IAB-Info Nummer 20 3-16 november 2003
15e jaargang
Inhoud I.A.B.-mededelingen «Accountants, belastingconsulenten en bedrijfsjuristen : een complementaire benadering van gemeenschappelijke onderwerpen» Studienamiddag IAB – IBJ op woensdag 17 december 2003 Vennootschapsrecht, handelsrecht, financieel en economisch recht, fiscaal recht, ... : het zijn allemaal voorbeelden van domeinen waarin zowel accountants en belastingconsulenten als bedrijfsjuristen dagelijks actief zijn. Ze werken daarbij ieder vanuit een specifieke invalshoek en vullen elkaar zodoende aan. Aanleiding genoeg voor het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten (IAB) en het Instituut voor bedrijfsjuristen (IBJ) om samen enkele thema’s te selecteren die deze complementariteit illustreren en ze door leden van de twee Instituten met ruime ervaring terzake, grondig te laten analyseren. Het programma en alle praktische informatie vindt u op pagina 2.
Fiscaliteit Fiscale amnestie, een niet te missen kans ! In de voorbije jaren heeft een wetsontwerp wellicht nooit zoveel inkt doen vloeien in de media als dat betreffende de fiscale amnestie. Op het ogenblik waarop wij dit artikel schreven, werd de laatste versie van het wetsontwerp aan het parlement voorgelegd : een ideale gelegenheid dus om een eerste overzicht te geven en om, in tien vragen en antwoorden, een structuur voor discussie uit te tekenen.
De relaties tussen de ondernemingen en de fiscus : synthese van de doorgevoerde hervormingen en toekomstperspectieven VBO, donderdag 4 december 2003 Financial Business Days 10 en 11 december 2003, De Montil, Affligem Met een korting voor accountants en belastingconsulenten
I.A.B.-mededelingen Belgische accountants vrijgesteld van gedeelte internationaal examen «Certified Internal Auditor» Vennootschapsrecht, handelsrecht, financieel en economisch recht, fiscaal recht,... : het zijn allemaal voorbeelden van domeinen waarin zowel accountants en belastingconsulenten als bedrijfsjuristen dagelijks actief zijn. Ze werken daarbij ieder vanuit een specifieke invalshoek en vullen elkaar zodoende aan. Aanleiding genoeg voor ons Instituut en het Instituut voor bedrijfsjuristen (IBJ) om samen enkele thema’s te selecteren die deze complementariteit illustreren en ze door leden van de twee Instituten met ruime ervaring terzake, grondig te laten analyseren. Programma : Onthaal : vanaf 13.30u Algemene inleiding Johan De Leenheer, Voorzitter IAB De taak van de accountant/belastingconsulent en de bedrijfsjurist in het kader van een due diligence-onderzoek Voor het IAB : Gérard Delvaux, accountant-bedrijfsrevisor Voor het IBJ : Dominique Buysschaert, bedrijfsjurist Transfer pricing : fiscale en contractuele aspecten – Dienstcontracten tussen vennootschappen van een groep Voor het IAB : Jan Verhoeye, accountant-belastingconsulent Voor het IBJ : Alessandra Salà, bedrijfsjurist-belastingconsulent IAS : stand van zaken op Europees vlak Karel Van Hulle, Head of Unit «Financial Information and Company Law», Europese Commissie Besluit Philippe Marchandise, Voorzitter IBJ Receptie Praktisch : Datum : 17 december 2003 Duur : van 13.30u tot 17.15u Plaats : Tentoonstellingspark van Brussel (Heizelpaleizen) – Auditorium 2000 Een wegbeschrijving wordt u toegestuurd bij de bevestiging van uw inschrijving. Er is parkeergelegenheid in de onmiddellijke nabijheid van de Heizelpaleizen. Talen : Nederlands – Frans (simultaanvertaling) Toegangsprijs : H 65; IAB-stagiairs : H 45. Syllabus inbegrepen Bedrag over te maken op rekeningnummer 191-1582742-56 (KBC-Bank), met mededeling «Studienamiddag 17/12/2003 – naam deelnemer»
Inschrijvingen en inlichtingen : De inschrijvingen lopen t.e.m. 30 november 2003. Stuur het inschrijvingsformulier in bijlage bij dit nummer terug naar : Kristien Michiels Tel. : 02/543 74 90 Fax : 02/543 74 91 E-mail :
[email protected]. Uw inschrijving wordt bevestigd bij betaling. Attest permanente vorming : wordt ter plaatse overhandigd.
