COB-FOCUSGROEPEN, 4e KWARTAAL 2014, HOOGKARSPEL
EVELIEN BESSELING MARIT KLOOSTER AMSTERDAM, OKTOBER 2014
1
COB-FOCUSGROEPEN, e 4 2014, <
> << Subtitel>> HOOGKARSPEL
EVELIEN BESSELING MARIT KLOOSTER AMSTERDAM, OKTOBER 2014
Een kwalitatief onderzoek in opdracht van het Sociaal en Cultureel Planbureau, uitgevoerd door Ruigrok | NetPanel, oktober 2014. Ruigrok | NetPanel – SCP – COB – 4e kwartaal 2014 – Hoogkarspel – oktober 2014
2
INHOUDSOPGAVE VOORAF 4
1
Inleiding 5
1.1 1.2
Achtergrond 5 Indeling van het rapport 5
2
Onderzoeksopzet 6
2.1 2.2 2.3
Methode 6 Deelnemers 6 Uitvoering 6 INZICHTEN 7
3
Referentiekader 8
3.1 3.2
Beschouwing van de gesprekken 8 Achtergrond van de deelnemers 9
4
Resultaten 10
4.1 4.2 4.3 4.4
stand van zaken in de nederlandse samenleving 10 Stellingen uit kwantitatief onderzoek 19 VERDIEPINGSTHEMA: dECENTRALISATIE IN HET SOCIALE DOMEIN 22 Afsluitende opmerkingen van de deelnemers 25
CONCLUSIES 26 5
Conclusies 27 BIJLAGEN 29 Deelnemerslijsten Topic list Scenario’s
Ruigrok | NetPanel – SCP – COB – 4e kwartaal 2014 – Hoogkarspel – oktober 2014
3
VOORAF
Ruigrok | NetPanel – SCP – COB – 4e kwartaal 2014 – Hoogkarspel – oktober 2014
4
1 INLEIDING 1.1
ACHTERGROND Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) voert sinds 2007 het Continu Onderzoek Burgerperspectieven (COB) uit. Dit onderzoek heeft tot doel ontwikkelingen in persoonlijke en maatschappelijke zorgen van Nederlanders te volgen en te analyseren. Door middel van enquêtes en verdiepend kwalitatief onderzoek (in de vorm van focusgroepen en in de vorm van telefonische interviews) worden ontwikkelingen in perspectieven van burgers gevolgd. Sinds 2013 verzorgen Veldkamp en Ruigrok | NetPanel de focusgroepen als onderdeel van het COB, in het tweede en het vierde kwartaal. In elk van deze kwartalen worden vier focusgroepen met burgers uitgevoerd. Zowel Veldkamp als Ruigrok | NetPanel voeren elk twee van de vier focusgroepen uit, beide op een verschillende locatie in het land. Per onderzoeksronde (focusgroepen) staan in ieder geval de volgende onderwerpen centraal: Wat is de stand van zaken in de Nederlandse samenleving volgens de burgers? Hoe moeten bepaalde onderzoeksresultaten uit het kwantitatieve onderzoek worden geduid en verklaard? Daarnaast wordt een specifiek thema besproken met de burgers. Het thema in dit vierde kwartaal is: Decentralisatie in het sociale domein, specifiek de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo).
1.2
INDELING VAN HET RAPPORT In dit rapport doen we verslag van de twee focusgroepen die Ruigrok | NetPanel op donderdag 16 oktober 2014 in Hoogkarspel heeft geleid. In hoofdstuk 2 is de onderzoeksopzet te vinden. In hoofdstuk 3 besteden we aandacht aan de beschouwing van de gesprekken en de achtergrond van de deelnemers. Hoofdstuk 4 beschrijft de verkregen inzichten, waarbij we onderscheid maken tussen de verkregen inzichten uit de ‘oudere’ groep (52- tot en met 64-jarigen) en de ‘jongere’ groep (23- tot en met 49-jarigen). Het rapport sluit af met de belangrijkste conclusies. In de bijlagen zijn de selectieopdracht, deelnemerslijsten en de topic list opgenomen. Quotes van deelnemers zijn cursief weergegeven. Per quote staat aangegeven van welk type deelnemer deze afkomstig is, door de aanduiding O1 t/m O8 (oudere groep) en J1 t/m J8 (jongere groep). In de deelnemerslijsten in de bijlagen is te zien welke achtergrondkenmerken bij deze aanduidingen horen.
Ruigrok | NetPanel – SCP – COB – 4e kwartaal 2014 – Hoogkarspel – oktober 2014
5
2 ONDERZOEKSOPZET 2.1
METHODE Het onderzoek is uitgevoerd in de vorm van focusgroepen, omdat dit – door de discussie – een goede methode is om te horen wat leeft onder burgers en hoe zij over bepaalde onderwerpen denken en praten. De gesprekken zijn gevoerd volgens een topic list die in overleg met het SCP tot stand gekomen is. Deze topic list is in de bijlagen te vinden. Tijdens de bespreking van het verdiepingsthema (decentralisatie in het sociale domein) is gebruik gemaakt van enkele scenario’s. Deze zijn als bijlage toegevoegd.
2.2
DEELNEMERS We hebben gesproken met 16 burgers, als volgt verdeeld: Groep 1, ‘Ouderen’, 52- tot en met 64-jarigen, n=8 Groep 2, ‘Jongeren’, 23- tot en met 49-jarigen, n=8 In de selectie is rekening gehouden met een spreiding op samenstelling huishouden, leeftijd, opleidingsniveau, bezigheid / branche waarin men werkzaam is en woonplaats (zowel uit Hoogkarspel zelf als uit omliggende (kleine) gemeenten). De selectie van de deelnemers is verzorgd door een professioneel respondentenselectiebureau1. Het selectiedocument en de volledige deelnemerslijsten zijn als bijlagen te vinden.
2.3
UITVOERING De focusgroepen hebben plaatsgevonden op donderdag 16 oktober 2014, in de namiddag en avond, bij CG Selecties in Hoogkarspel (in ‘Het Behouden Huys’). Het SCP heeft van de gelegenheid gebruik gemaakt mee te kijken met de focusgroepen en input te geven. De deelnemers hebben als dank voor hun deelname een geldelijke vergoeding (40 euro) ontvangen. Van beide groepen zijn notulen en dvd-opnames gemaakt. De opnames bewaren wij op verzoek van het SCP maximaal vijf jaar. De deelnemers hebben hun handtekening gezet als toestemming voor het intern gebruiken van de opnames door de opdrachtgever.
1
CG Selecties is een selectiebureau dat voldoet aan de kwaliteitseisen conform het Research Keurmerk [based on ISO
20252].
Ruigrok | NetPanel – SCP – COB – 4e kwartaal 2014 – Hoogkarspel – oktober 2014
6
INZICHTEN
Ruigrok | NetPanel – SCP – COB – 4e kwartaal 2014 – Hoogkarspel – oktober 2014
7
3 REFERENTIEKADER 3.1
BESCHOUWING VAN DE GESPREKKEN De oudere groep In de oudere groep was gedurende twee uur sprake van een levendige discussie die op een prettige manier verliep. Iedereen voelde zich betrokken bij de verschillende onderwerpen en was welwillend om daar een mening over op tafel te leggen. Op veel onderwerpen kwamen de voors en tegens op tafel. Eén deelnemer blonk uit in het van een positieve kant benaderen van zaken, waar anderen vooral minder positieve kanten en nadelen inbrachten. Zij lieten zich ook weinig beïnvloeden door zijn aanhoudende positieve insteek. Hier was ook duidelijk sprake van tijdens de discussie over de Wmo. Voor de meeste deelnemers bleek het lastig hiervan de positieve kanten in te zien. Men sprak vanuit aannames/perceptie en voorbeelden uit de omgeving, terwijl de positieve deelnemer zijn kennis over decentralisatie – en de beoogde positieve effecten ervan – vanuit een documentaire op tafel wist te leggen. Hij kreeg echter weinig bijval ten aanzien van de positieve punten. Het verschil in opleidingsniveau (van MBO en Havo tot VWO en HBO) leek vrijwel niet te spelen in deze groep. Waar de ene wat lageropgeleide minder uitgesproken was, was een andere dat weer wel. Een deelnemer was relatief veel en graag aan het woord en moest af en toe afgeremd worden, maar anderen bleven hierdoor niet achterwege. Ook een allochtone respondent die minder vloeiend Nederlands sprak, bracht graag zijn mening in. Een deelnemer was wat minder actief en zat meer in de beschouwende rol. De jongere groep In de jongere groep verliep de discussie ook harmonieus, maar leek leeftijd/levenservaring en opleidingsniveau invloed te hebben op de discussie. Voor de jongere deelnemers en/of deelnemers die minder hoogopgeleid zijn, leken de onderwerpen soms wat te abstract en ‘te ver van hun bed’. Zeker het verdiepingsthema bleek voor hen lastig omdat zij nog geen ervaring hebben met personen die met de Wmo te maken hebben, of men kon zich geen voorstelling maken bij deze materie. Dit geldt voor J4 in sterke mate, zij bleef achter in het delen van haar mening en gaf op een gegeven moment letterlijk aan zich dom te voelen omdat ze naar eigen zeggen niet veel van bepaalde onderwerpen weet. Ook J1 en J7 bleven wat achter. De een had een uitgesproken mening maar vond het lastig deze meer specifiek te onderbouwen, de ander had geen uitgesproken mening en belichtte zaken vooral van verschillende kanten. De discussie werd gedragen door drie deelnemers die veel uit eigen ervaring putten en hun mening veelal uitten, gebaseerd op enkele individuele situaties. Een van hen belichtte zaken daarbij wel vanuit verschillende kanten zonder zijn eigen standpunt te verliezen. In deze jongere groep zaten twee allochtone deelnemers aan tafel, waarvan een met een Turkse achtergrond. Deze deelnemer nam weinig actief deel aan de discussie, wat wellicht was toe te schrijven aan het gegeven dat in het eerste deel van de discussie wat kritisch werd gesproken over de ‘patatgeneratie’ waar hij leeftijdtechnisch ook in valt (zie paragraaf
Ruigrok | NetPanel – SCP – COB – 4e kwartaal 2014 – Hoogkarspel – oktober 2014
8
4.1.2). Ook vielen anderen in de groep hem af op de uitspraak dat hij niet stemt. Deze momenten kunnen ervoor gezorgd hebben dat hij zich wat minder op zijn gemak voelde in de groep.
