IAB-Info Nummer 3 2–15 februari 2004
16e jaargang
Inhoud Fiscaliteit Fiscaal recht : nieuwigheden van toepassing in 2004 U krijgt van ons een schematische voorstelling van de «fiscale nieuwigheden 2004» zodat zeker niets verloren gaat van de meest markante feiten van het voorbije jaar. Al die thema’s zullen ook nog eens ruim aan bod komen in afzonderlijke artikelen van de nieuwsbrief of Accountancy & Tax. In het volgend nummer van dit laatste bijten wij overigens de spits af met de eenmalige bevrijdende aangifte.
Fiscaliteit Fiscaal recht : nieuwigheden van toepassing in 2004 R. LASSAUX
U krijgt van ons een schematische voorstelling van de «fiscale nieuwigheden 2004» zodat zeker niets verloren gaat van de meest markante feiten van het voorbije jaar. Al die thema’s zullen ook nog eens ruim aan bod komen in afzonderlijke artikelen van de nieuwsbrief of Accountancy & Tax. In het volgend nummer van dit laatste bijten wij overigens de spits af met de eenmalige bevrijdende aangifte. Wat vindt u in dit artikel Ooit was er een tijd, helaas heel lang geleden, waarin de wetgever de nieuwe bepalingen die ons rechtstreeks aanbelangden, beperkt hield tot sporadische, minieme wijzigingen. Maar vorig jaar is eens te meer gebleken dat die tijd definitief voorbij is en ook dit jaar belooft niet veel goeds. Men hoeft geen bolleboos te zijn of over een prachtige glazen bol te beschikken om tot deze vaststelling te komen : de huidige wijzigingen zijn ingrijpend en sterk uiteenlopend. Als we alleen nog maar de belangrijkste citeren, hebben we bijvoorbeeld de complete ommezwaai van het stelsel van de aanvullende pensioenen, de lancering van de hervorming van de PB en van de Ven.B., de EBA, de wijziging van het wetgevend kader van de facturering op het vlak van de BTW, de harmonisatie1 van de aanslag- en controletermijnen en de schorsing van de verjaring van de invordering van de belasting op het vlak van de inkomstenbelasting, de verhoogde aftrek voor de investeringen in de beveiliging van de beroepslokalen, de maatregelen om het wetenschappelijk onderzoek aan te moedigen, het aankondigen van de nieuwe aftrekbaarheidspercentages van de restaurantkosten die zowel in België als in het buitenland worden gedragen, de ecotaksen en ecoboni – de verpakkingsbijdrage treedt uiteindelijk in werking op 1 april 2004 –, de Kruispuntbank van Ondernemingen, thans volledig operationeel, de vereenvoudiging van de banenplannen en van de startbaanovereenkomsten, en vrij recent, de wijziging van de regels voor de samenwerking in het kader van de bestrijding van de witwaspraktijken2... De golf van nieuwigheden waarmee de bedrijfswereld overspoeld wordt, heeft niets meer weg van een rustig kabbelend riviertje. Laten we ons bovendien vooral geen rad voor de ogen draaien : de subtiele verfijning van de nieuwigheden die we in massale dosissen in het vak van onze beroepskennis moeten opslaan, eist van ons dat we de zorg voor het detail en het globaal perspectief met elkaar weten te verzoenen. En dit in een wetgevend milieu dat niet schittert van de duidelijke, heldere en scherpzinnige wetteksten. Als we bijvoorbeeld systematisch de 62 000 pagina’s overlopen die tijdens het voorbije jaar in het Belgisch Staatsblad verschenen zijn, hebben we nog altijd niet de garantie dat we daarmee op de hoogte zijn van alle «nieuwigheden van 2004». Zo wordt het volledige bouwwerk op het terrein van de inkomstenbelastingen geschraagd door de hervorming van de PB en de Ven.B., twee enorme domeinen die door oudere wetten georkestreerd worden : enerzijds de Wet van 10 augustus 2001 houdende hervorming van de personenbelasting (B.S. van 20 september 2001) en anderzijds de Wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken (B.S. van 31 december 2002). Maar we mogen zeker niet vergeten dat achter de gevel van dit bouwwerk, dat onder meer berust op de harmonisatie of de financiering van de KMO – een maatregel die we allen toejuichen – sommige bepalingen schuilgaan die hier en daar een addertje verbergen.
