FRONS Jaargang 34, nummer 1 Februari 2014
Het doorgeefluik : Der Bürgerkrieg Labor sub aegide Palladis: een baan bij Brill Roze wolken Nachtelijke redeneringen Keiharde realiteit
Frons BladvoorLeidseClassici
Colofon Vierendertigste jaargang, nummer 1, februari 2014. Verschijnt vier maal per jaar.
Redactie
Saskia Aerts Renske Janssen Lineke Brink Thom van Leuveren Bas Clercx Linda Vermaas Leanne Jansen Bijdragen worden hartelijk verwelkomd op
[email protected] of in het postvak van Frons bij het secretariaat Klassieke Talen, Doelensteeg 16, gebouw 1174, postbus 9515, 2300 RA Leiden. Kopij gaarne per e-mail als Word- of platte tekst-document met alleen de nodige opmaakkenmerken inleveren. Teksten in het Grieks verwelkomen wij het liefst in Unicode. Ook gebruikt de redactie een style-sheet met regels voor opmaak en weergave, die u kunt inzien. Afbeeldingen alstublieft los aanleveren, bij voorkeur digitaal in JPEG-formaat (dus niet ingevoegd in Word-documenten).
Contributie
Een jaarabonnement op Frons kost € 11 voor studenten, € 17 voor niet-studenten. Abonnees ontvangen per post per collegejaar vijf afleveringen van Frons. De contributie kan worden overgemaakt op giro 4359334 ten name van Frons, blad voor Leidse classici. Voor de verzending is het van belang dat u bij deze transactie uw postadres vermeldt! Nabestellen is slechts beperkt mogelijk.
Advertenties
Een advertentie in Frons bereikt een ruim publiek van classici en hun verwanten. Indien u interesse heeft om te adverteren, of bedrijven of instellingen kent die deze interesse hebben, kunt u dat laten weten aan Bas Clercx (e-mail via fronsgltc @yahoo.com) of een ander lid van de redactie. De tarieven zijn zeer gunstig! Eenmalig: halve pagina € 25, hele pagina € 40, achterpagina € 50. Jaargang: halve pagina € 100, hele pagina € 160, achterpagina € 200. Volgende deadline (Frons van juni): 1 juni 2014.
3
Inhoudsopgave Door de hoofdredacteurs
4
Het doorgeefluik : Der Bürgerkrieg
5
De geboorte van een Woord
9
Bas Clercx (hoofdredacteur digitaal); Renske Janssen (hoofdredacteur analoog) Annemarie Ambühl
Prof.(em.) dr. K.A. Worp
Labor sub aegide Palladis: een baan bij Brill
11
Het lot van de docent klassieke talen:
13
Rectificatie Roze wolken
18 19
Nachtelijke redeneringen
24
Keiharde realiteit
25
Ingezonden poëzie
29
Linda Vermaas Saskia Aerts
Saskia Aerts; Lineke Brink; Linda Vermaas; Renske Janssen; Alisha Meeder ; Bas Clercx Thom van Leuveren Lineke Brink
Leo van Zanen
4
Door de hoofdredacteurs Beste classici en classicae, Dit nummer is voor de Frons-redactie erg bijzonder. Dat is niet omdat we zo ontzettend veel van Valentijnsdag houden (hoewel we jullie daar zeker mee lastig zullen vallen, wees niet ongerust), maar omdat dit het eerste nummer is van een Frons die als het ware vernieuwd is. Vanaf deze maand wordt de Frons namelijk een onderdeel van de Leidse studievereniging Sophia Aeterna. Wat betekent dat voor jullie? Nou, in feite niet zo heel veel. Jullie kunnen nog steeds genieten van artikelen geschreven door een enthousiaste redactie, en jullie kunnen nog steeds lid worden van die redactie (interesse? Mail dan naar
[email protected] !). Je kunt ook nog steeds abonnee worden van de Frons zonder lid van Sophia Aeterna te zijn. Het enige dat er verandert, is dat de administratie voor ons een stukje makkelijker wordt, en dat we dankzij Sophia Aeterna nu nog meer het blad voor alle Leidse classici zijn. En daar zijn we erg trots op. Wat kunnen jullie in dit nummer van ons verwachten? Uiteraard maakt de rubriek ‘het doorgeefluik’ weer zijn opwachting, deze keer met een bijzondere bijdrage van mw. dr. Annemarie Ambühl, docente Latijn aan onze opleiding. Zij schrijft over een bewerking van Lucanus’ Bellum Civile voor op het toneel. Verder hebben we twee externe bijdragen ontvangen. Emeritus professor Klaas Worp, verbonden aan het Leids Papyrologisch Instituut, schrijft over de verjaardag van het woord ‘papyrologie’ en Leids dichter Leo van Zanen stuurde ons zijn op de oudheid geïnspireerde gedichten toe. Ook de vaste redactie gaat deze keer op de poëtische, of beter gezegd: romantische, toer. Speciaal voor Valentijnsdag presenteert een aantal redactieleden zijn favoriete citaten over liefde en romantiek, als bron van inspiratie aan iedereen die met Valentijnsdag iemand bijzonders op het oog heeft. En mocht het allemaal niet goed uitpakken, dan is er altijd nog de bijdrage van Lineke Brink over vrouwen en wijn in de oudheid. We hopen dat jullie ook deze keer weer van onze Frons genieten en wensen jullie heel veel succes dit semester. Geniet ervan, werk niet té hard en doe vooral veel leuke dingen. We zien jullie in juni!
Bas Clercx (hoofdredacteur digitaal) Renske Janssen (hoofdredacteur analoog)
5
Het doorgeefluik : Der Bürgerkrieg
Annemarie Ambühl
[email protected];
[email protected] De rubriek ‘ het doorgeefluik’ wordt elke Frons ingevuld door een nieuwe Leidse classicus of classica. Hij of zij schrijft een recensie van iets bijzonders, iets dat diepe indruk heeft gemaakt. Dit kan een boek zijn, een muziekstuk, een voorstelling, tentoonstelling, film of artikel. Deze derde aflevering in de rubriek wordt verzorgd door dr. Annemarie Ambühl. Zij is docente aan onze opleiding en is gespecialiseerd in Lucanus. Een kale ruimte, van het plafond hangt een metalen constructie in de vorm van het dradenkruis van een geweer, op de vloer weerspiegeld door witte kringen van krijt. Aan weerszijden twee reusachtige draaipoorten, met aan de ene kant een rooster van metalen tralies en aan de andere kant panelen van roestig ijzer. Op het toneel zes vrouwen in witte kleren, met roodbruine laarzen en polswarmers in dezelfde kleur. Ze bewegen constant, botsen af en toe, eerst toevallig, dan steeds vaker met opzet, twee van hen steken uit door de hogere mate van latente agressie die ze tegen elkaar vertonen. Dit is de eerste indruk van de voorstelling van “Der Bürgerkrieg” naar Lucanus door Achim Lenz, die ik onlangs in de Ringlokschuppen in Mülheim an der Ruhr net over de Duitse grens heb bijgewoond. Lucanus’ epos over de burgeroorlog tussen Caesar en Pompeius als toneelstuk – hoe werkt dat? “Der Bürgerkrieg” heeft op 8 januari zijn première in Chur beleefd, de geboortestad van de Zwitserse regisseur. Het programmaboekje verwijst naar de honderdjarige herdenking van de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog en begrijpt de tekst van Lucanus als een expliciete “waarschuwing voor de horror van de barbarij” die op ieder moment opnieuw zou kunnen uitbreken. Daarnaast wordt dit jaar zoals bekend ook veelvuldig Augustus gevierd, die precies 2000 jaar geleden overleed, de adoptiefzoon van Caesar en eerste Romeinse keizer, die zijn Pax Augusta echter pas na een reeks van wrede en bloederige burgeroorlogen heeft opgericht. Een dubbele reden dus om Lucanus’ Bellum Civile juist in 2014 ten tonele te brengen. Achim Lenz is bij uitstek geschikt voor dit voornemen, aangezien hij aan de Universiteit Basel in GLTC is afgestudeerd en daar onder andere een memorabele opvoering van Seneca’s Medea tot stand heeft gebracht. Vervolgens heeft hij aan de gerenommeerde Folkwang Universiteit in Essen zijn opleiding tot regisseur afgerond en met zijn stukken al veel successen behaald. Voor de actuele opvoering heeft hij wetenschappelijk advies van prof. Christine Walde ingehaald, die een onderzoeksproject over Lucanus aan de Universiteit Basel heeft geleid en nu hoogleraar voor Latijn aan de Universiteit Mainz is. Achim Lenz heeft voor een aanpak gekozen die hij eerder ook bij het omzet-