3.2
ACHTERGROND VAN DE DEELNEMERS Groep 52- tot en met 64-jarigen In deze groep bevinden zich enkele mbo’ers, vier deelnemers met een havo-opleiding en twee deelnemers met een hbo-opleiding. Drie deelnemers zijn gepensioneerd, een deelnemer doet vrijwilligerswerk en vijf deelnemers zijn werkzaam waarvan twee deelnemers zzp’er/eigen ondernemer zijn (consultancy en een garagebedrijf). De deelnemers in loondienst werken als administratief medewerker, politieambtenaar (verkeersveiligheid) en als reisbegeleidster. De gepensioneerden hebben gewerkt in de zeevaart, bij een uitgeverij en als rijksambtenaar. In deze groep bevindt zich een niet-westerse allochtoon, deze deelnemer komt uit Joegoslavië. Drie deelnemers zijn alleenstaand, waarvan twee uitwonende kinderen hebben, een alleenstaande heeft geen kinderen. De andere deelnemers zijn getrouwd. Een van hen heeft geen kinderen, de anderen hebben kinderen in de leeftijd van 18 tot 43, enkele kinderen wonen nog thuis. Groep 23- tot en met 49-jarigen In deze jongere groep namen vijf hbo’ers deel, daarnaast zaten twee deelnemers met een mbo-opleiding en een deelnemer met een vmbo-opleiding (theoretisch) aan tafel. Een deelnemer is student (maatschappelijk werk) en heeft een bijbaan als maatschappelijk werker, een deelnemer is huisvrouw, een deelnemer heeft een gitaarspeciaalzaak. De overige deelnemers zijn werkzaam als dialyseverpleegkundige, event manager, credit manager, verkoopster en als regional supply scheduler bij een bedrijf dat zaden verkoopt. Twee deelnemers hebben een niet-westerse allochtone achtergrond. Vier deelnemers zijn alleenstaand (zonder kinderen), twee deelnemers wonen samen en twee deelnemers zijn getrouwd. Twee van hen hebben kinderen in de leeftijd 14 tot en met 26 jaar.
Ruigrok | NetPanel – SCP – COB – 4e kwartaal 2014 – Hoogkarspel – oktober 2014
9
4 RESULTATEN 4.1
STAND VAN ZAKEN IN DE NEDERLANDSE SAMENLEVING Om de stand van zaken in de Nederlandse samenleving in kaart te brengen, hebben we een associatieoefening toegepast. Om zoveel mogelijk primaire associaties bij de huidige Nederlandse samenleving te verzamelen, heeft de gespreksleider de deelnemers één voor één aangewezen, waarbij de deelnemers een woord moesten noemen dat in hun ogen de stand van de Nederlandse maatschappij weergeeft. Pas nadat de deelnemers geen woorden meer konden noemen, hebben we de genoemde woorden plenair verder verkend. Dit heeft als voordeel dat elke deelnemer de kans krijgt om zijn associaties te noemen, wat voorkomt dat de eerst besproken associatie leidend wordt in de discussie. Om dit eerste deel van de sessie af te sluiten is de balans opgemaakt: gaat het nu de goede of slechte kant op met Nederland? De volgende associaties zijn genoemd in de groepen. In de tabel staan de associaties die uitgebreider ter sprake zijn gekomen gerangschikt naar belang. Het belang is bepaald op basis van wat de verschillende deelnemers zelf wilden bespreken, de mate van bijval van andere deelnemers, de mate waarin een onderwerp gedurende de hele discussie op tafel kwam en de intensiteit waarmee men over het onderwerp sprak.
Negatief
Positief
Oudere groep Complex Teveel regels / Betuttelend Stuurloos Niet tolerant / gebrek aan normen en waarden Gevaarlijk / agressief / crimineel Toekomst voor ouderen / onzeker Snel Gekleurd
Gemakkelijk / goed voor elkaar
Jongere groep Normen en waarden / onopgevoed Individueel / onpersoonlijk Creditcard cultuur Oud en grijs Werkeloosheid / veel huizen te koop / ontslag Onrust Zorg / bezuinigingen Politiek zooitje Geweld / pesten via social media Moderne ziektes (zoals burn-out) Multicultureel / divers Multicultureel / divers Openheid
Ruigrok | NetPanel – SCP – COB – 4e kwartaal 2014 – Hoogkarspel – oktober 2014
10
In de onderstaande paragraven beschrijven we de belangrijkste onderwerpen die volgens de deelnemers op dit moment de Nederlandse samenleving kenmerken, waarbij we verschillen en overeenkomsten tussen de oudere groep en de jongere groep vermelden. De volgende onderwerpen leven zowel in de jongere groep als in de oudere groep het meest: Makkelijk leven, maar ook een complexe samenleving met veel regels (paragraaf 4.1.1); Zorgen over de normen en waarden (paragraaf 4.1.2); Zorgen over de toekomst van ouderen, jongeren en werklozen (paragraaf 4.1.3); Vraagtekens bij de geloofwaardigheid van de politiek (paragraaf 4.1.4); Criminaliteit (paragraaf 4.1.5).
4.1.1 Makkelijk leven, maar ook een complexe samenleving met veel regels Hoewel het beeld dat men van de Nederlandse samenleving anno 2014 schetst overwegend negatief is, start de discussie in de groep 50-plussers toch met een positief punt. O3 vindt dat we het in Nederland ‘makkelijk’ hebben, omdat we over van alles kunnen beschikken. Ook plaatsen de deelnemers het feit dat we het goed hebben in Nederland in het licht van conflictsituaties in andere landen / delen van de wereld: O3: Je hoeft nergens over na te denken. Ik weet waar de bushalte is, waar de pinautomaat is. Iedereen verstaat me. … We hebben geen oorlogen, geen megaconflict, het is makkelijk om te wonen. O7: Nederland is een van de beste plekken ter wereld. Wat ook ‘typisch’ Nederlands is maar ook wel het makkelijke leven tot gevolg heeft, is dat Nederland veel regels heeft: O2: Door de regels wordt er van alles geregeld, dat hangt wel samen met dat het makkelijk is. O4: Je hoeft niet na te denken. Volgens sommige deelnemers in de oudere groep zijn er zelfs teveel regels in Nederland. Zij vinden het land in dat opzicht wat betuttelend. Complex/stuurloos Toch blijkt ‘makkelijk’ niet op alle fronten van toepassing. O7 brengt in dat hij de Nederlandse samenleving complex vindt doordat we te maken hebben met veel verschillende groepen in de samenleving. Zelf ondervindt hij hier geen gevolgen van, maar hij vindt de situatie complex voor de overheid. Andere deelnemers sluiten zich hierbij aan. Zo vindt O4 dat de complexiteit leidt tot een stuurloze samenleving. Zij is van mening dat de regering door de waan van de dag geleid wordt en niet werkt aan een visie voor de samenleving. Deze mening over ‘stuurloosheid’ wordt door een deel van de groep gedeeld. Zij vullen deze constatering aan met voorbeelden over teveel wijzigingen in beleid, wat onzekerheid voor de burger met zich meebrengt: O7: Er zijn zoveel groepen en verschillende mensen om rekening mee te houden. Het is lastig om dat in één lijn te krijgen. Afkomst, kleur en geloof, er zijn zoveel verschillen. Dat geeft standaard problemen waardoor het complex wordt voor de overheid. Maar ook om het iedereen naar de zin te houden. O5: Iedereen staat heel erg op zijn strepen waardoor er wrijving kan zijn. O7: Mensen hebben teveel rechten.
