Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:56
Page 3
Focus
“Adviesverlening aan bedrijven is geen overheidsopdracht”
Inhoud
Gelezen in de FET - 27 september 2002
Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten (IAB) Opgericht bij Wetten van februari
Voorwoord ACCOUNTANCY EN INNOVERENDE DIENSTVERLENING ¶ p. “Wij hebben behoefte aan een strategische architectuur”
en april
Uitvoerend Comité • Voorzitter : Johan De Leenheer • Vice-Voorzitter : Guy Stevens • Secretaris-penningmeester : André Bert • Secretaris : Micheline Claes Raad • Voorzitter : Johan De Leenheer • Vice-Voorzitter : Guy Stevens • Leden : André Bert — Micheline Claes — Christine Cloquet — Dominique Deliège — Gérard Delvaux — Ruddy De Wilde — Michel Dumont
Interview THEO DILISSEN EN PIERRE DE MUELENAERE, UITGEROEPEN TOT MANAGERS VAN ¶ p. “Nood aan fiscale consolidatie !” Fiscaliteit DE REGIONALE FISCALITEIT VOLOP IN BEWEGING ¶ p. Successierechten en rechten van overgang: Roger Lassaux brengt de drie gewestelijke regimes in kaart Ondernemingsrecht NIET-CONCURRENTIE ALS BESTUURDER OF AANDEELHOUDER ¶ p. Wat is de reikwijdte van een concurrentiebeding ? Grondige analyse door Rutger Van Boven
Raymond Sambaere — Maurice Vander Auwera Joseph Van Wemmel — Daniëlle Van Zegbroeck Erwin Vercammen Secretaris-Generaal Philip Van Eeckhoute Directie-attaché Isabelle Hamerlinck
Accountancy & Tax Driemaandelijks tijdschrift van het IAB
Boekhoudrecht DECOTE EN WAARDEMAATSTAF VAN HET VERMOGEN VAN DE ONDERNEMING : THEORETISCHE BESCHOUWINGEN ¶ p. Bruno Colmant bestudeert het verband tussen de décote en de dividendpolitiek van ondernemingen Beroep GEZAMENLIJKE RAADSVERGADERING IBR EN IAB, CHÂTEAU DE SPY, JUNI ¶ p. Beknopt verslag
nr /
Administratie en redactie IAB, Livornostraat • Brussel Tel : /.. — Fax : /..
« EEN ACTUELE KIJK OP DE IAS/IFRS EN DE MODERNISERING VAN DE EU-BOEKHOUDRICHTLIJNEN » ¶ p. Impressie van het seminarie dat het IAB en de BBL-ING op 3 september te Brussel organiseerden
E-mail :
[email protected] Hoofdredactie Johan De Leenheer Philip Van Eeckhoute
Trends EUROPA : NIEUWE LANDEN ERBIJ IN ! ¶ p. De nakende toetreding van 10 nieuwe landen bij de Unie baart zorgen. Wat zijn daar de oorzaken van ? We bekijken het met u van naderbij.
Redactiecoördinator Maggy Talboom
[email protected]
Samengevat OVERZICHT VAN NUTTIGE BEROEPSINFORMATIE ¶ p.
Redactiecomité Philip Van Eeckhoute — Roger Lassaux Amid Faljaoui — Rutger Van Boven — Caroline Hugé — Liesbet Dhaene — Eric Basso Adviescomité
e-News ENKELE VRAGEN EN ANTWOORDEN MET BETREKKING TOT HET ACCOUNTANCY – EXTRANET VAN IAB EN IBR ¶ p. Het Extranet in een notendop
A. Bert — G. Stevens — R. Krockaert — M. Claes I. Hamerlinck — K. Peeters — B. Tilleman R. Vandelanotte — J. Van Wemmel
Voor u gelezen VAKLITERATUUR ¶ p.
Grafische vormgeving perplex | Aalst Prepress/Press Corporate © Copyright n.v. V.U. : J. De Leenheer, Livornostraat, , Brussel ISSN -
Uw kantoor HET “IDEALE” CLIËNTENGESPREK ¶ p. 8 vuistregels voor een constructief verloop van een cliëntengesprek Te gast JEAN-MARIE DEFOURNY ¶ p. Visie van de Voorzitter van de “Ordre des Barreaux francophones et germanophone” op het beroep van advocaat
De auteurs, het redactiecomité en de uitgever streven naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie waarvoor ze echter niet aansprakelijk kunnen worden gesteld.
Accountancy & Tax | Nummer /
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:56
Page 4
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:56
Page 5
Vo o r w o o r d Accountancy en innoverende dienstverlening Vaak stellen accountants en belastingconsulenten vast dat veel bedrijfsleiders er onbewust van uitgaan dat de korte en de lange termijn niet geleidelijk in elkaar overgaan, maar dat de ene begint waar de andere eindigt. De toekomst, en dus ook de lange termijn, begint nochtans nu ! Daartoe hebben wij behoefte aan een strategische planning of een strategische architectuur, want de toekomst moet niet alleen in beeld worden gebracht, ze moet ook worden gebouwd. Ondernemers hebben behoefte aan ideeën over de nieuwe functionaliteiten die de komende jaren aan de consument zullen worden aangeboden, over de kerncompetenties die terzake nodig zijn en over hoe het raakvlak met de consument zal moeten veranderen of aangepast. Hoe verder wij vooruitkijken hoe voorzichtiger wij moeten zijn met het nemen van onomkeerbare beslissingen. De globale richting van de toekomstige evolutie kan wel te voorspellen zijn maar het precieze traject waarlangs die evolutie plaatsvindt, in termen van standaarden, technologie, producten en diensten, kan nooit volledig op voorhand bekend zijn. Wij kunnen best voorzichtig zijn in hoe we naar de toekomst gaan, maar de aantrekkelijkheid van de bestemming moet wel vast staan.
Johan De Leenheer Voorzitter
Het bedrijfsleven, de non-profit sector en de overheid verwachten, terecht, steeds meer van het accountantsberoep, dat zich bijgevolg permanent wil bijscholen om optimaal te blijven functioneren in een snel evoluerende kenniseconomie. Accountants en bedrijfsrevisoren staan bekend om hun bekwaamheid tot het analyseren van informatie. Het IAB en het IBR voeren dan ook met een twintigtal andere accountancy-instituten van over de hele wereld gesprekken
technologische hoogstaande producten en diensten de accountants en bedrijfsrevisoren zullen helpen om beter tegemoet te komen aan de noden van het actuele bedrijfsleven. In het IIN zullen onder andere projecten worden besproken zoals WebTrust d.i. certificering van informatieuitwisseling via internet, en SysTrust, d.i. certificering van ICT-systemen.
Wij hebben behoefte aan een strategische architectuur over de verdere ontwikkeling van hun dienstverlening, onder meer op het vlak van de informatie- en communicatietechnologie. Deze gesprekken vinden plaats in het kader van het recent opgerichte “ International Innovation Network ” (IIN), met zetel te Londen.
De Raad van het Instituut is ervan overtuigd op deze wijze krachtig bij te dragen tot een innoverende dienstverlening die onze samenleving ten goede zal komen. Maar om veilig in de toekomst aan te komen is meer nodig dan een strategische planning.
Op een recente vergadering die het IIN onlangs hield te New York, en waarop de beide Belgische Instituten aanwezig waren, werd besproken in welke opzichten samenwerking en vernieuwing op het vlak van verschillende
De brandstof voor deze reis zal worden geleverd door de emotionele en intellectuele energie van ons allen. Ik twijfel er niet aan dat wij die energie samen zullen opbrengen.¶
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:56
Page 6
Interview
Pierre De Muelenaere : “Een manager moet in staat zijn een visie te brengen.”
Theo Dilissen : “Wanneer ik mijn sterke punten probeer te typeren, zeg ik altijd Team, Trust and Transparency.”
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:57
Page 7
Interview
Nood aan fiscale consolidatie! IAB : Heeft de titel ‘manager van het jaar’ iets veranderd voor u? Heeft hij u bijvoorbeeld een betere relatie met uw bankiers of leveranciers opgeleverd? Theo Dillissen : Op dat vlak heeft de titel niet veel impact gehad, maar ik geloof dat de toekenning van de titel intern, ten aanzien van het personeel, wél een grote invloed heeft gehad, met name op
persoonlijk gewijzigd?
Johan De Leenheer, IAB-Voorzitter, en Philip Van Eeckhoute, Secretaris-generaal van het Instituut, ontmoetten Theo Dilissen en Pierre De Muelenaere, die beiden in januari van dit jaar door de magazines Trends en TrendsTendances uitgeroepen werden tot managers van . In een openhartig gesprek vertellen ze onze leden hoe ze hun ondernemingen runnen. Het feit dat het Belgisch fiscaal recht het voorlopig nog zonder fiscale consolidatie moet stellen, blijkt hen daarbij duidelijk te verontrusten.
Bent u gecontacteerd door “headhunters”? Theo Dilissen : Dat is een goede vraag. Ik ben van mijn kant evenwel niet geïnteresseerd, want ik heb me geëngageerd voor het bedrijf. Het heeft me nodig en ik ben niet van plan er de eerste jaren al te vertrekken. Natuurlijk loop je door de toekenning van die titel wat meer in de
hun moreel. Het bete-
kijker, maar ik heb niet
kende meer bepaald dat
de indruk dat het mijn
onze crisis ‘officieel’ achter
wereld echt heeft
de rug was en we opnieuw konden starten op een gezondere
veranderd.
basis, en dus een toekomst hadden. Ik denk ook dat het een goede zaak was voor ons imago, omdat het imago van REAL
IAB : Wat zijn volgens u de kwaliteiten van een goede
SOFTWARE er op een bepaald ogenblik toch onder leed; ik
manager? Elk boek over management blijkt een andere defini-
denk dat we met de titel van manager van het jaar opnieuw
tie te hanteren.
de goede weg zijn kunnen inslaan. Theo Dillissen : Wanneer ik mijn sterke punten probeer te IAB : Is de impact voor de onderneming I.R.I.S. dezelfde?
typeren, zeg ik altijd “Team, Trust and Transparency”. Dat wil zeggen dat je transparant moet zijn, meer dan gemiddeld en
Pierre De Muelenaere : Ik denk dat de titel ook voor de hele
zowel naar buiten toe als naar binnen. Ik denk dat ik tijdens
ploeg van I.RI.S. zeer motiverend heeft gewerkt, maar
de crisis bij REAL SOFTWARE teams heb kunnen mobiliseren
uiteraard hebben we daardoor geen betere intrestvoet gekre-
en een multidisciplinair team managen. Maar om zulke
gen van onze bankiers of betere voorwaarden van onze leve-
teams te managen zijn transparantie en vertrouwen nodig.
ranciers.
Want als je in een crisisperiode waarin je snel moet reageren, iedere beslissing moet uitleggen, ben je met niets anders
IAB : De titel heeft het dagelijkse leven van uw onderneming
bezig. Dat is ook weer niet de bedoeling en dus is er een zeker
dus niet fundamenteel gewijzigd, maar heeft hij iets voor u
vertrouwen nodig, want je maakt vergissingen en het perso-
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:57
Page 8
Interview neel moet weten dat die vergissingen te
IAB : Bestaat er een soort van netwerk waar
goeder trouw zijn gemaakt en dat er
men die zeldzame vogels kan vinden?
geen verborgen agenda bestaat. IAB : Waarom is transparantie zo belangrijk in uw ogen? Theo Dillissen : Omdat een jonge sector als de ICT nog een lange weg te gaan heeft. Er is trouwens een correlatie
We hebben méér mensen nodig die goed kunnen implementeren dan kleine genieën
tussen een bepaald niveau van trans-
en Einsteins.
Theo Dillissen : Niet echt. In mijn geval heb ik een dienstenonderneming gebeld. Ik heb hen gezegd dat ze kans maakten om de job binnen te halen, maar dat ze de volgende ochtend hier moesten zijn, en ze waren er. Vergeet niet dat we in een dienstenmaatschappij leven waar de belangrijkste waarde van de onderneming de mensen zijn! Wanneer de
parantie en de aandelenkoers op de
mensen beginnen te vertrekken, ver-
Beurs. De meest transparante onderne-
dwijnt je kapitaal. Eerst heb ik de
mingen presteren het best op de Beurs,
mensen uitgezocht die het bedrijf doen
en, ook al hebben ze kortstondig problemen, de investeerders
draaien. We hebben geprobeerd hen te motiveren voor een
blijven nuchter en gaan niet panikeren: ze zijn immers goed
project op lange termijn. Maar dat is duidelijk niet eenvoudig,
ingelicht.
want in een bedrijf dat een crisis doormaakt zoals Real Software, domineert de korte termijn. En meer bepaald de
IAB : Deelt de patron van I.R.I.S. deze standpunten?
strijd om cashflow, want zónder kunnen we niet verder.
Pierre De Muelenaere : Wat volgens mij zeer belangrijk is voor
Pierre De Muelenaere : Ik begrijp heel goed de liquiditeitscri-
een bedrijfsmanager en misschien vooral bij een technolo-
sissen waaraan Theo het hoofd heeft moeten bieden. Ik zeg
gisch bedrijf, is dat de manager een visie heeft en dat hij in
mijn collega’s altijd dat het crisissen zijn waarbij het bedrijf
staat is die visie te brengen, d.w.z. dat hij uitlegt wat men
zeer snel over de kop kan gaan. Je mag niet vergeten dat het
gaat doen en waar men naartoe wil. Hij moet ook de risico’s
dikwijls jaar duurt om een bedrijf op te bouwen maar dat
evalueren van de verschillende koersen die men kan varen.
er soms ook maar één jaar nodig is om het te vernietigen. Eén
Dus denk ik dat het essentieel is dat de manager een visie
enkele grote vergissing is voldoende. Je kunt vele kleine ver-
kan vertolken, maar het is ook iemand die zin heeft voor syn-
gissingen overleven, maar vanaf het ogenblik dat je een grote
these, die zijn sterktes en zwaktes kent en die de te varen
blunder begaat, is het einde snel in zicht.
koers bepaalt. Als je eenmaal een visie hebt, moet je de boodschap enthousiast kunnen brengen en zeggen: “komaan, nu
IAB : Volgens u is, in een tijd als de onze, “Cash”“King”, zoals de
gaan we er allemaal samen voor, dát is de doelstelling, dát
Amerikanen zeggen.
willen we doen!”. Theo Dillissen : Op een bepaald moment hadden we amper IAB : De ploeg is belangrijk, want u kunt niet alwetend zijn.
dagen cash en moesten we de lonen uitbetalen. In geval van
Maar hoe werft u de leden van die ploeg aan?
betalingsachterstand bij de leveranciers, staat de ene deurwaarder na de andere aan de deur. In die crisismomenten is
Pierre De Muelenaere : Ja, een goede ploeg is uiteraard fun-
het dus moeilijk om na te denken over de strategie: de
damenteel. In mijn directieteam zitten bijvoorbeeld mensen
mensen willen hun geld. Gelukkig is onze situatie veranderd.
die zeer sterk zijn op financieel gebied, mensen met een zeer
Maar we hebben geleerd dat cash belangrijk is en we volgen
grote ervaring op commercieel vlak en anderen die dan weer
de evolutie ervan op de voet.
eerder technologisch begaafd zijn. Wat er naar mijn mening belangrijk is en waarin een goede manager zich vaak onder-
IAB : U hebt allebei soms moeilijke beslissingen genomen. Wie
scheidt van een minder goede, is dat hij naast die visie,
neemt u op dat moment in vertrouwen? Uw accountant, uw
vooral goed moet kunnen implementeren. Een goede
commercieel directeur, een vriend uit de sector?
manager is iemand die ervoor gaat zorgen dat de zaken goed verlopen en gerealiseerd worden. We hebben méér
Pierre De Muelenaere : I.R.I.S. heeft enkele zware klappen
mensen nodig die goed kunnen implementeren dan kleine
gekregen. We hadden in , zelfs in al failliet kunnen
genieën en Einsteins.
gaan, maar I.R.I.S. heeft altijd een directieploeg gehad. Om me
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:57
Page 9
Interview
vandaag te helpen die moeilijke hindernissen te nemen, hebben we bij I.R.I.S. een -koppig uitvoerend comité. In dat comité luidt het principe dat alle belang-
België is een van de weinige landen waar de fiscale eenheid nog niet bestaat en dat belemmert sommige ontwikkelingen.
rijke beslissingen bij consensus worden
nieuw product ontwikkelt, moet je op een jaar rekenen voor de ontwikkeling, twee jaar om het te commercialiseren, de ontwikkelingskosten terug te betalen en winst te maken. Dat geeft een idee van het
genomen. Op die manier is er, in geval van crisis, nooit
waarom van die jaar. Je moet dus nú al denken aan wat de
iemand alleen op het front!
gebruikers over jaar nodig zullen hebben.
IAB : Maar u hebt ook “consensus” gezegd, betekent dat dan
Theo Dillissen : Bij Real Software werken we op basis van een
dat er niets gebeurt, als u niet akkoord gaat?
zogenoemde “Road Map”, een instrument dat beschrijft waar we nu zijn, waar we volgend jaar zullen zijn en waar over
Pierre De Muelenaere : Inderdaad. Neem de huidige situatie van
jaar en jaar. Zo’n Road Map behelst gewoonlijk jaar. We
I.R.I.S. Het is duidelijk dat ik, in geval van onenigheid, het laatste
hebben een jaar nodig om het product te ontwikkelen, en ten
woord heb, maar dat is een situatie die zich zeer weinig voordoet.
minste twee jaar om de investering te recupereren.
IAB : Over welke periode stippelt u een strategie uit?
IAB : U hebt geen van beiden de fiscus vermeld. Toch is het een belangrijke onzichtbare aandeelhouder, want de fiscus int
Pierre De Muelenaere : Drie jaar, wat de te varen koers betreft.
40% van uw winst …
Theo Dillissen : Ook bij ons is dat zo.
Theo Dillissen : U hebt gelijk, het is een zeer belangrijk element. We kunnen ook daar onze middelen optimaliseren.
IAB : Waarom die tijdspanne?
Zo denk ik ook bijvoorbeeld dat België een van de weinige landen is waar de fiscale eenheid nog niet bestaat en dat
Theo Dillissen : Ooit was dat veeleer jaar, maar we hebben
belemmert sommige ontwikkelingen.
gezien dat dat niet mogelijk was, vooral niet in het technologisch vakgebied waar de zaken zeer snel evolueren, dus jaar
IAB : Wat zijn concreet uw wensen op dit vlak?
blijft dan nog redelijk. Theo Dillissen : Mijn boodschap zou zijn om zo snel mogelijk de Pierre De Muelenaere : Om u een grootteorde te geven, als we
fiscale consolidatie in te voeren in ons belastingwetboek. We
een gloednieuw product ontwikkelen, proberen we te werken op
zouden niet langer benadeeld zijn tegenover de andere landen,
basis van een ontwikkelingstermijn van maanden. Als we een
met name de Scandinavische die dat allang toepassen. Ik weet
product ontwikkelen dat niet volledig nieuw is, proberen we op
waarover ik spreek, want ik heb verschillende jaren in
een kortere termijn te werken van maanden. Dus als je een
Denemarken gewerkt.
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:57
Page 10
Interview Pierre De Muelenaere : Voor een groep als de onze is de fiscaliteit zeer ingewikkeld, ik zou zelfs zeggen té ingewikkeld. Met name omdat er niet voldoende eenvormigheid bestaat tussen de Europese landen. Dat kost een vennootschap als I.R.I.S., die actief is in verschillende Europese landen, veel geld en tijd, want we moeten een beroep doen op specialisten uit verschillende landen. Ik zou liever werken met één Belgische belastingconsulent die zich zou bezighouden met onze activiteiten op Europees niveau. Maar vandaag de dag is dat onmogelijk. Ik wacht met ongeduld de komst af van de Europese vennootschap en de IASnormen. IAB : Denkt u dat onze politici zich van dat probleem bewust zijn? Men kan het veronderstellen, vermits de Regering, in het kader van de hervorming van de vennootschapsbelasting, op 10 juli jongstleden duidelijk zijn bedoeling heeft te kennen gegeven om een stelsel van fiscale consolidatie in België in te voeren. Het belasten van de groep op basis van haar geconsolideerde resultaten zou de neutraliteit verzekeren van de intra-groepverrichtingen en zou de verrekening toelaten van verliezen geleden door sommige entiteiten met door andere entiteiten van de groep verwezenlijkte winsten.
Pierre De Muelenaere : «Ik zou liever werken met één Belgische belastingconsulent die zich zou bezighouden met onze activiteiten op Europees niveau. Maar vandaag de dag is dat onmogelijk. Ik wacht met ongeduld de komst af van de Europese vennootschap en de IAS-normen.»
Theo Dillissen : Dat zou natuurlijk een mooie zaak zijn. Maar momenteel blijft het bij ontwerpen; er is nog niks concreets. Wij hebben onlangs om uitslui-
Pierre De Muelenaere : Een Belgische vennootschap zijn, blijft
tend strategische en operationele redenen een fusie doorge-
tegenwoordig inderdaad een handicap. Het klopt dat er een
voerd. De fiscale consolidatie – die in sommige landen
aantal initiatieven zijn genomen, zoals bijvoorbeeld de oprich-
bestaat – kan in België in een aantal gevallen niet zonder alle
ting van EURONEXT, de eengemaakte beurs van Parijs,
moeilijkheden van een fusie gerealiseerd worden, hetgeen
Amsterdam en Brussel. De oprichting van EURONEXT met het
bedrijven dwingt om risico’s te nemen omdat een deel van de
idee één enkele grote gemeenschappelijke Europese beurs te
dochters hun eigenheid dient op te geven, de boekhoudingen
creëren, is uiteraard een goede zaak, maar we weten heel
gesynchroniseerd moeten worden, mandaten in raden van
goed dat EURONEXT nooit een eengemaakte beurs zal zijn
bestuur dienen beëindigd te worden... Voor bedrijven die dit
zolang de fiscaliteit niet eengemaakt wordt. Franse investeer-
willen bereiken zijn dit fusieperikelen die bovenop de andere
ders hebben ons bijvoorbeeld gevraagd ons niet langer in
problemen komen.
België te laten noteren maar in Frankrijk - in beide landen op
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:58
Page 11
Interview zijn: hij moet een Belgische vennootschap zien zoals hij een Franse vennootschap ziet. En dat is momenteel ver van de werkelijkheid. IAB : Hoe wordt de beursnotering van een onderneming zoals de uwe beïnvloed door de belastingharmonisering? Pierre De Muelenaere : Omdat de rendabiliteit van de onderneming rechtstreeks afhangt van haar fiscale aanslagvoet. De ondernemingen worden vooral op basis van hun winstcapaciteit gevaloriseerd, tegenwoordig nog meer dan in het verleden. Maar hun winstcapaciteit wordt direct beïnvloed door de aanslagvoet. IAB : Wanneer mogen we een economisch herstel verwachten? Theo Dillissen : Als ik me op mijn orderboekje en de toestand van mijn sector baseer, zou ik eind zeggen. Pierre De Muelenaere : Dat is ook mijn mening. IAB : Hebben de financiële schandalen volgens u een grotere negatieve impact gehad dan 11 september? Theo Dillissen : «Vergeet niet dat we in een dienstenmaatschappij leven waar de belangrijkste waarde van de onderneming de mensen zijn! Wanneer de mensen beginnen te vertrekken, verdwijnt je kapitaal. Eerst heb ik de 150 mensen uitgezocht die het bedrijf doen draaien. We hebben geprobeerd hen te motiveren voor een project op lange termijn.»
Theo Dillissen : Voor mij ongetwijfeld. Het is een probleem van geloofwaardigheid voor de managers en bedrijfsleiders. Maar alles is niet verloren. Het VEV heeft een enquête uitgevoerd bij de bevolking die toch een zeker vertrouwen in haar ondernemers te kennen gaf, in de orde van %. Het is een positief
EURONEXT wel te verstaan. Ik geloof dat de logica achter die
punt. Wij moeten nu laten zien dat we dat vertrouwen waard
houding erin bestaat dat er maar een eengemaakte markt
zijn. De accountants en de belastingconsulenten kunnen ons
kan zijn als die ook op fiscaal vlak eengemaakt is en als de
daarbij trouwens helpen door ons te doen terugkeren naar
Belgische en de Franse vennootschappen, om een voorbeeld te
financiële en boekhoudkundige orthodoxie. De tijd van de cre-
geven, ook op dat niveau op dezelfde lijn staan. Het volstaat
atieve boekhouding is voorbij. Ik denk dat de traditionele
niet te zeggen: “We hebben dezelfde beurs omdat we een
boekhouding terugkeert, met oude maar sterke concepten
aantal kosten of een aantal middelen hebben samenge-
zoals de nettowinst, cashflow. Niemand zal erover klagen.¶
bracht”. Voor de investeerder moet ook de markt eengemaakt
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:58
Page 12
Fiscaliteit De regionale fiscaliteit volop in beweging ROGER LASSAUX Belastingconsulent, Adviseur Studiedienst IAB
Men kan zich voorstellen dat de decentralisatie van het erfrecht het vuur van de concurrentie tussen de drie Gewesten heeft aangewakkerd. Dat kan bijvoorbeeld perfect geïllustreerd worden aan de hand van het statuut van de samenwonende. Het nieuwe Brusselse regime, dat van kracht wordt op januari , gaat verder dan het Waalse regime, maar blijft achter op het Vlaamse. Een steeds dieper verankerde regionale dimensie Al is het soms gewaagd om in fiscale aangelegenheden op lange termijn vooruit te kijken, er zijn voorspellingen die men toch met vrij grote zekerheid kan maken. Volgens het grootste deel van de waarnemers behoort de verdere regionalisering van onze fiscale wetgeving tot de laatste categorie. Het minste wat men kan zeggen is in ieder geval dat deze ontwikkeling stevig op de sporen staat! Al sedert meer dan jaar, vanaf de inwerkingtreding van de bijzondere financieringswet van januari betreffende de financiering van de Gemeenschappen
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
en Gewesten (BS van januari ), zijn de Gewesten immers bevoegd voor het vaststellen van de tarieven en het verlenen van vrijstellingen in verschillende domeinen met betrekking tot de vastgoedfiscaliteit, de mobiliteit en de schenkingen en erfenissen. Aan de bestaande lijst van acht belastingen, waaronder de successierechten, heeft de bijzondere wet van juli "houdende de herfinanciering van de Gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de Gewesten" (BS van augustus ) vier nieuwe belastingen toegevoegd evenals de bevoegdheid om ook de heffingsgrondslag te wijzigen, zij het voorwaardelijk en beperkt tot een welbepaald aantal gevallen (alleen de belastbare materie blijft nog een federale bevoegdheid). Wie de hiernaast opgenomen overzichtstabel van geregionaliseerde belastingen bekijkt, zal dan ook beseffen dat alle ingrediënten aanwezig zijn voor een toenemende fiscale concurrentie tussen de drie Gewesten van ons land. Reeds sedert meer dan tien jaar heeft het Vlaamse Gewest deze ontwikkeling in gang gezet door met zijn decreet van //, (BS van //, de ed.) een zeer gunstig regime in te voeren voor de successierechten bij de overdracht ten kosteloze titel van familiale ondernemingen en vennootschappen. Kort daarna volgden ook het Waals (Decreet van //, BS
De regionale belastingen Belastingen op spelen en weddenschappen; Belastingen op automatische ontspanningstoestellen; Openingsbelasting op de slijterijen van gegiste dranken; Onroerende voorheffing; Successierechten van rijksinwoners Recht op overgang bij overlijden van niet-rijksinwoners; Registratierechten op de overdracht onder bezwarende titel van in België gelegen onroerende goederen, behalve wanneer het gaat om een inbreng door een natuurlijke persoon van een woning in een Belgische vennootschap; Registratierechten op de vestiging van een hypotheek op een in België gelegen onroerend goed; Registratierechten op de gehele of gedeeltelijke verdeling van in België gelegen onroerende goederen, de overdracht onder bezwarende titel tussen mede-eigenaars van onverdeelde delen van dergelijke goederen en de omzettingen voorzien in de artikelen quater tot quinquies van het burgerlijk wetboek, zelfs indien er geen onverdeeldheid is ; Registratierechten op de schenkingen onder levenden van roerende en onroerende goederen; Kijk- en luistergeld; Verkeersbelasting; Belasting op inverkeerstelling; Eurovignet.