6
Het doorgeefluik : Der Bürgerkrieg ten van moderne narratieve teksten naar toneelstukken heeft toegepast: “Der Bürgerkrieg” is een koortheater, een soort dramatische recitatie met weinig actie op het toneel en helemaal geen enscenering van de gebeurtenissen die worden verteld – op een paar uitzonderingen na, die echter ook bijna uitsluitend door middel vande taal worden verbeeld, wanneer bijvoorbeeld het door elkaar praten van stemmen het kappen van het heilige woud van Massilia nabootst of de machtige tovenares Erichtho haar dreigingen aan het adres van de goden van de onderwereld uitschreeuwt. Een leuk idee is ook om Pompeius en Caesar hun veldherenreden voor de veldslag bij Pharsalus simultaan te laten houden zodat de holle taal van oorlogspropaganda hoorbaar wordt. Bij deze opvoering staat dus de tekst van Lucanus helemaal in het centrum, in de vertaling van de DDR-classicus Dietrich Ebener (Berlijn 1978), een zeer politieke en tegelijk poëtische vertaling in Duitse hexameters (qua ritmisch effect vergelijkbaar met de vorig jaar verschenen Nederlandse vertaling door Piet Schrijvers). Het concept van het koortheater werkt prima voor Lucanus, aangezien de massa’s (zowel het Romeinse volk als de soldaten) een belangrijke rol in zijn epos spelen; ook in wetenschappelijk onderzoek is het Bellum Civile soms als een ‘tragedie’ beschouwd met de verteller of collectieve sprekers in de rol van het koor. De zes actrices, die het perfect unisono pratende koor vormen, vertegenwoordigen tegelijkertijd zes personages uit het Bellum Civile. Het feit dat dus ook de mannelijke rollen door vrouwen vertolkt worden produceert en vervreemdingseffect die bijdraagt aan de abstracte indruk. De zes personages die soms uit het collectief naar voren treden zijn in eerste instantie de hoofdrivalen Caesar en Pompeius, die vanaf het begin vrij duidelijk zichtbaar zijn. Caesar treedt in de loop van het stuk steeds zelfverzekerder en agressiever op, terwijl Pompeius langzamerhand lijkt weg te zakken (en af en toe zelfs bijna uit zijn/haar rol dreigt te vallen). In de loop van het stuk wordt vervolgens ook duidelijk wie de andere vier ‘zijn’, namelijk Julia, Cornelia, Erichtho en Sextus Pompeius, die echter naast hun eigen rollen telkens ook weer onderdeel van het koor vormen. Ik persoonlijk vond Cornelia het minst geslaagde personage in dit stuk, omdat ze in tegenstelling tot de andere vrouwelijke karakters Julia en Erichtho, die beiden de agressie van de burgeroorlog vertolken, door haar klagen over het afscheid van haar geliefde Pompeius een al te zachte kant laat zien - maar uiteindelijk hoort ook deze slachtofferrol bij het trauma van de burgeroorlog. De selectie van fragmenten uit het Bellum Civile die worden gereciteerd is dan ook geheel op de burgeroorlog gefocust. Dit levert een samenhangende verhaallijn op waaruit soms bijna niet te merken valt dat er natuurlijk daartussen heel veel stukken van de originele tekst zijn weggelaten (bijvoorbeeld de rol van Cato, die echter niet wordt gemist). Uit het eerste boek zijn na het prooemium en de oorzaken van de burgeroorlog Caesar’s oversteek over de Rubicon, zijn inval in Ariminum en de omina opgenomen die de burgeroorlog aankondigen, van boek 2 alleen begin en einde, de paniek in Rome, de verovering van Italië door Caesar en de vlucht van Pompeius. Hoogtepunten uit boek 3 zijn de droomverschijning
Het doorgeefluik : Der Bürgerkrieg 7 van Julia aan haar voormalige echtgenoot Pompeius, Caesar’s intrek in Rome en de belegering van Massilia, inclusief de zeeslag met gruwelijke beschrijvingen van verwondingen. De poging tot verbroedering van de twee legers in Ilerda die uitloopt op een gewelddadige confrontatie uit boek 4 en de door Caesar gestuite muiterij uit boek 5 sluiten mooi op elkaar aan. Veel ruimte is er ook aan Erichtho en haar necromantie uit boek 6 gegund. Tussen de ‘bedrijven’ door (meestal na twee boeken) zet het koor de draaipoorten in beweging, die steeds dichter bij elkaar komen, totdat er uiteindelijk geen uitweg meer is. Het zevende boek met de veldslag bij Pharsalus is de hoogtepunt en in dit stuk tevens de eindpunt, een keuze die absoluut te motiveren valt (de boeken 8 t/m 10 zouden in dit stuk een anticlimax vormen). Aan het slotbeeld van de vergaande lichamen van de gesneuvelden in de modder van Thessalië is er als laatste woord nog een stukje vertellertekst van eerder uit het boek geplakt dat het verdwijnen van zoveel mensen beklaagt (en dat tenminste bij mij ook weer associaties aan de Eerste Wereldoorlog oproept: vgl. het begin van Erwin Mortier’s roman Godenslaap uit 2008).
Foto: Björn Stork (bron: http://www.theaterchur.ch/?page=2142&sid=&lan=de&fid=1112)
Naar mijn mening is “Der Bürgerkrieg” een geslaagd experiment, dat de tekst van Lucanus met zijn emotionerende uitbeelding van geweld en onvoorstelbare gruwelen op een aangrijpende en indrukwekkende manier tot zijn recht laat komen. Maar ik ben dan natuurlijk geen objectieve critica, en ik kan me best voorstellen
8
Het doorgeefluik : Der Bürgerkrieg dat het stuk voor iemand die het epos van Lucanus niet kent moeilijk te begrijpen is, aangezien er helemaal geen concessies zijn gemaakt om de complexe tekst naar de moderne leefwereld te vertalen (bijvoorbeeld de bizarre details van de offerschouw die de haruspex Arruns in het eerste boek doorvoert). Aan de andere kant is dit in mijn ogen juist de sterkste kant van het stuk dat het afziet van enige vorm van oppervlakkige actualisering, zodat iedere toeschouwer zijn of haar eigen vergelijkingen met moderne oorlogstrauma’s kan trekken. Het stuk zal in maart in het Schlachthaus Theater Bern (een passende locatie!) en vervolgens nog op verschillende internationale theaterfestivals te zien zijn (misschien ook in Nederland). Actuele informatie over geplande opvoeringen is te vinden op www.klassphil.uni-mainz.de De volgende aflevering van ‘het doorgeefluik’ zal worden verzorgd door Sander Erades, eerstejaars aan onze opleiding.