Ruigrok | NetPanel – SCP – COB – 4e kwartaal 2014 – Hoogkarspel – oktober 2014
11
O3: Omdat het zo complex is, zitten we in een overlegmaatschappij. Er worden veel regels gemaakt en er wordt veel betutteld, om een soort structuur te houden. Maar een visie, waar willen we naar toe, ontbreekt bij de politiek. Het is teveel op de details. O6: Daar ben ik het mee eens. Van het ene op het andere moment zaten we in een gigantische crisis. Nu zijn ze positiever. Maar toen hoorde je alleen maar negatieve dingen met een regering die niks aan kon wijzen. O6: Als je naar de studietoelages kijkt; eerst kon iedereen eindeloos doorstuderen en nu moeten ze ineens gaan lenen. Elke student begint al met een hoge lening. Studeren gaat naar de rijke mensen toe. O7: Maar dat is niet stuurloos. O6: Nee, maar het moet wel ineens helemaal omgegooid worden. Het is een heel ander verhaal, waarom hou je het niet gewoon zo? O2: Het kan over een jaar weer anders zijn, als mijn kind gaat studeren zijn de regels weer anders. O5: Het is niet consequent. Ik hoor dat de honden weer vrij mogen poepen op straat terwijl in parken speciale stukken waren aangelegd. O1 en O7 zijn het niet eens met het stempel ‘stuurloos’ en hebben meer vertrouwen in de politiek. Wel deelt men de mening dat de regering veel beziggehouden wordt door situaties in andere landen en daarbij ook nog rekening te houden heeft met de regels van de EU, wat regeren lastig maakt: O1: Stuurloos betekent dat de regering niet weet wat ze doet, maar in mijn beleving weten ze wel wat ze doen. … De stappen die ze ondernemen, hebben te maken met de toekomst. … Maar ze komen er niet uit. Er zijn teveel problemen, over de hele wereld. O7: Daar ben ik het mee eens. Ze weten precies wat ze doen. Bijvoorbeeld: de zorg gaat terug naar de gemeenten. Niet dat het handig is, maar ze rommelen niet maar wat aan. Heel veel gaat terug naar de gemeenten, dat gaat heel bewust die kant op. 4.1.2 Zorgen over de normen en waarden In beide groepen komt het onderwerp ‘normen en waarden’ al snel ter sprake. Men spreekt van gebrek aan respect voor elkaar (intolerant gedrag op straat), de invloed van social media en het arbeidsethos van jongere generaties. Gebrek aan respect voor elkaar De deelnemers ervaren in het dagelijkse leven, ‘op straat’, dat burgers weinig tolerant jegens elkaar zijn. We mogen elkaar meer aanspreken op elkaars wangedrag en we mogen meer naar elkaar omkijken, vinden de deelnemers in beide groepen. Tegelijkertijd geeft men toe dit niet altijd te durven uit angst voor een agressieve reactie: O8: We worden niet goed van fouten van anderen, maar mensen moeten elkaar aanspreken. O4: Dan krijg je een grote bek. O1: Als ik in Hoofddorp loop en ik zie een jongen met een vechthond, dan zeg ik niks. O3: Ik vind dat de huidige samenleving heel snel op zijn teentjes getrapt is. Als ik wat zeg dan wordt er fel gereageerd, dat verbaast me. … Ook als je in de auto zit en ziet wat er gebeurt, al dat getoeter. Het zijn geen bepaalde typen, het zijn de Nederlandse mensen zelf die zo fel en extreem reageren. O5: Als ik te langzaam rijd op de fiets, krijg ik een grote mond. O2: De jeugd vindt ook zo snel iets en zegt dat dan ook meteen hardop. O5: Het respect is ver te zoeken.
Ruigrok | NetPanel – SCP – COB – 4e kwartaal 2014 – Hoogkarspel – oktober 2014
12
J5: In Amsterdam werd een tramchauffeur bedreigd, maar niemand deed iets. Waarom zijn we zo bang? O3 ervaart naar eigen zeggen intolerantie als hij zijn mening over de instroom van buitenlanders op tafel legt: Als je zegt er komen veel gekleurde mensen dan heb je meteen de poppen aan het dansen. In grote steden, waar je meer tolerantie hebt, zijn ze daar wel opener in. Deelnemers vinden dat iedereen tegenwoordig snel zijn mening klaar heeft, te snel. Ook de jongeren vinden dat Nederlanders vinden dat ‘men overal maar recht op heeft’, zoals het uiten van de mening. Dit heeft ook een keerzijde, vindt men: J1: Het leidt ook tot politieke onrust. Iedereen vindt alles goed zolang het zichzelf niet aangaat. Zodra een maatregel de eigen portemonnee aangaat zijn het eikels. Alles komt onder een vergrootglas. In deze groep ervaren de deelnemers ook dat sprake is van minder respect jegens elkaar: J2: Wij gaan om 7 uur open maar er zijn een paar oudere mensen die altijd al om 10 voor 7 voor de deur staan. Mijn collega wordt dan uitgescholden. J7: Ik denk dat mensen het niet toe durven te geven als ze fout zaten. Ze zeggen geen sorry meer en gaan maar door. J5: Het respect is ver te zoeken. Ik kreeg vroeger gewoon een pak slaag, je moest beleefd zijn en ‘meneer en mevrouw’ zeggen. Nu is het ‘hé’ jij!’. J1: Men bekommert zich niet meer om elkaar. J3: Dat is ook angst. De invloed van social media De huidige tijd, waarin social media ervoor zorgen dat nieuws snel bekend is en gedeeld wordt, werkt ook de neiging om overal een mening over te hebben in de hand, vinden de jongere deelnemers. Dat kan een negatief effect hebben volgens J3: De wereld is met al die social media kleiner geworden. We zien alles en we willen overal een mening over vormen. Ik heb daar moeite mee. Iedereen zegt gewoon alles en daardoor worden de normen en waarden overschreden. Iedereen vindt ook maar dat ze overal recht op hebben. Verbazing over arbeidsethos van jongere generaties Verschillende deelnemers in de oudere groep merken in de werkomgeving dat jongere mensen (collega’s) meer een beroep doen op hun rechten dan dat zij betrokkenheid tonen bij het werk zoals men dat van de eigen generatie gewend is. De deelnemers constateren dat de werkhouding onder jongere collega’s niet ten goede veranderd is: O4: De oudere generatie heeft een soort verantwoordelijkheid, dat is niet meer. Dat merk je heel duidelijk. Tot hier en niet verder. Ik werk voor je en verder heb ik niks met jou. O7: Er is weinig betrokkenheid. Als jongere collega’s van mij andere dingen moeten doen, doen ze het niet. O2: Ze vinden het werk minder belangrijk. Je gaat werken omdat je het geld nodig hebt. Ze werken tot 5 uur en hoe het daarna gaat, maakt niet uit. Dat was vroeger wel zo. O1: De jeugd van tegenwoordig, die vraagt gewoon eerst wat hun rechten zijn.
Ruigrok | NetPanel – SCP – COB – 4e kwartaal 2014 – Hoogkarspel – oktober 2014
13
O3: Ik herken dat als je het hebt over de generatie dertigers. Als ik naar jongere mensen kijk, zie ik het tegenovergestelde. Ze willen heel graag in de structuur van de organisatie passen. Alleen hun managers van 30-35 jaar kunnen daar slecht mee uit de voeten. Enkele dertigers uit de jongere groep bevestigen dit beeld, maar dan ten aanzien van de generatie na hen, die zij ook wel de ‘patatgeneratie’ noemen: J1: Ze werken niet, pa en ma betalen alles. J2: Mijn studentcollega’s laten een hoop vuilnis achter en doen er niks mee. Ik merk vooral luiheid. Ze doen wat ze moeten doen of minder. J3: Voor ons gevoel waren mijn collega’s en ik veel ambitieuzer. De jongeren van nu hebben zoiets van ‘ik zit hier wel goed’. 4.1.3 Zorgen over de toekomst van ouderen, jongeren en werklozen Zowel de jongere als de oudere deelnemers maken zich zorgen over de toekomst van verschillende groepen in de samenleving en de perspectieven voor deze groepen: ouderen (op het gebied van zorg); de eigen kinderen (op het gebied van opleiding en werk; dit punt geldt alleen voor de oudere groep); werklozen (verschillende generaties). De zorgen komen voor elk van deze groepen globaal gezien op hetzelfde neer; dat men enkel een goede toekomst voor zich heeft als men de financiële middelen heeft en dat minder bemiddelden achter het net vissen. Hieronder zetten wij de zorgen uiteen. De toekomst van ouderen (op het gebied van zorg) Men maakt zich zorgen over ouderen als het gaat om de ontwikkelingen in de zorg. Hiermee doelt men op het huidige beleid, dat zich volgens de deelnemers kenmerkt door bezuinigingen en meer mantelzorg. Men is onzeker over wat huidige ouderen die zorg nodig hebben en henzelf boven het hoofd hangt. De hoeveelheid zorg die men gaat ontvangen wordt minder en duurder, zeggen de deelnemers. Daarnaast neemt men het de regering kwalijk geen oog te hebben voor ouderen die geen gebruik kunnen maken van mantelzorg: J5: De ouderen zijn de mensen die keihard gewerkt hebben en het land hebben gemaakt tot wat het nu is. Daarom is het jammer dat er nu zo bezuinigd moet worden. Wat is er straks nog over van de zorg en waar kunnen wij terecht? O1: 63 jaar en zonder kinderen past niet in het plaatje dat de regering voor ogen heeft. Kinderen moeten zorg dragen voor hun ouders. De mensen die alleen komen te staan en geen mantelzorg hebben, hoe gaan ze daar mee om? Je moet geld hebben, als je dat niet hebt kun je eigenlijk niks meer. De zorg wordt voor een heel stuk niet meer betaalbaar voor de mensen die geen geld hebben. Het is een groot vraagteken wat in het grote vat zit en wat eruit komt. De toekomst van de eigen kinderen Enkele van de 50-plussers maken zich zorgen over de toekomst van de kinderen, in die zin dat men zich afvraagt of er straks voldoende werkgelegenheid voor de kinderen zal zijn. De grote hoeveelheid studies waar tegenwoordig uit te kiezen is, vergroot het probleem alleen maar, aldus een moeder van een kind dat gaat studeren: O6: Als je een economische studie gaat kiezen, kun je uit 30 kiezen. Hoe zit het dan met het banenperspectief? Het is moeilijk, ook met die toestanden voor de studiefinanciering. Onze kinderen weten niet goed wat de toekomst gaat brengen.