Niet overtuigd ? Neem de herziening van het stelsel van de aanvullende pensioenen. Uit een eerste lezing van de wetsbepalingen zouden we kunnen besluiten dat de uniformisering van de stelsels voortaan hét grondbeginsel is. Maar dan vergeten we iets te snel dat er in de praktijk nog altijd een duidelijk onderscheid moet worden gemaakt tussen de gewone pensioenverbintenissen en de sociale pensioenovereenkomsten en tussen de door de wet beoogde verkrijgers van die pensioenverbintenissen, naargelang het gaat om bezoldigde werknemers, zelfstandige bedrijfsleiders, of zelfs onafhankelijke mandatarissen van inrichtingen die aan de rechtspersonenbelasting onderworpen zijn, iets wat ook Jean Baeten en Claude Devoet aan de kaak stellen in hun excellent3 werk over deze materie. Of nog : de hervorming van de vennootschapsbelasting waarvan de KMO’s als grote winnaar uit de bus komen. Vrijstelling van winst door het mechanisme van de investeringsreserve, verlaagde tarieven, vrijstelling van het grootste deel van de compenserende maatregelen, stuk voor stuk verleidelijke maatregelen op papier waarvan het merendeel van de Belgische ondernemingen profiteert. Maar er is een keerzijde. Wie de moeite genomen heeft om de investeringsreserve te berekenen en haar toepassingsregels uitgekamd heeft, zal zich afvragen hoe hij die regeling in godsnaam moet toepassen. Iets wat ook de regering ingezien heeft vermits zij tijdens de (mega)ministerraad die op 16 en 17 januari 2004 werd gehouden in het kasteel van Petit-Leez een maatregel heeft goedgekeurd om deze materie wat efficiënter en gebruiksvriendelijker in te kleden. Maar verder in dit artikel zullen we zien dat de kous hiermee nog lang niet af is : denk maar aan de geleidelijke overgang van de ons welbekende «1 miljoen regel» naar de «anderhalf miljoen regel» tegen het aanslagjaar 2008. Kortom, met een wet die meer dan een jaar na de hervorming van de vennootschapsbelasting is verschenen, heeft de regering de gekoesterde KMO-formule die toegang gaf tot de meeste gunstmaatregelen en de compenserende bepalingen vermeed, tot zodanige proporties opgeblazen dat sommigen zover gaan om te beweren dat zij met de ene hand teruggenomen heeft wat ze nog maar net met de andere gegeven had. In alle grote vennootschappen, behalve de coöperatieve vennootschappen die erkend werden door de Nationale Raad voor de Coöperatie, bestaat thans de verplichting om een bedrijfsleider een bezoldiging ten laste van het resultaat van het belastbaar tijdperk toe te kennen van minstens 27 000, 30 000 en 33 000 EUR, en dit respectievelijk voor de aanslagjaren 2005, 2006 et 2007 (voor zover het belastbaar resultaat ten minste die bedragen bereikt). Temeer daar, ondanks de geruststellende argumenten die we regelmatig in officiële kringen te horen krijgen, sommige wetgevende teksten niet uitblinken door hun helderheid of hun samenhang en steevast een goede dosis juridische onzekerheid bevatten. Kijk maar eens naar de éénmalige bevrijdende aangifte bijvoorbeeld. Hoewel zij inderdaad een realiteit geworden is in dit dossier, nadat ze reeds vele malen was aangekondigd waardoor de verwarring zienderogen toenam (onder meer door de aankondiging dat de aandelen aan toonder op termijn zouden verdwijnen terwijl er enkel sprake is om een einde te maken aan de uitgifte van nieuwe effecten aan toonder. In de loop van het tweede semester van 2004 zou hierover een beslissing moeten komen.) weet ongetwijfeld niemand nog of alle betrokkenen ondertussen een duidelijk antwoord hebben gekregen op hun vragen. Doch we kunnen evenmin ontkennen dat de polemiek die hier rond ontstaan is de nodige nieuwsgierigheid heeft gewekt, getuige het massale succes van de informatiesessies die in alle hoeken van het land georganiseerd worden. In die context zult u meteen begrijpen dat we in dit artikel onmogelijk alle geheimen kunnen ontrafelen die achter deze veranderingen schuilgaan. We zouden de acht pagina’s van deze nieuwsbrief alleen al kunnen vullen met een uitgebreide analyse van de problematiek van de fiscale, financiële en boekhoudkundige gevolgen van het nieuwe stelsel van de aanvullende pensioenen bijvoorbeeld, waarbij we eerst het kluwen van de verschillende data waarop het in werking moest treden (15 mei 2003, 14 november 2003, 16 november 2003, 1 januari 2007...) zouden moeten ontwarren, met de afvlakking van de nieuwe boekhoudkundige verplichtingen van de vzw’s, de nieuwe mogelijkheden tot elektronische facturering, ja zelfs de eindeloze wijzigingen van de schenkingsrechten4 en de successierechten in de drie Gewesten van ons land.
