Focusgroepen COB derde kwartaal 2010 Definitief rapport Versie 1.1
Op verzoek van Sociaal en Cultureel Planbureau Auteur(s) Judith van Male Gerben Bruins Projectnummer 3778 Datum 26 augustus 2010
Focusgroepen COB derde kwartaal 2010 Definitief rapport Versie 1.1
Inhoud
Onderzoeksverantwoording 1 2 3
Achtergrond Opzet, uitvoering en selectie Algemeen
Resultaten 1 2 3 4
Beschrijving van de discussie Stand van zaken in de Nederlandse samenleving Globalisering Gevoelens van (on)veiligheid
Conclusies 1 2 3 4
Stand van zaken in de Nederlandse samenleving Globalisering Gevoelens van onveiligheid Discussie
Bijlage I: Gespreksleidraad Bijlage II: Deelnemersoverzicht
1 1 1 2
3 3 4 10 13
18 18 19 19 20
221 26
2
Focusgroepen COB derde kwartaal 2010 Definitief rapport Versie 1.1
Onderzoeksverantwoording 1 Achtergrond Het Sociaal en Cultureel Planbureau voert sinds 2007 in opdracht van de Voorlichtingsraad elk kwartaal het Continu Onderzoek Burgerperspectieven uit. In dit onderzoek wordt nagegaan hoe de burger op dat moment over de samenleving en zijn eigen leven denkt, hoe (on)tevreden hij is met de regering en overheid, hoe het is gesteld met zijn vertrouwen in de politiek en media en welke problemen hij geagendeerd zou willen zien op de politieke agenda. In het derde kwartaal van 2010 komen – naast het vaste onderwerp ‘ontwikkelingen in de Nederlandse samenleving’ - twee speciale thema’s in het onderzoek aan de orde: globalisering en gevoelens van (on)veiligheid. Het onderzoek bestaat uit een enquête en een focusgroeponderzoek. Het focusgroeponderzoek is verkennend van aard en heeft tot doel de resultaten van de enquête aan te vullen, te verdiepen en te verklaren. In totaal worden ieder kwartaal vier groepen uitgevoerd waarvan Ferro Explore! er telkens twee voor haar rekening neemt.
2 Opzet, uitvoering en selectie De twee focusgroepen hebben plaatsgevonden in Amsterdam op 20 juli 2010. De opdrachtgever heeft de gesprekken gevolgd via een gesloten tv-circuit. Voor de twee groepen zijn 20 deelnemers geselecteerd (10 per groep), waarvan vier personen als reserve (2 per groep). Aan het eerste groepsgesprek namen zeven personen deel, aan de tweede groep acht personen: • de eerste groep bestond uit zeven deelnemers in de leeftijd van 25 tot en met 60 jaar waarvan vijf vrouwen en twee mannen, allen lager opgeleid (lbo/mbo): – 3 deelnemers zijn werkeloos; – 3 deelnemers hebben een vast dienstverband; – 1 deelnemer is zelfstandig ondernemer. • de tweede groep bestond uit acht deelnemers in de leeftijd van 26 tot en met 59 jaar, waarvan vijf mannen en drie vrouwen, allen hoger opgeleid (hbo/wo): – 2 deelnemers zijn met (vervroegd) pensioen; – 5 deelnemers hebben een vast dienst verband; – 1 van de deelnemers is bezig met het opstarten van een eigen bedrijfje. In iedere groep was de helft van de deelnemers afkomstig uit Amsterdam, waaronder 2 of 3 deelnemers uit Slotermeer, Osdorp, Bos en Lommer of Geuzenveld. De andere helft
1
Focusgroepen COB derde kwartaal 2010 Definitief rapport Versie 1.1
kwam uit omliggende gemeentes (Almere, Uithoorn, Badhoevedorp, Purmerend, Hoorn, et cetera). De deelnemers zijn geworven door een gespecialiseerd selectiebureau. Alle deelnemers hebben een onkostenvergoeding voor deelname ontvangen.
3 Algemeen Het rapport is tot stand gekomen op basis van een uitgebreide analyse van de uitkomsten. Daarbij zijn zowel verbale als non-verbale signalen (zoals lichaamstaal, intonatie die enthousiasme of juist weerstand verraadt) meegenomen. De uitkomsten geven een goede indicatie van de meningen die over het onderzoeksonderwerp leven en welke aspecten daarin een rol spelen. Meningen en gedachten mogen bij kwalitatief onderzoek niet direct getalsmatig worden geëxtrapoleerd (in de zin dat je kan stellen dat als 3 van de 30 deelnemers iets vinden, die mening ‘dus’ bij 10% voorkomt). Om die reden vermelden wij in onze rapportage geen getallen. Het rapport is opgedeeld in drie basishoofdstukken: onderzoeksverantwoording, resultaten en conclusies. Gekozen citaten representeren in de ogen van de onderzoeker meningen of houdingen die relevant zijn voor begrip van de context. Ferro Explore! is lid van de MOA (Marktonderzoekassociatie) en Esomar, als ook van de Research Keurmerkgroep, en respecteert de bijbehorende richtlijnen voor kwalitatief marktonderzoek, zoals weergegeven in de ICC/ESOMAR gedragscode. Ook is Ferro Explore! gecertificeerd volgens de internationale normen ISO 9001: 2000 en ISO 20252:2006 (de laatste betreft de norm die de Research Keurmerkgroep vereist en die speciaal is ontwikkeld voor de marktonderzoekbranche).
2
Focusgroepen COB derde kwartaal 2010 Definitief rapport Versie 1.1
Resultaten 1 Beschrijving van de discussie Lageropgeleiden De discussie in de groep met lageropgeleiden wordt met veel emotie gevoerd. De deelnemers zijn uitgesproken negatief over de stand van zaken in Nederland. Met name één deelneemster voert hierin sterk de boventoon, waarbij zij weinig tegengas krijgt: Het land is reddeloos verloren, zo voelt het. Ik zie nog steeds geen verbetering. Ik kan me heel erg opwinden als iemand van 50 euro moet rondkomen en dat je dan weer hoort over de bonussen {…} Ik schaam mij op dit moment dat ik voor een financiële instelling werk. Ik ben heel blij dat ik mag stoppen straks. {…} Al die privatisering, ons land is naar de knoppen. Wat doet deze maatschappij: liegen en bedriegen.
In de reacties klinkt veel boosheid door: veel deelnemers hebben het gevoel zelf slachtoffer te zijn van ontwikkelingen waar ze geen greep op hebben. Op de vraag wat de deelnemers op dit moment bezighoudt, worden maatschappelijke en politieke onderwerpen genoemd die voor henzelf relevant blijken te zijn: woningnood (één deelneemster is dakloos, twee zijn in het verleden dakloos geweest), werkeloosheid (drie deelnemers zijn werkeloos en zijn afhankelijk van een uitkering) en de moeilijke inkomenspositie van mensen met een uitkering of laaggeschoold werk. De discussie is dan ook meer een opsomming van wat er allemaal mis is in de samenleving dan een uitwisseling van argumenten. Door de soms heftige emoties is er weinig ruimte voor tegengeluiden. Twee deelnemers doen een poging tot nuancering. Ze vinden beiden dat de overheid soms ook goede dingen doet Hierop wordt nauwelijks gereageerd of zelfs ronduit tegen geageerd. Een alleenstaande moeder merkt op dat er ook goede voorzieningen zijn als je minder draagkrachtig bent, waarop een andere deelneemster cynisch opmerkt dat je deze zelf betaalt door middel van belastingen: R1: In Alkmaar doen ze laatste tijd wel veel voor de jeugd. En we hebben nu ook een stadspas. R2: Ach, uiteindelijk betaal je dat toch allemaal zelf via de onroerendgoedbelasting.