Fiscaliteit Fiscale amnestie, een niet te missen kans ! R. LASSAUX In de voorbije jaren heeft een wetsontwerp wellicht nooit zoveel inkt doen vloeien in de media als dat betreffende de fiscale amnestie. Sinds de aankondiging ervan in het begin van de zomer heeft nagenoeg iedereen – tussen allerlei vragen en verklaringen door, gaande van bittere kritiek van sceptici tot redelijk optimisme vanwege specialisten, – wel proberen te doorgronden wie precies door de maatregel zou worden begunstigd en of het officiële binnenloodsen van buitenlandse kapitalen in de strikte legaliteit niet een of andere juridische valkuil zou verbergen, niettegenstaande het feit dat het ontwerp in overeenstemming werd gebracht met de Europese bepalingen en de relevante opmerkingen van de Raad van State. Intussen begint de tijd evenwel te dringen, aangezien de inwerkingtreding van de «eenmalige bevrijdende aangifte», de zogenaamde «EBA», werd vastgesteld op 1 januari 2004... Op het ogenblik waarop wij dit artikel schreven, werd de laatste versie van het wetsontwerp aan het parlement voorgelegd : een ideale gelegenheid dus om een eerste overzicht te geven en om, in tien vragen en antwoorden, een structuur voor discussie uit te tekenen. Daarmee worden niet alle onzekerheden uit de weg geruimd : de teksten zijn immers zo onduidelijk dat tal van interpretaties mogelijk zijn. Bovendien valt het te verwachten dat de tekst in de loop van zijn parlementair parcours (dat zich heel woelig aankondigt; het debat in de Commissie voor Financiën van de Kamer is op 5 november 2003 begonnen) steeds weer wordt herzien, verduidelijkt en bijgeschaafd en, volgens sommigen, misschien wel volledig herschreven. Om nu al een concreet idee te geven van de interpretatiemogelijkheden van de ingediende tekst, verwijzen we naar het recente voorbeeld dat door G. Kleynen geformuleerd werd in L’Echo met betrekking tot de berekening van de toepasselijke boetes (i.c. niet langer het bedrag van de op de datum van de transfer gerepatrieerde gelden, maar enkel de hoeveelheid ervan die overeenstemt met belastbare inkomsten). Dit voorbeeld kan gelden als zeer illustratief voor de woelige toestand. Met, in het vooruitzicht, de mogelijkheid om zonder obstakels kapitalen, sommen en roerende waarden, geïnvesteerd in kapitalisatiebeveks, alsook Belgische aandelen waarvoor de inhouding aan de bron gebeurt, te repatriëren. De schets die we hierna brengen is dus – en dat komt regelmatig voor in fiscale zaken – per definitie onvolledig. Afspraak dus in één van de volgende nummers van de nieuwsbrief voor het vervolg van de ontwikkelingen... 1. Het basisbeginsel ? Het basisbeginsel is a priori aanlokkelijk. Het komt erop neer dat aan natuurlijke personen de mogelijkheid wordt geboden om tussen 1 januari en 31 december 2004 hun tegoeden op buitenlandse niet-aangegeven rekeningen aan te geven en te transfereren (! omschrijving rijmt niet langer noodzakelijk met repatriëring naar België – zie vraag 7). Mits een belasting van 6 % of 9 %, berekend op het bedrag van de aangegeven tegoeden en opgenomen in de bevrijdende aangifte (of, als de interpretatie van G. Kleynen juist blijkt te zijn, enkel op het belastbare deel – zie vraag nr. 6 voor een commentaar op deze belangrijke nieuwigheid), zouden ze immers definitief bevrijd zijn van alle ontweken belastingen en sociale bijdragen met betrekking tot de inkomsten voortgebracht door de tegoeden op rekeningen, en zelfs gevrijwaard tegen strafrechtelijke vervolgingen wegens fiscale fraude. Opgelet evenwel : de aldus door de Administratie uitgevoerde regularisering sluit niet uit dat zij zich vragen kan stellen over bewegingen die zich in de laatste drie jaar op de buitenlandse rekening hebben voorgedaan, zonder dat men zich daartegen kan verzetten en, in voorkomend geval, gebruik kan maken van de bepalingen van artikel 341 WIB 92. Dit artikel is evenwel niet toepasbaar als de beoogde bewegingen teruggaan tot een tijdperk van voor vijf jaar.
2. Aangifte. Bevrijdend ? Eenmalig ? Dat zijn inderdaad de bewoordingen van het wetsontwerp dat op 23 oktober 2003 door de Ministerraad werd goedgekeurd. In deze mooi uitdrukking « eenmalige bevrijdende aangifte » (afgekort EBA) is geen eigenlijke amnestie terug te vinden. Elk woord is echter belangrijk en niet zonder gevolgen. – «Aangifte» veronderstelt in de eerste plaats een vrijwillige actie van de «repatrieerder». De instellingen, belast met de eigenlijke verrichtingen, zullen immers zelf de verschuldigde bedragen inhouden (zie vraag nr. 5) en de gebruikelijke «genummerde attesten op naam» uitreiken volgens de regels van de anonimiteit (zie vraag nr. 10). Dit document zal niet tegenwerpelijk zijn aan de Administratie voor de belastingen die zij inkohiert in de nog openstaande aanslagtermijnen. De aldus aangegeven sommen, kapitalen en roerende waarden zullen niet gebruikt kunnen worden als indicie of aanwijzing voor het uitvoeren van bijkomende fiscale onderzoeken of controles ten laste van de aangever of van een derde (art. 333 WIB 92), noch om andere overheden op de hoogte te brengen van mogelijke inbreuken op de fiscale wetgeving of om inlichtingen uit te wisselen (art. 338 WIB 92, art. 95tercies W.BTW en toepassing van de overeenkomsten ter vermijding van dubbele belasting), behalve wat betreft de bepaling van de verschuldigde aanslagen als gevolg van de aangifte. De aangifte van die tegoeden zal evenmin een aanwijzing van inbreuk op de fiscale wetgeving kunnen vormen waarvan bij de Procureur des Konings aangifte moet worden gedaan op grond van artikel 29 van het Wetboek van strafvordering. – «Bevrijdend» betekent dat de sommen, kapitalen of roerende waarden waarvoor de eenmalige bijdrage werd betaald, zijn bevrijd van iedere belasting of bijdrage die vóór de datum van het indienen van de aangifte de betrokken activa had moeten of kunnen bezwaren. Dat definitief bevrijdend karakter geldt zowel ten name van de aangever (natuurlijke persoon) als voor zijn rechtsvoorgangers (bv. de overledene), als ten name van de rechtspersonen via dewelke de betrokken sommen, kapitalen of roerende waarden rechtstreeks of