Ruigrok | NetPanel – SCP – COB – 4e kwartaal 2014 – Hoogkarspel – oktober 2014
14
O4: Zeven van de tien komen op een heel andere plek terecht. Een ander is het niet eens met het geschetste baanperspectief en is van mening dat de vergrijzing ervoor zorgt dat er weer veel banen vrijkomen. In de jongere groep vertelt een moeder ook dat het haar dochter onmogelijk gemaakt wordt een studie te volgen die zij graag wil doen. Volgens haar wordt gewerkt met loting en worden vwo’ers toegelaten met het gevolg dat havisten achter het net vissen: De deur valt dicht en dan is ze niet meer gemotiveerd. De toekomst van werklozen Men maakt zich zorgen over de toekomst van enkele generaties die momenteel zonder werk zitten: O1: De vergeten jeugd die al heel lang geen baan meer heeft en eigenlijk ook niks meer kan opbouwen. O5: Ook de 50-plussers die ontslagen worden, worden vergeten. O3: Ik ben het eens met de vergeten jeugd. Het sociale netwerk dat wij opgebouwd hebben, wordt uitgemolken. Mensen die geld hebben, redden het wel, maar de andere groep niet. Er wordt alleen maar bezuinigd. O1: De mensen die niet meer werken, gaan financieel naar beneden. Creditcardcultuur In de groep met jongeren constateren enkele deelnemers ook een andere kant in deze maatschappij, namelijk de ‘creditcardcultuur’. Hiermee bedoelt men dat Nederlanders veel geld uitgeven omdat zij niet voor elkaar onder willen doen, met een financiële schuld tot gevolg: J1: Men geeft geld uit dat men niet heeft, iedereen wil leven als de buurman. Er zijn meer dan 100.000 huishoudens die achter lopen met de hypotheek, dat is zorgwekkend. J2: Je ziet ook mensen op tv, hoe kan je dat in godsnaam allemaal uitgeven? Ik ken iemand met een grote schuld maar die blijft ook uitgeven. J1: Mensen willen niet onderdoen voor elkaar, iedereen wil pochen met z’n nieuwe Armanibroek. 4.1.4 Vraagtekens bij de geloofwaardigheid van de politiek Onder de meeste deelnemers, in beide groepen, is sprake van een gebrek aan vertrouwen in het kabinet. Een aantal deelnemers in de jongere groep is zelfs van mening dat politici er ‘een zooitje’ van maken. Verschillende argumenten worden aangevoerd. Omgang politici In eerste instantie doelt men op de manier waarop politici met elkaar omgaan. Hier is geen sprake van een voorbeeldfunctie wat ten koste van de geloofwaardigheid van de politiek gaat: J4: Mannen in pak zitten andere mannen in pak te jennen. Wilders had tegen Rutte zo uitgekraamd, daar reageerde die van de SP weer op. Je weet niet meer wie je moet geloven. J3: Ze zijn kinderachtig en je gelooft ze niet meer.
Veel veranderingen in beleid
Ruigrok | NetPanel – SCP – COB – 4e kwartaal 2014 – Hoogkarspel – oktober 2014
15
Daarnaast zijn enkele jongeren teleurgesteld dat politieke partijen de beloftes die zij in verkiezingsprogramma’s doen niet (volledig) nakomen. Dit schrijven deze jongeren mede toe aan het politieke systeem: J8: Ik vertrouw de overheid niet, ze zijn te georganiseerd. Ik gebruik mijn stemrecht niet omdat het toch geen zin heeft om te stemmen. Kijk naar de euro. De meerderheid wilde geen euro, de meerderheid wilde geen soldaten naar het Midden-Oosten. Het gebeurt allemaal toch! J3: Ik snap dat wel, je mocht laatst uit vijftien partijen kiezen, je moet uit te veel kiezen. Als je een ander kiesstelsel maakt, kan het makkelijk lijken. Kijk maar naar de Amerikanen. Wat het vertrouwen ook niet ten goede komt, is de regelmaat waarmee de overheid veranderingen in beleid introduceert. De deelnemers vinden dit erg vervelend omdat dit onzekerheid voor burgers met zich meebrengt. In de oudere groep kwamen al enkele voorbeelden ter sprake (zie de alinea Complex/stuurloos, 4.1.1). De jongeren noemen veranderingen op gemeentelijk niveau als voorbeeld: J5: Nu zie je weer dat gemeentes bij elkaar gevoegd worden, ze gooien dingen altijd meteen weer om als het niet goed gaat. We zijn een klein landje maar het verandert constant. Daarnaast verbazen enkele jongeren zich over ongelijkheid tussen gemeenten, zoals de verschillende tarieven voor gemeentelijke diensten: J2: Ik vind het vreemd dat je bij de ene gemeente drie keer zoveel voor je rijbewijs betaalt dan bij een andere gemeente. Je moet kiezen waar je wilt wonen omdat je het daar het beste vindt. J5: Dat gebeurt ook in de zorg. Hoeveelheid vluchtelingen Enkele 50-plussers hebben moeite met de hoeveelheid vluchtelingen die het land inkomt. Op een gegeven moment is het niet meer werkbaar om meer vluchtelingen op te vangen, vindt men: O2: Al die vluchtelingen… Iedereen mag komen en dat is nog steeds zo. Dat is verkeerd. O7: Je kunt het niet meer behappen. In een huis voor vier kun je geen 200 mensen zetten. Het houdt een keer ergens op. Anderen zijn van mening dat het aantal vluchtelingen in Nederland ook een positieve kant heeft, omdat deze groep bepaalde banen kan vervullen: We hebben ze straks hard nodig. Limburg loopt leeg, de jeugd trekt naar de Randstad. Er werden ook Polen binnengehaald voor het smerige werk. Toch is nog wel sprake van vertrouwen in de politiek onder een deel van de deelnemers: J6: Ministers enzo werken allemaal erg hard, ze hebben echt wel het beste voor met het land. J7: Ik heb wel vertrouwen maar het kwaad is al geschied. De banken geven problemen, geven geld uit dat er niet is. In de oudere groep werd ook door enkele mannen het vertrouwen in de regering uitgesproken zoals eerder besproken in paragraaf 4.1.1.
Ruigrok | NetPanel – SCP – COB – 4e kwartaal 2014 – Hoogkarspel – oktober 2014
16
4.1.5 Criminaliteit Enkele 50-plussers zijn van mening dat er sprake is van veel criminaliteit in Nederland. Sommigen voelen zich niet altijd veilig. Anderen hebben geen last van angst voor criminaliteit maar zijn ook van mening dat het meevalt met de criminaliteit in Nederland: O4: Ik vind dat er veel criminaliteit is, zoals die jongen die is neergestoken 2. En ik hoorde gisteren dat in de Rivierenwijk mensen niet meer naar buiten durven vanwege criminele jeugd. O5: Ik vraag me af of het erger is dan vroeger. O3: Vroeger was het erger, nu kun je dingen zeggen. Vroeger werd ik in elkaar geslagen. O8: Er zijn nu wijken in Amsterdam waar de politie niet eens meer naar binnen durft te gaan. We zijn met veel meer mensen en bovenop elkaar. O1: Ik kom graag in Amsterdam, Rotterdam, ik heb me nooit bedreigd gevoeld. O5: Maar jij bent een man. O1: Bij ons in het dorp gebeurt ook wel eens wat, maar ik ben niet bang. O5: Ik ga niet naar buiten ‘s avonds, helemaal niet. En ik doe ’s avonds ook niet open. Ook in de jongere groep komt het onderwerp criminaliteit op tafel als een zorg. Men haalt een recent voorbeeld aan van een meisje dat recent ’s nachts aangevallen is op haar fiets. De discussie gaat over het wel of niet durven ingrijpen als iets voorvalt en dat dit soort incidenten het gevoel van veiligheid niet versterkt. O7 vindt dat in het geval van de neergestoken jongen in Voorburg sprake is van een incident maar dat geen sprake is van criminaliteit. Daarnaast is hij van mening dat de media een grote rol heeft in de beleving van criminaliteit: We leven met de media en die speelt in op dat soort zaken. Alle dingen die goed zijn staan niet in de krant. Een jongere heeft ook dit beeld: We weten nu veel meer. 4.1.6 De balans opgemaakt: enig herstel economie maar ook ontwikkelingen die zorgen baren De vraag of het de goede dan wel de slechte kant op gaat met de Nederlandse samenleving, blijkt voor veel deelnemers lastig te beantwoorden. Velen zijn van mening dat er positieve zaken zijn maar ook genoeg negatieve kanten. Als doorslaggevende reden om voor ‘de positieve kant’ te kiezen voert men dan ook aan zaken liever op een positieve manier te benaderen. In de oudere groep is de stemming als volgt: Het gaat de goede kant op: vier deelnemers Niet goed, niet slecht: één deelnemer Het gaat meer de slechte kant op: drie deelnemers. Redenen waarom het ‘goede’ de overhand heeft voor een aantal deelnemers zijn: Dat we het relatief gezien ‘goed’ hebben in Nederland: We zijn een van de rijkste landen ter wereld en We praten met elkaar, hebben al erg lang geen oorlog meer in ons land; Nederland een rijk land is met veel kennis; Het erop lijkt dat Nederland uit de crisis komt: Ik denk dat we weer vooruit gaan en goed uit de crisis komen. Zelf heb ik ook niets van de crisis gemerkt.