Hogeropgeleiden Als de hogeropgeleiden wordt gevraagd wat hen op dit moment bezighoudt worden eerst de positieve en in tweede instantie de negatieve aspecten genoemd. De zaken waar men blij van wordt betreffen vooral de privésfeer: Ik word blij van het mooie weer, films kijken, wandelen, lezen. Ik word blij van de jongeren op mijn werk. Ik ben blij dat mijn huis eindelijk weer op orde is. 3
Focusgroepen COB derde kwartaal 2010 Definitief rapport Versie 1.1
De negatieve zaken betreffen vooral het functioneren van de overheid en de politiek. Eén van de deelnemers noemt de verloedering van normen en waarden als een negatieve tendens in de Nederlandse samenleving. Dit onderwerp wordt door de andere deelnemers niet opgepakt. Bij de hogeropgeleiden is de toon van de discussie minder emotioneel. Hoewel zij kritisch zijn over de overheid en de politiek, lijken ze minder het gevoel te hebben daar zelf slachtoffer van te zijn. Er is wel een verschil tussen de oudere en jongere deelnemers waarneembaar. De oudere deelnemers winden zich meer dan de jongere op over onderwerpen die op dit moment relevantie voor hen zelf hebben zoals pensioenen en de positie van ouderen op de arbeidsmarkt: Je moet tot je 65e doorwerken, maar als je iets wilt ben je te duur of niet flexibel genoeg. Er is altijd wel een smoes om ouderen niet te laten werken. Ik denk dat het uitmaakt of je jonger of ouder bent. Ik ben ouder en gesetteld en dan ervaar je toch concurrentie.
De jongere deelnemers geven aan dat dit soort onderwerpen ze op dit moment niet zo bezighoudt. Hogeropgeleiden zijn net zo kritisch als de lageropgeleiden als het om de overheid en de politiek betreft. De deelnemers lijken het erover eens te zijn dat de overheid en de politiek slecht functioneren. Geen van de deelnemers brengt hier nuancering in aan of laat een tegengeluid horen.
2 Stand van zaken in de Nederlandse samenleving Lageropgeleiden Op de vraag hoe men tegen de Nederlandse samenleving aankijkt, komen bij de lageropgeleiden uitgesproken negatieve reacties naar voren waarin veel boosheid doorklinkt. Een vrouw die werkzaam is als telefoniste, maar geen vaste woon of verblijfplaats heeft, ageert: We hebben een behoorlijk zieke maatschappij, die niets voor mensen doet. Ik kan me erg opwinden als ik hoor dat mensen van 50 euro moeten rondkomen en dat je dan weer hoort over die bonussen van bankdirecteuren.
Een negatief aspect dat sterk naar voren komt, zijn de in de ogen van de deelnemers grote inkomensverschillen in Nederland. Enerzijds zijn er mensen die heel moeilijk kunnen rondkomen en naar de Voedselbank moeten, anderzijds zijn er de verhalen in de media over bankdirecteuren die riante bonussen ontvangen en BN-ers die het breed laten hangen. Een alleenstaande moeder die rond moet komen van een baan als schoonmaakster zegt: 4
Focusgroepen COB derde kwartaal 2010 Definitief rapport Versie 1.1
Neem het voorbeeld van Yolanthe en Wesley, die met kapitalen rondlopen. Dat zijn ook bedragen die je niet op een normale manier verdient.
En een vrouw die momenteel werkeloos is noemt het volgende geval: Ik ken een gezin met vier kinderen die van 50 euro in de week moeten rondkomen. Daar heb ik echt respect voor.
De discussie over de hoge inkomens roept bij één van de deelnemers de reactie op waarom dan zoveel mensen VVD hebben gestemd. De onderneemster in het gezelschap zegt dat ze zelf VVD heeft gestemd omdat dat volgens haar de enige partij is die opkomt voor de kleine ondernemer. Er is veel kritiek te horen op de overheid. Die zou onzorgvuldig met belastinggeld omgaan door te investeren in grote projecten die slecht gemanaged worden. De overheid zou niet afgerekend worden op fouten zoals budgetoverschrijding en het niet op tijd afkomen van projecten. Een ander maatschappelijk probleem dat geconstateerd wordt is de werkeloosheid: drie van de deelnemers zijn zelf werkeloos. Een vrouw die na een lange periode werkeloos te zijn geweest, weer een baan heeft gevonden, zegt hier het volgende over: Eindeloos heb ik gesolliciteerd. Dan had ik weer te weinig opleiding dan weer te weinig ervaring. Ik heb geen hbo maar wel de hersenen.
Over het algemeen vinden de deelnemers dat de overheid te weinig doet voor de minder draagkrachtige groepen in de samenleving. Ze geven daarvoor voorbeelden uit eigen ervaring, maar ook verhalen uit de media: Ik ben al bijna twee jaar dakloos. Ik loop tegen een muur van onbegrip op. Niemand kan je helpen. In die 22 maanden heb ik gewoon door moeten werken. Ik ben 3 maanden aan het zwerven geweest, af en toe een nachtje buiten slapen. En dan ’s morgens naar je werk. Je wil het niet kenbaar maken. Ik mis het sociale aspect. Miljoenen worden niet correct besteed. Neem het Rijksmuseum en de Noord/Zuidlijn. Ik las dat bewoners van verzorgingstehuizen hun eigen toiletpapier moeten betalen.
Een deelnemer stelt de omgangsvormen in het publieke domein aan de orde. Ze vindt dat mensen respectloos met elkaar omgaan en elkaar niet meer zien staan. Tijdens het WK voetbal deze zomer heeft ze ervaren dat het ook anders kan: Met het WK zag je dat het ook anders kan. Toen was iedereen één en gingen mensen ineens wel goed met elkaar om.
5
Focusgroepen COB derde kwartaal 2010 Definitief rapport Versie 1.1
Een andere deelneemster vertelt dat ze in een achterstandswijk woont maar dat de omgangsvormen daar prettiger zijn dan in de duurdere wijken. Een andere deelneemster vindt in dit kader dat het woord achterstandswijk eigenlijk niet deugt: Ze noemen het achterstandswijk. Ik vind dat zo denigrerend. Ze beseffen niet dat je daar prettiger en veiliger woont dan in die dure buurten in Zuid. Daar schieten ze elkaar dood.
Niet veel later, als het gaat over concrete ervaringen met gevaarlijke situaties, vertelt de deelneemster uit de ‘achterstandswijk’ dat er onlangs een wietplantage is opgerold vlak bij haar huis. Op de vraag hoe het volgens de deelnemers komt dat de omgangsvormen achteruit zijn gegaan wordt als oorzaak gegeven dat mensen gefrustreerd en gestrest zijn waardoor ze onverdraagzamer zijn jegens anderen. Dit chagrijn zou er ook de oorzaak van zijn dat allochtone Nederlanders gediscrimineerd worden. Een deelnemer noemt als bron van frustratie jaloezie op mensen die het maatschappelijk wel goed hebben gedaan: Je ziet iemand met een mooie auto en een mooi huis en je denkt: hoe kan dat? De grootste teleurstelling is dat je niet geworden bent wat je wilde.
Ten slotte is er nog een deelnemer die oppert dat de lange en koude winter, en gebrek aan zuurstof in de lucht wellicht oorzaken zijn van het slechte humeur en omgangsvormen van mensen. Het schetst geen verbazing dat de meeste deelnemers vinden dat het de slechte kant opgaat met de Nederlandse samenleving. De argumenten die daarvoor gegeven worden zijn deels in lijn met de kritiek die men eerder gespuid heeft: de armen worden steeds armer, de rijken steeds rijker; de kosten voor levensonderhoud worden steeds hoger. Eén van de deelnemers die na lange tijd werkloos te zijn geweest nu weer aan de slag is, formuleert het als volgt: Je inkomen gaat omlaag, je vaste lasten omhoog. Het blijft doorgaan. Je raakt je spullen kwijt, je geld, je verstand. Je raakt in de stress, depressief, je gezondheid gaat eraan.
Op de vraag wie de schuld aan deze situatie heeft, wijzen de deelnemers naar de ‘hoge heren’: R1: en wie verdient er wat aan? R2: de hoge heren R1: die managers die verzinnen maar iet, en er zijn te veel mensen op dat soort posities.
