Aanpak van meidenvenijn:
Differentiatie binnen het Roze Rijk Mariëlle Emmen
Aanpak van meidenvenijn:
Differentiatie binnen het Roze Rijk Mariëlle Emmen
Aanpak van meidenvenijn:
Differentiatie binnen het Roze Rijk
“Tijdens mijn stage op het MBO 1e leerjaar waren er op een bepaald moment problemen in de klas. Er werd via internet gepest en niet zo´n klein beetje ook. Mijn stagebegeleidster was ook mentor van de desbetreffende klas en tijdens de les probeerde ze erachter te komen, wat er aan de hand was. Ik was met stomheid geslagen, toen bleek, dat een stil en onopvallend meisje uiteindelijk de boosdoener bleek te zijn. Er ging een wereld voor mij open. Ik gaf al een paar weken intervisie aan deze meiden en nu bleek, dat de verhoudingen toch anders waren dan ik had ingeschat….”
Op school en in klassen barst het van de dynamiek, interacties tussen docenten en leerlingen, docenten onder elkaar en leerlingen onderling. Er gebeurt van alles in een klas, ook al is het stil. Daarnaast kennen we ook allemaal de conflicten. Conflicten die ontstaan, doordat gestelde regels overtreden worden en conflicten in de groep, die ontstaan vanwege meningsverschillen, onzekerheid en pubergedrag. Conflicten bedreigen de veiligheid op school en in de klas. Uit onderzoek (Wienke & Messing, 2010) blijkt, dat aanwezigheid van een veilig pedagogisch leerklimaat een voorwaarde is voor effectief onderwijs. Er wordt gesproken over sociale veiligheid, onderwijs waar er een prettig en veilig contact is tussen leraar en leerling tijdens de les, in vrije situaties en tussen leerlingen onderling. In mijn eigen onderzoek binnen het VMBO spreek ik daarnaast over sociaal emotionele veiligheid, veiligheid die een leerling ervaart om zichzelf te mogen zijn, zijn of haar sterke en zwakke kanten te mogen laten zien en hun individuele talenten kunnen ontplooien (Emmen, 2014 p. 18 e.v.). Afwezigheid van veiligheid kan leiden tot verminderde schoolprestaties, onzekerheid bij leerlingen, verstoorde verhoudingen en gedragsproblemen. In de praktijk is het vaak de vraag, wat er aan ten grondslag ligt, een welbekende kip of ei kwestie. In deze bijdrage wil ik de focus leggen op meidenvenijn, afwezigheid van veiligheid en probleemgedrag binnen groepen meiden, zoals we die binnen het (V)MBO vaak aantreffen. De centrale vraag is, hoe je kunt omgaan met probleemgedrag binnen groepen meiden, waar de verhoudingen verstoord zijn? Hoe kun je bijdragen aan een veiliger leerklimaat en hoe kun je aansluiten bij de verschillende meidenrollen in een groep? Jongens en meiden verschillen in manieren om hun ongenoegen te uiten. Jongens en meiden gaan verschillend met agressie om (Delfos, 2004, p. 185). Waar jongens externaliserend, agressief gedrag vertonen, als ze problemen hebben met zichzelf of anderen, laten meiden subtielere vormen van agressie zien, indirect of verbaal (Pas, Strengers & Pas, 2010, p. 7-8). Soms is de agressie zo subtiel, dat als je het niet wilt zien, gemakkelijk kunt negeren. Meiden zijn gericht op anderen en daarom wordt meidenagressie vaak geclassificeerd als relationele agressie (PPSI, z.d.). De relationele agressie neemt verschillende vormen aan: samenklitten, roddelen, buitensluiten, negeren, vuile blikken werpen, gênante foto’s verspreiden via sociale media (Visser, 2012, p.36). De Amerikaanse pedagoge Wiseman (Visser, 2012, p. 22-24) legt het als volgt uit: “Meidengroepen zijn als koninkrijkjes met een koningin aan het hoofd. Daarbij heeft de koningin vaak een “sidekick” en een “bankier”, die de roddels en informatie verzamelt. Ook
-1-
heeft een koningin onderdanen, de “wannabes”, die alles doen om erbij te horen. Een “target” is het meisje, waar de groep het op voorzien heeft. Dit hoeft niet per se het lelijke eendje te zijn, het kunnen ook meisjes zijn, die een bedreiging voor de koningin vormen.” Maar hoe ga je als docent om met dit soort agressie in meidengroepen? Het verpest niet alleen een veilig school- en klassenklimaat en belemmert de leerprestaties, het kan ook tot op latere leeftijd kwaliteit van leven negatief beïnvloeden (AOb, z.d.). In de aanpak van meidenvenijn zijn er twee parallelle sporen: aanpak vanuit het team en interventies van een docent op individueel niveau van de diverse rollen, die meiden kunnen hebben (differentiatie binnen het “Roze Rijk”).
