roze
Het wrattenzwijn Pirandello was lelijk. Kromme poten, een kop vol wratten, een stinkende, borstelige vacht. Niks ongewoons voor een wrattenzwijn, maar andere dieren moesten daar niks van hebben. Pirandello’s hele familie was lelijk en de arme wrattenzwijnen werden dan ook gepest en uitgescholden in het dorp waar ze woonden. Zo was het al jaren, al sinds Pirandello was geboren en waarschijnlijk nog veel langer. Pirandello had een grote familie en het hele gezin woonde in een donkere stal: zeven broers en zussen, zijn ouders en zijn blinde oma. Ze hadden elkaar, maar verder hadden ze niemand. Want ze hoorden er niet bij, niemand wilde iets met hen te maken hebben. Was er een feestje in het dorp, ze werden niet uitgenodigd. Was er een vergadering in het dorpshuis om over belangrijke dingen te praten, ze mochten niet komen. ‘Lelijke stinkerds, blijf uit onze buurt,’ kregen ze vaak te horen. ‘Is het niet genoeg dat we jullie in ons dorp dulden? Moeten jullie ons ook nog lastigvallen?’ Ze leefden van wat andere dieren hadden weggegooid. Winkels mochten ze niet binnen – ze hadden trouwens geen geld om boodschappen te doen. De vuilnisbelt was hun kruidenierswinkel. Waarom bleven ze in dat dorp, als het er zo vreselijk was? Pirandello vroeg het aan zijn vader. ‘We kunnen niet weg,’ luidde het antwoord. En dat was zo. Reizen en op een nieuwe plek gaan wonen kost geld en geld verdien je alleen als je werk hebt. Niemand in het dorp wilde een lelijk wrattenzwijn in dienst nemen. En bovendien: waar moesten ze heen? Het was zelfs zo erg dat ze alleen met een kap over hun kop de straat op durfden gaan om hun eten bij elkaar te scharrelen. Dan werden ze niet nagekeken of uitgescholden, maar deden de anderen of ze niet bestonden. Het grootste deel van de dag hielden ze zich schuil in hun stal, de enige plek waar ze met rust werden gelaten.
18
Timboektoe LB I1_233228.indd 18
08-12-10 11:14
Daar kropen ze in elkaars poten om troost te zoeken. De kleine zwijntjes beefden van angst en honger. Toen Pirandello ouder werd en zelf leerde nadenken, besloot hij dat dit zo niet langer kon. Zijn arme vader en moeder, zijn arme oma! En kijk zijn broertjes en zusjes eens, zo mager, zo’n doffe vacht! Er moest iets aan deze afschuwelijke toestand veranderen. Maar wat? Het gebeurde in die dagen dat een gezelschap kermisklanten door het land trok. Een kip met een baard, een vleermuis met een spookhuis, een kameleon met een draaimolen, een fazant met een schiettent, een waarzeggende eend. Pirandello ging kijken hoe de kermisklanten hun kramen opzetten aan de rand van het dorp en terwijl hij daar op een steen zat kreeg hij een idee. Hij besloot de directeur van de kermis een bezoek te brengen. De directeur, een zwarte labrador, zat in zijn woonwagen een bord soep te eten, toen Pirandello bij hem aanklopte. ‘Wat kan ik voor je doen?’ vroeg de labrador. ‘Ik zit te eten, dus je stoort nogal.’ ‘Is er misschien een plekje voor mij op de kermis?’ vroeg Pirandello. De labrador slurpte een lepel soep leeg en vroeg: ‘Wou je hier komen werken? Wat wou je dan doen? Lachspiegels poetsen? Botsautootjes opwinden? Kaartjes verkopen bij de draaimolen?’ ‘Nee,’ zei Pirandello, ‘ik wou gewoon ergens in een tent gaan zitten en dan doe ik zó…’ en met één beweging trok hij de capuchon van zijn kop. De labrador keek Pirandello aan, liet zijn lepel vallen en staarde, stáárde… ‘Nou, wat zegt u ervan?’ vroeg Pirandello. ‘Denkt u dat ze naar me komen kijken en dat ze dan geld geven? Ja, niet de dieren in dit dorp, want hier kennen ze me al. Maar op andere plekken in het land waar ze me voor het eerst zien.’
