Focus
17-04-04
Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten (IAB) Opgericht bij Wetten van februari en april
Uitvoerend Comité • Voorzitter : Gérard Delvaux
Algemene vergadering IAB
Inhoud
Editoriaal NAAR EEN MODERNISERING DIE DE BEGINSELEN VAN VOORZICHTIGHEID, ECONOMISCHE OPRECHTHEID EN GOEDE TROUW IN ACHT NEEMT¶ p. Interview EEN VOORZITTERSCHAP IN HET TEKEN VAN DE OPENHEID¶ p. In een gesprek stellen de nieuwe voorzitter, Gérard Delvaux, en zijn ondervoorzitter, Erwin Vercammen, het programma, dat de goedkeuring van een meerderheid van onze collega’s heeft gekregen, meer gedetailleerd voor. Voor beiden de gelegenheid om zonder veel omhaal en vrijuit de vragen te beantwoorden die veel van onze collega’s zich stellen.
• Vice-Voorzitter : Erwin Vercammen • Secretaris-penningmeester : Benoît Vanderstichelen • Secretaris : Christiana Baert – Vreven Raad • Voorzitter : Gérard Delvaux • Vice-Voorzitter : Erwin Vercammen
Visie DE ROL VAN DE ACCOUNTANT EN DE BELASTINGCONSULENT IN EEN GEGLOBALISEERDE ECONOMIE ¶ p. Toespraak van Minister Fientje Moerman op de academische zitting van 17 april 2004.
• Leden : Christiana Baert - Vreven — André Bert — Micheline Claes — Christine Cloquet — Jos De Blay — Ivo Dierickx — Michel Dumont — Patrick Jaillot — Benoît Vanderstichelen — Paul Van Dievoet — Jos Van Wemmel — Daniëlle Van Zegbroeck
Fiscaliteit KMO’S: DE STEM DER WIJZEN...¶ p. Bij nader inzien staat het als een paal boven water. Deze regering was erg begaan met de KMO’s: fiscale hervorming, boekhoudkundige harmonisatie, corporate governance, administratieve vereenvoudiging...
Algemeen Directeur Eric Steghers
Accountancy & Tax Driemaandelijks tijdschrift van het IAB nr /
Administratie en redactie IAB, Livornostraat • Brussel Tel : /.. — Fax : /.. E-mail :
[email protected] Redactiecoördinator Leslie Van Hout
[email protected]
Beroep ALGEMENE VERGADERING IAB¶ p. Verslag van de algemene ledenvergadering van het Instituut, die plaats vond op 17 april 2004. HET BELANG VAN CORPORATE GOVERNANCE VOOR DE KMO¶ p. Academische zitting, 17 april 2004 - Toespraak uittredend voorzitter Johan DE LEENHEER. DE ACCOUNTANT EN DE BELASTINGCONSULENT MORGEN¶ p. Uittredend voorzitter Johan DE LEENHEER geeft toelichting bij het onderzoek dat op initiatief van het Instituut werd uitgevoerd onder de ondernemers met betrekking tot de rol van de accountant en de belastingconsulent.
Redactiecomité Gérard Delvaux — Erwin Vercammen – Eric Steghers – Roger Lassaux – Amid Faljaoui – Rutger Van Boven – Caroline Hugé – Liesbet Dhaene – Eric Basso – Jan Van Droogbroeck – Leslie Van Hout Grafische vormgeving perplex | Aalst
Milieu DE VERPAKKINGSPROBLEMATIEK: OOK ACTUEEL VOOR ACCOUNTANTS?¶ p. Zowel op Europees als op nationaal vlak komen er steeds strengere normen voor de afvalbeperking. Zo werd op 5 maart 1997 in het Belgisch Staatsblad het Samenwerkingsakkoord gepubliceerd, waardoor het beheer en de preventie van verpakkingsafval in ons land wordt geregeld.
Prepress/Press Corporate © Copyright s.a. V.U. : G. Delvaux, Livornostraat, , Brussel ISSN - De auteurs, het redactiecomité en de uitgever
Trends DE MONDIALE GROEI BEDREIGD¶ p. De combinatie van een mogelijke intrestverhoging in de Verenigde Staten en een forse stijging van de oliekoers zorgt voor ongerustheid bij economen. Is de economische opleving, die voor 2004 was voorspeld, bedreigd?
streven naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie waarvoor ze echter niet aansprakelijk kunnen worden gesteld.
VAKLITERATUUR¶ p.
Editoriaal Naar een moder niser ing die de beginselen v an voorzich tigheid, economische opr ech theid en goede tr ou w in ach t neem t Op de 18de algemene vergadering, die plaats vond in Auditorium 2000 van de Brusselse Heizelpaleizen, waren tweeduizend leden, stagiairs en belangrijke personen uit de economische en juridische wereld aanwezig, waaronder als hoge gast, Minister van Economie, Fientje MOERMAN.
Gérard Delvaux Voorzitter
ieder beroep kan bieden in de economische en financiële wereld van de grote, kleine en zeer kleine ondernemingen, die de structuur van onze nationale economie vormen.
Op deze algemene vergadering werd de nieuwe Raad van het Instituut voor de volgende drie jaar verkozen. De nieuwe Raad is evenwichtig samengesteld uit vertegenwoordigers van de accountants en de belastingconsulenten, waarbij de kleine, de middelgrote en de grote acountants- en fiscale kantoren evenredig aan bod komen.
Ieder lid van de Raad moet zich inspannen om de essentiële en onontbeerlijke taak die de interne accountant en de belastingconsulent binnen de ondernemingen hebben, meer bekendheid te geven.
Ik dank de collega’s die hun vertrouwen hebben geschonken aan de leden van het nieuwe raadsteam die het programma dat ik heb voorgesteld, hebben onderschreven. Dat programma zou, als het wordt uitgevoerd, het imago van het beroep van accountant en belastingconsulent moeten opvijzelen, en dat in een geest van respect voor de andere economische beroepen als daar zijn de boekhouders en de bedrijfsrevisoren.
We zullen ons inzetten voor nauwere relaties met de economische en financiële beleidsmakers en we zullen ook de contacten met de politieke wereld versterken, dat laatste om hun voor ieder beroep attent te maken op de tendensen die efficiënt en actief kunnen bijdragen aan het algemeen belang.
De krachtlijnen van ons actieplan moeten het mogelijk maken het beroep van accountant en van belastingconsulent te verfijnen, in een meer beredeneerde perceptie van de toegevoegde waarde die Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
In deze context zullen we ook de dialoog met de andere vrije beroepen, zoals de notarissen en de advocaten voortzetten.
De komende jaren zullen van doorslaggevend belang zijn voor het beroep van accountant en belastingconsulent, en wel in het licht van de onontkoombare harmonisatie, zowel op internationaal als Europees vlak, van de boekhoudkundige referentiestelsels. We moeten aandacht hebben voor de nagestreefde doelstellingen en de in te zetten middelen om deze wijzigingen in ons boekhoudrecht te realiseren. Deze moet leiden tot een modernisering die de beginselen van voorzichtigheid, economische oprechtheid en goede trouw in acht neemt en zonder dat er bijkomende kosten worden gecreëerd die voor de kleine en middelgrote ondernemingen overdreven zijn. Daarom is het noodzakelijk dat het Instituut van de Accountants en Belastingconsulenten op internationaal niveau een duidelijker standpunt inneemt en, ondanks de geringe afmetingen van ons landje in vergelijking met de andere landen van de Gemeenschap, onze centrale ligging binnen Europa sterker beklemtoont. Het actieplan dat ik, samen met het voor de komende drie jaar aangestelde team wil doorvoeren, zal er één zijn van toenadering en respect ten aanzien van de andere economische beroepen, met name de boekhouders en de bedrijfsrevisoren.
De voorwaarden voor een eerste gemeenschappelijk stagejaar voor de accountants en de bedrijfsrevisoren worden verder uitgewerkt. De Stagecommissie van ons Instituut is ongetwijfeld één van de belangrijkste commissies. Ze ziet toe op het evenwicht tussen de professionals op het terrein en deze uit de academische wereld. De beroepsverenigingen die een essentiële gedecentraliseerde verbinding tussen het Instituut en de leden vormen, zullen, zoals in het verleden, hun opdracht inzake permanente vorming blijven vervullen, maar zullen ook een belangrijker rol moeten spelen op het stuk van de ondersteuning van de stagiairs. Ze moeten ook de bevoorrechte band tussen hun leden en het Instituut vormen, om de voorstellen die onmisbaar zijn voor de mogelijke ontwikkeling van onze beroepen van accountant en belastingconsulent op de voorgrond te brengen. Na tien jaar evaring, ten slotte, is het nodig de confraternele controle te heroriënteren op de preventieve aspecten in de plaats van op de repressieve aspecten ervan. Daarom zou het niet ongepast zijn de benaming van de Commissie van Toezicht te veranderen in Commissie voor Begeleiding en Toezicht.
Meer dan ooit moet de onafhankelijkheid de hoeksteen van ons beroep blijven. Ik wil voor bepaalde diensten voor onze leden snel tot gemeenschappelijke verwezenlijkingen komen. Dat zal voor ieder van de instituten onbetwistbaar tot de vermindering van bepaalde structurele kosten leiden en een efficiëntere informatie-uitwisseling tussen de respectieve beroepen teweegbrengen. We zullen de leden van onze instituten ook stimuleren tot meer betrokkenheid bij de studiecommissies die samen met het IBR en het BIBF zullen worden opgericht. Het staat als een paal boven water dat een betere perceptie van onze beroepen op basis van hun specialismen, het voor het publiek makkelijker zal maken om de professional te kiezen die het meest geschikt is voor het gestelde probleem.
De toenadering tot de financieel-economische wereld, in samenwerking met de andere economische beroepen, moet onze accountants en belastingconsulenten toelaten een overheersende en onvermijdelijke positie in de ontwikkeling van onze ondernemingen in te nemen. Meer dan ooit moet de onafhankelijkheid de hoeksteen van ons beroep blijven, en we zullen uiteraard een belangrijke rol spelen bij de corporate governance. Maar voor alles moeten we voor onze ondernemingen de bevoorrechte en wettelijke raadgever blijven die onmisbaar is bij hun economische ontwikkeling.¶
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
Interview
GÉR AR D DELVAU X ER W I N VER C A MMEN «We willen onze aanwezigheid onderstrepen en onze ideeën nog beter verdedigen bij de instanties van de Unie van de 25.»
Interview
“Een voorzitterschap in het teken van de openheid” IAB : Onder welk teken wenst u uw voorzitterschap te plaatsen ?
In een gesprek stellen de nieuwe voorzitter, Gérard Delvaux, en zijn ondervoorzitter, Erwin Vercammen, het programma, dat de goedkeuring van een meerderheid van onze collega’s heeft gekregen, meer gedetailleerd voor. Voor beiden de gelegenheid om zonder veel omhaal en vrijuit de vragen te beantwoorden die veel van onze collega’s zich stellen.
Gérard Delvaux : Wat voor mij in ons programma vooropstaat, is dat het voorzitterschap geplaatst is onder het teken van de toenadering en het groeiend respect van de leden van ons beroep. En meer dan ooit is het van belang de eenheidsstructuur van ons beroep te herbevestigen. Nationale eenheid is geen ijdel woord in mijn mond, want meer dan ooit is het van belang één van de eigenheden van ons beroep te bewaren. Met name, dat wij een nationaal orgaan zijn. Dit feit is zo zeldzaam dat het verdient dat we het onderstrepen. Maar de toenadering moet niet alleen ten aanzien van onze leden of binnen ons instituut worden toegepast. De toenadering geld uiteraard ook tegenover de buitenwereld. Mijn vriend Erwin en ikzelf hebben erop aangedrongen dat de goede relaties met de bedrijfsrevisoren worden voortgezet en dat de dialoog met onze vrienden erkende boekhouders en fiscalisten van het BIBF worden aangezwengeld. Wij staan in permanent contact met hun bestuur, onze relaties zijn bestendig en we hopen samen grote projecten te verwezenlijken. Meer dan ooit geldt dat we ons definiëren als personen die een gemeenschappelijk doel nastreven en in dezelfde richting opereren. Feitelijk verkondig ik geen revolutionaire ideeën want deze filosofie van de dialoog is ingeschreven in onze eigen organieke wet. Wat zegt die anders ? Dat we ons op termijn enigszins moeten verenigen voor de verwezenlijking van een gemeenschappelijk doel. Waarom de uitdaging niet opnieuw aangaan ?
IAB : De toenadering tot het BIBF is niet de enige vorm van toenadering die door het nieuwe voorzitterschap zal toegepast worden ?
Gérard Delvaux : Zeker niet. Wij zoeken ook toenadering tot andere vrije beroepen buiten de boekhoudkundige beroepen. Ik denk uiteraard aan de juridische beroepen zoals de notarissen en de advocaten.
Erwin Vercammen : En vergeten we de gerechtsdeurwaarders niet waarmee we een bepaald aantal contacten zullen hebben. Gérard Delvaux : Het is duidelijk dat alle juridische beroepen een raakpunt hebben met het beroep van accountant en van belastingconsulent : wij zijn allen de wettelijke adviseurs van de onderneming ! Onze toenadering tot de juridische beroepen moet ook gepaard gaan met een versterking van onze banden met de rechtbanken van koophandel van ons koninkrijk. Zij het al omdat een bepaald aantal van onze collega’s geregeld aangesteld wordt tot gerechtelijk deskundige. Daar staan we voor een zware taak, zowel met betrekking tot de onderneming in herstructurering, de onderneming in moeilijkheden als zelfs de failliete onderneming. In verband met dat laatste punt denk ik aan artikel van het Wetboek van vennootschappen dat – tenminste wanneer het actief toereikend is – in de samenwerking tussen curatoren en accountants voorziet bij het opstellen van de inventaris.
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
Interview IAB : Uw programma zinspeelt ook op meer toenadering tot de economische wereld...
in de verplichting dat de genoteerde ondernemingen hun rekeningen volgens de internationale IAS/IFRSnormen moeten publiceren. Mijn mening daarover is simpel. Het boekhoudrecht moderniseren, ja. Ons blinGérard Delvaux : Inderdaad. Het is onze wens om ons delings in een avontuur storten dat nog veel te veel beroep meer bekendheid te geven bij de grote economionzekerheden inhoudt, neen ! Ik dring er sterk op aan sche beleidsmakers van het land. Dat zal geconcretidat alle professionals zich eerst uitspreken over dit seerd worden door meer interviews in ons tijdschrift onderwerp. Het IAB moet de strijd aangaan met dure met eminente persoonlijkheden uit de economische en dereguleringen voor ondernemingen die tientallen financiële wereld. Maar daarom zullen we zeker de conjaren beraad, evolutie en ervaring tacten die het IAB in de loop der die door het merendeel van de protijden met de politieke wereld heeft fessionals wordt aanvaard, opgeven opgebouwd niet verwaarlozen. We ten gunste van Angelsaksische zouden graag zien dat de politieke Meer dan ooit regels. wereld beter op de hoogte is van de problematiek van ons beroep. In geldt dat we ons Volgens mij heeft de invoering van twee woorden, we zouden willen definiëren als de IAS-normen veel weg van het dat de politiek onze ideeën uitopgeven van de vermogensmatige draagt, in de plaats van wetgevinpersonen die een benadering en van het heilige voorgen te moeten ondergaan die soms zichtigheidsbeginsel. Dat alles zal slecht in elkaar geknutseld zijn of gemeenschappelijk nog meer boekhoudkundige manislecht aangepast zijn aan de eisen pulaties en dus potentiële fraude van ons beroep van accountant doel nastreven veroorzaken. De Enron- en en/of belastingconsulent. Het en in dezelfde Lernhout&Hauspie-affaires illustrewordt tijd, denk ik in alle bescheiren perfect hoe het oneigenlijk denheid, om de krachtsverhouding richting opereren. gebruik van rekeningen die op ten gunste van ons beroep om te subjectieve gegevens steunen, tot keren. uitwassen kan leiden. Erwin Vercammen : En hoe klein ons IAB : Wat is volgens u het doel dat de voorstanders van landje ook is, toch denk ik dat het een woordje kan de IAS-normen nastreven ? meepraten bij de Europese instanties. En we willen onze aanwezigheid onderstrepen en onze ideeën nog Gérard Delvaux : De waarde van een onderneming in de beter verdedigen bij de instanties van de Unie van de richting van de waarde van haar aandeel op de finan. Dat is de reden waarom we wensen dat de ideeën ciële markten stuwen. De idee erachter is niet reavan het IAB beter aan bod zouden komen in de debatlistisch, want de beurswaarde van een aandeel wordt ten over de toekomst van ons beroep. Zowel in België steeds beïnvloed door psychologische en subjectieve als in het buitenland. redenen die afhankelijk zijn van de omstandigheden, en onderworpen aan de wet van vraag en aanbod. Als u IAB : U denkt aan de IAS-normen en aan de manier weet dat er tussen de boekwaarde en de beurswaarde waarop sommigen deze aan de kmo’s willen opleggen ? een verhouding van tot kan zijn, begrijpt u snel tot welk gevaar voor uitwassen dit aanleiding kan geven. Gérard Delvaux : Zoals u weet, moeten de genoteerde ondernemingen eind hun geconsolideerde jaarrekeningen volgens de internationale IAS/IFRS-normen publiceren. De vraag die ik stel, is simpel : moet de modernisering van ons boekhoudrecht ook voor de andere ondernemingen naar dit referentiestelsel evolueren ? De vraag is belangrijk want het is een ware ommekeer in de benadering van de rekeningen van de Europese ondernemingen die zich op zeer korte termijn aftekent. Nochtans, de boekhoudkundige, fiscale en financiële beroepen en een paar academici uitgezonderd, is jammer genoeg bijna niemand geïnteresseerd
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
IAB : Kunt u een paar voorbeelden geven ? Gérard Delvaux : Volgens de IAS-normen wordt het begrip voorzieningen voor risico’s en kosten, en inzonderheid voorzieningen voor groot onderhoud, niet meer gebruikt. Bij de waardering van voorraden wordt het begrip rechtstreekse kostprijs vervangen door «full cost». Dat leidt uiteraard tot een hogere waardering van het vermogen, met het risico dat kosten worden geactiveerd. Hoewel de IAS/IFRS-normen, alles wel
Interview van het comité voor toezicht te veranderen in comité voor begeleiding en toezicht.
beschouwd, vanuit financieel perspectief wel degelijk kunnen toegepast worden op de grote genoteerde ondernemingen, leert mijn ervaring mij dat ze alsdanig moeilijk toe te passen zijn op andere categorieën van ondernemingen, en in het bijzonder op de kmo’s. De boekhouding moet mijns inziens betrekking hebben op de registratie van de goederenstromen, de monetaire stromen en de juridische stromen, waaruit duidelijke en door iedereen begrijpbare staten resulteren, zonder daarom illusies weer te geven, door het actualiseren van toekomstige winst. Een boekhouding normaliseren met waarderingstechnieken die op extrapolaties steunen, kan leiden tot overschattingen van het actief en onderschattingen van het passief, hetgeen in strijd is met de door de overheid nagestreefde doelstelling. Kortom, het lijkt hoog tijd bij besef te komen en vooral, ervoor te zorgen dat ons niets wordt opgedrongen.
Erwin Vercammen : Het is meer dan een simpele verandering van naam. Het getuigt van onze wil om de leden te tonen dat we het beleid van het IAB veeleer op een constructieve, preventieve bijstand willen richten dan op een repressief beleid. Ik meen dat onze leden dat ook mochten verwachten. IAB : Hoe ziet u, in de praktijk, de taak van de leden van de raad ? Gérard Delvaux : De leden zullen een actieve rol moeten spelen in de vijf comités die zullen opgericht worden. Eén van de taken van de leden zal zijn : de ideeën en voorstellen vanuit de basis doorgeven. Ze zullen enigszins als doorgeefluik tussen het IAB en zijn leden dienen. Ze zullen een ruime manoeuvreerruimte hebben. Ze zullen ons geregeld rapporteren over de voortgang van de werkzaamheden van hun comité. Om dat alles optimaal te laten verlopen, gaan we twee coördinators per comité, een Nederlandstalige en een Franstalige, benoemen. Uiteraard zullen deze coördinators zelf ook hulp nodig hebben, en we hebben, via de beroepsverenigingen en de tweeweekelijkse nieuwsbrief van het IAB, al een beroep gedaan op kandidaten. Anders gezegd, het gaat hier om een echte decentralisatie van de macht. De achterliggende idee van deze decentralisatie is de desiderata van onze leden ten aanzien van de raad beter te doen uitkomen.
IAB : Hoe denkt u deze boodschap te verspreiden ? Gérard Delvaux : Via de FEE (la Fédération européenne des experts-comptables), maar ook door bemiddeling van onze collega Jean-François CATS die in de raad van de IFAC, de wereldboekhoudorganisatie, zetelt. IAB : We hadden het over de toenadering tot de buitenwereld en het gevaar voor een blinde toepassing van de IAS-normen op de kmo’s, maar wat houdt uw programma voor het IAB in ? Erwin Vercammen : Vooreerst, een idee van primordiaal belang doorvoeren. Het zijn niet de voorzitter en de ondervoorzitter die het instituut leiden, maar een team. Wij spreken van team, en niet van graden of officiële titels. En het zijn meer dan woorden want het toont onze wil om hand in hand te werken.
IAB : Hoe staat het met de interne accountants en belastingconsulenten ? Erwin Vercammen : We zijn erg met hen begaan. Ze zijn zeer belangrijk voor ons, want ze bekleden een sleutelfunctie in hun onderneming. Daarenboven moeten we meer rekening houden met hun eigenheid, want hoewel sommigen binnen de onderneming voor de onderneming werken, werken anderen daarentegen binnen een onderneming, maar voor de cliënten van deze onderneming. Ik denk bijvoorbeeld aan de banksector.
Gérard Delvaux : Daar ben ik het % mee eens. Wij willen ook de raad van het IAB nauwer betrekken. Uiteraard is het het uitvoerend comité dat het operationeel beleid voert, maar het is noodzakelijk en gewenst dat de raad nog een belangrijker rol zou spelen dan vroeger. Wat mij betreft, zie ik de rol van ieder lid van de raad als die van een minister in de regering. In deze zin dat ieder lid van de raad een afdeling zou moeten leiden. Ik denk onder meer aan de stage, de vorming, de berichtgeving en het toezicht.
Gérard Delvaux : Ik denk ook dat de «internen» ons knowhow op het gebied van de referentiestelsels kunnen bijbrengen, zowel voor wat de interne controle van de ondernemingen, de opstelling van een kasstroombegroting als de rapportering betreft. Het is duidelijk dat we dit belangrijk ledenbestand van het IAB willen «reactiveren».
IAB : Zijn er, wat dat laatste punt betreft, al veranderingen te verwachten ? Gérard Delvaux : Zeker. De eerste verandering is een verandering van naam. We hebben beslist om de naam
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
Interview IAB : Wat gebeurt er met de publicaties van het IAB ? Zijn er veranderingen op til ?