onrechtstreeks verkregen werden of die deze sommen aan de aangever of zijn rechtsvoorganger op enigerlei wijze hebben toegekend. Kortom, de «aangever» (in de zin zoals hierboven uiteengezet) zal onweerlegbaar, definitief en volledig vrijgesteld zijn van al zijn fiscale lasten (met inbegrip van de belastingverhogingen, verwijlinteresten en boetes) en andere sociale bijdragen. Bovendien zal hij zelfs een strafrechtelijke immuniteit genieten. Kan men dan zonder meer beweren dat degenen die gebruik maken van de federale fiscale amnestie om kapitalen uit het buitenland te repatriëren, ook op gewestelijk niveau geen enkele maatregel hoeven te vrezen ? Waarschijnlijk wel, maar het concrete antwoord zal afhangen van de houding van de Gewesten, die tegen 1 januari 2004 overeenstemming zouden moeten bereiken met betrekking tot de toepassingsvoorwaarden van de regularisatie in de successierechten (zie vraag 9). Positief ten opzichte van het huidige systeem van spontane regularisatie (zie vraag 10) : degenen die voldoen aan de voorwaarden van de wet én de eenmalige bijdrage betalen zullen zelfs verschoning genieten op strafrechtelijk vlak, tenzij ze, vóór de overschrijving, het voorwerp zijn geweest van een nominatieve vordering tot gerechtelijk onderzoek van het openbaar ministerie, burgerlijke partijstelling van een benadeelde of formeel in verdenking zijn gesteld door de onderzoeksrechter. De verschoningsgrond kan evenmin toepassing vinden in het kader van ernstige en georganiseerde fiscale fraude (zie vraag 4) waarbij bijzondere mechanismen of procédés van internationale omvang worden aangewend die gepaard gaan met gemeenrechtelijke misdrijven, zoals BTW-caroussels die gepleegd worden via oplichting of ten aanzien van fiscale misdrijven in het kader van een bedrieglijke bankbreuk. – «Eenmalig», ten slotte, geeft aan dat het om een «one shot»-verrichting gaat. De bevrijdende aangifte heeft in essentie een tijdelijk en eenmalig karakter. De geboden mogelijkheid om zich in regel te stellen, is immers strikt in de tijd beperkt : ze gaat in op 1 januari 2004 en wordt onverbiddelijk afgesloten op 31 december 2004.
De situatie zal in principe vanaf 1 januari 2005 – de inwerkingtreding is afhankelijk van een akkoord met een reeks derde landen – in elk geval geregeld zijn voor de spaarinkomsten in de vorm van grensoverschrijdende betalingen van interesten aan natuurlijke personen, door de op 3 juni 2003 aangenomen Richtlijn 2003/48/EG van de Raad betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling (P.B., L 157/38, 26 juni 2003), en meer bepaald door artikel 8 dat de minimale inhoud bepaalt van de gegevens die de uitbetalende instantie moet meedelen aan de bevoegde overheid van de lidstaat waar hij gevestigd was (identiteit en verblijfplaats van de uiteindelijke gerechtigde of, bij ontstentenis daarvan, de naam of de benaming en het adres van de uitbetalende instantie, het rekeningnummer van de uiteindelijke gerechtigde of, bij ontstentenis daarvan, een eenduidige omschrijving van de rentedragende schuldvordering en inlichtingen betreffende de betaling van rente), zodat er uiteindelijk geen enkel bankgeheim meer zal overblijven voor de interesten binnen de Europese Unie. Men mag niet vergeten dat België (Luxemburg en Oostenrijk) gedurende een overgangsperiode, waarvan de duur nog niet werd bepaald, de toestemming hebben gekregen een Europese fiscale belasting te heffen (15 % op 1 januari 2005 – 20 % op 1 januari 2008 en 35 % vanaf 1 januari 2011) op elke betaling van interesten (met inbegrip van de interesten betaald aan niet-inwoners, gevestigd in een ander land van de Europese Unie), in plaats van deel te nemen aan een systeem voor de automatische uitwisseling van informatie, maar dat ze wel het recht hebben informatie te ontvangen van de andere lidstaten. Het is anderzijds ook waar dat de richtlijn niet van toepassing is op de uitbetalingen van dividenden, de verzekeringsbons, de lijfrenten, de boetes voor laattijdige betaling en de Beveks waarbij belegd wordt in aandelen of onroerend goed. 3. Regularisatie van welke tegoeden ? Volgens artikel 2 van het wetsontwerp dat in de Kamer werd ingediend komen alleen in aanmerking voor de eenmalige bevrijdende aangifte : sommen, kapitalen of roerende waarden die het fiscaal stelsel dat erop van toepassing was, niet of niet volledig hebben ondergaan en die vóór 1 juni 2003 bij een buitenlandse kredietinstelling of buitenlandse beursvennootschap geplaatst waren op een rekening op hun naam of op een rekening waarvan ze aantonen dat ze de uiteindelijk gerechtigde zijn. De operatie beoogt dus het geheel van sommen, kapitalen of roerende waarden die de aangever bezit volgens de genoemde voorwaarden – het is daarbij van geen belang of hij blote eigenaar dan wel vruchtgebruiker is van de betreffende rekening – en die aan de fiscus werden onttrokken door ze niet in een boekhouding of in de boekhouding van een rechtspersoon op te nemen, of door ze niet te vermelden in een wettelijk verplichte aangifte (inkomstenbelastingen, BTW, sociale zekerheid). Met andere woorden : beleggingsinkomsten die op onwettelijke wijze ontsnapt zouden zijn aan de roerende voorheffing, geld van een erfenis waarop geen rechten betaald zouden zijn omdat die niet in de boedel zijn opgenomen, alsook – last but not least – niet belaste beroepsinkomsten. Kunnen, naast onroerende goederen, niet het voorwerp uitmaken van een eenmalige bevrijdende aangifte : effecten aan toonder en waarden die niet op een rekening in het buitenland staan. Er is dus geen uitweg voor effecten die, in België of in het buitenland, in een koffertje worden bewaard. 4. Uitzonderingen op dit genereuze principe ? Om te vermijden dat sommigen ertoe verleid zouden worden de grenzen overhaast met zwart geld over te steken, uitsluitend met de bedoeling ervan af te komen met een kleine boete, luidt het antwoord op deze vraag alleszins «ja». Hierna volgt een schematisch overzicht van de situaties waarbij elke mogelijkheid tot bevrijdende aangifte uitgesloten is. De eerste drie houden beperkingen in de tijd in; de laatste vier resulteren uit diverse motieven.