19
Timboektoe LB I1_233228.indd 19
08-12-10 11:14
De labrador glimlachte breed. ‘Geweldig,’ zei hij, ‘in één woord geweldig. Ze zullen het prachtig vinden. Huiveringwekkend, zo lelijk! Van heinde en verre zullen ze naar mijn kermis komen om jou te zien. Ze zullen rillen van afschuw en met munten strooien alsof het rijstkorrels zijn. We zullen het drukker krijgen dan ooit. Je bent aangenomen. Wanneer kun je beginnen?’ ‘Morgen, als u wilt,’ zei Pirandello. ‘Voortreffelijk,’ was het antwoord. Toen de kermis de volgende dag verder trok, nam Pirandello afscheid van zijn familie. ‘Waar ga je heen?’ vroeg zijn moeder. ‘Ik kom gauw weer terug,’ zei Pirandello, ‘en dan zal alles beter worden.’ Zijn vader omhelsde hem. ‘Wees voorzichtig,’ zei hij. ‘Wat gebeurt er allemaal?’ vroeg blinde oma. ‘Gaat Pirandello weg? Laat hij ons in de steek?’ ‘Het komt allemaal in orde, oma,’ verzekerde Pirandello haar. ‘Wacht maar tot ik terug ben. Ik breng een nieuw leven mee.’ Hij ging de kermis achterna en haalde de karavaan in toen het begon te schemeren. ‘Daar ben je dan,’ zei de labrador. ‘Precies op tijd. We stoppen bij dit dorp. Laat de dieren maar komen.’ Hij gaf Pirandello een tent. Pirandello zette die op, hing een gordijntje voor de ingang en ging in de tent zitten. Kermisbezoekers mochten het gordijntje opzij trekken en naar binnen kijken. Een poosje gebeurde er niets. Bij het licht van een kaars zat Pirandello op een krukje in zijn tent te wachten. Voor hem lag een lege hoed. Buiten hoorde hij geluiden. Juichende hazen in de schiettent, gillende kippen in het reuzenrad. Toen, plotseling, werd het gordijntje opzij getrokken. Twee marmotten keken naar binnen.
20
Timboektoe LB I1_233228.indd 20
08-12-10 11:14
‘Asjemenou!’ riepen ze uit. Geschrokken deden ze een stap terug, maar ze bléven kijken – alsof Pirandello een griezelverhaal was dat je niet kunt wegleggen, al lopen de rillingen je over de rug. ‘Krijg nou wat!’ zeiden de marmotten. ‘Zo’n monster hebben we nog nooit gezien. Wat een lelijke kop! Hahaha! Dit is leuker dan een lachspiegel!’ Ze schaterden het uit. En toen ze op Pirandello waren uitgekeken, gooiden ze een paar muntjes in de hoed, om daarna op weg te gaan naar de volgende kermisattractie. ‘Je moet in die tent daar gaan kijken,’ zeiden ze tegen iedereen die ze tegenkwamen. ‘Je weet niet wat je ziet, zo lelijk. Dat is wel een paar centen waard.’ Pirandello kreeg het druk. De een na de ander kwam zich aan hem vergapen en allemaal gaven ze geld. Zwijgend zat het wrattenzwijn op zijn krukje. Hij probeerde niet te luisteren naar de opmerkingen die ze maakten, hij probeerde alleen te luisteren naar het geluid van klinkende munten die in de hoed werden gegooid. Aan het eind van de avond werd het stil. De hoed was vol, de kermisbezoekers waren naar huis gegaan. Pirandello ging op de grond liggen en rolde zich op. Hij voelde zich ellendig. Drie weken bleef Pirandello bij de kermis. Avond aan avond zat hij op zijn krukje om zich te laten bekijken, avond aan avond werd hij bespot. En als de kermis zijn deuren sloot en de bezoekers weg waren, zat Pirandello heel alleen in zijn tent. Elke avond. De andere kermisklanten wilden hem liever niet in hun buurt hebben, zo lelijk vonden ze hem. Ze brachten hem eten, maar hij mocht niet bij hen aan tafel. Dat zou hun eetlust bederven, beweerden ze. Het was net als in het dorp. Maar ze waren wel blij met het geld dat hij ophaalde. De helft moest hij aan de directeur geven, de rest mocht hij zelf houden. Het was een eenzame tijd voor Pirandello, en zo vernederend bovendien om telkens te worden uitgelachen, maar hij hield vol. Het was tenslotte voor het geluk van zijn familie.
