van. Een land zonder parlement is een gelukkig land. Kijkt naar Kongo. Het is daar altijd even warm e n er is nog geen enkele neger, die te voet n a a r Brussel gekomen is om te klagen. Het is krisis, m a a r wordt ge dat gewaar aan de bananen? Zijn ze er magerder door? Of minder smakelijk? En de groene appelsienen, hebben ze minder sap? — Wat, belieft er u? vroeg de minister van Landbouw, die wakkerschoot. — Dat een land voort kan zonder demokratie, vervolgde M. Lippens. Toen ik over Kongo den scepter zwaaide, had ik er de volmacht over. Geeft ze mij nu weer, in België, en ons land zal een schitterende kolonie worden der bankiers! — Zoo is 't, vraag het m a a r aan de Société Générale, beaamde Jaspar. — Ge moet gij juist niemendalle vragen, ge moet m a a r eens n a a r mijn departement van Kunsten en Wetenschappen zien! vervolgde de koning van Moerbeke. Bc h e b daar ook praktisch de volmacht. En ik profiteer er van. Bi s t a m p de scholieren als haringen opeen in één klasken. Is er al één schooljongen, die in de Kamer of den Sen a a t geprotesteerd heeft tegen dien maatregel? Is er al een pastoorken of jezuietjen geweest, die met mij niet akkoord ging? Ziedaar hoe men de wereld geneest van al h a a r kwalen : de ijzeren vuist, de pro-katholieke, half liberale vuist, mijne heeren! — En het leger en de gendarmerie en de vaderlandsliefde! volledigde M. Devèze. — Maar er is nog iets anders, pleitte M. Maurice Lippens voort, de Kamerleden zijn slaapmutsen. Zelfs Jozef
De Lille, de Jonge, wakkere, Maldegemsche kracht. — K u n t ge d a t bewijzen? Als dat waar is leg ik seffens mijn hoofd in den schoot der volle maagd, riep de kristen-demokraat Poullet. — J a , ik zal het U bewijzen. En ziehier hoe. We zullen de volmacht vragen. We zullen in de Kamer een nachtzitting houden en we zullen ti en toe eens langs de schrijfmachine van M. Delille voorbij gaan. Als hij in 't slaap valt zal ik gelijk hebben en moet de volmacht zonder dralen gsstemd worden.
• * • Al de ministers waren het met deze woorden eens en besloten zich de proef op de som te laten geven. Zoogezegd, zoo gedaan dus.
HOE DE VOLMACHT ER KWAM Donderdag zetelde de Kamer e n , zooals afgesproken, vroeg de regeering de volmacht. Verscheidene deputé's wilden 's avonds n a a r huis gaan, maar 't was tegen h u n Palmyre de Konte. — Houdt vooral De Lille in 't oog, fluisterde M. Lippens tot zijn collega's. Even na middernacht slopen de heeren der regeering op h u n teenen n a a r de leeszaal van 't parlement en zagen e r den wonderdroom •Adomis uit h e t land van Brugge, den jongen feniks, M. De Lille, in diepen slaap gedompeld met den glimlach en den mor-
gendauw op de lippen als een echte roze... «In de leeszaal van de K a m e r , in de afdeelingszalen, ja tot in de zalen van den senaat, overal staan de zetels uit het licht der kroonlampen geschoven en liggen ministers en volksvertegenwoordigers erin uitgestrekt om toch een oogje te kunnen dicht doen. Ook mij begint de slaap geweldig te bekruipen. Wacht, ik zal mij eens een bedje maken, 't Einden de leeszaal nog een vrije « canapé », m a a r niets om het hoofd op te leggen. Geen nood. daar staan papiermandjes, zoo eentje aan het hoofdeind gelegd, daar mijn lederen handtasch op. wat dagbladen van de tafel, en ik kan slapen, bijna zoo lekker als thuis...» Op het schrijfmachientje naast hem stak nog zijn laatste artikeltje, d a t hij naar 't getrouwe Maldegem opsturen zou. Met een duivelschen grijns boog minister Lippens e r zich over heen en las luidop volgende regels : — Welnu, Mijne heeren, wat denkt ge er van? Zouden wij hem niet liever voor drie maanden naar huis sturen om hem eens te laten uitslapen? vroeg Maurice. En al de ministers keerden terug n a a r h u n gelachkamer, met de innige overtuiging: de volmacht is noodig en ze komt er!
Het geestesleven in Vlaanderen Wij houden onze lezers nier trouw op de hoogte van de verschillende etappen, die het Vlaamsche volk op de glorierijke baan van zijn heropstanding dagelijks komt af te trappen. Zoo hebben wij hier verleden week het verheugende nieuws vermeld, dat den h . Herman Teirlinck, naast zijn tallooze bezigheden van geheimrat, regisseur kineast, balletmeester, akademielid, professor, automobilist, belastingbetaler, bierverbruiker, gasabonnent, dagbladschrijver en zelfs letterkundige, tevens de beslommerende t a a k van leeraar in Nederlandsche dictie en voordrachtkunst aan het Brusselsen muziekkonservatorium op zijn schouders komt t e laden. Wie nu nog langer een oogenblik aan de schitterende toekomst van ons nationaal toonee durft twijfelen moet werkelijk tot in den hoogsten graad door azijnpisserij aangetast zijn. Dat de nieuwe taak van M. Herman Teirlinck overigens geen sinecuurtje is, bewijst volgende anekdote : 1
«De vroegere kursus in Nederlandsche dictie telde langen tijd geen leerlingen. De eerste leeraar was namelijk dichter Emanuel Hiel. Deze liet zich steeds met een huurrijtuig n a a r h e t Konservatorium voeren. Hij telde evenwel m a a r een half dozijn leerlingen. En na enkele lessen, bleef er maar een enkele vlijtig den kursus volgen. M a a r deze eene leerling was dan ook een model-leerling, die elke les van h e t begin tot het einde volgde. Hij nam evenwel altijd plaats achter in de zaal. bij de kachel, zoodat Hiel, die een slecht gezicht h a d , hem moeilijk kon zien. Op zekeren dag, wilde de leeraar toch nader kennis maken met zijn getrouwen leerling en vroeg hem wie hij was. En de m a n antwoordde in allesbehalve zuiver Nederlandsch: «Mijnheer, ik ben uw koetsier. Liever dan buiten in de koude te wachten kom ik hier naast de kachel zitten». » Hiel heeft sedert die kennismaking geen kursus meer gegeven. »
KOEKOEK
fc2tLAR]/tff
. VAM Of\J VAN ANDtRtM De kampioen blazer W a a r o m z o u d e n we n i e t e e n k a m p i o e n blazer mogen a a n d u i den? We s t e l l e n u voor : W a n n e s , v a n d e G A Z E T VAN A N T W E R P E N . W a n n e s , d i e n ge a l l e m a a l k e n t , s c h r e e f e e n a r t i k e l over Sovjet R u s l a n d en over h e t «roode leger» aldaar. Hij s t e l d e zich de v r a a g h o e 't k o m t , d a t de b o l s j e v i s t e n in R u s l a n d n o g altijd h e t goed e n h e t slecht weer m a k e n . En W a n n e s heeft het antwoord g e v o n d e n . Z e t u e n lees : E n a l d u s blijven e r een deel d i n g e n r e c h t s t a a n o p de wer e l d , o m d a t h e t n i e m a n d in 't g e d a c h t k w a m e r t e g e n t e blazen. Zoo is ' t ! Nog n i e m a n d k r e e g de g e d a c h t e e r n e k e e r t e g e n t e blazen! 't Is te probeeren. W a n n e s h e e f t zoo e e n s t e g e n «Koekoek»... pipi g e d a a n . ' t W a s een k o m p l e t e m i s l u k k i n g . Nu legt h i j zich op h e t b l a z e n toe. We w e n s c h e n h e m h e t b e s t e . #
Het boek voor het volk De W e r e l d b i b l i o t h e e k o r g a n i s e e r t e e n b o e k e n e x p o s i t i e . m e t afslagzegels voor de k o o p e r s . D a t is e e n l o f w a a r d i g initiatief, v a n een g a n s c h a n d e r e n a a r d d a n de k u l t u u r b r a n d o p o r d e r v a n d e n z o t Gcebbels in D u i t s c h l a n d . F . D . S. s t e u n t in o n s bijblad V O O R U I T de p o g i n g v a n de W e reldbibliotheek. O n d e r de b o e k e n , die m e t g r o o t e p r i j s v e r m i n d e r i n g w o r d e n t e koop g e s t e l d , v i n d e n we : 3) E d u a r d C o e n r a a d s , De Fakkeldragers. Bandontwerp H e n r i v a n S t r a t e n . 36 blz., 4e d r u k 10/12e D u i z e n d . G e w o n e prijs fr. 59.50. 36 bladzijden voor 59 e n een half f r a n k s k e n ! Ofwel is e r e e n 0 te w e i n i g bij de b l a d z i j d e n , ofwel m a g d a t boek a a n de n a z i ' s w o r d e n gegeven!