9
De geboorte van een Woord
Prof.(em.) dr. K.A. Worp
De onderstaande rede werd op zaterdag 11 januari door Professor Worp uitgesproken op de Papyrologendag van het Leids Papyrologisch Instituut. Hij was tot enkele jaren geleden als bijzonder hoogleraar verbonden aan dit instituut. Het komt bij mijn weten (nog) niet zo vaak voor dat binnen een heel taalgebied het geboortejaar van een woord gevierd kan worden. Terwijl het vieren van de verjaardagen van mensengeboortes een volstrekt normale, om niet te zeggen: doodnormale zaak is. Ik heb me laten vertellen, dat bijvoorbeeld zogenaamde ‘expats’ in Saoedi-Arabië, eventueel om de verveling in de woestijn te verdrijven en om even een ‘verzetje’ te hebben, op een borrel in huiselijke kring bijvoorbeeld de geboorte van een huisdier vieren. In ieder geval biedt het bijeenkomen van dit gezelschap hier en nu, juist dit jaar en binnen het Nederlandse taalgebied en dus: in Nederland, België Suriname, de Bovenwindse en Benedenwindse Caribische eilanden en -laten we niet ‘klein’ zijn, Zuid-Afrika-, goede reden om voor het eerst de geboorte van een Nederlands woord te vieren. Nu kan ik me voorstellen, dat niet iedereen zich hier ter plekke van dit heugelijke feit bewust is! Langzaam maar zeker echter moet het hoge woord er uit, al helemaal als het gaat om verder blijvende mystificatie bij U definitief te verdrijven. Het gaat eigenlijk zelfs om twee hoge woorden, en wel om de geboorte in het Nederlands van de termen ‘papyrologie’ en ‘papyroloog’, waarvan sinds 1 Januari 2014 jongsleden het geboortejaar evenals, om even een historisch kadertje te schetsen, de 1e Wereldoorlog precies 100 jaar, dat wil zeggen één eeuw geleden begon: 1914! Deze woorden werden namelijk ergens in de zomer van dat jaar voor het eerst in een geschreven/gedrukte bron gebruikt in een soort programma voor het Utrechts Stedelijk Gymnasium, voor de cursus 1914/1915 , en wel door een Utrechtse classicus, destijds bezig met ‘aan de weg te timmeren’ en naderhand kreeg hij bij generaties gymnasiasten een befaamde, om niet te zeggen geduchte naam. Wie van deze oudere generaties gymnasiasten (ik mag mijzelf hiertoe rekenen) kent immers de zogenaamde ‘Rode beul’ niet? De classicus in kwestie was feitelijk de conrector van het Utrechtse Gymnasium: hij schreef in dat programma een verhaaltje (op 22 pagina’s) over papyri en de stand van zaken dienomtrent in Nederland. Nederlandse papyrologen waren er toen betrekkelijk kort na het overlijden van Conrad Leemans (1809-1893),1 de toenmalige archeoloog en directeur van het RMO, eigenlijk niet of nauwelijks over. Dr. Ezechiel Slijper (13 augustus 1874 , Amsterdam – 6 juni 1953, Utrecht)2, was, 1 Zie de website :>http://www.saqqara.nl/context/profiles/leemans<. 2 Gepromoveerd op een proefschrift De Formularum Andecavensium latinitate disputatio. Univ. Amsterdam 1906 (promotor: H. T. Karsten).Het gaat om een collectie Latijnse juridische formules, de zgn. Formulæ Andecavenses (vgl. hiervoor>http://en.wikipedia.org/wiki/Formulary_(model_documents<). Voor hem, zie in het algemeen het artikel in de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren,
10 De geboorte van een Woord getrouwd met ene Josephine Wiener, de vader van drie zoons3, daarnaast op circa 40 jarige leeftijd de vader van twee geesteskinderen. Nu toch nog even over naar Slijpers toepassing van een in het Nederlands tot medio 1914 nog niet bestaande terminologie4, ‘Papyrologie’ en ‘papyroloog’, termen die in Slijpers brochure ‘Papyri’5 een aantal malen gebruikt worden. Slijper heeft het in over de bestudering in Nederland van deze op papyrus geschreven Griekse teksten, een wetenschapsgebied waarop in Nederland op dat moment (in tegenstelling tot landen als Frankrijk, Engeland en Duitsland) weinig of niets gebeurde: het zal mij benieuwen, wat over 100 jaar, dat wil zeggen, in het jaar 2114 dán in Nederland door een vooraanstaand classicus over dit zelfde onderwerp gezegd zal en zal kunnen worden. Maar misschien zullen dán in Nederland helemaal geen classici, al dan niet ‘vooraanstaand’, de huidige barre situatie overleefd hebben en wellicht helemaal weggeslepen zijn… In ieder geval biedt het bijeenkomen van dit gezelschap hier en nu mijns inziens het moment om het glas te heffen op de 100-jarige verjaardag van twee Nederlandse woorden die ons allen zo na staan: dus ‘πολλὰ τὰ ἔτη!’
>http://www.dbnl.org/tekst/_jaa003195401_01/_jaa003195401_01_0011.php<. Een afbeelding van hem is eventueel te vinden via ‘Google/Images’. 3 (1) Salomon Ezechiel Slijper , (2) Jakob Slijper, (3) Ary Leo Shelach Slijper. De Utrechtse classicus was overigens niet de vader van de bekende Utrechtse zoöloog Everhard Johannes Slijper (19071968), in zijn tijd een ‘wereld- autoriteit’ m.b.t. walvissen. 4 Achtergronden hierbij geef ik in mijn inaugurele rede Keerpunten in de Papyrologie (Leiden, 2003) , p. 17, vn. 5; vgl. de website: https://openaccess.leidenuniv.nl/bitstream/handle/1887/4501/nov2003oratie_worp.pdf?sequence=1. 5 Nu toegankelijk via de website van het Leids Papyrologisch Instituut, in het bijzonder via de sub-pagina: http://www.hum.leidenuniv.nl/papyrologisch-instituut/publicaties/publicaties-item. html.
11
Labor sub aegide Palladis: een baan bij Brill
Linda Vermaas
Hoewel verreweg het grootste gedeelte van de afgestudeerde classici als docent eindigt, is er voor hen die zich niet op hun plek voelen voor de klas geen reden tot wanhoop: volgens het Studenten Loopbaan Service hebben classici ‘a wealth of other options besides teaching’ wanneer zij het studerende bestaan achter zich laten en hun zoektocht naar een carrière beginnen. Eén van de opties is een baan bij een wetenschappelijke uitgeverij. Brill is een van de oudste en meest toonaangevende uitgeverijen die Nederland rijk is, en omdat het bedrijf zich heeft gespecialiseerd in de geesteswetenschappen en de Klassieken in het bijzonder, is Brill verantwoordelijk voor een groot aantal van de werken die wij als classici regelmatig raadplegen. Te denken valt aan de Neue Pauly, het Supplementum Epigraphicum Graecum, en Mnemosyne. Een gedeelte van de titels wordt tevens online gepubliceerd, waar ook primaire bronnen beschikbaar zijn. Als freelancer houd ik mij met name met deze online publicaties bezig. In het kader van de positie van de classicus op de arbeidsmarkt beschrijf ik in dit artikel kort hoe mijn werkzaamheden eruit zien, en wat een baan bij een wetenschappelijke uitgeverij inhoudt.
SEG online
Het Supplementum Epigraphicum Graecum is een bibliografie voor Griekse inscripties die jaarlijks wordt gepubliceerd. Brill heeft sinds een aantal jaar ook een online publicatie van dit enorme corpus (meer dan 60.000 lemmata). Dit houdt in dat alle 59 delen van de SEG gedigitaliseerd zijn met behulp van XML. Een één op één weergave van de papieren uitgave heeft uiteraard slechts beperkte toegevoegde waarde, en daarom wordt er getracht de online presentatie van dit corpus zodanig uit te breiden dat het een van de meest toonaangevende online publicaties op het gebied van antieke inscripties wordt. Ten eerste was het noodzakelijk om de addenda en corrigenda in de digitale versie te integreren in de lemmata zelf. Dit lijkt een vrij simpele klus, maar wanneer men bedenkt dat dit voor 59 delen, waarvan er 25 geheel in het Latijn zijn geschreven, moet worden gedaan, en met elke redactiewisseling bij de SEG ook vrijwel alle conventies werden gewijzigd, wordt duidelijk dat dit een redelijk ingewikkeld proces is. Het spreekt voor zich dat een goede kennis van zowel het Grieks als het Latijn, en van de epigrafie in het bijzonder, naast enige kennis van XML noodzakelijk is om deze correcties op een juiste manier te integreren. Ook moeten uiteraard de wensen van de gebruiker in gedachten worden genomen: wat wil een epigraaf? Wat moet een student kunnen opzoeken? Wat is de meest gebruiksvriendelijke weergave? Hoe zien andere websites met (Griekse) inscripties eruit? Dit zijn allemaal vragen die aan bod komen bij een dergelijk pro-
12 Labor sub aegide Palladis: een baan bij Brill ject. Denk bijvoorbeeld ook aan het toevoegen van foto’s van inscripties: waar haal je die vandaan? En als ze beschikbaar zijn, mogen ze ook gebruikt worden? Kunnen er musea benaderd worden? En kunnen media als Flickr gebruikt worden om afbeeldingen van inscripties te vinden? Kortom, dit is een uitdagend project, waarbij zowel kennis van de klassieken als computervaardigheden en analytisch vermogen belangrijk zijn.