1. Aanpak vanuit het team Het creëren van een veilig klimaat binnen een groep lukt niet als het een actie is van één docent. Deze opdracht ligt bij alle betrokkenen binnen de school (schoolleiding, team, docent, leerlingen en ook ouders). Als team sta je veel sterker om dit soort gedrag af te zwakken dan als individuele docent. De eerste stap is het gezamenlijk herkennen en erkennen van het probleem. Vervolgens is het van belang dat in gezamenlijkheid eenduidige afspraken worden gemaakt, hoe met het meidenvenijn om te gaan. Elementen die daarbij besproken moeten worden zijn, hoe blijf je neutraal, wat zijn de grenzen van gedrag, hoe maken we de leerlingen verantwoordelijk voor hun gedrag? Als collega’s is het noodzakelijk, open te communiceren, bekend zijn met elkaars kwaliteiten, valkuilen en allergieën, in gesprek te gaan over je eigen sterke en zwakke punten en elkaar de ruimte gunnen voor “trial and error” (Teitler, 2009, p. 129 e.v.).
2. Differentiatie binnen het roze rijk. Meiden laten verschillende rollen zien. Het gedrag kan alleen beïnvloed worden, als je hen aanspreekt vanuit dat perspectief. Wat zie je aan Koninginne-, bankier-, meeloop- of slachtoffergedrag? Je kunt hen een spiegel voorhouden, verantwoordelijk maken voor eigen keuzes en vanuit daar wenselijk gedrag benoemen (Visser, 2012, p. 41). Het begint met klassenmanagement (Nederlands Jeugdinstituut, z.d.): consequente discipline in de klas, gezamenlijke afspraken en regels, een neutrale houding van de docent, duidelijke grenzen in gedrag en geen discussie hierover. Daarbij vraagt het inzicht en meebewegen in groepsprocessen om op het juiste moment te kunnen interveniëren. Voorwaarde om te kunnen spiegelen is om daadwerkelijk in contact te komen met de leerling. In contact zijn, heeft twee aspecten: een verbaal en een non-verbaal aspect (Boves & Dijk, 2011, p. 32 e.v.). Bij het verbale aspect gaat het om weerstand om te buigen. Er is een kans dat je te maken krijgt met verbale weerstand, waardoor je in de verleiding komt in een welles-nietes spelletje terecht te komen. Je kunt hier uitblijven door te goochelen met aandacht (Leraar 24, z.d.). Verplaatsen van de aandacht door af te leiden, zeggen dat je er later op terugkomt, reageren op betrekkingsniveau (relatie) i.p.v. op inhoud en alert zijn op je eigen interactiepatronen (Teitler, 2009, 215 e.v.). -2-
Bij het non-verbale aspect gaat het om de manier van, hoe je dingen zegt. Je houding, je spreektempo, waar je staat of zit, stemgebruik vergroot je geloofwaardigheid of breek je deze juist af. Iedere situatie in de klas of gesprek is anders en het is lastig om voor elke meidenrol vooraf de juiste lichaamstaal te benoemen. Door het LOOPGAASS model toe te passen (figuur 1), houd je het contact met de meiden respectvol, open en veilig (Dumoulin, 2008, p. 1415).