Het rekord der vlugheid G e weet, d a t de K a m e r v a n volksv e r t e g e n w o o r d i g e r s v e r l e d e n week e e n goede 40 u r e n a a n é é n s t u k
h e e f t v e r g a d e r d . De v o l m a c h t - w e t voor h e t o n m a c h t i g ministerie w e r d d e n vrijdagavond r o n d zeven uur gestemd. DE GENTENAAR is e r vroeg will e n bij zijn. I n het n u m m e r van den vrijdagmorgen k o n m e n lezen : HET ONTWERP GESTEMD Nog v e r s c h e i d e n e r e d e n a a r s n e m e n n o g h e t woord, voor of t e g e n h e t o n t w e r p , terwijl een aantal anderen van hunne spreekbeurt afzien. H e t r e g e e r i n g s v o o r s t e l wordt tenslotte gestemd d o o r de k a tholieken en de liberalen, op een p a a r uitzonderingen n a , t e g e n de s o c i a l i s t e n , V l a a m sche nationalisten en kommunisten. De z i t t i n g w o r d t g e h e v e n rond 4 uur 's m o r g e n d s . Als r e k o r d d e r v l u g h e i d is zoo iets e e n i g ! E n we f e l i c i t e e r e n d a n ook v a n h a r t e «Het G e n t e n a a r k e n » . De m e d a i l l e h e e f t e c h t e r e e n keerzijde. De e c h t g e n o o t e n v a n de ac.htbare k a t h o l i e k e d e p u t e e s lezen n a t u u r l i j k a l l e m a a l «De G e n t e n a a r » . Als de z i t t i n g w e r d opgeheven vrijdagmorgen rond 4 uur, w a a r o m zijn al die b r a v e k r i s t e n demokraten dan maar vrijdagavond laat thuisgekomen? W a a r h e b b e n die sloebers gezeten? Z o o d a t h e t b l a d v a n 't K e t e l vestje eigenlijk veel ruzie zal ges t o o k t h e b b e n in de beste k r i s t e lijke families.
Het schiethek te Gent T e G e n t zijn veel b e z i e n s w a a r digheden. Denk even a a n de M a m meloker, a a n Tsaak van Artevelde, a a n Iefer B o o n a n t s . O n s bijblad VOORUIT heeft evenwel een nieuwigheid o n t d e k t : h e t stedelijk « s c h i e t h e k » . Kijk: M e j . F a r m a n t i n , de ijverige b e s t u u r s t e r v a n h e t stedelijk s c h i e t h e k i n h e t p a r k e n de twee k i n d e r e n Yvonne Goud e r s e n J u l i e n M a l y n , die o p g e v a a r v a n h u n leven e e n h o n d en e e n k a t r e d d e n v a n e e n gew i s s e n dood, w e r d e n b i j z o n d e r gehuldigd. M e j . F a r m a n t i n is bijgevolg de ievei'ige b e s t u u r s t e r van het... schiethek. Wij h e b b e n a l t i j d g e d a c h t , d a t die instelling het «schuthok» heette. Allons, voor o n s n i e t gelaten. S c h i e t h e k of s c h u t h o k ' t is ' t zelfd e , m a a r ' t is a n d e r s .
De wind in Duitschland G e w e e t n a t u u r l e k v o l d o e n d e af van cyklonale en anti-cyklonale luchtstoringen, van storm-, lente-, zomer- en a n d e r e windekens. We zullen e r u d a n ook n i e t l a n ger mee vervelen. N o c h t a n s d u r v e n we v e r o n d e r s t e l l e n , d a t ge n i e t a l l e s w e e t omt r e n t w i n d en w i n d e n . H E T N I E U W S VAN D E N D A G , h e t geliefkoosd b l a d d e r b e g i j n e n , is t o t e e n o n t d e k k i n g g e k o m e n , die v a s t e n z e k e r o p h e f zal m a k e n i n de w e t e n s c h a p p e l i j k e e n m e t e o r o logische m i d d e n s . In kloefletters meldde h e t vóór e n k e l e d a g e n :
blad
H O E H E T WAAIT IN DUITSCHLAND De Schoolpolitiek der Nazi's
— Ik hoor, dat ze een bal zullen geven ten voordeele van arme menschen. — Waarom geven ze niet een lekkeren maatlijd. dat zou ze veel meer goed doen! (Passing show).
U I T E E N Z E T T I N G VAN M. F R I C K Voila! De schoolpolitiek d e r Hitl e r i a n e n b e ï n v l o e d t d e n w i n d in Duitschland! Wat gaan krijgen.
we n o g a l
te
eten
KOEKOEK
SERIEUZE VOETNOTA. — Voor de nachtvergadering in de K a m e r , tijdens de bespreking van de volmacht, had een fascistisch blad van Parijs, met name de «Nation Beige», een op steller speciaal belast met een artikel tje over de gedragingen van de Kamer leden buiten het parlement. Met zijn twee meter pretentie is die adellijke meneer overal rond gaan kijken met blikken die de demokratie zouden ver delgen als zijn oogen pistolen waren. Hy zag allerlei dingen, die andere journalisten oók zagen, maar hy zag ze anders; in zijn arroganten h a a t tegen demokratie en parlement zag hij volksvertegenwoordigers in gezel schap van wijven die sigaren rookten (wat h a a r recht zou zijn), terwijl andere menschen een Brusselsch Kamerlid zagen in gezelschap van zijn echtgenoote, die een sigaret weigerde omdat ze niet rookt. Wij wijzen op de walgelijke elucubraties van dien vent, die uiterlijk zeer proper is, om ei onze lezers voor te waarschuwen, dat men in zekere kringen door alle middelen het parle ment t r a c h t te diskrediteeren. Zonder ling genoeg ziet men in deze bladen nooit een woord afkeuring voor de viezigheidjes van een Fieullien of den patriotischen grooten MOND van een Sinzot. Als wij hier verslag uitbrengen over de bewuste nachtvergadering, dan houden wij ons stipt aan de waarheid. Zij is geestig genoeg. Zij strekt niet tot schande van h e t parlement, en de schande is alleen a a n . den k a n t van hen die het parlement willen uit schakelen en van de kristen-demokraten met h u n caoutchouken rug.
DE VERGADERING DUURT VOORT VOORZITTER (stilletjes tot M. Mundeler, ondervoorzitter). — Mijn beste Mundeleerke, wilt ge een oogen blik mijn plaats innemen als voorzit ter? Be moet pissen. M. MUNDELER. — Zeker, heer voorzitter, pis m a a r , pis m a a r , een half uur, een uur als ge wilt... Ik geef u volmacht. (Hier zou de opsteller van de «Nation Beige» schrijven — indien de voorzitter een socialist was — d a t hij tegen zijn eigen lessenaar zijn gevoeg gaat doen. M a a r eerlijkheidshalve verzekeren wij dat dit niet gebeurd is.) M. BODART. — Krachtdadig, onverzettelijk, is de kristen-demokratie tegen de volmacht gekant. Zij zal... VAN HOEYLANDT. — .de volm a c h t goedkeuren.