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:58
Page 13
Fiscaliteit slagvoet van ,%. Zoals u hebt kunnen lezen in het diepgravend artikel dat Hilde PELGROMS aan deze belangrijke vernieuwing heeft gewijd in het voorgaande nummer van ons magazine , heeft deze maatregel niet alleen betrekking op de verkoop, maar eveneens op de ruil of de inbreng van een woning in een vennootschap. Naast deze algemene vermindering van het tarief, kunnen de natuurlijke personen die hun (nieuwe) hoofdverblijfplaats in Vlaanderen verwerven of bouwen in bepaalde gevallen ook genieten van een vermindering op de eerste schijf van . € van de prijs of de waarde van het gekochte goed. En als kers op de taart is een weliswaar vrij ingewikkeld systeem ingevoerd voor de overdraagbaarheid van de registratierechten die reeds eerder werden betaald bij de aankoop van de oude hoofdverblijfplaats die gelegen was in het Vlaamse Gewest, ten bedrage van een maximum van . € gecompenseerde of terugbetaalde rechten, en niet cumuleerbaar met de hierboven vermelde vermindering. Dat systeem is evenmin van toepassing ingeval van ruil van hoofdverblijfplaats.
van //) en het Brussels Gewest (Decreet van //, BS van //). Resultaat: sedert % rechten in het Vlaamse Gewest en % in de andere Gewesten, maar ook relatief uiteenlopende specifieke toepassingsmodaliteiten. Terwijl de organisatie van een gunstiger klimaat voor het ondernemerschap nog werd vervolledigd door enkele kleine verbeteringen, zoals de negatieve indexcoëfficiënt die voortaan in het Vlaamse Gewest van toepassing is voor de berekening van de onroerende voorheffing op materieel en uitrusting (KB van //, BS van //), hebben de Gewesten niet gewacht om hun nieuwe bevoegdheden (ingevolge de Lambertmont-bis-akkoorden) of bepaalde nieuwe wetten aan te wenden voor maatregelen die het dagelijks leven van iedereen raken, zoals de aankoop van een huis of de keuze van de wijze van samenleven. Doorslaggevende argumenten in de strijd om te overtuigen, als het ware. •
Een van de nieuwe belastingen die aldus volledig werd geregionaliseerd is het registratierecht op de overdracht onder bezwarende titel van onroerende goederen. Het minste wat men kan zeggen is dat het Vlaamse Gewest hiervoor geen tijd heeft verloren. Bij toepassing van het decreet van februari (BS van februari , de ed.) genieten dergelijke transacties met betrekking tot goederen gelegen in het Vlaamse Gewest vanaf januari van aanslagvoeten gaande van % (gewone goederen) tot % (kleine landeigendommen, bescheiden woningen en bouwterreinen waarop een bescheiden woning zal worden opgericht) en dit onafhankelijk van het domicilie en de juridische vorm (natuurlijke persoon, rechtspersoon, VZW - …) van de koper, terwijl op de aankoop van eenzelfde goed in de twee andere Gewesten tot nader order nog steeds de registratierechten verschuldigd zijn tegen de oude federale aan-
•
Dankzij de wet van // die het begrip van de wettelijke samenleving (art. § B.W.) heeft ingevoerd, hebben sedert // twee personen die samen wonen maar niet in het huwelijk kunnen of willen treden de mogelijkheid om een juridische basis aan hun relatie te geven. Er worden weinig voorwaarden gesteld aan de personen die het statuut willen aannemen dat vergelijkbaar is met een soort huwelijkse samenleving: wettelijk bekwaam zijn om overeenkomsten te sluiten volgens de artikels en B.W., niet onderling noch met een derde persoon gehuwd zijn of gebonden zijn door een andere wettelijke samenwoning en een gemeenschappelijke woonplaats
hebben. Concreet moet de verklaring van samenwoning worden gedaan door middel van een geschrift (cf. art. § B.W.) dat tegen ontvangstbewijs wordt afgegeven aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeenschappelijke woonplaats. Het wettelijk samenlevings contract beëindigen is even gemakkelijk als het aangaan. Het eindigt van rechtswege wanneer één van de samenwonenden huwt of overlijdt of, op meer voluntaristische wijze, door een verklaring (zelfs van slechts één der samenwonenden) neergelegd bij de ambtenaar van de burgerlijke stand.
De wettelijke samenwoning Wat ze regelt: Bescherming van de gezinswoning, deelname in de lasten van het gemeenschappelijk leven, verbondenheid voor de (niet overdreven) schulden die door een van de wettelijk samenwonenden worden aangegaan ten bate van het gemeenschappelijk leven en de kinderen die zij samen opvoeden, eigendom van de goederen en inkomsten, mogelijkheid om een beroep te doen op de vrederechter ingeval van conflict … Wat zij niet regelt: Nalatenschap, afstamming, adoptie, sociale zekerheid, inkomstenbelasting, verblijfsvergunning van de buitenlandse partner.
Ook al blijft deze wet van // in gebreke op één van de punten waarop de niet-gehuwde samenwonenden het meest hun hoop hadden gesteld – de erfenisrechten –, toch hebben de Gewesten verder doorgezet om de samenwonenden gelijk te schakelen met de gehuwden. Ingevolge hun duidelijk verworven exclusieve bevoegdheid voor het bepalen van de aanslagvoeten, de vrijstellingen en de wijzigingen van de heffingsgrondslag (art. ,
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:58
Page 14
Fiscaliteit
en W.Succ.) is het de plaats van heffing die vandaag de modaliteiten van de successierechten bepaalt. Zoals wij verder zullen zien, blinken de verschillende formules niet uit door uniformiteit en blijkt dat de gelijkschakeling alleen volledig speelt in het Vlaamse Gewest, terwijl de Waalse en Brusselse regimes het voordeel beperken tot de wettelijk samenwonenden. Overal buiten Vlaanderen kunnen de feitelijk samenwonenden maar erven tegen het hoge tarief dat geldt voor de erfrechtelijke overdracht "tussen vreemden". Hoe belangrijk ook, het is echter niet het enige en doorslaggevende criterium, aangezien de Waalse en Brusselse regimes zelf ook sterk van elkaar afwijken op verschillende punten.
De regel van de vijf jaar Alvorens dieper in te gaan op de verschillende gewestelijke wetgevingen,
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
staan we nog even stil bij één kwestie. Want bij nader inzien blijkt het toch wel van primordiaal belang dat de aangifte steeds gebeurt in het Gewest waar de opbrengst van de belasting moet worden toegekend. Ziehier dan ook de, overigens recent gewijzigde, regels voor de juiste aanduiding van het bevoegde kantoor. a) Rijksinwoner Onder het regime van artikel van de bijzondere wet van januari betreffende de financiering van de Gemeenschappen en Gewesten was de plaats waar de nalatenschap was opengevallen bepalend. Ingevolge de nieuwe criteria voor de lokalisatie van de gewestelijke belastingen opgelegd door artikel , ° van de wet van juli houdende de herfinanciering van de gemeenschappen en de uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten (BS van mei ), heeft de wet van maart (BS van
maart ) vervolgens de nodige technische aanpassingen doorgevoerd. Deze veranderingen werden uitgebreid becommentarieerd in een recente circulaire . De lectuur daarvan wijst in hoofdzaak uit dat de opbrengst van de successierechten en de daarmee samenhangende normatieve bevoegdheden voor de nalatenschappen die zijn opengevallen sedert januari , worden toegekend volgens het criterium van de fiscale woonplaats van de overledene op het ogenblik van het overlijden. Met andere woorden dat de aangifte moet worden ingediend in het kantoor van de successierechten in het rechtsgebied waarin de overledene zijn laatste woonplaats had (art. , °, ste al. W.Succ.) Maar ook en vooral dat indien de "overledene zijn woonplaats op meer dan één plaats in België heeft gehad binnen een periode van vijf jaar die zijn overlijden voorafgaat, de nalatenschap gelokaliseerd wordt op de plaats in België waar zijn fiscale woonplaats het langst gevestigd was" (art. W.Succ.). Het bepalen van het bevoegde kantoor gebeurt dus in twee stappen. Eerst moet de "fiscale woonplaats" worden bepaald. Volgens de circulaire is het "de plaats waar de overledene zijn effectieve, werkelijke en permanente woonplaats had gevestigd, alsook zijn familie, het centrum van zijn activiteiten en de zetel van zijn zaken en bezigheden". Hoewel zij soms verschilt van de burgerlijke domicilie, maar wel altijd uniek is, gaat het in principe om de "woonplaats waarvan een persoon uitdrukkelijk bij de gemeente heeft verklaard er zijn hoofdvestiging van te maken". Vervolgens moet worden nagegaan of deze woonplaats niet naar een ander Gewest van het land werd verplaatst in de loop van een periode van vijf jaar die aan het overlijden voorafgaat. In bevestigend geval is het Gewest bevoegd waar de overledene zijn fiscale woonplaats het langst heeft gehad en is het kantoor bevoegd van de
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:58
Page 15
Fiscaliteit laatste fiscale woonplaats. Laat ons de zaken nog wat ingewikkelder maken door te veronderstellen dat de overledene zijn fiscale woonplaats in beide Gewesten heeft gehad gedurende een zelfde periode. In dat geval wordt het chronologisch criterium toegepast en is het bevoegde Gewest datgene waarin hij zijn laatste fiscale woonplaats had. B) Niet-rijksinwoner Ingeval van overlijden van een nietrijksinwoner is een recht van overgang bij overlijden op de waarde van in België gelegen onroerende goederen verschuldigd. De aangifte moet dan altijd worden gedaan op het kantoor der successierechten van de plaats waar deze goederen gelegen zijn. Als de onroerende goederen in verschillende gewesten zijn gelegen, moet de aangifte worden gedaan " in het ontvangstbureau van het gebied waarin het deel van de goederen zich bevindt dat het hoogste federaal kadastraal inkomen vertegenwoordigt " (optelling van alle KI per gewest).
Modus operandi Omdat wij ons in dit artikel toespitsen op de “samenwonende”, behandelen wij hierna niet de gunstige regimes die de drie Gewesten van het land voor de overdracht van familieondernemingen hebben uitgewerkt. Deze kwestie neemt een centrale plaats in in het kader van de schenkingsrechten. Wij zullen erop terugkomen in een volgend artikel, zodra het voorontwerp van ordonnantie over de registratierechten in het Brusselse Gewest definitieve vorm zal hebben aangenomen en in het Staatsblad wordt gepubliceerd. Kwestie van dan een volledige en objectieve vergelijking te kunnen maken tussen de drie gewestelijke regimes en het nog goed bewaarde federale regime dat werd ingevoerd door de wet van december (BS van januari
). Wij herinneren er nog even aan dat, wanneer bepaalde voorwaarden vervuld zijn - waaronder de belangrijkste is dat de schenker en de begiftigde natuurlijke personen moeten zijn - de schenking van individuele ondernemingen of van aandelen of participaties van vennootschappen die een industriële, commerciële, ambachtelijke of agrarische activiteit hebben, een voordelig percentage van % registratierechten geniet. Nu zijn het echter de successierechten en de rechten van overgang bij overlijden die ons interesseren, waarbij de hoedanigheid van rijksinwoner van de overledene bepalend is voor de toepassing van het ene of het andere regime, dat in dit geval verbonden is aan het feit dat hij er op het ogenblik van zijn overlijden zijn domicilie – in de zin van zijn feitelijke woonplaats – of de zetel van zijn vermogen had gevestigd. (art. W.Succ.) In deze materie zijn de Gewesten bevoegd om het tarief van de heffing en de vrijstellingen te wijzigen (art. , ° van de bijzondere wet van januari ), maar ook de heffingsgrondslag (art. van de bijzondere wet van juli ). In wat volgt gaan we dus na hoe het begrip samenwonende, dat sedert in het Vlaamse Gewest is opgedoken, weldra in de drie Gewesten van het land specifiek vorm zal krijgen. Na het Vlaamse (Decreet van juli , januari ) en het Waalse (Decreet van november , januari ) viert immers ook het Brusselse Gewest zijn blijde intrede in de dans van de successierechten (Ordonnantie van mei , januari ). ➤ A) VLAAMS GEWEST Wettelijke referenties. Decreet van juli (BS van oktober ), zoals gewijzigd door het Decreet van juni (BS van augustus ) en het decreet van december (BS van januari ) – Zie ook Circ.
nr. , maart , nr. E.E./EL . Grondgebied. Het Vlaams Gewest omvat: de provincies Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, WestVlaanderen en Vlaams-Brabant, alsook de Vlaamse faciliteitengemeenten (Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Wemmel en Wezenbeek-Oppem) en de Vlaamse taalgrensgemeenten (Mesen, Ronse, Spiere-Helkijn, Herstappe, Bever et Voeren). Het Vlaams regime is dus van toepassing op de nalatenschap van de rijksinwoners die gedomicilieerd zijn in het Vlaams Gewest op het ogenblik van hun overlijden. Niets belet dus dat dit regime gevolgen heeft op de goederen die gelegen zijn in het Waalse of Brusselse gewest, onder de uitdrukkelijke voorwaarde wel te verstaan dat zij integraal deel uitmaken van de nalatenschap van een rijksinwoner die in het Vlaamse gewest is opengevallen. Principe. Vooruitlopend op de wet betreffende de wettelijke samenwoning, is de "samenwonende" in het Wetboek der Successierechten opgenomen sedert . En het Vlaamse Gewest zag het meteen ruim, aangezien het in het begrip alle personen opnam die sedert minstens drie jaar vóór de datum van het openvallen van de nalatenschap zonder onderbreking samenleefden en een gemeenschappelijke huishouding voerden met de erflater. De betrokkenen hebben wel een dubbele bewijslast , enerzijds van het bestaan van de samenleving door middel van een uittreksel uit het bevolkingsregister en, anderzijds, van het bestaan van een gemeenschappelijke huishouding, door middel van de bewijzen van de gezamenlijke deelname in de kosten van de huishouding. De publicatie van de wet van november betreffende de wettelijke samenwoning bood de gelegenheid voor een eerste aanzienlijke verruiming. Sedert juli werd het verlaagde tarief dat geldt voor de erfenissen "in de rechte lijn en tussen
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:58
Page 16
Fiscaliteit
Schijven
Tarief per schijf
van 0 en 50.000 € van 50.000 € tot 250.000 € daarboven
echtgenoten" ook toegepast op de persoon of personen die op de datum van het openvallen van de nalatenschap, hetzij samenwoonde(n) met de overledene (zonder andere verplichting van minimum duur) onder het regime van de wettelijke samenwoning, hetzij sedert ten minste drie jaar samenwoonde(n) met de overledene en met hem een gemeenschappelijke huishouding voerde(n). Deze voorwaarden werden eveneens geacht vervuld te zijn als de samenwoning of het bestaan van een gemeenschappelijke huishouding gedurende een periode van drie jaar vóór de dag van het overlijden, door overmacht onmogelijk was geworden. Dit is een aanzienlijke uitbreiding, als men bedenkt dat deze tarieven zeer laag zijn (zie de tabel hierboven) en het voor een wettelijk samenwonende volstaat effectief die status te hebben op de dag van het overlijden van zijn partner om er de toepassing van de kunnen vorderen. Om het onderste uit de kan te halen, kunnen de Vlaamse samenwonenden ook genieten van de gevolgen van de splitsing van de nalatenschap tussen het onroerend en het roerend gedeelte, de verminderingen toegekend op de eerste . € en ten gunste van de langstlevende echtgenoot (art. W.Succ.) alsook van de regel van de prioritaire aanrekening van de schulden (art. , al. en art. bis W.Succ.), die tot dan uitsluitend werden toegepast op de erfenissen tussen echtgenoten. Zes maanden later, vanaf januari , was het de beurt aan de feitelijk samenwonenden om te worden "verwend" met een drastische verlaging van drie tot één jaar van de "vereiste" duur van de samenwoning met de
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
Totaal bedrag van de belasting verschuldigd op de voorgaande schijven
3% 9% 27 %
5.000 € 19.500 €
erflater op het ogenblik van zijn overlijden. Deze verlaging geldt eveneens in de veronderstelling dat de samenleving en de gemeenschappelijke huishouding door overmacht onmogelijk zijn geworden, zoals bijvoorbeeld bij een opneming in een verzorgingsinstelling. Het volstaat dat de toestand van overmacht onmiddellijk volgt op een periode van ten minste één jaar van samenwoning en gezamenlijke huishouding. Samenvattend. Bij het openvallen van alle nalatenschappen in het Vlaamse Gewest zijn sedert januari twee personen gelijkgesteld met echtgenoten voor de toepassing van de barema’s van de successierechten: -
-
Enerzijds, diegenen die wettelijk samenwonenden zijn, in de zin van art. van het Burgerlijk Wetboek, zonder dat een voorwaarde van ononderbroken samenleving wordt opgelegd (Parl. St., Vlaams Parlement, -, n ° /, p. ). Het volstaat dat zij wettelijk samenwonen op de datum van het openvallen van de nalatenschap overeenkomstig de bepalingen van het burgerlijk wetboek; Anderzijds diegenen die "feitelijk" samenwonenden zijn, in dit geval "de persoon of de personen die op de dag van het openvallen van de nalatenschap minstens drie jaar ononderbroken met de erflater samenwonen en er een gemeenschappelijke huishouding mee voeren" (art. W.Succ.).
In beide gevallen is het geslacht, het bestaan van een familiale of echtelijke band, en zelfs het aantal
samenwonende personen (in het raam bijvoorbeeld van een religieuze gemeenschap) zonder belang. Bewijs. De samenwoning moet echter wel worden vermeld in de aangifte van nalatenschap en, zoals het hoort in fiscale zaken, op een bewijskrachtige manier worden aangetoond. De hamvraag blijft dan ook: hoe? Volgens een circulaire die de Administratie aan de kwestie heeft gewijd in , moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen de wettelijk samenwonenden en de feitelijk samenwonenden. Voor de eerste is de toestand eenvoudig: zodra de verklaring van samenwoning is gedaan, hebben zij onvoorwaardelijk recht op het verlaagd tarief. Er wordt dus geen enkele voorwaarde met betrekking tot de duur van de samenwoning opgelegd en de ontvanger zal alleen nagaan of de wettelijke samenwoning niet formeel werd beëindigd op de datum van het overlijden, zonder dat hij de feitelijke situatie mag beoordelen. Voor de feitelijk samenwonende is de toestand totaal verschillend. Zoals voorheen moet hij het dubbel bewijs aanbrengen dat hij op het ogenblik van het openvallen van de nalatenschap samenwoonde met de erflater en tevens met hem gedurende een ononderbroken periode een gemeenschappelijke huishouding vormde. Met betrekking tot de samenwoning is het niet zonder belang te weten dat het uittreksel uit het bevolkingsregister slechts een weerlegbaar vermoeden inhoudt van de ononderbroken samenwoning en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Zoals onlangs nog in een vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Gent van april werd herhaald, vormt de inschrijving van de samenwonende in een rust- en verzorgingstehuis niet het doorslaggevend element dat het verlies kan rechtvaardigen van de fiscale voordelen die aan zijn statuut zijn verbonden, onder de
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:58
Page 17
Fiscaliteit uitdrukkelijke voorwaarde weliswaar dat het bestaan van een gemeenschappelijke huishouding kan worden bewezen (in dit geval door veelvuldige bezoeken, een deelname in de kosten …). We herinneren er ook nog aan dat de voorbereidende werken van het Decreet van juin preciseren dat het vermoeden van een gemeenschappelijke huishouding altijd kan worden weerlegd door aan te tonen dat een volgehouden wil om een gemeenschappelijke huishouding te vormen ontbrak. Maar ook wanneer de partijen niet in de mogelijkheid verkeren om aan te tonen dat zij op een aanvaardbare wijze hebben bijgedragen in de kosten van de gemeenschappelijke huishouding. (Parl. St., Vlaams Parlement, nr. -, nr. /, p. ). Einde van de samenwoning. Sedert juli erkent de Administratie dat het voordeel kan worden behouden, ondanks het feit dat de samenwoning en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding door overmacht onmogelijk zijn geworden, voor zover deze toestand van overmacht onmiddellijk volgt op een periode van ten minste één jaar van ononderbroken samenwoning en dat zij nog bestaat op het ogenblik van het overlijden. Bovendien worden gewezen samenwonenden steeds gelijkgesteld met echtgenoten zodra zij gemeenschappelijke afstammelingen hebben. ➤ B) WAALS GEWEST Wettelijke referenties. Decreet van november (BS van november ). Grondgebied. Het Waalse gewest omvat: de provincies Luik, Henegouwen, Luxemburg, Namen en Waals-Brabant, dus eveneens de gemeenten van het Duitstalige gewest, alsook de taalgrensgemeenten van het Waalse Gewest die genieten van taalfaciliteiten voor
de Nederlandstaligen (KomenWarneton, Moeskroen, Flobecq en Edingen) en voor de Duitstaligen (gemeenten Malmedy en Waismes). Principe. Voor alle erfenissen opengevallen na november , zijn de aanslagvoeten (zie tabel hiernaast), verminderingen (inbegrepen deze ten gunste van de langstlevende echtgenoot met minderjarige kinderen – art. W.Succ.) en vrijstellingen (art. , ° W.Succ.) voorzien voor de nalatenschappen " in rechte lijn en tussen echtgenoten " ook toepasselijk op de samenwonenden, maar uitsluitend indien de vier volgende voorwaarden cumulatief vervuld zijn: ) wettelijk samenwonende in de zin van de artikelen – B.W. (zie blz. van dit nummer). Het is niet vereist dat wettelijk samenwonenden ook effectief samen verblijven, noch dat ze in gemeenschap leven met andere personen. ) afwezigheid van directe verwantschap met de erflater: de samenwonende mag niet de broer, zus, noch de nonkel of tante van de overledene zijn. Worden dus bedoeld: de bloedverwanten (of verwanten door volle adoptie) in de zijlijn van de e of de e graad. ) gemeenschappelijk verblijf met de overledene op het ogenblik van het openvallen van de nalatenschap. ) verklaring van wettelijke samenwoning afgelegd méér dan een jaar vóór het overlijden van de erflater. Deze verklaring betekent niet dat de betrokkenen verplicht zijn effectief een gemeenschappelijke woonplaats aan te houden tijdens het jaar voorafgaand aan het overlijden. Zoals men kan zien, ligt het Waalse regime sterk achter op de Vlaamse tegenhanger: uitsluitend de wette-
Schijven
van 0,01 tot 12.500 € van 12.500,01 tot 25.000 € van 25.000,01 tot 50.000 € van 50.000,01 tot 100.000 € van 100.000,01 tot 150.000 € van 150.000,01 tot 200.000 € van 200.000,01 tot 250.000 € van 250.000,01 tot 500.000 € daarboven
Tarieven
3% 4% 5% 7% 10 % 14 % 18 % 24 % 30 %
lijk samenwonenden, verklaring van wettelijke samenwoning afgelegd méér dan een jaar vóór het overlijden, uitsluiting van de zijverwanten in de e en de e graad. Bewijs. De wettelijke samenwoning wordt bewezen door de registratie van de wettelijke verklaring voor de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waarin de gezamenlijke woning is gelegen, maar deze moet meer dan een jaar vóór het openvallen van de nalatenschap zijn gebeurd. Einde van de samenwoning. Het verminderde tarief is niet meer van toepassing zodra de wettelijk samenwonenden, in onderlinge overeenstemming of eenzijdig, een verklaring hebben afgelegd tot beëindiging van hun wettelijke samenwoning (art. , § BW), voor zover zij geen kinderen of gemeenschappelijke afstammelingen hebben. ➤ C) BRUSSELS GEWEST Wettelijke referenties. Ordonnantie van mei (BS van mei , de editie – art. ter en quater W.Succ.) Grondgebied. Het Gewest BrusselHoofdstad omvat de negentien gemeenten van de Brusselse agglomeratie. Principe. Na een blokkering van meer dan maanden is een
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:58
Page 18
Fiscaliteit akkoord tot stand gekomen binnen de meerderheid. De ordonnantie van mei , waarmee dit politiek akkoord in wettelijke vorm is gegoten, zal uitwerking hebben vanaf januari .