6
Focusgroepen COB derde kwartaal 2010 Definitief rapport Versie 1.1
Wanneer een deelnemer hier tegenin brengt dat er ook veel goede dingen worden gedaan om minder draagkrachtigen te ondersteunen, zoals een stadspas, wordt dit door de ondernemer linea recta afgewezen met de opmerking dat hier tegenover staat je onroerend goed belasting wordt verhoogd, waardoor je het uiteindelijk toch nog zelf betaalt. Ook criminaliteit wordt als belangrijk argument gegeven waarom het slechter gaat met de Nederlandse samenleving. Het zou gevaarlijker op straat zijn geworden. Omdat banken en tankstations steeds beter beveiligd worden, zouden nu vaker winkels overvallen worden: Ze overvallen nu zelfs de Zeeman.
Eén van de deelnemers is positiever gestemd, hij geeft aan er vertrouwen in te hebben dat het uiteindelijk wel goed komt: Het komt wel goed, maar het duurt eventjes.
Het onderwerp economie komt niet spontaan aan de orde. Als de moderator vraagt wat men van de economische ontwikkelingen vindt, komen er aanvankelijk weinig reacties. De deelnemers denken bij economie aan geld, de euro, werkgelegenheid en pensioenen. Deze onderwerpen roepen negatieve associaties op: Alles draait om geld. Sommige mensen worden steeds rijker. Stel ik werk keihard, maar hij heeft toevallig veel geld, dan denk ik bij me zelf, wat ben ik aan het doen. Mensen met veel geld worden Dagobert Duck, helemaal geen fijne mensen. Dan komen ze collecteren voor de Hartstichting, dan denk ik, ga lekker naar Bill Gates. Ik vraag me af of er nog pensioenen zijn voor onze kinderen. Lang leve de euro, maar niet heus.
Huidige politieke situatie Als het onderwerp ‘politiek en verkiezingen’ aan de orde komt, brengt een van de deelnemers Geert Wilders ter sprake: ze begrijpt niet dat mensen kunnen stemmen op een politicus met zo’n laag niveau. Met het lage niveau bedoelt ze zijn taalgebruik: Nou ik bedoel dat hij het heeft over hoofddoektaks. Waar heb je het dan over.
Een ander deelneemster is het niet met haar eens. Zij vindt dat Wilders een frisse wind laat waaien door de Haagse politiek. Ze blijkt zelf op Wilders gestemd te hebben bij de laatste verkiezingen. Het onderwerp ‘Wilders’ roept bij de andere deelnemers weinig
7
Focusgroepen COB derde kwartaal 2010 Definitief rapport Versie 1.1
reacties op. Twee andere deelnemers vertellen spontaan wat ze gestemd hebben: Groen Links en Partij voor de Dieren. De deelneemster die VVD gestemd heeft, maakt zich boos dat Mark Rutte aan het onderhandelen is over de paarsplus variant: Je stemt VVD en dan krijg je de PvdA erbij.
De meeste deelnemers hebben geen hoge pet op van de politiek: ze vinden dat de politiek onvoldoende naar de gewone burger luistert en hebben het vertrouwen in politici verloren: Ik heb mijn vertrouwen verloren. Het is een beetje links en een beetje rechts. Je hoort dingen als paarsplus. Het is investeren in flauwekul.
Hogeropgeleiden Bij de hogeropgeleiden concentreert de discussie over de toestand van de Nederlandse samenleving zich vooral op het functioneren van de overheid en de politiek. De deelnemers zijn hier uitgesproken negatief over. Ze hebben de indruk dat de overheid onvoldoende daadkrachtig en onvoldoende competent is: hierbij wordt verwezen naar grote projecten die slecht gemanaged zouden worden en veel langer duren dan gepland (Rijksmuseum, Noord/Zuidlijn). De deelnemers zien als een van de belangrijke oorzaken hiervoor dat in feite de ambtenaren het voor het zeggen hebben en niet de politiek. Die ambtenaren blijven op hun plaats zitten als de regering en het parlement wisselen na verkiezingen: Er worden heel veel projecten gestart maar je weet nooit wanneer ze af zijn. Neem het Rijksmuseum of de metro. Het ergste is dat niemand hier verantwoordelijkheid voor neemt. Als de regering wisselt, zouden ze ook de top van de ambtenarij moeten verwijderen. Dat zou mooi zijn. De ambtenaren regeren, die hebben de macht. Ik heb daardoor heel wat stuk zien gaan.
Twee oudere deelnemers vinden dat er op een schimmige manier met de pensioengelden is omgegaan. Ze vrezen voor de consequenties voor hun pensioen: Ik werk vanaf mijn 16e en heb altijd voor die onzin betaald. 5 jaar geleden hebben ze de 57plusregeling afgeschaft. Toen waren de 62plusregelingen aan de beurt. Nu moeten we ineens tot 67 jaar doorwerken. Ik heb al 10 jaar ingeleverd. Dat heet gewoon stelen.
8
Focusgroepen COB derde kwartaal 2010 Definitief rapport Versie 1.1
Een deelneemster noemt de privatisering van overheidsdiensten als een negatieve ontwikkeling. De overheid zou met de privatisering als doel gehad hebben de eigen kas te spekken. Het integratievraagstuk wordt aan de orde gesteld. Een van de deelnemers merkt op dat de overheid weinig lering trekt uit de problematiek van achterstandswijken. Volgens haar is er in bepaalde wijken in Amsterdam nog steeds sprake van ‘een opeenhoping van mensen van dezelfde cultuur’. Andere deelnemers vertellen over hun eigen ervaringen met het wonen in wijken met een gemengde bevolking: Ik heb in een portiek gewoond in Bos en Lommer met vier adressen. In dat portiek woonde een homostel en een Turkss familie. Dat gaf een hoop ellende. Ik denk dan, ze zouden verplicht moeten integreren. Ik zit er middenin. Je merkt dat de kinderen aan hun eigen cultuur hangen. Ze redeneren: wij zijn nu in de meerderheid, dus onze norm is de algemeen geldende norm.
Een van de deelnemers merkt op dat het veel uitmaakt of mensen werk hebben. Zelf heeft hij de ervaring dat zijn allochtone collega’s uitstekend geïntegreerd zijn. Een andere deelnemer stelt dat dat niet opgaat als allochtonen veruit in de meerderheid zijn: Het maakt veel uit of ze een baan hebben of niet. Ik heb veel allochtone collega’s. Die verschillen nauwelijks van de autochtone collega’s. Ze hebben dezelfde opvoedingsmoraal als wij. Ik denk dat het een kwestie is van hoeveelheid. Als ze bijna allemaal allochtoon zijn en er werken maar een paar Nederlanders, dan gaat het niet op, dan passen ze zich niet aan.
Huidige politieke situatie Spontaan komt het onderwerp van de huidige politieke situatie aan de orde. Men heeft kritiek op hoe de politiek op dit moment functioneert: men stoort zich met name aan het feit dat het zo lang duurt voordat er een kabinet komt terwijl Nederland juist nu een krachtig bestuur nodig heeft om orde op zaken te stellen. Hoewel de deelnemers zeggen dat ze zichzelf niet aangetrokken voelen tot het politieke gedachtegoed van Wilders, begrijpen ze wel dat er mensen zijn die wel op hem hebben gestemd. De reden daarvoor zou vooral zijn dat Wilders een meer begrijpelijke taal spreekt dan in de politiek gebruikelijk is en een duidelijk verhaal heeft.
9
Focusgroepen COB derde kwartaal 2010 Definitief rapport Versie 1.1
De helft van de deelnemers vindt dat het ondanks alle kritiek toch de goede kant opgaat met de Nederlandse samenleving. Drie vinden dat het de slechte kant opgaat en één is neutraal. In de discussie die hierop volgt overheersen toch de argumenten dat het slechter gaat. Het feit dat zoveel mensen op de PVV hebben gestemd zou erop wijzen dat mensen hun vertrouwen in de politiek en het bestuur verloren hebben. Met name het CDA wordt in negatieve zin genoemd: Het is schandelijk hoe het CDA zich gedraagt: wachten tot de PVV en VVD alles inleveren en dan aanschuiven. Die miljoen mensen die op Wilders hebben gestemd zijn straks allemaal ontevreden. Ik vind het schandalig dat ze niet tot een besluit kunnen komen met elkaar.