7
DE
VOLMACHT
M. HKYMAN. — Wel j a , wat is daaraan gelegen? M. BODART. — Zij zal M. Jaspar haar volle vertrouwen geven, want wij hebb?n waai borgen gekregen d a t hij handelen zal als een echte demokraat. M. SINZOT. — Zeer juist. M. BODART. — En als het parle ment moet verdedigd worden dan mag het volk op ons rekenen I (Al de ministers komen hem de h a n d druk ken.) M. BODART (tegen zijn eigen). — Het walgt mij wel een beetje, m a a r traditie is traditie. M. FIEULLIEN. — Ik zal zeer kort zijn... (Onmiddellijk als hij aanvangt toonen de aanwezige leden zekere teekens van vaak.) Grr... Grr... Grr... M. BODART. VOORZITTER. — M. Bodart gij hebt het woord niet! M. BODART. — Grr... Grr... Grr... VOORZITTER. — Nogmaals, gij hebt het woord niet! Bc verbied u onzen beminden kollega Fieullien te onderbreken M. BODART. — Grr... Grr... Grr... VOORZITTER. — Ik zal de verga dering schorsen!! BALTHAZAR. — Tiens, tiens, voor een keer staat de kristen-demokraat Bodart op zijn stuk! UYTROEVER. — Maar hij ronkt! M. HEYMAN. — Ge ziet h e t nu dat de kristen-demokraten standvastige kerels zijn! ANSEELE. — Als ze slapen. FIEULLIEN zet zijn rede voort. Wij zien onzen vriend JAMAR het hoofd tusschen de twee handen en de ellebogen op zijn bank. Hij geeft den indruk van aandachtig te luisteren, m a a r als men nader toekijkt ziet men dat hij eigenlijk slaapt. -
M. LAHAUT, die in zijn nabijheid zetelt, heeft h e t ook gemerkt. Hij kneedt een bolletje papier en gooit het op dén schedel van J a m a r , die uit zijn droom wakker schiet en ver schrikt rondkijkt. JAMAR. — J a m a r , J a m a r , wat is dat? M. FIEULLIEN zet zijn rede voort en JAMAR dommelt gerustgesteld weer i n . VOORZITTER. — Het woord is a a n M. L a h a u t . M. LAHAUT. — Weg met het woord! Leve de daad (Hij h a a l t een matrak te voorschijn).
M. MARQUET. — Oei! Oei! (Hij loopt tot bij den voorzitter.) M. LAHAUT. — E n hier is de vlag van 't schoone vaderland! (Hij ont plooit een vlag met het hakenkruis.) M. JACQUEMOTTE h a a l t uit zijn lessenaar een zeis en een h a m e r ) . — En hier zijn de zinnebeelden van h e t bolsjewisme! Wie spreekt sla ik den kop in! En wie zwijgt maaien we van zijn bank. M. DEVEZE. — Als 't zoo is, dan zullen wij ons stuk s t a a n ! (De minister loopt buiten en keert terug met een veldkanon op zijn rug, d a t hij opstelt op den grooten lessenaar van den voor zitter.) Kanonniers, op uw plaats! M. SINZOT. — Hier ben ik! M. DEVEZE. — Schiet de kommunisten omver! M. SBTZOT. — Oei, ik kan niet, ik moet mijn neus snuiten (Hij loopt de zaal uit.) ANSEELE. — Wacht, wjj hebben ook onze wapens! (Hij h a a l t een geweer uit zijn lessenaar, m a a r 't is in twee stukken gebroken.) M. DEVEZE. — Dat is te erg! De volmacht! De volmacht! . M. HEYMAN. — Ik vraag het woord. De kristen-demokraten willen ook geen woorden meer. Wij willen ook onze kenteekenen aan de wereld vertoonen! VOORZITTER. — Haast u d a n ! M. HEYMAN h a a l t uit zijn lessenaar een mandeke Oostendsche mosselen, en deelt ze met fier gebaar uit a a n zijn politieke vrienden, die elk met een mossel in de hand h u n strijdlied aanheffen. M. JASPAR. — Zeer wel! Brengt al die mosselen onmiddellijk naar mijn kabinet, we zullen ze koken en opsmullen. (De kristen-demokraten steken de koppen bijeen en vragen angstig: W a t is d a t , een geweten?) M. BODART. — Voorzitter, zouden wij mogen weten wat een geweten is? BALTHAZAR. — Hebt gij ooit een mossel geweten met een geweten? VOORZITTER. — De stemming vangt aan met M. J a s p a r . M. JASPAR. — Ik stem ja voor mij en voor al mijn duurbare vrienden de kristen-demokraten. (Nieuwe ovatie van de kristen-demokraten) (De stemming ls ten einde. M. Hsyman loopt naar M. Jaspar en kust hem op den mond.) M. JASPAR. — Ha nee, h a nee! We hebben nu de volmacht en ge wordt vriendelijk verzocht naar huls te gaanl
I
V
E
R
T
i. Mijn grootste liefhebberij is het bij wonen van begrafenissen. Dat wil d a a r o m niet zeggen, dat ik er me over verheug, wanneer iémand het tijde lijke met het eeuwige verwisselt. O, neen, volstrekt niet, ik ben geen menschenhater, integendeel. Ik ben er zelfs trotsch op veel vrienden te heb ben. Natuurlijk zijn er altijd en over a l mensehen, waarmee, met den bes t e n wil van de wereld, niet overeen te komen is, al waart ge van honig en marsepijn. Ik ben 'n eenvoudig man, gewezen beambte van het bureel van den Burgerlijken Stand, op pensioen gesteld. Teen ik nog in dienst was, kon 5fc geen begrafenissen bijwonen, om d a t ik m ' n afgestorven medeburgers moest afschrijven. Als ge zoo dertig j a a r lang van negen uur 's morgens tot vier uur 's avonds niets anders ge d a a n hebt dan kerstekinderen opschrij ven om ze dan later weer af te schrij ven, dan zijt ge van zelf al 'n halve lijkbidder geworden. Nu ik gepensionneerd ben, ban ik ze niet meer af schrijven, dus help ik ze m a a r mee begraven. Het éénige, waar de meeste gepenslonneerde beambten van 'n administratie nog goed voor zijn. Die krijgen h u n tijdelijke rust weinige m a a n d e n vóór ze de eeuwige ingaan. G e zult me wellicht zeggen, waarom verlustigt ge u niet in uw hof met planten en zaaien.
E'
L
L
I
N
' n Huds met 'n tuin, wie kan zich tegenwoordig zulke weelde veroorlo ven?... 'n Dergelijke huur kan ik van m ' n klein pensioen niet opbrengen. Voor m ' n verzet heb ik 'n paar duiven wüllen houden, m a a r ook dat genoe gen moest met belasting vergald wor den. Zoo moest ik me ook het plezier van 'n hond ontzeggen. Er bleef me dus niets anders over dan n a a r n ' an der, kosteloos tijdverdrijf uit te zien. Na lang zoeken, want tegenwoordig kost alles geld, vond ik er eindelijk een, namelijk, het bijwonen van begra fenissen. D a a r a a n kumt ge ten minste nog kosteloos deelnemen en ge zijt er steeds welkom. Zoolang het belasting wezen er z'n neus weer niet tusschen steekt. Dat is nu eens 'n verscheidenheidsrijke ontspanning: gedurig ander gezelschap, nieuwe kennissen, 'n rijtoertje n a a r 't kerkhof en terug naar 't sbërfhuds, waar de gedekte tafel u wacht, en dat alles a 1'ceil! Wat kan 'n mensch meer verlangen?... Kortom voor iemand, die weinig te verteren heeft en tamelijk fatsoenlijk door de wereld wil komen, is dat 'n eerzaam tijdverdrijf. I k woon meest al de begra fenissen bij, van onbekenden zoo goed als van bekenden Binnen kort ga ik m ' n jubileum vieren van de 500ste begrafenis. Voor d a t doel werd reeds 'n komilbeit tot stand gebracht. En waarom niet? ... Men viert wel 'n zil veren, 'n gouden en 'n diamanten brui
— Waarom hebt ge uw geldomhalers vervangen door deze schoone meisjes? — Onze geldomhalers ontvangen geen cent! En n u ! De klanten durven deze schoone kinders niet aan de deur zetten en... betalen!