A) Bakens in de tijd – De gerepatrieerde tegoeden waren niet vóór 1 juni 2003 op een rekening in het buitenland geplaatst; deze rekening moet toebehoren aan een natuurlijke persoon of aan een uiteindelijk gerechtigde. De belastingplichtige moet het bewijs leveren van die domiciliëring aan de hand van een stuk uitgegeven door de buitenlandse bank of door de buitenlandse beursvennootschap. – De EBA heeft evenmin uitwerking met betrekking tot de aanslagen die gevestigd worden ten name van de aangever op beroepsinkomsten bedoeld in artikel 23 WIB 92 (winst, baten, winst en baten van een vroegere beroepswerkzaamheid, bezoldigingen, pensioenen, renten en als zodanig geldende toelagen) en wat betreft de bijdragen zoals voorzien in de RSZ-wet van 27 juni 1969 en haar uitvoeringsbesluiten, alsook koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967, houdende inrichting van een sociaal statuut voor zelfstandigen en de koninklijke besluiten gevestigd ten laste van de aangever op de beroepsinkomsten voor de belastbare tijdperken 2002, 2003 en 2004 (zie vraag nr. 9). – Tot slot is geen enkele regularisatie mogelijk met betrekking tot de successierechten en de mutatierechten door overlijden van een inwoner van het koninkrijk die overleden zou zijn na 31 december 2002. Daarmee wil men vermijden dat een belastingplichtige, op grond van de wetsbepalingen, zou kunnen kiezen voor een eenmalige bevrijdende aangifte in plaats van een volledige successieaangifte. In dezelfde zin zal de eenmalige bevrijdende aangifte niet kunnen slaan op de successierechten en de rechten van overgang bij overlijden van een rijksinwoner, overleden voor 1 januari 2003 en waarvoor geen enkele geldige successieaangifte werd ingediend of waarvoor geen enkele bijkomende termijn werd verkregen voor de indiening van een dergelijke aangifte. B) Andere begrenzingen – De eerste beperking stelt als principe dat enkel natuurlijke personen van de voordelen van de verrichting zullen kunnen genieten. Het betreft de rijksinwoners, onderworpen aan de PB krachtens artikel 3 en de niet-rijksinwoners, onderworpen aan de BNI in toepassing van artikel 227, 1° van hetzelfde Wetboek. Bovendien zal de belastingplichtige die zijn fiscale toestand regulariseert, moeten aantonen dat hij de uiteindelijke begunstigde is van de gerepatrieerde kapitalen, sommen en waarden. Het maakt daarbij weinig uit dat hij dan beschikt over een rekening als naakte eigenaar of vruchtgebruiker. – De tweede doet nogal wat problemen rijzen (zie punt 5) en heeft als gevolg dat enkel in aanmerking worden genomen de sommen, kapitalen en roerende waarden die vooraf werden geplaatst bij een kredietinstelling of bij een buitenlandse beursvennootschap op een rekening, geopend op naam van de belastingplichtige (of op een rekening waarvan hij aantoont de uiteindelijke gerechtigde te zijn). Daardoor worden uiteraard alle belastingplichtigen (waarschijnlijk kleiner in aantal) uitgesloten die hun spaargelden op Belgisch grondgebied hebben ondergebracht, maar ook de gelden in een koffer in het buitenland, en, meer algemeen, alle in verzekeringsproducten geïnvesteerde activa. – De derde beperking is van juridische aard. Het zal namelijk onmogelijk zijn fondsen te regulariseren die onderworpen zijn aan een reeds gestart strafrechtelijk, fiscaal of sociaal onderzoek. Dit is het geval wanneer, voor de transfer op een in België geopende bankrekening, de belastingplichtige schriftelijk op de hoogte werd gebracht van lopende specifieke onderzoeksdaden door een Belgische belastingadministratie, een socialezekerheidsinstelling of een sociale inspectiedienst. Dit is niet het geval voor een onderzoek in een bank, verricht op grond van artikel 100 van het Wetboek der successierechten.