Er worden twee argumenten gegeven ter onderbouwing dat het de goede kant opgaat: er zou sprake zijn van een kentering naar meer orde, gezag en meer controle in de samenleving. Het tweede argument betreft de economie: daarmee zou het weer de goede kant opgaan.
3 Globalisering Lageropgeleiden De deelnemers hebben schriftelijk hun mening gegeven over de stelling mensen zoals ik ondervinden vooral nadelen van het verdwijnen van de grenzen en het meer open worden van onze economie. Vier hebben met neutraal geantwoord, drie zijn het eens met de stelling. Uit de reactie van degenen die neutraal hebben geantwoord blijkt dat dit meer is voortgekomen uit het feit dat het onderwerp hen aanvankelijk weinig zegt dan uit een afweging van voor- en nadelen: Ik heb neutraal geantwoord. Financieel raakt het mij niet. Waar moet ik het dan mee eens zijn.
Tijdens de discussie die hierop volgt komen vooral de nadelen van open grenzen aan de orde. Deelnemers die het eens zijn met de stelling vinden dat de ´gewone man´ (de categorie waar ze zich ook zelf toe rekenen) alleen maar nadelen ondervindt van de open grenzen: de concurrentie op de woningmarkt en arbeidsmarkt is toegenomen doordat mensen uit armere delen van Europa hier naar toe trekken, de prijzen zijn gestegen als gevolg van de euro en de onveiligheid is toegenomen doordat criminelen zich makkelijker binnen Europa kunnen verplaatsen: Arme mensen komen hier naar toe voor werk. Het geeft problemen, criminaliteit, ze komen aan onze broodwinning. Als ze hier een auto jatten, kunnen ze zo doorrijden naar het buitenland. Vroeger was er controle aan de grenzen.
10
Focusgroepen COB derde kwartaal 2010 Definitief rapport Versie 1.1
Deze nadelen worden beaamd door de deelnemers die met neutraal geantwoord hebben. Drie van hen zeggen dat ze het eigenlijk eens zijn met de stelling nu ze de argumenten hebben gehoord van degenen die met eens geantwoord hebben. Een aantal deelnemers geven aan dat je het ook niet alleen maar negatief moet zien omdat er ook positieve kanten aan open grenzen zitten: mensen van elders nemen bijvoorbeeld hun (eet)gewoontes mee naar Nederland en er is meer samenwerking tussen de verschillende Europese landen om de misdaad te bestrijden. De voordelen vinden echter weinig weerklank. Opgemerkt wordt dat zij persoonlijk maar weinig van de voordelen van open grenzen ervaren. Wanneer een deelnemer opmerkt dat het bijvoorbeeld wel makkelijker is om binnen Europa op vakantie te gaan, bijvoorbeeld naar Spanje, merkt één van de deelnemers op: Ik ben een alleenstaande moeder, ik heb geen geld om in Spanje op vakantie te gaan.
De voordelen gelden volgens de deelnemers vooral voor ondernemers (makkelijker handel drijven met andere Europese landen, goedkope arbeidskrachten uit OostEuropa). Op de vraag hoe de nadelen bestreden kunnen worden, hebben de deelnemers niet meteen een antwoord. De suggestie van één deelneemster om de grenzen dicht te gooien vindt geen weerklank. Men ziet wel wat in meer en strengere controles: We hoeven de grenzen niet dicht te gooien maar er moet wel meer controle zijn.
Hogeropgeleiden Bij de hogeropgeleiden zijn de meningen verdeeld over de stelling. Vier hebben met oneens geantwoord, één is neutraal en drie zijn het eens met de stelling. De nadelen die genoemd worden komen overeen met die door de lageropgeleiden zijn genoemd: de toegenomen concurrentie op de arbeids- en woningmarkt door de toestroom van arbeidskrachten uit armere delen van Europa, de verhoging van het prijspeil als gevolg van de invoering van de euro, en het feit dat het voor criminelen makkelijker is om hier naar toe te komen: Er zijn ontzettend veel mensen die het slechter hebben dan wij en hier naar toe komen voor werk. Die leggen beslag op woonruimte en banen, Polen bijvoorbeeld. Nu de grenzen open zijn komen criminelen hier makkelijker binnen.
Daarnaast wordt ook als nadeel genoemd dat de Nederlandse belastingbetaler opdraait voor het financiële wanbeleid van landen als Griekenland en Spanje:
11
Focusgroepen COB derde kwartaal 2010 Definitief rapport Versie 1.1
Nederland houdt zijn staatschuld goed op orde omdat dat moet van Europa en moet nu gaan betalen voor landen die dat niet gedaan hebben.
De deelnemers zien ook veel voordelen van Europa. Het is prettig dat je in veel Europese landen met de euro kan betalen, particulieren en ondernemers kunnen goedkope arbeidskrachten uit Oost-Europa inhuren, het is makkelijker geworden om in andere Europese landen te werken of te studeren en het is leuk om met andere culturen in aanraking te komen: Het is leuk om van andere culturen te leren. Je moet niet alleen de grenzen openstellen, je moet ook jezelf openstellen.
De meesten zeggen persoonlijk weinig van de nadelen van open grenzen te merken. Oudere deelnemers vrezen hooguit voor meer concurrentie op de arbeidsmarkt hetgeen vooral nadelig zou kunnen uitpakken voor oudere, autochtone werknemers. Jongere deelnemers vinden deze angst onterecht. Het zou autochtone werknemers stimuleren om nog beter hun best te doen: Het kan alleen maar goed zijn, dan moeten we extra slim zijn om aan het werk te blijven.
In de groep hogeropgeleiden ziet men Europa vooral als een onvermijdelijk gegeven. Men verwacht niet dat de eenwording van Europa nog zal worden teruggedraaid. Zelfs de oudere deelneemster die zegt eurosceptisch te zijn en terug verlangt naar de tijd van de gulden en gesloten grenzen, realiseert zich dat dit geen optie meer is: Die kneuterigheid van vroeger die zou ik wel willen bewaren, maar ik denk dat dat niet meer kan.
Op de vraag wie wel de nadelen ondervinden van de open grenzen, worden de kleinere ondernemers en mensen die in de bouw werken genoemd: zij zouden veel concurrentie ondervinden van mensen die uit Oost-Europa komen om hier te werken. Mensen die baat hebben bij open grenzen zijn volgens de deelnemers de ondernemers die door de open grenzen makkelijk goedkope arbeidskrachten uit Oost-Europese landen zoals Polen, Bulgarije en Roemenië hier naar toe kunnen halen: Ik ken een boer die heeft alleen maar Polen in dienst. Die werken harder en zijn veel goedkoper dan werknemers hier.
In de groep kan men zich voorstellen dat er een conflict ontstaat tussen de ‘winnaars’ en ‘verliezers’ van open grenzen omdat er sprake is van tegengestelde belangen: Als jij er alleen maar nadelen van ondervindt kan ik me voorstellen dat je vindt dat de grenzen dicht moeten. Als jij je wereld juist vergroot ziet, denk je daar anders over. Het zijn tegengestelde belangen, daar zou een conflict uit voort kunnen komen. 12
Focusgroepen COB derde kwartaal 2010 Definitief rapport Versie 1.1
De deelnemers vinden wel dat mogelijke nadelen zoveel mogelijk bestreden moeten worden. Men ziet het als een ongewenste ontwikkeling dat EU-inwoners uit andere landen hier een uitkering zouden krijgen als ze hun baan kwijtraken. In zo’n geval zou getoetst moeten worden of er banden zijn met Nederland om voor een uitkering in aanmerking te komen. Verder moet de integratie bevorderd worden: net als Turken en Marokkanen zouden ook Polen, Bulgaren en Roemenen zo snel mogelijk de Nederlandse taal moeten leren. Wangedrag van buitenlanders zou hard aangepakt moeten worden: Ik vind dat je je als buitenlander beter moet gedragen als een Nederlander. Gasten die zich niet gedragen, moeten hard aangepakt worden.