G
D
loft; den vetten os, en wat al méér! Waarom dan ook geen begrafenisju bileum?... De laatste begrafenis, die ik hoop bij te wonen is die van me zelf. Op dat feest, ik wil zeggen «plech tigheid» zuiAen al de familieleden van de afgestorvenen, wier begrafenis ik bijwoonde, uitgenoodigd worden, op voorwaarde, dat er noch gekommeerd, gespot, gerookt, gedronken of muziek gespeeld wordit. Ik geloof, dat ik met dien eisch niemand achter m ' n mager overschot zal moeten verwachten, om dat de menschen altijd gaarne lol heb ben, zelfs bij 'n begrafenis. Ga m a a r eens' kijken, als er 'n akteur onder gedolven wordt. Voor den fijnen op merker is er bij zoo'n gelegeneid al tijd iets dat men zou kunnen noemen: stof voor novellenschrijvers. — M ' n eerste liefhebberij-begrafenis was die van 'n kolenhandelaar. Te hooren aan de verschillende gesprekken, die over hem op z'n plechtigheid gevoerd wer den, was hij de verpersoonlijking der zeven hoofdzonden: «'t Is meer dan eens gebeurd, zei er 'n prullerig- vent je, die verwaand voorgaf er alles van te weten, dat Toone Distelmans (zoo heette de overledene), z'n vrouw 'n rammeling gaf en h a a r soms 's nachts in heur hemd de straat opjoeg. Ik was met Toone zeer bevriend, anders zou ik het zoo goed niet weten. Ontelbare malen deelde hy in zekere nachitbars briefkens van twintig frank uit a a n de onschuldige meiskens. Hy h a d altyd veel geld op zak, en zyn eenig verlan gen was plezier maken. Nu, h y ver diende het aan z'n kolen toch dubbel en dik. Z'n anthracieten waren van 'n kwaliteit! —Enfin, iedereen is dief in zijnen stiel, antwoordde 'n drinkebroer. Maar Toone had beter gedaan die wegge geven briefkens te gebruiken om z'n schulden te betalen! — Heeft hy dan schulden, vroeg ik. — Schulden, meneer? Daar hebt ge geen idee van!... 750 frank by z'n coiffeur voor geleverde odeur en poudre de riz, die hu' a a n de barmeiskens cadeau gaf, I n den DerbyBar, by la belle Hortense, heeft hij nog 'n reke ning van vijftien fiesschen champagne te betalen. Enfin, te lang oin te mel den. Ik dacht by me zelve, die Toone is 'n nobel heerschap! Middelerwyl h a d ik met andere per sonen plaats genomen in 'n voituur op weg n a a r het kerkhof. Eén daarvan wist te vertellen, d a t Distelmans de vrekkigheid in persoon was, niet hjden kon, dat de zon in 't water scheen niemand kende dan zich zelve, en van de eerste leugen niet gebarsten was. Ik sprak geen enkel woord en me diteerde... Als die doode werkelük zoo slecht was, h a d ik misschien beter ge daan thuis be bhjven. Maar bah, ik ging toch voor m ' n plezier uit. Aan de begraafplaats gekomen, wordt Toone Distelmans tot aan z'n laatste rustbed vergezeld door 'n giroote volksmenigte en twee banieren: Een van de dudvenmaatschappy «De Vrüe Vlucht» 'n ander van de fanfare: «St. Cecilia». Tterwijl Distelmans' overschot in den
O
kuil wordt neergelaten, schaart de menigte er zich omheen, 'n Groote dik ke meneer met ziwarte gendarmensnor versierde bovenlip, treedt voornaam met 'n blad ministerpapier in de hand n a a r voren. Het was de voorzitter van de fanfare, die de volgende redevoe ring uitsprak : «Diepbetreurde vriend Toone, met gebroken h a r t en over stelpt gemoed sta ik als vriend en voor zitter van «St. Cecilia» a a n uw laatste rustplaats. Dat dit zoo vroeg geschie den zou, heeft zeker niemand kunnen vermoeden, want op de voorlaatste re petitie van onze fanfare hebt gij nog blijken gegeven van uw bewonderens waardig, krachtig talent. De solo door u op ons onlangs gegeven boncert uit gevoerd, zal ons immer bijblijven». Hierop steeg een gemompel uit de menigte op. De voorzitter had 'n ver keerde redevoering meegenomen, deze die hij veertien dagen geleden had uitgesproken bij h e t graf van wijlen den eersten trombonist der fanfare. Na lezing van eenige regels werd hij z'n vergissing gewaar, en sprak hij verder voor de vuist. «Gij waart het, beste vriend, die onze nederige muzikanten altijd moed inspraakt, hen altijd aanspoorde tot beter, hen steunend met r a a d en daad. Getuige daarvan ons nieuw vaandel en de vele soupers van schelvisch. Zoo nederig als vrijgevig, mocht uw linker h a n d nooit weten wat de rechter deed. Levenslustig, eerlijk en rondborstig was uw omgang. Nu ligt gij daar, fat soenlijk en voorbeeldig burger, als 'n trouw echtgenoot, en brave vader, in den killen schoot der aarde, ontrukt aan allen, die u liefhebben en vereeren Het leven is slechts een groote ruk wind en de mensch is als 'n grashalm: 's morgens nog rechtopbloelend in de groene weide, 's avonds in de verslin dende m a a g van 'n koe! Zoo ging het ook met u, waarde vriend, Rust zacht t h a n s op dit veld der braven, en wees overtuigd, d a t wij u nooit zullen ver laten. Vaarwel, dierbare vriend, vaar eeuwig wel!» Na afloop van die plechtigheid ging ik in 'n café rechtover de begraaf plaats, onder het verbruiken van 'n glas Porto mediteeren... Het getoeter van 'n voorbijsnorrende auto deed me opschrikken. Ik liep buiten en... stond alleen. De vodturen waren verdwenen. De verschillende meeningen der deelnemers over Distelmans-zaldger, en de redevoering van den voorzitter der fanfare, h a d d e n me heelemaal van m ' n stuk gebracht. Zoo heb ik bal van zonderlinge begrafenissea bijgewoond. Doch gisteren h a d voor mij, totnogtoe, wel de zon derlingste plaats Ik verneem, d a t ze kere meneer Reebok, 'n oude jongman in die straat, nummer zooveel, over leden is. Gisteren was de dag van z'n begrafenis. Ik kom daar a a n huis en zie vóór de in rouw gehulde poort, drie voituren s t a a n , met niemand an ders er bij dan de koetsiers en de be stuurder van begrafenissen met z'n helpers. Het uur van groeten was reeds lang geslagen en nog was ik de éénige die daar als deelnemer stond. Na lang 1
wachten ging ik eindelijk binnen. De lijkbidder zei me op de melodie van 'n «wees gegroet»: «Linkerhand houden, meneer»! — Twee vrouwen in rouwkleeding stonden naast de baar. Terug buiten gekomen, was ik nog de eenige deelnemer. Dat is zonderling dacht ik bij me zelve... Het oogenblik van ver trek brak a a n en nog was ik daar maar steeds alleen, geen mensch, die zich nog aanbood. De twee vrouwen stapten de eerste voituur to, ik alleen in de tweede e n de bestuurder met z'n gasten in de derde. Raar, dacht ik, h é | l raar!... 't Was alsof ik m ' n eigen begrafenis bijwoonde. Op h e t kerkhof was de cermonie zeer kort. Geen menigte, geen redevoering. Slechts de korte doffe slagen van drie schupjes aarde door de twee vrouwen en mij op de kist geworpen, stoorden de stilte... Zoo'n doodsche begrafenis had ik nog nooit beleefd. Op weg naar de kerkhofpoort, sprak een van die vrouwen me aan en verzocht me mee naar h e t sterfhuis te rijden. Ik zei, dat ik niet tot de familie behoorde. — D a t hindert niet, meneer, was h e t antwoord, ook wij behooren niet t o t ' de familie, wij zijn slechts de dienst boden van meneer Reebok-zaliger; met hem is de familie uitgestorven. Hij heeft ons gelast er voor te zorgen dat al degenen, die zijn begrafenis bijwo nen, n a afloop der plechtigheid zou den uitgenoodigd worden 'n glas te
komen ledigen op zijn nagedachtenis! Ik kon aan dat vriendelijk verzoek niet weerstaan en reed dus mee n a a r bet sterfhuis. Daar gekomen werd ik door de twee dienstboden in de voor kamer geleid waar ik a a n twee heeren werd voorgesteld: 't Was de notaris en z'n klerk. Na 'n stukje gegeten en 'n paar glazen wijn te hebben gedron ken, wilde ik zeer bescheiden heen gaan, maar de notaris verzocht mij be leefd te blijven om het testament van den afgestorvene te hooren aflezen. Ik dacht, door opkomende verveling gekweld, wat kan mij dit testament schelen. Doch daar hoor Ik opeens, als in 'n droom, de notaris luidop lezen: «Het overige van mijn fortuin zal i n drie verdeeld worden, waarvan een derde voor elk der dienstmeisjes, Constance en Clara, en een derde te ver doelen onder al diegenen, die mijn be grafenis bijwoonden». Ik kon bijna geen adem meer halen! Aangezien ik, buiten de dienstmeisjes de éénige deelnemer was, kreeg ik voor mijn paart het lieve sommetje van 95 duizend frank ! !... Wat zegt ge me daarvan?... En ik die meende, dat Reebok geen braaf m a n was!... Als dank daarvoor zal ik zijn voorbeeld volgen. O p tijd en stond noodig ik U geachte lezeressen en lezers allemaal uit mijn begrafenis bij te wonen!