– De vierde en meest legitieme beperking beoogt de uitsluiting uit het toepassingsgebied van de verrichting van de fondsen die zich in het buitenland bevinden en die in enigerlei mate in verband worden gebracht met witwassen van geld. «Vuil» geld kan nooit door de fiscale amnestie schoon worden gemaakt. Geen enkele EBA is immers mogelijk voor sommen, kapitalen en roerende waarden afkomstig uit de witwasoperaties of uit een onderliggend misdrijf, zoals bedoeld in artikel 3 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld. Het geld afkomstig van een witwasoperatie zou, net als het geld dat voortkomt van ernstige en georganiseerde fiscale fraude of van een criminele daad, niet door de mazen van het net mogen glippen. Dit betekent dus dat de koningen van de BTW-carrousels, de fraudeurs die gebruik maken van gesofisticeerde systemen, de drug- en wapenhandelaars, enz. uitgesloten worden. Daartegenover staat – de memorie van toelichting stelt dat zeer duidelijk – dat het beroep op een patrimoniumvennootschap voor het onderbrengen van sommen, kapitalen en roerende waarden die men overweegt te repatriëren, niet volstaat om te beschouwen dat zij afkomstig zouden zijn van ernstige en georganiseerde fiscale fraude (zie eveneens vragen 6 en 10 met betrekking tot de centrale rol terzake van de kredietinstellingen of beursvennootschappen en de Cel voor financiële informatieverwerking). 5. Aan u de keuze : 6 of 9 % ? Om rekening te houden met de algemene verzuchting dat het gedrag van degene die zich in het verleden heeft bezondigd aan fiscale fraude, niet mag worden «gewettigd» zonder betaling van een bijdrage en ook om het welslagen van de operatie te verzekeren – men hoopt immers via deze weg 850 miljoen euro te bekomen, – wordt voorzien in twee regularisatietarieven. – Het minimumtarief van 6 % zal worden toegepast op de kapitalen die gedurende ten minste drie jaar worden herbelegd in een lijst van «goederen» waarvan de aard binnenkort bepaald zal worden bij koninklijk besluit en waarbij voorzien zal worden in een hele waaier van mogelijkheden, gaande van beleggingsfondsen tot de renovatie van huizen, in België of in het buitenland. In de memorie van toelichting wordt enkel bepaald dat, in geval van herinvestering, de investering behouden moet worden tot het einde van de oorspronkelijke minimumperiode. – Als de berouwvolle belastingplichtige zijn fondsen echter wil uitgeven of er vrij over wil beschikken, of die fondsen zelfs in het buitenland wil houden (zie vraag nr. 8), dan zal het basistarief van 9 % toepassing vinden. Men kan dus vaststellen dat er geen enkel onderscheid wordt gemaakt naar de oorsprong van de fraude en dus naar de ontweken belastingen en boetes en verwijlinteresten die mogelijk uit de weg werden gegaan (zie punt 9). Enkel het gebruik dat daarna zal worden gemaakt van de aangegeven sommen, kapitalen en waarden is van belang. De betrokkenen zijn overigens volledig vrij in dit gebruik, met dien verstande dat een economische bestemming gepaard gaat met een verlaagd tarief. Daarbij moeten evenwel een aantal strikte voorwaarden en modaliteiten op het vlak van de controle worden nageleefd. 6. Op welke grondslag ? Strikt genomen blijkt uit artikel 4 van het ontwerp dat de eenmalige bijdrage zal worden berekend op het bedrag van de aangegeven sommen, kapitalen en roerende waarden. Na veel geaarzel rond de manier waarop deze berekening moet gebeuren, mogen we er vandaag van uitgaan dat met betrekking tot het regulariseren van «grijs» geld, i.c. een «proper» kapitaal waarvan interesten niet zouden zijn aangegeven (ontweken roerende inkomsten), het zou volstaan het geheel te vermelden van de «nietaangegeven» interesten die werden verkregen sinds het geld werd belegd. In dit kader moeten we zeker de interpretatie die G. Kleynen van dit artikel geeft, vermelden, aangezien zij een heel ander licht werpt op de situatie. Volgens deze auteur is het niet het aangegeven bedrag, maar enkel het gedeelte daarvan dat belastbare inkomsten uitmaakt, dat als berekeningsbasis moet dienen.
Uit deze interessante zienswijze – die de Minister van Financiën overigens niet deelt – volgt inderdaad dat thans volledig legaal van de roerende voorheffing vrijgestelde roerende kapitalen (kapitalisatiebeveks die een aanzienlijk deel van de Belgische vermogens in het buitenland uitmaken, verzekeringen zonder gewaarborgd inkomen of lopend over meer dan acht jaar) zonder bestraffing noch andere belemmeringen zouden kunnen worden gerepatrieerd vermits de 6 of de 9 % dan zouden moeten worden toegepast op een tot nul herleid belastbaar gedeelte. 7. Hoe verloopt de repatriëring concreet ? De belangrijkste taak is weggelegd voor de kredietinstellingen en de beursvennootschappen. Hun tussenkomst zal immers op meer dan één punt bepalend zijn : 1. Controle van de identiteit van de aangever, van het bedrag van de in de aangifte vermelde sommen en kapitalen, nazicht van de berekening van de bijdrage (wat niet helemaal probleemloos is als we het hebben over het belastbaar gedeelte van de gerepatrieerde vermogens, en niet meer over het bedrag ervan); 2. Bewaren van de afschriften van de samenvattende opgaven en van de originelen van de bevrijdende aangiften; aflevering aan de aangever van een nominatief en genummerd attest; 3. Controle van de investerings- en herinvesteringsvoorwaarden van de in aanmerking komende sommen, kapitalen en roerende waarden; 4. Overmaking aan de Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) van een lijst met de identiteit van de natuurlijke personen aan wie een attest werd uitgereikt, het nummer van het attest en het bedrag van de overgeschreven sommen, kapitalen en roerende waarden. De medewerking die ze aldus verlenen, ontslaat de kredietinstellingen en beursvennootschappen niet van hun toezichtopdracht die voortvloeit uit de noodzakelijke inachtneming van de verplichtingen gesteld bij de wet van 11 januari 1993 (identificatie van de cliënten, bewaring van de gegevens inzake deze identificatie en inzake de uitgevoerde verrichtingen, melding bij gewoon