IAB : En de stage ? Zijn er veranderingen op til ?
Ons enig oogmerk
Gérard Delvaux : We gaan een soort «uitvoerend stagecomité» oprichGérard Delvaux : Zoals de zaken er is ten dienste ten, met een voorzitter, een ondernu voorstaan, zijn er geen onmiddelte staan van het voorzitter en twee secretarissen lijke veranderingen te verwachten. (één per taalrol) paritair verdeeld Wij zijn zeer tevreden over het werk beroep en de tussen accountants en belastingvan het IAB-personeel wat de redacconsulenten. De basisidee achter tie van deze publicaties betreft en belangen van het dit «uitvoerend comité», nieuwe we zouden willen dat ze zo voort versie, is besprekingen op touw te doen. We hopen hun de middelen te beroep, in zijn zetten over de verschillende richkunnen verschaffen opdat deze geheel genomen, tingen die aan de stage moeten publicaties nog meer aan de wensen worden gegeven. Vergeet niet dat van onze collega’s zouden tegemoet te verdedigen. het stagecomité iets heel belangkomen. Eén van de denkpistes die we rijk is voor het IAB. Zowel de stagevoor de toekomst overwegen, onder commissie, de examencommissie, meer in het kader van de toenadede evolutie van het beroep, als de ring tussen de drie instituten, is de overstapregeling, maar ook de vrijstellingen komen uitgave van een gezamenlijk tijdschrift. Naast de erin samen. Het is geen verloren moeite om rond de specialismen in verband met de verschillende beroepen tafel te gaan zitten om tegemoet te komen aan de toedie door deze drie instituten worden vertegenwoorkomstige eisen van professionalisme van onze toekomdigd, bestaat er geen twijfel over dat er heel wat stige leden. We denken ook aan een meer dynamische materies gemeenschappelijk zijn voor de vijf beroepen. controle op de stagiairs en een belangrijkere rol voor Waarom niet overwegen deze in een zelfde medium de stagemeester. Maar daarover en over een aantal samen te brengen. Deze idee zullen we binnenkort aan andere onderwerpen zullen we binnen een aantal onze collega’s van de andere instituten voorleggen. maanden meer kunnen zeggen. Vandaag wil ik van dit forum gebruik maken om de collega’s die voor ons proErwin Vercammen : In dezelfde gedachtegang willen we gramma gestemd hebben hartelijk te bedanken, en om ook een helpdesk oprichten die de leden in staat moet de anderen, die niet voor ons gestemd hebben, tijdens stellen een adequater en nog sneller antwoord te de volgende maanden trachten te overtuigen, zodat ze bekomen dan voorheen. Dit zijn een paar ideeën die op het einde van ons mandaat aangenaam verrast ons na aan het hart liggen en die we zo snel mogelijk zullen zijn. Ons enig oogmerk is ten dienste te staan hopen te verwezenlijken. van het beroep en de belangen van het beroep, in zijn geheel genomen, te verdedigen.¶
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
Visie De rol van de accountant en de belastingconsulent in een geglobaliseerde economie Academische zitting, 17 april 2004 Toespraak van Minister Fientje MOERMAN Dames en Heren,
Uittredend IAB-voorzitter Johan DE LEENHEER mocht Mevrouw Fientje MOERMAN, Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, verwelkomen op de academische zitting van de algemene vergadering . De Minister ging dieper in op de rol van de accountant en de belastingconsulent in een geglobaliseerde economie.
Vooraleer te beginnen, zou ik de heer DE LEENHEER, die vandaag zijn functie als voorzitter van het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten (IAB) doorgeeft, willen danken omdat hij mij heeft uitgenodigd vóór u te spreken naar aanleiding van de algemene vergadering van het Instituut.
INLEIDING : TOENEMEND BELANG VAN DE ACCOUNTANT EN DE BELASTINGCONSULENT
Om te beginnen, zou ik zeggen dat accountants en belastingconsulenten in het kader van onze economie waarschijnlijk steeds belangrijker zullen worden. Drie elementen overtuigen mij hiervan. De werking van onze maatschappij wordt alsmaar ingewikkelder en veeleisender en hierbij evolueert ze ook steeds sneller. In een dergelijke context doen de ondernemingen steeds vaker een beroep op mensen van buiten de onderneming, zij het voor de klassieke activiteiten inzake boekhouding en fiscaliteit of voor gespecialiseerde activiteiten zoals financiële analyses of ondersteuning inzake financiering.
De ondernemingen bevinden zich in het centrum van de economie, zij zorgen voor groei en economisch welzijn. Zij maken meer en meer deel uit van een geglobaliseerde economie die zij helpen tot stand brengen, maar waaraan zij zich ook moeten aanpassen. Zoals aangetoond wordt door de resultaten van de studie van het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten (IAB), zijn de accountant en de belastingconsulent twee belangrijke actoren op dat vlak. Net als de ondernemingen moeten ook zij zich aanpassen aan een veranderende wereld.
Vervolgens worden door de wetgever regelmatig nieuwe taken aan uw beroep toevertrouwd. Laten wij als voorbeeld de nieuwe opdracht vermelden die aan de accountant is toevertrouwd in het kader van de wet op de faillissementen : de curatoren mogen, sedert de wet van september , een beroep doen op de medewerking van een accountant om de balans op te stellen. Tenslotte zal ook de rol van de leden van het IAB moeten evolueren, omwille van de verwachtingen van
Wat betekent een geglobaliseerde economie voor die twee bovenvermelde actoren, welke rol spelen zij of zullen zij spelen in het kader van deze economische mondialisering?
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
Visie richting. Het zeer recente voorstel van richtlijn van de Europese Commissie betreffende de wettelijke controle van de jaarrekening is ook een positief punt. Ook hier geldt dat België, ten opzichte van de internationalisatie van de economie, niet alleen kan handelen. Een Europees initiatief is onontbeerlijk.
de ondernemingen. De studie van het IAB is hierover duidelijk. Een meerderheid van zelfstandigen of bedrijfsleiders verwacht meer dan eenvoudige raadgevingen inzake boekhouding en/of fiscaliteit. Hij meent dat de accountant en/of de belastingconsulent moet deelnemen aan de strategische en commerciële beslissingen en dat hij hem moet kunnen adviseren voor alle managementaangelegenheden.
In die context zijn de accountant en de belastingconsulent bij de eerste betrokkenen, niet alleen in het kader van hun opdrachten, maar ook wegens hun rol voor de sensibilisering of voor de kwaliteit van de gegeven boekhoudkundige en fiscale informatie.
Zijn belang en zijn rol zijn dus duidelijk voorbestemd om verder te evolueren. Laat mij u uiteenzetten wat, volgens mij, de rol is en zal zijn van de accountant en van de belastingconsulent.
Ik meen dat het belangrijk is de opdrachten van de leden van het Instituut te laten evolueren. Het zijn de bedrijfsrevisoren die in het bijzonder worden beoogd door het verstrengen van de regels inzake onafhankelijkheid en door de onverenigbaarheden van bepaalde opdrachten. Toch ben ik ervan overtuigd dat zou moeten worden nagedacht over het nut van een gedeeltelijke uitbreiding van deze deontologische regels tot de accountants en de belastingconsulenten. Immers, rekening houdend met bepaalde opdrachten van algemeen belang waarmee voornamelijk de «externe» accountants en, in mindere mate, de «externe» belastingconsulenten door de wetgever in en werden belast, zou het logisch zijn dat bepaalde regels van «corporate governance» op die accountants en/of op die belastingconsulenten van toepassing zouden zijn. De accountants en de belastingconsulenten moeten de ondernemingen ook sensibiliseren voor een goed bestuur. Zij hebben een pedagogische rol te spelen, alsmede een rol op het vlak van de opleiding. Zowel de grote als de kleine ondernemingen zijn in dit verband belangrijk. De KMO's kunnen de regels inzake corporate governance soms als een gewicht aanvoelen. Maar ook voor hen zijn die regels belangrijk. Zij worden vertaald door zeer concrete toepassingen. Zo komt het er, tijdens de algemene vergadering die ten minste eenmaal per jaar moet plaatshebben, op aan een echte discussie te hebben over de strategie en de toekomst van de onderneming. De rol van de accountant of van de belastingconsulent bestaat er dus in de bedrijfsleider aan te tonen dat de naleving van deze regels geen rem is op zijn bedrijvigheid, maar een beter beheer en dus meer winst mogelijk maakt. Tenslotte moeten de leden van het IAB toezien op de kwaliteit van de financiële informatie. De boekhouding is een beheersinstrument en een middel voor interne en externe communicatie. De kwaliteit ervan is essentieel om de verschillende betrokken partijen, zoals de aandeelhouder, de kredietgever, de concurrent, de werknemer of de overheid, een getrouw beeld van de onderneming te geven. Het is de rol van de accountant om voor die kwaliteit te zorgen. Uw beroep staat hele-
1. ZORGEN VOOR HET VERTROUWEN VAN DE INVESTEERDERS EN VAN DE BETROKKEN PARTIJEN Zijn eerste rol is natuurlijk het geven van een getrouw beeld van de financiële situatie van de onderneming. Zorgen voor het vertrouwen van de investeerders en van de betrokken partijen is een onontbeerlijke voorwaarde voor de economische ontwikkeling. Dit kader maakt het mogelijk voor de ondernemingen een passende concurrentiële omgeving te waarborgen. In een geglobaliseerde context doet deze noodzaak zich nog meer voelen. Een schok waar dan ook op de planeet doet zich razendsnel voelen op de wereldeconomie. Het is voldoende te denken aan de financiële schandalen van Enron of WorldCom om te beseffen welke impact zoiets op de internationale economie kan hebben. Verscheidene initiatieven werden genomen om ervoor te zorgen dat een getrouw beeld van de jaarrekeningen wordt gegeven. Twee jaar geleden werd de wet van augustus , de zogenaamde ‘corporate governance’wet aangenomen. Dat is zeker een stap in de goede
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
Visie In dit kader is een geleidelijke afstemming van het Belgisch boekhoudkundig recht op de IAS-normen volgens mij noodzakelijk. Verscheidene redenen verantwoorden mijn standpunt. Eerst en vooral is het op lange termijn niet mogelijk dat een onderneming ertoe verplicht zou zijn twee totaal verschillende boekhoudingen te voeren omdat zij deel uitmaakt van een groep die in IAS consolideert. Vervolgens is het belangrijk te zorgen voor een zekere vergelijkbaarheid tussen de ondernemingen, zowel op nationaal als op internationaal vlak, wat het hoofddoel is van de IAS-normen. Het is belangrijk te letten op het goede verloop van de overgang naar deze nieuwe normen, om een omgekeerd effect te vermijden. En tenslotte maken de IASnormen het mogelijk ervoor te zorgen dat de financiële informatie doorzichtiger wordt, wat geen luxe is gelet op de recente schandalen waarnaar ik reeds heb verwezen. Maar bij deze afstemming moet rekening worden gehouden met drie elementen: de administratieve lasten voor de KMO's die zeker niet uit de pan mogen swingen; de fiscale neutraliteit, die gehandhaafd moet worden, en de impact van een dergelijke evolutie op het vennootschapsrecht (bijvoorbeeld op de winstverdeling).
maal vooraan om de investeerders en de andere betrokken partijen vertrouwen in te boezemen. Om een dergelijke kwaliteit van de informatie te kunnen verzekeren, is het onontbeerlijk dat de accountants en de belastingconsulenten onafhankelijk zijn. Het is voornamelijk de rol van het IAB en van de Hoge Raad van de Economische Beroepen over die onafhankelijkheid te waken.
2. ONZE ONDERNEMINGEN IN EEN INTERNATIONALE ECONOMIE INTEGREREN Accountants en belastingconsulenten zijn erg aanwezig in kleine of grote ondernemingen. Zij staan ook op het voorplan om hen te helpen zich in een veranderende internationale omgeving te integreren, in het bijzonder op wettelijk vlak. Een geglobaliseerde economie betekent een snelle toename van de internationale investeringen, van het handelsverkeer, van de bedrijvigheid van de multinationale ondernemingen en van de stromen van om het even welk type tussen Staten. Men ziet dan dat zich twee types van situaties voordoen: ofwel dragen die ondernemingen bij tot de ontwikkeling van gemeenschappelijke of verenigbare juridische, economische, financiële of boekhoudkundige systemen tussen verschillende landen, zoals op het niveau van de Europese Unie; ofwel blijven de systemen verschillend en soms weinig verenigbaar. De leden van het IAB moeten hun klanten dus voorbereiden en informeren over de internationale evolutie op de gebieden die hen aanbelangen.
Zo heb ik onlangs een werkgroep opgericht om te analyseren hoe het Belgisch boekhoudkundig recht enigszins op die internationale normen kan worden afgestemd, rekening houdend met de bijzondere situatie van de KMO's. De eerste resultaten van deze groep worden tegen begin mei verwacht. In verband met het vennootschapsrecht zal tegen eind april met een werkgroep worden gestart. De fiscale kwestie zal door Minister Reynders worden behandeld, in de loop van het jaar. In het licht van die grote veranderingen is het belangrijk dat niet alleen alle accountants, maar ook alle belastingconsulenten zich actief voorbereiden. Het is de bedoeling dat zij zich vertrouwd maken met dit nieuwe regelgevende kader om, samen met de bedrijfsrevisoren en de erkende boekhouders en fiscalisten, de ondernemingen in de volgende jaren te helpen die uitdaging aan te gaan. Hier is er een echte mentaliteitswijziging nodig, en uw rol bij de ondernemingen is daarbij essentieel.
In dat verband is een van de grote «revoluties» voor Europa het aannemen van de Europese verordening die de beursgenoteerde geconsolideerde ondernemingen ertoe verplicht vanaf de IAS/IFRS-normen aan te nemen. Ook al zullen, op korte termijn, niet alle ondernemingen die normen moeten gebruiken, dan toch zal het Belgische boekhoudkundig recht de komende jaren zeker beïnvloed worden door de draagwijdte ervan. Volgens een recente studie van RHI Management Resources verklaart % van de Belgische ondernemingen absoluut niet van plan te zijn die internationale normen te gebruiken. Dat is niet verwonderlijk, want die optie is nog niet mogelijk voor de statutaire jaarrekening in ons land. Bovendien is het nog te vroeg om te spreken over een meer algemene aanvaarding, daar de IAS-normen voortdurend worden bijgeschaafd. De overgang naar de IAS-normen zal dus een proces van lange adem zijn, waar de ondernemingen die er belang bij hebben zich aan de nieuwe normen aan te passen de andere ondernemingen ertoe zullen aanzetten zich er geleidelijk vertrouwd mee te maken.
Een ander voorbeeld van een internationale evolutie die nog meer blijk geeft van onverenigbaarheid tussen landen is het bestaande conflict tussen ‘SarbanesOxley Act’ en de Europese wetgeving. Deze nieuwe Amerikaanse wetgeving veroorzaakt, door haar extraterritoriale effecten, conflicten met de wetten en de juridische systemen van andere landen. De buitenlandse auditfirma's moeten bijvoorbeeld geregistreerd zijn en kunnen worden gecontroleerd door het nieuwe Amerikaanse orgaan voor supervisie, de ‘Public
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
Visie Company Accounting Oversight Board’ of PCAOB. De kwestie wordt thans ontleed op Europees vlak en is het voorwerp van discussie met de Verenigde Staten. Het is immers essentieel een zekere wederzijdse erkenning te vinden tussen het Amerikaanse systeem en het Europese.
4. ZICH AANPASSEN EN ANTICIPEREN De leden van het IAB moeten zich ook aanpassen aan de noden van hun klanten en hen een toegevoegde waarde bieden. Hierbij moeten zij hun werking en hun opdrachten aanpassen aan de evolutie van de economische wereld in zijn geheel.
3. AANMOEDIGEN VAN HET ONDERNEMERSCHAP
Wat de aanpassing aan de noden van de klant betreft, kan ik het IAB enkel feliciteren met zijn enquête bij de zelfstandigen en de KMO's. Deze enquête zal het zijn Aangezien de accountants en de belastingconsulenten leden zeker mogelijk maken zich beter aan te passen in rechtstreeks contact staan met de drijvende krachaan zijn behoeften. Wij hebben reeds gezien dat het er ten achter creatieve projecten niet meer enkel op aankomt of projecten voor de ontwikkezuiver boekhoudkundige of ling van de onderneming, zijn fiscale raadgevingen te geven. zij ideaal geplaatst om hen aan Het komt er evenzeer op aan de Het creatieve onderte moedigen bij hun eerste klanten te adviseren bij hun taken en om hun eerste financiële, fiscale, strategische nemerschap is thans stappen te vergemakkelijken. en commerciële beslissingen en En, zoals aangetoond door de wanneer zij knopen moeten dooressentieel. Om competienquête voorgesteld door de hakken qua management. In die heer DE LEENHEER, genieten zij zin moeten de leden van het IAB tief te zijn, moet men overigens een groot vertroublijk geven van multidisciplinawen van de ondernemers. riteit en moeten zij voeling voortdurend innoveren, Het creatieve ondernemerkunnen hebben met belangrijke schap is thans essentieel. Om ontwikkelingen in onze samenlecreëren, ontwikkelen. competitief te zijn, moet men ving. Dan zullen zij de klant een voortdurend innoveren, toegevoegde waarde bezorgen. Dit is vóór alles een creëren, ontwikkelen. Dit is vóór alles een geestesgesteldgeestesgesteldheid, Ook op het vlak van het beroep heid, een mentaliteit. Als men zelf dient men te anticiperen. Dit weet dat het percentage van een mentaliteit. maakt het mogelijk de kwaliteit het ondernemerschap in België en het vertrouwen in het beroep , % van de actieve bevolking te verzekeren. Het is beter niet te bedraagt in en dat landen wachten tot de wetgever via een als Ierland en de Verenigde Staten een niveau van reswet optreedt, maar zich pro-actief aan te passen aan pectievelijk , % en , % halen, dan beseft men dat de vereisten van de moderne wereld. er nog enorme inspanningen moeten worden gedaan in ons land. Zo zullen ook de opdrachten van het beroep zelf Initiatieven zoals het uitgeven, door het IAB, van een moeten evolueren. Het kan worden overwogen dat een handboek met raadgevingen om een onderneming op lid van het IAB lid is van een auditcomité op voorte richten en om ze door de startfase te loodsen, kan ik waarde dat hij uiteraard onafhankelijk is van het alleen maar aanmoedigen. Dit geldt ook voor de eerste bedrijf. Door zijn bevoegdheid en het vertrouwen dat raadpleging «pro deo» en de gratis hulp voor het uitmen hem schenkt, kan een accountant of een werken van het financieel plan voor starters. belastingconsulent dat comité zeer goede raad geven in verband met de te nemen beslissingen. Nu ik mij vandaag richt tot het beroep in zijn geheel, wens ik er gebruik van te maken om u ertoe aan te zetten dit type van dienstverlening aan te moedigen. Volgens mij zou zelfs verder moeten worden gegaan en zouden lagere tarieven moeten worden overwogen voor de eerste raadplegingen van de starters, maar ook voor de follow-up van hun eerste stappen. Iedereen zou hierbij winnen: de samenleving, de onderneming zelf en de accountant of de belastingconsulent die een nieuwe klant bij hem zou zien aankomen.
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
Een accountant en eventueel een belastingconsulent zouden, onder bepaalde voorwaarden, ook de functie van voorlopig bewindvoerder kunnen uitoefenen wanneer de onderneming tijdelijke problemen kent. Deze mogelijkheid is voorzien in de wet van april , maar wordt in zeer beperkte mate gebruikt. De Raad van het IAB overweegt er vaker gebruik van te maken. Door dit initiatief zou de procedure voor de ondernemingen kunnen worden verlicht, in die zin dat
Visie voor de ondernemingen, maar ook voor de accountants en de belastingconsulenten. Het Instituut moet dus verder gaan op de ingeslagen weg en zijn opleidingen nog verder ontwikkelen.
zij niet meer systematisch een beroep zouden moeten doen op een rechter in geval van ernstige problemen. Ik ben voorstander van een dergelijke evolutie, voor zover de onafhankelijkheid van het beroep verzekerd is en het IAB deze mogelijkheid omkadert met voorwaarden, om uitwassen te vermijden.
Het Instituut moet ook zijn interdisciplinariteit verder uitbouwen, eerst door de opleiding, maar ook door zijn structuur. De economie is geen afzonderlijke discipline meer, zij heeft raakvlakken met alle andere disciplines en de economische disciplines zelf zijn onderling meer en meer in elkaar verstrengeld. Om maar twee voorbeelden te noemen, men heeft onlangs de fusie meegemaakt van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen (CBF) en de Controledienst voor de Verzekeringen (CDV), die samen de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen (CBFA) zijn geworden. Een ander voorbeeld is dat de fiscalisten enkele jaren geleden in de Instituten werden geïntegreerd.
Anticiperen betekent ook dat aan de klant de meest recente evolutie wordt meegedeeld op bepaalde gebieden. Een zeer goed voorbeeld hiervan is de evolutie van de informatiemaatschappij en van de telecommunicatie. Op vlak van de Belgische overheid zijn verscheidene initiatieven genomen, of zullen worden genomen. Zij beïnvloeden nu reeds het beroep van accountant of van belastingconsulent of zullen dat in de toekomst in ruime mate doen. Enkele voorbeelden hiervan zijn de oprichting van de Kruispuntbank Ondernemingen, die sinds kort operationeel is, of de ontwikkeling van nieuwe regionale of federale portaalsites. De Staat stelt ook een reeks on line diensten voor, die het leven van de ondernemingen en van de economische beroepen enkel kunnen vergemakkelijken, op het gebied van de sociale zekerheid, de jaarrekeningen of van de belastingaangifte.
De drie Instituten, het Instituut der Bedrijfsrevisoren (IBR), het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten (IAB) en het Beroepsinstituut van erkende boekhouders en fiscalisten (BIBF), zullen nog moeten evolueren naar een grotere interdisciplinariteit. De ontwikkeling van synergieën is een essentiële factor geworden in onze maatschappij. Voor de Instituten komt het er op aan te werken aan de ontzuiling van de drie types van beroepen die zij vertegenwoordigen en de onderlinge coördinatie en samenwerking te verbeteren. De uitdrukking «Accountancyhuis», die thans meer en meer wordt gehoord, geeft reeds een goed beeld van de toekomstige ontwikkeling : zij betekent dat de drie Instituten, die de leden van de economische beroepen groeperen, naar elkaar toegroeien. In andere Europese landen zoals Frankrijk zijn de boekhoudkundige beroepen reeds veel nader tot elkaar toegegroeid. Door het Instituut der Bedrijfsrevisoren (IBR) en het IAB werden reeds initiatieven genomen, zoals het tot stand brengen van een eerste jaar gemeenschappelijke stage tussen beide Instituten. Ik meen dat in die zin moet worden voortgewerkt. Maar het is ook belangrijk bepaalde specifieke kenmerken en kwalificaties, die eigen zijn aan elk beroep, te behouden.