EAGLL
Een ander project waar ik bij betrokken ben is de Encyclopedia of Ancient Greek Language and Linguistics. Dit is een verzameling van ruim 500 artikelen over allerhande Griekse taalkundige onderwerpen, geschreven door een groot aantal verschillende autoriteiten op dit vakgebied van over de hele wereld, waaronder enkele Leidse wetenschappers. In dit project heb ik zowel coördinerende als een redigerende taken, van het wijzigen van ‘straight quotes’ in ‘smart quotes’ en het uniformeren van de formattering, tot het mailen van auteurs over correcties, afbeeldingen en bronvermeldingen. Omdat er ook veel archaïsche lettervormen in de lemmata worden besproken, die ontbreken in het font dat wordt gebruikt, moesten er van veel lettervormen afbeeldingen worden gemaakt. Daarnaast zijn er verzen met scansie aanwezig, en uiteraard is het daarbij van belang dat de scansie recht boven het betreffende woordgedeelte wordt geplaatst, en dat de weergave online dan ook correct is. Ook hiervoor is dus de kennis van de klassieken een belangrijke vereiste, evenals begrip van de manier waarop tekst online wordt weergegeven. Wetenschappelijke uitgeverijen hebben dus behoefte aan specialistisch opgeleide academici. Een baan bij een wetenschappelijke uitgever is daarom denk ik vooral aantrekkelijk voor diegenen die zich graag met de klassieken willen blijven bezighouden, en van uitdaging houden, maar die niet per se het onderzoek in willen en weinig voelen voor het onderwijs. Vergeleken met lesgeven is een baan bij een wetenschappelijke uitgeverij wellicht afwisselender en intellectueel meer uitdagend. Nadelen zijn echter dat je vrijwel uitsluitend achter een bureau en een computer zit, en persoonlijk mis ik bij een commercieel bedrijf als Brill, in vergelijking met het onderwijs, ook enige maatschappelijke betrokkenheid, alhoewel Brill natuurlijk voor de universiteiten onmisbare diensten levert. Voor diegenen die zich interesseren voor een carrière in de uitgeversbranche, is het mogelijk om te proberen in contact te komen met Brill, en je als freelancer aan te bieden. Een stage zou natuurlijk ook een mogelijkheid zijn. Bij de eenjarige master Book and Digital Media Studies, die voor allen met een bachelorsdiploma binnen de geesteswetenschappen toegankelijk is, staat daarnaast de wetenschappelijke uitgeverij centraal en wordt er ook veel aandacht besteed aan de digitalisering van tekst en programma’s als XML. Maar wanneer de wetenschappelijke uitgeverij je niet trekt, biedt bovenstaande hopelijk in ieder geval inspiratie voor een antwoord op de veelgehoorde vraag op feesten en partijen naar het zelden uitstekend geachte toekomstperspectief van de afgestudeerde classicus…
13
Het lot van de docent klassieke talen:
het opzetten van een gymnasium op een scholengemeenschap Saskia Aerts Kennis is niets zolang anderen niet weten dat je kennis hebt. – Girolamo Cardano1 Nu, reeds drie maanden na mijn eerste artikel over het lot van de docent klassieke talen, ben ik nog geen steek wijzer geworden. Terwijl ik aan de ene kant verschillende classici zie genieten van het uitdragen van hun kennis over de klassieken op gymnasia, bijlesinstituten en scholengemeenschappen, komt ook het ongenoegen over leerlingen, schoolbesturen en – niet te vergeten – het Ministerie van Onderwijs mij ter ore. Het lot van de docent klassieke talen is aldus nog niet bezegeld. Eens kijken of er mensen zijn die daar verandering in kunnen brengen. Voor dit artikel heb ik gesproken met mijn eigen oud-docent klassieke talen en tevens collega Nick Breur, een classicus die ongeveer tien jaar geleden de Leidse GLTC achter zich liet. Sinds zijn afstuderen is hij actief als docent klassieke talen, een beroep dat hij met groot enthousiasme uitoefent (ik als oud-leerling kan het weten). Een paar jaar geleden heeft hij de belangrijke taak op zich genomen om op een scholengemeenschap een fatsoenlijk gymnasium op poten te zetten en nu, een paar jaar later, vertelt hij ons over zijn ervaringen.
Zou je de lezers allereerst iets kunnen vertellen over de manier waarop je zelf kennis hebt gemaakt met de klassieken? Nick Breur: “Ik heb zelf op een scholengemeenschap gezeten, waar ik als leerling kennis heb gemaakt met de klassieken. Ik heb de klassieke talen als het ware zelf ontdekt en ze niet met de paplepel ingegoten gekregen. Mijn docent op de middelbare school heeft me zeker geïnspireerd om klassieke talen te gaan studeren. Inhoudelijk waren zijn vakken sterk en ook de manier van aanbieden sprak me erg aan: een goede combinatie. Dat zag je niet vaak terug bij de andere vakken.”
Een paar jaar geleden ging je als docent klassieke talen aan het werk op een school waar het gymnasium te wensen overliet. Wat heeft je bewogen om op een dergelijke school aan het werk te gaan? “Ik werkte eerst op een school waar een hoop zo goed als stond, en daar heb ik ook dankbaar gebruik van gemaakt en veel geleerd. Toch gaf het feit dat het niet zo goed ging op m’n nieuwe school mij juist de uitdaging om er iets van te maken. Het 1 Een vrije vertaling en tevens het motto van Nick Breur, de classicus die ik voor dit artikel gesproken heb.
14 Het lot van de docent klassieke talen spreekt mij wel aan om in een project te denken en te leven: dat geeft weer nieuwe energie en nieuwe perspectieven. Op een gegeven moment bereik je zo’n punt dat je weet wat je kan en op zoek gaat naar een nieuwe uitdaging.”
Welke situatie trof je op deze school aan? “Nul punten als het gaat om het gymnasium. De leerlingen van V6 hadden totaal geen niveau: ze hadden bijvoorbeeld geen idee wat nu precies de vervoeging van het werkwoord ‘esse’ was. Er was ook geen fatsoenlijk materiaal, geen cultuur op school, hele kleine groepen leerlingen, geen promotiemateriaal, geen idee, geen vakwerkplan, helemaal niets.”
Was je in het begin niet bang dat het niet zo zou gaan uitpakken als je hoopte? Dat je alleen de moeite zou verspillen zonder opbrengst? “Verspilde tijd is het nooit als je van nul iets gaat opbouwen. Ik heb altijd wel de zorg gehad – en die heb ik eigenlijk nog steeds – dat het misschien niet zo wordt als je voor ogen had. Maar ik ben daar niet bang voor. Meer dan m’n best doen, kan ik eigenlijk niet doen. Het is nu mijn vierde jaar hier op school en ik vind het wel belangrijk dat er altijd een ontwikkeling zichtbaar blijft. Ik heb wel op het punt gestaan het bijltje erbij neer te gooien, omdat de hele school gewoon niet functioneerde: je trekt dan aan een dood paard. In die fase was het wel zwaar om aan je ideaal vast te blijven houden. Toen werd er gelukkig van bovenaf ingegrepen en werd de hele schoolleiding opzij gezet, waardoor er weer nieuwe perspectieven ontstonden. Met de nieuwe leiding merk ik wel degelijk verschil. Het is nog steeds een zwaar werk, maar het is ook heel bevredigend om te zien dat het vooruitgaat. Op deze school is het hele VWO eigenlijk te zwak geweest, waardoor het opzetten van een gymnasium lastig werd. Ik houd me daarom ook erg bezig met op de rails te krijgen van het VWO als geheel.”
Denk je dat de docent klassieke talen zich specifiek goed leent voor het ontwikkelen van het VWO als geheel? “Ik denk dat het vakgebied zich daar wel voor leent, hoewel de vraag of je dat ziet zitten en aankan, meer afhankelijk is van de persoon. Het is natuurlijk ook niet erg dat daar verschillen in zijn. Ik ben iemand die graag ontwikkelt, graag dichtbij de leerlingen staat, maar ben je meer een vakman die minder oog heeft voor dergelijke ontwikkelingen, dan is dat natuurlijk ook prima. Dat zijn keuzes die je zelf maakt.”
Het lot van de docent klassieke talen 15
Hoe ben je vervolgens zelf aan het werk gegaan om het gymnasium te verbeteren?
“Ik ben begonnen bij de kern van alles: lessen van een goede kwaliteit aanbieden. Dit was al een heel groot verschil met wat de leerlingen van toen tot op dat moment gewend waren. Dus: goede lessen, toetsen met een goed niveau, een goed programma, maar natuurlijk ook randzaken, zoals het aankleden van het vaklokaal met de projecten van de leerlingen en een excursieprogramma opstellen. Daarnaast heb ik van meet af aan heel veel energie gestoken in het uitleggen aan de directie, collega’s, leerlingen en ouders wat de waarde van het gymnasium kan zijn. Met name op een scholengemeemschap is het erg belangrijk om te legitimeren wat je aan het doen bent. Het was dus een combinatie van zowel een goed vakwerkplan ontwikkelen als wel een goed verhaal naar buiten brengen om aan te tonen dat het gymnasium waarde heeft.”