10
3$tieum~ ooit- JUet&eu^
STIGTENDE — Wat leest ge daar, Pier? — Tproograme van de feesteleikeeden van tijlich jaar. Ze zulen in ieder geval nie kune zeggei. da den daatom sleg gekooaen is om de ferjaardach te vieren van de kristeiyke broederliefde en zustermin. — Zeker niet! De beschavingstocht der Japanners in China, de petrooloorlog in Zuid-Amerika, de jodenvervol ging in Duitschland... — Als ge tklijn beestse wil zoeken kunde altyt iets vinden. Ge zijt alemal geleik gulder, als ter ievers ne wint verkeert zit zijt ger sebiet bei om h e t aan tkokseel te jangen, maar alst stigtende feurbeelden betreft gebaar de van doksken. — Te weten Pier! — Ebde nie "leezen da ze te de Pareis ne soepee gehouwden ebben van leewerosbuuf? In den tut van Neeron waarent de 'eewen die de kriestenen in ulder kraage speeldegen en nu zünt de kristenen die de leewen in de kaseroole draajen. Diene Pareischge smeir is als twaare een zinboliejom van den trionf der Ijlege Kerk op de barberi). — 't Is te hopen. Pier, dat de zon daars de symbolische beteekenis van dit avondmaal mogen begrijpen! — Den eene al wa rapper dan den andere, maar tgeen in Spanje koom
FEURBEELDEN
te gebeuren laat ons in ieder geval 'tbeste veroopen... — Bedoelt ge den uitslag der verkie zingen? Nee, 't geval van dienen a m a siest die hem op zijn sterfbeddie ommegesleegen eeft volges Tgenteneirke: Te Grenada overleed Alfons Gonzalez, de schrijver van tal van anti. godsdienstige werken. Als sekretaris der revolutionnaire socia listische partij, heeft hij steeds een felle campagne gevoerd tegen Kerk en godsdienst. Toen hij echter zijn einde voelde naderen, verzocht hij om den bijstand van e"n priester en n a openlijk zijne dwaling te hebben herroepen en n a zijne droefheid te hebben betuigd over de ergernis die hij tijdens zijn le ven gegeven had, ontving hij de laatste HH. Sakramenten. Zijn boetvaardig sterven heeft in Granada een diepen indruk gemaakt. — Kwestie van ommeslaan, Pier, diene Spanjool is bijna zoo sterk als de Kristen-demokraten! — Wat ebben dedie uitgezet? — Feitelijk niets, tenzij zichzelf ge trouw gebleven. Er is daar te Brussel een zekere kwestie van volmachten te verleenen a a n de regeering; iets waar tegen de kristen-demokraten in prin-
ciep gekant zijn en waartegen ze dus in de praktijk... — ... ulder volle magt ebben ontploojt! — Juist! Maar met h u n voeten in de lucht en met h u n overtuiging in hunnen broekzak, gelijk dien Oosten rijker waar 't Laatste Nieuws van spreekt... — Ook ne bekeerltnch? — Op zijn manier: Een jonge Oostenrijker is uit Graz vertrokken n a a r Weenen. Hij stelt zich voor, de 210 km. tusschen die twee steden op zijn handen af te leggen. — Ken weete nie in oeverre dat iets mee de bekeerinch te zien eeft, m a a r tuschgen ons gezecht en elders gezweegen, tzou wel kunen da dienen Oostenreiker nog meer suukses eeft dan diene Spaanjart. Als thij ook nog tgoe gedagt eeft van die 210 kielomeetersc in mars arjirre af te leggen ge leik die kristene deemokraten waar van dade spreekt, is tepel konpleet. — Waarom? — Dan zout hij apepree kans ebben van zijnen arevee ront de jaaren 1995 of 2000 te zien saamevalle mee de ooploozing van de ontwaapeninchskiweste... — Saluut! Pier! — Zoveele van m y n p a a r t !
KOEKOEK
tM^V^
& anuM. -uit
11
^ ^ ^ H t u J :
"»
DE
KOEKOEK
WANDELENDE
(TWEEDE AFLEVERING) Toen Jezus weggeleid was bleef Ahasverus nog een moment op het plein staan want hij had Petrus daar zden zitten. — Zijde gij Petrus? vroeg Ahasverus. — Ba neen ik! zei Petrus om geen troef te krijgen van de schildwachten die het hoorden. En zoo loog Petrus drie keers achter een, opdat de h a a n zou kunnen kraaien. — Awel, zei Ahasverus, ge zijt gij nogal ne feilen! En als Jezus daarop zijn kerk moet bouwen, dan zal mij d a t nog al een kerkske worden! 't Werd weer dag en Ahasverus die nog steeds door de stad zwierf, botste op een troep volk die Jezus nu n a a r Pilatus voerde. Pontlus Pilatus stond op een terras met de vaak nog in zijn oogen. Men zag h e t hem aan, dat hij zich liefst van de zaak niets zou aantrekken. — Is *t wel de moeite mij daarvoor t e storen? zabberde hij. Maar de Farizeeërs, de m a n n e n van de Société Générale de Jérusalem, cn de kristen-demokraten wilden het hoofd hebben van dien revolutionnair. Tenslotte sleepte men Jezus op het terras; men had hem een purperen m a n t e l aangetrokken en een doornen kroon op het hoofd gewrongen. Ze spogen en kletsten op Jezus en een kreupele, die door Jezus genezen was, zette het plots op een loopen. — ' t Zal hier gaan stinken! riep hij vluchtend. Ahasverus stond d a t allemaal aan t e kijken en hij wist niet wat hij er van peinzen moest. Pilatus had compassie met Jezus en ineens vroeg hij a a n de brullende menigte: — 't Is Paschen, en de gewoonte wil d a t wij dien dag een gevangene loslaten. Willen we Jezus vrij laten gaan, hij heeft nu al genoeg afgezien. — Neen! tierde de massa. Liever Barabbasl — 't Is goed, zei Pilatus ten einde r a a d . Kruisig hem d a n . Maar m a a k t er korte metten mee, of ik laat de gendarmen chargeeren. 't Volk sleurde Jezus mee, recht n a a r Golgotha. Maar onderweg, toen Jezus onder het kruis viel, kruisten zijn blikken met den blik van Ahas verus, en deze laatste was er zoo door aangedaan, d a t hij wist nooit geen rust meer t e zullen vinden.