Ook de accountants maken meer gebruik van de informatica en de e-communicatie. Zij moeten hun klanten ook sensibiliseren voor het belang van een dergelijk instrument.
5. ROL VAN HET IAB Na de rol van de leden van het IAB op de voorgrond te hebben geplaatst, is het tijd om na te gaan hoe het Instituut zelf zich aan de evolutie kan aanpassen en pro-actief zijn. Het moet natuurlijk bijdragen tot de ontwikkeling van nieuwe rollen die aan zijn leden zullen worden gegeven. Over die rollen heb ik u zopas gesproken en ik denk hierbij aan het omkaderen van de ontwikkeling van nieuwe opdrachten of aan het waken over de onafhankelijkheid van zijn leden.
U ziet het, uw beroep is essentieel voor de economie en de ondernemingen. Uw opdrachten en de uitdagingen waaraan u het hoofd zal moeten bieden, zijn talrijk.
Een van zijn fundamentele rollen is zeker ook de opleiding. Rekening houdend met de verandering en de groeiende eisen van de economische wereld, is een continue en degelijke opleiding van de leden van het IAB onontbeerlijk. Ik weet dat, sedert het Instituut in werd opgericht, het bijzondere inspanningen op dat vlak heeft gedaan. In de loop der jaren is die opleiding steeds veeleisender geworden, wat het mogelijk heeft gemaakt de kwaliteit van zijn leden gevoelig te verbeteren. De opleiding is een van de sleutelelementen inzake concurrentievermogen geworden, niet alleen
Vandaag worden een nieuwe voorzitter, een ondervoorzitter en de raad verkozen. Ik ben er zeker van dat ze sterk genoeg zullen zijn voor alle uitdagingen die de accountants, de belastingconsulenten en het IAB moeten aangaan.
Dank u voor uw aandacht.¶
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
Fiscaliteit
KMO’s : de stem der wijzen... ROGER LASSAUX Belastingconsulent Adviseur Studiedienst
Bij nader inzien staat het als een paal boven water. Deze regering was erg begaan met de KMO’s: fiscale hervorming, boekhoudkundige harmonisatie, corporate governance, administratieve vereenvoudiging... Niettemin zijn er nog altijd zoveel definities van het begrip KMO als er rechtstakken zijn. En in één rechtstak, het fiscaal recht dat ons hier bezig houdt, zijn de zaken er niet veel beter op geworden. Zelfs niet nadat de Ministerraad, naar aanleiding van het boemerangarrest van het Arbitragehof (arrest nr. / van maart ), snel gereageerd heeft door de aanwending van objectievere criteria, met name deze van artikel van het Wetboek van vennootschappen, te bepleiten in verband met de uitsluiting van de KMO’s uit de nieuwe afschrijvingsregels. Een voorzet tot een duidelijke, samenhangende en algemene fiscale definitie van het begrip KMO in artikel van het Wetboek van de inkomstenbelastingen? Al kunnen we het niet bevestigen, we kunnen het allicht hopen...
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
IN HET BRANDPUNT VAN TALRIJKE DEBATTEN... Of het ons nu verheugt dan wel koud laat, het is een feit. De KMO’s vormen de essentie van onze economische structuur . De KMO’s zijn een onderwerp dat de pers beroert, ze zijn het thema van seminaries en het item dat de laatste tijd veel debatten levendig houdt. Denk bijvoorbeeld aan de recente discussie in de wandelgangen van de regering over de steeds terugkerende problematiek van de financiering ervan die voorafgaandelijk een nauwkeurige analyse van hun behoeften vereist . Of denken we aan de niet zo hartelijke debatten die de KMO’s deden oplaaien in verband met de harmonisatie van de boekhoudkundige normen naar aanleiding van de door de Europese verordening van juli gestelde eisen . Hoewel er nog geen tijdschema werd vastgesteld, met in het achterhoofd de eventuele toepassing van een vereenvoudigde versie van de IAS-normen (zie de website van de IASB) op de statutaire rekeningen van miljoen KMO’s in Europa en de fiscale weerslag van dergelijke operatie (bijvoorbeeld op het stuk van de goodwill, de financiële instrumenten en de voorzieningen). Iets langer geleden, maar steeds op boekhoudkundig gebied, werden ze, net als
alle vennootschappen, met de vinger gewezen in de problematiek van de laattijdige neerlegging van de jaarrekeningen en werden hun zaakvoerders en bestuurders hoofdelijk verplicht de naar aanleiding hiervan opgelegde boeten te betalen. Wanneer gesproken wordt over degenen die onder het juk van de administratieve lasten gebukt gaan, zoals onlangs door het KAFKA-plan aan het licht gebracht werd, of van de slachtoffers van een gemeentelijke fiscaliteit met confisquerende neigingen, worden hierbij uiteraard ook de KMO’s bedoeld. Als we onze speurtocht op fiscaal gebied voortzetten, stuiten we op de bepalingen van de hervormingswet van december die de KMO’s betreffen, en dit in positieve zin als we de specifieke voordelen bekijken die de KMO’s daarbij worden toegekend. Maar soms ook in negatieve zin, bijvoorbeeld in verband met de investeringsreserve met zijn onontwarbare toepassingsvoorwaarden, of nog de complicaties in de verschillende gewestelijke stelsels die de nalatenschap van KMO’s tegen fiscaal aantrekkelijke voorwaarden beogen. En hoewel de KMO’s nogal terughoudend zijn voor wat de toepassing van de ‘corporate governance’beginselen betreft, terwijl de aansprakelijkheid van de bestuurders in het algemeen steeds meer wordt
Fiscaliteit ingeroepen, wordt dat pessimisme niet doorgetrokken in verband met de nieuwe ICT. % van de Waalse KMO’s die resoluut deze weg zijn ingeslagen, geloven dat ze daarbij tijd winnen, meer naambekendheid kunnen verwerven en een krachtiger organisatie kunnen doorvoeren. Deze bemoedigende cijfers blijken uit een recente studie van het Waals Telecommunicatieagentschap maar zouden voor het hele land moeten kunnen worden geëxtrapoleerd.
EEN HELE REEKS DEFINITIES Dit, weliswaar kort, overzicht van de actualiteit geeft op zijn minst blijk van de diversiteit van de aangeroerde thema’s en de behandelde onderwerpen. Maar deze actualiteit, die veel weerklank kreeg in de media, bevat het zaad voor een nieuwe kwestie, die, of u het wilt of niet, niet kan terzijde geschoven worden. Om het met weinig woorden te zeggen: wat is nu een kleine en middelgrote onderneming? Want, hoewel iedereen het er over heeft, is aannemen dat iedereen over hetzelfde praat niet evident. Oordeelt u zelf... Wat deze essentiële vraag betreft, zegt het gezond verstand dat het antwoord luidt: de ondernemingen die nog niet groot zijn. Maar als we verder willen gaan dan dit dubbelzinnig antwoord, kunnen we zonder al te groot risico stellen dat het begrip KMO sterk varieert naargelang het oogpunt van waaruit het wordt geanalyseerd. Bovendien zijn er evenveel definities, waarschijnlijk alle gerechtvaardigd door specifieke beschouwingen, als er rechtstakken zijn. Sommigen zullen u zeggen dat in eerste instantie het aantal werknemers bepalend is, doorgaans van tien tot vijftig, en dat u vanaf werknemers het domein van de grote ondernemingen betreedt. Voor anderen is het de hoogte van de verwezenlijkte
omzet. De IASB-specialisten, daarentegen, zullen niet verwijzen naar kwantitatieve drempels in verband met de omvang van de onderneming, maar veeleer naar kwalitatieve factoren, zoals de aansprakelijkheid van de entiteit ten aanzien van het algemeen belang (public accountantbility). De juristen zullen de kwestie benaderen vanuit de invalshoek van het beheersverslag en van de verplichting om een commissaris aan te stellen, en daarbij het belang van de corporate governance onderstrepen, of deze hoedanigheid in verband brengen met de aandeelhouders die het kapitaal bezitten of met de rechtsvorm. En ook degenen die de mogelijkheid om de jaarrekening in verkorte vorm neer te leggen als criterium stellen, beschikken over argumenten om de juistheid van hun boekhoudkundige redenering te verantwoorden. Nog anderen, veelal uit de fiscale sector, zullen – naargelang de betrokken fiscale stimulus – wijzen op het feit dat de aandelen die de meerderheid van de stemrechten vertegenwoordigen, voor meer dan de helft in het bezit zijn van één of meer natuurlijke personen (gewone investeringsaftrek), dat ze niet meer dan twintig personeelsleden tewerkstelt (gespreide aftrek) of zelfs maar elf, als men het bekomen van een vrijstelling voor bijkomend personeel beoogt. Maar het merendeel van de ondervraagden uit de fiscale sector, en vooral de ambtenaren van Financiën, zullen resoluut de, nochtans problematische, weg van het verlaagd
tarief inslaan. Bij gebrek aan een algemeen geldende fiscale definitie van het begrip KMO, zoals die wel bestaat voor de binnenlandse vennootschappen en andere financiële vennootschappen (art. WIB ), is het algemeen aanknopingspunt voor dit begrip immers de mogelijkheid het verlaagd tarief van de vennootschapsbelasting, voorzien bij artikel , lid WIB te genieten. Sinds januari is dit de toverformule om in aanmerking te komen voor de voordelen die de wetgever, bij de laatste belastinghervorming, aan de KMO’s voorbehoudt : het belastingkrediet dat, volgens het Rekenhof weliswaar weinig wordt toegepast (art. bis WIB ), de investeringsreserve, een echte puzzel, voorzien bij artikel ter WIB , de vrijstelling van de vermeerdering wegens niet of ontoereikende voorafbetaling tijdens de drie eerste boekjaren (art. § WIB ) maar recenter nog ook de verhoogde investeringsaftrek voor beveiligingsuitgaven (art. WIB ). En hier komt ook de sleutel om vrijgesteld te worden van de toepassing van de nieuwe afschrijvingsregels bedoeld bij artikel § WIB . Dankzij hun KMO-statuut, konden de vennootschappen immers een in december gedane investering blijven afschrijven alsof ze deze het volledige jaar hadden gebruikt of ervoor opteren hun bijkomende kosten in een keer of volgens hun ritme naar keuze af te schrijven.
BEDRAGEN GROTE VENNOOTSCHAP
KMO
VOL TARIEF
VERLAAGD TARIEF
, %
, %
tot EUR
, %
tot EUR
, %
tot EUR
SCHIJVEN
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
Fiscaliteit ZES CUMULATIEVE CRITERIA Zoals u in de tabel kunt vaststellen moet een vennootschap aan niet minder dan zes voorwaarden voldoen om het verlaagd tarief te kunnen genieten. Naast hun groot aantal, hebben deze voorwaarden betrekking op tal van aspecten uit het leven van een vennootschap, zoals de aard van het aandeelhouderschap, de hoogte van de uitgekeerde dividenden, de bezoldiging van de bedrijfsleider en uiteraard het belastbaar inkomen van de vennootschap. Maar wat de waarnemer, en zeker de professional, het snelst opvalt, zijn de problemen die dit noodzakelijk samengaan van dergelijke uiteenlopende gegevens, zoals het dividendbeleid of de vraag of het om een financiële vennootschap of een dochteronderneming gaat, in de loop van de tijd heeft doen rijzen, problemen die alleen maar talrijker zijn geworden. En dat voornamelijk om twee redenen: •
Vooreerst omdat de verplichting om ten laste van het resultaat van het belastbaar tijdperk (in alle vennootschappen behalve door de Nationale Raad voor de Coöperatie erkende coöperatieve vennootschappen) een bezoldiging (in de zin van artikel WIB , dus uitsluitend uit hoofde van het mandaat van bedrijfsleider) toe te kennen die gelijk is aan of meer bedraagt dan het belastbaar inkomen van de vennootschap, wanneer deze bezoldiging geen EUR bedraagt, door de wet van januari (B.S. van januari ) aanzienlijk werd verstrakt. Terloops wordt opgemerkt dat deze verplichting in feite in strijd is met de autofinancieringsidee achter de vrijgestelde investeringsreserve. Weliswaar werd deze verhoging van de «-miljoenregel» over vier jaar gespreid : EUR voor aanslagjaar , EUR
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
FISCALE KMO: DE ZES VOORWAARDEN (ART. 125 LID 1, 2 EN 3 WIB 1992) . Maximum belastbare winst: EUR. . Actief van de balans: aandelenbezit waarvan de waarde niet meer bedraagt dan de helft van het eigen vermogen (financiële vennootschap). . Passief van de balans: de aandelen die het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen zijn voor meer dan de helft in het bezit van één of meer natuurlijke personen (Com.IB, nr. / tot ). . Dividendbeleid : de uitkering mag niet meer bedragen dan % van het gestort kapitaal bij het begin van het belastbaar tijdperk (Com.IB nr. / tot ). . Bezoldigingen : ten minste EUR (of een bedrag gelijk aan het belastbaar inkomen indien dit minder bedraagt dan EUR) ten laste van het resultaat van het belastbaar tijdperk toegekend aan een bedrijfsleider (Com.IB nr. / tot ). . Banden: geen deel uitmaken van een groep waartoe een coördinatiecentrum behoort in de zin van KB nr. van december betreffende de oprichting van coördinatiecentra.
voor aanslagjaar tot EUR voor aanslagjaar om vanaf aanslagjaar uiteindelijk EUR te bereiken. De wet laat niet na te vermelden dat elke wijziging vanaf september aangebracht aan de datum van afsluiting van de jaarrekening, fiscaal geen uitwerking heeft. Een verhoging met % die tot nadenken stemt – wanneer men de ratio legis, het gebrek aan indexering beschouwt – maar die, volgens een studie van Unizo, tot gevolg zal hebben dat binnen vijf jaar een KMO’s uit het verlaagd tarief zullen worden gesloten. En waarvan de toepassing – alsof het nog niet genoeg is – een aantal valstrikken inhoudt. Om onaangename verrassingen te voorkomen, moet men immers steeds voor ogen houden de bezoldigingen van de elkaar opvolgende bedrijfsleiders niet op te tellen noch op te
nemen in de berekening van de bezoldigingen van de loontrekkers die daarnaast een nietbezoldigd mandaat van bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar of analoge functies in dezelfde vennootschap uitoefenen, noch bij de bezoldigingen betaald aan een vennootschap en, zeker niet, bij de bezoldigingen die desgevallend door de bedrijfsleider aan zijn echtgenoot worden toegekend. Moeten we er nog aan herinneren dat dezelfde voorzichtigheidsregel ook geldt bij de toepassing van de %-regel. Hier mogen, bijvoorbeeld, desgevallend, de tot dividenden geherkwalificeerde interesten niet worden vergeten. De berekening daarvan is trouwens niet makkelijk, omdat twee grenzen in aanmerking moeten worden genomen en daarbij komt nog dat de Administratie soms een nogal ruime interpretatie aan het begrip toegestane voor-
Fiscaliteit schotten geeft (zie art. , ° WIB ). •
Vervolgens, en voornamelijk kunnen we zeggen, omdat de fiscus in deze aangelegenheid een alles-of-niets-politiek volgt. Stel dat u, bijvoorbeeld naar aanleiding van een fiscale controle, één criterium te kort komt. Dan zal de hele KMO-constructie instorten (verlies van het verlaagd tarief, verlies van het belastingkrediet, verlies van de mogelijkheid om een investeringsreserve aan te leggen, toepassing van de vermeerdering wegens niet of ontoereikende voorafbetaling tijdens de drie eerste activiteitsjaren van de vennootschap). De enkele overschrijding van de limiet van EUR of de niet-naleving van de limiet van EUR, zij het met één cent, brengen, door het gebrek aan getrapte regels, voor de betrokken KMO’s een compleet onevenredige verzwaring van de belastingdruk teweeg.
Dat wekt weinig verwondering. Commentatoren en professionals putten uit deze dwingende voorwaarden al jaren argumenten om de ongepastheid van deze criteria aan te tonen. Een standpunt dat onlangs werd bijgevallen door de Raad van State. In het advies over de hervormingswet inzake de vennootschapsbelasting, waarin te lezen staat : «Het is evident dat het absolute bedrag van de belastbare winst in de loop van een welbepaald boekjaar niets van doen heeft met de vraag of het om een KMO gaat : er zijn belangrijke vennootschappen waarvan meer dan 50 % van de aandelen in handen zijn van natuurlijke personen en die soms een boekjaar afsluiten met verlies of die in de loop van een welbepaald boekjaar een belastbare winst verwezenlijken die niet meer bedraagt dan 322 500 EUR. Hoewel de doelgroep van de gunstmaatregelen de KMO is, behoort men zich niet te baseren op de belastbare
winst van een boekjaar maar op andere criteria, die zouden kunnen steunen op de definitie van de kleine vennootschappen die blijkt uit artikel 15 van het Wetboek van vennootschappen. De toepassing van een gunstregeling koppelen aan het bedrag van het belastbare inkomen van een boekjaar zou overigens aanleiding geven tot praktische problemen in de gevallen waarbij de aangegeven belastinggrondslag verhoogd zou worden naar aanleiding van een controle : dat zou bijvoorbeeld de herziening tot gevolg kunnen hebben van de eerste afschrijvingsannuïteit» (Advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State, Parl.St., nr. //, p. ).
zonder dat haar economische toestand intrinsiek wordt gewijzigd. Op het eerste gezicht hebben ze hun slag thuisgehaald, want het Arbitragehof waarbij het beroep tot vernietiging werd ingediend, heeft zich bij deze uitstekende argumentatie aangesloten. Uit hun onderzoek van het verzoekschrift concludeerden de magistraten van het Koningsplein vooreerst dat, ook al is het gerechtvaardigd dat de wetgever voor de KMO's in een afwijkend stelsel voorziet, onder meer
Dat de regering besloten heeft duidelijk de kaart
EEN GELUK BIJ EEN ONGELUK… Verscheidene belastingplichtigen, KMO’s actief in de boekhoudsector die tot dezelfde vaststelling kwamen en deze redenering onderschreven, hebben bij het Arbitragehof een beroep tot vernietiging ingesteld tegen artikel van de wet van december die deze spreiding van de afschrijvingen, beoogd bij artikel , § WIB , had ingevoerd. Deze KMO’s voeren aan dat «de aangevochten maatregel tot gevolg heeft dat, zonder verantwoording, verschillen in behandeling in het leven worden geroepen tussen vennootschappen, los van hun grootte, en dat vennootschappen die niet aan het begrip KMO beantwoorden, bevoordeeld worden terwijl echte KMO’s benadeeld worden, om de reden dat zij al dan niet het verlaagde tarief van de vennootschapsbelasting genieten. Zij leiden eruit af dat de maatregel geen verband houdt met het doel van de wetgever.» Met andere woorden, dat de toepassing van het onderscheid voornamelijk afhankelijk is van het fiscaal resultaat, zodat een vennootschap achtereenvolgens tot de ene en tot de andere categorie kan behoren,
te trekken van de fiscale harmonisatie van het begrip KMO zal niemand betreuren ! (…) Het wordt tijd om een einde te stellen aan de draconische voorwaarden die vroeger werden gesteld om het verlaagd tarief te bekomen.
omdat hun mogelijkheden tot autofinanciering veel beperkter zijn, de belastbare winst niet pertinent is om na te gaan of het een vennootschap met de kenmerken van een KMO betreft. Volgens het Hof is het dus gerechtvaardigd dat de wetgever in een afwijkend stelsel voorziet
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
Fiscaliteit op grond van de doelstellingen die hij nastreeft. Maar dat neemt niet weg dat het criterium waarop de verschillende behandeling berust, objectief en pertinent moet zijn ten opzichte van het onderwerp van de betrokken maatregel en het doel dat ermee wordt nagestreefd. Want, zoals de Raad van State reeds opmerkte, is het absolute bedrag van de belastbare winst in de loop van een welbepaald boekjaar niet pertinent om na te gaan of het een vennootschap met de kenmerken van een KMO betreft, omdat er belangrijke vennootschappen zijn die in de loop van een welbepaald boekjaar een belastbare winst verwezenlijken die niet meer bedraagt dan het grensbedrag dat is vastgelegd bij artikel van het WIB . Er zijn overigens KMO's die soms een belastbare winst behalen die meer bedraagt dan dat grensbedrag zonder dat zij daarom niet meer beantwoorden aan de kenmerken van een KMO. Tenslotte kunnen sommige KMO's, hoewel zij een belastbare winst hebben verwezenlijkt die minder bedraagt dan dat grensbedrag, het verlaagde tarief niet genieten omdat zij niet voldoen aan de andere voorwaarden van artikel WIB . Het Arbitragehof valt de overwegingen van de Raad van State zodus bij en beslist dat het gekozen criterium niet pertinent is en dat artikel van de wet van december niet in overeenstemming is met de artikelen en van de Grondwet. Maar hoewel het principe verworven was, waren de eisers nog niet aan het einde van hun verbazing. Verre van: het Hof trok uit deze feitelijke situatie een veeleer onverwachte consequentie. In de plaats van het fiscaal criterium aan de hand waarvan het onderscheid wordt gemaakt of een vennootschap al dan niet aan de nieuwe regel onderworpen is, zijnde in aanmerking komen voor het verlaagd tarief van de vennootschapsbelasting, volledig af te schaffen,
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
heeft het Hof de maatregel slechts vernietigd voor zover de afschrijvingsbeperking enkel van toepassing is op vennootschappen die niet in aanmerking komen voor het verlaagd tarief van de vennootschapsbelasting. Praktisch resultaat: de «prorata temporis»-aanrekening van de eerste afschrijvingsannuïteit tijdens het boekjaar waarin de vaste activa zijn verkregen of tot stand gebracht en de verplichting om de bij de aankoopprijs komende kosten af te schrijven op dezelfde wijze en tegen hetzelfde ritme als de hoofdsom van de investeringsof aanschaffingswaarde van de desbetreffende vaste activa, zijn nu
België, dat zich weliswaar als een aantrekkelijk land voor de ondernemingen voordoet, is op fiscaal gebied een land vol tegenstellingen.
van toepassing op alle vennootschappen, met inbegrip van de KMO’s, en zulks met betrekking tot vaste activa die verkregen of tot stand gebracht zijn vanaf aanslagjaar . De enige nuance is dat het Hof, met het oog op de rechtszekerheid, beslist heeft de betwiste bepalingen voor aanslagjaar te handhaven. Gelukkig heeft de regering, daarbij waarschijnlijk aangespoord door de heersende verkiezingskoorts, zeer snel gereageerd. Op april meldde een persmededeling (Aanpassing afschrijvingsregels
inzake vennootschapsbelasting) dat de Ministerraad beslist had om het voorheen bestaande gunstregime inzake afschrijvingen voor kleine ondernemingen opnieuw in te voeren. Zulks met ingang van het aanslagjaar en voor kleine ondernemingen in de zin van artikel , § van het Wetboek van vennootschappen, een criterium dat rechtstreeks afkomstig is van de vierde richtlijn. Bedoeld worden die vennootschappen die een verkorte jaarrekening kunnen opstellen, met name de vennootschappen met rechtspersoonlijkheid die voor het laatste afgesloten boekjaar niet meer dan één van de volgende criteria overschrijden: • • •
jaargemiddelde van het personeelsbestand : ; jaaromzet, exclusief BTW : EUR; balanstotaal : EUR,
tenzij het jaargemiddelde van het personeelsbestand meer dan bedraagt. Zodoende koos de regering voor een oplossing die genade vindt in de ogen van de Raad van State en van talrijke specialisten. Verlies niet uit het oog dat de kwantitatieve criteria die opgenomen zijn in de Europese definitie van het begrip KMO, door de richtlijn van mei betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen (PB, nr. L/) werden gewijzigd en het voorwerp uitmaken van een aanbeveling van de Europese Commissie van mei (PB, nr. L/ van mei ). De wijzigingen die aan artikel , § van het Wetboek van vennootschappen moeten worden aangebracht, maar nog niet in ons nationaal recht zijn geïntegreerd, kunnen als volgt worden samengevat : minder dan werknemers, jaaromzet exclusief BTW maximum EUR en balanstotaal minder dan EUR.