vermoeden van witwaspraktijken bij de CFI). Als de «berouwvolle» belastingplichtige opteert voor daadwerkelijke repatriëring, moet hij dus enkel aangeven dat hij houder is van een buitenlandse rekening – zoals hem sinds verscheidene jaren in het aangifteformulier in de personenbelasting wordt gevraagd – en meedelen dat hij een bepaald bedrag wenst over te schrijven. Vervolgens dient hij het geld over te schrijven op een rekening, op zijn naam geopend bij een bank of een beursvennootschap naar Belgisch recht (of bij een Belgisch bijkantoor van een bank of een beursvennootschap die gevestigd is in een andere lidstaat van de Europese Unie), die daartoe door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen is erkend, en «zijn» bankier te melden wat hij ermee wenst te doen (zie vraag nr. 6). Afhankelijk daarvan zal de verschuldigde bijdrage worden afgehouden en aan de Staat worden afgedragen, net zoals dat momenteel gebeurt met de roerende voorheffing op een gewoon depositoboekje. De «boetvaardige» zal vervolgens een nominatief en genummerd attest ontvangen. De interesten die de gerepatrieerde kapitalen achteraf voortbrengen, zullen worden onderworpen aan de Belgische bevrijdende roerende voorheffing. Sinds kort weten we ook dat amnestie niet noodzakelijk samengaat met daadwerkelijke repatriëring : het geld waarvoor een bevrijdende aangifte wordt ingediend (aangifte die overigens zal moeten worden ingediend bij de instanties van de FOD Financiën die de Minister van Financiën zal aanwijzen), kan volledig legaal geparkeerd blijven bij een buitenlandse kredietinstelling of beursvennootschap, op voorwaarde dat het geen instellingen betreft die zijn gevestigd in een land dat voorkomt op de lijst van niet-meewerkende landen en gebieden van de FATF. Maar daarvoor moet een prijs worden betaald. Deze keuze gaat met twee nadelen gepaard : ten eerste is automatisch de bijdrage tegen 9 % van toepassing; ten tweede en vooral, wordt de Belgische fiscus automatisch geïnformeerd, wat inhoudt dat de anonimiteit teloor gaat (zie punt 6). De betrokken belastingplichtige zal ook in zijn aangifte in de personenbelasting moeten vermelden dat hij een rekening aanhoudt in het buitenland en welke inkomsten via deze rekening worden gegenereerd.
8. Vertrouwelijk ? Beloofd, gezworen ? Beschikt men, gelet op de hiervoor uiteengezette toepassingsvoorwaarden, over sluitende waarborgen dat de regularisatie op vertrouwelijke wijze ten opzichte van de fiscale autoriteiten kan worden doorgevoerd ? Het antwoord op deze vraag, waarover recentelijk tal van debatten werden gevoerd, luidt in principe bevestigend : ja, het is zwart op wit voorzien dat de fiscus de kans noch de bewegingsruimte zal hebben om particulieren die hun geld overbrengen, lastig te vallen. Maar, zoals we hiervoor al stelden (zie vraag nr. 7) zal de CFI (Cel voor Financiële Informatieverwerking) wel een lijst ontvangen met de identiteit van iedere aangever. En als de kredietinstelling of de beursvennootschap die bij de verrichting tussenkomt, aanwijzingen van witwassen van geld (in de zin van de wet van 11 januari 1993) meent aan te treffen, moet ze – zoals nu reeds het geval is bij het deponeren van geld – de CFI daarvan in kennis stellen. Deze laatste zal de nodige controles verrichten en als ze aanwijzingen van grote fiscale fraude aantreft (BTW-carrousel, gesofistikeerde fraudetechnieken; internationale structuren, enz.), onvermijdelijk het dossier aan het Parket overmaken. En dan krijgt de fiscus toegang tot de informatie. Bovendien is het zo – en dat moet toch even onder de aandacht worden gebracht – dat de belastingcontroleur, wanneer een aanzienlijke som geld wordt aangewend, niet zal nalaten de oorsprong ervan te vragen. Als dan een amnestie-attest werd afgeleverd, blijkens hetwelk aangifte werd gedaan en een bijdrage werd betaald, zal de «berouwvolle» belastingplichtige de vertrouwelijkheid moeten prijsgeven aangezien dit document uiteraard op zijn naam is opgesteld... 9. Enkel winnaars, geen verliezers ? Laten we even het rekenmachientje erbij nemen... Zelfs als men principieel tegen elke vorm van «fiscale amnestie» gekant is, eenmaal ze goedgekeurd is en duidelijk blijkt dat het om een opportuniteit en niet om een verplichting gaat, en deze in casu met de betaling van een boete gepaard gaat, moeten we op een pragmatische manier nagaan wie er, in de huidige stand van het dossier, voordeel bij doet. We onthouden daarbij dat het officieel alsnog – en tenzij er een amendement zou gestemd worden – het bedrag is van de sommen, kapitalen of roerende waarden opgenomen in de eenmalige bevrijdende aangifte die de berekeningsbasis vormt van de verschuldigde bijdrage. We merken eerst en vooral op dat natuurlijke personen die geen rijksinwoner zijn er in principe geen enkel belang bij hebben om een aangifte in te dienen, tenzij ze erfgenaam zijn van een Belgisch rijksinwoner waarvan de nalatenschap is onderworpen aan de successierechten in België, voor zover tenminste deze gewestelijke rechten deel uitmaken van het «amnestie»-pakket (zie hierna). Voor alle andere potentiële kandidaten heeft, zoals al gezegd, de fiscale «loutering» een prijs : 9 % of 6 % van de sommen, kapitalen en roerende waarden vermeld in het formulier dat betrekking heeft op de eenmalige bevrijdende aangifte. Hoe zwaarder de boete, des te minder zullen belastingplichtigen geneigd zijn de in het buitenland geparkeerde sommen terug naar ons landje over te brengen... Dat spreekt voor zich, maar als we de zaak verder analyseren, merken we dat dat niet de enige factor is waarmee rekening moet worden gehouden. Twee nieuwe kerngegevens moeten inderdaad worden meegenomen in de redenering : eerst en vooral al of niet verjaring in belastingzaken (3 jaar of 5 jaar op het vlak van de directe belastingen bij voorafgaande kennisgeving van aanwijzingen van belastingontduiking en 10 jaar en 5 maanden op het gebied van de successierechten), vervolgens het bedrag aan taksen en belastingen dat werd ontweken door het niet-aangeven van de activa geparkeerd in het buitenland.