Zodra we over de nodige informatie beschikken, zullen deze thema’s in de volgende nummers verder besproken worden. Andere aspecten, zoals de hervorming van de PB of sommige maatregelen van de Wet van 24 december 2002 tot hervorming van de vennootschapsbelasting, zoals de investeringsreserve voor KMO’s (zie IAB-info nr. 8/2003) kwamen reeds ruim aan bod in deze nieuwsbrief. We zullen onze analyse dan ook beperken tot een aantal specifieke punten die we zullen toetsen aan de parlementaire vragen en antwoorden. Maar omdat dit onderwerp zo ruim is, zijn er nog heel wat belangrijke vragen tot hiertoe onbeantwoord gebleven. Daarom zullen wij in het eerste nummer van het tijdschrift een praktisch dossier over de EBA publiceren in de vorm van vragen en antwoorden. Afspraak dus op 31 maart 2003. In dit artikel beperken wij onze ambitie noodgedwongen tot een bescheiden, maar systematische analyse van de fiscale vloedgolven die ons beroepsleven op korte termijn zullen overspoelen. Omdat we niet tevreden zijn met een loutere schetsing van de basisbeginselen zullen we dit alles illustreren met wettelijke en administratieve referenties en websites waar u meer informatie kunt vinden. Een stroom nieuwe maatregelen... Hoewel het jaar 2003 begon met de invoering van een eenvormig en algemeen systeem van «voorafgaande beslissing in fiscale zaken» (art. 345 WIB 1992, K.B. van 9 januari 2003 en IAB-Info nr. 6/2003) – waarvan, terloops gezegd, de efficiëntie op korte termijn moest worden verzekerd door de aanstelling van 20 nieuwe ambtenaren bij de dienst – en de inwerkingtreding van enkele doelgerichte maatregelen, zoals de invoering van de PC-privé plannen (art. 38 WIB 1992 en K.B. van 25 maart 2003, B.S. 4 april 2003), de nieuwe regeling voor de meewerkende echtgenoot (art. 33 WIB 1992 en IAB-info nr. 1-2/2003) en de belastingverminderingen voor energiebesparende uitgaven (art. 14524 WIB 92 en K.B. van 20 december 2002 besproken in de AOIF-circulaire nr. 2/2003 van 20 februari 2003), was het de Wet van 28 april 2003, de zogeheten « Wet Vandenbroeck » verschenen in het Staatsblad van 15 en 26 mei 2003 die haar stempel drukte op de eerste maanden van het jaar. Wat de wetgever ons toen voorstelde was niets minder dan een volledig nieuwe wettelijke denkpiste voor alle pensioenproducten van de tweede pijler die voor zoveel mogelijk bezoldigde werknemers toegankelijk moeten worden (kaderleden, werklieden, bedienden van kleine zowel als grote ondernemingen) en op het fiscale vlak, een herziening van de regelingen van een hele reeks, collectieve of private, verzekeringen die door tussenkomst van de onderneming onderschreven kunnen worden5. Dit betekende evenwel niet dat de storm van nieuwigheden die over dit enorme terrein raasde, daarna ging liggen. Integendeel, op het einde van het jaar verdubbelde hij zelfs in kracht. Naast de preciseringen inzake de berekening van de voordelen voor de «bedrijfswagens» die de Minister van Financiën meedeelde in een perscommuniqué dat toen niet onopgemerkt is voorbijgegaan, doch op 22 januari 2004 werd bevestigd6, werd het jaar netjes afgerond met de eenmalige bevrijdende aangifte, de veelbesproken EBA. De publicatie7 ervan in het Belgisch Staatsblad van 6 januari 2004, enkele dagen later gevolgd door twee koninklijke uitvoeringsbesluiten (K.B.’s van 9 januari 2004, B.S. van 14 januari 2004), waarbij het ene inzonderheid de beleggingsvoorwaarden regelde en het ander het model van de formulieren vastlegde die men moet gebruiken naargelang de bedragen, kapitalen of roerende waarden die het voorwerp van de operatie vormen, al dan niet geplaatst zijn bij een kredietinstelling, een