Fiscaliteit EEN EERSTE STAP IN DE GOEDE RICHTING Dat de regering besloten heeft duidelijk de kaart te trekken van de fiscale harmonisatie van het begrip KMO zal niemand betreuren. Dat het de criteria van economische aard, zoals vermeld in artikel van het Wetboek van vennootschappen, zijn, die reeds gelden in de wet op de werknemersparticipatie, draagt nog bij tot deze globaal positieve vaststelling. Niemand zal betwisten dat het tijd werd om een einde te stellen aan de draconische voorwaarden die vroeger werden gesteld om het verlaagd tarief te bekomen, en niet in het minst omdat de meeste dienden om het fiscaal statuut van de eenpersoonsvennootschappen minder aantrekkelijk te maken door hun lot te verbinden aan economische omstandigheden van onzekere aard. Hoe immers, kan men zich op januari ervan vergewissen dat de geregelde bezoldiging die men zichzelf moet toekennen, gelijk is aan % van de winst die pas na december zal gekend zijn ? In dit stadium van het betoog moeten we goed voor ogen houden dat het Arbitragehof, zoals in het dispositief van het arrest vermeld, enkel en alleen de woorden: «ten name van de vennootschappen waarvoor het tarief van de belasting voor het aanslagjaar verbonden aan het belastbare tijdperk waarin het immaterieel of materieel vast actief werd aangeschaft of tot stand gebracht, niet wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 215, tweede lid» van de tekst van artikel , § WIB heeft vernietigd, zodat de nieuwe afschrijvingsregels vanaf aanslagjaar op alle vennootschappen van toepassing zijn. En door de KMO’s te definiëren onder verwijzing naar de criteria van artikel van het Wetboek van vennootschappen, heeft de Ministerraad, een beetje pover toch, slechts de koers bijgesteld met betrekking tot deze nieuwe afschrijvingsregels.
Gelet op de gebruikte bewoordingen is het duidelijk dat het Arbitragehof, gesteld dat het zich op dezelfde basis over een prejudiciële vraag zou moeten buigen inzake de investeringsreserve (art. quater WIB ) of de vrijstelling van belastingvermeerdering voor de drie eerste boekjaren (art. WIB ), er veel kans toe bestaat dat het, op basis van bepalingen die duidelijk in dezelfde vorm zijn gegoten, tot een zelfde standpunt komt. Nu reeds maatregelen nemen om aan de betrokken wetsartikelen de gepaste verbeteringen aan te brengen, is niet meer dan anticiperen op een probleem dat zich onvermijdelijk snel zal voordoen. Laat ons hopen dat, wanneer deze tekst ter perse gaat, de regering zal gezorgd hebben voor een bevredigend antwoord op deze kwestie die ons momenteel bezig houdt. Wordt ons niet geleerd dat regeren – en daar gaat het wel degelijk om – op de allereerste plaats voorzien en dus anticiperen is. Daaraan voorbijgaan is inmiddels de verwarring vergroten en de onaangename idee aanwakkeren dat België, dat zich weliswaar als een aantrekkelijk land voor de ondernemingen voordoet, op fiscaal gebied een land vol tegenstellingen is, omdat de speciaal voor de KMO’s ingevoerde fiscale stimuli al snel met toepassingsvoorwaarden gepaard gaan die ze praktisch onuitvoerbaar maken. Denk bijvoorbeeld aan de investeringsreserve, geregeld door het inmiddels beruchte artikel quater . De regering was immers verplicht de handen uit de mouwen te steken om de maatregel van een minimale aantrekkelijkheid voor de ondernemingen te voorzien.
onlangs werden uitgezonden door de invoering van een nieuwe methode voor de berekening van het voordeel van alle aard uit het privégebruik van een firmawagen , de stapsgewijze verhoging van het aftrekbaar beroepsmatig gedeelte van de restaurantkosten , en zelfs de verlaging van de BTW op restaurantkosten, blijkt de invoering van een duidelijke, homogene en praktische definitie van het begrip KMO, die geïnspireerd is op de werkelijkheid van het terrein, vandaag een opportuniteit, ja zelfs een dwingende noodzaak. Toch voor iemand die zijn project, helemaal terecht, niet op los zand wil bouwen.
Noten
Het spreekt voor zich dat het moeilijk evenwicht dat het groeiproces van een ondernemingsproject vereist, nood heeft aan krachtige signalen en positieve tussenkomsten om het te vrijwaren, als men misstappen wil vermijden. Net als de bemoedigende signalen die
In de OESO-landen vertegenwoordigen ze % van de ondernemingen en creëren ze grotendeels de nieuwe werkgelegenheid. Nationaal realiseren de zelfstandigen en de KMO’s een activiteit die bijna miljoen mensen tewerkstelt, bijna de helft van de Belgische actieve bevolking. Sinds april (B.S. van mei , K.B. van mei ) beschikt België over een rechtsvorm die, zoals de BEVAK, de belegger toelaat zijn geld te beleggen in handelsvennootschappen, met inbegrip van KMO’s. Nog andere pistes worden onderzocht in de werkgroep «KMO», onder leiding van dhr. Eric André, waaraan wij actief deelnemen. Als voorbeeld van de ontwerpen die ter tafel liggen, vermelden we de analyse van het belastingstelsel van de kredietverzekering, de invoering van een «Tante Agatha»systeem, de oprichting van private Privaks, de bevordering van het collectief bezoldigd ondernemerschap, gekenmerkt door een betekenisvolle deelneming van de werknemers in het beleidsproces en in de verdeling van het kapitaal van de vennoot-
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
Fiscaliteit
schap, de ontwikkeling van talentbanken en de intensivering van de communicatie van de kredietverstrekkers in de richting van de KMO’s. In de werkgroep verdedigen we de rol die onze leden, de natuurlijke verbinding met de ondernemingen, daarbij kunnen spelen alsook het primordiaal belang van de opstelling van een geloofwaardig en volledig financieel plan met het oog op het verkrijgen van krediet op de verschillende keerpunten in het leven van een onderneming. Zie in dat verband het interessante document «Financiering van de KMO’s, een tekst om over na te denken» dat u kunt downloaden op onze website (zie de rubriek «Nieuws», mei ). Lees in dat verband de eerste circulaire die de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen daaraan heeft gewijd (circulaire nr. FMI/- van maart ) en die u on line kunt downloaden via de website van de CBFA: http://www.cbfa.be/nl/gv/info/c irc/pdf/fmi__.pdf Artikel van het Wetboek van vennootschappen is hier logischerwijs van toepassing zodat de rechtbank, op verzoek van iedere belanghebbende of van het openbaar ministerie, de gerechtelijke ontbinding kan uitspreken van een vennootschap die drie opeenvolgende jaren haar jaarrekening niet heeft neergelegd. En artikel van het Strafwetboek, zoals ingevoerd door de wet van mei , maakt geen enkel onderscheid tussen vennootschappen. Een rechtspersoon is immers
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
strafrechtelijk verantwoordelijk voor misdrijven die hetzij een intrinsiek verband hebben met de verwezenlijking van zijn doel of de waarneming van zijn belangen, of die, naar blijkt uit de concrete omstandigheden, voor zijn rekening zijn gepleegd. Het verslag is volledig beschikbaar op de website www.kafka.be. De door de ondernemingen uitgebrachte kritiek betreft voornamelijk de moeilijkheden in verband met de oprichting van een onderneming (de ter beschikking staande hulp meer bepaald) en met de aanwerving van personeel. Om onze leden bewust te maken van het belang van corporate governance in de KMO’s en om hun in de dagelijkse praktijk een werkinstrument te bieden, heeft het Instituut, in nauwe samenwerking met de Federatie van de Notarissen en Unizo de brochure «Corporate governance in de KMO» gepubliceerd Deze publicatie stelt als conclusie zes aanbevelingen over corporate governance voor. De enquête «PME wallonnes: usages TIC, » kan op het internet worden geraadpleegd via de website (http://www.awt.be/web/dem). Voor de andere vennootschappen wordt de eerste afschrijvingsannuïteit ten aanzien van tijdens het boekjaar verkregen of tot stand gebrachte vaste activa slechts als beroepskosten aangemerkt in verhouding tot het gedeelte van het boekjaar waarin de vaste activa zijn verkregen of tot stand gebracht (art. , § , ° WIB ). Het
verplicht fiscaal prorata wordt, ongeacht de toegepaste afschrijvingsmethode, per dag berekend over de periode gaande van de datum van verkrijging tot de laatste dag van het boekjaar. De bij de aankoop komende kosten worden fiscaal slechts als aftrekbare beroepskosten aanvaard, als ze op dezelfde wijze als de hoofdsom van de aanschaffings- of beleggingswaarde van de desbetreffende activa worden afgeschreven (art. , § , ° WIB ). Zie circulaire nr. Ci.RH./. (AOIF /) van februari en IAB-Info nr. /. Wet van mei tot wijziging van artikel van het Wetboek van de inkomstenbelastingen op het vlak van de restaurantkosten (B.S. van mei , p. ). Het beroepsmatig gedeelte van de restaurantkosten wordt vanaf januari , %. Het wordt vervolgens op een bij koninklijk besluit vast te stellen datum op % gebracht. Zoals vermeld in een door de AOIF op dezelfde datum in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd bericht zijn de nieuwe regels ook van toepassing op buitenlandse restaurantkosten, op restaurantkosten begrepen in hotelrekeningen en in de bedrijfsrefters voor bedrijfsleiders en/of zakenrelaties. Ze gelden voor alle categorieën van belastingplichtigen (werknemers, bedrijfsleiders, werkend vennoten, vrije beroepen, zelfstandigen, ondernemers, enz.) die de aftrek van hun werkelijke beroepskosten inclusief restaurantkosten vragen.
Beroep
Beroep
Algemene vergadering IAB 17 april 2004
het corporate governance gebeuren, is er Uittredend voorzitter Johan DE LEENHEER openvoor de accountant en Het bureau was de op april , om u, de achttiende de belastingconsulent samengesteld uit algemene vergadering van het Instituut. Om en een belangrijke taak de heren Johan DE weggelegd. De uittreLEENHEER, voorzitter, bij de leden en verschillende vooraanstaandend voorzitter benaGuy STEVENS, onderde figuren uit de economische en gerechtelijke drukt dat deze voorzitter, André BERT, wereld woonden het event bij, dat dit jaar secretaris-penningberoepsbeoefenaars meester, en mevrouw plaatsvond in het Tentoonstellingspark van immers als eerste Micheline CLAES, adviseurs van onderBrussel, Auditorium . secretaris, bijgestaan nemingen het best Een verslag. door de heer Eric geplaatst zijn om STEGHERS, algemeen ondernemingen te directeur. wijzen op hun corporate governance verA ANWIJZI NG VAN DE STEM plichtingen. Deze vaststelling heeft van beroep en tussen het mandaat OPN EMERS EN VERDUI DELIJKI NG het IAB ertoe aangezet om, in van raadslid en het mandaat van VAN H ET VERLOOP VAN DE commissaris. samenwerking met de Koninklijke VERSCH I LLEN DE VERKI EZI NGEN Federatie van Belgische Notarissen en UNIZO, een brochure uit te Na de verwelkoming van de aanweV ERKI EZI NG VAN DE VOORZITTER brengen die nadere toelichting verzige leden, vraagt de uittredend schaft bij de verplichtingen die de voorzitter, de heer DE LEENHEER, De heer DE LEENHEER kondigt verzogenaamde corporate governance om over te gaan tot de aanwijzing volgens aan dat hij wenst over te wet heeft ingevoerd. Ze tracht de van minstens vier stemopnemers gaan tot de verkiezing van de vooraccountant en de belastingconsu(twee Nederlandstaligen en twee zitter overeenkomstig artikel 8 en lent te sensibiliseren voor de corpoFranstaligen), zoals bepaald door 10,1° van de wet van 22 april 1999 rate governance problematiek. artikel 21, § 3 van het K.B. van 2 betreffende de boekhoudkundige maart 1989 tot vaststelling van het Dat de corporate governance en fiscale beroepen en overeenhuishoudelijk reglement. De heer gedachte nog bijzonder actueel is, komstig artikel 21, § 1 van het K.B. DE LEENHEER vestigt vervolgens de blijkt ook uit de veelheid van corpovan 2 maart 1989 tot vaststelling aandacht van de leden van de algerate governance codes die momenvan het huishoudelijk reglement. mene vergadering op het verloop teel voorhanden zijn en uit de talvan de verkiezingen: er worden vijf rijke werkgroepen die op dit vlak stemronden georganiseerd. actief zijn. De heer DE LEENHEER T OESPRA AK VAN DE UITTREDEN D verduidelijkt dat hoewel veel van VOORZITTER , J OHAN DE Hij verduidelijkt dat de vijf opeendeze codes en werkgroepen zich LEENHEER: VERSLAG VAN DE volgende stemronden worden georvooral focussen op beursgenoteerde ACTIVITEITEN ( SAMENVATTI NG ) ganiseerd omdat er een onverenigondernemingen, het toch benadrukt baarheid bestaat tussen het moet worden dat de hier geformuDe heer DE LEENHEER besteedt veel mandaat van raadslid en het leerde principes vaak ook kunnen aandacht aan de corporate goverlidmaatschap van de commissie worden getransponeerd naar KMO’s. nance gedachte. In het kader van
H ET
BUREAU
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
Beroep Van Europese zijde kwam de Europese Commissie tot de bevinding dat het niet opportuun zou zijn een Europese corporate governance code uit te werken. Een dergelijke code zou veel verschillende opties moeten toestaan of zich tot abstracte beginselen moeten beperken en zou dus niet bijdragen tot de verbetering van corporate governance in de Europese Unie. Toch beschouwt Europa het als haar opdracht om actief deel te nemen aan het corporate governance debat, onder meer via de oprichting van een Europees corporate governance forum. De Europese Commissie kondigde aan op korte termijn een richtlijn uit te werken die beursgenoteerde ondernemingen ertoe aanzet een betere informatie te verschaffen over corporate governance. Ze zal bovendien via een aanbeveling bijzondere aandacht besteden aan het invoeren van minimumnormen ter bepaling van de onafhankelijkheidsvereiste, evenals aan het aantal mandaten dat tegelijkertijd mag worden uitgeoefend door onafhankelijke bestuurders. De heer DE LEENHEER voegt eraan toe dat een behoorlijke financiële rapportering en transparantie integrerend deel uitmaken van dit corporate governance gebeuren. In dit verband merkt hij op dat de Europese Commissie op 29 september 2003 alle bestaande IAS-standaarden, met uitzondering van IAS 32 en 39, heeft goedgekeurd. Hij herinnert er tevens aan dat alle beursgenoteerde ondernemingen voor elk boekjaar dat begint op of na 1 januari 2005 hun geconsolideerde jaarrekening zullen moeten opstellen overeenkomstig IAS/IFRS. De heer DE LEENHEER benadrukt vervolgens dat nieuwe titelbeschermingen of nieuwe instituten niet bijdragen tot de noodzakelijke transparantie in de sector van de economische beroepen, doch het tegenovergestelde effect sorteren. Bovendien zouden ze absoluut geen enkele toegevoegde waarde bieden
U herkent op deze foto o.a. de heer Faljaoui, de heer Hatry, mevrouw Spiritus-Dassesse, Minister Moerman, de heer Krockaert, mevrouw De Leenheer, de heer Servais, de heer Peeters, de heer Cats, de heer Swolfs, de heer Paquet, de heer Kilesse en de heer De Roeck.
op het vlak van kwaliteit en deontologie en dit noch naar de economische en gerechtelijke wereld, noch naar het maatschappelijk bestel toe, aangezien deze disciplines reeds bij (andere) wetgeving (op de accountants) zijn geregeld. De heer DE LEENHEER begint zijn overzicht van de belangrijkste acties van het Instituut in 2003 met de vermelding van de tweede gezamenlijke raadsvergadering van het IBR en het IAB. Deze werd georganiseerd in het licht van het toenaderingsproces tussen de twee Instituten en vond plaats op 2 juni 2003. De vergadering stond hoofdzakelijk in het teken van corporate governance en de invloed die hiervan uitgaat op de economische beroepsbeoefenaars. Het accent lag meer bepaald op de stand van zaken besproken in het kader van de Belgische corporate governance wetgeving en haar uitvoeringsbesluit met betrekking tot de onafhankelijkheid van de commissaris. Eveneens werd een bijzondere en kritische aandacht besteed aan het tijdens de vorige legislatuur inge-
diende ontwerp van kaderwet op de titelbescherming van erkende dienstverlenende intellectuele beroepen. Het ontwerp werd tijdens de vorige legislatuur door de Senaat overgezonden naar de Kamer en voorziet in de invoering van een certificatiesysteem en –procedure waardoor een aantal beroepsgroepen, zoals bijvoorbeeld de interieurarchitecten, de landschapsarchitecten, de stedenbouwkundigen, enz., binnen het kader van eenzelfde wet eventueel een titelbescherming zouden kunnen bekomen. De gemeenschappelijke raad heeft benadrukt dat een dergelijk wettelijk initiatief risico’s inhoudt voor het specifiek karakter van de economische beroepen. Net zoals vorig jaar verliep deze tweede raadsvergadering in een opvallend constructieve en vriendschappelijke sfeer. Een andere belangrijke stap in de verdere toenadering tussen de twee Instituten is de installatie van de werkgroep rond het ‘eerste gemeenschappelijke stagejaar IBR – IAB’. De heer DE LEENHEER benadrukt dat de werkzaamheden van deze werk-
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
Beroep groep moeten leiden tot de voorbereiding van een ontwerp van koninklijk besluit met betrekking tot het eerste gemeenschappelijke stagejaar dat aan de respectievelijke raden en vervolgens aan de bevoegde ministers zal worden voorgelegd. De uittredend voorzitter overloopt vervolgens de seminaries die werden georganiseerd door het Instituut en bedankt alle specialisten die er hun medewerking aan verleenden: De studienamiddag van 14 november 2003 over de nieuwe opdracht voor de accountant die werd ingevoerd door de Wet van 4 september 2002 tot wijziging van de Faillissementswet van 8 augustus 1997, het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van vennootschappen. De studienamiddag omtrent de complementaire benadering van gemeenschappelijke onderwerpen die samenhangen met de beroepen van accountant, belastingconsulent en bedrijfsjurist. Dit seminarie vond plaats op 17 december 2003, in samenwerking met het Instituut voor de bedrijfsjuristen. Betreffende de toegang tot het beroep, brengt de heer DE LEENHEER de inspanningen die de stagecommissie en de stagedienst in 2002 reeds leverden in het kader van het toelatingsexamen in herinnering. In de loop van het voorbije jaar werden de contacten met de overheid geïntensifieerd om ervoor te zorgen dat het nieuwe koninklijk besluit met betrekking tot de stage er zo snel mogelijk zou komen. Op 6 juni 2003 verscheen het langverwachte koninklijk besluit betreffende het toelatingsexamen, de stage en het bekwaamheidsexamen van accountant en/of belastingconsulent in het Belgisch Staatsblad. Een belangrijke nieuwigheid in het K.B. is de verplichting om twee keer
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
per jaar een toelatingsexamen te organiseren. Niet-geslaagde kandidaten hebben zo de mogelijkheid om binnen een betrekkelijk korte termijn van zes maanden opnieuw aan het toelatingsexamen deel te nemen. Tijdens de informatiesessie voor de nieuwe kandidaten op 11 oktober 2003 werd, overeenkomstig artikel 47 van het K.B. van 8 april 2003, een comité van stagiairs verkozen. Dit comité is actief vanaf 1 januari 2004. Het mandaat van de vertegenwoordigers duurt één jaar en is tweemaal hernieuwbaar. Aan het einde van het eerste jaar zal het comité zijn verslag aan de stagecommissie voorleggen. De heer DE LEENHEER overloopt vervolgens de nieuwe opdrachten die in 2003 werden toegekend: De Wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen geeft aan stagiairs en leden van het Instituut een opdracht inzake begeleiding van startende ondernemingen. Meer bepaald worden stagiairs door deze wet belast met de opstelling, ten kosteloze titel en onder toezicht van hun stagemeester, van een financieel plan voor de ondernemers in het kader van hun eerste vestiging. Bovendien vereist de wet dat de externe leden van het Instituut gratis een eerstelijnsadvies zouden verstrekken aan ondernemingen die er in de loop van hun eerste activiteitenjaar om verzoeken. De Wet van 4 september 2002 tot wijziging van de Faillissementswet van 8 augustus 1997, het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van vennootschappen, heeft een opdracht voorbehouden aan de accountant. Meer bepaald voorziet het derde lid van artikel 54 van de Faillissementswet voortaan in de mogelijkheid voor de curator om, ingeval de activa toereikend zijn om de kosten
hiervan te dragen, een beroep te doen op een accountant met het oog op de opmaak van de balans waartoe de curator overeenkomstig dezelfde bepaling gehouden is. De heer DE LEENHEER verwijst eveneens naar de samenwerking die in 2003 tot stand gekomen is tussen het Instituut en het Belgische Rode Kruis. Deze laatste ontsnapt niet aan de corporate governance beweging die zich gedurende de laatste jaren heeft ingezet. Het Belgische Rode Kruis heeft er alle belang bij een maximale transparantie na te streven met betrekking tot haar inkomsten, investeringen en winsten. Vanuit deze vaststelling besloot de raad van het Instituut in 2003 zijn medewerking te verlenen aan het Rode Kruis, door meer bepaald de plaatselijke Rode Kruis-afdelingen te ondersteunen op het vlak van financiële rapportering. Concreet werd daarbij, in gemeenschappelijk overleg, per Belgische provincie één (of meerdere) accountant(s) aangeduid die fungeert (fungeren) als permanent regionaal aanspreekpunt voor de Rode Kruismedewerkers. Om een goed verloop van deze samenwerking te garanderen en om het hoofd te kunnen bieden aan eventuele technische en organisatorische problemen, werd een permanente commissie opgericht bestaande uit de heren Guy STEVENS, André BERT en Eric STEGHERS. Vervolgens buigt de spreker zich over het nieuwe artikel 129bis van het Wetboek van vennootschappen. Dit artikel geeft aan de Minister van Economische Zaken of aan zijn gemachtigde de bevoegdheid om een administratieve geldboete op te leggen aan vennootschappen die de verplichting tot neerlegging van de jaarrekening, geconsolideerde jaarrekening of de stukken die er samen mee moeten worden neergelegd niet zijn nagekomen binnen zeven maanden na de afsluitingsdatum van het boekjaar waarop
Beroep deze stukken betrekking hebben. De raad betreurt dat de maatregel éénzijdig en zonder enig overleg met de accountancysector werd doorgevoerd. De raad acht de administratieve geldboete waarvoor werd geopteerd te hoog en bijgevolg niet in overeenstemming met het beoogde doel, dat er vooral in zou moeten bestaan de ondernemingen te sensibiliseren voor de problematiek van de laattijdige neerlegging. Het IAB heeft er dan ook steeds voor gepleit om bij de toepassing van het betreffende artikel rekening te houden met de omstandigheden die eigen zijn aan het bedrijfsleven in het algemeen en de relatie tussen de onderneming en de accountant in het bijzonder. Met het oog op het uitwerken van een gezamenlijke oplossing die de betrokken belangen zou kunnen verzoenen, stond het Instituut permanent in contact met de bevoegde instanties. Alhoewel er nog geen definitieve
beslissing terzake was genomen door de Minister van Economische Zaken, Fientje Moerman, heeft het Instituut zijn leden toch aangeraden om, in het kader van de neerlegging van de jaarrekeningen per 2002, een preventieve maatregel te nemen. Deze bestond erin dat de leden van het IAB die vaststelden dat zij bepaalde jaarrekeningen niet tijdig neergelegd hadden of niet tijdig zouden kunnen neerleggen, een verzoek richtten tot de Minister van Economische Zaken om de beslissing inzake het opleggen van de geldboete voor de betreffende jaarrekeningen gedurende een bepaalde en beperkte termijn op te schorten. Dit verzoek diende een voorstel van termijn te bevatten binnen dewelke de betreffende jaarrekeningen wel neergelegd zouden worden, alsook de redenen van de laattijdigheid aan te geven. Vele leden van het Instituut hebben gevolg gegeven aan de aanbeveling van het Instituut en hebben een verzoek gericht aan de Minister van Economische Zaken