4 Gevoelens van (on)veiligheid Lageropgeleiden Eerst is schriftelijk de vraag beantwoord of de deelnemers zichzelf weleens onveilig voelen. Vier deelnemers hebben de vraag met ja beantwoord, de ander drie met nee. In de discussie die daarop volgt, blijkt dat de twee mannelijke deelnemers beide slachtoffer zijn geworden van criminaliteit. Een man heeft te maken gehad met zinloos geweld. De andere is al twee keer beroofd, beide keren onder dreiging van geweld. Opvallend is dat ze de vraag verschillend hebben beantwoord. De eerste heeft met ja geantwoord, de tweede met nee. Hij zegt zich nog steeds niet onveilig te voelen en lijkt de berovingen te zien als domme pech. Hij omschrijft de daders als sneue figuren: Ik ben twee keer beroofd. Maar ik voel me daardoor niet onveilig. Je kunt weinig doen tegen die mensen. Ik bedoel, het klinkt vreemd, maar het is een beetje zielig als je voor twee tientjes beroofd wordt onder bedreiging van een mes.
Dit roept bij de andere deelnemers verbaasde reacties op: ze kunnen zich bijna niet voorstellen dat hij geen last zou hebben van onveiligheidsgevoelens. Van de vijf vrouwen zijn er drie die zich weleens onveilig voelen. Een deelneemster zegt zich in brede zin onveilig te voelen en baseert dat gevoel op de verhalen die ze in de krant leest (de Telegraaf). Volgens haar is het niet echt veilig in Nederland en wordt de criminaliteit alleen maar erger: Als ik de krant lees voel ik me onveilig. Dan denk ik aan mijn twee kinderen. Daar maak ik me zorgen over. Ik heb laatst meegemaakt dat er twee donkere mensen aan de deur stonden. Ik heb de deur dichtgehouden. Dit was sowieso een riskante situatie. je leest in de krant dat ze je afleiden en dat een ander je huis leeghaalt.
13
Focusgroepen COB derde kwartaal 2010 Definitief rapport Versie 1.1
De andere twee blijken zich vooral onveilig te voelen in specifieke situaties. Ze voelen zich onveilig in de parkeergarage, als ze op onbekend terrein zijn of op slecht verlichte plekken: Ik voel me onveilig als ik op onbekend terrein ben of op een slecht verlichte plek. Ik ben soms ook bang in mijn eigen portiek omdat het slecht verlicht is. Je mijdt ’s nachts bepaalde buurten, je gaat niet alleen door een donker bos rijden. Ik vind het eng in parkeergarages.
De grote angst voor de vrouwen is die voor aanranding en verkrachting. De deelnemers zijn het erover eens dat vrouwen en meisjes op dit punt kwetsbaarder zijn dan jongens en mannen. Jongens zouden weer meer risico lopen op lichamelijk geweld (bijvoorbeeld in elkaar geslagen, neergestoken of neergeschoten worden). Een oudere deelneemster geeft aan dat ze het prettig vindt dat ze vanwege haar leeftijd minder risico minder loopt op seksueel geweld: Door mijn leeftijd laten ze mij lekker met rust.
De man die slachtoffer is geworden van zinloos geweld, zegt vooral bang te zijn voor ‘onverwachte negatieve gebeurtenissen’. Het incident waarbij hij in elkaar geslagen werd, kwam volgens hem ook onverwacht: Ik ben bang voor onverwachte negatieve gebeurtenissen, wanneer je het niet verwacht. Dan loop je ergens, langs een groep jongeren , er hoeft toevallig maar iets te gebeuren…
Deelnemers die zich onveilig voelen en kinderen hebben, projecteren die gevoelens ook op hun kinderen: Ik ben vaak bang dat mijn zoon in elkaar geslagen wordt.
Een deelnemer die zelf geen last heeft van onveiligheidsgevoelens, onderschrijft dit: Mijn zus was nooit bang, maar toen ze een kind kreeg werd ze dat wel.
Een deelneemster die beweert zich nooit onveilig te voelen, herkent dit niet. Ze zegt ook niet bang te zijn voor de veiligheid van haar drie (bijna) volwassen dochters: Ik kan me niet herinneren dat ik me ooit onveilig heb gevoeld. Ik ben ook niet bang voor mijn dochters. Een van hen is net tweeënhalve maand in Argentinië geweest. Dan ga ik me hier niet druk maken.
14
Focusgroepen COB derde kwartaal 2010 Definitief rapport Versie 1.1
Ondanks het feit dat een aantal deelnemers last heeft van onveiligheidsgevoelens, is men het erover eens dat Nederland relatief gezien een veilig land is. Wel is er enige zorg bij de deelnemers over hoe de veiligheid in Nederland zich zal ontwikkelen. Men ziet een aantal maatschappelijk ontwikkelingen die Nederland onveiliger kunnen maken: • Ouders hebben steeds minder tijd en aandacht voor hun kinderen waardoor het risico bestaat dat deze ontsporen. • De politie zou zich onvoldoende inzetten om (kleine) criminaliteit te bestrijden. Criminaliteit wordt in de ogen van de deelnemers onvoldoende opgespoord en bestraft. Het is nog te vaak zo dat misdaad loont. • Mensen worden steeds onverschilliger naar elkaar. Als er iets gebeurt kijken ze de andere kant op. Dit versterkt het gevoel van onveiligheid. Op de vraag welke groepen het meeste last hebben van criminaliteit wordt geantwoord dat dit onder andere ouderen en kleine winkeliers zijn. Ouderen zijn een makkelijke prooi voor kleine criminelen. Kleine winkeliers zullen sneller het slachtoffer zijn omdat zij zich om financiële redenen minder goed kunnen beveiligen dan de grotere winkels. Uit de schriftelijke antwoorden op de vraag of men criminaliteit als een maatschappelijk of een persoonlijk probleem ervaart, blijkt dat vier deelnemers criminaliteit vooral als een maatschappelijk probleem en minder of helemaal niet als een persoonlijk probleem ervaren. Twee ervaren het als een maatschappelijk en als een persoonlijk probleem. Een van hen blijkt in de discussie de vraag verkeerd geïnterpreteerd te hebben: bij ‘persoonlijk’ heeft hij gedacht aan een persoonlijk probleem van de dader. Eén ervaart het noch als een maatschappelijk noch als een persoonlijk probleem. Degenen die het minder als een persoonlijk probleem ervaren, zeggen zelf nog nooit met criminaliteit te maken te hebben gehad. Deelnemers die het ook als een persoonlijk probleem zien, geven aan dat ze last hebben van onveiligheidsgevoelens. De deelnemers is de paradox voorgelegd dat sommige mensen zich steeds onveiliger voelen terwijl de cijfers geen stijging in de criminaliteit laten zien. Deze paradox wordt als volgt verklaard. De criminaliteit is misschien niet gestegen maar wel van aard veranderd. Door de extreme beveiliging van bijvoorbeeld tankstations en banken hebben criminelen hun werkterrein verlegd naar winkels en woningen zodat burgers er meer last van krijgen.
15
Focusgroepen COB derde kwartaal 2010 Definitief rapport Versie 1.1
Hogeropgeleiden Uit de antwoorden op de schriftelijke vragen of men zich weleens onveilig voelt, antwoordt de helft met ja en de andere helft met nee. Tijdens de discussie blijkt dat geen van de deelnemers ooit te maken heeft gehad met criminaliteit. Twee deelnemers zeggen weleens bedreigd te zijn. Een zegt zich in die situatie niet echt onveilig gevoeld te hebben: Je probeert sterk over te komen. Het is gewoon baldadig gedrag. Maar ik kan me voorstellen dat anderen zich in zo’n situatie wel onveilig voelen.