beursvennootschap of een verzekeringsmaatschappij in België)8 hebben 16 januari 2004 bevestigd als officiële datum van inwerkingtreding van de Wet op de EBA zodat we haast 365 dagen rustig de tijd krijgen om na te denken of we al dan niet op de trein van de grote fiscale amnestie zullen springen10. De EBA is immers een keuze, geen verplichting. Doch wie zijn geld in het buitenland wil laten staan, blijft volledig vrij om dat te doen, met dien verstande dat de controles en de uitwisseling van informatie tussen de belastingadministraties van de Lidstaten vanaf 1 januari 2005 sterk opgedreven zullen worden (zie noot nr. 24 over de «Spaarrichtlijn») en dat de sancties veel zwaarder zullen zijn vanaf 1 januari 2005 (100 % verhoging in geval van niet-aangifte van voor amnestie in aanmerking komende sommen, kapitalen en roerende waarden berekend op de ontweken voorheffing als het om grijs geld gaat).
Ook het vooruitzicht van een vermogensbelasting mogen we niet zomaar van tafel vegen... Om de pret niet te bederven eindigde het jaar 2003 met een wetgevend vuurwerk, als we het zo mogen stellen, vermits naast het K.B. tot vaststelling van de regels en schalen die van toepassing zijn voor de berekening van de bedrijfsvoorheffing11, de Programmawet12 die traditioneel verschijnt in het laatste Staatsblad van het jaar deze keer niet minder dan 501 artikelen bevatte waaronder talrijke fiscale bepalingen die soms subtiel verloren gingen in de 100 bladzijden die er nodig waren om hem gepubliceerd te krijgen : verduidelijkingen over de fiscale regeling van de dienstencheques (art. 14521 WIB 1992), vrijstelling van het PWA-inkomen (art. 38 WIB 1992), liberaliteiten (artikelen 104, 110, 181 en 241 WIB 1992), belastingvermindering voor de aankoop van obligaties uitgegeven door het Startersfonds (art. 14527 WIB 1992), lifting van de tax shelter regeling (een financieringsregime voor de Belgische cinema, voortaan veel aantrekkelijker op het fiscale vlak – artikelen 194ter en 416 WIB 1992), nieuwe schorsingsregels voor de stuiting13 van de verjaring op het stuk van de inkomstenbelastingen (art. 443ter WIB 1992), maar vooral, het vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen (VAPZ) waartoe de bedrijfsleiders met zelfstandig statuut kunnen toetreden14. Uiteraard zijn niet alle fiscale maatregelen die op 1 januari 2004 van kracht geworden zijn in het Belgisch Staatsblad van 2003 verschenen. Zo is het Ministerieel Besluit houdende de modellen van goedkeuringsattest in het kader van de toekenning van de verhoogde investeringsaftrek pas verschenen in het Belgisch Staatsblad van 8 januari 2004 (B.S. van 8 januari 2004, 3e ed.) terwijl het ook de investeringen in beveiliging beoogt die reeds in 2003 werden verricht. Maar dé grote uitzondering op die regel is natuurlijk, voor wat de inkomstenbelasting betreft, de hervorming van de PB en de Ven.B. die, zoals u weet, wordt georkestreerd door wetten die reeds lang verschenen zijn. Een hels parcours van maatregelen voor 2004 dat we hier moeten afleggen. Voor de natuurlijke personen treedt het laatste luik van de hervorming, het luik dat de fiscale neutraliteit van de samenlevingskeuze garandeert, in werking. Vanaf aanslagjaar 2005 (inkomsten 2004) worden de wettelijk samenwonenden, op papier althans, volledig gelijkgesteld met de gehuwden voor wat de toepassing van de inkomstenbelastingen betreft, hoewel er nog onzekerheid bestaat over het optrekken van de belastingvrije som hetgeen tot 2006 uitgesteld zou worden : toekenning van het huwelijksquotiënt, meewerkende echtgenoot, verliescompensatie tussen echtgenoten, volledige decumul van alle inkomsten die geen beroepsinkomsten