V. l.n.r. : de heer Erwin Vercammen, ondervoorzitter en de heer Gérard Delvaux, voorzitter.
om de geldboete wegens laattijdigheid van de neerlegging van de jaarrekening uit te stellen. Ongetwijfeld mede dankzij de inspanningen van het Instituut ter zake, hebben deze leden de toelating gekregen om de jaarrekeningen, de geconsolideerde jaarrekeningen en de bijbehorende documenten op 30 september 2003 neer te leggen bij de Nationale Bank van België. De heer DE LEENHEER staat vervolgens even stil bij de Werkgroep Boekhouding van Vzw’s. In 2003 werden de koninklijke besluiten met betrekking tot de boekhoudkundige verplichtingen die gelden voor vzw’s gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Aangezien deze K.B.’s heel wat nieuwe boekhoudkundige verplichtingen in het leven roepen voor vzw’s, ivzw’s en stichtingen, heeft de Federale Overheidsdienst Justitie gevraagd aan de Instituten van de economische beroepsbeoefenaars, de Commissie voor Boekhoudkundige Normen en de Nationale Bank van België, om een brochure samen te stellen die de nieuwe verplichtingen op een heldere en illustratieve manier weergeeft. Dit verzoek werd positief onthaald en de werkgroep heeft momenteel haar werkzaamheden beëindigd. De brochures kunnen geraadpleegd worden op de websites van de Federale Overheidsdienst Justitie, van de Instituten van de economische beroepsbeoefenaars, van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen en van de Nationale Bank van België. De uittredend voorzitter eindigt zijn overzicht van de belangrijkste acties van het Instituut met de werkzaamheden van de Koning Boudewijnstichting. Zij concentreren zich rond vier pijlers, nl. Sociale Rechtvaardigheid, Burgersamenleving, Governance en Fondsen, en Eigentijdse Filantropie.
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
Beroep
Het programma ‘Burgersamenleving’ strekt er onder meer toe het verenigingsleven verder te professionaliseren en op die manier meer slagkracht te geven. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is het financieel beheer van deze verenigingen. In dit verband stelde de Koning Boudewijnstichting vast dat in de praktijk heel wat vzw’s een degelijk financieel beheer ontberen. Teneinde aan vzw’s een grotere knowhow te verschaffen inzake financieel beheer, werd contact opgenomen met de Instituten van de economische beroepsbeoefenaars met het oog op hun eventuele medewerking. In samenspraak met de Instituten werd beslist om een brochure uit te brengen met betrekking tot het financieel beheer van vzw’s. Deze brochure werd in het voorjaar 2004 gefinaliseerd en rondgestuurd aan de bestuurders van kleine, grote en zeer grote vzw’s. Tot besluit bedankt de heer DE LEENHEER al de personen die actief zijn in de erkenningscommissies en in het bijzonder mevrouw Anne SPIRITUS-DASSESSE, voorzitter van de Erkenningscommissie Belastingconsulenten; de leden die in de verschillende commissies zetelen, zowel nationaal als internationaal; de heer Guy STEVENS, ondervoorzitter, de raad en het uitvoerend comité, de Past Presidents Roger VANDELANOTTE en Raymond KROCKAERT, de medewerkers van het Instituut onder leiding van de heer Eric STEGHERS, mevrouw Isabelle HAMERLINCK en mevrouw Valérie DEVOLDERE. Hij feliciteert ook de stagiairs en wenst hen veel succes, en heet alle nieuwe confraters welkom in het Instituut.
dat de algemene vergadering van de leden, de heer Gérard DELVAUX tot voorzitter van het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten verkozen heeft.
V ERKI EZI NG VAN DE ON DERVOORZITTER De heer DE LEENHEER kondigt vervolgens aan dat hij wenst over te gaan tot de verkiezing van de ondervoorzitter overeenkomstig artikel en , ° van de wet van april betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen en overeenkomstig artikel , § van het K.B. van maart tot vaststelling van het huishoudelijk reglement. Hij herinnert eraan dat dit artikel bepaalt dat de voorzitter of de ondervoorzitter de hoedanigheid van belastingconsulent moet hebben, en gegeven dat de heer DELVAUX, verkozen tot voorzitter, geen belastingconsulent is, moeten de leden van de algemene vergadering hun stem uitbrengen op een kandidaat die wel de hoedanigheid van belastingconsulent heeft. De heer Luc VAN DEN BOSSCHE, kandidaat voor het ondervoorzitterschap, accountant en geen belastingconsulent, betwist deze interpretatie. De gerechtsdeurwaarder registreert de tussenkomst van de heer VAN DEN BOSSCHE. Aangezien het huishoudelijk reglement voorschrijft dat voorzitter en ondervoorzitter tot een andere taalrol moeten behoren, kan slechts een geldige stem worden uitgebracht door een kandidaat ondervoorzitter aan te kruisen uit de Nederlandstalige rol.
T OESPRA AK
VAN DE UITTREDEN D ON DERVOORZITTER
R ESULTATEN VAN DE VERKI EZI NG VAN DE VOORZITTER
De uittredend ondervoorzitter, de heer Guy STEVENS, neemt vervolgens het woord om verslag uit te brengen over de stage gedurende het jaar .
De heer DE LEENHEER kondigt aan
De heer STEVENS begint met te
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
benadrukken dat de stagecommissie, voorgezeten door de heer Jos VAN WEMMEL, een jaar met tal van gebeurtenissen heeft gekend waaronder de publicatie van twee wetteksten gespreid over hetzelfde jaar. Eén hiervan was het nieuwe koninklijk besluit met betrekking tot de stage en de examens. Na de opsomming van de activiteiten van de stagecommissie, houdt de spreker eraan te signaleren dat dat nieuwe koninklijk besluit de bevoegdheden van de stagecommissie versterkt heeft. Hij wijst er bovendien op dat de stagecommissie en de stagedienst het hoofd hebben moeten bieden aan een grote tijdsdruk om het examen in oktober te kunnen organiseren maar, dat desalniettemin meer dan kandidaten een inschrijvingsdossier hebben ingediend. De stagedienst voerde de administratieve controle uit. Vervolgens heeft de stagecommissie de aanvragen voor vrijstellingen van de kandidaten onderzocht en heeft ze een examenreglement opgesteld dat ter goedkeuring werd voorgelegd aan de twee nieuwe bevoegde ministers. Bovendien wijst de heer STEVENS erop dat een examencommissie werd aangewezen die belast is met de opstelling en de verbetering van de examenvragen. De uittredend ondervoorzitter voegt er nog aan toe dat het toelatingsexamen, voor zowel kandidaataccountants als kandidaatbelastingconsulenten, plaatsvond op en oktober , en dat een inzagerecht werd voorzien voor de kandidaten die de resultaten van hun examen willen bekijken. Hij somt de examenresultaten op waaruit blijkt dat % van de kandidaat-accountants en % van de kandidaat-belastingconsulenten geslaagd zijn. De heer STEVENS vestigt de aandacht op twee andere nieuwigheden: langs de ene kant, de verkie-
Beroep zing van het comité van stagiairs en langs de andere kant, de verplichting om twee keer per jaar een toelatingsexamen te organiseren. Wat betreft de organisatie van het schriftelijke gedeelte van het bekwaamheidsexamen, dat plaatsvond op november en waaraan kandidaten hebben deelgenomen, benadrukte de heer Stevens dat de kandidaten, in functie van de resultaten, uitgenodigd werden tijdens het eerste trimester van het jaar om deel te nemen aan het mondelinge gedeelte van het examen voor de verschillende examencommissies. Hij geeft eveneens een opsomming van de manier waarop de stagecommissie het beheer van meer dan stagiairs voor haar rekening neemt.
F I NANCI EEL
VERSLAG
De heer André BERT, secretaris-penningmeester, brengt verslag uit
over de financiële toestand van het Instituut – het huidige boekjaar vertoont een batig saldo van , EUR – en bespreekt de financiële staten die aan de leden werden bezorgd.
ciële toestand en het vermogen van het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten, en dat de boekhouding de wettelijke boekhoudkundige regels naleeft, zoals ze in België worden toegepast.
V ERSLAG
V OORSTELLI NG VAN DE BEGROTI NG 2004
VAN DE COMMISSARISSEN
De heer Hugo DOOMS, commissaris, brengt, zowel in eigen naam als in naam van de heer Thierry BECKO, verslag uit over de rekeningen van het afgelopen jaar. Als conclusie van hun verslag van commissaris, een mandaat dat beiden in alle vrijheid en onafhankelijkheid hebben kunnen uitoefenen in een geest van samenwerking met de raad en met de diensten van het Instituut, kunnen de commissarissen bevestigen dat de jaarrekening, die op december een batig saldo vertoonde van , EUR en een maatschappelijk vermogen van , EUR, exact is en een getrouw beeld geeft van de finan-
CATEGORIEËN
De heer André BERT, secretaris-penningmeester, stelt vervolgens de begroting voor. Het bedrag van de ledenbijdrage blijft ongewijzigd t.o.v. vorig jaar, tenzij wat betreft de verplichte bijdrage aan de Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI), die nu EUR bedraagt. De leden van de algemene vergadering keuren unaniem de jaarrekening van en de begroting goed. De meerderheid van de leden van de algemene vergadering, met uitzondering van een lid in het bezit van twee volmachten, verleent
BIJDRAGEN
1) Natuurlijke personen - interne leden
297,47
Een vermindering van % wordt toegekend aan : a) nieuwe interne leden erkend in , , , na een stage van jaar te hebben doorlopen
148,74
b) gepensioneerde interne leden
148,74
2) Natuurlijke personen - externe leden (inclusief verplichte bijdrage CFI, Cel voor Financiële Informatieverwerking: 13,00 EUR)
459,21
Een vermindering van % wordt toegekend aan : a) nieuwe externe leden erkend in , , , na een stage van jaar te hebben doorlopen (inclusief verplichte bijdrage CFI, Cel voor Financiële Informatieverwerking: 13,00 EUR)
236,10
b) gepensioneerde externe leden (inclusief verplichte bijdrage CFI, Cel voor Financiële Informatieverwerking: 13,00 EUR)
236,10
3) Professionele vennootschappen a) éénpersoonsvennootschappen
178,48
b) andere
446,21
4) Stagiairs (administratiekosten)
74,37
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
Beroep kwijting aan de leden van de raad en aan de penningmeester.
R ESULTATEN VAN DE VERKI EZI NG VAN DE ON DERVOORZIT TER De heer DE LEENHEER kondigt aan dat de algemene vergadering van de leden de heer Erwin VERCAMMEN, accountant en belastingconsulent, verkozen heeft tot ondervoorzitter van het Instituut van de Accountants en de BelastingV.l.n.r. : uittredend voorzitter, de heer Johan De consulenten. voorzitter, de heer Gérard Delvaux. Vervolgens kondigt hij aan over te gaan tot de verkiezing van de leden van de Raad overeenkomstig gewaakt. De heer KROCKAERT drukt artikel en , ° van de wet van ook de dankbaarheid van het april betreffende de boekInstituut uit aan Mevrouw houdkundige en fiscale beroepen DE LEENHEER. In zijn huldebetoon en overeenkomstig artikel , § dankt hij ook mevrouw Isabelle van het K.B. van maart tot HAMERLINCK, die gedurende vele vaststelling van het huishoudelijk jaren de functie van administratief reglement. directeur heeft uitgeoefend.
H ULDEBETOON VAN DE H EER R AYMON D KROCKAERT, PAST P RESI DENT, A AN DE H EER J OHAN DE LEENHEER, UITTREDEN D VOORZITTER
De heer Raymond Krockaert, Past President van het IAB, neemt het woord om een aangrijpend huldebetoon te brengen aan de heer DE LEENHEER voor het werk dat hij de zes voorbije jaren geleverd heeft. Hij eert de intelligentie, de moed en de vastberadenheid van de uittredend voorzitter, die erin geslaagd is talrijke contacten aan te knopen met de economische en politieke wereld en over het succes van de activiteiten van het Instituut heeft
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
De heer KROCKAERT overhandigt aan de heer DE LEENHEER een speciale, rijkelijk geïllustreerde editie van Trends/Tendance, die het Liber Amicorum vormt, gewijd aan de heer DE LEENHEER, en die getuigt van de erkentelijkheid van het Beroep.
R ESULTATEN
VAN DE VERKI EZI NG VAN DE RA ADSLEDEN
De heer DE LEENHEER deelt de namen van de verkozen kandidaten mee. Voor het mandaat van Nederlandstalig raadslid werden verkozen:
Leenheer en verkozen
Mevrouw Christiana BAERT VREVEN, accountant; De heer André BERT, accountant en belastingconsulent; De heer Jos DE BLAY, accountant en belastingconsulent; De heer Ivo DIERICKX, accountant; De heer Jos VAN WEMMEL, accountant; Mevrouw Daniëlle VAN ZEGBROECK, accountant en belastingconsulent.
Voor het mandaat van Franstalig raadslid werden verkozen: Mevrouw Micheline CLAES, accountant en belastingconsulent; Mevrouw Christine CLOQUET, accountant en belastingconsulent; De heer Michel DUMONT, accountant en belastingconsulent; De heer Patrick JAILLOT, accountant en belastingconsulent;
Beroep De heer Benoît VANDERSTICHELEN, accountant en belastingconsulent; De heer Paul VAN DIEVOET, accountant en belastingconsulent.
V ERKI EZI NG
VAN DE EFFECTI EVE LEDEN VAN DE COMMISSI E VAN BEROEP (N EDERLAN DSTALIGE EN F RANSTALIGE KAMER )
De heer DE LEENHEER kondigt vervolgens aan over te gaan tot de verkiezing van de effectieve leden van de commissie van beroep overeenkomstig artikel , § van de wet van april betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten en overeenkomstig artikel , § van het K.B. van maart tot vaststelling van het huishoudelijk reglement.
R ESULTATEN VAN DE VERKI EZI NG VAN DE EFFECTIEVE LEDEN VAN DE COMMISSI E VAN BEROEP Nederlandstalige kamer Tot effectieve leden van de Nederlandstalige kamer van de commissie van beroep werden verkozen: de heer Lucien CEULEMANS, accountant en belastingconsulent, en de heer André VINDEVOGEL, accountant en belastingconsulent. Franstalige kamer Tot effectieve leden van de Franstalige kamer van de commissie van beroep werden verkozen: de heer Vincent DELVAUX, accountant en belastingconsulent, en mevrouw Colette MORIAU, accountant en belastingconsulent.
kiezing van de plaatsvervangende leden van de commissie van beroep overeenkomstig artikel , § van de wet van april betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten en tot de verkiezing van de Nederlandstalige en Franstalige commissarissen overeenkomstig artikel van de wet van april betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen en overeenkomstig artikel , § van het K.B. van maart tot vaststelling van het huishoudelijk reglement.
R ESULTATEN VAN DE VERKI EZI NG VAN DE PLA ATSVERVANGEN DE LEDEN VAN DE COMMISSI E VAN BEROEP (N EDERLAN DSTALIGE EN F RANSTALIGE KAMER ) Tot plaatsvervangende leden van de Nederlandstalige kamer van de commissie van beroep werden verkozen: de heren Johan DE COSTER, accountant, Walter IEMANTS, accountant en belastingconsulent, en Jean STROOBANT, accountant en belastingconsulent. Mevrouw Denise VERANNEMAN, accountant en belastingconsulent (enige kandidaat) werd verkozen tot plaatsvervangend lid van de Franstalige kamer van de commissie van beroep.
R ESULTATEN VAN DE VERKI EZI NG VAN DE N I EUWE N EDERLAN DSTALIGE EN F RANSTALIGE COMMISSARISSEN
V ERKI EZI NG
VAN DE PLA ATSVER VANGEN DE LEDEN VAN DE COMMIS SI E VAN BEROEP (N EDERLAN DS TALIGE EN F RANSTALIGE KAMER ) EN VAN DE COMMISSARISSEN
Voor het mandaat van Nederlandstalig effectief commissaris werd verkozen: de heer Emile VANKEERBERGHEN, accountant en belastingconsulent. Voor het mandaat van Franstalig effectief commissaris werd verkozen: de heer Christian RONSSE, accountant en belastingconsulent.
De heer DE LEENHEER kondigt vervolgens aan over te gaan tot de ver-
Mevrouw Denise VERANNEMAN (enige kandidaat) werd verkozen tot
Franstalig plaatsvervangend commissaris.
K ORTE SAMENVATTI NG VAN DE GENOMEN BESLISSI NGEN De algemene vergadering heeft unaniem de volgende beslissingen genomen: Aanstelling van de nieuwe voorzitter; Aanstelling van de nieuwe ondervoorzitter; Aanstelling van de raadsleden (zes Nederlandstaligen – zes Franstaligen); Aanstelling van de effectieve en plaatsvervangende leden van de commissie van beroep – Nederlandstalige kamer; Aanstelling van de effectieve en plaatsvervangende leden van de commissie van beroep – Franstalige kamer; Aanstelling van de nieuwe Nederlandstalige en Franstalige commissarissen; Goedkeuring van de rekeningen van het afgelopen boekjaar; Goedkeuring van de begroting ; het bedrag van de ledenbijdrage bleef ongewijzigd (met dien verstande dat de verplichte bijdrage aan de CFI voortaan , EUR bedraagt). De algemene vergadering heeft volgende beslissing met meerderheid genomen: Kwijting van de leden van de raad, de penningmeester en de commissarissen. De zitting werd om u gesloten en werd gevolgd door een receptie waarop alle deelnemers waren uitgenodigd. ¶
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
Beroep
Het belang van corporate governance voor de KMO Academische zitting, 17 april 2004 Toespraak uittredend voorzitter Johan DE LEENHEER
Traditiegetrouw nodigde de uittredend voorzitter Johan DE LEENHEER de aanwezigen op het academisch gedeelte van de algemene ledenvergadering uit om samen met hem even stil te staan bij enkele belangrijke maatschappelijke tendenGeachte confraters, Beste stagiairs, Ik ben erg verheugd u opnieuw talrijk te kunnen ontmoeten op deze algemene vergadering. Traditiegetrouw wil ik graag samen met u hierna enkele belangrijke maatschappelijke tendensen nader analyseren. Ongetwijfeld staan arbeid, kapitaal en, in voorkomend geval, grondstoffen nog steeds centraal in het hedendaagse ondernemerschap. Deze productiefactoren zijn immers de voornaamste determinanten voor een bloeiende ondernemingsactiviteit. Toch moet hier sedert de de eeuw nog een belangrijke dimensie aan worden toegevoegd. Omstreeks de de eeuw werd immers de mogelijkheid geschapen om aan het ondernemingsgebeuren deel te nemen door gebruik te maken van de rechtspersoonstechniek.
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
Kapitaalkrachtige ondernemers kunnen er zich toe beperken een bepaald kapitaal in te brengen in een vennootschap, die dan als drager van rechten en plichten zou ‘existeren’ in het handelsverkeer. Aangezien de rechtspersoon alsdusdanig niet kan optreden in het rechtsverkeer, moet hiertoe beroep worden gedaan op fysieke personen die deze laatste vertegenwoordigen. Deze bevoegdheid wordt toegekend aan een bestuursorgaan dat in naam en voor rekening van de rechtspersoon beslissingen neemt en rechtshandelingen stelt. Het spreekt voor zich dat deze nieuwsoortige techniek een scheiding teweeg bracht tussen enerzijds het aandeelhouderschap en anderzijds de controle – met name het bestuur – over de onderneming. De eigenaars of aandeelhouders van de rechtspersoon werden bovendien niet altijd betrokken bij het bestuur van deze onderneming. Het normale pendant hiervan is dan ook dat vanuit het aandeelhouderschap de verwachting ontstaat dat de bestuurders en het management hun investeringen zouden koesteren en hen nauwgezet zouden rapporteren over de financiële resultaten van hun ondernemingsactiviteiten. Deze wisselwerking tussen de aandeelhouders en de raad van bestuur vormt dan ook de basis voor de corporate governance problematiek die de laatste jaren steeds dominanter aanwezig is.