Je zei dat je schrok van het niveau van de leerlingen op het moment dat je begon. Betekende dat ook echt dat je je lessen aan moest passen en V6 bijvoorbeeld dingen uit moest leggen die voor de onderbouw bedoeld waren? “Toen ik hier kwam, heb ik met de V6 van toen een meting gedaan op het examenniveau en het hoogste cijfer was een 1,8. Dat was gewoon echt dramatisch. Je moest dus in slechts een aantal maanden redden wat er te redden valt, en dat bereik je niet door de examenbundel gewoon lineair te gaan lezen. Ik ben daarom echt op nul begonnen met die kinderen en heb ze een soort stoomcursus door de methode heen aangeboden. Als groepje hadden ze uiteindelijk gemiddeld rond de 4,3 voor het CE. In die periode was het eigenlijk ongelooflijk, want ze wisten echt niets van Latijn aan het begin van het jaar. Ook met V4 ben ik op nul begonnen en zij hebben hun eindexamen uiteindelijk met een dikke 6 gemiddeld gehaald. De bruglas van dat jaar begon natuurlijk wel met het juiste programma en die kinderen zitten nu goed op niveau.”
Hoe reageerde het schoolbestuur op je werkzaamheden? “Zoals gezegd wisselde het schoolbestuur tijdens mijn werkzaamheden hier, maar ik heb van beide schoolbesturen altijd de ruimte gekregen om te doen wat ik wilde. Op een gegeven moment merkte je echter dat er geen ontwikkeling zat in het gymnasium door de manier waarop de school gerund werd. Op dat cruciale moment hebben ze dan ook besloten om het hele bestuur weg te sturen en het over een geheel andere boeg te gooien met de school. Ik moest daardoor wel mijn hele plan opnieuw presenteren en bewijzen aan de nieuwe directieleden, die uiteindelijk wel overtuigd waren van het nut voor de school. Hoewel het absolute aantal VWO-leerlingen niet groot is, kiest 60% van de leerlingen toch voor het gymnasium. Relatief gezien doen dus veel leerlingen gymnasium, maar het absolute aantal leerlingen is
16 Het lot van de docent klassieke talen te klein om het vitaal te houden. We hopen dus op een groei van het totale aantal leerlingen.”
Hoe is de situatie nu? “Hier op school had deze slechte situatie een lange geschiedenis, waardoor het een proces van jaren is om dat helemaal te zien veranderen. De kinderen die nu in de vierde klas zitten, hebben in de onderbouw nogal slecht les gehad, waardoor je als het ware een beleid van twee sporen moet voeren. Aan de ene kant probeer je het VWO-aanbod van onder af aan te revitaliseren en opnieuw neer te zetten, maar aan de andere kant ben je in bovenbouw juist gaten aan het dichten en te redden wat er te redden valt. Dus in die fase zit de school nu. Als je naar de kinderen in de eerste en tweede klas kijkt, dan merk je wel dat hun basis al veel beter is dan die van de generaties boven hen. De groepen met achterstand gaan de komende jaren langzaam de school uitgroeien, waardoor we in de bovenbouw ook meer ruimte krijgen om daar een goed programma neer te zetten. We hopen dat de doorgevoerde verbeteringen ook hun uitwerking gaan hebben op het aantal aanmeldingen, zodat we in ieder geval de kans krijgen om een gezond VWO en gymnasium op te bouwen.”
Denk je dat het gymnasium op een scholengemeenschap een belangrijke factor is voor de aanmelding? “Voor leerlingen is de sfeer van een school vooral belangrijk, maar ouders kijken daar vaak wel naar. Wat het gymnasium op een scholengemeenschap aantrekkelijk maakt, is het feit dat de leerlingen echt een bewuste keuze kunnen maken voor de klassieke talen. Op een zelfstandig gymnasium zit je veel meer aan Latijn en Grieks vast, terwijl kinderen hier bewust kiezen voor iets extra’s op basis van de inhoud en dit is accepteren ze dan ook. Ze zien het daardoor zeker niet als last. Hoewel het dus van de docent extra inspanning vergt om uit te leggen waarom leerlingen klassieke talen moeten kiezen, is het ook de charme van het vak. Als docent klassieke talen biedt je niet iets aan waarmee mensen een beroepsopleiding kunnen doen, maar juist algemeen vormende vakken, en zo moeten we ze ook presenteren. Natuurlijk loop je altijd tegen vooroordelen aan, maar de vraag is juist hoe je daarop reageert. Je kan er als classicus voor kiezen om op je eiland te blijven zitten en jezelf buiten de schoolorganisatie te plaatsen, maar dat is eigenlijk erg jammer. De klassieke talen staan juist zo aan de basis van taal, cultuur en geschiedenis, waardoor je als classicus juist zo goed je vak kan legitimeren, als je het tenminste aandurft om van je eiland af te komen.”
Het lot van de docent klassieke talen 17
Wat is naar jouw mening zo leuk aan het docentschap?
“Het mooie aan een studie klassieke talen is dat het je zoveel kansen biedt om jezelf te ontwikkelen, of je dat nu in het onderwijs doet of ergens anders. Het is een vakgebied dat zo breed is dat je er veel waarde aan kan ontlenen voor je eigen leven en de keuzes die je maakt. Dat ik voor het docentschap heb gekozen, heeft ook veel met mijn persoonlijkheid te maken. Ik vind kennisoverdracht zelf heel belangrijk, en ik probeer dan ook zowel mijn leerlingen als mijn kinderen waardevolle dingen mee te geven met betrekking tot kennis, aannames en denkbeelden. Ik vind dat echt mooi en zie het als één van de kernzaken van het leven. De klassieke talen zijn echter veel breder te trekken dan het onderwijs en hebben in het algemeen grote maatschappelijke waarde. De hele discussie met betrekking tot de waarde van cultuur en geschiedenis, kan uitstekend door classici beantwoord worden vanuit een inhoudelijk verstand van zaken. Dit is namelijk niet alleen beschouwelijk van aard, maar ook praktisch, doordat zij ervaring hebben met het lezen van originele teksten. Dat is maatschappelijk heel erg van belang, zeker in de maatschappij waar we nu in leven, die in rap tempo erg materialistisch en individualistisch wordt. Lessen trekken uit de geschiedenis, daar het goede mee doen en mensen daarvan op de hoogte stellen, dat is de waarde van klassieke talen studeren, voor welke tak je uiteindelijk ook kiest.”
Kan elke classicus/-a docent worden, denk je? “Nee, dat denk ik niet. Er zijn grote verschillen tussen scholen in bijvoorbeeld de schoolcultuur, de ruimte die je krijgt, eventueel een hiërarchie in een team. Dus je moet sowieso voor je voor de klas gaat staan bepalen welk type school het beste bij je past. Maar los daarvan, als je in het onderwijs wilt werken, heb je meer nodig dan verstand van Latijn en Grieks. Heel belangrijk is dat je die brug over durft te gaan naar leerlingen, ouders en collega’s om de waarde van het gymnasium duidelijk te maken. Dat is meer dan de nominativus goed uit kunnen leggen of de hele Medea van voor tot achteren uit je hoofd kennen. Er wordt veel van je gevraagd in het onderwijs en met name de verhouding tussen de docent en de leerling staat centraal, dus daar moet je in ieder geval ambities voor hebben, als je echt iets wilt kunnen met de kennis die je hebt. Ik vind wel dat iedereen die Latijn en Grieks studeert zich openlijk moet oriënteren op dat beroep. Het is misschien niet voor iedereen weggelegd, maar je moet ook uitkijken dat je niet te snel de deur dichtgooit vanwege het feit dat de werkdruk zo hoog zou zijn of het docentschap een slecht imago heeft of slecht betaalt. Dat zijn geen goede argumenten: als je er echt geschikt voor bent, kan je zeker ook voor de klas carrière maken en het verdient ook zeker niet slecht. Met betrekking tot persoonlijke eigenschappen is het belangrijk dat je flexibel bent. In het ideaalbeeld van het docentschap draait het slechts om kennis overdragen aan leerlingen, maar in de praktijk zijn er wel degelijk beperkingen
18 Het lot van de docent klassieke talen door de regels die van bovenaf worden opgelegd. Je moet toetsen geven, netjes je cijfers en je administratie bijhouden en het liefst nog een mentoraat draaien. Het is dus veel meer dan het ideaalbeeld en daar moet je ook mee kunnen omgaan.”