Schijven
van 0,01 tot 12.500 € van 12.500,01 tot 25.000 € van 25.000,01 tot 50.000 € van 50.000,01 tot 100.000 € van 100.000,01 tot 150.000 € van 150.000,01 tot 200.000 € van 200.000,01 tot 250.000 € van 250.000,01 tot 500.000 € daarboven
Tarieven
3% 4% 5% 7% 10 % 14 % 18 % 24 % 30 %
Zoals in het Waalse regime is de gelijkschakeling inzake tarieven (zie tabel hierboven), vrijstellingen (eerste schijf van ., € - art. , ° W.Succ.) en verminderingen (voor kinderen ten laste - cfr. art. , ° en ° W. Succ.) enkel van toepassing op de wettelijk samenwonenden, maar in tegenstelling tot datzelfde regime geldt het in principe voor alle wettelijk samenwonenden (broer en/of zus, nonkel-neef, nicht of tante…). Het moet immers gaan om "koppels met of zonder kinderen die een verklaring van wettelijke samenleving hebben afgelegd conform de artikels en van het Burgerlijk Wetboek", voor zover zij in principe een gemeenschappelijke woonplaats hebben. In tegenstelling dus tot het Vlaamse Gewest, is er geen sprake van lagere aanslagvoeten te bekomen, als de twee partners op het ogenblik van het overlijden van een van hen sedert minstens een jaar samenwonen en een gemeenschappelijke huishouding voeren. Bewijs. De wettelijke samenwoning wordt bewezen door de overschrijving van de verklaring van wettelijke samenwoning in de registers van de burgerlijke stand van de
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
gemeente waar de woonplaats is gelegen. In tegenstelling tot het Waalse Gewest, wordt niet vereist dat zij meer dan een jaar vóór het openvallen van de nalatenschap werd geregistreerd. Einde van de samenwoning. Wanneer de wettelijk samenwonenden een verklaring van beëindiging van de wettelijke samenwoning hebben afgelegd (art. , § Burgerlijk Wetboek) of wanneer zij niet meer samenwonen, blijven de verlaagde tarieven van toepassing als zij gemeenschappelijke afstammelingen of kinderen hebben (art. quater, W.Succ.). Deze regel is eveneens van toepassing als het niet bestaan van een gemeenschappelijke woonplaats te wijten is aan overmacht.
De prijs van de discretie … en die van de regionalisering Wettelijk samenwonende, feitelijk samenwonende, echtgenoot? De term "koppel" dekt voortaan zeer verschillende ladingen. De drie Gewesten van dit land hebben hun wetgeving daaraan aangepast, waarbij Vlaanderen duidelijk het voortouw heeft genomen. Min of meer snel en in verschillende mate, en met een oogje op de evolutie van hun fiscale inkomsten. De confrontatie tussen de betrachting om hun bevoegdheden optimaal te benutten en de financiële noden heeft de keuzes bepaald en verklaart de verschillen die in dit artikel naar voor werden gebracht. Zij zijn fundamenteel bij de keuze van een erfrechtelijke planningsstrategie en wij illustreren ze hier even via het voorbeeld van twee personen die wij voor de gelegenheid Jean en Alice zullen noemen. Eerste hypothese. Jean en Alice wonen feitelijk samen. Als Jean erft van Alice, is het Vlaamse Gewest zeker de beste keuze. Het is immers het enige waar alle samenwonenden, ongeacht of zij
wettelijk of "gewoon" samenwonen, op gelijke voet worden behandeld met de echtgenoten. Enige beperking voor de “gewone” samenwonenden: hun gemeenschappelijk huishouden moet, op datum van het overlijden, minstens één jaar ononderbroken hebben geduurd. Niets daarvan in Wallonië en Brussel waar de "gewone" samenwonenden tot nader order gelijkgesteld worden met derden waarop dan de federale tarieven worden toegepast. Met een gepeperde rekening als gevolg. Voor een nalatenschap van . EUR, in gelijke delen verdeeld over onroerende en roerende goederen, zal Jean als levensgezel een successierecht betalen van % in Vlaanderen tegen % in Brussel en in Wallonië. Het Vlaams Gewest behoudt zijn plaats van winnaar in alle categorieën in de hypothese dat Jean niet samenwoont met Alice, maar met zijn eigen broer. Alleen dat Gewest voorziet sedert januari dat in dat geval de neef kan genieten van de laagste aanslagvoeten bij het overlijden van zijn nonkel, ook al woonde hij niet met hem samen. En zelf andersom, terwijl in Wallonië het bestaan van iedere verwantschap (broer-zus, neef-nicht of nonkel en tante) het voordeel volledig doet wegvallen. Maar laat ons terugkeren naar Jean en Alice. Als zij beslissen om de zegen van de Staat te bekomen en kiezen voor de wettelijke samenwoning, verbetert hun toestand aanzienlijk. Maar, nogmaals, niet noodzakelijk onmiddellijk en niet in alle hypothesen. Als zij in het Vlaamse Gewest of in het Brusselse Gewest (vanaf januari ) wonen, zijn immers de verlaagde aanslagvoeten van toepassing zodra de samenwonenden voor de ambtenaar van de burgerlijke stand zijn verschenen om er een verklaring van wettelijke samenwoning af te leggen en, in de praktijk, zodra zij samenwonen, waarbij de effectieve samenwoning echter voor wettelijk samenwonenden niet formeel wordt vereist. In het Waals Gewest is het evenmin formeel vereist dat de samenwonenden ook effectief
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:58
Page 19
Fiscaliteit samenleven, maar de contracten afgesloten “in extremis” worden geweerd. De verklaring van wettelijke samenwoning geeft inderdaad maar recht op de verlaagde tarieven als ze meer dan een jaar vóór het overlijden werd gedaan. Bovendien wordt in het Brusselse en Vlaamse Gewest rekening gehouden met de hypothese van de beëindiging van de samenwoning wegens overmacht met behoud van rechten, terwijl het Waalse regime niets voorziet in die zin. Zoals we zien, ligt het Vlaamse Gewest op kop, dient het toekomstige Brusselse regime zich eerder “halfslachtig” aan, terwijl het Waalse Gewest tot dusver haar achterstand (aan fiscale ontvangsten) bevestigt. Na het lezen van het bovenstaande
De successierechten (en de rechten van overgang bij overlijden) in de praktijk
Net zoals of misschien meer nog dan ieder fiscaal document, zijn de aangiften van nalatenschappen onderworpen aan strikte vormvereisten. Ziehier in schematische vorm de belangrijkste regels die moeten worden gerespecteerd om onaangename verrassingen te vermijden.
Wanneer ? Bij overlijden van een rijksinwoner, behalve wanneer het gaat over een overgang ingevolge een overlijden (uitdoving van het vruchtgebruik, beëindiging van de verbintenis tot het betalen van een rente) of over een " kleine nalatenschap " (geen enkel onroerend goed, geen vestiging van successierecht). Als rijksinwoner wordt beschouwd hij die op het ogenblik van zijn overlijden zijn feitelijke woonplaats of de zetel van zijn fortuin in België heeft. De nationaliteit van de overledene, zijn wettelijke domicilie en de ligging van de betrokken goederen zijn zonder belang.
zal men begrijpen dat Jean en Alice sterk verleid zullen zijn door de idee om in het kader van hun successieplanning op het gepaste moment te verhuizen. Op het fiscaal vlak ontbreekt het hen immers niet aan argumenten, ten minste wanneer zij "gewone" samenwonenden zijn. Maar opgelet: de verplaatsing van de fiscale woonplaats heeft maar belang op voorwaarde dat de regel van de vijf jaar wordt gerespecteerd. Om verschijnselen van fiscale concurrentie en delokalisering te vermijden, mag inderdaad niet uit het oog worden verloren dat de voor de successierechten toepasselijke aanslagvoet deze is van het Gewest waarin de erflater in de vijf jaar voorafgaand aan zijn dood het langst heeft geleefd. Vertaling: als Jean en Alice tussen en in
Het recht van overgang bij overlijden van zijn kant wordt gevestigd bij het overlijden van een nietrijksinwoner in wiens nalatenschap zich onroerende goederen bevinden die in België gelegen zijn.
Op welke grondslag ?
Als de erflater een rijksinwoner is, zijn de rechten verschuldigd op de totaliteit van het patrimonium, met name alle roerende en onroerende goederen gelegen in België of in het buitenland (zelfs als zij reeds aan successierechten zijn onderworpen in het betreffende land waar de overledene eigenaar of vruchtgebruiker was (% van de waarde van de volle eigendom, vermenigvuldigd met een wettelijke coëfficiënt afhangend van de leeftijd op het ogenblik van de rechtshandeling van de persoon op wiens hoofd het vruchtgebruik werd gevestigd – zie tabel)), verminderd met alle schulden. Men kan echter a priori niet uitsluiten dat de ontvanger van de registratie de verkoopwaarde van het actief van de nalatenschap betwist. Indien hij voor de in België gelegen onroerende goede-
Waver wonen, in naar Leuven verhuizen en Alice overlijdt in , zullen voor Jean de Waalse aanslagvoeten worden toegepast. Daarmee is zijn leed dus nog niet verzacht! Na de bespreking van het begrip "samenwonende" en de illustratie van de belangrijke verschillen die dit inzake successierechten meebrengt tussen het noorden en het zuiden van het land, zouden wij ervoor willen pleiten dat de ontwikkeling van de gewestelijke fiscale wetgeving op het terrein niet systematisch zou leiden tot moeilijkheden voor de practicus die wordt geconfronteerd met steeds specifieker regels in het kader van de administratieve procedures die wellicht ook weldra van het ene gewest tot het andere zullen gaan verschillen. Of is dat ijdele hoop?
ren geen vrijwillige betaling bekomt van de bijkomende rechten, kan hij ter controle een expertise eisen om te bepalen of er al dan niet een onderschatting was bij de aangifte. Als de deskundigen besluiten tot het bestaan van een onderschatting van de belastbare grondslag, moeten de bijkomende rechten, verhoogd met de intresten, de boeten en de kosten ingevorderd worden binnen een termijn van twee jaar te rekenen vanaf de neerlegging van het expertiseverslag. De enige methode die % zekerheid biedt, bestaat er bijgevolg in om bij aangetekend schrijven aan de ontvanger binnen de termijn voor het indienen van de aangifte van nalatenschap een voorafgaande expertise te vragen, waarvan de kosten steeds ten laste van de erfgenamen vallen (art. W.Succ.) Hierbij moet ook worden vermeld dat indien de fiscus met alle middelen van recht, getuigen en vermoedens inbegrepen, aantoont dat goederen werden overgedragen tijdens de drie jaar die de dood van de schenker voorafgaan, zij zullen geacht worden deel uit te maken van diens nala-
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:58
Page 20
Fiscaliteit
VRUCHTGEBRUIK Leeftijd tot tot tot tot tot tot tot tot tot of meer
Coëfficiënt ,
tenschap, behalve indien de gift werd onderworpen aan de registratierechten die worden gevestigd op schenkingen. Wat betreft het passief, dienen alle schulden ten laste van de overledene op het ogenblik van zijn dood te worden vermeld, alsook de kosten van de begrafenis (in de ruime zin, inbegrepen dus de kosten voor de dankbetuigingen en de factuur voor de begrafenismaaltijd) behoorlijk verantwoord met de bewijsstukken die bij de aangifte moeten worden gevoegd. Als in het buitenland reeds successierechten werden betaald, dienen die ook in rekening te worden gebracht. Indien echter de erflater geen rijksinwoner is, zijn de rechten van overgang bij overlijden slechts verschuldigd op het onroerend bruto actief dat hij in België bezit, zonder enige mogelijkheid van aftrek van schulden, zelfs hypothecaire.
Aangifte van nalatenschap: wie, wanneer, in welke taal, aanvullende aangifte?
Wie Erfgenamen, algemene legatarissen en begiftigden, zonder dat het verplicht is om afzonderlijke aangiftes op te stellen (art. , °, al W.Succ.). Wanneer het gaat om de nalatenschap van een niet-rijksin-
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
woner moet de aangifte worden opgesteld door al diegenen die in België gelegen onroerende goederen in volle eigendom of in vruchtgebruik ontvangen (art. ,° al W.Succ).
Waar? Zoals wij al hebben uiteengezet zijn uitsluitend de Gewesten bevoegd om de aanslagvoeten, de vrijstellingen en de wijzigingen van de heffingsgrondslag te bepalen na aftrekking van het bedrag van de schulden van al hetgeen uit de nalatenschap wordt verkregen (art. , en van het wetboek der successierechten). De plaats van vestiging bepaalt tegenwoordig het toepasselijk tarief en de vrijstellingen. De aldus bekomen resultaten worden verdeeld in functie van het criterium van de fiscale woonplaats, in dit geval de plaats waar de overledene zijn fiscale woonplaats had op het ogenblik van zijn overlijden (zie blz. - van dit magazine).
Wanneer Binnen vijf maanden vanaf de datum van het overlijden indien dat zich in België heeft voorgedaan. Deze termijn wordt verlengd met zes of zeven maanden wanneer het overlijden zich heeft voorgedaan in een land in Europa of buiten Europa (art. , al W.Succ.). De erfgenamen zijn een boete van € verschuldigd per begonnen maand vertraging en per erfgenaam (art. W.Succ). Door het indienen van een verzoek bij de gewestelijk directeur binnen de oorspronkelijke termijn, kan een verlenging van de termijn bekomen worden, met name wegens het feit dat de erfgenamen nog moeten worden opgespoord, de bijzondere moeilijkheden bij het samenstellen van de nalatenschap, een verzoek tot een voorafgaande expertise, enz …
In welke taal? De aangifte moet altijd worden opgesteld in het Nederlands wanneer de overledene woont in een eentalig Nederlandstalige gemeente die geen faciliteitengemeente is en als de aangifte moet worden ingediend op het kantoor van de ontvanger dat gelegen is in een eentalig Nederlandstalige gemeente die geen faciliteitengemeente is.
Aanvullende aangifte Om diverse redenen kunnen wijzigingen worden aangebracht aan de ingediende aangifte. Dat is bijvoorbeeld het geval als een nieuw actief wordt ontdekt of als een aangegeven actief onderschat werd. Hetzelfde geldt wanneer een nieuwe schuld opduikt, in de mate dat een materiële vergissing kan worden ingeroepen of als het nog mogelijk is ter compensatie een verhoging van het actief in te schrijven. In alle andere gevallen kan de schuld niet meer worden opgenomen (voor meer details, lees artikel W.Succ.).
Tarief De successierechten worden berekend op het netto gedeelte van ieder van de rechthebbenden, volgens een progressieve aanslagvoet die varieert van % tot % naargelang de graad van verwantschap met de overledene en het belang van de nalatenschap. De erfgenamen in de rechte lijn (ascendenten en afstammelingen) en de samenwonenden genieten van verschillende verminderde tarieven naargelang van het Gewest.
Betalingstermijn Twee maanden vanaf de datum waarop de aangifte moest ingediend zijn.
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:58
Page 21
Fiscaliteit
Van die kunstwerken moet worden erkend dat zij een internationale betekenis hebben of dat zij behoren tot het roerend cultureel patrimonium van het land. Zij moeten echter niet voor de totaliteit deel uitmaken van de nalatenschap, maar mogen op het ogenblik van het overlijden persoonlijk toebehoren aan de overledene en/of zijn overlevende echtgeno(o)t(e), erfgenamen, legatarissen of begiftigden (Wet van juni , BS van juli ). Ingeval van verzuim van aangifte van in België gelegen onroerende goederen en van schuldvorderingen ingeschreven in de registers van de Bewaarder der Hypotheken, zijn van rechtswege
boeten verschuldigd die gelijk zijn aan één of twee maal het bedrag van de rechten, die eventueel verminderd kunnen worden voorzover de inbreuk niet werd begaan met het doel om de belasting te ontduiken of de ontduiking ervan mogelijk te maken. Er is geen vermindering mogelijk ingeval van kennelijke fraude, dan zijn bovendien ook nog strafrechtelijke boeten verschuldigd. Er zijn daarentegen geen boeten verschuldigd wanneer de erfgenaam bewijst dat hij alles heeft gedaan om een volledige en juiste aangifte op te stellen. In geval van laattijdige aangifte is er % verwijlintrest verschuldigd.
rstellen dat de woonplaatsen worden verplaatst om een
situatie bedoeld waarin twee broers samenleven,
gunstiger aanslagvoet te bekomen, heeft de wetgever
waarbij één van hen de zoon van zijn broer wil begunsti-
manifest alle eventualiteiten willen uitsluiten. Op het
gen. De regel geldt ook in de andere richting, wanneer
Deze taks is in het Vlaamse Gewest afgeschaft sedert
vlak van de verplichte formatiliteiten bij de aangifte
het een kind betreft van de overleden broer, voor zover
1 januari 2002 (Decreet van 7 december 2001, BS van
bemerken we dat de achtereenvolgende fiscale woon-
zijn nonkel het bewijs levert (met alle middelen, uitge-
15 januari 2002).
plaatsen die de overledene in de vijf jaar voor zijn overle-
zonderd de eed) van een gemeenschappelijke huishou-
H. PELGROMS, “Overzicht van de recente wijzigingen
den heeft gehad uitdrukkelijk moeten worden vermeld
inzake Vlaamse registratierechten”, Accountancy & Tax,
(art. 42 nieuw W.Succ.). Om woonplaats te kiezen is het
nr. 2/2002, 12-18.
echter voortaan mogelijk "om het even welk adres in
Betalingsmodaliteiten Storting of overschrijving, postmandaat of gewaarborgde gekruiste cheque. De rijksinwoners kunnen ook overgaan tot de schenking van kunstwerken ter betaling van het geheel of een deel van de successierechten die verschuldigd zijn ingevolge de nalatenschap van een rijksinwoner. De kunstwerken die ter betaling zijn aangeboden, worden geëvalueerd door een gemengde commissie die is samengesteld uit drie ambtenaren van het ministerie van Financiën, drie leden voorgedragen door de regeringen van de Gemeenschappen en vier vertegenwoordigers van de musea.
Voetnoten 1
2
3
We herinneren er aan dat vanaf het aanslagjaar 2005 de
ding met zijn broer gedurende minstens één ononderbroken jaar. Deze uitbreiding zou retroactief van toepassing worden op 1 januari 2002, maar ligt nu nog ter dis-
België” te kiezen (art. 38 W.Succ.)
wettelijk samenwonenden op het vlak van de inkom-
9
art. 5, § 2, 4° van de wet van 16 januari 1989
stenbelastingen van de natuurlijke personen volledig
10
U kan dit document online raadplegen op de site van de
gelijk worden geschakeld met de gehuwd samenwonen-
Federatie van Notarissen,
den. In essentie zullen zijn genieten van het huwelijks-
http://www.notaire.be/info/acheter/9033_droits_d_enre
cussie in het Vlaams Parlement (Parl. St., Vlaams Parlement, 2001-2002, nr. 865/1). 15
registratie en domeinen, 21 september 2000. 16
quotiënt, van de eventuele toewijzing van een deel van
5
enkel onderscheid gemaakt tussen de onroerende en
waarde vervuld is (ononderbroken samenwoning gedu-
roerende massa's en geschiedt de toerekening van de
art. 2, 2° en 3° WIB92 zoals gewijzigd door artikel 2 van de
rende een jaar te rekenen terug in de tijd vanaf de
wet van 10 augustus 2001, BS van 20 september 2001).
datum van het overlijden), zal worden vermoed dat de
De datum van het overlijden bepalen is echter minder
tweede (het voeren van een gemeenschappelijke huis-
48 W.Succ., zoals gewijzigd door art. 1 & 2 van het konink-
eenvoudig dan het lijkt. Als het zich heeft voorgedaan
houding) ook vervuld is. Onder de criteria die het decreet
lijk besluit van 20 december 2001, houdende de uitvoe-
voor 1 januari 1997, zijn de oude nationale tarieven nog
van 15 juli 1997 op niet limitatieve wijze opsomt om het
ring van het Decreet van 18 juli 2001 betreffende de
van toepassing. Men kan echter niet a priori uitsluiten
voeren van een gemeenschappelijke huishouding na te
invoering van de euro in de regelgeving en in de compu-
dat aanvullende aangiftes met betrekking tot deze nala-
gaan, vindt men meer bepaald "de voortgezette wil van
terprogramma’s van het Waalse Gewest voor de aangele-
tenschappen nog het voorwerp van een aanslag kunnen
de partijen daartoe en de bijdrage van de partijen in de
genheden die onder de Minister van Begroting ressorte-
zijn.
kosten van de huishouding". In dit kader dient men, zoals
ren (BS van 7 februari 2002). Zoals men kan zien, gaat het
Het feit dat deze wet pas werd gepubliceerd in het
bepaald door de circulaire van 23 maart 1998, niet alleen
staatsblad van 19 maart 2002 worden volgens de
rekening te houden met pecuniaire verrichtingen. Een
Administratie de aangiftes die werden ingediend
relatie van verzorging kan niet a priori worden uitgeslo-
tussen 1 januari 2002 en 18 maart 2002 en die de
ten. 12
Behalve voor het kijk- en luistergeld gaat de federale
2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de aan-
staat immers verder met het vestigen en invorderen van
passing van de begroting 2001 (BS van 10 oktober 2001,
de regionale belastingen (art. 5, §3 van de bijzondere wet
eerste editie). 13
Nieuwe tarieven toepasselijk sedert 1 januari 2002. Art.
altijd om de federale aanslagvoeten van de successierechten. 18
Nieuwe tarieven toepasselijk sedert 1.1.2002. Art. 48 W.Succ., zoals gewijzigd door artikel 19 van het koninklijk besluit van 13 december 2001 betreffende de invoering van de euro in de ordonnanties en de uitvoeringsbesluiten inzake Financiën, BS van 26 februari 2002. Zoals in het Waalse Gewest, zijn de federale tarieven van de successierechten nog altijd van toepassing.
De tarieven die van toepassing zijn, moeten worden
Circulaire AFZ/2001/1153 van 22 maart 2002, te raadple-
berekend voor elk van de massa’s afzonderlijk, wat de
gen op de website van het Ministerie van Financiën:
progressiviteit van de belasting aanzienlijk vermindert. 14
schulden volgens de algemene regels. 17
Nieuwe tabel sedert 1 jauari 2002. Artikel 48 W.Succ., zoals gewijzigd door artikel 38 van het decreet van 6 juli
http://www.fisconet.fgov.be/nl/?frame.dll&root=V:\Fisco 8
11
boeten ontslagen.
van 16 januari 1989) 7
In tegenstelling tot het Vlaamse Gewest wordt geen
compensatie van de verliezen tussen partners (cfr. nieuw
nieuwe modaliteiten niet zouden respecteren, van 6
gistrement_bruxelles_texte.htm Als de erfopvolger kan bewijzen dat de eerste voor-
de inkomsten aan de medewerkende echtgenoot en de
4
Circulaire nr. 9 van de Administratie van kadaster,
Het tarief rechte lijn kan ook van toepassing zijn op kin-
19
Deze gelijkstelling is niet van toepassing voor de bepalingen van artikels 51, 52, 2°, 1° et 3° en 60, § 1, 1° W. Succ.
20
Voor een grondige analyse, zie "Praktijkgids successie-
netNld.2\&versie=04&type=cirreg!ALL&&.
deren die erven van een persoon waarmee hun natuur-
recht en - planning, editie 2002", E. SPRUYT, J. RUYSSE-
Ook al kan men zich vanuit ethisch oogpunt moeilijk vo-
lijke ouder samenleeft. Hiermee wordt meer bepaald de
VELDT, P. DONS, uitgave in eigen beheer, 2002, 800 p.
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:58
Page 22
Ondernemingsrecht
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:58
Page 23
Ondernemingsrecht
Niet-concurrentie als bestuurder of aandeelhouder RUTGER VAN BOVEN Adviseur Studiedienst IAB
Het Decreet d’Allarde 1 bepaalt dat eenieder het recht heeft om in mededinging met anderen en met respect voor andermans rechten een beroep of bedrijf uit te bouwen teneinde in zijn levensonderhoud te voorzien. Bij dit beginsel kunnen talrijke bedenkingen worden geformuleerd met betrekking tot zijn toepassing in de relatie tussen bestuurders, zaakvoerders of aandeelhouders en de vennootschap waarin zij actief zijn. Voorliggend artikel beoogt dan ook een antwoord te geven op één van de meest prangende vragen die terzake kunnen rijzen, nl.: mogen (gewezen) bestuurders, zaakvoerders en aandeelhouders van een vennootschap activiteiten uitoefenen die concurrerend zijn aan deze van de vennootschap ?
I. Bestuurders of zaakvoerders A. Wettelijke niet-concurrentie verplichting voortvloeiende uit het Vennootschapsrecht
ALGEMEEN – Een uitdrukkelijke bepaling die aan bestuurders en zaakvoerders een niet-mededingingsverplichting oplegt ontbreekt in het Belgisch recht. Toch wordt een dergelijk verbod afgeleid uit de verplichting voor bestuurders en zaakvoerders om hun verbintenissen tegenover de vennootschap te goeder trouw uit te voeren . Het voorgaande impliceert dan ook dat een bestuurder/zaakvoerder in bepaalde omstandigheden geen bestuursmandaat, noch aandeelhouderschap of tewerkstelling mag aanvaarden in een concurrerende onderneming. Wel kunnen de partijen bij de aanstelling (uitdrukkelijk of stilzwijgend) afstand doen van het concurrentieverbod . DUUR NIET-MEDEDINGINGSVERPLICHTING – In principe neemt deze wettelijke verplichting een aanvang met de aanvaarding van het bestuursmandaat door de betrokkene en eindigt ze met de beëindiging van dit mandaat. Dit laatste op voorwaarde dat er geen andersluidend uitdrukkelijk concurrentiebeding is opgenomen in de statuten of in de aanstellingsovereenkomst . Sommige rechtspraak is evenwel streng ten aanzien van gewezen bestuurders en zaakvoerders die klanten afwerven. Zo oordeelde de Voorzitter van de Rechtbank van Koophandel te Mechelen dat de klantenafwerving
strenger moet worden beoordeeld wanneer ze gebeurt door een gewezen bestuurder aangezien deze geacht wordt de cliënteel te kennen en er een bepaalde invloed op uit te oefenen wanneer het aankomt op de besluitvorming inzake het afsluiten van handelsovereenkomsten. DRAAGWIJDTE – Bij dit alles kan men zich afvragen of de bestuurder/zaakvoerder zich bij het nakomen van zijn niet-mededingingsverplichting moet laten leiden door het statutair doel van de vennootschap, dan wel door de werkelijk uitgeoefende activiteiten. Volgens Bernard Tilleman heeft het wettelijk concurrentieverbod enkel betrekking op de werkelijk uitgeoefende activiteiten van de vennootschap, zij het dan wel dat deze een ruime opvatting moeten worden toebedeeld. Zo zou een bestuurder aan zijn verplichtingen tekortkomen, indien deze een zakelijke opportuniteit onbenut laat om deze activiteit persoonlijk te exploiteren . VOORBEREIDENDE HANDELINGEN – Naar analogie met de rechtspraak inzake arbeidsovereenkomsten moet worden aangenomen dat het stellen van voorbereidende handelingen daarentegen wel is toegelaten. Anders oordelen zou immers rechtstreeks indruisen tegen het beginsel van de vrijheid van handel en nijverheid. Hiertoe is echter vereist dat deze voorbereidende handelingen niet reeds een nade-
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:58
Page 24
Ondernemingsrecht lige invloed hebben op de uitvoering van het bestuurdersmandaat . SANCTIES – De schending van het wettelijk concurrentieverbod kan vooreerst een “wettige” grond tot gedwongen ontslag van een statutaire zaakvoerder uitmaken. Tevens kunnen de vennoten (of kan een vennoot) namens de vennootschap de stopzetting van de concurrerende activiteit en/of schadevergoeding vorderen van de bestuurder / zaakvoerder die zijn niet-concurrentieverplichtingen miskent . Volgens bepaalde auteurs kan de stopzetting van de concurrerende activiteit tevens gevorderd worden op grond van de minderheidsvordering.