Hoe staan de zaken er voor kandidaat-aangevers in de EBA momenteel voor, naargelang het type van inkomsten die ze zouden willen regulariseren ? – Als het niet-aangegeven beroepsinkomsten betreft, heeft de eenmalige bevrijdende aangifte geen gevolgen voor de belastingen die gevestigd zijn op de beroepsinkomsten, bedoeld in artikel 23 van het WIB 92, die verband houden met de belastbare tijdperken 2002, 2003 en 2004 (aanslagjaren 2003, 2004 en 2005). Geen amnestie dus voor de fiscale lasten (het progressief tarief van de personenbelasting is van toepassing) en de socialezekerheidsbijdragen die verband houden met deze beroepsinkomsten. De wetgever zal daarentegen wel de fiscale, sociale en correctionele spons halen over de beroepsinkomsten van 1999, 2000 en 2001, op voorwaarde dat de betrokken belastingplichtige aantoont dat deze uiterlijk op 31 mei 2003 op een buitenlandse rekening waren geplaatst, en mits betaling van de bijdragen van 9 % of 6 %. Een mogelijkheid die niet bestaat voor in België belegde rentegevende vermogens... Met dit alles in het achterhoofd, moet iedere kandidaat voor het avontuur van de eenmalige bevrijdende aangifte voor ogen houden dat de inkomsten van het jaar 2000 op 31 december 2003 verjaren (normale aanslagtermijn van drie jaar) en op 31 december 2005 definitief verjaren (geval van behoorlijk bewezen belastingontduiking). De inkomsten van 2001 verjaren op 31 december 2004 (normale aanslagtermijn – art. 359 WIB1992) en verjaren definitief op 31 december 2006 (bedrieglijk inzicht of oogmerk te schaden). Afgezien van het feit dat deze belangrijke data niet veraf liggen, blijkt regularisatie tegen 9 % of 6 % duidelijk voordelig te zijn vergeleken bij de aanslagtarieven (progressief tarief van de personenbelasting, verhoogd met de boeten en andere verhogingen) die normaal toepasselijk zouden geweest zijn, mochten de inkomsten aan het licht zijn gekomen en belast op een ogenblik dat de buitengewone termijn van vijf jaar nog niet was verstreken. – Met betrekking tot niet-aangegeven roerende inkomsten, geldt amnestie voor rentegevende sommen die verband houden met het belastbaar tijdperk 2003, hoewel deze maatregel in principe niet toepasselijk is op inkomsten die nog moeten worden aangegeven. Vermits de huidige versie van het ontwerp voorziet in het berekenen van de bijdragen op het totaal van de te regulariseren interesten, is fiscale amnestie enkel interessant voor recent in het buitenland geplaatste «propere» kapitalen. – Met betrekking tot de successierechten, ten slotte, kan de operatie wel soelaas bieden voor erfgenamen die de vruchten van een niet-aangegeven maar verjaarde nalatenschap (de erflater is meer dan tien jaar en vijf maanden overleden) genieten, maar is ze veel minder aantrekkelijk voor erfgenamen van een recenter opengevallen nalatenschap en dus uitsluitend te overwegen als de betrokken activa de laatste drie jaar inkomsten hebben opgebracht. Wanneer de regularisatie daarentegen betrekking heeft op inkomsten uit activa die afkomstig zijn van een niet-verjaarde nalatenschap, zal het voordeel verbonden aan de eenmalige bevrijdende aangifte des te groter zijn naarmate de graad van verwantschap tussen de overledene en de begunstigden nauwer is. Dit alles evenwel op voorwaarde dat de amnestie zonder beperking en op eenzelfde manier toepassing vindt in de drie Gewesten van het land; op wetgevend vlak zou men bezig zijn met het uitwerken van nieuwe decreten ingevolge het samenwerkingsakkoord dat tot stand is gekomen met de federale Staat. 10. Toch maar overwegen spontaan aangifte te doen ? Deze procedure, opgenomen onder nummer 444/8 van de Com.IB en die de waarde van een circulaire heeft, stelt de «ondeugende» belastingplichtige in staat om, zonder de toepassing van belastingverhogingen bij wijze van sanctie, terug op het rechte pad te komen, mits de aangifte die hij derwijze bij de controleur doet, werkelijk spontaan gebeurt. «Spontaan» houdt in dat de aangifte gedaan wordt vóór elke tussenkomst (mondeling, schriftelijk of een gewone aankondiging) van de Administratie. Hoewel deze procedure, ondanks de advocatenkosten die ze teweeg brengt, de nodige aandacht verdient – de geregeld in de pers verschijnende berekeningen bewijzen de aantrekkingskracht van de formule om de fiscale toestand van een belastingplichtige die geen roerende inkomsten van buitenlandse oorsprong heeft te regulariseren – staat nu al vast dat, eenmaal de wet op de EBA in werking is getreden – in principe op 1 januari 2004 – de bijval ervan minder uitgesproken zal zijn. Volgens de Minister van Financiën zou deze procedure in 2004, tijdens de uitoefenperiode van de EBA en volgens de afspraken, moeten opgeschort worden om nadien te verdwijnen of op zijn minst te worden aangepast met een naar boven toe herzien «bevrijdend» tarief.