21 Rindert Kromhout Timboektoe LB I1_233228.indd 21
08-12-10 11:14
De historie van de kermis De kermis is een feest dat al sinds mensenheugenis bestaat. De oorsprong ervan ligt in de vroege middeleeuwen. In die tijd was het gebruikelijk om met de voltallige dorpsgemeenschap jaarlijks een boerenkermis te vieren. Zo’n kermis was een volksfeest in de open lucht met levende muziek en royaal eten en drinken, rond de kerk van een dorp of stad. In de loop van de tijd veranderde de kermis nogal van karakter: er kwam steeds meer drank aan te pas en het feest werd luidruchtiger. In de achttiende eeuw vonden steeds meer mensen de kermis tamelijk onbeschaafd en zelfs grof.
Wat betekent ‘kermis’ eigenlijk?
De naam ‘kermis’ komt hoogstwaarschijnlijk van het woord: ‘kerkmis’. De kerkmis was de heilige mis (eucharistieviering) en het feest dat de mensen vierden op de dag dat er een nieuw kerkgebouw was geopend. Eigenlijk dus het verjaardagsfeestje van de kerk in het dorp of de stad! Om die reden kreeg de kermis de naam van de kerk waar het allemaal om draaide, zoals bijvoorbeeld de St. Janskermis of de St. Anthonius-kermis.
Het feest werd gevierd met een speciale kerkelijke hoogmis met veel liturgisch gezang en muziek. Het kerkgebouw werd prachtig versierd en er waren kerkelijke optochten met priesters en heiligenbeelden. Die optochten heten processies. In de middeleeuwen groeide de kermis uit tot een grootschalig volksfestijn met niet alleen vermaak, maar waar ook handel werd gedreven. Omdat elke kerk zijn eigen feest had, hadden sommige steden wel acht kermisfeesten per jaar en sommige van die feesten duurden wel drie weken!
Kwakzalvers en kermisgrappen
In de middeleeuwen kenden de mensen lang niet zoveel soorten van vermaak als wij nu. Voor die mensen moet de kermis een geweldig opwindende gebeurtenis geweest zijn! Een kans om van alles te zien, te leren en te kopen en om nieuwtjes met vrienden en familie uit te wisselen en nieuwe mensen te ontmoeten. Je kon er eens uitbundig gek doen en bovendien was de kermis een ideale gelegenheid voor jonge mensen om elkaar te ontmoeten!
22
Timboektoe LB I1_233228.indd 22
08-12-10 11:14
Er waren kwakzalvers, de nepdokters die middeltjes verkochten die zogenaamd overal goed voor waren. Zoals de Indische slangenolie: dat zou helpen tegen de hik, de stuipen, hoofdpijn en reumatiek. Maar je kon er ook vetvlekken mee weghalen en zilver poetsen! En er waren allerlei fopperijen: ‘de dikke dame’ was gewoon een mevrouw in een bolle spiegel, ‘de hond met twee koppen’ was een hond met een vissenkop aan de halsband, ‘Suzanna in bad’ was een poppetje in een bakje water. En nog een populair kermisvermaak: ‘de wonderen der natuur’. Heel grote mensen: reuzen, heel kleine mensen: dwergen en Siamese tweelingen. Soms werden zelfs de skeletten van opgehangen misdadigers gebruikt als kermisgrap!