B. Het conventioneel concurrentieverbod ALGEMEEN – De vrijheid van handel en nijverheid verzet zich in de regel niet tegen overeenkomsten die ertoe strekken de vrije mededinging tussen partijen te beperken . In principe is het opnemen van een niet-concurrentiebeding in de aanstellingsovereenkomst van de zaakvoerder/bestuurder of in de statuten bijgevolg geoorloofd . Dergelijke bedingen strekken er veelal toe om het wettelijk concurrentieverbod te concretiseren of verder uit te breiden . Tevens kan een nietconcurrentiebeding de bewijslast vergemakkelijken en de mogelijkheid bieden om in een (forfaitaire) schadevergoeding te voorzien .
beding mag er niet toe leiden dat de mogelijkheid van de wederpartij om in haar behoorlijk levensonderhoud te voorzien ernstig in gevaar wordt gebracht . Dit criterium wordt volgens een jurisprudentiële en doctrinale meerderheid geconcretiseerd aan de hand van drie cumulatieve voorwaarden waaraan elk niet-concurrentieverbod moet voldoen. Zo moet het beding beperkt zijn voor wat betreft de aard van de uitgesloten activiteit, evenals in de tijd en in de ruimte. Eenzelfde opvatting wordt overigens verdedigd in de Wet op de handelsagentuur . Luidens artikel van deze wet moet een concurrentiebeding, met het oog op haar geldigheid, beperkt zijn in de tijd (zes maanden), in de ruimte (het geografisch gebied of de groep van personen dat werd/die werden toevertrouwd aan de handelsagent) en qua activiteit (de soort activiteiten waarmee de handelsagent belast was). Andere rechtsleer en rechtspraak betwisten het cumulatief karakter van deze voorwaarden door te stellen dat het beding enkel beperkt dient te zijn in de tijd of in de ruimte . POSITIEVE GELDIGHEIDSVOORWAARDE – Gelet op de restrictieve interpretatie van niet-concurrentiebedingen, moet een dergelijk beding tegemoetkomen aan een wettig belang vanwege de titularis
VOORWAARDEN ALGEMEEN - Het vennootschapsrecht zegt niets over de voorwaarden waaraan een geldig niet-concurrentiebeding moet voldoen. Dit in tegenstelling tot het arbeidsrecht en de Wet op de handelsagentuur . Traditioneel worden twee voorwaarden vooropgesteld met het oog op een geldig niet-concurrentiebeding, nl. een positieve en een negatieve. NEGATIEVE GELDIGHEIDSVOORWAARDE – Een niet-concurrentie-
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
ervan . Een dergelijk redelijk belang zal meestal na afloop van een bepaalde termijn of buiten een bepaalde plaats niet voorhanden zijn. De niet-mededingingsverplichting mag bijgevolg niet langer duren dan noodzakelijk voor de andere contractspartij. Evenmin mag het niet-concurrentiebeding dermate uitgestrekt zijn in de ruimte, dat het gebieden omvat waar in feite geen effectieve concurrentie meer mogelijk is met diegene ten voordele van wie het concurrentiebeding werd onderhandeld . Deze vereiste brengt met zich mee dat een niet-concurrentiebeding ten aanzien van een bepaalde aandeelhouder wellicht nietig zal zijn, indien deze laatste zich op geen enkel ogenblik heeft ingelaten met het leven van de vennootschap . ONGELDIG CONCURRENTIEBEDING – Wanneer het concurrentiebeding niet voldoet aan de voormelde geldigheidsvoorwaarden, is de sanctie de absolute nietigheid . De rechter kan het beding niet matigen , noch gedeeltelijk nietig verklaren . De nietigheid van het concurrentiebeding laat het bestaan van eventuele wettelijke niet-concurrentieverplichtingen onverlet .
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:58
Page 25
Ondernemingsrecht SANCTIES – De schending van het conventioneel concurrentieverbod kan eerst en vooral een “wettige” grond tot gedwongen ontslag van een statutaire zaakvoerder uitmaken. Daarnaast kan de niet-naleving van een geldig concurrentiebeding aanleiding geven tot het betalen van schadevergoeding in hoofde van de in gebreke blijvende bestuurder/zaakvoerder of aandeelhouder/vennoot . Voorafgaand aan of samen met deze eis tot schadevergoeding kan de stopzetting van de strijdige praktijken gevorderd worden .
II. Aandeelhouders of vennoten A. Wettelijke niet-concurrentie verplichting voortvloeiende uit de hoedanigheid van aandeelhouder/vennoot in een kapitaalvennootschap ALGEMEEN - Tenzij uitdrukkelijk anders overeengekomen, wordt algemeen aanvaard dat op de aandeelhouder/vennoot van een kapitaalvennootschap geen niet-concurrentieverplichting rust . Bijgevolg belet niets het verwerven van aandelen in een concurrerende vennootschap. Door zijn volstortingsplicht te voldoen, heeft de aandeelhouder zich immers gekweten van zijn verplichtingen t.a.v. de vennootschap . Wel kan het oprichten van een concurrerende vennootschap door (een) meerderheidsaandeelhouder(s) in bepaalde gevallen een “gegronde reden” uitmaken die een vordering tot gedwongen overname rechtvaardigt . BEOORDELING IN CONCRETO - Een eventueel concurrentieverbod vereist in ieder geval een beoordeling in concreto door de rechter . Zo oordeelde de Voorzitter van de Rechtbank van Koophandel te Mechelen bis dat het familiaal karakter van een naamloze ven-
nootschap de verplichting met zich meebrengt voor de aandeelhouders om zich van mededinging met de vennootschap te onthouden. Niettegenstaande deze vaststelling kent de rechter de vordering van de eisers toe op grond van artikel van de Wet betreffende de handelspraktijken, de voorlichting en bescherming van de consument. Volgens Van Gerven kan een rechterlijke beoordeling tevens met zich meebrengen dat, in het geval van een gezamelijke vennootschap in de vorm van een N.V., de verplichting tot uitvoering te goeder trouw van de vennootschapsovereenkomst, zelfs bij gebreke aan een uitdrukkelijke statutaire clausule in die zin, leidt tot de verplichting voor de aandeelhouders/vennoten om zich gedurende de samenwerking te onthouden van concurrentie . WINSTBEWIJSHOUDER - Volgens bepaalde auteurs is het bestaan van een wettelijk concurrentieverbod in een N.V. eveneens denkbaar ingeval een winstbewijshouder zijn arbeid zou inbrengen .
B. Wettelijke niet-concurrentie verplichting voortvloeiende uit de hoedanigheid van vennoot in een personenvennootschap ALGEMEEN - Bepaalde auteurs spreken zich uit voor het bestaan van een niet-concurrentieverplichting in hoofde van de vennoten van een personenvennootschap zonder (volkomen) rechtspersoonlijkheid. De grondslag hiervoor moet worden gezocht in de verplichting voor de vennoten om de vennootschapsovereenkomst te goeder trouw uit te voeren . Vooral waar het gaat om stille vennoten of niet-beherende vennoten wordt deze opvatting door een deel van de rechtspraak en de rechtsleer bekritiseerd. INBRENG VAN NIJVERHEID - De vennoot die daarentegen zijn arbeid heeft ingebracht is gebonden door
een niet-mededingingsverplichting . Dit vloeit voort uit artikel W. Venn. dat bepaalt dat de vennoten die zich ertoe verbonden hebben hun nijverheid in de vennootschap in te brengen, aan deze laatste rekenschap verschuldigd zijn van alle winsten die zij gemaakt hebben door de soort van nijverheid die het voorwerp van de vennootschap uitmaakt . Volgens sommige auteurs is de inbrenger van arbeid er in voorkomend geval toe gehouden de winsten uit de concurrerende nevenactiviteit af te dragen aan de vennootschap en eventueel schadevergoeding te betalen voor de schade geleden door de vennootschap in de mate dat de concurrerende activiteit afbreuk doet aan de in te brengen nijverheid.
C. Wettelijke niet-concurrentie verplichting voortvloeiende uit de inbreng van een handelszaak In de mate dat de inbreng van een handelszaak tevens de inbreng van het recht op de cliënteel inhoudt , behoort het mededingingsverbod van rechtswege tot de verplichtingen van de overdrager of diens rechtsopvolger(s) ten algemene titel . Dit verbod vloeit voort uit zijn plicht tot vrijwaring voor eigen daad . Deze vrijwaringsverplichting kan niet worden uitgesloten . Is de inbrenger een vennootschap, dan doet men er best aan een analoge verplichting op te leggen aan de zaakvoerder of aan de actieve bestuurders en zelfs aan belangrijke aandeelhouders wanneer het cliënteel in feite in belangrijke mate aan hun persoon verbonden is .
D. Wettelijke niet-concurrentie verplichting na het beëindigen van het aandeelhoudersschap a. Overdracht van aandelen VENNOOTSCHAP ZONDER RECHTSPERSOONLIJKHEID – Bij een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid kunnen de lidmaatschapsrechten
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:58
Page 26
Ondernemingsrecht worden gelijkgesteld met rechten van medeëigendom. Bijgevolg is de wettelijke vrijwaringsplicht tegen uitwinning van toepassing op de overdracht van deze rechten. De uittredende vennoot zal dus gebonden zijn door een niet-concurrentieverplichting . VENNOOTSCHAP MET RECHTSPERSOONLIJKHEID – De klassieke leer - en tevens de meerderheidsopvatting - houdt voor dat een verkoop van aandelen enkel de aandelen zelf tot voorwerp heeft en niet gelijkgesteld mag worden met de overdracht van de handelszaak van de vennootschap. Dit op grond van de overweging dat de rechtspersoonlijkheid van een vennootschap het bestaan impliceert van een afgescheiden vermogen en er zich bijgevolg tegen verzet dat aandeelhouders of vennoten zich als eigenaar van het maatschappelijk vermogen zouden gedragen. Zelfs de verwerving van alle aandelen van een vennootschap heeft niet tot gevolg dat het eigendomsrecht op de handelszaak wordt overgedragen . Bepaalde rechtsleer bepleit daarentegen de uitbreiding van de nietconcurrentieverplichting van de verkoper tot de gevallen van overdracht van aandelen in handelsvennootschappen. Steunend op verschillende rechtsgronden zoals de goede trouw en de billijkheid , de conformiteit van de geleverde zaak en het misbruik van rechtspersoonlijkheid , stellen deze auteurs dat de werkelijke wil van de partijen een determinerende rol speelt bij het ontwaren van de (niet-) concurrentieverplichtingen van de overdrager. Indien de partijen de overdracht van het handelsfonds – en dus niet zozeer de overdracht van de aandelen – voor ogen hebben, dan zal de verkoper van de aandelen zich moeten onthouden van elke activiteit die deze vennootschap kan beconcurreren. Vermeldenswaardig in dit verband is een arrest van het Hof van Beroep te Gent . Hierin overwoog de
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
rechter dat de verkoper van aandelen gehouden is tot vrijwaring van de koper tegen uitwinning door zijn eigen daad, en dit zowel met betrekking tot de universaliteit van de overgenomen zaak als tot de individuele bestanddelen ervan. De rechter geeft evenwel geen nadere toelichting bij de toepassing van artikel B.W. b. Vruchtgebruik van aandelen Het kan voorkomen dat het aandeelhouderschap is opgesplitst in vruchtgebruik en naakte eigendom . In dergelijk geval zullen eventuele niet-concurrentieverplichtingen logischerwijze wegen op de partij die de lidmaatschapsrechten, verbonden aan de aandelen, uitoefent. Hij is het immers die zich actief zal inlaten met het leven van de vennootschap . Vaak zullen de statuten voorzien in een regeling op dit punt. Is dit niet het geval, dan zal, gelet op de stiefmoederlijke behandeling in het Wetboek van Vennootschappen van het vruchtgebruik , de veiligste oplossing er wellicht in bestaan dat zowel vruchtgebruiker als naakte eigenaar zich onthouden van concurrentie ten aanzien van de vennootschap . Immers, zowel doctrine als jurisprudentie zijn het oneens over de vennootschapsrechtelijke consequenties die aan een vruchtgebruik van aandelen moeten worden verbonden. Enkel voor wat betreft de EBVBA lijkt de wetgever in een regeling te hebben voorzien. Artikel W. Venn. stipuleert immers dat diegene die het vruchtgebruik erft van de aandelen van een enige vennoot, behoudens een andersluidende statutaire bepaling terzake, de rechten uitoefent die aan deze aandelen verbonden zijn. Het is dan ook evident dat in voorkomend geval eventuele niet-concurrentieverplichtingen zullen toekomen aan de vruchtgebruiker. Deze bijzondere regeling viseert echter enkel de hypothese van het
bekomen van vruchtgebruik bij vererving van aandelen en dus niet bij overdracht onder de levenden.
E. Het conventioneel concurrentieverbod ALGEMEEN - Niets weerhoudt de aandeelhouders/vennoten ervan om, al dan niet bij ontstentenis van een wettelijke niet-concurrentieverplichting, een concurrentieverbod in te lassen in de statuten van de vennootschap, dan wel in een aandeelhoudersovereenkomst of in de overeenkomst tot overdracht van aandelen. Dergelijke bedingen worden beheerst door dezelfde regels als uiteengezet i.v.m. het conventioneel concurrentieverbod voor bestuurders . CONCURRENTIEVERBOD NA HET AFSLUITEN VAN DE EIGENLIJKE VENNOOTSCHAPSOVEREENKOMST – Wanneer de niet-mededingingsverplichting niet is opgelegd in de (initiële) vennootschapsovereenkomst, kunnen de vennoten hier steeds toe beslissen op een later tijdstip. Aangenomen wordt dat hiervoor de unanimiteit van alle vennoten is vereist. In de mate dat het contractuele concurrentiebeding de wettelijke niet-mededingingsverplichting uitbreidt, impliceert een dergelijke statutenwijziging immers het opleggen van een bijkomende storting boven de beloofde inbreng .
III. Het verbod op oneerlijke concurrentie Het ontbreken van een wettelijk of conventioneel concurrentieverbod betekent geenszins dat (gewezen) bestuurders/zaakvoerders of aandeelhouders /vennoten terzake ongebreideld kunnen handelen. Zij zullen zich immers steeds moeten onthouden van daden van oneerlijke concurrentie. Zo mogen zij geen vertrouwelijke informatie overmaken, geen afwerving van personeel organiseren of zaken- en fabrieksgeheimen afhandig maken .
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:58
Page 27
Ondernemingsrecht IV. Besluit Hoewel een wettelijke regeling aangaande de (niet)mededingingsverplichtingen voor aandeelhouders/vennoten en bestuurders/zaakvoerders van een vennootschap ontbreekt, kunnen we toch een aantal punten weerhouden die een grote eensgezindheid genieten binnen de vigerende doctrine en jurisprudentie, nl.: . Tenzij anders werd bedongen, mogen bestuurders of zaakvoerders de vennootschap waarin zij dergelijk mandaat vervullen geen (oneerlijke) concurrentie aandoen. . De aandeelhouder of vennoot van een kapitaalvennootschap mag aandelen verwerven in een concurrerende vennootschap. . De inbrenger van arbeid (in een personenvennootschap) is gebonden door een niet-mededingingsverplichting. . Wanneer een handelszaak wordt ingebracht, verkocht of geruild, behoort het mededingings-
verbod van rechtswege tot de verplichtingen van de overdrager. . De verkoop van aandelen heeft enkel de aandelen zelf tot voorwerp en mag niet gelijkgesteld worden met de overdracht van de handelszaak van de vennootschap. De verkoper van de aandelen is in voorkomend geval niet gehouden tot enige nietconcurrentieverplichting. Niettegenstaande deze algemene overwegingen zal, in het merendeel van de gevallen, de rechtszekerheid vereisen dat een niet-concurrentiebeding wordt opgesteld tussen partijen. Een dergelijk beding kan worden opgenomen in de statuten,
in een aandeelhoudersovereenkomst of in de aanstellingsovereenkomst van de zaakvoerder of bestuurder. Zeker in het kader van een aandelenoverdracht zal het opnemen van een niet-concurrentieverplichting voor de verkoper zijn diensten kunnen bewijzen teneinde de belangen van de koper te waarborgen. Belangrijk bij dit alles is dat de nodige aandacht wordt besteed aan de redactie van een dergelijke clausule. Met het oog op de geldigheid ervan, moet volgens een meerderheidsstelling in rechtsleer en rechtspraak, nog steeds een beperking in de tijd, in de ruimte en qua activiteit in acht genomen worden.
Voetnoten
Het vennootschapsrecht zegt niets over de voorwaarden waaraan een geldig nietconcurrentiebeding moet voldoen. Dit in tegenstelling tot het arbeidsrecht en de Wet op de handelsagentuur.
Artikel Decreet d’Allarde van - maart ; Krachtens artikel G.W. heeft het Decreet d’Allarde ook na de Belgische onafhankelijkheid zijn geldingskracht behouden. De Belgische Grondwet bevat immers geen enkele bepaling waardoor impliciet of expliciet aan het decreet afbreuk wordt gedaan. Het beginsel van de vrijheid van handel en nijverheid werd overigens bevestigd door artikel , par. , VI van de Bijzondere wet van augustus houdende de hervorming der instellingen (zoals gewijzigd door de Bijzondere wet van augustus ), zodat het thans als een echt grondbeginsel van economisch recht kan worden beschouwd. Dit artikel bepaalt immers dat in economische aangelegenheden de Gewesten hun bevoegdheid uitoefenen met inachtneming van het beginsel van vrijheid van handel en nijverheid., zie B. PEETERS, “Decreet d’allarde van - maart ” (april ), in X., Artikelsgewijze commentaar Handels- en Economisch recht, Antwerpen, Kluwer, -. E. DURSIN en K. DE BOCK, “Niet-concurrentie: een juridische analyse”, M&D seminars, studienamiddag van juni , ; K. BYTTEBIER en F. CLEEREN, “De organen van de N.V.” (maart ), in X., De N.V. in de praktijk, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, I.. – ; P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia Rechtswetenschappen, , -, en ; B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen. Statuut, interne werking en vertegenwoordiging, Kalmthout, Biblo, , -; D. VAN GERVEN, “Gezamelijke vennootschappen: vennootschapsrechtelijke aspecten van de joint venture”, T.B.H. , . Ook andere auteurs menen dat een dergelijke verplichting inherent is aan de taak van bestuurder of zaakvoerder, zie A. VAN HULLE en K. VAN HULLE, De Coöperatieve Vennootschap, Antwerpen, Kluwer
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:58
Page 28
Ondernemingsrecht
Rechtswetenschappen België, , ; M. WYCKAERT, “Oneerlijke concurrentie door een aandeelhouder t.o.v. zijn vennnootschap”, Jaarboek Handelspraktijken 1994, ; V. THIELMAN, “Juridische problematiek van de oneerlijke concurrentie gepleegd door (ex-) werknemers / -zelfstandige medewerkers / (werkende) vennoten”, DAOR , . B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen. Statuut, interne werking en vertegenwoordiging, o.c., . K. BYTTEBIER en F. CLEEREN, l.c., I... – ; B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen. Statuut, interne werking en vertegenwoordiging, o.c., . Vz. Kh. Mechelen januari , Jaarboek Handelspraktijken 1991, () . B. TILLEMAN, o.c., -; in die zin: E. DURSIN en K. DE BOCK, “Niet-concurrentie: een juridische analyse”, M&D seminars, studienamiddag van juni , . Arbh. Bergen juni , J.T.T. , , met noot; Arbh. Bergen juni , J.T.T. , ; Arbh. Brussel november , J.T.T. , ; Arbh. Luik februari , J.T.T. , ; Arbh. Brussel november , T.S.R. , . B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen. Statuut, interne werking en vertegenwoordiging, o.c., . Artikel W. Venn.; Artikel W. Venn. (BVBA): Hoewel deze bepaling verwijst naar de notie “gewichtige” redenen als grondslag voor het gedwongen ontslag van de statutaire zaakvoerder, moet aan dit begrip dezelfde interpretatie worden gegeven als aan het begrip “wettige” redenen in artikel W. Venn., zie B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen. Statuut, interne werking en vertegenwoordiging, o.c., -. BVBA: Art. / W. Venn. juncto art. W. Venn. juncto art. B.W./ CVBA: art. / W. Venn. juncto art. , lid W. Venn. juncto art. B.W./ NV: art. / W. Venn. juncto art. W. Venn. juncto B.W. / Comm. V.A.: Art. W. Venn.; N. ULBURGHS, l.c., ; B. TILLEMAN, o.c., . B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen. Statuut, interne werking en vertegenwoordiging, o.c., ; H. LAGA, “De minderheidsvordering en het deskundigenonderzoek”, in N.V. en B.V.B.A. na de Wet van 18 juli 1991, Kalmthout, Biblo, , . J. ROODHOOFT, “De grenzen van niet-concurrentiebedingen”, De Standaard september ; N. ULBURGHS, “Het niet-concurrentiebeding in overname-overeenkomsten”, V&F , ; J.-P. BOUSSINGAULT, “Les clauses de non-concurrence”, C&FP , ; V. THIELMAN, l.c., . Luik maart , J.T. , ; Antwerpen september , R.W. -, met noot SWENNEN, H.; Cass. februari , Pas. , I, ; C. GUYOT, “Les clauses de non-concurrence et de confidentialité dans les cessions d’actifs et d’actions”, DAOR , -; N. ULBURGHS, l.c., . E. DURSIN en K. DE BOCK, “Niet-concurrentie: een juridische analyse”, M&D seminars, studienamiddag van juni ; B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen. Statuut, interne werking en vertegenwoordiging, o.c., .
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
V. THIELMAN, l.c., . Artikelen , , § en van de Wet van juli betreffende de arbeidsovereenkomsten, B.S. augustus , err. augustus . Artikel van de Wet van april betreffende de handelsagentuurovereenkomst, B.S. juni . B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen. Statuut, interne werking en vertegenwoordiging, o.c., ; E. DURSIN en K. DE BOCK, “Nietconcurrentie: een juridische analyse”, M&D seminars, studienamiddag van juni , ; D. VAN GERVEN, l.c., . Kh. Gent maart , J.T. , ; Brussel september , J.T. , ; Kh. Leuven december , R.W. -, (); Antwerpen september , R.W. -, ; J.H. HERBOTS en C. PAUWELS, “Overzicht van rechtspraak. Bijzondere overeenkomsten (-), T.P.R. , ;E. DURSIN en K. DE BOCK, “Niet-concurrentie: een juridische analyse”, M&D seminars, studienamiddag van juni , ; D. MATRAY, C. DUVIEUSART en L. MASSON, “Les clauses conventionnelles de garantie dans les cessions de fonds de commerce” in H. COUSY, B. TILLEMAN en A. BENOIT-MOURY (eds.), De Handelszaak, Brugge, Die Keure, , ; K. BYTTEBIER en F. CLEEREN, l.c., I... – ; C. GUYOT, l.c., en ; J. WOUTERS, Concentratie van vennootschappen, cursus V.A.O. Vennootschapsrecht (KUBKUL), -, ; G.L. BALLON, K. GEENS en J. STUYCK, Handels- en vennootschapsrecht, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, , ; N. ULBURGHS, l.c., ; J.H. HERBOTS en C. PAUWELS, “Overzicht van rechtspraak. Bijzondere overeenkomsten (-)”, T.P.R. , ; A. DE CALUWE, noot onder Brussel maart , T.B.H. , ; E. DE WILDE D’ESTMAEL, P. HENFLING en F. MINON, Je transmet mon entreprise, Liège, Edtions de la Chambre de Commerce et d’Industrie, , ; J.-P. SCHMIDT, “Cession des titres d’une société et garantie de non-concurrence” in X., Collection d’entreprise (Actualités en bref), Brussel, Editions Kluwer, december , -. Zie supra, voetnoot . Kh. Verviers maart , J.L.,, ; Kh. Kortrijk februari , R.W. -, ; V. THIELMAN, l.c., ; J. ROODHOOFT, l.c.. V. THIELMAN, l.c., Cass. februari , Pas. , I, . B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen. Statuut, interne werking en vertegenwoordiging, o.c., . B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen. Statuut, interne werking en vertegenwoordiging, o.c., ; V. THIELMAN, l.c., . Het beginsel van de vrijheid van handel en nijverheid is immers van openbare orde. Antwerpen september , R.W. , () ; Brussel februari , Pasin. , ; N. ULBURGHS, l.c., ; D. MATRAY, C. DUVIEUSART en L. MASSON, l.c., ; J. WOUTERS, o.c., ; B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen. Statuut, interne werking en vertegenwoordiging, o.c., ; D. VAN GERVEN, l.c., . Kh. Gent oktober , T.G.R. , ;
bis
Antwerpen september , R.W. , ; Cass. februari , Pas. , I, ; K. BYTTEBIER en F. CLEEREN, l.c., I... – ; N. ULBURGHS, l.c., ; D. MATRAY, C. DUVIEUSART en L. MASSON, l.c., ; J. WOUTERS, o.c., ; N. ULBURGHS, l.c., ; B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen. Statuut, interne werking en vertegenwoordiging, o.c., -; D. VAN GERVEN, l.c., . Antwerpen september , R.W. , () ; V. THIELMAN, l.c., . D. MATRAY, C. DUVIEUSART en L. MASSON, l.c., ; N. ULBURGHS, l.c., en ; V. THIELMAN, l.c., . Zie voetnoot supra. E. DURSIN en K. DE BOCK, “Niet-concurrentie: een juridische analyse”, M&D seminars, studienamiddag van juni , ; J. ROODHOOFT, l.c.; D. MATRAY, C. DUVIEUSART en L. MASSON, l.c., ; J. WOUTERS, o.c., ; N. ULBURGHS, l.c., ; V. THIELMAN, l.c., . E. DURSIN en K. DE BOCK, “Niet-concurrentie: een juridische analyse”, M&D seminars, studienamiddag van juni , ; N. ULBURGHS, l.c., ; V. THIELMAN, l.c., ; J. ROODHOOFT, l.c.. N.V. en Comm.V.A. E. DURSIN en K. DE BOCK, “Niet-concurrentie: een juridische analyse”, M&D seminars, studienamiddag van juni , -; K. BYTTEBIER en F. CLEEREN, l.c., I... – ; G. POPPE, “Aandelen” in X., De N.V. in de praktijk, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, I... – w; B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen. Statuut, interne werking en vertegenwoordiging, o.c., ; D. VAN GERVEN, l.c., ; V. THIELMAN, l.c., ; M. WYCKAERT, “Oneerlijke concurrentie door een aandeelhouder t.o.v. zijn vennnooschap”, l.c., ; J. RONSE, Algemeen deel van het vennootschapsrecht, Leuven, Acco, , ; in die zin: concl. P.G. Leclercq, bij Cass. december , Pas. , I, -. E. DURSIN en K. DE BOCK, “Niet-concurrentie: een juridische analyse”, M&D seminars, studienamiddag van juni , ; B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen. Statuut, interne werking en vertegenwoordiging, o.c., ; M. WYCKAERT, Kapitaal in N.V. en B.V.B.A.. Vermogens- en kapitaalvorming door inbreng – Rechten en plichten van vennoten, Kalmthout, Biblo, , ; D. VAN GERVEN, l.c., ; M. WYCKAERT, “Oneerlijke concurrentie door een aandeelhouder t.o.v. zijn vennootschap”, l.c., . Vz. Kh. Brugge juni , DAOR , ; Vz. Kh. Kortrijk april , T.R.V. , . J.H. HERBOTS, S. STIJNS, E. DEGROOTE, W. LAUWERS en I. SAMOY, l.c., . Vz.Kh. Mechelen mei , Jaarboek Handelspraktijken , () . D. VAN GERVEN, l.c., . P. VAN OVERBEKE, “Vennootschapsrechtelijke aspecten van de inbreng van de handelszaak in vennootschap – Gemeenrechtelijk regime” in H. COUSY, B. TILLEMAN en A. BENOIT-MOURY (eds.), De Handelszaak, o.c., ; M. WYCKAERT, “Oneerlijke concurrentie door een aandeelhouder t.o.v. zijn vennnootschap”, l.c., . B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen. Statuut, interne werking en vertegenwoordiging, o.c., ; V. THIELMAN, l.c., .