2
Op een middelbare school in Voorburg is begin oktober een scholier neergestoken door een medescholier.
Ruigrok | NetPanel – SCP – COB – 4e kwartaal 2014 – Hoogkarspel – oktober 2014
17
De meer negatieve stemming schrijft men toe aan het ervaren gebrek aan normen en waarden, de zorgen rondom de zorg voor ouderen en de onzekere toekomst voor bepaalde groepen (zoals besproken in paragraaf 4.1.3) en – overigens gedeeld door de positief gestemden – de toenemende dreiging van de islam / jihadstrijders / IS (zie paragraaf 4.3.8). In de jongere groep is de stemming iets minder positief: Het gaat de goede kant op: twee deelnemers Niet goed, niet slecht: drie deelnemers Het gaat meer de slechte kant op: drie deelnemers. De ontwikkelingen die de jongere deelnemers zorgen baren en ervoor zorgen dat zij vooral vinden dat het de minder goede kant op gaat in Nederland (voor deze deelnemers is het een optelsom van verschillende ontwikkelingen en voor een enkeling is de persoonlijke situatie leidend): Onzekerheid over de eigen vooruitzichten rondom pensioen; De ontwikkelingen in de zorg; De invloed van social media en het gebrek aan ‘echt’ communiceren met elkaar: We zijn alleen maar op onze telefoon bezig; De dreiging van IS; Discussies als ‘Zwarte Piet’; Financiële problemen als gevolg van gemeentelijk beleid: Sinds onze gemeente gefuseerd is mogen we niet meer wonen waar we wonen. In wat voor een maatschappij leven we? Je hebt je spaargeld erin gestopt en je wordt er gewoon de dupe van. Het positieve beeld baseert ook J8 op het feit dat Nederland een relatief rijk land is: Het gaat goed, je hebt een dak boven het hoofd, elke dag te eten. In Nederland kun je in principe niet arm zijn. Vergelijk het met Amerika, daar werk je of sta je op straat. Hier heb je allerlei instanties. Niet iedereen is het hier mee eens, volgens J2 is in Nederland wel degelijk ook sprake van armoede: Er zijn gezinnen die met 50 euro per week rond moeten komen. Positieve zaken die de twijfelaars aandragen: We leven al zeer lang in veiligheid en zonder oorlog; Nederlanders zijn enigszins blind voor wat goed gaat en praten elkaar een negatief beeld aan: We zijn verwend, het gaat minder slecht dan we denken. We praten het elkaar ook aan, iedereen die z’n baan heeft behouden heeft niets van de crisis gemerkt. Maar toch hebben we er zogenaamd allemaal last van. Het is minder goed gegaan, maar niet slecht.
Ruigrok | NetPanel – SCP – COB – 4e kwartaal 2014 – Hoogkarspel – oktober 2014
18
4.2
STELLINGEN UIT KWANTITATIEF ONDERZOEK In de groepen hebben wij twee stellingen uit de COB-enquête voorgelegd. De stellingen konden op een vijfpuntschaal worden beantwoord (zeer oneens – oneens – neutraal – eens – zeer eens en ik weet het niet). Het doel van dit onderdeel is: te horen hoe burgers de vraagstelling interpreteren; te achterhalen welke argumenten achter de gekozen antwoorden schuilgaan. De twee stellingen luidden: 1. Nederland moet deelnemen aan militaire missies als de internationale gemeenschap daarom vraagt 2. De Nederlandse regering moet zich minder richten op het buitenland en meer op de problemen in eigen land De deelnemers hebben de volgende Zeer oneens Nederland moet deelnemen aan militaire missies als de internationale gemeenschap daarom vraagt De Nederlandse regering moet zich minder richten op het buitenland en meer op de problemen in eigen land
antwoorden gegeven. Oneens Neutraal Eens 1x O 2x J
1x O 3x J
5x O 3x J
2x O 2x J
2x O 1x J
4x O 5x J
Zeer eens -
Ik weet het niet 1x O
-
-
Hieronder gaan we in op de discussie naar aanleiding van beide stellingen. 4.2.1 Eens met deelname internationale missies mits weloverwogen De meeste 50-plussers zijn het ermee eens dat Nederland moet deelnemen aan militaire missies. Zij vinden dat problemen ‘met elkaar’ opgelost moeten worden: We moeten alle krachten die we hebben bundelen zodat we wereldvrede hebben. Bovendien spelen op de achtergrond vaak belangen die deelname wenselijk maken. Ten slotte vindt men dat deelname nodig is om op internationaal gebied mee te blijven tellen. Het neutrale antwoord komt voort uit de gedachte dat Nederland per geval goed zou moeten overwegen of deelname wenselijk en zinvol is. Dit is bijvoorbeeld af te meten aan de vraag hoe dichtbij de dreiging voor Nederland is (O6): We moeten sowieso niks en het per keer bekijken. In het geval van IS ben ik het er helemaal mee eens dat we meedoen. Dat is iets wat heel dreigend is. Maar als het gaat om een dictator die afgezet moet worden, moeten we daar over nadenken. O8 (oneens met de stelling) is het eens met dit uitgangspunt: Mali bijvoorbeeld, waarom moeten wij dat doen?
Ruigrok | NetPanel – SCP – COB – 4e kwartaal 2014 – Hoogkarspel – oktober 2014
19
In de jongere groep is iets meer verdeeldheid ten aanzien van de stelling. Enkele jongere deelnemers hebben oneens geantwoord, ook vanwege de mening dat Nederland niet zonder meer aan missies moet deelnemen maar eerst moet overwegen. Men hanteert het principe dat deelname goed is: Stel dat wij zo’n situatie hebben, dan wil je ook dat mensen ons komen helpen (J4), maar elke situatie op zich moet goed bekeken en overwogen worden: We moeten kijken naar de veiligheid van de militairen en waarom je in zo’n missie springt. J2 is het hier mee eens maar heeft neutraal geantwoord omdat zij vindt dat we deelname altijd moeten overwegen: Het is verschillend per situatie, maar we kunnen ook niet onze ogen dichtdoen omdat het heel ver weg is. Een jongere deelnemer (J8) is het oneens met de stelling, omdat hij vindt dat de Nederlandse overheid zich meer moet bezighouden met wat in eigen land gaande is. Deelname aan internationale missies vindt hij pas relevant als het met Nederland te maken heeft: Je stuurt onschuldige mensen naar een oorlog waar je niet veel mee te maken hebt. Binnen Nederland zijn al genoeg problemen. Anderen kunnen zich niet vinden in deze houding: Dus dan zeg je, het gebeurt niet bij ons, dus waarom zou ik me ermee bemoeien? De 50-plusser die het oneens is met deze stelling (O8), heeft vraagtekens bij wat Nederland terugkrijgt voor deelname aan militaire missies. Hij vraagt zich af of het ons land iets oplevert. Tegelijkertijd is hij bang voor jihadisten die naar Nederland komen: Jihadisten komen vermomd als vluchtelingen hier, die zorgen voor problemen. Daar komt voor deze deelnemer bij dat hij niet begrijpt waarom Nederland niet uitgenodigd is voor de vergadering onder een aantal leiders: Die vergadering van die leiders en de Amerikaanse president; Nederland was niet uitgenodigd omdat de ruimte te klein was. Dat gelooft toch niemand. Enkele deelnemers in de jongere groep delen de angst voor mogelijke gevolgen van deelname aan de missie in Irak in eigen land: Je weet niet wat voor gevolgen het hier weer heeft en dat vind ik het enge ervan. Interpretatie stelling Een 50-plusser heeft ‘weet niet’ ingevuld, omdat haar niet bekend is wat met ‘de internationale gemeenschap’ bedoeld wordt. De andere deelnemers is wel helder waar ‘de internationale gemeenschap’ voor staat: Amerika, Europa en De wereld, alle partijen. Enkele jongeren vinden het lastig een keuze te maken, omdat zij de stelling erg zwart-wit vinden: Zoals het hier staat, moet je zonder verdere vragen meedoen aan de missies als dat wordt gevraagd. Ik had wel ja, maar ik bedoel dat niet zoals het hier staat. 4.2.2 Iets meer focus op eigen land De meeste deelnemers vinden dat de Nederlandse regering zich minder moet richten op het buitenland en meer op de problemen in eigen land. Zij vinden dat Nederland zich niet overal mee hoeft te bemoeien en dat hulp aan of bemoeienis met andere landen geld kost dat we ook in eigen land zouden kunnen besteden: Het zou een hoop geld schelen en Als er een ramp gebeurt, geven we zoveel geld, dan denk ik: denk ook eens aan onze eigen mensen. Het zijn nogal bedragen die opgehoest worden. De reden waarom men het oneens is met de stelling dat Nederland zich minder moet richten op het buitenland en meer op de problemen in het eigen land, is voor enkele deelnemers dat
Ruigrok | NetPanel – SCP – COB – 4e kwartaal 2014 – Hoogkarspel – oktober 2014
20
we daartoe verplicht zijn gezien onze deelname in de Europese Unie: We zitten in de EU en hebben ons gecommitteerd aan Europa. Als je alles in Nederland houdt, ben je een eilandje. 4.2.3 Zorgen over de toestand in de wereld Op de vraag of men zich zorgen maakt over de toestand in de wereld, wordt redelijk bevestigend geantwoord. Dreiging IS dichtbij In beide groepen wordt enkele malen naar voren gebracht dat men zich bewust is van de dreiging die van IS uitgaat. Deze dreiging is ook in eigen land aanwezig en komt erg dichtbij. De wijze waarop IS opereert is voor de deelnemers ook angstaanjagend: J3: Het gaat bij IS niet om een land maar om een denkwijze. Hier gaat het niet om macht en een land, maar nu komt er een groepering. Het is grenzeloos en ongrijpbaar. Ik vind dit apart en anders. Het is spannend omdat je niet weet hoe je het aan moet pakken. O8: Het houdt me wel bezig. Waarschijnlijk hebben ze chemische wapens. Het is een stelletje randdebielen, je moet ze echt heel hard bestrijden want het is ontzettend link. Sommigen achten de kans op een aanslag in eigen land als reëel: Het grootste gevaar is de onrust in het Midden-Oosten en Syrië, dat is mijn zorg. Kunnen ze hier aanslagen plegen? De deelnemers zelf zeggen niet bang te zijn en weigeren om met angst te leven. Het baart de deelnemers echter wel zorgen met dreiging van terrorisme geconfronteerd te worden: Heel veel gebouwen en instituten worden bedreigd met terrorisme. Rampen en ziektes In de jongere groep maakt men zich zorgen over rampen en ziektes die volgens hen mede voortkomen uit het feit dat er teveel mensen op de wereld zijn: J2: We zijn met teveel op de wereld, daardoor gebeuren dat soort rampen (tsunami, red.). J1: Met al die mensen op de wereld gaat het inderdaad niet goed, het is wachten op een enorme ziekte die de halve wereld uitroeit om alles weer in balans te brengen. J2: Het zou voor mij ook een reden zijn om geen kind op de wereld te zetten. Er gaat gewoon een ramp gebeuren om de bevolking terug te dringen. Daarnaast noemen de jongeren het verschijnsel ‘moderne ziektes’ als burn-out als een kenmerk van deze tijd.