Vandaag de dag wordt de corporate governance vereiste door velen in de mond genomen als een noodzaak – een conditio sine qua non – voor een bloeiende ondernemingsactiviteit. Corporate governance staat voor het ontdekken van structuren en processen die er allen toe strekken een onderneming te besturen en te controleren en die voortvloeien uit de wisselwerking tussen de eigenaars, de raad van bestuur en het management. Dat hierbij niet alleen rekening moet worden gehouden met de belangen van de aandeelhouders, maar ook met deze van andere ‘stakeholders’ – nl. schuldeisers, leveranciers, werknemers, enz. – moet niet nader worden toegelicht. Deze vaststelling heeft het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten ertoe aangezet om, in samenwerking met de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat en de Unie van zelfstandige ondernemers, een brochure uit te brengen die nadere toelichting verschaft bij de verplichtingen die de Wet van augustus , de zogenaamde corporate governance wet, heeft ingevoerd. Niet alleen wordt in deze brochure stilgestaan bij het belang van corporate governance voor de KMO; ook worden een aantal aanbevelingen geformuleerd die een behoorlijk bestuur in de hand kunnen werken. Maar bovenal strekt deze brochure ertoe de accountant en de belasting-
Beroep consulent te sensibileren voor de corporate governance problematiek. Het hoeft immers geen betoog dat inzake het corporate governance gebeuren een belangrijke taak is weggelegd voor deze beroepsbeoefenaars. Binnen het KMO-landschap treden zij op als eerste adviseurs van ondernemingen en staan zij derhalve heel dicht bij het bestuur en vaak ook bij de aandeelhouders van deze economische entiteiten. Het moet dan ook worden benadrukt dat zij, naast hun taak als boekhoudkundig, fiscaal en juridisch raadgever, het best geplaatst zijn om deze ondernemingen te wijzen op het belang van corporate governance en de implementatie ervan binnen de geëigende bedrijfscultuur. Men kan immers niet voorbijgaan aan het feit dat ook KMO’s behoefte hebben aan ‘vertrouwen’ vanwege alle bij de onderneming betrokken partijen. Dit niet alleen met het oog op een mogelijke groei of ontwikkeling, maar ook met het oog op het loutere voortbestaan van de onderneming. Uiteraard zullen de corporate governance verplichtingen zich op verschillende manieren vertalen naargelang de aard of de omvang van de onderneming. Grote en vooral beursgenoteerde ondernemingen zullen vaak op zoek gaan naar systemen die ertoe strekken investeerders en het beleggerspubliek opnieuw vertrouwen in te boezemen. Het verstrekken van voldoende en degelijke informatie aan de aandeelhouders en derden, evenals de rol van onafhankelijke bestuurders en audit-, benoemingsen vergoedingscomités staan hier centraal. KMO’s zullen daarentegen ijveren voor technieken die hun werking en verdere ontwikkeling kunnen bevorderen. Ook hier zal de rol van de onafhankelijke bestuurder toonaangevend zijn. Familiebedrijven tenslotte worden vaak geteisterd door de opvolgingsproblematiek en de eventuele onze-
kerheid die hiermee gepaard gaat, evenals door de impact van de familie op het ondernemingsgebeuren. Eventueel kan een familiecharter op dit vlak een oplossing bieden. Hoewel elke van deze types van ondernemingen eigen accenten heeft, zijn de basisprincipes in al deze entiteiten dezelfde, nl. het streven naar transparantie en naar het perfecte evenwicht tussen de belangen van alle bij de onderneming betrokken actoren. Dat de corporate governance gedachte ondanks de vele al dan niet wetgevende initiatieven nog bijzonder actueel is, blijkt uit de veelheid van corporate governance codes die momenteel voorhanden zijn, en de talrijke werkgroepen die momenteel op dit vlak actief zijn. Er kan hierbij worden verwezen naar de recent opgerichte Commissie ‘Corporate Governance’, die tot opdracht heeft onder voorzitterschap van Graaf Maurice Lippens tegen eind een referentiecode inzake deugdelijk ondernemingsbestuur uit te werken. Hoewel veel van deze codes en werkgroepen zich vooral focussen op beursgenoteerde ondernemingen, moet toch worden benadrukt dat de hier geformuleerde principes vaak ook kunnen worden getransponeerd op KMO’s. Van Europese zijde kwam de Europese Commissie tot de bevinding dat het niet opportuun zou zijn een Europese corporate governance code uit te werken. De grootste verschillen tussen de lidstaten betreffen immers het vennootschapsrecht en de effectenregelgeving, en niet de corporate governance codes die, aldus het onderzoek van de Europese Commissie, een grote mate van overeenstemming vertonen. Bovendien wordt het bestaan van verschillende codes in de Europese Unie over het algemeen door emittenten niet als een probleem ervaren, aangezien veel emittenten voornamelijk actief zijn op de binnenlandse markt. Zijn ze
toch actief op verschillende markten, dan worden ze met vergelijkbare codes geconfronteerd. Een Europese corporate governance code zou tenslotte niet bijdragen tot de verbetering van corporate governance in de Europese Unie, omdat een dergelijke code veel verschillende opties zou moeten toestaan of zich tot abstracte beginselen zou moeten beperken. Toch beschouwt Europa het als haar opdracht om actief deel te nemen aan het corporate governance debat door een aantal specifieke regels en beginselen op Europees niveau vast te leggen, en door de verschillende corporate governance codes tot op zekere hoogte te coördineren om te komen tot een grotere convergentie en de uitwisseling van de beste praktijk te bevorderen. Dit laatste via de oprichting van een Europees corporate governance forum, dat zal opereren onder het voorzitterschap van de Europese Commissie. Zo kondigde de Europese Commissie aan op korte termijn een richtlijn uit te werken die beursgenoteerde ondernemingen ertoe verplicht een betere informatieverstrekking te verschaffen over corporate governance. Dit door bij hun jaarverslagen en jaarrekeningen een coherente en beschrijvende verklaring te voegen van hun corporate governance structuur en hun corporate governance praktijken. Een maatregel die overigens ook niet-beursgenoteerde ondernemingen kan inspireren, aangezien zij in aanzienlijke mate zal bijdragen tot een bewustwordingsproces in hoofde van het bestuur. Het is maar door op te sommen wat men doet, dat men zich realiseert wat men niet doet. Zeker voor KMO’s kan een dergelijke maatregel bevorderend werken. Eveneens mag de rol van de onafhankelijke bestuurder niet uit het corporate governance debat worden geweerd. Hoewel de Belgische corporate governance wet
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
Beroep ingeval van belangenconflicten voor beursgenoteerde ondernemingen voorziet in de verplichte benoeming van onafhankelijke bestuurders, moet op dit vlak nadere verfijning worden aangebracht. Meer bepaald zal de Europese Commissie op korte termijn via een aanbeveling bijzondere aandacht besteden aan het invoeren van minimumnormen ter bepaling van de onafhankelijkheidsvereiste, evenals aan het aantal mandaten dat tegelijkertijd mag worden uitgeoefend door onafhankelijke bestuurders. Hoewel dit initiatief zich ook hier beperkt tot beursgenoteerde ondernemingen, moet erop worden gewezen dat de aanstelling van één of meerdere onafhankelijke bestuurders zeer bevorderlijk kan werken in KMO’s of familiebedrijven, waar het bestuur vaak in handen wordt gelegd van de aandeelhouders of familieleden, zonder dat hierbij wordt nagegaan of deze over de nodige bekwaamheid, ervaring en deskundigheid beschikken. Een andere belangrijke ambitie van de Europese Commissie – die overigens ook in België reeds het voorwerp heeft uitgemaakt van een aantal wetgevende initiatieven – is het voornemen om via een aanbeveling op korte termijn aan beursgenoteerde ondernemingen de verplichting op te leggen informatie te verstrekken in de jaarrekening over het beloningsbeleid van bestuurders en getailleerde informatie te verstrekken over de salarissen van individuele bestuurders. Hieraan zal de verplichting worden gekoppeld om het toekennen van aandelen- en aandelenoptieplannen aan bestuurders voorafgaandelijk ter goedkeuring voor te leggen aan de algemene vergadering. Ook deze verplichting kan belangrijk zijn voor niet-beursgenoteerde ondernemingen. Naarmate deze zich verder ontwikkelen zal de behoefte aan externe financiering immers toenemen. Toekomstige investeerders zullen maar al te
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
graag geïnformeerd zijn over het beloningsbeleid van de bestuurders. ❖ Vergeten we bij dit alles niet dat een behoorlijke financiële rapportering en transparantie integrerend deel uitmaken van het corporate governance gebeuren. In dit verband kan worden vermeld dat de Europese Commissie op september alle bestaande IAS-standaarden, met uitzondering van IAS en , heeft goedgekeurd. Ik hoef er u in dit verband wellicht niet aan te herinneren dat alle beursgenoteerde ondernemingen voor elk boekjaar dat begint op of na januari hun geconsolideerde jaarrekening zullen moeten opstellen overeenkomstig IAS/IFRS. Toch zou ik willen stellen dat zelfs de meest vernuftige en betrouwbare boekhoudregels of standaarden niet opgewassen zijn tegen stoutmoedige gedragingen, erop gericht om een vertekend beeld af te leveren van de financiële toestand van ondernemingen. Welk wetgevend kader ook zou worden ontwikkeld, boekhouden en financiële rapportering impliceren in de eerste plaats een houding: een houding van de economische beroepsbeoefenaars, maar ook van het management van de ondernemingen die tot een dergelijke verslaggeving zijn gehouden. Het is van primordiaal belang dat deze partijen zich ten volle bewust zijn van het vertrouwen – niet alleen maatschappelijk, maar ook economisch – dat uitgaat en moet uitgaan van een degelijke en betrouwbare financiële rapportering. Het Instituut beschouwt het dan ook als één van zijn belangrijkste opdrachten om een dergelijke attitude aan te moedigen onder de leden. ❖ Zoals ik reeds hoger heb vermeld, is er voor de accountant en de belastingconsulent een belangrijke taak weggelegd in het kader van het corporate governance gebeuren. Deze beroepsbeoefenaars zijn
immers als eerste adviseurs van ondernemingen het best geplaatst om ondernemingen te wijzen op hun corporate governance verplichtingen. Bovendien worden deze beroepsbeoefenaars omgeven door strenge wettelijke vereisten inzake bekwaamheid, vorming en deontologie, zodat zij de nodige waarborgen kunnen leveren met het oog op een kwalitatieve dienstverlening. Het Instituut acht het dan ook absoluut onwenselijk dat bepaalde zogenaamd nieuwe beroepsbeoefenaars uit de ‘economische sector’ – weze het nu consultants, interne auditoren of forensische auditoren – een specifieke titelbescherming zouden kunnen bekomen, terwijl deze reeds voldoende waarborgen genieten op grond van hun hoedanigheid van accountant. De titel van ‘accountant’ (intern of extern) is immers voldoende ruim om alle maatschappelijke garanties inzake vorming en deontologie te verstrekken. Bovendien staan de disciplines inzake interne audit en fraudeonderzoek ingeschreven in artikel van de Wet van april en worden ook de stagiairs in deze disciplines gevormd. Een specifieke titelbescherming zou er bovendien toe kunnen leiden dat de beroepsbeoefenaar bij het uitvoeren van één en dezelfde opdracht aan twee (verschillende) deontologieën is onderworpen, hetgeen allerminst bijdraagt tot het efficiënt uitoefenen van zijn opdracht. Het IAB beklemtoont dan ook dat nieuwe titelbeschermingen of nieuwe instituten niet bijdragen tot de noodzakelijke transparantie in de sector van de economische beroepen, doch het tegenovergestelde effect sorteren. Bovendien zouden ze absoluut geen enkele toegevoegde waarde bieden op het vlak van kwaliteit en deontologie en dit noch naar de economische en gerechtelijke wereld, noch naar het maatschappelijk bestel toe, aangezien deze disciplines reeds bij (andere) wetgeving (op de accountants) zijn geregeld. ¶
Beroep
De accountant en de belastingconsulent morgen Academische zitting, 17 april 2004 Presentatie van de resultaten van de enquête door de heer Johan DE LEENHEER, uittredend voorzitter IAB De doelstelling van het onderzoek was om een bevraging uit te voeren bij zelfstandige ondernemers en KMO’s om een antwoord te vinden op volgende onderzoeksvragen:
Ondernemers. Voor het marktonderzoek werd beroep gedaan op het onderzoeksbureau INRA. Er werd een stuurgroep opgericht bestaande uit vertegenwoordigers van alle betrokkenen. Hierbij werden een aantal ondernemers uitgenodigd die optraden als klankbordgroep om feedback te geven over het onderzoeksopzet en de vragenlijsten.
Uittredend voorzitter Johan DE LEENHEER geeft toelichting bij het onderzoek dat op initiatief van het Instituut werd uitgevoerd onder de ondernemers met betrekking tot de rol van de accountant en de belastingconsulent. De deelnemers ontvingen een exemplaar van de resultaten van het onderzoek.
➦ In verband met het dienstenpakket: - In welke mate wordt er gebruik gemaakt van externe ondersteuning voor boekhouding en belastingadvies? - Voor welke specifieke diensten doen klanten beroep op externe ondersteuning? ➦ Inzake tevredenheid: - Is men tevreden over de geleverde diensten? - Wordt aan de verwachtingen voldaan? - Stemmen de verwachtingen overeen met de ideeën van het instituut? ➦ In verband met perceptie/ imago: - Wat is de perceptie van de KMO’s over accountants en belastingconsulenten? - Wat is het imago van de beroepen? - Stemt dit overeen met het gewenste beeld?
➦ Inzake behoeften: - Wat zijn de behoeften van de KMO’s m.b.t. boekhouding en belastingen? - Beantwoordt het dienstenpakket aan deze behoeften? - Welke voorwaarden moeten vervuld zijn opdat ondernemingen gebruik maken van de diensten? De onderliggende bedoeling van het IAB is een verbeterde positionering en een duidelijke marktstrategie voor de leden uit te werken in de toekomst. Ook moet het onderzoek bijdragen tot een goed communicatiebeleid en een gerichte imagocampagne voor de IAB-leden. Het onderzoek werd uitgevoerd door IBM, in een partnerschap met de Federatie voor Vrije en Intellectuele Beroepen, FVIB, en Unizo, de Unie voor Zelfstandige
Voor het uitwerken van het onderzoeksopzet en de vragenlijst werd beroep gedaan op experten en (zoals reeds eerder aangegeven) op de inbreng van de ondernemers. De vragenlijst werd getest in een proefonderzoek en nadien aangepast op basis van de eerste resultaten. Het marktonderzoeksbureau werd gekozen na uitvoerig onderzoek van de offertes van drie onderzoeksbureaus. De voorbereiding van het marktonderzoek is gebeurd in nauwe samenwerking met alle betrokken partners. Zo waren vertegenwoordigers van zowel IAB, Unizo als IBM aanwezig bij de briefing van de onderzoekers, het bijwonen van de proefonderzoeken
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
Beroep en de tussentijdse controle van de onderzoekers tijdens het grootschalig onderzoek. Doelgroepen die bevraagd werden, zijn zelfstandige ondernemers en KMO’s. In totaal werden ondernemers bevraagd, Nederlandstalige en Franstalige. Deze werden onderverdeeld volgens het aantal werknemers.
De resultaten van het onderzoek werden onderverdeeld volgens een aantal dimensies:
Elk van de groepen bestond uit een voldoende aantal ( à ) personen om nadien conclusies te formuleren voor elk van de groepen. Uiteraard geeft dit een vertekend beeld, want er zijn bijvoorbeeld meer Nederlandstalige dan Franstalige ondernemingen en ook veel meer kleine dan grote ondernemingen. Daarom werden de resultaten nadien gewogen om representatief te zijn voor de totale populatie van ondernemingen.
ASPECTEN DIENSTVERLENING
Het onderzoek werd uitgevoerd in de periode van januari tot januari . De responsgraad was hoog ( %), hoger dan we verwacht hadden omdat dit toch een zeer gespecialiseerd onderzoek was met een uitgebreide vragenlijst. Op een totaal van weigeringen en geslaagde contacten, werden onderzoeksformulieren ingevuld. In het bijzonder hebben wij ons hierbij gericht tot de zaakvoerder, of (in tweede instantie) de financieel directeur. Het resultaat was positief, in , % van de gevallen werd de aangewezen persoon bereikt. In de conclusieve fase werden de resultaten geanalyseerd en geïnterpreteerd, in eerste instantie in een aantal workshops met de werkgroep en nadien in de stuurgroep, waar een aantal ondernemers de resultaten kritisch hebben bekeken en feedback hebben gegeven met betrekking tot een juiste interpretatie van de resultaten.
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
- Aspecten dienstverlening - Profilering - Behoeften - Tevredenheid - Perceptie/imago
Op de vraag «Doet u beroep op externe ondersteuning voor boekhouding en/of belastingsadvies» antwoordde % van de ondervraagden positief. Het merendeel ervan doet beroep op externe ondersteuning voor boekhouding én belastingen, een kleine minderheid enkel voor belastingen en een verwaarloosbare groep enkel voor boekhouding. Nederlandstalige ondernemingen doen in grotere mate beroep op externe ondersteuning dan Franstalige en jongere bedrijven meer dan oudere. Als we kijken naar de specifieke aspecten van dienstverlening, dan zien we dat er vooral beroep wordt gedaan op externe ondersteuning voor fiscale aangelegenheden ( %), gevolgd door gerechtelijke bemiddeling ( %), financiële analyses ( %) en begeleiding bij financiering (ook %). Hierbij moet worden opgemerkt dat de term «gerechtelijke bemiddeling» vermoedelijk door de respondenten zeer ruim geïnterpreteerd werd. Uit de resultaten blijkt dat % van de ondernemers beroep doet op een «full-service» (dus zowel routineals gespecialiseerde diensten), % enkel op gespecialiseerde diensten en % enkel op routinediensten. De routinediensten in deze analyse
hebben enkel betrekking op boekhouding (een analyse van de routine fiscale activiteiten levert immers weinig op vermits deze door het overgrote deel van de ondernemingen worden afgenomen). Er blijkt een verband te zijn tussen het dienstenpakket en de bedrijfsgrootte (in casu het aantal werknemers): hoe groter het aantal werknemers, hoe meer gespecialiseerde diensten er worden afgenomen en hoe minder routinediensten.
ANALYSE VAN DE PROFILERING De meest voorkomende redenen om een beroep te doen op accountant en/ of belastingconsulent zijn de vakkennis en specialisatie, het tijdsgebrek om het zelf te doen, en het feit dat de ondernemingen niet de kennis hebben om het zelf te doen.
ANALYSE VAN DE BEHOEFTEN Een essentieel gegeven dat uit het onderzoek naar voor is gekomen, is het feit dat ondernemers een beroep doen op accountants en/of belastingconsulenten voor gespecialiseerde diensten zoals begeleiding bij financiering, maar ook dat routine-activiteiten een belangrijk deel vormen van het dienstenpakket. % van de klanten van accountants en/of belastingconsulenten doen beroep op externe ondersteuning voor routinediensten voor fiscale aangelegenheden, % van de klanten doen beroep op externe ondersteuning voor routinediensten in de boekhoudsfeer.
Beroep ANALYSE VAN DE TEVREDENHEID Opvallend is ook de hoge graad van tevredenheid van de klanten van accountants en/of belastingconsulenten, met een score van . op voor algemene tevredenheid. De tevredenheid is nog hoger voor fiscale ondersteuning met een score van . op . Deze hoge tevredenheid vertaalt zich in een grote loyaliteit met een gemiddelde van jaar anciënniteit bij dezelfde accountant en/of belastingconsulent. Als voornaamste redenen van tevredenheid worden aangehaald de discretie en betrouwbaarheid, vakkennis en ervaring en goede reputatie van de beroepsbeoefenaars.
money» en de beschikbaarheid van accountants.
ANALYSE VAN DE PERCEPTIE/IMAGO De analyse van perceptie en imago leert ons dat de ondernemer een verschil in kennis en imago percipieert ten opzichte van boekhouders, zonder dat de ondernemer eigenlijk weet wat de specifieke kennis en competentie zijn van een accountant en/of belastingconsulent. Op klanten zijn er die denken te weten wat het verschil is met een boekhouder, van de overigen verklaart % dat er een verschil is, zonder te weten waarin dit verschil gelegen is, en % meent dat er geen verschil is.
Er werd eveneens een SWOT-analyse gemaakt, waarin werd onderzocht welke deelfacetten van de tevredenheid aan de basis liggen van de globale tevredenheid. Hiervoor werd een SWOT-analyse uitgevoerd (waar SWOT staat voor «Strenghts, Weaknesses, Opportunities and Threats», dus sterkten, zwakten, kansen en bedreigingen).
Samengevat komen volgende conclusies naar voor uit het onderzoek:
Het potentieel tot verbetering ligt vooral in het aspect «value for
2. Tevredenheid: De ondernemer is een tevreden klant van de
1. Dienstenpakket: De ondernemer doet beroep op accountants en/of belastingconsulenten voor gespecialiseerde diensten, maar ook routineactiviteiten blijven een belangrijk onderdeel van het dienstenpakket.
accountant en/of belastingconsulent. Die tevredenheid uit zich in de grote loyaliteit. 3. Perceptie/imago: De ondernemer ziet in de accountant en/of belastingconsulent een vertrouwenspersoon met gespecialiseerde kennis. De ondernemer percipieert duidelijk een verschil in kennis en competentie (in vergelijking met boekhouders), zonder exact te weten waarin dit verschil gelegen is. De ondernemer heeft een sterk vertrouwen in de accountant en/of belastingconsulent, zowel in de persoon zelf als in de vakkundigheid. 4. Opportuniteiten: Niet de uitbreiding van zijn markt, maar een verdieping/verbreding van zijn dienstenpakket zal de accountant en/of belastingconsulent in de toekomst verder profileren. De ondernemer verwacht meer van de accountant en/of belastingconsulent dan alleen maar boekhoudkundige of fiscale activiteiten. Op dat vlak lijkt dan ook de grote uitdaging gelegen te zijn voor de actieve accountant en/ of belastingconsulent naar de toekomst toe. ¶
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
Milieu
Milieu
De verpakkingsproblematiek: ook actueel voor accountants? Zowel op Europees als op nationaal vlak komen er steeds strengere normen voor de afvalbeperking. Zo werd op maart in het Belgisch Staatsblad het Samenwerkingsakkoord gepubliceerd, waardoor het beheer en de preventie van verpakkingsafval in ons land wordt geregeld. Bedoeling van het Samenwerkingsakkoord is dat ondernemingen minder verpakkingsafval veroorzaken, dat het verpakkingsmateriaal dat in omloop blijft milieuvriendelijker is en dat er meer herbruikbare verpakkingen op de markt komen. Deze nieuwe wetgeving heeft natuurlijk gevolgen voor de Belgische ondernemingen. Bedrijven die zelf verpakkingen gebruiken om daarmee hun producten op de Belgische markt te brengen of die verpakte producten invoeren, krijgen hierdoor namelijk een aantal verplichtingen opgelegd.