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:58
Page 29
Ondernemingsrecht
B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen. Statuut, interne werking en vertegenwoordiging, o.c., . Scheidsrechterlijke uitspraak juli , Pas. , III, () ; Luik juni , J.L. , ; Luik juli , Pandectes périodiques , nr. J. VAN RYN, Principes de droit commercial, I, Brussel, Bruylant, , . L. FREDERICQ, Traité de droit commercial belge, IV, Gent, Fecheyr, , . E. DURSIN en K. DE BOCK, “Niet-concurrentie: een juridische analyse”, M&D seminars, studienamiddag van juni , ; P. VAN OVERBEKE, l.c., ; B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen. Statuut, interne werking en vertegenwoordiging, o.c., ; M. WYCKAERT, “Oneerlijke concurrentie door een aandeelhouder t.o.v. zijn vennootschap”, l.c., ; V. THIELMAN, l.c., ; J. RONSE, o.c., ; zie anders: E. WYMEERSCH, Algemeen Vennootschapsrecht, cursus U.G., -, : Volgens deze auteur lijkt artikel W. Venn., ten aanzien van concurrerende handelingen, enkel tot “afrekening” te kunnen leiden en niet tot een verbod van handelen, tenzij hieruit schade voortvloeit die de gederfde winst overtreft. B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen. Statuut, interne werking en vertegenwoordiging, o.c., -; B. VAN BRUYSTEGEM, “Enkele aspecten van de vennootschap onder firma”, in Koninklijke Federatie van Belgische Notarissen (ed.), Miskende vennootschapsvormen, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, , . De hiernavolgende auteurs staan voor dat de inbreng van een handelszaak zich uitstrekt tot (het recht op) de cliënteel van deze handelszaak: E. DURSIN en K. DE BOCK, “Niet-concurrentie: een juridische analyse”, M&D seminars, studienamiddag van juni , ; P. VAN OVERBEKE, o.c., ; B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen. Statuut, interne werking en vertegenwoordiging, o.c., ; K. GEENS, “Wat is vatbaar voor inbreng in vennootschap? Een juridische analyse. Controle van de inbreng in natura”, B.C.N.A.R. /, I.B.R., ; J. VAN RYN en J. HEENEN, Principes de droit commercial, I, Brussel, Bruylant, , ; J. LIMPENS, “La notion juridique du fonds de commerce et la subrogation réelle”, Rev. Banque , . B. TILLEMAN, “Vrijwaring tegen uitwinning”, in P.A. FORIERS en B. TILLEMAN (eds.), De koop / La vente, Brugge, Die Keure, , te verschijnen; J. VAN RYN en J. HEENEN, Principes de droit commercial, I, Brussel, Bruylant, , . Artikel , lid W. Venn. juncto artikel B.W.; J.H. HERBOTS, S. STIJNS, E. DEGROOTE, W. LAUWERS en I. SAMOY, l.c., ; P.-A. FORIERS, “Aspects de droit privé de la cession du fonds de commerce. Le contrat de cession de fonds de commerce en droit commun”, in H. COUSY, B. TILLEMAN en A. BENOIT-MOURY, o.c., -; D. MATRAY, C. DUVIEUSART en L. MASSON, l.c., ; P. VAN OVERBEKE, l.c., ; G.L. BALLON, K. GEENS en J. STUYCK, o.c., - en ...; B. PEETERS, l.c., ; J.H. HERBOTS en C. PAUWELS, l.c., ; W. VAN GERVEN, H. COUSY en J. STUYK, Handels- en Economisch recht, I, Brussel, Story-Scientia, , ; P.-A. FORIERS, “Les contrats com-
merciaux – De handelsovereenkomsten – Chronique de jurisprudence”, T.B.H. , ; J. RONSE, o.c., . Y. MERCHIERS, Bijzondere overeenkomsten, Antwerpen, Kluwer, , ; D. MATRAY, C. DUVIEUSART en L. MASSON, l.c., ; P. VAN OVERBEKE, l.c., ; N. ULBURGHS, l.c., ; M. GEVERS, l.c., ; zie anders: H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, IV, Brussel, Bruylant, , -; B. TILLEMAN, “Vrijwaring tegen uitwinning”, l.c.: Deze auteurs stellen dat een algemeen beding dat vrijwaring voor eigen daad uitsluit in principe niet kan. Toch zou het mogelijk zijn dat de partijen door een duidelijke en precieze bepaling de vrijwaring van de koper voor een welbepaald feit uitsluiten; M. GEVERS, noot onder Gent januari , R.C.J.B. , : Volgens deze auteur herhaalt artikel B.W. enkel het algemeen principe dat niemand voor bedrog kan exonereren. Indien het echter de wil van de partijen was aan de verkoper de volledige vrijheid te laten de koper te beconcurreren, dan maken dergelijk beding en de concurrerende activiteiten van de verkoper geen “bedrog” uit. B. TILLEMAN, “Vrijwaring tegen uitwinning”, l.c.; P.-A. FORIERS, “Aspects de droit privé de la cession du fonds de commerce. Le contrat de cession de fonds de commerce en droit commun”, l.c., -. B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen. Statuut, interne werking en vertegenwoordiging, o.c., -; zie contra: J.-P. SCHMIDT, “Cession des titres d’une société et garantie de non-concurrence”, in Collection d’entreprise (Actualités en bref), Brussel, Editions Kluwer, december , . Luik september , T.R.V. , () ; Luik april , R.P.S. , (i.v.m. verborgen gebreken); Brussel mei , T.B.H. , (i.v.m. verborgen gebreken); Kh. Brussel oktober , Jur. Comm. Brux. , ; Cass. mei , Pas. , I, ; Gent mei , R.P.S. , ; B. TILLEMAN, “Vrijwaring tegen uitwinning”, l.c.; E. DURSIN en K. DE BOCK, “Niet-concurrentie: een juridische analyse”, M&D seminars, studienamiddag van juni , ; J.-P. SCHMIDT, l.c., ; H. DERYCKE en P. LALEMAN, “Acquisitie via aandelenovername – praktijkproblemen” in L. CAPPELLE, P. LALEMAN, B. TILLEMAN en H. VAN HOOGENBEMT, “Overeenkomst tot overdracht van aandelen – Kritische analyse van clausules”, M&D seminars, seminarie van mei , ; K. GEENS, M. DENEF, R. TAS, F. HELLEMANS en J. VANANROYE, “Overzicht van rechtspraak vennootschappen (-)”, T.P.R. , ; G. POPPE, l.c., I... – x; C. GUYOT, l.c., ; E. DE WILDE D’ESTMAEL, P. HENFLING en F. MINON, o.c., ; N. ULBURGHS, l.c., ;W. DEJONGHE, “De rechtspositie van de overnemer bij de verwerver van een onderneming door acquisitie van aandelen”, V&F , ; B. TILLEMAN, o.c., ; K. GEENS, “Overname van een onderneming” in Juridische actualiteit omtrent de KMO (Jura Falconis Libri/), Brussel, Larcier, , ; D. VAN GERVEN, l.c., ; A. LOMBART, “La transmission d’entreprise, les garanties d’actif et de passif”, DAOR , .
H. DERYCKE en P. LALEMAN, “Acquisitie via aandelenovername – praktijkproblemen” in L. CAPPELLE, P. LALEMAN, B. TILLEMAN en H. VAN HOOGENBEMT, “Overeenkomst tot overdracht van aandelen – Kritische analyse van clausules”, M&D seminars, seminarie van mei , - ; W. DEJONGHE, l.c., . C. GUYOT, l.c., ; N. ULBURGHS, l.c., ; C. GUILLEMYN, La cession de fonds de commerce, d’entreprises, d’actions, Brussel, Créadif, , ; A. DE CALUWE, noot onder Brussel maart , T.B.H. , ; Artikel B.W.; S. VAN CROMBRUGGE, “De rechtsverhouding tussen de koper en de verkoper van een controleparticipatie”, T.B.H. , -. X. DIEUX, “Vrijwaringen inzake aandelenovernames – Voor een terugkeer naar het gemene recht !” in Liber Amicorum, 40ste verjaardag van de “Commission Droit et Vie des Affaires”, Brussel, Bruylant, e.v. S. VAN CROMBRUGGE, l.c., -. Gent juni , T.R.V. , . Deze situatie komt frequent voor. Zo kan het gebeuren dat de langstlevende echtgenoot het vruchtgebruik erft van de aandelen (Art. bis B.W.). Ook in het kader van opvolgingsconstructies wordt vaak de naakte eigendom van de aandelen toebedeeld aan de kinderen. Zie supra, positieve geldigheidsvoorwaarde bij het conventioneel concurrentieverbod. Enkel de artikelen en W. Venn. Dit in de hypothese dat op de betrokken aandeelhouder (wettelijk, statutair of conventioneel) een niet-concurrentieverplichting weegt. zie hierover o.a. H. LAGA en V. LIETAER, “Eigendomsbetwistingen bij aandelen” in B. TILLEMAN en B. DU LAING (eds.), Onderneming en effecten, Brugge, Die Keure, , - ; F. HELLEMANS, De algemene vergadering. Een onderzoek naar haar grondslagen, haar bestaansreden en de geldigheid van haar besluiten, Kalmthout, Biblo, , - en ; X., “Wat gebeurt er met het stemrecht van de overleden aandeelhouder”, De vennootschap /, - ; F. BOUCKAERT, Notarieel vennootschapsrecht N.V. en B.V.B.A., Antwerpen, Kluwer, , deel I, -; L. WEYTS, “Vennootschapsrecht en erfrecht”, in JAN RONSE INSTITUUT (ed.), Knelpunten van dertig jaar vennootschapsrecht. Zoeken naar oplossingen voor de 21ste eeuw, Kalmthout, Biblo, , -; J. DU MONGH, “Vruchtgebruik op aandelen:Wie oefent de lidmaatschapsrechten uit? Hernieuwd pleidooi voor de vruchtgebruiker”, Not. Fisc. M. , -. Cass. januari , Pas. , I, ; Kh. Brussel juni , Jur. Comm. Brux. , ; Kh. Brussel februari , Jur. Comm. Brux. , ; Brussel november , Pas. , II, . Zie supra Brussel april , R.P.S. , ; B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen. Statuut, interne werking en vertegenwoordiging, o.c., . G. POPPE, l.c., I.. – w; B. TILLEMAN, Bestuur van vennootschappen. Statuut, interne werking en vertegenwoordiging, o.c., ; D. VAN GERVEN, l.c., ; J. RONSE, o.c., .
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:58
Page 30
Boekhoudrecht Décote en waardemaatstaf van het vermogen van de onderneming : Enige theoretische beschouwingen BRUNO COLMANT Belastingconsulent Gedelegeerd bestuurder ‘Crédit Européen’ Doctor in de bestuurswetenschappen (ULB) Professor aan de ULB, gasthoogleraar aan de HEC-Luik en aan de ULg
De décote (of het disagio) resulteert uit een vergelijking tussen het geherwaardeerd nettoactief van een onderneming en de beurskapitalisatie ervan. Dit artikel wil, uitgaande van een theoretische en intuïtieve analyse van de décote, het verband met de dividendpolitiek aantonen. Andere beschouwingen van meer algemene aard over de waardemaatstaf van de vermogensprestaties van de onderneming aan de hand van de Economic Value Added (EVA), die vaak wordt toegepast door portefeuillevennootschappen met een décote, worden gesuggereerd. Ook worden bepaalde boekhoudkundige aspecten in verband met deze problematiek onderzocht.
De financiële theorie heeft blijkbaar moeite met een unanieme, en vooral, kwantitatieve verklaring van de décote van de portefeuillevennootschappen . De Belgische academische literatuur ter zake is trouwens beperkt.
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
Het belang van deze décote is nochtans niet te onderschatten, aangezien ze voor de voornaamste op Euronext-Brussel genoteerde portefeuillevennootschappen momenteel circa -% bereikt. Volgens een studie van professor SIAENS et al. van de UCL , over de periode , bedroeg de décote destijds gemiddeld %. Ze is de laatste jaren dus flink toegenomen . Durven beweren dat het verschijnsel van de décote enkel portefeuillevennootschappen treft, zou overdreven zijn. Veel waarschijnlijker is dat alle beursgenoteerde handelsen nijverheidsondernemingen met het fenomeen te maken krijgen. Maar, terwijl voor deze laatste vennootschappen de waardemaatstaf van de décote onmogelijk vast te stellen is, maakt de aard van de activa van een portefeuillevennootschap, die vaak andere beursgenoteerde deelnemingen bevatten, de identificatie en de maatstaf ervan mogelijk. Portefeuillevennootschappen zijn dus bijzonder omdat ze zich lenen tot theoretische analyse en empirisch onderzoek. Verschillende factoren werden voorgesteld om, zonder definitieve conclusie, de décote pogen te verklaren: voorkeur van de minderheidsaandeelhouders voor “pure players ”, structuurkosten die inherent zijn aan het beheer van deelnemingen, niet genoteerde investeringen, onvoldoende liquiditeit van
de effecten van de portefeuillevennootschap, fiscale afroming en gebrek aan het fiscale hefboomeffect door de schuldenlast , onvoldoende valorisatie van de deelnemingen , te hoge (dus weinig liquide ) meerderheidsparticipaties, niet adequate concentratie van de deelnemingen per sector / suboptimale toewijzing van investeringen , gebrekkige vennotschapscommunicatie, winstonttrekking , enz. Deze factoren mogen niet terzijde geschoven worden en de bedrijfsleiders van portefeuillevennootschappen besteden trouwens vaak aandacht aan de beheersing ervan. Ze zijn in elk geval verantwoordelijk voor een, onzes inziens weliswaar beperkt, aandeel van de décote. SIAENS et al. kennen aan deze klassieke verklaringen trouwens maar een theoretisch gewicht van % toe.
Definitie De beurskapitalisatie van portefeuillevennootschappen vertoont een décote . Deze vloeit voort uit het positieve verschil tussen, enerzijds, hun intrinsieke waarde (berekend als de som van, naargelang het geval, de historische, de verhandelbare of de marktwaarde van hun deelnemingen, min de schulden) en, anderzijds, hun beurswaarde. De décote wijst op het gebrek aan directe causaliteit (of transiviteit) tussen de door een portefeuillevennootschap voorgestelde
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:58
Page 31
Boekhoudrecht
De décote resulteert uit een boekhoudkundige waardering die op het vermogen van de onderneming wordt toegepast volgens modaliteiten die vergelijkbaar zijn met de waardering van een bevek . Het zij wel opgemerkt dat portefeuillevennootschappen over een specifieke boekhoudreglementering beschikken . De intrinsieke waarde komt overeen met een boekhoudkundige waardering van de onderneming, gedaan volgens de moderne boekhoudkundige school, van Amerikaanse origine, die voorhoudt dat om de waarde van een onderneming te bepalen, de op balansdatum geactualiseerde waarde van alle netto thesauriestromen die de onderneming in de toekomst zal kunnen genereren moet bepaald worden, gekwalificeerd als “economische waarde”. Het betreft dus een ideaal globale boekhoudkundige benadering van de onderneming waarvan de toepassing (uitgebreid tot alle activa van de onderneming, met inbegrip van de goodwill betreffende de eigen immateriële activa, zoals een binnen de onderneming ontwikkeld merk, die volgens de in de ontwikkelde landen vigerende regelgevingen en normalisaties niet in de rekeningen voorkomen), theoretisch zou moeten leiden tot een boekhoudkundige waarde van de onderneming die, tenminste met betrekking tot genoteerde vennootschappen, bij de aanwezigheid van een efficiënte markt, de beurswaarde ervan benadert. Deze benadering analyseert de onderneming in het licht van haar toekomstige thesauriestromen. In termen van boekhoudkundige waardering beschouwt ze ieder bestanddeel niet individueel, maar in de globale context van het maatschappelijk doel. Deze benadering, die veeleer op de
toekomst dan op het verleden gericht is, zou rekening moeten houden met aleatorische bestanddelen, zoals toekomstige in- en uitgaande thesauriestromen, de actualisatiecoëfficiënt(en), de gebruiksduur van de diverse productiefactoren, enz. Indien bij gebrek aan een betrouwbare referentie geen globale economische waarde kan weerhouden worden, doet de moderne school een beroep op drie waardemaatstaven die, onzes inziens, kaderen in de opgaande chronologie van de continuïteit van de activiteiten van de onderneming, namelijk de economische waarde op korte termijn , de netto realisatiewaarde en de vervangingswaarde (of kost).
medegedeeld in de jaarverslagen van de voornaamste Belgische portefeuillevennootschappen (zonder onderscheid naargelang het jaar van de periode - noch qua onderneming, een statistisch zwakke en zeer omstreden poging, artificieel door het beperkt aantal waarnemingen) vertoont een bevredigende correlatie tussen de décotegraad en het dividendpercentage. Een soortgelijke relatie wordt vastgesteld voor bepaalde individuele portefeuillevennootschappen (maar niet voor alle, hetgeen de empirische validatie van de in dit artikel ontwikkelde beschouwingen ondermijnt) die een chronologische reeks verschaffen die voldoende lang is.
Algemene denkpiste
Verschillende gegevens pleiten voor de afhankelijkheid van de décote van factoren die endogeen zijn aan portefeuillevennootschappen : zelfs indien de décote van de Belgische portefeuillevennootschappen, over een lange periode genomen, globaal eenvormig evolueert, en het verleidelijk overkomt
Onze denkpiste steunt op een simpel idee, met name dat de décote deels in verband kan worden gebracht met de verwachte dividendpolitiek van de portefeuillevennootschap of, hetgeen gelijkwaardig is, in verband kan worden gebracht met de graad van retenDécote in functie van het dividendpercentage tie van toekomvan de belangrijkste holdings stige voorwinst . De décote van 45% verscheidene 40% Belgische porte35% feuillevennoot30% schappen is 25% immers groter 20% geworden tijdens 15% de jaren waarin 10% het dividendper5% centage (of “pay 0% out ratio”, met 0% 50% 100% 150% name het gedeelte van het Dividendpercentage nettoresultaat na belastingen daaraan een nationaal onderscheidat aan de aandeelhouders wordt dend kenmerk toe te kennen, schomuitgekeerd) verminderde . melt de mate van de décote, over korte perioden, van portefeuillevennootWe suggereren dus dat de décote schap tot portefeuillevennootschap. niet losstaat van het beheer van de Daarenboven vertonen enige zeldzame portefeuillevennootschap. portefeuillevennootschappen soms een negatieve décote, met name een De hiernavolgende grafiek, opgesteld premie of een surcote . op basis van de openbare informatie
Décote
waardecreatie en de schommeling van de beurskapitalisatie van de portefeuillevennootschap zelf. De décote stelt de maatschappelijke werking van de ondernemingen die erdoor getroffen zijn nochtans niet in vraag.
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:58
Page 32
Boekhoudrecht Ons voorstel treedt in de voetsporen van de academische onderzoeken over de rol van het dividend als verklikker van de (in voorkomend geval) uiteenlopende belangen van de controleaandeelhouder en de minderheidsaandeelhouders . Volgens deze onderzoeksrichting wordt winst die niet aan de minderheidsaandeelhouders wordt uitgekeerd, volledig overgelaten aan de aanwending door de controleaandeelhouder. Laatstgenoemde kan ze gebruiken voor de financiering van investeringsprojecten die, in voorkomend geval, niet in het belang van deze minderheidsaandeelhouders zijn en mogelijks zelfs strijdig zijn met de maximalisatie van hun vermogensverrijking. In de nasleep van de beslissing om ondernemingsresultaten in te houden, ligt dus een soort van onteigening van de minderheidsaandeelhouders vervat. Aangezien de dividendpolitiek door de controleaandeelhouder wordt beslist, zou de décote, met andere woorden, de intensiteit van het beheersconflict tussen de controleaandeelhouder en de minderheidsaandeelhouders kunnen weerspiegelen . In deze optiek kadert de problematiek van de décote dus in deze van de “corporate governance” , en in de mate van de controlewinst.
•
Daarenboven worden in verschillende studies argumenten ontwikkeld die bijzondere effecten van de dividenden in het licht stellen. We vermelden onder meer : •
•
Standpunten van de academische literatuur De invloed van de dividendpolitiek op de waarde van de onderneming heeft aanleiding gegeven tot een compacte academische literatuur. Twee grote stromingen staan historisch tegenover elkaar : • Deze van de neutraliteit van de dividendpolitiek, met name de afwezigheid van invloed op de beurskoers, onder de naleving van zeer strikte voorwaarden, verdedigd door F. MODIGLIANI en M. MILLER . Volgens deze auteurs staat de beurswaarde van de onderneming los van de uitgekeerde dividenden en is de enige variabele die in aanmerking moet
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
worden genomen de investeringspolitiek. Zodra deze gekristalliseerd is, doet het er niet toe dat het programma gefinancierd wordt door de dividenden te verminderen of door het kapitaal te verhogen. Deze van de niet-neutraliteit die voorhoudt dat de beurswaarde van de onderneming beïnvloed wordt door de betaalde dividenden. Het enig doel van de onderneming is de rijkdom van de aandeelhouders te maximaliseren en de uitkering van dividenden is noodzakelijk wanneer de rendabiliteit van de investeringsprojecten lager is dan het marktrendement .
•
De weerslag van de dividendbetaling op de koers van het aandeel. Dit feit kon in verscheidene landen empirisch worden gecheckt. De studies laten uitschijnen dat er geen neutraliteit is tussen de dividendbetaling en de meerwaarde en dat de markt a priori de eerste modaliteit verkiest . Het bestaan van een “klandizieeffect” dat de aandeelhouders ertoe aanzet ondernemingen op te zoeken die een fiscaal oogmerk kunnen vervullen en de ondernemingen ertoe beweegt een dividendpolitiek in overeenstemming met de eisen van hun aandeelhoudersschap te voeren. De informatie die het dividend bevat : het dividend zou een informatiedrager zijn betreffende de toekomstige rendabiliteit van de onderneming. Verscheidene academische studies onderstrepen dienaangaande de informatieve rol , met name dat de door een onderneming aan haar minderheidsaandeelhouders uitgekeerde dividenden een signaal inhouden (of over een informa-
tion content effect beschikken) betreffende de toekomstige winstcapaciteit . Onlangs werden nog twee andere dividendconcepten ontwikkeld, namelijk de signalisatie en het agency. Volgens de signalisatietheorie is de waarde van een onderneming gecorreleerd met het gedeelte van het kapitaal in handen van de controleaandeelhouder en is ze verbonden met de financiële structuur van deze onderneming. Iedere strategische wijziging van de controleaandeelhouder ten aanzien van zijn onderneming, brengt een wijziging in de perceptie van de toekomstige liquiditeitsstromen door de markt teweeg. Daaruit resulteert een andere waarde van de onderneming. De theorie van het agency, daarentegen, houdt voor dat de controleaandeelhouder en de minderheidsaandeelhouders ieder bijzondere, en in voorkomend geval, tegengestelde belangen hebben. De controleaan-
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:58
Page 33
Boekhoudrecht deelhouder kan over meer informatie over de vooruitzichten van de onderneming beschikken dan de minderheidsaandeelhouders. De financiële beslissingen van de controleaandeelhouder zullen de opinie van de minderheidsaandeelhouders over de waarde van de onderneming beïnvloeden. Te dien aanzien, en in tegenstelling tot het traditioneel concept dat de financiële activa gedefinieerd worden volgens de soort inkomsten die ze de houders ervan verschaffen, stellen HART en LA PORTA et al. dat de activa veeleer gekarakteriseerd worden door de rechten die ze hun eigenaars verlenen. Met het opportunisme van de controleaandeelhouder, die poogt te handelen in zijn eigen belang, voor ogen, worden de rechten verbonden aan de roerende waarden essentieel : vanuit dat standpunt ontvangen de minderheidsaandeelhouders dividenden omdat ze tegen hun bedrijfsleiders kunnen stemmen die deze niet zouden uitbetalen . De rechten verbonden aan roerende waarden vertegenwoordigen rechten waaraan de bedrijfsleiders verzaken, teneinde financiering te bekomen, onder meer door de inhouding van een gedeelte van de resultaten. De problemen inzake de asymmetrie van de informatie tussen de aandeelhouders en de beleggers, hebben een weerslag op de keuze van de financiele structuur. Een controleaandeelhouder die meent dat de waarde van de onderneming onderschat is, zal eerder verkiezen schulden aan te gaan dan aandelen uit te geven tegen een te lage koers, laat staan een kapitaalverhoging door te voeren. Door voor de financiering van een project door schuldenlast te kiezen, getuigt de controleaandeelhouder van zijn vertrouwen in zijn capaciteit tot aflossing van de schulden en indirect van zijn vertrouwen in de rendabiliteit van het project. Als we verder op de problemen van de asymmetrische informatie ingaan, komen we bij de theorie van
de “pecking order” die voorhoudt dat de controleaandeelhouder zijn financieringsbronnen in opgaande orde qua bemiddelings- en agencykosten kiest : autofinanciering, schuldenlast, eventueel onder de vorm van converteerbare obligaties, en ten slotte kapitaalverhoging. De dividendpolitiek van de ondernemingen brengt trouwens verbazingwekkende paradoxen aan het licht. De door een vennootschap uitgegeven aandelen zijn in wezen risicokapitaal, waarbij het risico neerkomt op de wisselvalligheid van de dividenden en de onzekerheid de waarde van de aandelen zelf terug te krijgen. Verscheidene academische studies benadrukken nochtans de waardestijging van aandelen waaraan een stabiel en vooral voorzienbaar dividend verbonden is. Weerspiegelt dit een vermindering van de kapitaalkost die verband houdt met een daling van de risicograad in verband met een aandeel die de richting uitgaat van deze in verband met een obligatie ? Weerspiegelt dit ook een voorkeur voor zekerheid en liquiditeit ? Het is moeilijk een unaniem antwoord op deze vragen te geven. In het licht van voorgaande beschouwingen kadert de dividendpolitiek van de ondernemingen in hun tijdelijke opsmuk, en dus in de zin van een loskoppeling van de uitgekeerde dividenden van de ondernemingsresultaten.