Ruigrok | NetPanel – SCP – COB – 4e kwartaal 2014 – Hoogkarspel – oktober 2014
21
4.3
VERDIEPINGSTHEMA: DECENTRALISATIE IN HET SOCIALE DOMEIN Eerste gedachten niet positief In beide groepen zijn enkele deelnemers op de hoogte van de veranderingen ten aanzien van de Wmo, doordat zij in de zorg werken of iemand kennen die met de Wmo te maken heeft. In de jongere groep is dit aantal wat beperkt. In beide groepen zijn de eerste reacties op de Wmo weinig positief. De meeste deelnemers zien vooral bezwaren als het gaat om decentralisatie van overheid naar gemeente. In de jongere groep kan de meer negatieve beleving te verklaren zijn doordat J2 vrijwel direct een praktijkvoorbeeld over een gehandicapt meisje op tafel legt: Bij mij op het werk kreeg het ene gehandicapte meisje geen ligfiets, terwijl een ander meisje uit een andere gemeente alles kreeg. Dat valt niet uit te leggen. Wie gaat die decentralisatie controleren? Ik vind het geen goede zet. In de discussies in beide groepen komen in grote lijnen dezelfde bezwaren (door de meeste deelnemers gedragen) en dezelfde positieve kanten (door een enkeling ingebracht) naar voren. De bezwaren die de deelnemers noemen: Men heeft grote moeite met het gegeven dat elke gemeente zelf bepaalt welke ondersteuning een inwoner krijgt. Dit betekent voor de deelnemers dat sprake is van verschillen tussen gemeenten en dat vindt men onrechtvaardig. De deelnemers concluderen dat inwoners in sommige gemeenten beter af zijn dan in andere gemeenten: De basisgedachte moet zijn: iedereen heeft dezelfde rechten. Men vindt het onrechtvaardig als: de ene gemeente bepaalde middelen wel vergoedt en andere gemeenten niet (of in mindere mate), zoals een scootmobiel; inwoners in de ene gemeente meer moeten betalen voor een voorziening dan in een andere gemeente; rijke gemeenten meer voor hun inwoners kunnen doen dan gemeenten die minder rijk zijn: Rijke gemeenten kunnen veel makkelijker dingen toezeggen of vergoeden. Enkele deelnemers nuanceren deze 'angstgedachten' en gaan er vanuit dat het niet de bedoeling kan zijn dat verschillen tussen de gemeenten groot worden. Men neemt aan dat de overheid hiervoor waakt: Het lijkt mij dat als het te veel uit elkaar komt te liggen, dat er wel een regel komt. Daarnaast spreken deelnemers de hoop uit dat de overheid de gemeenten controleert op correcte uitvoering van de Wmo. Niet iedereen heeft er vertrouwen in dat elke gemeente de juiste mensen heeft om beleid en uitvoering op de beste manier in te vullen. Men heeft vraagtekens bij de bekwaamheid en objectiviteit van degenen die 'erover gaan' bij de gemeente: O1: Er zijn gemeenten waar het een verschrikking is welke raadsleden er zitten, die hebben er totaal geen verstand van. J3: Je kunt nu subjectieve beoordelingen krijgen. J5: Het heeft ook met een gunfactor te maken. Enkele deelnemers gaan er vanuit dat gemeenten op dit moment nog niet zijn voorbereid op beleid en uitvoering.
Ruigrok | NetPanel – SCP – COB – 4e kwartaal 2014 – Hoogkarspel – oktober 2014
22
Een jongere deelnemer is bang dat de Wmo nadelig uitpakt voor degenen die de ondersteuning het hardst nodig hebben en die minder bemiddeld zijn: Mensen die goed leven, zullen het echt niet voelen (J3). Men vraagt zich af wat gebeurt zodra ‘het potje’ van de gemeente leeg is. In beide groepen zien deelnemers ook positieve kanten aan de decentralisatie van de Wmo. In de jongere groep is dit een kleine minderheid, in de groep 50-plussers draagt O3 als enige meerdere positieve kanten aan. Hij verwijst daarbij naar een documentaire, 'De macht aan de stad' waarin te zien was dat decentralisatie veel goeds heeft gebracht op verschillende terreinen (zorg, economisch, politiek). De voordelen die men noemt: decentralisatie maakt maatwerk mogelijk, de gemeente kijkt per individu; uitvoering door iemand die men kent, iemand die dichtbij staat; een duidelijk aanspreekpunt bij de gemeente; snel en adequaat kunnen optreden; betere en goedkopere zorg / besparingen; minder fraudegevoelig / inwoners krijgen wat zij nodig hebben en vragen geen middelen meer aan die zij niet nodig hebben: Als iemand nu een booster aanvraagt, wordt dat snel weer verkocht op Marktplaats. Straks is dat niet meer zo en Ik zie mensen waarvan ik niet snap dat die een huishoudelijke hulp hebben. Ze kunnen wel zelf hun tuintje doen! Verschillen tussen gemeentes bezwaar; dit impliceert ongelijkheid Ondanks de argumenten die O3 inbrengt, blijven de overige deelnemers in de oudere groep sceptisch. Het grootste bezwaar voor hen blijft de aanname van ongelijkheid, wat in hun ogen onrechtvaardig is. Dit geldt ook voor de 'tegenstanders' in de jongere groep: Laat de overheid gewoon voor iedereen gelijkheid regelen, dat willen we toch allemaal? Anders gaan we weer terug naar de apartheid en gaan we allemaal weer verhuizen (J5). Vooral als het gaat om een recht als de Wmo (mensen die ondersteuning nodig hebben) mag geen sprake zijn van ongelijkheid is de gedachte. De deelnemers zijn redelijk fel en uitgesproken op dit punt. Bij de bespreking van twee scenario's hebben de deelnemers in de oudere groep er moeite mee dat in gemeente AAA wel een scootmobiel ter beschikking wordt gesteld en dat in gemeente BBB een boodschappenservice en regiotaxi mogelijk zijn (tegen gereduceerd tarief). De meeste deelnemers ervaren het als niet eerlijk dat gemeente BBB geen scootmobiel kan bieden en zien de oplossing in gemeente BBB als minderwaardig. Als O3 inbrengt dat de oplossing in gemeente BBB wellicht veel beter past bij meneer Janssen vanwege zijn persoonlijke omstandigheden (Misschien past het wel perfect in zijn situatie), sluit een enkeling zich hierbij aan. De meeste oudere deelnemers blijven echter hangen in het recht op gelijke voorzieningen. In de jongere groep beseft men dat de gedachte om te kijken naar de persoonlijke omstandigheden een goed uitgangspunt is, zodat de inwoner een oplossing krijgt die past. Enkele deelnemers voegen bijvoorbeeld toe dat de gemeente ook moet kijken naar de mogelijkheid van mantelzorgers. Voorwaarde die een deelnemer stelt is wel dat mantelzorg niet opgelegd moet worden vanuit de overheid, dit zou als vanzelf moeten komen.