Zou je nog iets mee willen geven aan de classici die erover denken om docent te worden, maar die nog niet zeker weten of het iets voor hen is? “Ik zou de mensen die erover twijfelen, maar ook de mensen die het zeker denken te weten en zelfs de mensen die het docentschap bij voorbaat uitsluiten, aanraden om te snuffelen. Onderzoek de mogelijkheid of je ergens mee kan lopen, zodat je eens een kijkje kan nemen in de keuken. Als je namelijk student bent, dan ben je eigenlijk je hele carrière tot op dat moment leerling geweest als het gaat om het schoolsysteem. Ik heb wel geleerd dat hoe je als leerling het onderwijs ervaart, wezenlijk anders is dan als je aan de andere kant staat en werkt met het systeem. Als je dat gaat uitproberen, bestaat de kans dat je inziet dat het niets voor jou is, maar de kans bestaat even goed dat je tot de conclusie komt dat de vooroordelen helemaal niet waar blijken te zijn. Ik zou de mensen die vervolgens kiezen voor het docentschap willen adviseren om goed na te denken wat voor type persoon ze zijn en daarvan de keuze van de school af te laten hangen. Het maakt een groot verschil of je kiest voor een scholengemeenschap of een gymnasium zoals het Barlaeus. De één voelt zich beter bij het ene en de ander bij het andere. Het kan zelfs gebeuren dat je wel geschikt bent om voor de klas te staan, maar dat zo’n blik in de school je heel erg tegenvalt, omdat dit erg afhankelijk is van het type school. Wees in ieder geval nieuwsgierig naar wat het docentschap werkelijk inhoudt, voordat je definitief een knoop doorhakt.”
Rectificatie Tot onze spijt is in het decembernummer bij de plaatsing van het artikel ...wie stout is de roe, St Nicolaas, Arius, en het concilie van Nicea door Lineke Brink en Caspar Sundholm een fout gemaakt. De voetnoten en afbeeldingen zijn helaas niet goed overgekomen. De hoofdredactie wil hiervoor graag haar oprechte excuses aanbieden. Belangstellenden kunnen het genoemde artikel digitaal opnieuw ontvangen. Wij verzoeken u hiervoor bericht te sturen naar
[email protected] .
19
Roze wolken Het is weer Valentijnsdag, en dus zweeft ook de Frons-redactie op roze wolken. Hieronder presenteren enkele redactieleden hun favoriete, romantische passages. Deze zijn niet alleen afkomstig uit de klassieke literatuur. Ook modernere passages passeren de revue. Mocht u een redactielid willen verleiden, dan weet u wat u te doen staat!
Saskia Aerts
ἔστι δὴ οὖν ἐκ τόσου ὁ ἔρως ἔμφυτος ἀλλήλων τοῖς ἀνθρώποις καὶ τῆς ἀρχαίας φύσεως συναγωγεὺς καὶ ἐπιχειρῶν ποιῆσαι ἓν ἐκ δυοῖν καὶ ἰάσασθαι τὴν φύσιν τὴν ἀνθρωπίνην. - Plato, Symposium 191d Love is born into every human being; it calls back the halves of our original nature together; it tries to make one out of two and heal the wound of human nature.
ὅταν μὲν οὖν καὶ αὐτῷ ἐκείνῳ ἐντύχῃ τῷ αὑτοῦ ἡμίσει καὶ ὁ παιδεραστὴς καὶ ἄλλος πᾶς, τότε καὶ θαυμαστὰ ἐκπλήττονται φιλίᾳ τε καὶ οἰκειότητι καὶ ἔρωτι, οὐκ ἐθέλοντες ὡς ἔπος εἰπεῖν χωρίζεσθαι ἀλλήλων οὐδὲ σμικρὸν χρόνον. - Plato, Symposium 192b-c And so, when a person meets the half that is his very own, whatever his orientation, whether it’s to young men or not, then something wonderful happens: the two are struck from their senses by love, by a sense of belonging to one another, and by desire, and they don’t want to be separated from one another, not even for a moment.
Lineke Brink
Onderstaand gedicht is een gedicht van Rainer Maria Rilke (1875-1926, geboren in Tjechië) en is onderdeel van een reeks gedichten over de roos: ‘Les chansons de la rose’. In het kader van Valentijn leek mij een gedicht over de roos wel toepasselijk. Dit is echter geen zoetsappig gedicht over een mooi meisje (of een knappe jongen), maar een doordringend gedicht over wat mijns inziens het masker is wat mensen voor elkaar opzetten. Wie enigszins bekend is in de koormuziek weet dat deze gedichten op muziek is gezet door Morten Lauridsen en ik raad u van harte aan om het eens op te zoeken op Youtube, er is een prachtige versie van The Chamber Choir of Europe. Contre qui, Rose, avez-vous adopté ces épines? Votre joie trop fine vous a-t-elle forcée de devenir cette chose armée?
20 Roze wolken Mais de qui vous protège cette arme exagérée? Combien d’ennemis vous ai-je enlevés qui ne la craignaient point? Au contraire, d’été en automne, vous blessez les soins qu’on vous donne.
Linda Vermaas
Toen Willem Elsschot in 1960 overleed, volgde zijn vrouw Fine hem nog geen etmaal later. Hun huwelijk was aanvankelijk stormachtig, maar de laatste jaren van hun leven was het echtpaar onafscheidelijk. In ‘Aan Fine’ betuigt Elsschot zijn spijt voor al het leed dat hij zijn vrouw heeft aangedaan, en dankt hij haar voor haar nimmer aflatende liefde. Ik heb u altijd zooveel leed gedaan mijn mager lief en u toch zoo doen lijden; ik heb u steeds de vrome vree doen mijden die gij kondt vinden op uw levensbaan. En ‘k zie u bleek, met moede schreden gaan, kalm en beslist u klemmend aan mijn zijde, geloovend volgend waar ik u ook leidde en nooit herdenkend wat ik heb misdaan. Gij zijt een beeld van ’t goede dezer wereld, het helder lichtend goddelijk ware dat niet kan tanen daar het eeuwig is. En door uw tranen luisterlijk ompereld zie ik u schitterend door ’t leven varen, in stille trots torsend uw droefenis.
Renske Janssen
Ik heb lang moeten nadenken over de passage die ik hier met jullie wilde delen. Een eervolle vermelding moet, denk ik, gaan naar de conversatie tussen Éowyn en Faramir in het hoofdstuk ‘de stadhouder en de koning’ uit ‘The Return of the King’ van J.R.R. Tolkien. Maar dat is een lange passage, dus ik heb hier gekozen voor een van mijn favoriete gedichten: ‘He wishes for the cloths of Heaven’, van W.B. Yeats. De kwetsbaarheid en tegelijk de grootsheid van de liefde zijn hier zo schitterend verwoord, dat ik het gedicht inmiddels bijna uit mijn hoofd ken.
Roze wolken 21 Had I the heavens’ embroidered cloths, enwrought with golden and silver light, the blue and the dim and the dark cloths of night and light and the half light, I would spread the cloths under your feet: But I, being poor, have only my dreams; I have spread my dreams under your feet: Tread softly, because you tread on my dreams.
Alisha Meeder
In één van de eerste weken dat ik Latijn volgde op de middelbare school lazen we een tekstje over Philemon en Baucis, die mogen kiezen hoe ze beloond zouden willen worden door Jupiter als dank voor hun gastvrijheid aan hem en Mercurius. Bescheiden als ze zijn kiezen Philemon en Baucis niet voor een luxeleven, al het goud van de wereld of haar fraaie parels, maar voor het priesterschap in de tempel die eens hun huis was. Daarnaast zouden ze graag, als het moment daar is, samen willen sterven. Deze onvoorwaardelijke liefde tussen twee mensen maakte een dusdanig diepe indruk op mini-mij dat dit verhaal als één van de weinige direct is blijven hangen. Cum Baucide pauca locutus iudicium superis aperit commune Philemon: “Esse sacerdotes delubraque vestra tueri poscimus; et quoniam concordes egimus annos, auferat hora duos eadem, ne coniugis umquam busta meae videam neu sim tumulandus ab illa.” Vota fides sequitur. Templi tutela fuere, donec vita data est. Annis aevoque soluti ante gradus acros cum starent forte locique narrarent casus, frondere Philemona Baucis, Baucida conspexit senior frondere Philemon Iamque super geminos crescente cacumine vultus mutua, dum licuit reddebant dicta “vale” que “o coniunx” dixere simul, simul abdita texit ora frutex.