1. WETTELIJKE VERPLICHTINGEN OP VERPAKKINGSAFVAL Zo moet een «verpakkingsverantwoordelijke» in een jaarlijkse aangifte (Informatieplicht) naar de I.V.C. toe bewijzen dat een bepaald percentage van de verpakkingen waarvoor hij wettelijk verantwoordelijk wordt gesteld, effectief gerecycleerd is of nuttig toegepast wordt (Terugnameplicht). Deze percentages zijn officieel vastgelegd in het Samenwerkingsakkoord
en kunnen door de overheid herzien worden. Voor het aangiftejaar moet een verpakkingsverantwoordelijke % nuttige toepassing en % recyclage bewijzen. Bedrijven die op jaarbasis meer dan ton verpakkingsmateriaal gebruiken om hun producten te verpakken en op de Belgische markt te brengen, moeten bovendien om de drie jaar ook een preventieplan opmaken waarin zij concrete maatregelen voorstellen voor de vermindering van het aantal éénmalige verpakkingen binnen hun productie. Een bedrijf kan op twee manieren aan de wettelijke verplichtingen tegemoetkomen. Zo kan de onderneming rechtstreeks aangifte doen bij de I.V.C. door zelf actief op zoek te gaan naar bewijzen van recyclage en nuttige toepassing. Dit betekent natuurlijk dat het bedrijf zelf zijn verpakkingsafval moet registreren en kwantificeren, via zijn klanten moet achterhalen waar zijn verpakkingen zijn terechtgekomen, dat het zijn verpakkingsafval moet terughalen of laten recycleren, en er uiteindelijk moet voor
zorgen dat het de wettelijke percentages behaalt door zijn eigen cijfermateriaal met de cijfers van zijn gerecycleerd verpakkingsafval te vergelijken. En deze, mogen we toch wel zeggen, tijd- en geldrovend job moet hij elk jaar herhalen. Maar het kan ook anders …
2. VAL-I-PAC NEEMT DE VERPLICHTINGEN OP BEDRIJFSMATIG VERPAKKINGSAFVAL OVER Een bedrijf dat zich aansluit bij VAL-I-PAC hoeft niet zelf de bewijzen van recyclage en nuttige toepassing bij elkaar te sprokkelen. Via de samenwerking met afvalafhalers en -verwerkers bewijst VAL-IPAC in naam van al haar leden op macro-economische wijze de wettelijke percentages van recyclage en
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
Milieu nuttige toepassing. Dit wil zeggen dat elke VAL-I-PAC deelnemer hierdoor in orde is met zijn terugnameen informatieplicht. Bovendien is de kost van het VAL-I-PAC systeem zeer schappelijk. De officiële VAL-IPAC tarieven zijn beschikbaar op www.valipac.be. Maar VAL-I-PAC heeft hiervoor natuurlijk wel cijfermateriaal nodig. Een VAL-I-PAC deelnemer zal daarom elk jaar een aangifte doen van het aantal éénmalige en herbruikbare verpakkingen waarvoor hij verpakkingsverantwoordelijke is. VAL-I-PAC bezorgt haar leden hiervoor de nodige invulformulieren die zij ten laatste eind februari moeten terug sturen. Deze aangifte gaat vanzelfsprekend over de verpakkingen die het bedrijf het jaar ervoor op de markt bracht als verpakkingsverantwoordelijke.
3. DEFINITIEVE AANGIFTE BIJ VAL-I-PAC Heel vaak vertrouwen bedrijven de VAL-I-PAC aangifte toe aan een interne of zelfs externe accountant. Cijfermateriaal uit de boekhouding is immers vaak onontbeerlijk bij het voorbereiden van de jaarlijkse aangifte. Naargelang de situatie van het bedrijf zal de voorbereiding van die aangifte er anders uitzien. Het spreekt voor zich dat een bedrijf dat zelf verpakkingsmateriaal aankoopt voor het verpakken van haar producten, zich kan baseren op de aankoopfacturen van dit materiaal voor het bij elkaar tellen van het totale aantal verbruikte verpakkingen. Deze methode is dan weer totaal niet van toepassing voor een bedrijf dat verpakte producten importeert. Een bedrijf dat ingevoerde producten voor eigen gebruik ontpakt, zal zich misschien gemakkelijker kunnen baseren op
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
de inhoud van de container waarin ze het verpakkingsafval sorteren vooraleer het wordt afgehaald en verwerkt. Naargelang de verpakkingsverantwoordelijkheid van het bedrijf, zal dus een andere methode van toepassing zijn. VAL-I-PAC heeft hier handig op ingespeeld en heeft verscheidene van deze methodes op papier gezet. Deze «Methodiek voor het bepalen van de hoeveelheid bedrijfsmatige verpakkingen» is te verkrijgen bij VAL-I-PAC of te downloaden via de site (klik op «Info voor VAL-I-PAC leden»). In de jaarlijkse VAL-I-PAC aangifte moeten zowel éénmalige als herbruikbare verpakkingen worden aangegeven. Terwijl de hoeveelheid éénmalige verpakkingen in tonnage moet berekend worden, vraagt VALI-PAC om van de herbruikbare verpakkingen enkel het aantal door te geven dat nodig zou zijn om de hoeveelheid producten op de Belgische markt te brengen. Bedoeling is om op deze manier te kunnen berekenen hoeveel éénmalige verpakkingen nodig zouden zijn als er geen herbruikbare verpakkingen waren ingezet. De overheid hecht veel waarde aan de aan-
gifte van herbruikbare verpakkingen. Na preventie wordt hergebruik namelijk beschouwd als de tweede prioriteit van het Samenwerkingsakkoord. Het is daarom belangrijk dat bedrijven op een goeie manier uitmaken of hun verpakkingen al dan niet als herbruikbare verpakking beschouwd worden. Om misverstanden te voorkomen werd daarom een beslissingsboom opgemaakt die de verpakkingsverantwoordelijke kan gebruiken als leidraad bij het bepalen van een wel of niet herbruikbare verpakking. Zowel de technische aspecten (kwaliteit en veiligheid van het verpakkingsmateriaal) als het doel van de verpakking (hergebruik door de verpakkingsverantwoordelijke voor een identiek doel) staan hierbij centraal. Wie deze beslissingsboom wil raadplegen, surft naar «Het wettelijk kader» op de VAL-I-PAC website. VAL-I-PAC heeft voor haar leden ook vereenvoudigde aangiftes in het leven geroepen. Zo kunnen bedrijven met een kleine verpakkingsverantwoordelijkheid (in tonnage uitgedrukt mag hun aangifte twee ton niet overschrijden) gebruik maken van een aangifte op basis van hun omzetcijfer. Slechts een keer om de vijf jaar moeten deze bedrijven een
Milieu uitgebreide aangifte opmaken; de overige vier jaren wordt vanuit VALI-PAC enkel hun omzetcijfer opgevraagd en wordt een eventuele stijging of daling van dit cijfer door VAL-I-PAC percentueel toegepast op de aangifte van dit bedrijf. En niet alleen kleinere bedrijven komen in aanmerking voor een vereenvoudigd aangiftesysteem. Ook bedrijven wiens activiteit zich binnen bepaalde sectoren zoals import van wijnen of geestrijke dranken, arts de la table, speelgoed of relatiegeschenken situeert, kunnen vrijblijvend gebruik maken van een gestandaardiseerd aangiftesysteem van VAL-I-PAC. Deze aangiftesystemen zijn gebaseerd op standaardgewichten van verpakkingsmateriaal welke binnen de bepaalde sectoren gebruikelijk zijn. Een bedrijf dat denkt hiervoor in aanmerking te komen, neemt daarvoor contact op met VAL-I-PAC.
4. CONTROLE VAN DE VAL-I-PAC AANGIFTE DOOR EEN ACCOUNTANT Nadat de aangifte door het bedrijf aan VAL-I-PAC werd verstuurd, zijn meerdere controles van het aangiftemateriaal mogelijk. VAL-I-PAC behoudt zich het recht voor telefonisch of ter plaatse controle te doen van het aangiftesysteem dat door het desbetreffende bedrijf werd gebruikt bij de voorbereiding van de jaarlijkse aangifte. Mogelijke fouten in het gebruikte systeem hebben vanzelfsprekend ook consequenties op het aangegeven cijfermateriaal. Soms moet de aangifte van het bedrijf ook gecontroleerd worden door een economische beroepsbeoefenaar, zoals een accountant. Dit in volgende gevallen: ) de aangifte bedraagt minder dan EUR en de totale omzet
meer dan EUR (excl. BTW); ) de aangifte bedraagt tussen EUR en EUR, behalve als de vennootschap een commissaris heeft. Het is de deelnemer zelf die opdracht geeft voor deze controle en ze ook financiert. De gecertificeerde aangifte moet ten laatste juni bij VAL-I-PAC toekomen. Bedrijven, lid van FOST Plus (voor hun huishoudelijke verpakkingen) en van VAL-I-PAC (voor hun bedrijfsmatige verpakkingen), kunnen uitzonderlijk de controle van beide aangiftes laten samenvallen. De door VAL-I-PAC opgelegde procedure is als volgt : de deelnemer stuurt voor februari zijn aangifteformulieren naar VAL-I-PAC; VAL-I-PAC stuurt haar factuur samen met een opgestelde verzamelstaat aan de deelnemer; de accountant certificeert deze verzamelstaat en maakt deze over aan VAL-I-PAC voor juni. Als er geen verzamelstaat beschikbaar is, kan hij het aangifteformulier zelf certificeren. Vermits er door VAL-I-PAC geen verplicht aangiftesysteem wordt opgelegd aan haar deelnemers en een bedrijf dus zijn eigen administratie mag opzetten en bijhouden om de hoeveelheid bedrijfsmatige verpakkingen waarvoor hij verpakkingsverantwoordelijke is te bepalen, zal de accountant bij controle in de eerste plaats de redelijkheid van de gebruikte methode evalueren en de redelijkheid van de gegevens die aan VAL-I-PAC zijn verstrekt, nagaan. Een technische nota werd opgemaakt om de accountants te helpen bij de controle van de VAL-I-PAC aangiftes. Dit document is eveneens
beschikbaar op de VAL-I-PAC website (Klik op «Info voor VAL-I-PAC leden» en «Controle van de aangifte»).
5. GRATIS INFORMATIESESSIES EN HELPDESK Accountants die graag meer willen weten over het Samenwerkingsakkoord en de wettelijke verplichtingen van verpakkingsverantwoordelijken, kunnen bij VAL-I-PAC altijd terecht voor een gratis informatiesessie. In een algemene presentatie wordt ingegaan op zowel de Terugname- en Informatieplicht, het VAL-I-PAC systeem als op de basisbegrippen uit het Samenwerkingsakkoord. Deze algemene sessies gaan maandelijks door in de kantoren van VAL-I-PAC. Inschrijven kan via de site. Bovendien worden jaarlijks ook speciale infosessie ingelegd over de definitieve aangifte waarin de aangiftemethodes en de begrippen nodig voor de voorbereiding van deze jaarlijkse aangifte van A tot Z worden overlopen. Wie hierin geïnteresseerd is, houdt begin volgend jaar best de VAL-I-PAC agenda in het oog. Daarnaast is tijdens de kantooruren een permanente VAL-I-PAC helpdesk bereikbaar. Voor vragen en verdere informatie kan u altijd terecht op () .
Noten
Interregionale Verpakkingscommissie (website : www.ivcie.be) Nuttige toepassing : recyclage of verbranding met recuperatie van energie
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
Tr e n d s
Trends
De mondiale groei bedreigd De combinatie van een mogelijke intrestverhoging in de Verenigde Staten en een forse stijging van de oliekoers zorgt voor ongerustheid bij economen. Is de economische opleving, die voor 2004 was voorspeld, bedreigd? AMID FALJAOUI
Het einde van het goedkope geld breekt aan. Na een daling van de intrestvoet gedurende drie opeenvolgende jaren, heeft de Amerikaanse centrale bank (FED), bij monde van haar voorzitter, Alan Greenspan, ervoor gepleit de intrestvoeten binnenkort te verhogen. Zonder te zeggen wanneer precies. Dat belet niet dat de aankondiging van een strakker intrestbeleid volstaat om de hele planeet angst aan te jagen, waar de verbruikers van de grote Westerse landen diep in de schulden zitten: een hogere rentevoet wordt als een gevaar gezien. Op het ogenblik dat we de laatste hand legden aan dit artikel, waren de intrestvoeten eigenlijk nog niet verhoogd, maar het is duidelijk dat de centrale bank van de Verenigde Staten redenen heeft om haar rentevoet op te trekken. Ten eerste omdat ze maar % bedraagt, dit is het laagste niveau sinds een halve eeuw. Overigens duiken er hier en daar tekenen van inflatie op. In één jaar zijn de consumptieprijzen in de Verenigde Staten met , % gestegen, dus , % meer dan de kortetermijnrente. De kans op een strakker monetair beleid wordt nog versterkt
door de prijs van een vat olie die momenteel rond dollar ligt. En dan houden we er nog geen rekening mee dat de recente sterke stijgingen in de grondstoffenprijzen zich in de economie dreigen te verspreiden en zo de kans op inflatie vergroten.
VOORZICHTIGHEID GEBODEN Maar als je de feiten op een rijtje zet, waarom heeft Alan Greenspan dan last van bevende handen, vraagt ook de Franse krant Les Echos zich af? Als de voorzitter van de FED zo twijfelt om de intrestvoet te verhogen, dan is dat a priori niet vanwege zijn leeftijd ( jaar) en bovendien heeft president Bush hem net voor een vijfde mandaat benoemd! Het is ook niet zijn voorliefde voor de Republikeinse partij die een verklaring zou kunnen vormen voor die milde houding. De man is te integer om enkel electorale motieven te laten doorwegen in zijn beleid van centrale bankier. En verder mogen we niet uit het oog verliezen dat hij voorzitter is
van de FED, hij moet dus overleggen met zijn raad, die niet altijd zijn mening deelt. Nee, de reden voor deze voorzichtigheid moeten we elders zoeken. Sinds hij de FED voorzit, heeft Alan Greenspan maar tweemaal een verhoging van de rentevoeten doorgevoerd … In , na de beurscrash van en in . Maar in geen van beide gevallen, waren de resultaten bemoedigend. De eerste verhoging veroorzaakte de recessie van begin de jaren . Het is trouwens door deze recessie dat Bush senior in de verkiezingen verloor. Maar de tweede verhoging was nog traumatischer voor Alan Greenspan. Op de verhoging van hadden de financiële markten niet geanticipeerd en dit werkte de vrees voor inflatie in de hand. Hierdoor zakte de koers van de obligaties en schoot de langetermijnrente omhoog. Zoals de krant Les Echos vermeldt, was de crisis van Mexico eind een van de gevolgen van deze renteverhoging. Gevolg: de ramp van ligt nog vers in het geheugen van de voorzitter van de FED, waardoor hij voorzichtig moet omspringen met het wapen van de
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
Trends rentevoeten. Zo had hij de ‘irrationele overvloed’ van de financiële markten in de tweede helft van de jaren aan de kaak gesteld, maar durfde hij toch niet te raken aan de intrestvoet. Integendeel, hij verlaagde de rentevoeten drastisch na de opeenvolgende financiële schandalen (Enron), de implosie van de internetzeepbel en de weerzinwekkende aanslagen van september . Kortom, op basis van het ‘matige succes’ uit het verleden, toont Alan Greenspan zich voorzichtiger, zelfs als deze keer de renteverhoging aangekondigd is, wenst hij toch nog niets te verklappen over de timing. Volgens vele waarnemers zou de verhoging einde juni kunnen plaatsvinden, zodat een rentevoetverhoging op maar enkele weken voor de Amerikaanse verkiezingen in november wordt vermeden.
OP HOL GESLAGEN OLIEPRIJZEN De drempel van dollar per olievat (tenminste, op het ogenblik van het schrijven van dit artikel, nl. einde mei ) draagt vanzelfsprekend bij tot de alomtegenwoordige malaise van de financiële markten. Het is al veertien jaar geleden dat de oliekoers nog zo hoog piekte! De olieprijs boezemt meer dan ooit angst in. En wat als deze prijsstijging van het zwarte goud nu eens het economisch herstel zou remmen, net als de renteverhogingen? Het geweld in het Midden-Oosten, de herhaalde aanslagen tegen olie-installaties in Irak, maar ook de angst voor olietekorten terwijl de Amerikanen zich opmaken om op vakantie te vertrekken, hebben de prijs van ruwe olie naar nieuwe recordhoogten geduwd. «De grootste zorg van de Westerse landen zou een ernstige verstoring in de bevoorrading van
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
ruwe olie uit het Nabije Oosten kunnen zijn, wat de wereldeconomie aanzienlijke schade zou kunnen berokken», aldus John Lonski van het ratingagentschap Moody’s. Zelfs de oproepen om de productie van de belangrijkste OPEC-landen (organisatie van olieexporterende landen) op te drijven, zoals Saoedi-Arabië of Iran, hebben de koers nog niet kunnen temperen en de Ministers van Financiën van de G hebben blijkbaar weinig speelruimte of middelen om druk uit te oefenen. Ook de Amerikaanse Minister van Financiën John Snow moest toegeven dat het gevaar bestaat en verklaarde dat «de hoge olieprijzen niet helpen, ze hebben het effect van een belasting die het beschikbare inkomen beperkt». In een interview met Le Figaro, vraagt Thierry Deheuvels, directeur van de investeringsmaatschappij AGF Asset Management, zich af wat de gevolgen kunnen zijn van een stijging van de olieprijzen: «de sterke wereldgroei is een van de oorzaken van de stijging van de olieprijzen, dit in tegenstelling tot de oliecrisis van 1974, waar een politieke beslissing aan de basis lag». Speculatieve fondsen zorgen voor de huidige koersspanningen, maar bij het minste signaal van een daling van de vraag naar olie kan de prijs van een vat olie met tot dollar dalen. Op dit ogenblik wordt er voluit gespeculeerd omdat de politieke situatie explosief is, niet enkel in Irak, maar ook in Nigeria en Venezuela die de grote producenten zijn. Maar kan de wereldeconomie dan wel hopen haar hoofd boven water te kunnen houden als je rekening houdt met de huidige oliekoers? «Als de prijs van een vat op het huidige niveau blijft tot in 2005, dan zal de inflatie volgend jaar 3,3 % tot 3,6 % bedragen in de Verenigde Staten, wat de FED ertoe zal aanzetten om de rentevoeten flink op te krikken. Dat
zou slecht nieuws betekenen voor de economische groei», aldus Thierry Deheuvels. Helaas is hij niet de enige die aan de alarmbel trekt, want financiële instellingen zoals de Duitse centrale bank voorspellen hetzelfde: «als de spanning op de olieprijzen en de grondstoffen gehandhaafd blijft of zelfs toeneemt, dan kan dit een negatieve weerslag hebben, in het bijzonder in de landen van de dollarzone. Maar ook in de eurozone worden de recente stijgingen van de olieprijzen stilaan voelbaar». Vanzelfsprekend doen zowel de Amerikanen als de Europeanen een beroep op het gezond verstand van de OPEC en vragen ze om de productie op te voeren, zodat de voorraden opnieuw opgebouwd worden en de huidige prijzen zakken. De boodschap zou aanhoord moeten worden want het OPEC-kartel weet – en het verleden heeft dit bewezen – dat de huidige prijzen niet houdbaar zijn en dat de organisatie het risico loopt de kip met de gouden eieren te slachten. Zoals de algemeen directeur van het IMF terecht opmerkt: «een stijging van 5 dollar per vat op twaalf maanden heeft het effect van 3 tienden van een procent op de groei».
GEEN PANIEK MAAR … Maar zijn we al zover? Nog niet, maar het begint er wel al op te lijken. Een voorbeeld? De passagiers van Swiss betalen voortaan % meer voor hun vliegticket om de verhoging van de kerosineprijzen te compenseren. Maar ze zijn niet de enigen, de passagiers van British Airways, American Airlines, SN Brussels Airlines, Continental, SAS, KLM en Air France zullen ook een beetje meer veil moeten hebben voor hun vliegtuigtickets. In de Verenigde Staten, het land waar de auto koning is, steeg de prijs van
Trends een gallon (, liter) van , dollar in december tot , dollar in mei . Resultaat: de Amerikaanse automobilisten spelen elkaar via lokale radio’s de adressen van tankstations door waar de benzine het goedkoopst is. In Europa is van dergelijke toestanden nog geen sprake. Ten eerste omdat het grootste deel van de benzineprijs uit taksen bestaat en omdat de stijging van een vat olie (uitgedrukt in dollar) enigszins werd gecompenseerd door de stijging van de euro.
MICHELIN VERHOOGT HAAR PRIJZEN Niet alleen de olieprijs scheert hoge toppen. Door de sterke vraag van de Chinese economie swingen de grondstofprijzen ook de pan uit. Bij wijze van voorbeeld, kondigde Michelin voor juli een prijsstijging van haar banden aan tot %. Het natuurlijk rubber is immers % duurder geworden tegenover . Jaarlijks koopt de Michelin-groep ongeveer % van de rubbervoorraden op. Rubber vertegenwoordigt immers , % van de omzet van de groep en % van de verkoopprijs van een band. Dit om aan te geven hoe belangrijk prijsschommelingen van grondstoffen zijn voor het bedrijf uit Clermont-Ferrand. Maar de bandenfabrikanten zijn niet de enigen die te lijden hebben onder de gestegen grondstoffenprijzen. De gigant General Motors heeft twee van haar staalleveranciers voor de rechtbank gedaagd omdat ze de prijsstijging
van staal (+ % sinds drie maanden) hadden doorverrekend, en dit in strijd met de bevoorradingscontracten!
IMMOBILIËNLUCHTBEL Het is ook duidelijk dat de hogere rentevoeten de dollar zullen ondersteunen, waarvan het aura de laatste maanden is afgenomen in vergelijking met de euro, en dit zal dus de export naar de Verenigde Staten belemmeren. Maar nog belangrijker: de verhoging zal de hoofdmotor van de Amerikaanse dynamiek doen sputteren, namelijk de boom in de immobiliën. Het is namelijk hier dat de dingen dreigen te ontsporen. De Bank voor Internationale Betalingen (BIB) en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) hebben hun bezorgdheid over de ‘immobiliënluchtbel’ al kenbaar gemaakt. In het IMF-rapport wordt in detail uitgelegd dat bepaalde activa (aandelen maar ook immobiliën), opgepept door historisch lage intrestvoeten, een zeer sterke prijsstijging kenden. Eenvoudig gesteld hebben we te maken met een overschatting van de prijzen. Als de intrestvoeten nu stijgen, dan dreigt deze correctie miljoenen huishoudens met schulden te treffen. Het IMF is vooral bezorgd voor landen als GrootBrittannië, Spanje, Australië, Nederland en in mindere mate de Verenigde Staten. België loopt niet veel gevaar gezien de nog redelijke prijzen van immobiliën (ondanks de algemene perceptie van het grote publiek).