H. _
AHASVERUS OP WEG NAAR DE HEL
E n Ahasverus stapte. Alles degoeteeröe h e m . En hij zag altijd nog den blik van Jezus, die binnen in zijn faerte brandde. Hij was gedachteloos in een bosselke gegaan waar voetangels en schiet geweren lagen, en h a d e r een knots gevonden als wandelstok, om te ge-
Tot hiertoe door AUGUSTVERMEYLEN Maar van nu af door
K
O
E
K
O
E
K
lijken op de prentjes van den Wande lenden Jood. Hij bedelde langs de dorpen en de vrouwen hadden schrik van hem. — Ze mogen mij gestolen zijn, de wijven! vloekte Ahasverus. En hij voelde zich altijd alleen, zelfs als hij bij anderen was. Dat kwam doordat hij de anderen niet voelde. Verder en verder trok hij, en had hij niet afgeweken van de rechte baan, hij zou de eerste reis rond de wereld gedaan hebben. Maar nu gebeurde het anders. De sfinx in Egypte had hem niets te zeggen. En had ze gesproken, Ahas-
_
_
JOOD
verus zou nog niet verbaasd geweest zijn. W a n t niet de minste verwonde ring deed zijn reeds aardig gebogen neus nog meer krullen, toen hij in h e t land kwam waar de menschen met h u n achterste eten, alsof zij er niets anders mee te doen hadden. Hij zag h e t land der luis-menschen: die leven spiernaakt, hetgeen de echte luizen van hen hebben afgekeken. En hij kwam in het Luilekkerland, maar hij was er van den eersten dag zoo vol en zoo zat, dat hij zijn armoe verkoos en weer verder trok. Zoo ontmoette hij een vrouw, die hem dacht een bedevaarder n a a r Scherpenheuvel te zijn, en zij gaf hem een aalmoes: — In den n a a m van God dien ge zoo ver gaat zoeken, zei ze. — Ik zoek den duivel! grijnsde Ahas verus. H a h a ! hij zocht den duivel! Welnu, manneke gij zult hem in de volgende aflevering van «Koekoek» wel vinden! (Vervolgt.)
DE H. DEBACKER OVERDRIJFT Tijdens de debatten over de vol macht in de K a m e r , ging h e t e r bijwijlen nogal heftig toe. Zelfs van Antwerpen werd er ge sproken. En n a eenige minuten ver scheen op de perstribune volgend «officieel» verslag, gedrukt: De heer BAKT .DE. — Dat zoudt ge willen, j a ! De heer LEURIDAN. — Ge zijt een dief; ge hebt het m a n d a a t gestolen van Dr. Borms. De heer J O R I S . — Ter wille van het smeer likt de beer de kandeleer. De heer BORGINON. — Gij hebt het m a n d a a t afgetruggeld van Van Cauwelaert. (Heftig ramoer links, bij de Vlaamsche nationalisten en de Antwerpsche liberalen. — De voorzitter doet de bel rinkelen.) De heer DEBACKER. — T e r wille van het smeer likte de heer Baelde den kandeleer van Kamiel Huysmans! De heer J O R I S . — En gij d a n in de Bestendige Deputatie? Als wij van pornografische literatuur hielden zouden wij langdurige be schouwingen over de woorden van M. Debacker ten beste geven. Wij zouden hem eenige bijzonderheden vragen over den bewusten kandeleer. En dan ook zouden wij willen weten van den heer Joris, wat er in de Bestendige Deputatie van Antwerpen is gebeurd. Deden zich daar ook dergelijke weerzinwekkende tooneelen voor? Met Huysmans? Of met Baelde? • * • De diensten van de K a m e r blijken
echter de onzedige uitlatingen van M. Debacker onduldbaar te vinden. W a n t n a d a t bovenstaand verslag ge drukt was, zijn er verbeteringen aan toegebracht, en in het Beknopt Verslag lezen wij nu (bladz. 365): De heer BAELDE. — Dat zoudt ge willen, j a ! De heer LEURIDAN. — Ge zijt een dief; ge hebt h e t m a n d a a t gestolen van Dr. Borms. De heer BAELDE. — Gij hebt te Antwerpen de deputatie ge vormd met de katholieken. De heer J O R I S . — Ter wille van het smeer likt de beer de kande leer. De heer BORGINON. — Gij hebt h e t m a n d a a t afgetruggeld van Van Cauwelaert. (Heftig rumoer links, bij de Vlaamsche nationalisten en de Antwerpsche liberalen. — De voorzitter doet de bel rinkelen.) De heer DEBACKER. — Ter wille van het smeer likte de heer Baelde den socialistischen kande leer. * » * Misschien is Huysmans Camille nu tevreden d a t zijn kandeleer niet meer in het debat en in de openbaarheid wordt geslingerd. Maar als men spreekt van den socia listischen kandeleer, dan voelen wij ons allen betrokken in de zaak. En het zal goed zijn, d a t alle socia listen, die zich proper voelen, protest aanteekenen. W a t ons betreft, wij zeggen h e t te onzer eere, dat wij met den heer Baelde nooit uitstaans hadden of uitstaans zullen willen hebben.
KOEKOEK
13
71
BERIJMDE
GAAN
SCHELMERIJEN
DOPPEN
Hy" was zijn heele leven lang Met moed aan 't werk gegaan. Nu had de baas genoeg van hem En zei : « Gy hebt gedaan ».
Toen hy ten slotte d' eerste stond En uitleg geven wou. Toen zei men, dat aan nummer zes Men vast hem helpen zou.
Want vijftienhonderd frank per maana Vergooien aan een klerk Al hebt g' een paar millioen vergaard. Dat is toch wat te sterk.
Zoo werd hy verder rondgestuurd, Naar nummers met de vleet, Gelyk een stuk versleten vee. Waar men geen blijf mee weet.
Hy' was gelukkig bij den bond, Had jarenlang betaald En dacht tevreden : « 'k Heb mij toch Voor d' ergsten nood gestaald.
En alles, wat men deed of vroeg Het ging zoo lam en tam, Alsof hy, lyk een bedelaar Om eene aalmoes kwam.
Zoo trok hij voor den eersten keer Naar 't regel-dopbureel Al had hij droefheid in zijn hart En stokte 't in zyn keel.
Hy had zoo graag nog werk gehad, De maatschappij gediend. Waar had hij die vernedering Van doppen-gaan verdiend ?
Hy* rijde zich aan een winket En wachtte zoo zyn beurt. Hy zag zyn maats en vroeg zich af : « Wat is met hen gebeurd ? »
Toen zag hy" weer zyn maten aan, Met hun gedrukt gelaat De lui, wien honger nog alleei. Kon nopen tot een daad.
Ze En Ze Of
Toch vroeg hy thans zich niet meer af « Wat is met hen geschied ? » Maar zei, met schrijnend wee in 't hart « Ook ik ontsnap het niet ! »
stonden met een mat gezichl spraken haast geen woord; stonden lusteloos, gedwee schoven langzaam voort.