- Ovidius Metamorfosen 8.708-722
22 Roze wolken
Bas Clercx
Er valt natuurlijk in de klassieke oudheid genoeg te vinden op het gebied van liefde, maar als ik dan toch een bijzondere vorm van liefde moet noemen, dan denk ik aan Klingonliefde in Star Trek. Waar Star Wars epiek tussen de sterren is met mannen bigger than life, projecteert Star Trek moderne problemen in een andere context voor een veilige beschouwing. De staten, naast de democratische Federation waarvan de mensheid deel is, zijn onder andere de fascistische Romulan Empire, waar ambitieuze senatoren vechten om het consulaat, maar ook de Klingon Empire met verschillende huizen rondom de keizer die vechten om eer. De cultuur van deze laatste is in de loop van de jaren sterk uitgebreid. Een terugkerend thema is de verwerking van heldhaftige daden in liederen. Een hiervan is uitgewerkt in het fictieve Klingon: de opera ’U’. Deze verhaalt de strijd van de krijger Kahless die als eerste de klingonstammen versloeg, verenigde en zo de eerste keizer van het Klingonrijk werd. Samen met zijn toekomstige vrouw Lukara1 strijdt hij bij Qam’Chee, waar zij te midden van hun verslagen vijanden de liefde consumeren; de ultieme vorm van liefde uiteraard!2 The lady Lukara3
luqara’ joH4
(Kahless) Warrior of Qam’Chee These are the men I tell you of They have come for my blood
qamchIy SuvwI’ tlhIHvaD SuvwI’pu’vam vIDelpu’ muHoHmeH pawpu’
Will you stand with me and defeat them? Will you? Will you? (Lukara) People of Qam’Chee! The warrior before you Carries the essence of honor
DIjeymeH tutlhej’a’? tutlhej’a’? tutlhej’a’? qamchIy rewbe’pu’ batlhna’ ’agh SuvwI’ boleghbogh
1 Ondanks hun bijzonder gewelddadige karakter en expansiedrift kennen Klingons absoluut geen seksisme binnen hun gelederen. Zowel vrouwen als mannen dienen in het leger en beiden breken ze net zo graag de nek van hun vijand. 2 Liefde hier is niet zo zacht en sensueel als bij weke mensen. Ze gaat vaak gepaard met gebroken sleutelbeenderen, ribben en al wat nog meer breekt, blijkens Star Trek, Deep Space Nine 5.3 Looking for par’Mach in All the Wrong Places. 3 ’U’ raD S3.2 (versie: Ligtelijn, K. (2010). ’u’—The opera. Vertaald door Okrand, M. Matron Books, Amsterdam.). 4 Voor degenen die het fonetisch alfabet beheersen, hier de uitspraak bij de grafemen:
/ɖ/, /ʁ/, /χ/,< I > /ɪ/, /q/, /q͡χ/, /ɹ/,<S> /ʃ/, /tɬ/,<’> /ʔ/.
Yet you will not join our blades with his I for one will stand with him To face the horde outside
Roze wolken 23 ’ach botlhejQo’, SuSuvQo’ vItlhejbej jiH Hur ghom’a’ wIqaD
And if I die I do so next to a brave Klingon I will at least die with honor!
vaj jIHeghchugh tlhIngan yoH retlhDaq jIHegh ’ej batlh jIHegh
The Stand at Qam’Chee5
qamchIyDaq Hargh chaH
(Messenger) Many hours of bloodshed passed The great hall filled with the blood of Molor’s warriors
qaStaHvIS rep law’ Hargh vaS’a’ tab molor SuvwI’pu’ ’Iw
So the bond was sealed in blood vaj ruS cher ’Iw The bond of two equal in body and thought rap cha’ ghot Hos, rap cha’ ghot vuD The bond of life chen yIn ruS Assembly at the river Skral6
SIqral bIQtIqDaq ghom chaH
(Messenger) After having sealed this bond in blood ruS cherDI’ ’Iw The two lovers left for the river Skral SIqral bIQtIq lughoS cha’ parmaqqay’ Where the assembled warriors awaited them pa’ ghomta’ SuvwI’ ’ej pa’ loS chaH […] […] Pijnlijk mooi.
Bron:
Ligtelijn, K. (2010). ’u’—The opera. Vertaald door Okrand, M. Matron Books, Amsterdam.
5 6
’U’ raD S3.3. ’U’ QIH S1.1.
24
Nachtelijke redeneringen
Thom van Leuveren
wat lijkt een gedachte logisch te zijn hoe redelijk een woord – redetwistend in het ruis van de mensendrom in de trein naar het ontluiken van het licht nachtelijke dwalingen naar verre achteloos weggestopte of vergeten oorden straten om vijf uur in de nacht bevreesd en uitgeput door het beklemmende van het stadse bestaan – te ordenen. de rede. drommen vensters verafschaduwen schuwe schaduwen verafschuwen de kauwende fastfoodvreters voor wie onbekend en onbestaand zijn de meesterwerken geschreven in uithoeken van snackbars shoarmazaken. hoe logisch lijkt dan die redenering om vijf uur in de ochtend opgeslokt door de ontsluierende stad. die beleefde doch afstandelijke interacties. eenzaam. uitgewist. Leiden ontwaakt.
25
Keiharde realiteit Lineke Brink Ik heb me afgelopen zomer verdiept in het leven van vrouwen in Rome, voornamelijk in het religieuze aspect ervan, maar ook andere aspecten kwamen aan de orde: de rechten van de vrouw binnen een huwelijk, de verboden en geboden die vrouwen werden opgelegd. Het leven van de vrouw in Rome – in ieder geval de vrouw van de senatoriale orde – werd beperkt in een mate die wij tegenwoordig niet meer goed kunnen keuren. Vrijheid is tegenwoordig van het grootste belang, zeker ook voor vrouwen. Eén van de beperkingen die ons tegenwoordig verbaast is dat vrouwen in Rome eigenlijk geen wijn mochten drinken. Plinius zegt: Non licebat id feminis Romae bibere. Invenimus inter exempla Egnati Maetenni uxorem, quod vinum bibisset e dolio, interfectam fusti a marito, eumque caedis a Romulo absolutum. Fabius Pictor in annalibus suis scripsit matronam, quod loculos in quibus erant claves cellae vinariae resignavisset, a suis inedia mori coactam, Cato ideo propinquos feminis osculum dare, ut scirent an temetum olerent. Hoc tum nomen vino erat, unde et temulentia appellata. Cn. Domitius iudex pronuntiavit mulierem videri plus vini bibisse quam valitudinis causa, viro insciente, et dote multavit.1 “Het was in Rome aan vrouwen niet toegestaan om te drinken. Wij vinden tussen de voorbeelden de echtgenote van Egnatius Maetennius, die wijn had gedronken uit het vat en daarom werd gedood met een stok door haar echtgenoot, maar hij werd vrijgesproken van de moord door Romulus. Fabius Pictor beschrijft in zijn Analen een matrona, die, omdat ze het zakje had geopend waarin de sleutels van de wijnkelder zaten, door haar familie werd gedwongen tot de hongerdood; Cato schrijft over ditzelfde dat de familieleden een kus gaven, zodat zij wisten of zij wijn (temetum) roken. Dit was toen de naam van wijn, daarom noemen we dronkenschap ook temulentia. Cn. Domitius gaf als rechter de uitspraak dat een vrouw meer wijn leek te hebben gedronken dan nodig voor de gezondheid, en haar man wist van niets, en hij strafte haar met het afnemen van haar bruidschat.”
Vrouwen werden dus gecontroleerd door hun familieleden en als ze wijn hadden gedronken, stonden daar zware straffen op. We weten op basis van Plinius dat het verbod op het drinken van wijn door de Romeinen in de tijd van Romulus geplaatst wordt. Dat is echter een mythische tijd, dus we weten niet wanneer dit verbod daadwerkelijk is ingevoerd. Het moet echter voor de Romeinen een verbod zijn geweest met archaïsche herkomst en dus met zeer veel autoriteit. Bepaalde soorten wijn mochten wel gedronken worden volgens Aulus Gellius, namelijk bepaalde zoete wijnen:
1 2
Bibere autem solitas ferunt loream passum, murrinam et quae id genus sapiant potu dulcia.2 Plinius Maior, Naturalis Historia, 14.89-90. Aulus Gellius, Noctes Atticae, 10.23.
26 Keiharde realiteit “Ze zeggen echter dat er de gewoonte was om de tweede wijn3 te drinken, of zoete wijn of gekruide wijn en andere zoete wijnen van die soort.”
Volgens Plinius waren deze soorten wijn, die wel toegestaan werden, echter geen echte wijnen: Non possunt iure dici vina quae Graecia deuteria appellant, Cato et nos loram, maceratis aqua vinaceis, sed tamen inter vina operaria numerantur.4 “De wijnen die de Grieken ‘de tweede wijn’ noemen en Cato en wij ‘lora’ noemen, waarbij druiven in water worden geweekt, kunnen we niet met recht wijn noemen, maar worden wel onder de wijn van het werk gerekend.”