Intuïtieve beschouwingen Uitgaande van de hypothesen dat, enerzijds, het investeringsperspectief van de controleaandeelhouder minstens gelijk is aan dat van de minderheidsaandeelhouders en, anderzijds, dat het maatschappelijk voortbestaan van de portefeuillevennootschap hoofdzakelijk afhankelijk is van de strategie van de controleaandeelhouder , is de intrinsieke waarde voor laatstgenoemde de waarde-
maatstaf van pertinente waardecreatie. Met andere woorden, hoewel de controleaandeelhouder de controle over de mobilisatie van de activa van de portefeuillevennootschap uitoefent, is, behoudens bij schommelingen van het maatschappelijk kapitaal, de beurswaarde van de portefeuillevennootschap op zich voor deze aandeelhouder irrelevant . Voor de minderheidsaandeelhouders daarentegen, is de beurswaarde de enige waardemaatstaf van het vermogen. De beurskoers, veroorzaakt door de voortdurende confrontatie tussen tegengestelde vooruitzichten, erkent slechts informatie waarover ze zelf autonoom kan debatteren, hetgeen in verband met de intrinsieke waarde niet het geval is. Dat betekent niet dat de beurskoers geen rekening houdt met de intrinsieke waarde : ze weegt ongetwijfeld door op deze waarde, in een evolutieve verhouding, zoals kennisneming van andere informatie bijdraagt tot de efficiëntie van de effectenmarkt . De beurskoers is een ontmoeting van de intrinsieke waarde, de onzekerheid over de verkrijging van toekomstige winst en een evolutieve risicopremie, die een marktconsensus weergeeft. De décote bewijst geenszins dat de beurswaarde niet adequaat is en deze intrinsieke waarde zou moeten bereiken. De décote houdt geen informatie van voorspellende aard over het beursrendement en/of een betrouwbaar signaal inzake de maximalisering van de waarde van de onderneming voor de minderheidsaandeelhouders in. Daarenboven is het minimumrendement dat vereist is om financiële investeringen door de inhouding van resultaten aan te gaan, verschillend voor de controleaandeelhouder en de minderheidsaandeelhouders. Gelet op het verschillend belang dat beide soorten aandeelhouders aan de intrinsieke en aan de beurswaarde toekennen, is het door de controle-
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:58
Page 34
Boekhoudrecht aandeelhouder vereiste minimumrendement lager dan het door de minderheidsaandeelhouder vereiste minimumrendement. De filter van de controleaandeelhouder komt tot uiting in zijn macht om te beslissen over de dividendpolitiek van de portefeuillevennootschap. De minderheidsaandeelhouder valoriseert deze filter waarschijnlijk door een décote die de tijdelijke onzekerheid over de inning, onder de vorm van dividenden, van het rendement van de huidige en toekomstige deelnemingen van de portefeuillevennootschap vertegenwoordigt, en dus van het rendement in verband met de intrinsieke waarde . Wanneer de beurswaardering van een portefeuillevennootschap aanleiding geeft tot een décote van x %, betekent dit dat elke euro die van het resultaat van het boekjaar wordt afgenomen om te worden gereserveerd, marginaal tot een waardeverlies van x % van de transpositie van de reservering in de beurskoers leidt. De politiek inzake de inhouding van resultaat, die afhangt van een enkelvoudige financiële logica, geeft dus niet alleen aanleiding tot de décote op zich, maar ook tot het voortbestaan ervan. Omgekeerd zou uit een dividendpolitiek die ondanks de vaststelling van een décote wordt gevoerd, kunnen afgeleid worden dat het rendement dat in verband met de financiering van investeringen door een reservering wordt geëist, niet voor alle aandeelhouders hetzelfde is. Daar het rendement dat door de controleaandeelhouder wordt geëist minder hoog is dan hetgeen door de minderheidsaandeelhouders wordt geëist, wijst het verschil op een décote en derhalve op een eventueel conflict tussen deze twee categorieën aandeelhouders over de pertinentie en/of het enig karakter van het referentiekader van de waardecreatie .
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
Het verlies aan beurswaarde wegens de reservering lijkt dus samen te gaan met het aangaan van investeringen door de portefeuillevennootschap, waarvan het rendement lager is dan het door de minderheidsaandeelhouders geëiste rendement. Het is niet zozeer de inhouding van resultaten van de portefeuillevennootschap die we als een tot de décote aanleiding gevende factor beschouwen, maar wel de onzekerheid over de gegrondheid van de aanwending en de toekomstige inning ervan. De portefeuillevennootschappen zijn waarschijnlijk niet bij machte hun eigen décote te overstijgen. De décote brengt een theoretische verhoging van de kapitaalkost (uitgedrukt in termen van beurswaarde) teweeg die de controleaandeelhouder van de portefeuillevennootschap in een perverse situatie plaatst : als zijn oogmerk de maximalisatie van de verrijking van de minderheidsaandeelhouders is, moet hij investeringsprojecten zoeken, gefinancierd door de inhouding van resultaten, die des te rendabeler zijn naarmate de décote belangrijk is, hetgeen – in het beste geval – systematisch onmogelijk is en – in het slechtste geval – gewaagd . Deze eventuele stijging van het risico zou zich, van haar kant, kunnen vertalen in een stijging van de kapitaalkost die de beurskoers relatief zou kunnen doen dalen. Anders gezegd weerspiegelt de décote het scepticisme van de minderheidsaandeelhouders over het optimaal nut van toekomstige investeringen die, dankzij de inhouding van toekomstige winst, door de controleaandeelhouder zullen gedaan worden, en vooral over de mogelijkheid voor deze minderheidsaandeelhouders om de door de controleaandeelhouder beloofde waardecreatie, onder de vorm van dividenden, te innen. Een stijging van de intrinsieke waarde van de portefeuillevennootschap zou der-
halve des te minder invloed op haar eigen beurskoers hebben naarmate de vervroegde inhouding van toekomstige resultaten proportioneel aanzienlijk is . Conceptueel zou men, in het licht van hetgeen voorafgaat, de evolutie van de décote kunnen interpreteren als de waardemaatstaf van de intensiteit, uitgedrukt door de minderheidsaandeelhouders, van het conflict dat hen tegen de controleaandeelhouder plaatst , minstens met betrekking tot het referentiekader van de maatstaf van verrijking van de aandeelhouders. Uitgaande van een bestaande décote en in de veronderstelling dat de intrinsieke waarde een door de minderheidsaandeelhouders verifieerbaar gegeven is en van een dividendpercentage lager dan %, zou een (percentuele) stijging van de intrinsieke waarde van de portefeuillevennootschap, buiten de reikwijdte van de controleaandeelhouder, inductief een marginaal toenemende stijging van de décote teweegbrengen, terwijl een daling van de intrinsieke waarde zou resulteren in een marginaal afnemende daling van de décote, tot bij de verdwijning ervan indien de intrinsieke waarde daalt tot het peil van de beurswaarde. Deze beschouwing wordt als volgt gestaafd : wanneer de intrinsieke waarde stijgt en deze een latente meerwaarde voor de minderheidsaandeelhouders vertegenwoordigt, terwijl de toekomstige inning ervan onder de vorm van dividenden des te minder nabij is (en dus tijdelijk onzeker) naarmate de dividendpolitiek erop gericht is slechts een fractie van de winst uit te keren. Wordt het, daarmee samenhangend, waarschijnlijker dat de realisatie van deze latente meerwaarde zal gereserveerd worden, en derhalve dat de wederbelegging ervan door de controleaandeelhouder naar zijn goeddunken zal aangewend worden, hetgeen het scepticisme van de min-
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:58
Page 35
Boekhoudrecht derheidsaandeelhouders betreffende de toekomstige inning van deze waardecreatie nog zal doen toenemen en derhalve de décote relatief zal doen stijgen. Een wijziging in de aanwending van het resultaat leidend tot de jaarlijkse uitkering, onder de vorm van dividenden, van de totale winst van de portefeuillevennootschap, zou de décote – ten minste deels – moeten doen verdwijnen. Uitgaande van een vastgestelde décote zou de controleaandeelhouder van de portefeuillevennootschap deze kunnen doen afnemen door een vermindering van de toekomstige inhouding van de toekomstige resultaten aan te kondigen en door te voeren. Deze denkpiste gaat ervan uit dat een portefeuillevennootschap die nieuwe investeringsprojecten wil opstarten, zich theoretisch zou moeten onderwerpen aan het oordeel van de minderheidsaandeelhouders met betrekking tot kapitaalverhogingen .
De goedkeuring van dit financieringsmodel (totale uitkering van de dividenden en een eventueel beroep doen op de markt) is weliswaar fiscaal (voorheffing van of %) noch op het gebied van transactiekosten (registratierechten, plaatsingskosten, enz.) optimaal . Het berooft de portefeuillevennootschap ook van een stuk liquide middelen waarmee ze snel investeringen zou kunnen realiseren. Dat model is ook niet altijd toepasbaar, op bijvoorbeeld meerwaarden op de omruiling van effecten (zie hierna – boekhoudkundige aspecten) . Maar omgekeerd bestraft een décote een beroep op de kapitaalmarkt en is een aanzienlijke inhouding van resultaten het enige middel dat op dat moment ter beschikking van de bedrijfsleiders van portefeuillevennootschappen staat om liquide middelen van de aandeelhouders te verkrijgen. De idee van een totale winstuitkering (die derhalve overeenkomt met een pay out ratio die de eenheid benadert), zou een breuk inhouden met de gevolgde dividendpolitiek van de Belgische portefeuillevennootschappen. De controleaandeelhouders geven de voorkeur aan een monotone jaarlijkse verhoging van de dividenden, die slechts ten dele correleren met hun resultaten . Wanneer de portefeuillevennootschappen meerwaarden op hun investeringen behalen, leidt dergelijke dividendpolitiek ertoe dat slechts een deel ervan aan hun minderheidsaandeelhouders wordt uitgekeerd . Merk terloops op dat, op het stuk van de fiscale afroming, de inkoop van eigen aandelen door een portefeuillevennootschap te verkiezen is boven een verhoging van het dividendpercentage . Immers, de inkoop van eigen aandelen focust het verschil tussen de intrinsieke waarde en de beurskoers op de overblijvende aandeelhouders terwijl hogere dividenden eenvormig ten goede komen van
alle aandeelhouders. Maar waarschijnlijk betreft het een geschikte tussenoplossing, ook al hebben de portefeuillevennootschappen die ze hebben toegepast, niet alle een vermindering van de décote vastgesteld. De gevolgen van de inkoop van eigen aandelen , blijkbaar zonder ingrijpende weerslag op de décote (terwijl men zou denken dat de décote aanzienlijker zou geweest zijn zonder deze inkoop van eigen aandelen) ontkrachten trouwens de pertinentie van de door ons voorgestelde suggesties.
Boekhoudkundige principes Boekhoudkundig gezien illustreert de identificatie van de décote, die zelf resulteert uit een waardering van het vermogen van de portefeuillevennootschap tegen zijn marktwaarde, de toepassing van het boekhoudkundig realisatiebeginsel, dat de boekhoudkundige erkenning van latente opbrengsten beperkt (hetgeen één van de elementen van onderscheid tussen de boekhoudkundige en de marktwaarde van de deelnemingen van de portefeuillevennootschap uitmaakt). Het boekhoudkundig realisatiebeginsel vormt, te zamen met de boekhoudkundige beginsel van de historische kostprijs en met het voorzichtigheidsbeginsel, het derde boekhoudkundig waarderingsbeginsel. Dit boekhoudkundig beginsel stelt de chronologie van de verwerkingen in de resultatenrekening vast. Het heeft voornamelijk tot doel het tijdstip waarop een opbrengst boekhoudkundig moet worden geregistreerd vast te stellen, door deze met een bepaald boekjaar te verbinden. De toepassing van het boekhoudkundig beginsel van de realisatie van opbrengsten voert voor de handelsen nijverheidsondernemingen de vereiste in dat enkel de opbrengsten die op de datum van afsluiting van het boekjaar gerealiseerd zijn, in resultaat mogen worden genomen.
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:58
Page 36
Boekhoudrecht Een ruimere interpretatie van het boekhoudkundig realisatiebeginsel betreft niet het tijdstip van de verwerking van de opbrengsten in de resultatenrekening maar de bestemming ervan, met name de aanwending van deze opbrengsten. Dienaangaande bevat het Belgisch Vennootschapsrecht verscheidene bepalingen die beperkingen met betrekking tot de winstverdeling instellen. De vierde Richtlijn bevat bepalingen die een specifieke aanwending van sommige winstbestanddelen eisen . Het realisatiebeginsel, geanalyseerd vanuit de invalshoek van de décote van de portefeuillevennootschappen, betreft hoofdzakelijk de meerwaarden. Een meerwaarde is een waardeverhoging van een actiefpost . De meerwaarde is gerealiseerd wanneer ze beschikbaar is, ten gevolge van de vervreemding van het goed waarop ze betrekking heeft . Het begrip realisatie van de meerwaarde impliceert de vereffening van het geïnvesteerde bestanddeel en de omzetting van het gerealiseerde bestanddeel in een andere waarde . De boekhoudkundige realisatie van een meerwaarde is, net als de boekhoudkundige registratie van een opbrengst (met betrekking tot een al dan niet vastrentend effect) in de resultatenrekening, onderworpen aan de erkenning van een zekere schuldvordering . Het Belgisch boekhoudrecht neemt aan dat een meerwaarde gerealiseerd is wanneer het actief (passief) dat er aan de oorsprong van ligt, het balansvermogen van de onderneming verlaat, maar volgens onze interpretatie bestaat er een mogelijkheid dat de waarde van het bewuste actief (passief) tussen de datum van de boekhoudkundige afsluiting en de datum van de afhandeling van de verrichting schommelt . Met andere woorden wordt in het Belgisch boekhoudrecht een meerwaarde vastgesteld vanaf het ogenblik dat de over-
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
dracht van de risico’s en de voordelen die inherent zijn aan de eigendom heeft plaatsgevonden . Het Frans boekhoudrecht volgt dezelfde redenering . Een gerealiseerde (of verwezenlijkte) meerwaarde onderscheidt zich van een uitgedrukte meerwaarde door het feit dat laatstgenoemde door de onderneming in haar boekhouding werd gewaardeerd, maar ze in het vermogen blijft opgenomen . Het ruilen van een goed tegen een ander brengt ook de realisatie ervan met zich mede.
Een ander referentiekader : De Economic Value Added™ Het onderzoek van de décote van de portefeuillevennootschappen houdt fundamenteel de vraag in naar de pertinentie van de verschillende referentiekaders aan de hand waarvan het vermogen van de onderneming wordt gemeten. Deze vraag is fundamenteel, want het is niet gezond het vermogen van de onderneming volgens twee afzon-
derlijke referentiekaders te bepalen, namelijk een beursreferentiekader, dat geacht wordt de verhandelbare waarde van de aandelen van de onderneming weer te geven, en een boekhoudkundig referentiekader, opgesteld volgens juridische beginselen, dat losgekoppeld is van de marktwaarde van de onderneming. Het bestaan van twee referentiekaders ondermijnt de coherentie van de informatie die nochtans onontbeerlijk is voor de beursoperatoren en een verhoging van de kapitaalkost kan veroorzaken. De boekhoudkundige waarde, vastgesteld op historische basis, verliest haar pertinentie, omdat ze soms enkel dient voor de berekening van de vennootschapsbelasting en om het bedrag van de resultaten van de onderneming vast te stellen dat als dividend moet uitgekeerd worden of, daarentegen, door de onderneming als reserves moet aangewend worden. Te dien aanzien verlieze men niet uit het oog dat het doel van boekhouding geconditioneerd is
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:58
Page 37
Boekhoudrecht door het meten van het vermogen van de onderneming haar financiële verplichtingen na te komen en, in tegenstelling tot beurswaarden, dus de voorkeur geeft aan het meten van de interne economie van de onderneming. Het feit dat de boekhouding geen pertinent informatiemiddel is, doet uiteraard geen afbreuk aan het nut ervan als waardemaatstaf van de prestaties. De boekhoudkundige gegevens zijn zeker, betrouwbaar en dus onbetwistbaar. Maar dat is naast de kwestie : een beursmarkt in beweging zoekt opeenvolgende evenwichten van waarden die de continue en aleatorische vorming van beurswaarderingen weergeven. Het is in dat perspectief dat de jaarrekening haar relevantie verliest. De professionals geven het grif toe : de boekhoudkundige ratio’s die algemeen in de handelsscholen worden onderwezen, zijn niet in staat de beursprestatie te voorzien. Ze lijden bovendien aan mankementen die eigen zijn aan boekhoudsystemen (een veelheid van waarderingsregels, het niet in aanmerking nemen van de inflatie, gebrek aan onderscheid naargelang de risicocriteria en de beslissingsmacht van de bedrijfsleiders, enz.). Het is binnen deze context dat de opkomst van nieuwe waardecreatieregels (of “value-based management”), die geleidelijk aan door de beursgenoteerde ondernemingen worden aangenomen, moet gezien worden. Deze methoden hebben een zelfde gemeenschappelijk doel, met name een verband te leggen tussen de boekhoudkundige gegevens en de beurswaarde ten einde deze twee soorten informatie onder één gestandaardiseerd formaat te verzoenen. Het is dus niet zaak de centrale rol van de beurswaarde, die de consensus van de financiële markten over de werkelijke waarde van de ondernemingen weergeeft, in vraag te
stellen, maar veeleer bruggen te bouwen tussen geleidelijk uit elkaar gegroeide referentiekaders. Maar gelet op de conceptuele benadering die wordt gevolgd, trachten de nieuwe waardecreatiemaatstaven jammer genoeg een derde referentiekader voor de beoordeling van het beheer van de onderneming in het leven te roepen. De vraag rijst derhalve of deze waardecreatiemaatstaven, behalve het belang dat de intellectuele opbouw ervan inhoudt, voor de bedrijfsleiders en de aandeelhouders van een onderneming een toegevoegde waarde uitmaken, met name meer pertinente autonome informatie verstrekken dan de boekhoudkundige en de beursgegevens. Deze vraag is andermaal van fundamentele aard op het gebied van de beurs. Hoewel de door de bedrijfsleiders van de ondernemingen vastgestelde indicatoren informatie verschaffen die in tegenspraak is met de evolutie van de beurskoersen, zijn ze in het beste geval een onbruikbaar gegeven en leiden ze in het slechtste geval tot de weerlegging van de vooronderstelde marktefficiëntie. De efficiëntie van de markten houdt voor dat alle beschikbare informatie over een financieel actief onmiddellijk opgenomen wordt in de prijs van dat financieel actief. Als de markten efficiënt zijn, weegt iedere alternatieve waardecreatiemaatstaf uitgaande van het aandeelhouderschap die afwijkt van de beurskoers, volgens het gewicht dat hem toekomt, door in de beurskoers en maakt hij het, in het beste geval, mogelijk de informatieoverdracht van de onderneming naar de beursmarkten te vergemakkelijken. Gesteld dat de markten efficiënt zijn, hebben de alternatieve waardecreatiemaatstaven dus geen autonome pertinentie. De academische wereld buigt zich geleidelijk steeds meer over het onderscheidend karak-
ter van deze alternatieve maatstaven en de eerste conclusies lijken erop te wijzen dat ze waardeloos zijn als informatie met een voorspellende waarde over het beursrendement en/of een geloofwaardig signaal van maximalisatie van de waarde van de onderneming inhouden. Toch komt het nuttig voor enige aandacht te besteden aan een opkomend concept, met name de “Economic Value Added” (of EVA) . De EVA is gebaseerd op vastgestelde concepten, met name dat de beurswaarde van de onderneming gebaseerd is op haar vermogen financiële stromen te doen ontstaan waarop een door de aandeelhouders geëiste rendementscoëfficiënt wordt toegepast, dewelke op zijn beurt het economisch risico en de financieringsstructuur (met name de verhouding schulden – eigen vermogen) weergeeft. In zijn elementaire vorm wordt de EVA gedefinieerd als de jaarlijkse nettobedrijfswinst na belastingen (of NOPAT in het Engels), verminderd met de financiering (onder de vorm van schulden en eigen vermogen) waarover de onderneming beschikt, vermenigvuldigd met de kapitaalkost. De EVA kan als volgt worden geformuleerd : EVA = NOPAT – (Kapitaal x kapitaalkost) De EVA staat voor de boekhoudkundige toegevoegde waarde, door de onderneming op een boekjaar verwezenlijkt, met name het bedrag van bedrijfswinst waarvan een kost wordt afgetrokken die de kosten van het vastliggend kapitaal vertegenwoordigd. Het betreft dus een restinkomen, dat het rendement van de aandeelhouders, gecompenseerd met het door laatstgenoemden gedragen risico, meet. Zoals de voornaamste boekhoudkundige ratio’s wordt de
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:58
Page 38
Boekhoudrecht EVA in absolute bedragen, en niet in percentages, uitgedrukt. De EVA combineert gegevens van de balans en van de resultatenrekening. Wanneer de EVA van een onderneming nul is, betekent zulks dat de aandeelhouders een rendement (gelegen tussen de boekhoudkundige en beursrendementsconcepten) hebben gerealiseerd dat het risico dat ze dragen vergoedt. Het doel van de EVA is bijgevolg de waardemaatstaf van de beheersbeslissingen met de doelstellingen van de aandeelhouders in overeenstemming te brengen. De EVA is dus een prestatiemaatstaf die meer informatie geeft dan de winst per aandeel (die de kapitaalkost in verband met die winst verbergt) en het rendement op de activa (die evenmin met de kapitaalkost rekening houdt). De ingrediënten van deze formule vereisen enige toelichting. Het kapitaal vertegenwoordigt de som van het eigen vermogen en de rentedragende schulden, na enige aanpassingen gewaardeerd tegen hun boekhoudkundige waarde. De aanwending van de boekhoudkundige waarde wordt door enige auteurs – onzes inziens trouwens terecht – gecontesteerd. Deze houden voor dat de markt- (of beurs)waarde van het eigen vermogen en de schulden relevanter is en dat de houder van het eigen vermogen en de schulden van de onderneming, die op de tweede markt actief is, inderdaad ook de marktwaarde van deze instrumenten uitgeeft. De kapitaalkost waarmee de EVA rekening houdt, is de gemiddelde kapitaalkost. Hij staat voor een gemiddelde tussen het door de aandeelhouders en door de schuldeisers geëiste rendement, gewogen volgens het relatief belang van deze twee financieringsmiddelen, rekening gehouden met de fiscale aftrek van de interesten op de door de onderneming aangegane schulden. De kapi-
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
taalkost is dus niets anders dan de “weighted average cost of capital“ of WACC. De WACC is trouwens ook niet vrij van kritiek : de WACC veronderstelt bijvoorbeeld een tijdelijke stabiliteit van de omvang van de eigen middelen en schulden van de onderneming, een hypothese die in de praktijk zelden wordt vastgesteld . De NOPAT vormt waarschijnlijk de enige nieuwigheid van de formule. Dit begrip staat voor de winst van de onderneming, na belastingen, maar vóór enige financiële kost (interest en dividenden) van de onderneming. De NOPAT ligt behoorlijk dicht bij de winst na belastingen van de onderneming, vermeerderd met de netto rentelast van de belastingen (om het fiscaal effect van de schuldenlast te neutraliseren). De NOPAT onderscheidt zich van cashflow doordat NOPAT (in tegenstelling tot cashflow) rekening houdt met de afschrijvingen, omdat het verbruik van de materiële vaste activa die noodzakelijk zijn voor de exploitatie van de onderneming in rekening moeten worden gebracht. Aangezien de NOPAT berekend wordt vóór enige financieringskost, houdt hij geen rekening met de financieringsstructuur van de onderneming, dewelke weergegeven wordt door de kapitaalkost. De NOPAT moet een reeks bewerkingen ondergaan om rekening te houden met de geldstromen die niet door de boekhoudkundige gegevens worden weergegeven, en zulks om deze boekhoudkundige vertekeningen uit te schakelen. Om van de boekhoudkundige gegevens naar de economische gegevens van NOPAT over te gaan, worden meer dan aanpassingen van variabele belangrijkheid geïdentificeerd. De ondernemingen die deze gegevens opstellen, beperken zich in de praktijk tot een tiental correcties, naargelang de gemakkelijkheidsgraad van de uitwerking ervan. Deze betreffen in
hoofdzaak de latente belastingen (geëlimineerd omdat ze geen ontvangsten of uitgaven vormen), de niet gerealiseerde wisselkoerswinst en –verliezen, de kosten en inkomsten waarvan de boekhoudkundige registratie over twee of meer boekjaren gespreid is, de voorraden (verbeterd als de FIFO-methode, die gunstiger is voor de resultatenrekening, bij prijsstijgingen gebruikt werd), de kosten voor onderzoek en ontwikkeling (waarvan de afschrijvingskosten aan de resultatenrekening en het niet-afgeschreven gedeelte aan het kapitaal wordt onttrokken), de goodwill (die een gelijkaardige behandeling als de kosten voor onderzoek en ontwikkeling ondergaat), de voorzieningen (waarvan de behandeling verschilt al naargelang ze al dan niet gelijkgesteld worden met eigen vermogen) enz. De NOPAT verwijdert ook de uitzonderlijke elementen, die geen verband houden met de gewone bedrijfsuitoefening van de onderneming, uit de resultatenrekening, teneinde zo dicht mogelijk een genormaliseerd resultaat te benaderen. Maar de NOPAT elimineert in geen geval de verstoringen veroorzaakt door de inflatie en de structuur van de activa. Deze waardemaatstaf is bovendien weinig geschikt voor vergelijkingen binnen of buiten de sector, behalve als het de bedoeling is een genormaliseerd bedrijfsgemeenschappelijk kapitaal in te voeren dat nog moet vastgesteld worden. Zoals hiervoor gesteld, worden de afschrijvingen niet opnieuw aan het boekhoudkundig resultaat toegevoegd, omdat ze het gebruik van het productief kapitaal vertegenwoordigen. Deze stelling verbergt twee conceptuele moeilijkheden, namelijk de pertinentie van een verschillende behandeling naargelang de afschrijvingen materiële of daarentegen immateriële vaste activa betreffen en de gepastheid van het afschrijvingsritme. De EVA-methodologie vereist derhalve
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:58
Page 39
Boekhoudrecht een herberekening van de afschrijvingskost teneinde deze in verhouding tot het gebruik van de ermee overeenstemmende materiële vaste activa op te nemen. Deze correctie is bijvoorbeeld nodig wanneer de afschrijvingen, vaak wegens fiscale beweegredenen, degressief berekend zijn. Er bestaan dus verscheiden EVA’s, opgesteld naargelang de verschillende hypothesen van de economische afschrijvingskost. De EVA maakt het misschien mogelijk de doelstellingen van de aandeelhouders en van de bedrijfsleiders min of meer op elkaar af te stellen. Maar deze veronderstelling houdt een open vraag in, met name de graad van invloed van de bedrijfsleiders op de EVA en hun eventuele bekwaamheid er de waardemaatstaf van te manipuleren. Als de EVA inderdaad een betrouwbare waardemaatstaf van de efficiëntie van de bedrijfsleiders is, bestaat de kans dat ze het bij een eventuele instorting van de beurswaarde moeilijk zullen hebben de gegrondheid van hun prestaties te rechtvaardigen. Op markten waarvan de efficiëntie continu toeneemt, is de enige financiële parameter die niet kan veronachtzaamd worden, onzes inziens, de beurswaarde van de ondernemingen. Ongeacht de pertinentie ervan, zal de EVA toch een waardemaatstaf van voorbije prestaties blijven, en derhalve onbetrouwbaar om de richting en de omvang van toekomstige beursschommelingen aan te geven. Verschillende academische studies bevestigen deze intuïtieve beschouwing en recentelijk werd het bestaan van een zwakke correlatie (%) tussen de EVA en de beurswaarde van ondernemingen die deze methode gebruiken bevestigd .