De andere deelnemer verteld dat hij fietsend door een tunnel door ‘hangjongeren’ bedreigd. Hij zegt dat hij deze tunnel nu mijdt. Er worden een aantal situaties genoemd waarin men zich weleens onveilig voelt: als men ’s nachts alleen over straat fietst door een buurt die men niet kent, ‘s avonds op stations en als men geconfronteerd wordt met een groep hangjongeren die zich luidruchtig of intimiderend gedragen. De deelnemers noemen het openbaar vervoer als een plek waar men zich vaak onveilig voelt: In het openbaar vervoer maak je meer mee dan in de auto. Je ziet regelmatig vernielingen op de stations. Ik zat laatst ’s avonds in de trein, zat er een man met een groot mes in een coupé.
Verder is er een deelneemster die zich een tijdje minder veilig in haar huis gevoeld heeft omdat er in de buurt veel werd ingebroken. Deelnemers die hebben ingevuld dat ze geen last hebben van onveiligheidsgevoelens onderschrijven deze angsten. Eén van hen zegt dat hij zich daar niet bij neer wil leggen: Ik heb me voorgenomen, Amsterdam is van mij, ook om twee uur ’s nachts.
Het gesprek over veiligheid en criminaliteit roept de reactie op dat er harder en meer gestraft moet worden: Ze moeten gewoon veel meer straffen. Dat soort gasten luistert alleen maar naar harde maatregelen.
De deelnemers denken dat de gevoelens van onveiligheid onder andere veroorzaakt worden door berichten in de media. Zo heeft men gehoord dat het normaal is dat jongeren met wapens op zak lopen. Ook wordt het verhaal opgedist van Bulgaren die in bendes opereren en huizen leegplunderen. Een deelnemer merkt op dat deze berichten de problemen nog kunnen verergeren:
16
Focusgroepen COB derde kwartaal 2010 Definitief rapport Versie 1.1
Als jongeren via de media vernemen dat het normaal is om met een wapen rond te lopen dan denken ze: ik moet wel want anderen doen het ook.
Veel deelnemers denken dat de kans groter is geworden om slachtoffer te worden van criminaliteit. Als oorzaak wordt gegeven dat ‘we met veel meer mensen in een kleinere ruimte zitten’. Ook een tekort schietende opvoeding zou bijdragen aan de toename van de criminaliteit. Pubers zouden vaker ontsporen omdat ouders hun kinderen minder in de gaten houden. Een deelneemster - ze werkt zelf met jongeren - merkt dat ouders vaak blind zijn voor het wangedrag van hun kinderen: Vroeger werd je als kind goed verzorgd. Nu werken vrouwen ook. Daarmee is het opvoedingsniveau verlaagd. En ouders zijn blind voor de fouten van hun kinderen. Ze gaan door het lint als hun kind door de politie wordt vastgehouden.
Sommige deelnemers denken dat de criminaliteit niet zozeer is toegenomen maar wel harder is geworden. Uit de schriftelijke antwoorden op de vraag of men criminaliteit als een maatschappelijk of een persoonlijk probleem ervaart, blijkt dat vijf deelnemers criminaliteit vooral als een maatschappelijk probleem en minder of helemaal niet als een persoonlijk probleem ervaren. Hun argumentatie is dat ze zelf nooit het slachtoffer zijn geworden van criminaliteit. De andere drie zien het als zowel een maatschappelijk als persoonlijk probleem. Hun redenatie is dat we allemaal met de gevolgen van criminaliteit te maken hebben in de vorm van onveiligheidsgevoelens, hogere verzekeringspremies en meer kosten voor beveiliging die uiteindelijk ook door de burger betaald worden. De paradox ‘hoe komt het dat mensen zich onveiliger voelen terwijl de cijfers aangeven dat de criminaliteit niet stijgt’ roept negatieve reacties op. Men gelooft niet dat de criminaliteit gelijk gebleven is. De cijfers zouden een vertekend beeld geven en te verklaren zijn door de geringere bereidheid van burgers om aangifte te doen. Men denkt dat er achter dit positieve beeld politieke belangen schuilgaan: Ik denk dat we belazerd worden met de zogenaamde lagere cijfers voor criminaliteit. daar zitten politieke belangen achter.
Opgemerkt wordt dat door de lage straffen en geringe pakkans de criminaliteit eerder zal stijgen dan dalen.
17
Focusgroepen COB derde kwartaal 2010 Definitief rapport Versie 1.1
Conclusies 1 Stand van zaken in de Nederlandse samenleving Bij de bespreking van de stand van zaken in de Nederlandse samenleving overheersen de negatieve geluiden. In beide groepen richt de kritiek zich vooral op de politiek en het bestuur in Nederland. Bij de lageropgeleiden lijkt de onvrede dieper geworteld dan bij de hogeropgeleiden. Zij voelen zich veel meer zelf slachtoffer van wat er in hun ogen mis is in de samenleving. Een belangrijke grief die bij de lageropgeleiden sterk naar voren komt, is het contrast tussen de financiële positie van mensen met een lage sociaaleconomische status en die van de zogenaamde grootverdieners in Nederland. Hierbij wordt niet alleen gewezen op grootverdieners in het bedrijfsleven maar ook op BN-ers die het ogenschijnlijk breed laten hangen. De overheid wordt verweten dat zij weinig doet voor het minder draagkrachtige deel in de samenleving. De politiek belooft veel en doet weinig. Ook de hogeropgeleiden hebben kritiek op de overheid en de politiek. Zij hebben echter minder het gevoel dat ze persoonlijk slachtoffer zijn. Bij hen richt de kritiek zich vooral op een onvoldoende daadkrachtig bestuur dat er niet in slaagt om grote projecten goed te managen. Daarbij vindt men dat overheden onvoldoende worden afgerekend op fouten zoals budget- en tijdsoverschrijdingen bij grote projecten. Als voorbeelden worden de Noord/zuidlijn en het Rijksmuseum gegeven. De kritiek op de politiek betreft vooral de kabinetsformatie. Deze zou te traag verlopen omdat partijbelangen prevaleren boven het landsbelang. De grote verkiezingswinst van de PVV wijst er volgens de deelnemers op dat mensen hun vertrouwen in de politiek en het bestuur hebben verloren. Het CDA wordt fel bekritiseerd vanwege het feit dat ze niet mee wil werken aan een rechts kabinet. (Op het moment dat de groepsdiscussies plaatsvinden, wil het CDA niet onderhandelen met VVD en PVV over een rechts kabinet.) Het verval van normen en waarden in het publieke domein wordt in beide groepen genoemd maar nauwelijks uitgediept. In de groep lageropgeleiden wordt dit probleem gezien als een voortvloeisel uit de toegenomen frustratie en stress in de samenleving. Het onderwerp integratie komt alleen in de groep hogeropgeleiden spontaan aan de orde en dan in het kader van falend overheidsbeleid.
18
Focusgroepen COB derde kwartaal 2010 Definitief rapport Versie 1.1
2 Globalisering De lager- en hogeropgeleiden noemen in grote lijnen dezelfde nadelen van het verdwijnen van de grenzen en een open economie in de EU.
Dat zijn een toegenomen concurrentie op de arbeids- en woningmarkt door de toestroom van arbeidskrachten uit Oost-Europa, gestegen prijzen als gevolg van de euro, en een toename van criminaliteit omdat criminelen nu makkelijker Nederland binnen kunnen komen. Bij de genoemde voordelen zijn er accentverschillen. Lageropgeleiden noemen uitwisseling van culturen en makkelijker reizen binnen Europa. Hogeropgeleiden noemen het gemak dat je in de EU met dezelfde munt kunt betalen (en dus niet meer hoeft te wisselen), het inhuren van goedkope werkkrachten uit OostEuropa (bijvoorbeeld voor klusjes in huis) en de mogelijkheid om in andere EU-landen te gaan werken of studeren. Lageropgeleiden hebben het gevoel dat ze vooral last hebben van de nadelen en weinig baat hebben bij de voordelen. Die voordelen gelden in hun ogen meer voor ondernemers die goedkope krachten uit Oost-Europa kunnen aantrekken. Sommigen geven aan ook het voordeel van makkelijk reizen tussen en betalen binnen EU-landen niet te ervaren, aangezien zij toch geen geld hebben om buiten Nederland op vakantie te gaan. De hogeropgeleiden bevestigen dit beeld. Zij ervaren de voordelen als prettig en zeggen weinig te merken van de nadelen. Alleen de ouder deelnemers vrezen enigszins voor een toename van de concurrentie op arbeids- en woningmarkt door de toestroom van arbeidskrachten uit Oost-Europa.