zijn, nieuwe berekening van de belastingverlaging voor sommige vervangingsinkomsten, identiek basisbedrag van het belastingvrij gedeelte, berekeningsregels van de bedrijfsvoorheffing, zelfs in de gevallen waarin de echtgenoten als alleenstaanden worden belast. Wat betreft de vennootschappen blijft de hervorming die werd ingezet op 24 december 2002 (B.S. van 31 december 2002, 2e ed., 58817), van toepassing geworden tijdens het vorige aanslagjaar, voor cadeautjes zorgen (zie IAB-info nr. 14-15/2003). Vrijstelling ten belope van 50 % van de gereserveerde winst van het belastbaar tijdperk (voor de vorming van de investeringsreserve en voor de aanpassing van de begintoestand van de reserves) als investeringsreserve (nieuw artikel 194quater WIB 1992, zie IAB-Info nr. 8/2003), gevoelige daling van de nominale tarieven, inclusief de verlaagde tarieven, ... het plaatje van de vennootschapsbelasting15 wordt hierdoor wel bijzonder aantrekkelijk, vooral voor de KMO’s. Terwijl de KMO’s gebruik kunnen maken van een proportionele daling van de verlaagde tarieven (voor zover de belastbare winst niet meer dan 322 500 EUR bedraagt – art. 205, 2e en 3e lid WIB 1992) mogen ze nog altijd een investering die ze in december verricht hebben, afschrijven alsof ze deze gedurende het ganse voorbije jaar gebruikt hadden16 en hun bijkomende kosten in één maal of in hun eigen tempo afschrijven17. In afwijking van het gemeen recht wordt de belasting berekend aan het verlaagde tarief niet vermeerderd bij gebreke van voorafbetalingen voor de eerste drie boekjaren vanaf hun oprichting zodat ze een maximum aan liquiditeiten kunnen behouden (art. 218, § 2 WIB 1992).
Het is ondertussen ook duidelijk dat ze nauwelijks getroffen worden door de maatregelen die de criteria voor de aftrekbaarheid van de dividenden, liquidatieboni en inkoop van eigen aandelen als DBI verstrengen (zie inzonderheid de taxatievoorwaarde – art. 203, § 1, 1e lid, 1° en 3e lid WIB 1992). Maar het is niet allemaal rozengeur en maneschijn. Van alle voorwaarden die opgelegd werden om de verlaagde tarieven te kunnen genieten, is de strengste ongetwijfeld die welke bepaalt dat alle vennootschappen, andere dan coöperatieve vennootschappen die erkend zijn door de Nationale Raad voor de Coöperatie, een minimum bezoldiging aan een bedrijfsleider moeten toekennen ten laste van het resultaat van het belastbaar tijdperk. Helaas zal daar niet snel verandering in komen. Als we de Wet van 8 januari 2004 tot wijziging van artikel 215, 3e lid, 4° WIB 1992 mogen geloven (B.S. van 26 januari 2004) zal de minimumgrens die thans vastgesteld is op 24 500 EUR18, respectievelijk opgetrokken worden tot 27 000 EUR (aj. 2005), 30 000 EUR (aj. 2006), 33 000 EUR (aj. 2007) tot ze uiteindelijk 36 000 EUR bereikt vanaf het aanslagjaar 2008. Een grens die we zorgvuldig in het oog zullen moeten houden om onaangename verrassingen te voorkomen. Omdat we hier beland zijn op een domein waarmee België het niet altijd zo nauw neemt – met name de omzetting van de Europese Richtlijnen in het nationaal recht – stellen we verheugd vast dat men de zaken op het vlak van de ondernemingsfiscaliteit netjes uitklaart (voor een stand van zaken, zie : www.europa.eu.int/ comm/taxation_customs/taxation/taxation.htm). Parallel met de wijziging van de Moeder-Dochterrichtlijn 90/435/EG betreffende de dividenden verschenen in het Publicatieblad van 13 januari 200419 en door de lidstaten in hun nationale recht om te zetten tegen uiterlijk 1 januari 2005, heeft Europa tevens het lot van de interesten en royalty’s tussen verbonden ondernemingen geregeld (Richtlijn «interesten en royalty’s» van 3 juni 2003)20.