zelf, de liquiditeit van de effecten van de portefeuillevennootschap en van haar deelnemingen, enz., moet ongetwijfeld nagegaan worden. De dividendpolitiek van de ondernemingen roept, meer algemeen, andere vragen op die in dit artikel niet worden besproken. Onder meer rijst de vraag of een dividendpolitiek die het mogelijk maakt het dividend te voorzien, niet wijst op de keuze van de controleaandeehouder om zijn eigen verhoopt risico/rendabiliteitsprofiel los te koppelen van dat van de minderheidsaandeelhouders, waardoor de verhoopte stabilisatie van de beurskoers, die eventueel bereikt wordt door een voorzienbare dividendenstroom, de controleaandeelhouder ervan ontslaat zich te verantwoorden voor zijn prestaties. In het licht van de hiervoor gestelde vraag ware het misschien interessant even dieper in te gaan op de eventuele voorkeur van de minderheidsaandeelhouders voor een voorzienbare dividendenstroom, waardoor het risico in verband met het bezit van aandelen afneemt en meer in de buurt komt van het risico verbonden aan obligatiebezit. Een andere vraag betreft het tijdsverschiet na afloop waarvan de controleaandeelhouder het verschil tussen de intrinsieke waarde en de beurswaarde van de portefeuillevennootschap optrekt.
Voetnoten
Aanvullende conclusies
Het verband tussen de omvang van de décote en andere factoren, zoals het relatief belang van het controleaandeelhoudersschap, het belang van de controle over de deelnemingen van de portefeuillevennootschap
Zie bijvoorbeeld, DAEMS, H., "The holding company : essays on financial intermediation, concentration and capital market imperfections in the Belgian economy", Leuven, KUL, , XII. Voor een onderzoek van het concept holding in Europa, zie VAN HULLE, C., "On the nature of European Sociétés à portefeuille Groups" International Review of Law and Economics, , nr. , p. e.v. SIAENS, A. et WALRAVENS, M, “Valorisation d’un holding : le problème de la décote”, Revue de la Banque, juni , pp. -. Een nog te bewijzen verklaring zou zijn dat dit verschijnsel niet vreemd is aan het feit dat beveks, die in zeker opzicht spaarvehikels in holdingaandelen zijn, de laatste jaren populair geworden zijn.
Kapitalisatiebeveks maken het mogelijk de inhouding van roerende voorheffing te ontlopen. Hoewel de décote alle handels- en nijverheidsondernemingen treft, versterkt de tussenpositie van een holding tussen het aandeelhoudersschap van deze handels- en nijverheidsondernemingen en de aandeelhouders van de portefeuillevennootschap, theoretisch deze décote. Diversificatie heeft in het algemeen een marginaal negatief effect op de waarde van de onderneming. Zie dienaangaande LANG, L. en STULZ, R., "Tobin’s q, Corporate Diversification and Firm Performance", Journal of Political Economy, , nr. , p. e.v. evenals BERGER, P. en OFEK, E., "Diversification’s Effect on Firm Value", Journal of Financial Economics, , nr. , p. e.v. PRAET stelt dat in het Belgisch geval, " the family-owned firms perform significantly better than the subsidiaries of holding companies." - zie Praet, A., "The Efficiency of Security Substitution by Diversified Holding Companies in Belgium", EHSAL, April , mimeo. Dit argument, dat in de jaren ’ vaak werd ingeroepen, heeft aan relevantie verloren sinds de invoering in van een fiscaal gunstige vrijstellingsregeling voor meerwaarden op aandelen en DBI’s. Dit argument lijkt ons minder pertinent. Immers, in een identieke schuldenlastzone kan het beroep op leningen verplaatst worden naar deelnemingen die activa van de portefeuillevennootschap uitmaken, PRAET voert in het Belgisch geval aan dat "the evidence available does not indicate that the holding companies create benefits for their subsidiaries through a higher debt capacity." - zie. Praet, A., "The Efficiency of Security Substitution by Diversified Holding Companies in Belgium", EHSAL, April , mimeo In dezelfde zin, zie BERGER, P. en OFEK, E., "Diversification’s Effect on Firm Value", Journal of Financial Economics, , nr. , p. e.v. Om een markt als liquide te beschouwen moeten twee voorwaarden vervuld zijn : de markt moet in gemeen overleg regelmatig georganiseerd zijn of functioneren op initiatief van de financiële instellingen - markthouders die de kwoteringen ervan verzekeren en het volume aan verrichtingen moet volstaan opdat de kwotering niet zou beïnvloed worden door de verkoop van verkregen effecten. Zie als verwijzing naar de Belgische regelgeving art. ter, §, lid van het KB van september betreffende de jaarrekening van de kredietinstellingen.
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:58
Page 40
Boekhoudrecht
Zie BERGER, P. en OFEK, E., o. c. Wanneer een aandeelhouder uit de controle van de onderneming financiële voordelen trekt en aldus een gedeelte van de door de onderneming verwezenlijkte rijkdom verkrijgt dat niet in verhouding staat tot zijn deelneming in het kapitaal, spreekt men van winstonttrekking (private benefits). Deze studie benaderde de aanwezigheid van een controleaandeelhouderschap in alle beschouwde holdings evenwel slechts subsidiair. Een interessante vaststelling is dat verscheidene pogingen om de décote te doen dalen met het pay-outpercentage, voor een pay out van aanleiding gaven tot een décote van %. In dit artikel wordt verondersteld dat de décote betrouwbaar is voor derden ten aanzien van de onderneming. De meeste genoteerde ondernemingen onderwerpen de berekening ervan trouwens aan de goedkeuring van hun commissaris-revisor. Het gebruik van de beurswaarde van deelnemingen voor de berekening van de intrinsieke waarde geeft aanleiding tot conceptuele vragen. De beurswaarde houdt immers geen rekening met een controlepremie noch met een décote inzake eventuele illiquiditeit. De beurswaarde kan daardoor zowel positief als negatief vertekend zijn. Bij portefeuillevennootschappen die bij hun investeringen daarentegen een controleverwervingsstrategie nastreven, annuleert de décote van de onderneming voor haar minderheidsaandeelhouders – minstens gedeeltelijk – de eventuele tegeldemaking van de controlepremies betreffende de investeringen van de portefeuillevennootschap. OPCVM's (beleggingsfondsen) zijn onderworpen aan de bepalingen van het KB van maart op de boekhouding en de jaarrekening van bepaalde instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming. Meer bepaald beoogt deze regelgeving de beleggingsfondsen die beleggen in de categorieën beleggingen bedoeld bij artikel , § , ° en ° van deze wet. Het KB van maart houdt rekening met de bijzondere aard van de belegginsinstellingen en de specifieke vereisten die daaruit voortvloeien op het gebied van hun boekhouding en van de informatieverstrekking aan de houders van de rechten van deelneming. Dat verklaart onder meer de verplichte toepassing van de waarderingsregel van de “fair value”, met name om het verband te doen uitkomen tussen de boekhouding van het beleggingsfonds en de permanente boekhoudkundige inventaris van zijn balansvermogen, die elke dag waarop
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
rechten van deelneming worden uitgegeven of ingekocht moet worden bijgewerkt (op zulkdanige wijze dat de boekhoudkundige inventariswaarde waarmee rekening moet worden gehouden bij iedere uitgifte of inkoop van rechten automatisch wordt berekend). KB nr. van november tot regeling van het statuut van de portefeuillevennootschappen [BS van november ] en KB van september bereffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van de portefeuillevennootschappen [BS van december ] – Zie ook COMMISSIE VOOR HET BANK- EN FINANCIEWEZEN, supplement, "Verslag -". De economische waarde op korte termijn van een goed (financieel of niet-financieel, wat voor laatstgenoemd goed waarderingsproblemen met zich brengt) is de geactualiseerde waarde, op de beschouwde datum, van de netto thesauriestromen die op korte termijn door het beschouwde goed, in zijn huidige staat en binnen de globale context van de onderneming, zouden kunnen worden gegenereerd - APOTHELOZ, B. en STETTLER, A., o.c., p. . Voor een overzicht van de literatuur over deze drie grote dividentheorieën (clientele hypothesis, signalling hypothesis en Agency hypothesis) en de voornaamste verrichte proefnemingen, zie BHATTACHARYYA, N., “Good managers work more and pay less dividends : A screening model of Dividend Policy”, University of British Columbia, Vancouver, Mai , mimeo. Zie LEASE, R.C. et al., "Dividend policy", Harvard Business School Press, Boston, . Kapitalen die door het optioneel dividendsysteem onrechtstreeks worden bewaard, worden voor de inhouding van de roerende voorheffing voor de belastingplichtigen die eraan onderworpen zijn, gelijkgesteld met een inhouding. Het onderzoek van de boekhoudkundige gegevens van de voornaamste Belgische holdings, zoals weergegeven in het memento van de waarden, vertoont tussen en een daling van het pay-outpercentage van ,% tot ,%. Verscheidene regressies tussen het dividendpercentage en de décote bevestigen trouwens hun omgekeerde relatie, zij het met een gemiddelde correlatie. Over het bestaan van nationale kenmerken, raadpleeg LA PORTA, R. et al., “Agency Problems and Dividend Policies around the world”, Harvard University et University of Chicago, January , mimeo. In België was dat op december en bijvoorbeeld het geval voor COBEPA – zie COBEPA, Jaarverslag , p. .
Een interessante compilatie over de dividendpolitiek van de ondernemingen is beschikbaar op de website http://faculty.fuqua.duke.edu/~charvey/Re search/GHSurvey/dividend_policy.htm Op Euronext-Brussel bezit de hoofdaandeelhouder van een beursgenoteerde vennootschap gemiddeld ,% van het kapitaal. Het aandeel van de institutionele beleggers bedraagt gemiddeld ,%. Voor een onderzoek naar het aandeelhoudersschap van de verschillende genoteerde Belgische vennootschappen, zie VAN WATERSHOOT, J., "De terugkeer van de familiale aandeelhouder", Financiële Berichten, BBL, juni , nr. , p. e.v. PRAET stelt dat "the discount of the holding companies is often interpreted as an indication of ...shareholder expropriation"- zie Praet, A., "The Efficiency of Security Substitution by Diversified Holding Companies in Belgium", EHSAL, April , mimeo. Zie ook CHAUVEAU, T. en PHELIZON, C., "OPA : Illustration du rôle disciplinaire du marché par une modélisation explicite des profits privés", CNRS, Université de Paris I Panthéon-Sorbonne, juli , mimeo. Raadpleeg dienaangaande, MAURY, B. en PAJUSTE, A., “Controlling Shareholders, Agency problems and Dividend Policy in Finland”, Université d’Helsinki, July , , mimeo. Zie ook GOSHEN, Z., “Shareholder Dividend Options”, Yale Law Journal, vol. , Januari , nr. . Deze uitdrukking werd ongelukkig vertaald, een agencyconflict moet opgevat worden als : “An agency relationship is a contract under which the principals engage the agent to perform some service on their behalf, which involves delegating some decision-making authority to the agent. Agent responds to incentives and will not always act in the best interest of the principal.” In het geval van een onderneming, “The stockholders are the principals, the manager is the agent, the manager’s actions are not fully observable by the stockholders. The manager’s interests are not always the same as the stockholders.”. Als, volgens de agencytheorie, alle aandeelhouders hetzelfde dividend per gehouden aandeel ontvangen en de hoofdaandeelhouder zijn rijkdom kan vergroten door een deel van de inkomsten van de onderneming onder de vorm van persoonlijke voordelen op zich af te wentelen, staat de beurswaarde van de onderneming in toenemende mate in functie van het percentage door de hoofdaandeelhouder gehouden aandelen. Hoe hoger dit percentage, des te forser de agencyproblemen ingevolge de scheiding van de eigendom en de controle
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:58
Page 41
Boekhoudrecht
worden verzacht, door het naar elkaar toegroeien van de belangen van de bedrijfsleiders en de aandeelhouders. Raadpleeg op dit onderzoeksgebied, EASTERBROOK, F.H., “Two agency-cost explanations of dividends”, American Economic Review, September , p. e.v. en JENSEN, M., “Agency cost of free cash flow, corporate finance and take-overs”, American Economic Review, , p. e.v. Raadpleeg ook BURKART, M. et al., “Large shareholders, Monitoring and The Value of the Firm”, The Quarterly Journal of Economics, , augustus, p. e.v.. "Corporate governance" of bestuur van de onderneming, het systeem waarmede de ondernemingen worden beheerd en gecontroleerd, bevat regels op de grens tussen het recht en de economie betreffende de ondernemingen, in het bijzonder de grote ondernemingen en de beursgenoteerde ondernemingen. Het Engels verslag CADBURY van was het eerste in Europa om toepasselijke regels inzake "corporate governance" uit te vaardigen, gevolgd door Frankrijk met het verslag VIÉNOT van (Voor een volledig overzicht van de commissies en de aanbevelingen inzake "corporate governance" over heel de wereld, raadpleeg de website http://www.ecgn.org ). In België hebben twee instellingen aanbevelingen op het stuk van de "corporate governance" uitgevaardigd. DE COMMISSIE VOOR HET BANK- EN FINANCIEWEZEN, enerzijds, wijdde zich in het bijzonder aan de organisatie van de externe communicatie van de beursgenoteerde ondernemingen op het gebied van de “corporate governance” , terwijl de BEURS VAN BRUSSEL (Brussels Exchanges, BXS, inmiddels gefuseerd binnen Euronext onder de naam van EURONEXT BRUSSELS ) een "corporate governance"-commissie heeft opgericht die een aantal aanbevelingen ten gronde heeft geformuleerd. Beide instellingen hebben hun aanbevelingen gepubliceerd in een gemeenschappelijke brochure. Onder de uitdrukking “corporate governance” komen uiteenlopende aspecten aan bod zoals de verdeling van de taken en verantwoordelijkheden onder de verschillende partijen en beheersorganen van de ondernemingen : aandeelhouders – raad van bestuur - directiecomité, de transparantie van het aandelhoudersschap, de financiële communicatie. Zie ook MAEDER, R. in "Introduction – La comptabilité à l'heure du gouvernement d'entreprise", Revue Française de Gestion, Fondation Nationale pour l'enseignement de la gestion des entreprises, nr. , november-december , p. . Zie ook CATS, J.-F. en DE SAMBLANX, M.J., "Le révi-
seur d'entreprises et le corporate governance", Reflets & Perspective de la vie économique, De Boeck Université, t. XXXVII, de kwartaal -, p. e.v. Over de taak van een controleaandeelhouder in het licht van de vereisten van corporate governance zijn verscheidene academische studies met uiteenlopende conclusies verschenen, zie HOLDERNESS, C.G. en DENNIS P.,"The Role of Majority Shareholders in Publicly Held Corporations : An Exploratory Analysis", Journal of Financial Economics, , nr. , p. e.v., ZECKHAUSER, R.J. en POUND,J.,"Are Large Shareholders Effective monitors? An Investigation of Share Ownership and Corporate Performance, in Asymmetric Information", Corporate Finance and Investment, , Chicago, University of Chicago Press, MCCONNELL, J.J. en SERVAES, H., "Additional Evidence on Equity Ownership and Corporate Value, Journal of Financial Economics, , nr. , p. e.v. In een zuivere en perfecte financiële omgeving, zonder belastingen noch transactiekosten, blijft de rijkdom van de aandeelhouders dezelfde, ongeacht de gevolgde dividendpolitiek. In een reële omgeving ontstaan wrijvingen waardoor de dividendpolitiek een weerslag op de rijkdom van de aandeelhouders kan hebben. Deze onvolkomenheden omvatten onder meer de fiscaliteit, de externe financieringskosten en de informatieve inhoud van de dividenden. In toonden BLACK en SCHOLES, steunend op de optietheorie, aan dat de eerste stelling van MODIGLIANI en MILLER, bij ontstentenis van belastingen, zou kunnen uitgebreid worden tot het geval van de gewagde schulden. De waarde van de onderneming is onafhankelijk van haar financiële structuur. Het schuldenbedrag wijzigt niet de globale waarde van de onderneming, maar enkel de omdeling tussen de waarde van de schulden en deze van de aandelen. Een verhoging van de schuldenlast, waarbij de waarde van de onderneming constant blijft, verhoogt dan kans op een faillissement en vermindert de marktwaarde van de andere effecten. Zie voorstel . Gordon stelt dat “…The expected stream of future dividends will be discounted at a lower rate than expected capital gains”, zie GORDON, M. J., “Dividends, Earnings and Stock Prices”, Review of Economics and Statistic, , n° , p. e.v. Zie H. MOZES and D. RAPACCIOLI, "The relation among dividend policy, firm size, and the information content of earnings announcements", The Journal of Financial Research, , (), p. e.v.