EEN
P A U S E L I J K E
Het «LAATSTE NIEUWS» brengt ons de volgende heuglijke tijding : «In een nieuwe Italiaansche film, welke t h a n s t e Rome vertoond wordt, verschijnt een nieuwe ster op h e t doek, die in h e t programma Sandra Ravel genoemd wordt. H a a r eigen n a a m is echter S a n d r a R a t t i . Voordat zij voor de film ging spelen, heeft zij den Paus, als hoofd van de familie Ratti, om toestemming daartoe verzocht. De Paus verleende deze op voorwaarde d a t zij h a a r n a a m zou veranderen en moet zelf h a a r pseudoniem hebben uitgezocht. Mejuffrouw Ravel is twintig j a a r oud, blond en wordt beschouwd als een veelbelovende kunstenares. Zij moet een heel schoon meisje zijn en is natuurlijk zeer beschaafd.» Het publiek zal dit nieuws voorzeker met inwendig handgeklap toejuichen en onmiddellijk hebben begrepen d a t h e t niet anders kon of deze pauselijke filmster moest zeer beschaafd zijn. Niets is natuurlijker dan dat. Daartoe zijn vooreerst geen bewij-
zen noodig. E r zijn voorgaanden. De dochters en de nichtjes der Borgia's waren immers ook ultransuper-extra beschaafd. Paul Alexander VI h a d bv. een zoon Giovanni, die den 14e J u n i 1497 door zijn broerken Caesare werd vermoord. Maar dit pleit eerder voor de verfijnde zeden van de XVe eeuw. Nu zijn de tijden anders geworden e n levert de familie van den Heiligen Stoel a a n de wereld... filmsterren. De gevolgen zijn echter niet te overzien. Weldra zullen we, n a a r alle waarschijnlijkheid, pauselijke films t e bewonderen krijgen. De hoofdmisceremonie zal vervangen worden door een film, waarin m e j . R a t t i met Maurice Chevalier beschaafde voorstellingen zullen geven van «Het Concilie danst». Voorzien wordt zelfs, d a t Pius X I zich daarbij niet beperken zou en zelf in een groote film zou optreden. Zijn eerste sporen heeft hij reeds verdiend in den «Éclair Journal», ter gelegenheid van sommige aktualiteit e n . Waarom zou hij nu niet eens een hoofdrol spelen? Onlangs meldden we, d a t een filmstar zich i n een klooster
F I L M S T A R terugtrok. Waarom zou de Paus nu niet het tegenovergestelde doen? Misschien zal men zich afvragen in welke film hij zou moeten optreden? Het scenario is gemakkelijk te schrijven. Het moet er een zijn, dat ledereen tevreden stelt. «Het teeken des Kruises» bv., m a a r we verwittigen eventueel de regisseurs, dat zij Mijnheer R a t t i in h e t eerste bedrijf moeten laten roepen : Weg met de Heidensche Romeinen, leve de kristen-demokratie! En in h e t laatste: De Heiland is geboren! Heil Hitier! Het spreekt vanzelf, d a t de film met h e t gebruikelijk schandaal moet gelanceerd worden teneinde de publiciteit kracht bij te zetten. Het zal d a n ook ge wenscht zijn d a t Pius in de bladen laat aankondigen, een p a a r weken voor de première : «SENSATIE IN FILMLAND De Paus laat zich van zija nichtje scheiden, alvorens n a a r i* Far-West te vertrekken, waar hil met Tom-Mix een nieuwe p r e n l zal voorbereiden : «Verdraaid tusschen de k a k t u » sen.»
14
KOEKOEK
UIT HET LEVEN VAN DEN PLATTE De Platte die nog steeds zonder be trekking was, bracht daarom zijn dagen nog niet in ledigheid door. Hij was nu een verwoed hengelaar geworden. 's Morgens, zoodra de zon in de lucht stond, trok hrj er met zyn mate riaal op uit, naar den dijk van Austruweel, waar de Schelde, omheen het aangehechte gebied van Antwerpen, buigt. Daar zette hij zich dan in 't oever gras, begon met een scherp stuk ijzsr in de aarde te woelen en zorgde er voor dat hy' een portie wormen byeenkreeg: aas voor de visch. Daarna wierp hrj zijn lyn uit en wachtte geduldig tot er een visch naar het verschalkende aas kwam happen. Hy ving zoo nu en dan een aardig panneken visch. Meer soms dan hij alleen oppeuzelen kon. Maar hij vond altijd wel iemand die(n) hij met een stel scharretjes of een kilo paling kon plezieren... Den laatsten tijd waren er in zijn buurt nog meerdere andere hengelaars opgedoken, liefhebbers, meestal werkloozen. En op den Austruweelschen dijk, in de open lucht, vlak in 't aanschijn van de Schelde, werd het zoowat «un salon oü 1'on cause.» Daar werd over van alles gesproken: b.v. over de wyze waarop de heer Borginon den illusteren advokaat Marok, op de laatste Kamerzitting, den mond had volgestopt, over hst pensioen van de generaals, over de komende revolutie, over den komenden oorlog, over de zwellende legerbegrooting, enz., enz... En natuurlijk over allerlei avonturen die aan hengelaars waren overkomen. Het dichtst brj den Platte hield zich gewoonlijk Karbonkel op. Die Karbonkel was een kerel als een boom, met een gezonden, rooien neus. Hij was bootwerker van beroep, doch hij kon praten gelijk een advo kaat. Hy had ook heel wat fantasie. En als hy iets vertelde, liep er wel eens een leugentje onder. Maar j a , wat zouden de meeste vertelsels zijn, zonder dat de auteur er een greintje fantasie in verwerkte? Iets zoo droog en leeg als een discours van oud-ministei- Heyman! Karbonkel was eenige dagen van den d(jk weggebleven. Teen h y nu op zekeren morgen weerom verscheen, klampte de Platte hem dadeiyk aan. — Wat is 't Karbonkel, zij-de op reis geweest? — Neen. — Gewerkt? — Eilaas, ook niet. — Toch niet ziek geweest, zek:r? — Gelukkig niet. Daarbij, hoe zou den wt) werkloozen, kunnen ziek
worden, we hebben amper te eten! En de meeste menschen worden ziek omdat ze te veel eten. — Waar hebt gij dan al dien tyd toch uitgehangen, drong de Platte nieuwsgierig aan? — Uit visschen geweest. — Wat, uit visschen? Karbonkel knikte, gewichtig. — Waar Karbonkel? — Op zee! — Op zee? Zoo, zco. — J a , zoo begon de Karbonkel zyn verhaal, ik heb in m y n familie iemand die veel gereisd heeft en zijn schaapkens op 't droog zet. Hy had mij hooren spreken over de visschery. — Karbonkel, zei h y , ik hoor dat ge wat van visschen kent. Maar op den Austruweelschen dijk zal al niet veel meer te pakken zyn, dan wat steurkrab en paling van een pink dik. Wat zoudt ge er van denken als ik eens een sloep kocht en we samen de Schelde af gingen dobberen, tot in de zee, om eens echtig te visschen? — Geiyk of ge wilt, had ik geant woord. Sus, heet dat familielid. Ik moet u zeggen dat Sus iemand is die steeds de daad by het woord voegt. Hij wist ergens een okkasie-sloep te koop. Enfin, op een, twee, dry, waren we ingesteld. Sus had buiten mij nog een paar mannen aangenomen. En, dry dagen geleden, zyn we voor den eersten keer van wal gestoken. We voeren de Schelde af, kwamen in zee en wierpen onze netten uit. 't Was of de duivel er mede gemoeid was, m a a r er bleef niks in de netten hangen, dan wat klein gerij, dat we telkens over boord smeten. Als we zoo een uurtje liggen kruisen hadden vóór de kust, werden we plots een zware schok gewaar. De touwen van ons net stonden gespannen. — Verdomme, zei Sus, dezen keer hebben we er eenen te pakken hoor. We trokken met z'n vieren, voor zichtig, om het net niet te scheuren, doch tevergeefs. We kregen ons net niet boven water. — Als 't maar geen onderzeeër is dien we gevangen hebben, opperde ik. We trokken en sleurden en sjouw den er eindelijk, we konden inhalen. Jongens was me dat een kerel dien we gevangen hadden, een soort van bruinvlsch. Toen we met den blik zyn omvang hadden nagemeten, zeiden we tot elkaar: — Dien krygen we nooit in onze schuit. We dachten na hoe we de zaak best konden oplossen
- Laten we zynen kop afsnyden en zijnen staart, zei Sus, dat is toch geen eten. Zoo gezegd, zoo gedaan. Ik trok myn mes, sneed den bruin vlsch zijn kop en zyn staart af en we hesehen hem dan aan boord. De sloep was er netjes vol mee, zoo vol, d a t de twee mannen die de Sus, buiten mU nog, had aangeworven, in het want van 't schip moesten kruipen: er bleef geen -plaats elders over! Ge ziet van hier hoe voorzichtig we moeten zeilen hebben: de water spiegel stond geiyk.-met den k a n t van de sloep. We kwamen ten slotte toch behouden aan wal. — En wat hebt ge met uwen visch gedaan? — Verkocht aan een olieslager. — Dat is een serieuze visch geweest, inderdaad, voegde de Platte er aan toe. Maar ik heb er van myn leven eenen gevangen die nog grooter was. — Hier op 't Scheld? — Neen, in den Kongo. We lagen ten anker voor Boma. Het was Zaterdag. Ik wist niet wat doen. Daar sohoot me een gedachte te bin nen. Ik liep naar d^n ouwe en vroeg: — Kapitein, mag ik nu eens een reddingsloep losgooien? — Waarom? — Om uit visschen te gaan. De kapitein, een goeie vent, wil ligde myn verzoek in. En lk er op uit. In mijn eentje! Ik roeide van kant en begon te visschen. — Met en net? — Bij lange niet. Ik had een dik eind touw meegeno men en er mijn bootwerkershaak aan vastgemaakt. Aan dien haak had ik een brok ingrzouten spek geslagen. Myn touw lag pas in 't water als ei een visch opduikt, een visch, enorm! Natuurlijk hield ik hem in de gaten. Gulzig gelijk een groote visch zyn kan, hapt hij naar 't spek, slikt het brokje in. — Bon zeg ik. En op hetzelfde oogenblik trek ik aan het touw met het fatale gevolg dat de h a a k In de maag van den visch vastgeankerd zit. Ik heb het u al gezegd: ik was m a a r alleen. Dien koles aan boord hyschen, ik kon er niet aan denken. Ik wou echter myn vangst niet prijs geven. — En wat hebt ge dan gedaan? — Wat ik gedaan heb, besloot de Platte zyn verhaal. Heel eenvoudig, Karbonkel. Ik heb m y n boot op den rug van den visch geladen, ik ben er bij gaan staan en de visch is zoo n a a r den wal gezwommen •
[18]
DE NIEUWE HEERSCHAPPIJ
(Vervolg) Het geleek wel tooverij. De korpo r a a l van dienst h a d acht dagen arrest gekregen omdat hij niets had gemerkt van de ontvluchting. De teekenen van een stille revolutie werden met den dag beter aiichtbaai Ofschoon zich nergens .strafbare fe; ten voordeden, meende de regeering toch eindelijk doortastende maatrege len te moeten nemen, en n a d a t de staat van beleg was afgekondigd over gansch h e t land, werd het hoofd van de Zoneten op prijs gesteld. Het ko ninklijk besluit dat op de muren ver scheen behelsde slechts twee artikelen: «Art. 1. — Wij hebben besloten en besluiten d a t de Zoneten een uitvinding zijn van kwaadaardige geesten. Art. 2. — Elke Zoneet die op heeterdaad van propaganda wordt betrapt, zal met den kogel worden gestraft».