Hoewel de omzetting verre van perfect is, wat ook Jean-Marie COUGNON beweert in een recent artikel dat verschenen is in de Echo21 blijkt uit het Koninklijk Besluit van 22 december 2003 (B.S. van 31 december 2003, 2e ed.) dat, mits naleving van bepaalde voorwaarden, kan worden afgezien van de bronheffing van de roerende voorheffing22 op de interesten (nieuw art. 107, § 6 en 113, § 7 KB/WIB 1992) en royalty’s (nieuw art. 111, d KB/WIB 1992) wanneer ze worden toegekend of betaalbaar gesteld aan «verbonden» vennootschappen23 die gelegen zijn in de verschillende Lidstaten van de Europese Unie. De idee om de betrekkingen tussen Europese ondernemingen te vergemakkelijken vindt men ook terug in het ontwerp van richtlijn dat de Europese Commissie thans bestudeert op het vlak van de grensoverschrijdende fusie. Als men de tekst leest die binnenkort zal worden verstuurd naar de Raad van Ministers en naar het Europees Parlement, zouden de grensoverschrijdende fusies inderdaad in elke Lidstaat als een louter nationale fusie kunnen worden behandeld. Na heel wat strubbelingen werd er ook vooruitgang geboekt voor wat de natuurlijke personen betreft. We kunnen immers onmogelijk voorbijgaan aan de «Spaarrichtlijn», hoewel ze pas uitwerking zal hebben op 1 januari 2005, aangezien zij de spaartegoeden van niet-inwoners24 betreft en het voorwerp heeft gevormd van een voorontwerp van wet die op de Raad van Ministers van 15 januari 2003 werd goedgekeurd. We kunnen de bespreking van het fiscale luik onmogelijk afronden zonder een woordje te zeggen over de veranderingen die op het vlak van de B.T.W. van kracht geworden zijn sedert 1 januari 2004. Naast de verlenging voor twee jaar van de verlaagde tarieven (art. 1bis en art. 1ter K.B. 20 W.BTW) voor de arbeidsintensieve activiteiten (K.B. van 14 januari 2004 – B.S. van 19 januari 2004, 2e ed.), hebben onze ondernemingen ook hier een aantal ingrijpende wijzigingen te danken aan de omzetting van twee Europese Richtlijnen in ons nationaal recht.
Na haar nakende omzetting – het wetsontwerp werd op 19 december 2003 unaniem goedgekeurd in de Kamer – zal de eerste, de Richtlijn «facturering»25, tot gevolg hebben dat de verplichtingen op het stuk van de facturering, sedert 1 januari 2004, in principe opgenomen zijn in een gebruiksvriendelijker juridisch kader binnen de BTW-wetgeving : bekrachtiging van de «self billing» (mogelijkheid voor de ondernemingen om de factureringsplicht door een derde onderneming te laten vervullen) en de onderaanneming, uniformisering van de verplichte vermeldingen. Maar ze heeft vooral de regels uitgewerkt voor het opmaken, het aanvaarden en het bewaren van elektronische facturen, waardoor het mogelijk wordt om deze facturen in een andere Lidstaat van de Europese Unie te bewaren, als tenminste bepaalde voorwaarden zijn vervuld (let wel : deze mogelijkheid bestaat niet op het vlak van de inkomstenbelastingen waar de artikelen 315 en 315bis WIB 1992 – en dus de band met België – strikt van toepassing blijven). De tweede, met name de Wet van 22 april 2003 (B.S. van 13 mei 2003)26 die de Richtlijn «elektronische handel»27 in het nationaal recht heeft omgezet, plaatst de Europese ondernemingen en die welke tot derde landen behoren sedert 1 juli 2003 op gelijke voet voor wat de diensten betreft die voortaan worden beschouwd als zijnde langs elektronische weg geleverd : de levering van muziek of films, van spelen, met inbegrip van kans- of gokspelen, de levering van software en het updaten ervan, de levering van beelden, geschreven stukken en informatie en de terbeschikkingstelling van databanken, diensten zoals het onderbrengen en onderhouden op afstand van programma’s en uitrustingen en diensten van e-learning. Volledigheidshalve moeten we er ook de rits nieuwigheden aan toevoegen die vervat zijn in de maatregelen opgenomen in de strategische nota die op 23 december 2003 werd voorgesteld door de Staatssecretaris