Verder rijst de optie5 of vrouwen niet wellicht alleen niet van de offerwijn mochten drinken, omdat wijn vaak temetum genoemd wordt, een term die ook wel voor offerwijn wordt gebruikt. Dat zou kunnen verklaren waarom vrouwen geen wijn mochten drinken: het was een religieuze restrictie. Dat zou het in een geheel ander licht zetten. Dat lijkt echter niet waarschijnlijk, allereerst omdat Aulus Gellius duidelijk maakt dat temetum vroeger gewoon hetzelfde was als vinum en ten tweede omdat dit niet rijmt met de reden die wordt gegeven voor het verbod. Er lijkt dus geen strikt religieuze reden voor te zijn. Maar wat is dan wel de motivatie voor een dergelijk verbod op wijn voor een vrij grote bevolkingsgroep? De vraag waarom vrouwen geen wijn mochten drinken is misschien wel de meest interessante vraag. Het zal elke vrouw (en man) uit de huidige maatschappij toch in ieder geval fascineren – of misschien zelfs enigszins verontwaardigd maken – zo’n, in onze ogen, belachelijk verbod. De redenen waarom, want ik denk niet dat één enkele verklaring genoeg zal zijn, zeggen ook meer over het beeld dat Romeinen van vrouwen hadden en over hun rol binnen de maatschappij. Er zijn verschillende analyses: Russell6 beweert dat het verbod voortkomt uit de onbelangrijke positie die vrouwen innemen in een staatsvorm als de Republiek – in tegenstelling tot de staatsvorm als bijvoorbeeld een koninkrijk of een keizerrijk. Hoe echter de onbelangrijke positie van vrouwen in de Republiek leidt tot een verbod op wijn voor vrouwen, wordt niet helemaal duidelijk. Er zijn echter anderen die daar een duidelijker antwoord op geven. Het heeft misschien wel te maken met het feit dat wijn werd geacht schadelijk te zijn voor de gezondheid van vrouwen7, alhoewel dat onwaarschijnlijk is, omdat wijn volgens Plinius ook wel eens werd 3 Wijn van de tweede persing, wellicht een tweedegraadswijn. 4 Plinius, Naturalis Historia, 14.12.86. 5 H.S. Versnel, “The festival for Bona Dea and the Thesmophoria”, Greece and Rome, vol. 39.1, Cambridge 1992, p 31-55, aldaar p 44-45. 6 B.F. Russell, “Women, and the Polis: Gender and the Formation of the City-State in Archaic Rome”, Greece and Rome, 50.1, p 77-84, aldaar p 80-82. 7 M. Douglas, Constructive Drinking, Perspectives on Drink from Anthropology, Cambridge 1987, p4.
Keiharde realiteit 27 gedronken door vrouwen ten behoeve van de gezondheid. Of dat het drinken van wijn doordat het de kuisheid van de vrouw op spel zette, de reputatie van zowel de vrouw als haar kinderen als haar echtgenoot op het spel zette. Zo doorgetrokken zijn de gevaren van wijn erg groot voor de Romeinse echtgenoot, maar waarom mochten vrouwen dan wel bepaalde, zoete wijn drinken? Zat daar minder alcohol in? Een andere mogelijkheid, gegeven door Bettini8, is dat het te maken heeft met de associatie van wijn met mannen en mannelijkheid, in tegenstelling tot bijvoorbeeld melk en honing. Dat zou veel verklaren over de rituelen die werden gehouden voor de godin Bona Dea, waarbij wijn werd gedronken in de vermomming van melk. Tegelijkertijd lost het dan niet het probleem op waarom vrouwen wel bepaalde soorten wijn mochten drinken. De oplossing zou zijn dat Plinius gelijk heeft als hij zoete wijn niet echte wijn vindt, maar slechts ‘vina operaria’, dus een soort wijn voor het werkende volk, voor het plebs. Ik vind echter de passage van Plinius niet genoeg om tot die conclusie te komen, dus het probleem blijft liggen. Een andere oplossing zou zijn als we Aulus Gellius als bron voor de versmalling van het verbod niet genoeg achten en aannemen dat vrouwen ook deze zoete wijn niet mochten drinken. Dat is echter ook niet erg waarschijnlijk, want allereerst is het onwaarschijnlijk dat Aulus Gellius deze informatie uit de lucht heeft gegrepen, gezien de details die hij kan vertellen. Ten tweede moeten we ons dan afvragen wat vrouwen dan wel mochten drinken: water was eigenlijk geen optie, want dat was vaak erg smerig en ongezond, bier of andere dranken werden niet veel gebruikt, dus wijn of verdunde wijn blijven over. Het probleem blijft dus helaas liggen: waarom mochten vrouwen bepaalde wijn niet drinken, maar zoete wijn wel? Deze vraag is nog steeds niet beantwoord en verder onderzoek zou hier wellicht licht op kunnen werpen. Uitgaande van de passage van Plinius kunnen we in ieder geval stellen dat er een bepaald verbod lag op het drinken van wijn. Het verbod op wijn vertelt ons dus ook meer over het beeld van Romeinen op vrouwen, of bevestigt in ieder geval ideeën die we daarover hadden. Voor vrouwen golden andere regels dan voor mannen, omdat de vrouw een andere rol had in de maatschappij, aangezien ze puur biologisch gezien in staat is kinderen te baren, in tegenstelling tot een man. Dit verschil op basis van geslacht is van grote invloed op het beeld van de vrouw, dus op gender. Het structuralistische idee, om een sterke scheiding te maken tussen wat gepast is voor mannen en wat voor vrouwen, is in feite het verbinden van gender aan geslacht. Doordat de vrouw fysiek in staat was om kinderen te krijgen, werden haar gender-bepalingen gedomineerd door maatregelen om ervoor te zorgen dat dit vermogen tot voortbrengen niet werd aangetast. We kunnen ons dus afvragen of de fysieke kenmerken van een vrouw, namelijk het bezit van een baarmoeder, daadwerkelijk noodzakelijk leidt tot het sterk inperken van de vrijheid van vrouwen. Voor de Romeinse vrouwen was dat echter de realiteit. 8 235.
M. Bettini, “In Vino Stuprum”, In Vino Veritas, O. Murray, M. Tecusan ed., London 1995, p 224-
28 Keiharde realiteit
Bibliografie
M. Bettini, “In Vino Stuprum”, In Vino Veritas, O. Murray, M. Tecusan ed., London 1995, p 224-235. M. Douglas, Constructive Drinking, Perspectives on Drink from Anthropology, Cambridge 1987. B.F. Russell, “Women, and the Polis: Gender and the Formation of the City-State in Archaic Rome”, Greece and Rome, 50.1, p 77-84. H.S. Versnel, “The festival for Bona Dea and the Thesmophoria”, Greece and Rome, vol. 39.1, Cambridge 1992, p 31-55. Aulus Gellius, Noctes Atticae, P.K. Marshall ed., Oxford 1990. Plinius Maior, Naturalis Historia, C. Mayhoff ed., Leipzig 1909.
Verder lezen
N. Purcell, “Wine and women in Ancient Rome”, Gender, drink and drugs, M. McDonald ed., Oxford 1994, p 191-208. A. Staples, From Good Goddess to Vestal Virgins, Sex and category in Roman religion, London 1998.
29
Ingezonden poëzie
Leo van Zanen
(www.leovanzanen.nl)
ERFGOED Er is nog indrukwekkend veel op Kos te vinden van Romeinen en van Grieken: de twintig eeuwen oude mozaieken; het graf van eerste heerser Harmylos; de heiligdommen van Asklepios een pelgrimsoord voor veel antieke zieken; de bouwvallen van vroege basilieken, met name die gewijd aan Stefanos. Ik vroeg twee landgenoten, die als wij en een groot aantal seniorenparen een busexcursie deden, of ook zij zo dol op de klassieke oudheid waren. Zij zei beslist van niet. Hij viel haar bij: Wij zijn niet zo van die cultuurbarbaren.
TOGATUS BARBERINI of: De anti-Cerberus De opdrachtgever spreekt Kunst stond in onze woning in het rond. Naast beelden, borden, mozaïeken, glazen bezaten wij versierde Griekse vazen. Wat ik daarvan als kind de mooiste vond was die met Hercules en hellehond. Je zag het waakse ondier zich verbazen over hoe, ondanks zijn driekoppig razen, de halfgod onverschrokken voor hem stond. Ik heb een kunstenaar op kunnen sporen die mij in marmer zet, tezamen met vader en grootvader, ook senatoren hun koppen uit mijn dodenkabinet. Mijn lichaam, als het hunne, gaat verloren; wat duurt is dit driehoofdige portret.