3 Gevoelens van onveiligheid De deelnemers, zowel de hoger als de lageropgeleide, erkennen dat er een subjectief element is in de veiligheidsbeleving. In beide groepen is het deel dat zich veilig voelt (ongeveer) even groot als het deel dat zich onveilig voelt. Gevoelens van veiligheid lijken niet samen te hangen met leeftijd of sekse: er zijn vrouwen van middelbare leeftijd die geen last hebben van onveiligheidsgevoelens en jongere mannen die dat wel hebben. Ook de eigen ervaring is niet doorslaggevend: een jongere man die al twee keer slachtoffer is geweest van een beroving onder dreiging van geweld zegt zich doorgaans veilig te voelen. Daar staan diverse deelnemers tegenover die nog nooit iets hebben meegemaakt en zich uitgesproken onveilig voelen. Uit de reacties blijkt dat gevoelens van onveiligheid deels bepaald worden door persoonlijkheid en houding. Er zijn deelnemers die zich een zelfverzekerde houding aanmeten (‘ik vind dat ik op elk uur veilig over straat moet kunnen gaan’) en zich daardoor minder kwetsbaar voelen. Andere deelnemers zijn gevoelig voor verhalen over criminaliteit (van horen zeggen en in de media) en zien hun angsten door deze verhalen als gerechtvaardigd. 19
Focusgroepen COB derde kwartaal 2010 Definitief rapport Versie 1.1
Deelnemers die zich onveilig voelen, noemen de ‘standaard’ onveilige situaties: slecht verlichte portieken, parkeergarages, ’s avonds op stations en in het openbaar vervoer, donkere tunneltjes, onbekende buurten met een slechte reputatie, et cetera. Ook de angsten zijn ‘standaard’: angst voor fysiek geweld (meer dan voor materiële schade), en specifiek voor vrouwen, de angst voor aanranding of verkrachting. Hoewel de deelnemers Nederland nog steeds als een relatief veilig land ervaren, zien ze wel negatieve tendensen die er toe zouden kunnen leiden dat de onveiligheid toeneemt. Een verscherping van de veiligheidsmaatregelen in banken, grotere winkels en tankstations, kan een verschuiving van de criminaliteit naar kleine winkels en woonhuizen betekenen waardoor burgers er juist meer last van krijgen. De in beide groepen gesignaleerde verslechtering van het opvoedingsklimaat in Nederland, kan leiden tot meer ontspoorde jongeren met als gevolg meer (kleine) criminaliteit en overlast. Tenslotte worden de verlaagde pakkans (politie investeert volgens de deelnemers steeds minder in de opsporing van kleine criminaliteit) en te milde strafmaat genoemd als factoren die de criminaliteit kunnen doen verergeren (‘misdaad loont’).
4 Discussie De focus in de groepsdiscussies ligt dit kwartaal sterk op bestuur en politiek. Mogelijke verklaring hiervoor is dat de landelijke verkiezingen net achter de rug zijn en de pogingen om een nieuw kabinet te formeren op het moment dat het onderzoek plaatsvindt, in volle gang zijn. Het onderwerp economie lijkt enigszins naar de achtergrond gedrongen. Er wordt nauwelijks over gesproken. Het enige dat hierover wordt opgemerkt is dat het weer de goede kant op lijkt te gaan. De crisis rond Griekenland en de gevolgen daarvan voor de euro, worden alleen in de groep hogeropgeleiden aangestipt, maar geven geen aanleiding tot verdere discussie. Het ieder kwartaal terugkerende thema van de vervagende normen en waarden in het publieke domein, wordt ook nu weer in beide groepen aan de orde gesteld. Alleen bij de lageropgeleiden wordt hier even bij stilgestaan. Bij de hogeropgeleiden wordt het onderwerp alleen aangestipt maar niet verder geëxploreerd. Ook het onderwerp integratie komt in beide groepen aan de orde. Bij de bespreking hiervan ligt de nadruk sterk op Oost-Europeanen. Dit komt mede door het onderwerp ‘open grenzen’ dat wordt aangesneden. Met name in de lageropgeleide groep wordt slechts een aantal keer over Marokkaanse en Turkse Nederlanders gesproken en gaat het meer over Polen, Roemenen en Bulgaren als een mogelijke bron van integratieproblemen. In de hogeropgeleide groep wordt nog wel het meer ‘traditionele’ integratievraagstuk aangesneden.
20
Focusgroepen COB derde kwartaal 2010 Definitief rapport Versie 1.1
Bijlage I: Gespreksleidraad Project: COB derde kwartaal 2010 Methode: Focusgroepen Datum onderzoek: 20 juli 2010 Locatie: Amsterdam Ferro Explore! Aantal deelnemers: twee keer 8 Tijdsduur: 2uur 15 minuten Doel van het onderzoek Het onderzoek heeft tot doel om na te gaan hoe men op dit moment denkt over de stand van zaken in onze samenleving. Wat gaat er goed, wat gaat er minder goed? Welke ontwikkelingen worden waargenomen? Hoe beoordeelt men de rol van de overheid en de politiek daarin? In ieder kwartaal komt een speciaal thema aan de orde. Dit kwartaal gaan we in op open grenzen en economie, en (on)veiligheid en criminaliteit.
Uitleg Bij kwalitatief onderzoek worden geen ‘vragenlijsten’ afgenomen, maar wordt een gesprek gevoerd. Dit gesprek heeft een vrij format en zal voor iedere groep, of ieder individuele gesprek anders verlopen. Op deze manier kan het perspectief van de doelgroep het beste uit de verf komen.
Introductie
5”
De moderator legt de testsituatie uit: • welkom; • doel van het onderzoek: praten over stand van zaken in de Nederlandse samenleving; • onafhankelijkheid onderzoeker; • notulist, meekijkers en apparatuur; • anonimiteit en rapportage; • geen goede/foute antwoorden; • tijdsduur gesprek.
21
Focusgroepen COB derde kwartaal 2010 Definitief rapport Versie 1.1
Voorstelronde
15”
De moderator laat iedereen zich voorstellen met voornaam, leeftijd en dagelijkse bezigheden zoals werk en hobby’s. Doel: elkaar een beetje leren kennen, het groepsproces op gang brengen. Bij wijze van kennismaking wordt ook gevraagd naar ‘waarden’. Op deze manier kan het persoonlijke aspect gekoppeld worden aan de visie die men heeft op de Nederlandse samenleving. De volgende vragen komen aan de orde: • Waar windt men zich over op en waar wordt men juist blij van? • Wat zijn de zaken die het belangrijkste zijn in het eigen leven, waar gaat of draait het om? • Wat houdt mensen in het dagelijks leven nou echt bezig, waar maakt men zich zorgen om? • Waarom zijn juist die onderwerpen zo belangrijk?