, . niets . . hier werkelijk anders te doen bad. — Ik begrijp het! riep de kommis saris. Gij hebt willen ontvluchten! — Dat was wel het geval niet, weder voer de misdadiger, m a a r dat zullen de agenten die mij bewaakten mis schien gedacht hebben. Wat nu den grond van de zaak betreft, zou ik gaar ne vernemen waarom ik hier ben. — Laat agent 97 binnenkomen! ge bood de kommissaris aan den bode die bij de deur stond. Agent 97 trad binnen en verklaarde: — Deze kerel, zegde hij", wijzend op zijn prooi, deze kerel stond in het openbaar te beweren, d a t er zoneten waren vermits men ze op heeterdaad kan betrappen. — H a h a , lachte de kommissaris, daar hebben wij het. Gij hebt het eer ste artikel overtreden door kwaadwil lig t e verklaren d a t er Zoneten be staan. — En verder, vervolgde agent 97, h i e r
w e r
k r f i i I i
. beeft hij beweerd dat men den kogel niet kan geven aan de Zoneten, ver mits zij niet bestaan. — Voilé,, triomfeerde de kommissa ris, gij hebt ook nog het tweede arti kel overtreden vermits gij kwaadwillig hebt beweerd dat een Zoneet nooit den kogel zou krijgen. Artikel 2 zegt dui delijk d a t zij wél met den kogel zullen gestraft worden. — Juist geredeneerd, wedervoer de man, maar mag ik u vragen of e r volgens u Zoneten zn'n, of niet? — Voer dien man buiten, brieschte de kommissaris, er valt te onderzoe ken of hij zelf geen Zoneet is. — Uw verdenking is in strijd met het eerste artikel... wilde de m a n nog zeggen, m a a r gelukkig was hij reeds tegen den muur van een andere ka mer terecht gekomen, zoodat de kom missaris deze nieuwe beleediging van het gezag niet hoorde.
Het volk school samen voor dezen aanplakbrief, zoodat de politie een ordedienst moest inrichten. Den eer sten ochtend stond er een nederige meneer In die menigte e n keek beurteldings n a a r bet besluit e n n a a r de andere omstanders. Eindelijk kreeg hij een kleur, hoestte eenige keeren en zei toen luidop: — «Het eerste artikel is in strijd mot h e t tweede, want als er geen Zoneten zijn, d a n kan een Zoneet niet op hee terdaad betrapt werden».. Het gebeurde nu, dat een politie agent deze uitlatingen hoorde; hij wierp zich op den m a n , sleurde hem van onder de menigte* weg, en riep cie hulp van een kollega in om den mis dadiger, die er overigens niet aan dacht weerstand te bieden, n a a r het politiebureau te voeren. D a a r kreeg de m a n in h e t geheel veertien vuistslagei op h e t hoofd, den neus en het ki'nne bakken, alvorens- hij voor den kommdissaris van politie werd gebracht. — Heer kommissaris, sprak hij, ver geef mij dat ik mijn hoed niet kan af nemen voor u, cm de eenvoudige re den, d a t dit hoofddeksel door mijnheer den agent is afgeslagen toen ik er mij h e t minst aan verwachtte. — Spreek in beleefder termen over de politie, vermaande de kommissaris. — Dat doe ik, aarzelde de m a n . — Oe begint dus in opstand te ko men? I k verzoek u mij niet tegen te spreken! — Soit, heer kommissaris, vervolg de de m a n gelaten. Mag ik u d a n nog t e n titel van informatie mededeelen, dat men mij hier veertien maal van . — Ik geloof dat mijn stem dezen links n a a r rechts heeft gebokst? Ik avond niet al te best was... leb h e t juist kunnen tellen, omdat ik — Geeft niets. Ik heb vooraf bij ver
gissing door de micro aangekondigd, dat we een uitzending gaven van den dierentuin...
'*
KOEKOEK
_
_
HUMOR V A N A N D E R E N NOTA DEK REDAK71E We nemen I schrijven, dus nog minder Voor de karikaturen | gen overnemen. Van Vriend en tegenstander,
geen VerantWooraeli/kheia op Voor Wol We cel) Van deze bladzijde. Het feit dat Wij deze teekenin bewijst niet dat Wij bet met de strekking eens zijn
— Waarom s t e l e n uw schilderyen zulke leeiyke menschen voor? STRAAT-AUTIST. — Omdat i'k al leen mvjn familie als model ken laten poseeren! (Passing show).
VRIENDELIJKE GASTVROUW. — Ach, ik zou 't mooi vinden als gy kennis maaktet. Mag ik even voor stellen: juffrouw De Bruin, mijnheer Carels; mynheer Carels, juffrouw De Bruin. (London Opinion), — Hy byt en trekt kolossaal 1 Zou h e t een walvisch zyn? (Gutierrez, Madrid).
— Marietje, hebt gy broertje al uit gekleed? — J a moeder, ik heb hem al byna heelemaal afgewonden. (Bassing shew),
— Zoo zag ik er 21 j a a r geleden uit — Is 't waar? En wie is de baby (Ideas).
gestolen m a a r daarenboven hebt ge zilverwerk, juweelen, schilderyen en tapijten geroofd 1 — J a münheer de Juge, ' t is waar, m a a r gy weet toch ook, dat geld alleen niet gelukkig m a a k t ! (Rosalinda. Buenos-Ayres).
"• i •
H:
•
DE KWAAL! Zoo, zoo, dus u wenscht mijn schoonzoon te worden!? — N-n-nee-ik wilde graag met uw dochter trouwen. (J udge).
Het Is toch nooit goed m e t die typis ten. Eerst h a d ik een leelijke, die kon niet typen en nu heb ik een knappe, maar n u k a n ik niet meer dikteeren...
BOEKVERKOOPER. — Dit boek met universeele kennis bevat alles wat ge moet weten. — Niet noodig! M y n vrouw vertelt me d a t alles wel, en nog een massa meer, bovendien. (Passing show)