Ruigrok | NetPanel – SCP – COB – 4e kwartaal 2014 – Hoogkarspel – oktober 2014
23
Financiële verschillen niet acceptabel Het gevoel van onrechtvaardigheid heeft voor zowel de jongere als de oudere deelnemers ook te maken met de eigen bijdrage die wordt bepaald op basis van inkomen en vermogen. Het feit dat ouderen die beter bemiddeld zijn meer moeten betalen dan ouderen die minder te besteden hebben, roept in beide groepen veel weerstand op. De deelnemers vinden dat ouderen met meer vermogen een gelijkwaardig recht hebben op voorzieningen en dat zij niet na hun werkzame leven mogen worden afgerekend op het feit dat zij meer vermogen hebben: De mensen met vermogen worden gestraft en Dan heb je kunnen sparen en dan moet je nu van alles zelf betalen. Je krijgt niks terug na het harde werken en na de belasting die je al betaald hebt. Volgens de deelnemers hebben zij immers tijdens hun werkzame leven de fiscus hiervoor betaald en betalen zij nog vermogensbelasting. Maatwerk en korte lijnen positieve punten Uiteindelijk blijkt wel sprake van enig vertrouwen en zijn de deelnemers positief over de mogelijkheden van maatwerk (mits dit dus geen nadelige financiële gevolgen voor de meer vermogende inwoners heeft). Daarbij rijst de vraag of inwoners een keuze kunnen maken uit verschillende oplossingen, met dit uitgangspunt heeft men minder bezwaar tegen eventuele verschillen tussen gemeenten. O4 brengt een voorbeeld in van een vriendin die haar rolstoel wilde opknappen in plaats van een nieuwe aan te schaffen (wat volgens 'de regels' zou moeten). O3 vult aan door op te merken dat een gemeente dit verschil direct in de portemonnee zou voelen en zou kiezen voor aanpassingen. Dit voorbeeld creëert enig begrip onder de deelnemers voor decentralisatie. Ook in de jongere groep ziet men het voordeel van korte lijnen met de gemeente. De deelnemers blijven echter sceptisch ten aanzien van de mogelijke voordelen die O3 inbrengt. Men heeft vooral weinig vertrouwen in de praktische uitvoering door de gemeente: Eerst zien, dan geloven en Ik heb niet de ervaring dat de gemeente snel schakelt. O2 en O7 verwachten dat de uitvoering in kleinere gemeenten meer kans van slagen heeft dan in grotere gemeenten. In grotere gemeenten vreest men door de schaalgrootte voor een minder persoonlijke aanpak. Daarnaast verwacht men ook dat kleinere gemeentes steeds groter zullen worden, waardoor het persoonlijke maatwerk daar wellicht ook minder wordt.
Ruigrok | NetPanel – SCP – COB – 4e kwartaal 2014 – Hoogkarspel – oktober 2014
24
4.4
AFSLUITENDE OPMERKINGEN VAN DE DEELNEMERS Aan het einde van het gesprek met de 50-plussers is gevraagd wat men het meest van belang vindt om aan de regering mee te geven. De 50-plussers willen vooral de volgende onderwerpen meegeven aan Den Haag: Schep duidelijkheid over de Wmo: wat zijn de regels per gemeente. Daarnaast mogen de regels niet divers zijn: Wees gewoon strikt met de regels, dat het voor elke gemeente geldt. Iemand spreekt de wens uit dat de overheid goed nadenkt over de gevolgen van de decentralisatie van de Wmo voor burgers. Bied de jeugd een toekomst. Laat ook eens zien wat goed gaat, welke successen het kabinet geboekt heeft: Veel is goed gegaan maar dat komt niet voor het voetlicht. Ze leggen het niet uit. Laat zaken zoals ze zijn in plaats van regels/beleid na een jaar weer te veranderen. Overigens reageren de 50-plussers erg positief op de vraag wat zij ervan vinden dat de regering deze focusgroepen laat organiseren. In de groep met jongeren was vanwege de tijd geen ruimte meer voor afsluitende opmerkingen van de deelnemers.
Ruigrok | NetPanel – SCP – COB – 4e kwartaal 2014 – Hoogkarspel – oktober 2014
25
CONCLUSIES
Ruigrok | NetPanel – SCP – COB – 4e kwartaal 2014 – Hoogkarspel – oktober 2014
26
5 CONCLUSIES Een redelijk negatieve stemming, enige voorzichtige positiviteit De deelnemers die we in dit onderzoek gesproken hebben, zien positieve kanten in de Nederlandse samenleving. Nederland is een relatief rijk land, daar is men het over eens. Men is echter voorzichtig positief over de stand van zaken in de Nederlandse samenleving doordat men ontwikkelingen bespeurt waar men zich zorgen over maakt. Deze ontwikkelingen aan de negatieve kant tellen zwaar mede doordat deze ontwikkelingen de deelnemers zelf of naasten kunnen treffen. Denk aan de ontwikkelingen in de zorg voor ouderen en de toekomst van de eigen kinderen. Daarnaast hebben veel deelnemers moeite met het gebrek aan respect voor elkaar in de dagelijkse omgang. Nederlanders hebben te snel hun mening klaar en social media werken dit alleen maar meer in de hand. De generatie twintigers en/of dertigers krijgt er van langs als het gaat om arbeidsethos. Hen wordt een houding van achterover leunen verweten. Daarnaast voelt een aantal deelnemers zich niet altijd veilig doordat sprake is van criminaliteit in de omgeving. De voorzichtige positiviteit heeft ook te maken met de stand van de economie; de economie lijkt wat aan te trekken, maar volgens de deelnemers plukken individuen hier nog niet de vruchten van. Zo constateert men dat het perspectief voor werklozen niet gunstig is en verwijst men ook weer naar bezuinigingen als in de zorg. Enig vertrouwen, maar de landelijke politiek overtuigt niet Als het om de politiek gaat, zijn de meningen verdeeld. Hoewel meer dan in eerdere focusgroepen wordt uitgesproken dat er vertrouwen is in Den Haag en de personen die het land regeren, is over het algemeen nog steeds sprake van weinig vertrouwen in het kabinet. Dit heeft verschillende oorzaken. De onderlinge omgang onder politici en het niet nakomen van beloftes uit verkiezingsprogramma’s worden genoemd. Maar vooral de ervaring dat de overheid met regelmaat veranderingen in beleid doorvoert, draagt voor deelnemers bij aan een gebrek aan vertrouwen in het kabinet. Sommigen vertalen dit door naar een gebrek aan visie. De mening over het gebrek aan visie wordt echter niet door iedereen gedeeld. Deze deelnemers hebben vertrouwen in het kabinet maar vinden dat het kabinet relatief veel wordt afgeleid door problemen in binnen- en buitenland. Hierdoor krijgt het kabinet niet de kans zich volledig toe te leggen op het beleid in eigen land en een lange termijn visie voor de samenleving. Deelnemers willen overigens niet zeggen dat Nederland het buitenland links moet laten liggen. Nederland kan er ook bij gebaat zich in het buitenland te laten zien bijvoorbeeld als het gaat om internationale missies. De dreiging van IS De ontwikkelingen rondom IS baren de deelnemers zorgen. Er gaat een dreiging van deze organisatie uit die dichtbij komt. IS is ‘grenzeloos’ en strijders kunnen in Nederland actief worden. De deelnemers willen niet met angst leven, wat wil zeggen dat angst het dagelijkse leven op straat gaat beïnvloeden, maar een constatering is dat men zich van een mogelijke dreiging bewust is.
Ruigrok | NetPanel – SCP – COB – 4e kwartaal 2014 – Hoogkarspel – oktober 2014
27
De wet maatschappelijke ondersteuning: vooral moeite met ongelijkheid De decentralisatie die van toepassing is op de Wmo roept in eerste instantie weinig positieve gedachten op. De beleving van dit thema is grotendeels gebaseerd op perceptie en voorbeelden uit de eigen omgeving. Deelnemers concluderen dat de Wmo ongelijkheid met zich meebrengt doordat gemeenten elk met een eigen oplossing komen. Dit stuit de deelnemers zeer tegen de borst. Twee personen met dezelfde situatie en behoeften mogen niet anders behandeld worden, is het uitgangspunt. Dit geldt zowel voor de oplossing als de financiële consequenties. Men vindt het niet eerlijk om meer vermogenden nogmaals af te rekenen op hun vermogen; als het gaat om ouderen en ondersteuning, is dat ‘not done’, vinden de deelnemers. De mogelijke voordelen van maatwerk en snel geholpen kunnen worden juicht men toe, maar lijken niet op te wegen tegen de gevreesde nadelen. Daarnaast heeft men vraagtekens bij de praktische uitvoering en zegt men zeer afhankelijk te zijn van de personen en snelheid van de eigen gemeente. Goede informatievoorziening over decentralisatie en haar voordelen is belangrijk en kan bijdragen aan meer begrip. Er is vooral sprake van vragen op het gebied van de mogelijke ongelijkheid in oplossingen (in hoeverre kan hier sprake van zijn en is sprake van keuzevrijheid in oplossingen/voorzieningen) en financiën (wat gebeurt als de gemeente geen budget meer heeft).