De relaties tussen de ondernemingen en de fiscus : synthese van de doorgevoerde hervormingen en toekomstperspectieven VBO, donderdag 4 december 2003 De relaties tussen de ondernemingen en de fiscus zijn de voorbije jaren meermaals zodanig veranderd dat zowel de belastingadministratie als de ondernemingen nu veel moeilijkheden ondervinden om nog een houvast te hebben. Daarom begroeten wij met veel belangstelling de informatiedag die het VBO organiseert, met vier grote thema’s : – De Coperfin-hervorming en de modernisering van de administratie : de oprichting van nieuwe fiscale entiteiten voor grote ondernemingen en voor KMO’s – de herziening van de werkingsprocessen – de typologie van de controles – overgangsmaatregelen; – een eerste beoordeling van de nieuwe rulingwetgeving en de aansluiting ervan op de praktijk van de informele akkoorden en op de administratieve circulaires; – een kritisch onderzoek van de hervormingen van de belastingprocedure die sinds 1999 zijn doorgevoerd, wat betreft de praktische toepassing ervan en de nagestreefde harmonisatie van de procedures inzake BTW en directe belastingen; – de acties inzake bestrijding van de fiscale fraude, ook bekeken vanuit het oogpunt van de grens tussen fiscale fraude en streven naar de weg van de minste belasting, en van de voorbereiding van de ondernemingen op de nieuwe risicobeheermethoden van de administratie. Na de uiteenzettingen zal telkens een debat volgen tussen sprekers en publiek, zowel om antwoord te geven op de vele vragen als om reacties op te vangen over de nieuwe geplande verbeteringen. De studiedag zal afgesloten worden door Hervé Jamar, Staatssecretaris voor Modernisering van de financiën en de Strijd tegen de fiscale fraude, met een synthese van de voornaamste acties die de regering heeft aangekondigd op het gebied van modernisering van de administratie, de hervorming van de procedures en de bestrijding van de fiscale fraude. Praktische inlichtingen Plaats en datum : VBO, Ravensteinstraat 4 – 1000 Brussel Donderdag 4 december 2003 van 09u00 tot 16u30 Deelnemingskosten : 242,00 EUR BTW inbegrepen, te storten na ontvangst van de factuur op rekeningnr. 210-0080709-57 van het VBO, met vermelding van ‘ondernemingen & fiscus + datum + naam deelnemer(s)'. De factuur zal na de studiedag verzonden worden. Werktaal : Alleen Nederlands. Een Franstalige sessie zal op donderdag 20 november 2003 georganiseerd worden. Wegbeschrijving : Beschikbaar op www.vbo.be
Inschrijvingen en annuleringen : Voor alle inlichtingen i.v.m. inschrijvingen en annuleringen : Christine Taskin, VBO, Dienst Manifestaties, Ravensteinstraat 4, 1000 Brussel, T +32 2 515 08 97 – F + 32 2 515 09 55 –
[email protected] Alleen schriftelijke annuleringen gericht aan mevr. Christine Taskin worden in aanmerking genomen. De deelnemingskosten worden slechts terugbetaald wanneer de inschrijving ten minste 3 werkdagen vóór het evenement werd geannuleerd. Voor alle bijkomende inlichtingen : Corinne Decoen, VBO, Dienst Manifestaties, Ravensteinstraat 4, 1000 Brussel, T +32 2 515 08 91 – F +32 2 515 09 15 – e-mail :
[email protected]
In België wordt 40 % van de facturen te laat betaald. Volgens een recente studie van Graydon wordt één factuur op de 10 pas meer dan 90 dagen na afloop van de overeengekomen termijn vereffend. De Belgische vereniging van incasso-ondernemingen, die 17 leden telt, schat het aantal onbetaalde schuldvorderingen waarvoor op incasso-ondernemingen een beroep werd gedaan, op 77 000. Daarmee zou een totaalbedrag van circa 245 miljoen EUR gemoeid zijn.
Financial Business Days 10 en 11 december 2003, De Montil, Affligem
Met een korting voor accountants en belastingconsulenten Financial Business Days is hét vakevenement voor financiële managers, bedrijfsleiders, accountants, boekhouders, bedrijfsrevisoren, juristen en iedereen die bij het financieel beleid van een onderneming betrokken is. Het evenement is gebouwd op twee pijlers : inhoud en netwerking. Inhoudelijk ligt de nadruk op : – een toelichting bij nieuwe (maatschappelijke) ontwikkelingen die invloed hebben op de financiële functie in een bedrijf; – kennisoverdracht in verband met ‘technische’ onderwerpen van het vakgebied; – de uitwisseling van ervaringen aan de hand van getuigenissen en praktijkstudies Fiscaliteit, Financiering, Sociaal recht, Vennootschapsrecht, Kredietmanagement. Naast inhoud draait dit evenement ook rond networking. Daarom is de exposantenlounge tevens de centrale ontmoetingsplaats, waar financiële managers elkaar op een informele manier kunnen ontmoeten. Stijlvolle eet- en praathoekjes in deze exposantenlounge creëren hiervoor een aangenaam kader. Alle leden van het IAB genieten een korting : U kan deelnemen voor 75 EUR in plaats van 99 EUR. Ga naar www.fbd-forum.be en geef de volgende code in om recht te hebben op de korting : NWAQU1Y2UT. Ga voor meer info naar www.fbd-forum.be of bel 03/286 57 32.
(501/NB I.A.B.)
© 2003 Alle rechten voorbehouden. Noch deze publicatie, noch gedeelten ervan mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrieval systeem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze dan ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De auteurs, de redactie en de uitgever streven naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie waarvoor ze echter niet aansprakelijk kunnen worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever: J. De Leenheer, IAB, Livornostraat 41, 1050 Brussel (tel. (02) 543 74 90, e-mail:
[email protected]) IAB-publicatie, in samenwerking met Kluwer uitgevers, Ragheno Business Park, Motstraat 30, 2800 Mechelen.