Lach Spiegelen
Oogcontact
De docent in
Ontspannen houding
het roze rijk
Stem Aanmoedigende signalen Aanraken
Gericht op de ander
Positie
Figuur 1 LOOPGAASS in het roze rijk. (Boves & Dijk, 2011, p. 32)
Hoe werkt dit in het roze rijk? De Lach, de eerste letter van LOOPGAASS: Bij meiden draait het om zien en gezien te worden. Krijgt iedereen van jou een lach? Breng positiviteit in je meidengroep! Wordt er gelachen mét elkaar of om elkaar? De P staat voor Positie: waar zit de koningin met haar hofhouding? Kun jij de undercovertacktieken tackelen door positie in te nemen? Neem eens positie in naast de koningin en de sidekick. Om in contact te blijven, gebruik de O van oogcontact: Doorbreek de blikken van de koningin en haar hofhouding met je corrigerende blik en steun de target en de stille getuigen met je aanmoedigende blik. Voor elke meidenrol zijn er “lessen” te leren, die je ze als docent kunt aanreiken. De koningin die kan leren zich in te leven in een ander en haar natuurlijk leiderschap positief te gebruiken. De bankier kan leren te stoppen met manipuleren en op een positieve manier gebruik te maken van haar aanleg tot luisteren. De stille getuigen kunnen leren weerwoord te geven en op te komen voor een ander en tot slot kan de target leren om voor zichzelf op te komen, grenzen te stellen en positief contact te maken (Visser, 2012, p. 40-42).
-3-
Concluderend: Meidenvenijn pak je niet aan door alleen in een les als thema hiermee aan de slag te gaan, maar vraagt om borging in de dagelijkse pedagogische aanpak van de docent, docententeam en school. Bundel je krachten binnen het docententeam om de negatieve groepsdynamiek in meidenklassen te doorbreken en zie dit als een probleem van de gehele klas en docententeam. Observeer en signaleer de meidenrollen en bespreek, hoe de groepsverhoudingen in elkaar zitten. Sta met elkaar stil bij deze meidenrollen, groepsprocessen en je eigen houding als docent. Naast het belang van goed klassenmanagement is contact maken en houden met de verschillende meiden van groot belang. Het LOOPGAASS model biedt handvatten om naast verbaal, non-verbaal contact te maken en houden met de verschillende meidenrollen. Dus: “Neem meidenvenijn altijd serieus! Zie de aanpak hiervan als een gezamenlijke opdracht. Maak en houdt contact met je meiden en met je collega’s om te zorgen voor een veilig leerklimaat voor elke meid in de klas!”
-4-
Bronnen Dumoulin, D. (2008). Laat je lichaam spreken. Contact maken met de groep. Educare, 2008 (4) 14-15. Pas, P., Strengers, G. & Pas, N. (2010). Meidenvenijn is niet fijn!, Eindhoven: Cycloop CC BV PPSI. (z.d.). Meidenvenijn in het voortgezet onderwijs. Koninginnen en krengen, Utrecht: PPSI/APS Teitler, P. (2009). Lessen in orde. Handboek voor de onderwijspraktijk, Bussum: Coutinho Visser, A. (2012). (G)een roze bril, stop venijnige meisjes in het VO, Utrecht: APS. Niet gepubliceerde bron Emmen, M. (2014). Praktijkonderzoek naar aspecten van de kwaliteit van leer- en opleidingsprocessen. Werkplekkenstructuur voor leerlingen van het VMBO met leerwegondersteunend onderwijs, Breda. Website AOb, (z.d.). Koninginnen en krengen. Gedownload op 6 maart 2014 van, http://www.straksvoordeklas.nl/artikel/82/koninginnen-en-krengen Delfos, M. (2004). Een jongen is geen meisje. De wereld van het jonge kind, februari 2004, p. 183-186 Gedownload op 5 maart 2014 van, http://www.mdelfos.nl/2004-wjk-verschil.pdf Leraar 24.(z.d.). Goochelen met aandacht 1. Geraadpleegd op 4 maart 2014 van, https://www.leraar24.nl/video/1540 Leraar 24.(z.d.). Goochelen met aandacht 2. Geraadpleegd op 4 maart 2014 van, https://www.leraar24.nl/video/1525 Nederlands Jeugdinstituut. (z.d.). Dossier onderwijs en zorg, Veilige en zorgzame leeromgeving, Pedagogisch schoolklimaat. Geraadpleegd op 3 maart 2014, van http://www.nji.nl/nl/Veilige-en-zorgzame-leeromgeving/Pedagogisch-schoolklimaat Wienke, D. & Messing, C (2010). Omgaan met grensoverschrijdend pubergedrag in het onderwijs. Een veilig pedagogisch schoolklimaat in het voortgezet onderwijs. Gedownload op 4 maart 2014 van, http://www.jeugdkennis.nl/jgk/Artikelen-Jeugdkennis/Omgaan-met-grensoverschrijdend-pubergedrag-in-hetonderwijs?highlight=omgaan%2c%20met%2c%20grensoverschrijdend%2c%20pubergedrag
-5-