Ruigrok | NetPanel – SCP – COB – 4e kwartaal 2014 – Hoogkarspel – oktober 2014
28
BIJLAGEN
Ruigrok | NetPanel – SCP – COB – 4e kwartaal 2014 – Hoogkarspel – oktober 2014
29
Ruigrok | NetPanel – SCP – COB – 4e kwartaal 2014 – Hoogkarspel – oktober 2014
30
TOPIC LIST
SCP / COB OKTOBER 2014
HOOGKARSPEL, 16 OKTOBER 2014 Introductie (15 minuten) Uitleg doel onderzoek: we gaan het hebben over de stand van zaken in de Nederlandse samenleving. Wat gaat er goed of minder goed? Uitleg situatie: opname, meekijk, anonimiteit deelname, notulist, objectieve gespreksleider Uitleg spelregels: er is geen sprake van goed of fout we hoeven het niet met elkaar eens te zijn, ga met elkaar de discussie aan we laten elkaar uitpraten Voorstelronde: wie ben je, thuissituatie, wat doe je in het dagelijkse leven (voornaamste bezigheid en vrije tijd)? Deel 1: De Nederlandse samenleving anno 2014: de stand van zaken (45 minuten) Wat zijn de gedachten over de Nederlandse samenleving anno nu? We wijzen een voor een de deelnemers aan: als ik zeg ‘de Nederlandse samenleving’, waar denk je dan als eerste aan? Noem de eerste term / associatie / typering die in je opkomt. Elke deelnemer wordt twee of drie keer aangewezen en noemt de eerste associatie. (We noteren de genoemde ontwikkelingen op post-it’s die we op een flipover plakken) Kort plenair bespreken en de balans opmaken. Wat hebben we allemaal gehoord (welke onderwerpen en sentimenten)? Zijn er nog belangrijke onderwerpen die men mist? (deze toevoegen op de flipover) Wat gaat over het algemeen goed in de Nederlandse samenleving? (clusteren op flipover) Wat zijn negatieve ontwikkelingen in de Nederlandse samenleving? (clusteren op flipover) Waar baseert men de meningen op (eigen ervaringen, ervaringen van anderen, media)? Welke van alle onderwerpen / ontwikkelingen vindt men het meest belangrijk? Welk(e) heeft het meeste impact op je eigen leven? In hoeverre gaat het de goede dan wel de slechte kant op met de Nederlandse samenleving? Welk gevoel overheerst? (handen omhoog) Wat ligt hieraan ten grondslag? Zijn er zaken waar men trots op is? (Nederland in een commercial)
Ruigrok | NetPanel – SCP – COB – 4e kwartaal 2014 – Hoogkarspel – oktober 2014
31
Deel 2: Enquêtevragen (10 minuten) De respondenten beantwoorden ieder voor zich, op papier, enkele van de vragen uit de enquête Stelling ‘Nederland moet deelnemen aan militaire missies als de internationale gemeenschap daarom vraagt’ Hoe heeft men de vraag geïnterpreteerd? Wat heeft men ingevuld? Waarom eens/oneens? Stelling ‘De Nederlandse regering moet zich minder richten op het buitenland en meer op de problemen in eigen land’ Hoe heeft men de vraag geïnterpreteerd? Wat heeft men ingevuld? Waarom eens/oneens? In hoeverre maakt men zich zorgen over de toestand in de wereld? Waar maakt men zich zorgen over, waarom? In hoeverre is sprake van zorgen dat een en ander Nederland ook gaat treffen? Deel 3: Decentralisaties in het sociale domein (45 min) Als we het woord ‘decentralisatie’ noemen, waar denkt men dan aan? Heeft men hierover gehoord/gelezen? Uitleg: decentralisatie betekent dat de overheid meer van haar taken bij gemeentes neerlegt. In plaats van dat de overheid dit nog doet, beslissen en regelen gemeentes meer en meer zelf. Dat kan over verschillende onderwerpen gaan. In hoeverre bekend mee (op welk gebied sprake is van decentralisatie?) / wat heeft men hierover gehoord/gelezen? Indien zorg / WMO genoemd: wat vindt men van deze ontwikkeling? Voordelen, nadelen In hoeverre heeft men zelf ervaringen met ‘decentralisatie in de zorg / WMO’? Positief of minder positief? Wat vindt men van het idee van decentralisatie in het algemeen? Waarom positief, waarom negatief? Waarom zou de overheid decentralisatie willen doorvoeren? In hoeverre begrip? We gaan het hebben over de wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). In hoeverre is men hier bekend mee? De WMO richt zich op ouderen, gehandicapten en mensen met chronische psychische problemen. De WMO zorgt ervoor dat deze groepen kunnen blijven meedoen aan de maatschappij en zoveel mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen. Denk aan het huis schoon en leefbaar houden, in en om het huis kunnen lopen of bewegen en kunnen reizen (zodat het mogelijk blijft mensen te ontmoeten). De WMO is ook een voorbeeld van decentralisatie; elke gemeente bepaalt zelf hoe zij het budget voor maatschappelijke ondersteuning besteedt, welke ondersteuning zij biedt en op welke wijze zij dat doet. Inwoners die in aanmerking komen hebben een gesprek met iemand van de gemeente op basis waarvan gekeken wordt wat de beste oplossing voor deze inwoner is. Weet men wat onder de WMO valt? De meest voorkomende voorbeelden van wat onder de WMO valt:
Ruigrok | NetPanel – SCP – COB – 4e kwartaal 2014 – Hoogkarspel – oktober 2014
32
Huishoudelijke hulp Rolstoel of scootmobiel Aanpassingen in de woning (traplift, verhoogd toilet) Vervoer (aanpassingen aan de auto of kostenvergoedingen) Begeleiding bij dagelijkse activiteiten (hulp bij het regelen van dagelijkse zaken, begeleiding bij het boodschappen doen) Het gaat dus niet om: o zorg in de zin van verpleging door thuiszorg of wijkverpleging en hulp bij persoonlijke verzorging (aankleden, wassen, et cetera) (=Zorgverzekeringswet); o verpleeghuizen en verzorgingshuizen (=Wet Langdurige Zorg) o loophulpmiddelen (rollator, wandelstok, looprek, krukken) Hoe kijkt men nu tegen het gegeven aan dat gemeenten deze taken op zich nemen? (beleid en uitvoering) Ziet men nadelen of heeft men zorgen? Voordelen? Specifiek voor de betreffende inwoners? Verwachtingen (indien nog niet besproken): ‘Vertrouwen’ in de gemeente Wat men krijgt Kwaliteit Maatwerk (versus gestandaardiseerd) Relatie gemeente – burger Scenario (variant 1) voorleggen. Men beoordeelt individueel scenario A of B, discussiepunten: Wat vindt men van de geboden oplossing? Hoe kijkt men ertegenaan dat er verschillen tussen de 2 gemeenten zijn (afwegingen hierbij): o Acceptatie of niet, waarom? Waarom is het een nadeel als er verschillen tussen gemeentes bestaan (iedere gemeente wendt het budget op een eigen manier aan; lokale besluitvorming, omstandigheden, wat is beschikbaar en mogelijk etc)? Variant 2 inbrengen, reactie: woningaanpassingen inclusief traplift (35.000 euro) vergoed door gemeente – gelijkvloerse huurwoning in dezelfde wijk plus verhuiskostenvergoeding 3.000 euro Wat indien meerdere bewoners deze oplossing aangeboden krijgen door de gemeente (in hoeverre acceptatie; wat is beste oplossing voor de betreffende burger, wat is de beste oplossing voor de samenleving)? Binnen 1 gemeente kan het ook verschillen wat de ene persoon en wat de andere persoon krijgt (maatwerk versus verschil) Streven is maatwerk; hoe staat men hier tegenover? Voordelen versus nadelen? Alternatieve manier? (standaardisatie) Stel, we zijn 5 jaar verder. Wanneer zouden we kunnen zeggen dat de decentralisatie geslaagd is? Als burgers …. Toelichting ter afsluiting, reactie hierop: decentralisatie is niet alleen ingegeven vanuit bezuinigingen en betaalbaar houden, maar ook gericht op: o o o o o
Ruigrok | NetPanel – SCP – COB – 4e kwartaal 2014 – Hoogkarspel – oktober 2014
33
eerste aan? Noem de eerste term / associat ie / typering die in je opkomt. Elke dee wordt twee of drie keer aangewezen en noemt de eerste associat ie. (We noteren d genoemde ontwikkelingen op post -it’s die we op een flipover plakken) Kort plenair bespreken en de balans opmaken. Wat hebben we allemaal gehoord ( onderwerpen en sentiment en)? Zijn er nog belangrijke onderwerpen die men mist? (deze t oevoegen op de flipo Wat gaat over het algemeen goed in de Nederlandse samenleving? (clusteren o kwaliteit van de ondersteuning flipover) de ondersteuning dichterbij de burger organiseren (op de hoogte van de lokale situatie, Wat zijn negat ievebijontwikkelingen in burgers) de Nederlandse samenleving? (clusteren o sociale netwerk betrekken, aansluiten initiatieven van een andere inrichtingflipover) van de samenleving (verantwoordelijkheid voor de Waar baseert men de meningen op (eigen ervaringen, ervaringen van anderen, leefomgeving/naasten) Welke van alle onderwerpen / ontwikkelingen men meest belangrijk? We daarnaast zouden gemeenten efficiënter moeten kunnen werken vindt omdat zij het integrale heeft het meeste impact op je eigen leven? oplossingen per huishouden (1 iemand die gebieden combineert en daarvoor op zoek In hoeverre gaat het de goede dan welwmo) de slecht e kant op met de Nederlandse gaat naar een oplossing; jeugdzorg, werk/re-integratie, samenleving? Welk gevoel overheerst? (handen omhoog) Wat ligt hieraan ten grondslag? Afsluiting (5 minuten) Zijn er zaken waar men trots op is? (Nederland in een commercial) Wat vindt men ervan dat de regering dit soort onderzoek laat uitvoeren? Wat moet de regering leren van jullie, wat wil men dat de regering hoort? Bedanken Vergoeding overhandigen Ruigrok | NetPanel – SCP / COB oktober 2014, topic list
Ruigrok | NetPanel – SCP – COB – 4e kwartaal 2014 – Hoogkarspel – oktober 2014
34
Ruigrok | NetPanel – SCP – COB – 4e kwartaal 2014 – Hoogkarspel – oktober 2014
35
Ruigrok | NetPanel – SCP – COB – 4e kwartaal 2014 – Hoogkarspel – oktober 2014
36