Niet leuk meer?
In de loop van de tijd is de kermis heel erg veranderd. In de 18de eeuw vonden steeds meer mensen de kermis maar onbeschaafd en grof. Er werd alcohol gedronken en gevrijd en ook wel eens gevochten en dat vond men allemaal niet netjes. Rond 1900 waren er daarom bijna geen kermissen meer over. Pas na de Tweede Wereldoorlog (1945) komen er overal weer kermissen met het reuzenrad, de rupsbaan en de botsautootjes. Er is wel een groot verschil met vroeger: toen bestond het kermisvermaak vooral uit kijken en verwonderen over alle vreemde dingen die te zien waren. Nu is het vooral beleven van spannende dingen: hard, hoog en eng! Het is wel nog steeds zo dat in het zuiden van het land de meeste kermissen zijn. De kermis van Tilburg is de grootste van het land en trekt in een paar dagen wel een miljoen bezoekers!
De mensen van de kermis
Kermismensen noemen zich wel: ‘mensen van de reis’ omdat ze in het kermisseizoen (dat is van april tot oktober) van de ene plaats naar de andere reizen. In de middeleeuwen reisden de meeste kermislui te voet. Hun slaapspullen droegen ze op hun rug, of trokken ze mee in een handkar. Wie meer geld verdiende gebruikte paard en wagen. Het makkelijkst was een wagen waarin de familie ook kon wonen.
23
Timboektoe LB I1_233228.indd 23
08-12-10 11:15
Tegen het midden van de 19de eeuw reisden de meeste kermisfamilies met eenvoudige houten woonwagens. Maar er waren er ook die mooi waren versierd, en luxueus waren ingericht. Die leken een beetje op de caravans van tegenwoordig. Tegenwoordig reizen de kermisfamilies rond in enorme luxe salonwagens en wonen in de winter in een gewoon huis. Kermismensen werden vroeger vaak raar bekeken door andere mensen. Omdat ze zoveel reisden hoorden ze nergens helemaal bij. Sommige mensen dachten dat je alleen maar fatsoenlijk kon zijn als je in een huis woonde. Dat is toch wel een beetje raar, want diezelfde mensen gingen wel naar de kermis om vermaakt te worden!
De kermiskinderen
De meeste kinderen hielpen hun ouders op de kermis. Daardoor gingen ze niet naar school. Dit veranderde toen nieuwe wetten bepaalden dat alle kinderen naar school moesten, maar dat was voor de kermiskinderen eigenlijk niet mogelijk. Die moesten hun ouders helpen op de kermis, zodat ze het werk goed leerden kennen. Sommige kermismensen stuurden hun kinderen naar internaten. Anderen lieten hun kinderen achter bij pleegouders. Nu bestaan er in Nederland ‘De Rijdende Scholen’, dat zijn bussen waar een piepklein schooltje in zit met een echte juf of meester, en die reizen mee met de kermis! Ze geven les aan alle kermiskinderen tussen 4 tot 14 jaar. Zo kunnen de kinderen gewoon bij hun ouders blijven en dat is natuurlijk wel zo fijn!
Wist je dat?
• Veel van de attracties waar wij in onze vrije
tijd naar toe gaan, zijn begonnen op de kermis. Zoals het circus, de dierentuin en de bioscoop. Al heel vroeger waren er dieren te zien op de kermis. De mensen vergaapten zich aan exotische dieren uit werelddelen als Afrika of Azië. Andere dieren, bijvoorbeeld beren, leerden kunstjes zoals je die nog steeds wel eens in het circus ziet. Op de kermis waren vaak nieuwe uitvindingen te bewonderen, zoals de film aan het einde van de 19de eeuw. De eerste filmvoorstellingen waren dus op de kermis, maar het succes was zo groot dat er al snel een speciaal gebouw voor kwam: de bioscoop.
•
•
24 www.schooltv.nl/vroegerenzo Timboektoe LB I1_233228.indd 24
08-12-10 11:15