voor modernisering van de financiën en de strijd tegen de fiscale fraude, voor zover Olivier JAMAR de totstandkoming van partnerships met de risicosectoren zal bewerkstelligen, zoals de bouwsector, de Horeca, de verkoop van GSM’s (BTW-carrousels) en zelfs de sigaretten waar steeds meer in gefraudeerd wordt. Er wordt ook vooruitgang verwacht op het vlak van de fiscale procedure die ingevolge het regeerakkoord van 12 juli 2003 grondig zal worden herzien en vereenvoudigd. Een werkgroep samengesteld uit vakmensen (magistraten, advocaten, ambtenaren van financiën, ...) zou na afloop van een denkproces waar ook wij nauw bij betrokken zijn, concrete voorstellen moeten formuleren om de administratieve fase van de geschillenprocedures te optimaliseren, alsook de procedures op het stuk van de B.T.W. en de directe belastingen te harmoniseren. Er wordt ook nagedacht over de mogelijkheid dat de directeuren dadingen kunnen aangaan in het kader van de invordering. Elektronische aangiften, e-gov... Vermits wij rechtstreeks betrokken zijn bij de werkgroepen die, onder de bescherming van de bevoegde Staatssecretarissen en Ministers, experts uit de privé- en uit de overheidssector samenbrengen, kunnen we zonder enig risico bevestigen dat de regering vast van plan is om haar elektronische betrekkingen met de belastingplichtigen en, meer in het bijzonder de elektronische aangiften, voort te ontwikkelen. Tegen volgend aanslagjaar zouden deze dossiers in principe reeds ver gevorderd moeten zijn. Voor wat de natuurlijke personen betreft zal de procedure van de verzending via het Net tot alle belastingplichtigen worden uitgebreid (de verzending van deel II van de aangifte in de PB zal vergezeld kunnen worden van gestandaardiseerde elektronische bijlagen) waarover momenteel fel gedebatteerd wordt. Wat de rayon van de vennootschappen betreft zou de elektronische versie van de aangifte tegen volgend aanslagjaar klaar moeten zijn. De voornaamste krachtlijnen zijn : downloaden van een intelligent formulier, indiening van de aangifte via Internet, on line berekening van de belasting, gebruik van gestandaardiseerde elektronische bijlagen.
De Nationale Bank heeft op zijn beurt een pilootproject opgestart voor de on line indiening, betaling en raadpleging van de jaarrekeningen. We komen daar binnenkort nog op terug. In een land waar de administratieve druk voor de bedrijven, volgens een recente planstudie niet minder dan 3,43 % van het bruto binnenlands product beslaat, konden we ons overzicht van de nieuwigheden niet beëindigen zonder even stil te staan bij de lancering van de site KAFKA op het Net, een gemeenschappelijk initiatief van de federale Staat en de drie Gewesten van het land. Concreet gaat het om een contactpunt waar iedereen van 10 december 2003 tot 31 maart 2004 opmerkingen mag formuleren over bijvoorbeeld formulieren, attesten of aanvragen die moeilijk in te vullen zijn, procedures (of regels) die te complex of tegenstrijdig zijn, enz. (http://www.kafka.be). Dat geldt ook voor fiscale zaken uiteraard waar er tal van voorbeelden te vinden moeten zijn. Achteraf zal een eindrapport worden opgemaakt dat de meest voorkomende en zorgwekkende problemen zal bespreken. We zijn benieuwd...
(501/NB I.A.B.)
© 2004 Alle rechten voorbehouden. Noch deze publicatie, noch gedeelten ervan mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrieval systeem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze dan ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De auteurs, de redactie en de uitgever streven naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie waarvoor ze echter niet aansprakelijk kunnen worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever: J. De Leenheer, IAB, Livornostraat 41, 1050 Brussel (tel. (02) 543 74 90, e-mail:
[email protected]) IAB-publicatie, in samenwerking met Kluwer uitgevers, Ragheno Business Park, Motstraat 30, 2800 Mechelen.