R ECHTZETTI NG
NUMMER
DE IMPACT VAN DE INTRESTVOETEN Op de vraag of het vooruitzicht van hogere intrestvoeten een duurzame druk zal uitoefenen op de euro, antwoordt Etienne de Callatay, econoom van een Belgische bank, aan La Libre Belgique: «vandaag bedraagt de kortetermijnrente in de Verenigde Staten 1 % tegenover 2 % in Europa. De verhoging van de kortetermijnrente zal een aspect van de aantrekkingskracht van de euro tegenover de dollar verzachten. Maar dit vooruitzicht van een rentestijging zal de pariteit eurodollar niet duurzaam kunnen beïnvloeden. Deze zal meer evolueren volgens criteria als competitiviteit en evenwicht op de handelsbalans. Ik denk persoonlijk dat de dollar naar een niveau zal gaan van 1 euro tegenover 1,30 dollar». Op de vraag of dit al dan niet gevolgen zal hebben voor de Belgische lener of spaarder, antwoordt hij als volgt: «de stijging van de Amerikaanse kortetermijnrente zal een invloed hebben op de langetermijnrente in de VS en dus indirect op de langetermijnrente in Europa. In België bestaat dus de kans dat de rentevoeten voor de hypothecaire kredieten de komende maanden gevolgen ondervinden van het monetair beleid in de Verenigde Staten. U kunt dus beter nu een lening aangaan dan over enkele maanden. De beleggers kunnen beter nog wat wachten om obligaties aan te kopen». ¶
1/2004
Op pagina , laatste kolom, derde alinea moet volgende zin geschrapt worden: «Volgens het Hof van Cassatie is een statutaire clausule waarbij als algemene regel het stemrecht wordt uitgeoefend door de vruchtgebruiker ongeldig». Meer informatie hierover vindt u in het artikel van J. DU MONGH in de IAB-uitgave De oprichting van vennootschappen en de opstartfase van ondernemingen, nr. e.v.
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
Vakliteratuur K. Byttebier, A. François, J. Delvoie (eds.)
Elektronische facturering en archivering in 20 Europese landen
F. Hellemans, P. Ernst, N. Younes, B. Tilleman, E. De Batselier en E. Janssens
Axel Smits Ine Lejeune Jean-Marc Cambien Marc Joostens
De Wet Corporate Governance ont(k)leed
Patrick Van Eecke
Elektronische facturering en archivering in Europese landen / Axel Smits, Ine Lejeune, Jean-Marc Cambien, Marc Joostens, Patrick Van Eecke Larcier, . p. (Collectie : M & D Seminars) Met de Europese Richtlijn van 20 december 2001 werd inzake BTW een belangrijke stap gezet in de richting van een geharmoniseerd kader voor elektronische facturering en archivering binnen de EU. Niettemin zullen er ook na de omzetting van deze Richtlijn in het intern recht van de Lidstaten (uiterlijk op 1 januari 2004), belangrijke verschilpunten blijven bestaan tussen de betrokken landen. Het is juist hier dat het boek zijn toegevoegde waarde biedt : de auteurs schetsen niet alleen de achtergrond bij de totstandkoming van de Europese Richtlijn en de ontwerpwetgeving in België, maar zij bieden tevens inzicht in de wetgevende initiatieven in de 14 andere EULidstaten en in de Tsjechische Republiek, Hongarije, Polen, Noorwegen en Zwitserland. Behalve BTW komen ook de vennootschapsbelasting en bepaalde andere juridische aspecten aan bod. Vooral aspecten van vennootschapsbelasting werden niet geregeld binnen de EU en ze verschillen dan ook van land tot land, zowel op het gebied van de elektronische facturering als van elektronische bewaring. De wetgeving wordt beschreven zoals ze bestond op 15 mei 2003. Deel I De weg naar de goedkeuring van de richtlijn inzake facturering Deel II Facturering Deel III Bewaring van facturen
Prijs : € 96 Bestellen : Acces+ tel. 010/48.25.10 http://uitgeverij.larcier.com Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
Les contrats et la preuve dans l’environnement électronique / Raphaël Bisciari UGA, . p.
De wet corporate governance ont(k)leed / Koen Byttebier, Alain François, Jeroen Delvoie (eds.) Kluwer uitgevers, . p.
Tout site web commercial à caractère transactionnel doit respecter un certain nombre de règles juridiques quant à la conclusion et à l’exécution de contrats par voie électronique.
Naar aanleiding van een studiedag van de Vakgroep Economisch Recht van de VUB, werd een verslagboek gepubliceerd.
La première partie de cet ouvrage examine dès lors successivement la formation de contrats en ligne, l’adhésion aux conditions générales et l’exécution des contrats conclus dans l’environnement électronique. Toutefois, un contrat n’a aucune valeur si celui qui s’en prévaut ne peut en prouver l’existence et le contenu. La preuve constitue ainsi l’une des principales questions à résoudre pour rendre possible le commerce électronique. C’est pourquoi la deuxième partie du présent ouvrage présente les solutions avancées par le droit européen et belge pour reconnaître aux contrats électroniques une valeur certaine dans le domaine de la preuve. Après avoir examiné l’application du droit de la preuve à l’environnement électronique, l’auteur aborde successivement les aspects juridiques liés à la reconnaissance de l’acte sous seing privé électronique à travers les notions d’écrit électronique et de signature électronique. Ensuite, il se consacre à l’étude des actes authentiques électroniques, des courriers recommandés électroniques et des notifications électroniques.
Prix : € 85 Commander : UGA tél. 053/36.32.00 www.uga.be
Daarin wordt de Wet Corporate Governance eerst gekaderd in het ruimere internationale debat over de materie. Daarna krijgen de vier hoofdthema’s van de Wet een grondige ontleding : - de nieuwe regels voor bestuur (directiecomité en bestuurderrechtspersoon), - het nieuwe Algemene Vergaderingrecht, - de groepsinterne belangenconflictenregeling, - de nieuwe wetsbepalingen en het uitvoeringsbesluit voor (de onafhankelijkheid van) de commissarisfunctie. Vervolgens sluit het boek op een unieke wijze af met een samenvatting van het geanimeerde debat tussen panel en deelnemers van de studiedag, waarin nog niet besproken knelpunten werden aangekaart.
Prijs : € 77,00 Bestellen : Kluwer uitgevers tel. 0800/14.500 www.kluwer.be
L’ÉVALUATION D’UN CABINET D’EXPERT COMPTABLE
LES MISSIONS, L’ORGANISATION D’UN CABINET ET LES HONORAIRES DE L’EXPERT COMPTABLE
2004
La pratique de l’Expert Comptable
La pratique de l’Expert Comptable
Vakliteratuur
2004
Gérard DELVAUX
par Claude JANSSENS
Expert comptable, Réviseur d’entreprises ,
et
Licencié en sciences économiques appliquées
Hugues FRONVILLE
Expert comptable, analyste financier
Expert comptable, Réviseur d’entreprises
ère
1
édition
ème
4 Editions Comptabilité et Productivité
L'évaluation d'un cabinet d'expertcomptable / Claude Janssens Editions Comptabilité et Productivité, . p. Cet ouvrage rédigé sous la plume d'un praticien, présente la structure d'une réflexion à tenir en cas de cession d'un cabinet d'expertise comptable : L'audit du cabinet à reprendre L'analyse du projet L'analyse financière L'évaluation en général selon différentes approches 5. L'évaluation d'un cabinet en particulier : - la valeur intrinsèque - l'analyse du chiffre d'affaires - l'analyse des résultats - le taux et la durée - la valeur du cabinet - la valeur de l'investissement. 1. 2. 3. 4.
Ce travail est né de la réflexion personnelle et de l'expérience vécue par l'auteur qui est intervenu à de nombreuses reprises pour préserver les intérêts financiers et professionnels de confrères. Dans le cadre d'une assistance confraternelle, l'auteur a souvent été interrogé par des confrères sur les modes pratiques de l'évaluation de leur cabinet, dans le respect des règles de saine gestion et des règles déontologiques.
Prix : € 17 Commander : verser au compte 2100613656-86 des Editions Comptabilité et Productivité - Réf. : “Evaluation cabinet”.
édition
Editions Comptabilité et Productivité
Les missions, l'organisation d'un cabinet et les honoraires de l'expertcomptable / Gérard DELVAUX et Hugues FRONVILLE. e édition Editions Comptabilité et Productivité, . p.
Strafrecht in de onderneming. Praktische gids voor bestuurders en zaakvoerders / Patrick Waeterinckx en Jean Van Steenwinckel (eds.) Tweede editie Intersentia, . p.
Au travers de cet ouvrage, les auteurs livrent au lecteur leur expérience professionnelle en matière d'organisation et de gestion d'un cabinet d'expert-comptable ou de réviseur d'entreprises.
Dit boek biedt een praktische benadering van het straf- en strafprocesrecht, vanuit het standpunt van de ondernemer.
Depuis 1985, date à laquelle la profession d'expert-comptable fut reconnue officiellement par le législateur, ce dernier lui a confié des missions comptables et de contrôle de plus en plus nombreuses. La qualité des prestations de services qu’offrent les experts comptables, comme les réviseurs d'entreprises et les comptables, au public est le fruit d'une compétence technique de haut niveau, d'une organisation du travail bien structurée et d'une juste analyse de la rentabilité du cabinet. Les auteurs offrent au lecteur leurs réflexions sur les axes essentiels qui doivent guider le professionnel dans la construction de sa carrière professionnelle : - de l'entreprise individuelle à la forme sociétaire, - de l'unité et de l'intérêt d'adopter la forme sociétaire, - l'évaluation d'un cabinet moyen, - l'exécution des missions, leur programmation et leur contrôle, - l'approche du coût de revient de l'heure de travail dans les petits, moyens et grands cabinets d'expertise comptable. Prix : € 20 Commander : verser au compte 2100613656-86 des Editions Comptabilité et Productivité - Réf. : « Honoraires ».
Deel I. Risk management. Misdrijven in en rond de onderneming : hoe kan een onderneming haar risico’s managen en wat is daarin de plaats en het belang van de toepasselijke regelgeving (in casu het ondernemingsstrafrecht). Deel II. Materiaal strafrecht : een overzicht van de diverse luiken van het materieel strafrecht en de strafbaarstellingen waarmee ondernemingen kunnen worden geconfronteerd. Het gaat over de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de rechtspersonen, de delegatie in het strafrecht, fiscaal strafrecht, materieel sociaal strafrecht, milieustrafrecht, ICT-strafrecht en financieel strafrecht. Deel III. Formeel strafrecht : een bijzonder aspect van de strafprocedure, m.n. het opsporings- en gerechtelijk onderzoek, zowel het algemeen strafonderzoek als datgene dat wordt geregeld in bijzondere wetten (fiscaal controleonderzoek en fiscaalstrafrechtelijk onderzoek, opsporing van sociaalrechtelijke misdrijven en de wet Frachimont, milieustrafprocesrecht). Deze tweede editie is bijgewerkt tot einde december 2003.
Prijs : € 92,5 Bestellen : Intersentia Tel 03/680.15.50 www.intersentia.be
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
Vakliteratuur
DOCTRINE ET REGLEMENTATION COMPTABLE BELGE
COMPRENDRE LE REFERENTIEL COMPTABLE BELGE TRAITE ANALYTIQUE DE COMPTABILITE GENERALE TOME 1 La comptabilité par parties doubles, la théorie générale, ses concepts, sa valorisation
Par CLAUDE JANSSENS, Expert comptable
© Editions Comptabilité et Productivité A.S.B.L.
Avril 2004
Référentiel comptable belge / Claude Janssens Editions Comptabilité et Productivité, . Le droit comptable belge trouve son origine légale dans les directives européennes, mais aussi et surtout dans la doctrine comptable qui s’est forgée au sein de la profession depuis le 15e siècle sous l’influence décisive de Luca Pacioli. Comparativement aux normes IAS/FRS qui se prévalent d’un référentiel comptable précis élaboré au niveau international, notre doctrine comptable belge repose également sur des préceptes d’usage reconnus par la profession. L’auteur a donc fait une analyse approfondie de la comptabilité par parties doubles en soulignant les postulats des doctrines émergentes. Il a également développé une analyse de la théorie des flux et une analyse de la comptabilité par parties doubles au travers des écritures comptables, des techniques d’enregistrement et des principes fondamentaux qui guident l’établissement de l’inventaire. Ainsi, par exemple, le lecteur y trouvera : 1. Théorie générale de la comptabilité par parties doubles. Commentaires sur les doctrines émergentes. Approche de la comptabilité par la théorie des flux 2. Technique d’enregistrement. Principes fondamentaux de l’inventaire. Saisies des faits comptables
Prix : € 35 Commander : verser au compte 210-0613656-86 des Editions Comptabilité et Productivité Réf. : « Référentiel comptable ».
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
Traité de comptabilisation. Répertoire documenté des imputations / J. Antoine, R.-M. Dehan-Maroye, C. Dendauw De Boeck, . p.
Fiscale amnestie. Wet houdende invoering van een eenmalige bevrijdende aangifte / Bart Coopman Kluwer uitgevers, . p. (Reeks : Nieuwe Wetgeving)
Guide du bon usage de la comptabilité belge, il constitue l’outil de référence par excellence des professionnels de la comptabilité et des enseignants qui, grâce à l’index alphabétique (800 entrées), trouveront rapidement la réponse à tout problème de comptablisation.
De reeks “Nieuwe Wetgeving” van Kluwer uitgevers kiest voor de invalshoek van de parlementaire voorbereiding, en dat laat een eerste interpretatie van nieuwe wetteksten toe.
Comme manuel scientifique, il répond à tous les besoins de formation, en comptabilité générale et des sociétés, des étudiants de l'enseignement supérieur économique où cette matière est considérée comme primordiale. Le caractère inédit du Traité réside, d’une part, dans son caractère exhaustif : les écritures, développées en regard des faits comptables et réparties dans 240 rubriques thématiques (contenant 105 applications résolues), couvrent l’ensemble des opérations réalisées par les sociétés; d’autre part, elles sont précédées systématiquement de l'analyse du cadre normatif de l'opération, à savoir la définition des concepts, son contexte légal et réglementaire (Code des sociétés et AR du 30.1.2001), les aspects doctrinaux (avis CNC), les règles d’évaluation, l'approche internationale, le tout présenté dans un graphisme différencié permettant l'identification des prescriptions et autorisant plusieurs niveaux de lecture. Deux encarts sont inclus, notamment un plan comptable et les schémas des comptes annuels. Prix : 89,5 € Commander : Acces+ , tél. 010/48.25.00, www.deboeck.com
Zo bevat dit boek, naast de tekst van de wet op de Eenmalig Bevrijdende Aangifte van 31 december 2003 en van haar uitvoeringsbesluiten, eveneens de memorie van toelichting, de mening van acht deskundigen, de twee adviezen van de Raad van State en de relevante parlementaire besprekingen in de Kamercommissie voor Financiën. Zij zijn geordend onder elk van de tien artikelen van de wet. Daarnaast bespreekt de auteur een aantal verwante problemen, zoals de spontane regularisatie van fiscale fraude, de recente actuele ontwikkelingen in de witwaswetgeving en de nieuwe Europese Spaarrichtlijn.
Prijs : € 56,55 Bestellen : Kluwer uitgevers tel. 0800/145.00 www.kluwer.be
Vakliteratuur
E. DIRIX P. TAELMAN (EDS.)
Fiscaal executierecht
La déclaration libératoire unique. Premier commentaire de la loi du décembre / Roland Forestini et Roland Rosoux (Cahiers de fiscalité pratique; ) Larcier, . p. La déclaration libératoire unique, dite « DLU », doit encore être maîtrisée dans ses tenants et ses aboutissants. C’est ce que s’efforcent de faire les auteurs dans cet ouvrage. Leur analyse traite les questions pratiques relatives au champ d’application de la loi du 31 décembre 2003 ainsi que les principales questions relatives aux conséquences fiscales et pénales de la régularisation. Cet ouvrage se présente comme un manuel, dans un style clair et précis.
Prix : € 45 Commander : Acces+ tél. 010/48.25.00, www.editions.larcier.com
Fiscaal executierecht / E. Dirix en P. Taelman (eds.) Intersentia, . p. De invordering van belastingschulden is aan een apart juridisch regime onderworpen. De Schatkist kan gebruik maken van vereenvoudigde executievormen en beschikt over allerlei mechanismen die de betaling van belastingschulden moeten helpen veiligstellen. Dit wettelijk kader, dat in een aantal gevallen sterk afwijkt van het gemeen recht, is gaandeweg onder druk komen te staan door de rechtspraak, zowel van de hoven en rechtbanken als van het Arbitragehof, en noopte uiteindelijk ook de wetgever tot corrigerende ingrepen. De centrale vraag die hierbij aan de orde komt, is te weten of, en zo ja in welke mate, afwijkingen van het gemeenrechtelijke executierecht kunnen worden verantwoord door de bijzondere positie van de overheid als schuldeiser. Verschillende auteurs behandelen in dit boek achtereenvolgens : de algemene systematiek en de principes van de invordering van de directe belastingen; het gebruik door de Schatkist van privaatrechtelijke technieken om de invordering van belastingen veilig te stellen; de rechtsmacht en/of bevoegdheidsproblemen die aan de orde komen bij executiegeschillen n.a.v. de invordering van belastingschulden; de procedure en de gevolgen van het vereenvoudigd derdenbeslag; de invordering ten laste van de feitelijk gescheiden echtgenoten; de invordering van de lokale en de regionale belastingen; de mate waarin de fiscus in het raam van de invordering der belastingen onderworpen is aan de Wet Motivering Bestuurshandelingen. Prijs : € 79 Bestellen : Intersentia, Tel 03/680.15.50, www.intersentia.be
Vermogensplanning met Effect bij Leven – Rechtspersoon / Alain Verbeke, Henri Derycke, Dirk Van Gerven (eds) (Handboek Estate Planning – Boek III) Larcier, . p. Het Handboek Estate Planning is een praktijkgeoriënteerd project rond vermogensplanning, meer bepaald de organisatie en de overdracht van het vermogen, zowel met effect tijdens het leven als met effect na overlijden. Er zullen in de loop van 2004 zeven delen verschijnen. Intussen rolde het eerste boek al van de pers. Het behandelt het gebruik van rechtspersonen om het vermogen reeds bij leven door te schuiven naar de erfgenamen. Centraal staat de vraag hoe de pater of mater familias toch de controle kan behouden en vooral, nog verder kan genieten van de opbrengsten of aandelen van de onderneming. Er wordt dieper ingegaan op diverse mogelijkheden die het vennootschapsrecht en meer algemeen het rechtspersonenrecht bieden : - een eerste afdeling behandelt mogelijke aanpassingen van de statuten van een bestaande vennootschap, - de keuze voor een andere vennootschapsvorm kan evenzeer mogelijkheden bieden, en dat wordt in afdeling II besproken, - afdeling III gaat over het tussenschuiven van een vennootschap of een ander vehikel zoals een administratiekantoor of een stichting. Prijs : € 85 Bestellen : Acces+, tel. 010/48.25.10, http://uitgeverij.larcier.com Bij intekening op de volledige reeks ( zeven boeken), geniet u een korting van 15%. Voor een uitgebreide inhoudstafel van de zeven delen of voor een intekening op de volledige reeks (met reekskorting van 15%): stuur een mail naar
[email protected]
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
Vakliteratuur
Bankcontracten / B. Tilleman en B. Du Laing (eds) (Recht en onderneming; ) Die Keure, . p. “Bankcontracten” is het eerste echt handboek rond het privaatrechtelijk bankrecht en meer bepaald de materie van de klassieke bankproducten: de bankrekening, het betalingsverkeer, de valutaverrichtingen, de beursorder en het vermogensbeheer en beleggingsadvies, ... Ook het brandend actuele item m.b.t. het beheer van banktegoeden van minderjarigen wordt grondig besproken. Zowel de basisrechtsverhouding tussen de betrokken partijen (bekeken vanuit het verbintenissen- en contractenrecht), als vragen omtrent het gebruik van nieuwe media, consumentenbescherming en aansprakelijkheid worden grondig behandeld. Komen achtereenvolgens aan bod: de algemene bankvoorwaarden – bankrekeningen en bankdeposito’s - het beheer van banktegoeden van minderjarigen - de bankoverschrijving - de bankdeposito’s en bankrekeningen in beweging (conventionele compensatie en filtrageovereenkomsten) - de bankkaart - de privaatrechtelijke regels inzake de overeenkomst tot uitvoering van een beursorder - la gestion de fortune au regard du droit commun du mandat - het reglementair kader van het vermogensbeheer - les opérations de change sur devises - de distributie van bankproducten - de effectenbewaarneming - de bankkluisovereenkomst.
Prijs : € 35 Prijs : € 119 (met een abonnement op de reeks “Recht en onderneming” : € 89) Bestellen : Die Keure, tel. 050/47.12.72, www.diekeure.be
Accountancy & Tax | Nummer 2/2004
Traité de la preuve en droit fiscal / Thierry Afschrift. ° édition Larcier, . p. Dans le contentieux fiscal, les questions de preuve occupent une place essentielle. La plupart des litiges fiscaux comportent un volet relatif à la question de la preuve. La matière imposable est en général, pour l’administration, et sous réserve de la matière des droits d’enregistrement, un problème de fait qu’il faut démontrer. Cette matière a donné lieu à une jurisprudence abondante et à des débats complexes et ce, en dépit du fait que les dispositions légales réglementant la preuve en droit fiscal sont très rares. Dans ce domaine-là, comme dans la plupart des autres en droit fiscal, les règles de droit commun jouent un rôle important. L’auteur poursuit et approfondit l’analyse faite de la matière au regard de l’évolution des situations rencontrées devant les tribunaux, et offre, outre une analyse rigoureuse du droit applicable, des solutions originales et souvent inédites. Première partie : la charge de la preuve; deuxième partie : les modes de la preuve; troisième partie : la preuve en droit pénal fiscal. Cette deuxième édition consiste non seulement en une mise à jour, mais en un approfondissement de nombreux chapitres et en une adjonction de plusieurs autres traitant de questions importantes qui ne sont apparues dans la jurisprudence que tout récemment, ou pour lesquelles la jurisprudence a évolué, parfois sensiblement. Prix : € 130 Commander : Acces+ tél. 010/48.25.00 www.editions.larcier.com
Gerechtelijk akkoord of faillissement ? Pijnpunten en remedies / M. Verschelden, G. De Crock, L. De Decker, I. De Leenheer, E. Dursin Kluwer uitgevers, . p. Dit boek is bedoeld als een praktische leidraad voor wie geconfronteerd wordt met een onderneming die moeilijkheden kent. Het omvat vier delen, gaande van een bedrijf dat zich in moeilijkheden bevindt naar een mogelijk gerechtelijk akkoord, dat soms leidt tot het faillissement met een mogelijkheid om in alle stadia van het leven van een vennootschap over te gaan tot een vrijwillige vereffening. Deel I - bespreking van het profiel van een onderneming in moeilijkheden, de kamer voor handelsonderzoek, de alarmbelprocedure, en van de resultaten van enquêtes en studiedagen van de Unie der Rechters in Handelszaken. Deel II en III - toelichting bij de Wet op het Gerechtelijk Akkoord en de Faillissementswet, bespreking van de praktische implicaties van de wetten, inclusief praktijkgerichte suggesties voor verbetering. Deel IV - toelichting van alle facetten van de vrijwillige ontbinding en vereffening.
Prijs : € 63,60 Bestellen : Kluwer uitgevers tel. 0800/145.00 www.kluwer.be