Blok A De kant die het opgaat in Nederland
40”
In blok A wordt ingegaan op de algemene stand van zaken met betrekking tot de samenleving. Het gaat met name om de discussie: welke argumenten worden gebruikt en welke thema’s worden in de discussie aangesneden? Punten die aan de orde komen zijn: • Welke onderwerpen/thema’s met betrekking tot Nederland leven op dit moment sterk? • Ga na in hoeverre men het idee heeft dat het in Nederland de goede of juist de slechte kant op gaat. Inventariseer wie het idee heeft dat het juist beter gaat en wie juist het idee heeft dat het slechter gaat. • Geef de deelnemers de opdracht argumenten te geven waarom het goed of slecht gaat in Nederland. Belangrijk hierbij is na te gaan welke onderwerpen in de discussie worden aangesneden, en hoe men elkaar probeert te overtuigen. • Bij onvrede over de samenleving goed doorvragen in hoeverre er sprake is van persoonlijke ervaringen of beeldvorming. • Als het gaat om oorzaken van de problemen in de samenleving nagaan in hoeverre men die bij ‘anderen’ legt en in hoeverre men vindt hier ook zelf mede debet aan te zijn. • Welke gevoelens heeft men bij de laatste economische ontwikkelingen? In hoeverre ervaart men die als urgent? In welke mate maakt men zich er zorgen over?
22
Focusgroepen COB derde kwartaal 2010 Definitief rapport Versie 1.1
Politieke ontwikkelingen: als het niet spontaan aan de orde komt volgende vragen opwerpen: • Wat vindt men van de verkiezingsuitslag? • Wat betekent deze verkiezingsuitslag voor Nederland? • Welke kant gaat het uit met de politiek in Nederland? • Hoe kijkt men tegen de huidige kabinetsformatie aan? • In hoeverre ervaart men de politieke situatie als problematisch? • Welke andere problemen zouden hier uit voort kunnen vloeien? • Hoe verhouden de problemen in de politiek zich tot andere problemen in de samenleving?
Blok B Verdiepingsthema 1: globalisering en open grenzen
25’’
De deelnemers vullen eerst individueel vraag 1 in. Daarna worden de antwoorden in de groep besproken. • Wat zijn volgens de deelnemers de gevolgen van het verdwijnen van de grenzen in Europa? • In hoeverre ondervindt men er persoonlijk voor- en nadelen? Welke voor- en nadelen ondervindt men? • Heeft men ook echt persoonlijk last van de nadelen? Zo ja, op welke manier? • Wat zijn nog meer voor- en nadelen? (economisch, maatschappelijk) • Wat zijn de gevolgen voor de economie? (voor- en nadelen) • Wegen de nadelen tegen de voordelen op? • Hoe zou er met de nadelen omgegaan moeten/kunnen worden? • Welke partijen zouden een rol in kunnen spelen in het bestrijden van de nadelen? (eerst spontaan dan geholpen: denk aan werkgevers, overheid, justitie) • Welke groepen binnen de samenleving ondervinden hoofdzakelijk voordelen van open grenzen (winnaars) en een open economie en welke groepen hoofdzakelijk nadelen (verliezers)? • Er zijn mensen die denken dat er een conflict zal ontstaan tussen de verliezers en winnaars van open grenzen en een open economie. In hoeverre denken de deelnemers dat zo’n conflict aan het ontstaan is? En hoe zal zich dat in de toekomst ontwikkelen?
Blok C Verdiepingsthema 2: Gevoelens van (on)veiligheid
45”
Doel van dit thema is om na te gaan waaraan mensen denken als ze het hebben over gevoelens van onveiligheid. Wat maakt mensen echt bang? In hoeverre heeft men zelf te maken (gehad) met onveiligheid en criminaliteit. Zijn het de eigen ervaringen die aanleiding tot zorgen geven of zijn het de verhalen van anderen/berichtgeving in de media? De deelnemers vullen eerst individueel vraag 2 en 3 in. Daarna worden de antwoorden in de groep besproken. 23
Focusgroepen COB derde kwartaal 2010 Definitief rapport Versie 1.1
• • • • • • • • •
• • • • • • • •
•
Welke associaties heeft men bij het woord onveiligheid? Aan welke problemen denkt men bij het woord onveiligheid? (doorvragen of het om echte, harde criminaliteit gaat of ook om situaties waarin je je onveilig voelt) Welke deelnemers voelen zich wel eens onveilig? Wat zijn de redenen voor deze gevoelens van onveiligheid? Waar is men precies bang voor? Welke deelnemers hebben geen last van onveiligheid? Hoe komt het dat de één er minder last van heeft en dan de ander? Welke groepen in de maatschappij lopen meer of minder kans om slachtoffer te worden? (denk aan jongeren, ouderen, bepaalde beroepen, et cetera) Wat zijn de eigen ervaringen (zelf of iemand uit het eigen gezin) met criminaliteit en onveiligheidsituaties? (eerst spontaan, als er te weinig uitkomt aan de hand van checklist nagaan wat men zelf of iemand uit het gezin zoal heeft meegemaakt) Voor welke situaties is men echt bang, en welke situaties ervaart men vooral als onprettig? Welke verhalen over onveilige situaties of criminele voorvallen heeft men van anderen gehoord (vrienden, familie, buren of collega’s)? Hoe groot schat men de kans dat men zelf (of iemand uit de eigen kring) slachtoffer wordt van criminaliteit? Waar is men het meest bang voor? Hoe ontwikkelt de criminaliteit zich in Nederland volgens de deelnemers? Waarop baseert men dat? (toename, afname, gelijk gebleven) Om wat voor soorten criminaliteit gaat het dan? (welke soorten criminaliteit zijn toegenomen/afgenomen) Hoe is het met de gevoelens van onveiligheid bij de Nederlandse bevolking volgens de deelnemers? Nemen die toe/af? Bij wie nemen de gevoelens van (on)veiligheid toe? Waar baseert men zijn oordeel op als het om criminaliteit en onveiligheid gaat? (eigen ervaringen, van horen zeggen, media, uitspraken politici)
Deelnemers vullen individueel vraag 4 in. Daarna worden de antwoorden besproken. • Ervaart men criminaliteit vooral als een persoonlijke dreiging of meer als een maatschappelijk probleem? Veiligheidsparadox: deelnemers laten reflecteren over het volgende: • Waarom worden problemen rondom criminaliteit en veiligheid als belangrijk aandachtspunt genoemd terwijl blijkt dat mensen zich op zich wel veilig voelen. • (Indien deelnemers zich onveilig voelen) Jullie voelen je steeds onveiliger, terwijl de cijfers geen stijging in criminaliteit laten zien. Hoe verklaren jullie dat?
24
Focusgroepen COB derde kwartaal 2010 Definitief rapport Versie 1.1
Afsluiting • • • •
5”
Uitleg dat het SCP deze groepsdiscussies organiseert in opdracht van de regering om na te gaan wat er leeft bij de bevolking. Vragen wat men daar van vindt. Wat zou de regering hiervan op moeten steken? Mogelijkheid voor vragen/suggesties. Dank!
Checklist: situaties met onveiligheid en criminaliteit Diefstal van portemonnee, fiets, tas, etc. Huisinbraak Vernieling op straat Agressiviteit tussen buren Agressiviteit in het openbaar vervoer Agressiviteit in het verkeer Geweld of bedreiging op straat, café, uitgaanscentrum , etc. Schelden of pesten Geweld of bedreiging thuis Hangjongeren Rotzooi op straat Onbeleefdheid Misbruik via internet Oplichting aan de deur Hondenpoep in de straat
25
Focusgroepen COB derde kwartaal 2010 Definitief rapport Versie 1.1
Bijlage II: Deelnemersoverzicht Groep lageropgeleiden Deelnemer
Sekse
Leeftijd
Opleiding
A B C D E F G
vrouw vrouw vrouw vrouw man vrouw man
40 45 60 26 43 35 25
MAVO MAVO MAVO MAVO MAVO MAVO MAVO
A B C D E F G H
man man vrouw vrouw man man vrouw man
59 36 59 26 55 34 27 45
HBO HBO WO HBO HBO HBO WO HBO
Beroep Zelfstandig ondernemer schoonmaakster Bankemployee Receptioniste geen geen geen
Woonplaats Purmerend Monnickendam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Alkmaar Amstelveen
Gepensioneerd Zelfstandig Gepensioneerd Ambtenaar bureau halt Projectmanager bestuurder Gerechtssecretaris inkomensconsulent
Badhoevedorp Heerhugowaard Amsterdam Purmerend Diemen Haarlem Amsterdam Amsterdam
26