Van de talrijke referenties, zie o.m., BHATTACHARYA, S., “Imperfect Information, dividend policy and the bird in the hand fallacy”, Bell Journal of Economics, , , p. e.v. Zie ook AHARONY, J., and SWARY, I., “Quarterly Dividend and Earnings Announcements and Stockholders’ Returns: An Empirical Analysis”, Journal of Finance, , Mars, p. e.v., KWAN, C., “Efficient Market Tests of the Informational Content of Dividend Announcements: Critique and Extension”, Journal of Financial and Quantitative Analysis, , Juni, p. e.v. en ROSS, S., WESTERFIELD, R. en JAFFE, J., “Corporate Finance”, , p. , en . HART, O., "Firms, contracts and Financial Structure", , London Oxford University Press en LA PORTA, R., LOPEZ-DE-SILANES, F., SHLEIFER, A., VISHNY, R., "Legal determinants of external finance", Journal of Finance, , nr. . Daar de controleaandeelhouder vaak over een feitelijke meerderheid, zijnde de totale macht, beschikt, kan deze hypothese zwak lijken. De tegenstand van de aandeelhouders op lange termijn, zou de grondvesten van de onderneming in gevaar kunnen brengen en ieder beroep op de kapitaalmarkt hypothekeren. Deze hypothese werpt terloops de vraag op hoe “het bestaan van een holding beëindigd wordt”. Behalve bij een geleidelijke vereffening van de activa, gevolgd door de verdeling ervan onder de aandeelhouders, – wat een weinig voorkomend geval is -, bestaat er geen enkele zekerheid, tenzij een beslissing van het controleaandeelhouderschap, dat de minderheidsaandeelhouders de intrinsieke waarde zullen innen. De intrinsieke waarde is de pertinente waardemaatstaf van het vermogen voor de controleaandeelhouder, terwijl de beurswaarde de pertinente waardemaatstaf van het vermogen is voor de minderheidsaandeelhouder. Dit voorstel betekent niet dat, als de meerderheidsaandeelhouder de effecten van de minderheidsaandeelhouder wil afkopen, hij zich kan vergenoegen deze tegen de beurswaarde over te nemen. Moet hij ze daarentegen niet overnemen tegen de waarde die voor hem de pertinente waarde is, met name de patrimoniale waarde. Deze vaststelling komt reeds tot uiting in de waarderingsmethoden van de aandelen. De waardering van een aandeel door een minderheidsaandeelhouder, resulteert uit de actualisatie van een dividendenstroom, terwijl de controleaandeelhouder een actualisatie van de “free cashflow“ zal toepassen, die normaal veel hoger is dan de divi-
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:58
Page 42
Boekhoudrecht
denden, omdat hij de beschikbaarheid over de door hem gecontroleerde onderneming opgeleverde liquiditeiten zal controleren (zie in deze zin, AGRAWAL, A. en JAYARAMA, N., “The Dividend policies of all-equity firms : A direct test of the free cash flow theory”, Managerial and Decisions Economics, vol. , , p. e.v.) Theoretisch, en wanneer alles hetzelfde blijft, moeten deze twee waarderingsmethoden tot dezelfde waarde leiden. In de praktijk leidt de “free cashflows”-methode tot een hogere waardering dewelke het naar goeddunken controleren van de door de onderneming gegenereerde liquiditeiten weerspiegelt, die conceptueel bijdragen tot de aanwezigheid van een controlepremie. De marktefficiëntie vereist dat alle beschikbare informatie over een aandeel onmiddellijk in de prijs van dat aandeel wordt opgenomen. Als de markten efficiënt zijn, weegt de intrinsieke waarde, die afwijkt van de beurskoers, door in de beurskoers. ROSS, S., et al. definiëren een efficiente markt als een markt "in which stock prices fully reflect available information". Voor een studie over de nuances en de verschillende vormen van efficiëntie, zie ROSS S., WESTERFIELD R. en JAFFE J., "Corporate Finance", vierde editie, Irwin, Chicago, , p. e.v., alsook BREALEY, R. en MYERS, S., "Principles of Corporate Finance", vierde editie, MC Graw Hill, , p. e.v. of "hurdle rate" in de Angelsaksische literatuur. De asymmetrie qua informatie tussen een controleaandeelhouder en een minderheidsaandeelhouder, gaat daarenboven gepaard mert een essentieel verschil in het beleggingsperspectief, dat essentieel gemiddeld langer is voor de controleaandeelhouder dan voor de minderheidsaandeelhouder. Deze waardeafbouw kan er misschien toe leiden dat de vaststelling van het rendement, op de beurskoers, van de dankzij het reserveren van de resultaten gerealiseerde investeringen, wordt uitgesteld in de tijd. Het zijn de controleaandeelhouder en de minderheidsaandeelhouders wier investeringsperspectief overeenstemt met dat van de controleaandeelhouder, die het later zouden moeten innen. Dat is meteen de gewettigde en opportune reden waarom tal van bedrijfsleiders van holdings de trouw van hun minderheidsaandeelhouderschap aanmoedigen. In de interpretatie van het dividendpercentage als een signaal van het conflict tussen de meederheidsaandeelhouders en de minderheidsaandeelhouders, zie GUGLER, K.P. en YURTOGLU, B.B., “ Corporate Governance
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
and Dividend Pay-Out Policy in Germany”, Universiteit van Wenen, Research paper voorgesteld op het EFA-congres van . De décote kan mutatis mutandis in parellel geplaatst worden met de theorie van de "q"ratio van Tobin. Laatstgenoemde suggereert dat de ondernemingen zo veel en zo lang investeren als hun beurskapitalisatie hoger is dan de vervangingskost van hun activa. Zie EVANS, J..P. en GENTRY, J.A., " Using Tobin's Q Ratio To Assess the Strategy of Repurchasing Shares", Department of Finance and Banking, School of Economics and Finance, Curtin University of Technology, Australia. Zie in dezelfde zin, GORDON, M. J., “Dividends, Earnings and Stock Prices”, Review of Economics and Statistic, , nr. , p. e.v. Deze relatie uitgedrukt met onveranderljke factoren, gesteld, in voorstel , dat de intrinsieke waarde de enige factor is die de beurskoers beïnvloedt. Op basis van de vertrouwelijke gegevensanalyse van een holding blijkt dat de aangroei van de intrinsieke waarde slechts voor een fractie in de beurskoers doorschemerde, alsof de aandeelhouders steeds meer twijfelden aan de toekomstige inning ervan onder de vorm van een dividend. Een daling van de intrinsieke waarde heeft daarentegen een ingrijpender effect op de beurskoers, alsof de aandeelhouders, zoals bij stijgingen van de intrinsieke waarde, maar met meer omzichtigheid, het verlies van de intrinsieke waarde uitdrukten. Deze hypothese loopt gelijk met de intuïtieve houding van een voorzichtige (en dus sceptische) aandeelhouder, die meer geloof hecht aan een waardevermindering dan aan een waardeverhoging. De elasticiteit (met name de relatieve gevoeligheid) van de décote bij een waardestijging van de intrinsieke waarde is trouwens groter dan de elasticiteit bij een daling. Een snel overzicht van de literatuur levert gematigde resultaten op met betrekking tot de teneur van het verband tussen de dividendpolitiek en een agencyconflict tussen de aandeelhouders en de bedrijfsleiders. Verschillende artikels verdedigen dat verband, bijvoorbeeld, DHILLON, UPINDER S., and JOHNSON, HERB. "The Effect of Dividend Changes on Stock and Bond Prices." Journal Of Finance , nr. (March ): p. -, LANG, LARRY H. P., and LITZENBERGER, ROBERT H. "Dividend Announcements - Cash Flow Signalling vs. Cash Flow Hypothesis?" Journal of Financial Economics (): p. - en SMITH, CLIFFORD W. JR, and WATTS, ROSS L. "The investment opportunity set and corporate
financing, dividend and compensation policies." Journal of Financial Economics (): p. -. Andere onderzoeken staan gereserveerder tegenover dit onderwerp : Zie, bijvoorbeeld, BERNHEIM, B. DOUGLAS, and WANTZ, ADAM. "A Tax-Based Test of the Dividend Signaling Hypothesis." American Economic Review , nr. (June ): p. -, CHRISTIE, WILLIAM G. "Are Dividend Omissions Truly the Cruelest Cut of All." Journal of Financial and Quantitative Analysis , nr. (September ): p. -, DENIS, DAVID J., DENIS, DIANE K., and SARIN, ATULYA. "The Information Content of Dividend Changes:Cash Flow Signaling,Overinvestment, and Dividend Clienteles." Journal of Financial and Quantitative Analysis , nr. (December ): p. -, LITZENBERGER, ROBERT H. and KRISHNA RAMASWAMY, , "The Effect of Personal Taxes and Dividends on Capital Asset Prices", Journal of Financial Economics, , p. - en YOON, PYUNG SIG, and STARKS, LAURA T. "Signalling, Investment Opportunities, and Dividend Announcements." Review of Financial Studies , nr. (December ): p. . Zie ook MYERS, S., and MAJLUF, N., “Corporate financing and investment decisions when firms have information that investors do not have”, Journal of Financial Economics, , , p. e.v. In dezelfde zin zie ROZEFF, M.S., “Growth, beta and agency costs as determinants of dividend pay-out ratios”, Journal of Financial Research, Fall , p. e.v., EASTERBROOK, F.H., “Two agency-cost explanations of dividends”, American Economic Review, September , p. e.v. Raadpleeg in dit verband, MODIGLIANI, FRANCO and MERTON H. MILLER, "The Cost of Capital, Corporation Finance, and the Theory of Investment", The American Economic Review, , , p. e.v. De uitvoering van een dividendpolitiek, getekend op de resultaten van een portefeuillevennootschap, verzekert nochtans geen simultaneïteit tussen de eventuele stijging van de intrinsieke waarde en de onmiddellijke weerslag ervan onder de vorm van een netto boekresultaat. De Belgische boekhoudkundige beginselen plaatsen immers een filter tussen de latente meerwaarden vastgesteld op de activa van de portefeuillevennootschap en hun boekhoudkundige realisatie, geconcretiseerd door een stijging van de boekhoudkundige inkomsten. Zie o.m., DUTTA, S. en ZHANG, X.-J., “Revenue Recognition in a Multiperiod Agency Setting “, Haas School of Business,University of California, dat zal
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:58
Page 43
Boekhoudrecht
gepubliceerd worden in Journal of Accounting Research. Zie ook COLMANT, B., "Le droit comptable belge applicable aux instruments financiers", Larcier, Bruxelles, . Zie LINTNER, J., “Distribution of Incomes of Corporations among Dividends, Retained Earnings and Taxes, American Economic Review”, May , p. e.v. Zie in dezelfde zin, AGRAWAL, A. et JAYARAMA, N., “The Dividend policies of allequity firms : A direct test of the free cash flow theory”, Managerial and Decisions Economics, vol. , , p. e.v. Zie ook MILLER, MERTON H. and KEVIN ROCK, "Dividend Policy under Asymmetric Information", Journal of Finance, , p. , p. e.v. en BRENNAN, M. J. and ANJAN V. T., "Shareholder Preferences and Dividend Policy", Journal of Finance, , nr. , p. e.v. Merk terloops op dat de vermindering van de risicograad in verband met het bezit van een aandeel (waaronder de theoretische wisselvalligheid van de dividenden), die er de bedrijfsleiders toe aanzette de dividendenstroom te benaderen als een geïndexeerde obligatierentestroom, geen door de minderheidsaandeelhouders geëiste vermindering van de kapitaalkost schijnt teweeg te brengen, zoals door de toename van de décote van de holdings wordt aangetoond. Gelet op de ontwijking van de inhouding van de roerende voorheffing. Zie ook in dat verband, CHOI, D. and CHEN, S., "The differential information conveyed by share repurchase tender offers and dividend increases", The Journal of Financial Research, , n° , p. e.v. Als de bedrijfsleiders slechts een gering percentage van het kapitaal beziten, doet de aangroei van hun deelneming de waarde van de onderneming stijgen, maar naar mate hun deelnemingspercentage stijgt, doet elke stijging daarvan de waarde van de onderneming dalen - zie MORCK R., SHLEIFER A., en VISHNY, R., "Management ownership and market valuation: an empirical analysis", Journal of Financial Economics, , nr. , p e.v. De oorzaken van dit verschijnsel liggen in het duister : Werd de inkoop van eigen aandelen gezien als een toevalstreffer die voornamelijk de andere aandeelhouders dan de controleaandeelhouder, die zich wensten te ontdoen van hun illiquide positie, ten goede kwam ? Werd het effect ervan op de décote gemilderd omdat het geen continue politiek van de portefeuillevennootschap betreft ? Interpreteerden de aandeelhouders het ogenblik van de inkoop, paradoxaal
genoeg, als een signaal dat de décote zijn hoogtepunt had bereikt en dat de terugdringing ervan in het vooruitzicht was (wat de minderheidsaandeelhouders ertoe aanzette de inkoop van eigen aandelen als de uitdrukking van een belangenconflict met de controleaandeelhouder te zien) ? Een ondubbelzinning antwoord op deze vragen verzinnen is een moeilijke opgave. Merk op dat het boekhoudkundig realisatiebeginsel, in de Amerikaanse boekhoudhoudkundige normalisatie en in de IASnormen, een andere interpretatie heeft dan in de Belgische boekhoudreglementering. In de Amerikaanse boekhoudkundige normalisatie houdt dit beginsel verband met het begrip “mogelijkheid van toekomstig economisch voordeel”. Volgens norm CON , mogen de opbrengsten derhalve geboekt worden wanneer ze gerealiseerd zijn of kunnen gerealiseerd worden. In tegenstelling tot het Belgisch boekhoudrecht mag een opbengst die kan gerealiseerd worden, mits de naleving van bepaalde voorwaarden, in het resultaat worden opgenomen, terwijl het Belgisch boekhoudrecht eist dat de opbrengst gerealiseerd is, en dit laatste stadium dient te worden bevestigd door de vaststelling van een zekere schuldvordering. In de Amerikaanse boekhoudkundige normalisatie moet aan vier criteria voldaan zijn om een opbrengst als gerealiseerd te kunnen beschouwen en ze beantwoordt aan de boekingsvoorwaarden : • er moet een overtuigend bewijs zijn van het akkoord tussen de partijen • het goed moet geleverd zijn of de dienst verricht • de prijs moet definitief vastgesteld of bepaalbaar zijn • en de invordering van de schuldvordering moet redelijkerwijs verzekerd zijn. Zie de art. ()(c), ()(b) en () van de vierde richtlijn. Zie WHINNEY MURRAY ERNST & ERNST, “The fourth Directive”, London, Kluwer Publishing, , p. . WIBAULT, H., "L'évolution de la notion de revenu imposable en droit fiscal belge", Brussel, Bruylant, , p. en REYNAERTS, P., "Le régime des plus-values à l'impôt des sociétés", Bibliothèque de l'Ecole Supérieure des Sciences Fiscales, Brussel, Bruylant, , p. . Zie ook WILMART, J., "Syllabus du régime actuel des plus-values", J.P.D.F., , p. . Cass., februari , Bull. Bel. Nr. . Gent, maart , J.P.D.F., , p. . Behalve bij ruil, zie infra. Het Frans boekhoudrecht volgt een vergelijkbare boekhoudkundige logica. Art.
van het Frans wetboek van koophandel bepaalt dat "Seuls les bénéfices réalisés à la clôture d'un exercice peuvent être inscrits dans les comptes annuels". Zie ook Titel III, Hoofdstuk , punt -, van het Advies - van december van de Franse Conseil National de la Comptabilité betreffende het herschrijven van het Plan Comptable Général (beschikbaar op de website http://www.finances.gouv.fr) dat vermeldt dat "La plus-value constatée entre la valeur comptable d'un bien et sa valeur d'entrée n'est pas comptabilisée". Deze interpretatie werd bevestigd door de Memorie van Toelichting bij het voorstel van amendement op de vierde richtlijn van de Europese Commissie van februari dat vermeldt dat : "De realisatie van de winst ingeschreven op de verlies- en winstrekening, verplicht resulteert uit een aankoop of een verkoop". Zie ook CBN, "Boeking en waardering van voorraden", Bulletin, nr. , november , p. . Zie BERNHEIM, Y., "L'essentiel des US GAAP", tweede editie, Paris, Mazars et Guérard, , p. . Cass., februari , J.P.D.F., , p. . Het BW bevat een titel VII gewijd aan de ruil (art. tot ). Overeenkomstig art. BW is ruil een contract waarbij de partijen aan elkaar een zaak in de plaats van een andere zaak geven en komt ruil tot stand door de enkele toestemming van de partijen, waarbij het BW naar regels i.v.m. de koop verwijst. Dit begrip werd in bedacht en vervolgens ruim in de media uitgesmeerd door Bennett Stewart, een overloper van een gerenommeerd adviesbureau die sindsdien zijn eigen bedrijf opgericht heeft. De berekening van de WACC is geen makkelijke klus, want het door de aandeelhouders verwacht rendement moet er precies voor bepaald worden. Er bestaan verscheidene conceptuele instrumenten maar op dat gebied kan geen enkele zekerheid geboden worden. Zowel de professionals als de academische vorsers staan perplex van de sterke gevoeligheid van de EVA voor de verschillende ramingen van de kapitaalkost. Het academisch onderzoek heeft nog nooit het enig criterium kunnen identificeren dat toelaat betrouwbaar de beursprestaties van een onderneming te voorzien. Dergelijke ontdekking zou overigens in tegenspraak zijn met de theorie van de toevalsmarkt (of random market) van de beurskoersen. Derhalve kan de EVA de beurswaarde aanvullen noch vervangen.
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:58
Page 44
Beroep Gezamenlijke Raadsvergadering IBR en IAB Château de Spy, 2 juni 2002
In het kader van de toenadering tussen het Instituut der Bedrijfsrevisoren en het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten werd eerder dit jaar een gezamenlijke vergadering van de beide Raden georganiseerd. Deze vergadering vond plaats op maandag 2 juni 2002 ten zetel van de “Fondation Scientifique Jean Bastin” in het Chateau de Spy. Een beknopt verslag...
Kringloopcentra, ...), de gezamenlijke website en extranet, ...
•
De gesprekken die tussen beide Instituten worden gevoerd om de procedure inzake de toegang tot het beroep van bedrijfsrevisor, respectievelijk accountant en belastingconsulent, aan te passen met het oog op een gezamenlijk eerste stagejaar.
•
Interprofessionele samenwerking tussen de economische beroepsbeoefenaars met andere vrije beroepen (advocaten, notarissen, ...)
Ludo SWOLFS, Voorzitter van het IBR, ging uitgebreid in op de stand van zaken met betrekking tot de wetgeving inzake ‘Corporate Governance’ en de onafhankelijkheid van de commissaris. Volgende items werden achtereenvolgens door diverse raadsleden van IBR en IAB toegelicht en door de voltallige Raden verder besproken:
Gemeenschappelijke projecten Johan DE LEENHEER, Voorzitter van het IAB, bedankte vooreerst de heer Jean BASTIN voor zijn gastvrijheid, en had het vervolgens in zijn uiteenzetting over de vele projecten die IBR en IAB gezamenlijk opvolgen als aanleiding voor de gezamenlijke raadsvergadering. Zo onder meer de wettelijke opdracht bij werknemersparticipatie, de controle op de boekhouding van notarissen en de schatting bij overdracht van notariskantoren, de diverse wettelijke opdrachten in het kader van de milieuproblematiek (Recupel, Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
Dhr. Jean Bastin zorgde voor een hartelijk onthaal.
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:58
Page 45
Beroep
•
•
Het project ‘International Innovation Network’, een internationaal platform waar beide Instituten deelnemen aan gesprekken over nieuwe vormen van dienstverlening, zoals de certificatie van websites (webtrust) of ICT-systemen (Systrust). De procedures inzake kwaliteitscontrole op de beroepsuitoefening die door de respectievelijke Instituten worden gehanteerd.
Norm ‘omzetting van vennootschappen’ Op de vergadering van juni werd voor de eerste keer een aanpassing van een bestaande norm door de verenigde raden van IBR en IAB goedgekeurd. De ‘oude’ norm inzake het verslag op te stellen bij de omzetting van een vennootschap, in werking getreden op februari
, houdt geen rekening met de zogenaamde reparatiewet (van het Vennootschappenwetboek) van januari . Precies op het vlak van de omzetting van coöperatieve vennootschappen heeft deze reparatiewet een fundamentele wijziging teweeggebracht. Voortaan zal de norm eveneens toepasselijk zijn op de omzetting van een CVOA naar een CVBA, hetgeen voorheen niet het geval was. Tevens werd van de gelegenheid gebruik gemaakt om een aantal onnauwkeurigheden in de tekst te verbeteren.
Raadsvergadering kenmerkte, laat vermoeden dat het initiatief ook in de toekomst zal worden verder gezet.
De tekst werd inmiddels overgemaakt aan de Hoge Raad voor de Economische Beroepen.
Toekomst De uitgesproken constructieve sfeer die deze eerste gezamenlijke
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:58
Page 46
Beroep
Een actuele kijk op de IAS/IFRS en de modernisering van de EU-boekhoudrichtlijnen Nu de Verordening betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen definitief is goedgekeurd, staat het vast dat alle Europese beursgenoteerde vennootschappen, met inbegrip van de banken en de verzekeringsmaatschappijen, vanaf 2005 verplicht zijn om hun geconsolideerde jaarrekening op te stellen volgens de IFRSnormen. Het staat de lidstaten vrij de toepassing van deze normen ook uit te breiden tot bepaalde andere categorieën van ondernemingen en zelfs tot de enkelvoudige jaarrekeningen.
Karel Van Hulle, Afdelingshoofd bij het directoraat-generaal XV van de Europese Unie, had het als eerste spreker over het conceptueel kader van de IAS-normen.
Europese Commissie ze tegen eind dit jaar integraal zal goedkeuren, zodat ze deel zullen uitmaken van het Europees en nationaal boekhoudrecht.
Een belangrijk vraagstuk, zo benadrukte Van Hulle, is dat van de implementatie van de IAS-normen in Europa. Precies met het oog daarop werd de “European Financial Reporting Advisory Group” (EFRAG) opgericht, die een belangrijke rol moet gaan spelen in het beoordelen van de toepasbaarheid van de internationale boekhoudnormen binnen het Europees juridisch kader, het uitwerken van nieuwe IAS/IFRS-normen en het goedkeuren ervan op Europees vlak. Met betrekking tot de bestaande normen wordt verwacht dat de
De omschakeling naar de IAS/IFRSnormen brengt ook met zich mee dat de vierde en de zevende boekhoudrichtlijn dringend moeten worden gemoderniseerd. Een voorstel van richtlijn ligt daartoe momenteel op tafel. Er zal zoveel mogelijk worden geprobeerd om bestaande tegenstrijdigheden tussen de richtlijnen en de IAS/IFRS-normen weg te werken, aldus nog Van Hulle.
Op 3 september jongstleden organiseerde het IAB, in samenwerking met de BBL-ING, een seminarie over de nakende introductie van de IASnormen en de modernisering van de boekhoudrichtlijnen. Verschillende gastsprekers becommentarieerden er, elk vanuit hun eigen invalshoek, stand van zaken en perspectieven. Een impressie.
Bruno Colmant en Jean-Paul Servais
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
Jean-Paul Servais, Kabinetschef van de Minister van Financiën, Voorzitter van de Hoge Raad voor de
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:59
Page 47
Beroep
Karel Van Hulle Economische Beroepen en docent aan de ULB, vestigde van zijn kant de aandacht op de noodzaak tot adequate opleiding in de materie. Rekening houdend met de impact van de geschetste ontwikkelingen, zouden de betrokken ondernemingen er goed aan doen om al vanaf te starten met de vorming van hun personeel en de aanpassing van hun boekhoudkundige organisatie. Ook de vorming van de betrokken economische beroepsbeoefenaars mag niet worden uitgesteld. Intussen werd ook een mouw gepast aan het taalprobleem: een officiële vertaling van de IAS-normen zal beschikbaar zijn in de drie landstalen, zo bevestigde de spreker.
Directeur van het Crédit européen te Luxemburg, belastingconsulent en lid van de Hoge Raad voor de Financiën, vergeleek, in een boeiende en heldere uiteenzetting, het boekhoudkundig referentiekader zoals dat nu in de nietAngelsaksisch geïnspireerde lidstaten toepassing vindt, met de IAS. Hij wees er onder meer op dat, zelfs als de IAS-normen en de continentale rapporteringssystemen eenzelfde doelstelling nastreven - met name het geven van een getrouw
beeld van de financiële situatie van een onderneming, - de omschakeling naar de IAS toch een fundamentele ingreep betekent. Deze omschakeling heeft ontegensprekelijk een aantal voordelen (“conceptual framework”, vergelijkbaarheid, transparantie en kwaliteit van de informatie, …) maar men mag niet uit het oog verliezen dat er – zeker in een eerste fase – ook minder gunstige aspecten aan zijn verbonden (dwingende aard van de normen, aanpassing van beursreglementen en wetgeving, interne kosten verbonden aan onder meer de opleiding van personeel,…). De weg is – samengevat – nog lang.
Johan De Leenheer, Voorzitter van het IAB, sloot de namiddag af met een aantal samenvattende beschouwingen. Hij beklemtoonde op zijn beurt het belang van een degelijke begeleiding van de ondernemingen en hun adviseurs in het omschakelingsproces naar de IAS/IFRS. “En daar,” zo stelde hij, “is ontegensprekelijk een belangrijke rol weggelegd voor onze nationale standardsetter, de CBN, maar ook voor de beroepsinstituten, de financiëleen de onderwijsinstellingen”.
Het idee van een mogelijke uitbreiding van de IAS/IFRSnormen tot alle jaarrekeningen - en dus niet alleen de geconsolideerde - ligt moeilijk omwille van de nauwe band die in België bestaat tussen het boekhoud- en het fiscaal recht. De Belgische regering zal vóór over dit punt wellicht geen beslissing nemen, aldus nog Servais. De spreker stond tot slot nog even stil bij de notie “fair value”, één van de hoekstenen van de IAS/IFRS. Bruno Colmant, Algemeen
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:59
Page 48
Tre n d s
Europa 10 nieuwe landen komen erbij in 2004! De aansluiting van 10 nieuwe Midden-Europese landen bij de EU zal niet zonder offers en angst aan beide zijden gebeuren. Te meer omdat de datum van de uitbreiding gekend is (2004) en alles nog moet worden gedaan.
Na de euro, de uitbreiding! Tegen zouden immers tien landen, waarvan acht uit het voormalige ‘Oostblok’ (Polen, Hongarije, Republiek Tsjechië, Slowakije, Slovenië, Estland, Litouwen, Letland) en twee eilanden uit het Middellandse-Zeegebied (Cyprus en Malta), zich samen moeten aansluiten bij de Europese Unie. Morgen dus. Het is een echte revolutie, als je bedenkt dat de Europese gemeenschap na haar oprichting nog maar negen leden heeft verwelkomd. En dan nog “in vier golven”, zoals Michel Soudais, auteur van een studie hierover, opmerkt: “het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Ierland in ; Griekenland in
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
; Spanje en Portugal in ; Oostenrijk, Finland en Zweden in . Het vormen stuk voor stuk landen waarvan de economische situatie, zelfs vóór hun aansluiting, helemaal niet te vergelijken was met die van de ex-communistische landen die vandaag de dag aan de deur van Europa kloppen”. Met die big bang, de grootste uitbreidingsoperatie uit haar geschiedenis, gaat Europa van gezicht veranderen: van de ene dag op de andere zal Europa miljoen nieuwe leden tellen, wat zoveel is als keer Portugal! En een derde meer oppervlakte. Om maar één voorbeeld te noemen, schrijft G. Grallet, reporter bij l’Express, “Polen alleen vertegenwoordigt zowat % van de nieuwkomers. Is de Unie bereid om dat land te integreren, waar het gemiddelde loon maar een derde van het loon van een Belg bedraagt en waar de totale lengte van de autosnelwegen niet meer dan kilometer bedraagt? Zelfs de grootste Europafans onder de deskundigen stellen zich vragen”. Als we die specialisten mogen geloven, zal het inderdaad zeventig jaar duren
vooraleer Polen het niveau van de West-Europese landen haalt. Waarom? Omdat een Pool vandaag de dag twee keer minder rijkdom produceert dan een Portugees bij de aansluiting van zijn land in .
Wederzijdse angst Laten we ons dus geen illusies maken: die uitbreiding zal niet zonder angst aan beide zijden gebeuren. In de lidstaten van de Unie heeft de bevolking schrik voor
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:59
Page 49
Trends de mogelijke negatieve gevolgen van de uitbreiding: immigratie zonder controle, dumping, criminaliteit, oneerlijke concurrentie, … In de kandidaat-lidstaten maakt men zich daarentegen eerder ongerust over de sociale en economische veranderingen die het lidmaatschap met zich meebrengt en die op korte termijn zouden kunnen leiden tot een daling van de levenskwaliteit van de inwoners. Als we sommige studies mogen geloven, is een van de moeilijkheden van de uitbreiding, de volgende: “De Europese Unie heeft te maken met landen die meestal geen democratieën waren vóór en jaar communistisch totalitarisme achter de rug hebben. De erfenis van het communistische tijdperk is dubbel. Die antidemocratische, autoritaire of totalitaire regimes – volgens de categorieën die je op hen wil toepassen – hadden geweld ingevoerd als bevoorrecht middel om politieke en sociale conflicten op te lossen. De permanente bewaking van het sociale corpus plaatste de militaire
en politieorganen in het hart van een politiek systeem waar repressie een fundamentele rol speelde in de machtsverwerving of -handhaving van leiders”. Bovendien weegt die erfenis tegenwoordig nog door in Midden- en Oost-Europa, meer bepaald omdat de rekeningen van het verleden niet overal en volledig zijn vereffend. Een aantal communistische politieke leiders heeft zich tot de democratische waarden bekeerd, maar hun geloof in de democratische waarden is niet altijd even groot. Het spreekt voor zich dat het aanleren van de democratische mechanismen zich niet beperkt tot het houden van verkiezingen: “het houdt eveneens in dat haar waarden worden begrepen”.
Zwijgende media Maar het grote drama van de uitbreiding van de EU is de weinige ruimte die er in de media aan dit fenomeen wordt toegekend. Het onderwerp is natuurlijk niet eenvoudig en het onderhandelingsproces kan ingewikkeld voorkomen. Maar is dat een reden om het probleem niet aan te kaarten? Volgens de Franse analist Laurent Rucker, die in de materie gespecialiseerd is, “doen de regeringen zo goed als geen inspanningen om de publieke opinie te informeren. Misschien omdat er in verschillende (Europese) landen verkiezingen in het vooruitzicht zijn. Maar de uitbreiding zorgt voor problemen die vaak gevoelig liggen, zodat bij verkiezingen een prijs kan worden betaald. De politieke leiders informeren hun publieke opinie niet altijd graag, wat de
weg vrijmaakt voor manipulaties en demagogie”. Resultaat: de publieke opinie weet zo goed als niets over de uitbreiding van de Europese Unie naar de landen van Centraal- en Oost-Europa. Weinig mensen weten wat de uitbreiding inhoudt. Over welke landen gaat het? Wanneer en hoe is het proces begonnen? Wanneer kan het eindigen? Wat er echt op het spel staat, blijft onbekend, net zoals de mogelijke gevolgen. Vaak wordt naar voren geschoven dat de uitbreiding bijvoorbeeld veel angst opwekt voor wat de landbouw betreft. Meer bepaald zou de Poolse landbouw een dreiging voor de landbouw van Frankrijk vormen, een land waar die sector zeer belangrijk is. Maar ook in dat verband zegt Laurent Rucker “wanneer je kijkt naar de geschiedenis van de opeenvolgende uitbreidingen van de Europese Unie, stel je nochtans vast dat het niet de grootste producenten van Europa zijn die geleden hebben onder de concurrentie van de nieuwe leden – zoals Spanje of Griekenland – maar dat het veel meer ging om nieuwe markten voor hun producties. In zijn geheel heeft het de Franse landbouw niet getroffen. Bovendien weet iedereen dat de Franse landbouwers veel voordeel halen uit de gemeenschappelijke landbouwmarkt. Zonder het gemeenschappelijke landbouwbeleid waren hun moeilijkheden nog veel groter. Om duidelijk te maken wat er in de landbouw op het spel staat, volstaat het te luisteren naar de woorden van Henryka Bochniarz, leider van de Poolse werkgeversconfederatie of naar de gespierde taal van de bazin van het cosmeticabedrijf Nicom. “De grootste schrik die Europa me inboezemt, is niet de verhoogde concurrentie. Wel dat we ons gaan moeten onderwerpen aan jullie sociale beleid van rijke landen met à werkuren per week, terwijl we ons land moeten opbouwen”.
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:59
Page 50
Trends Poolse boeren woedend In het kader van een diepgaand onderzoek over de problemen die het EU-lidmaatschap voor Polen oplevert, stelt Guillaume Grallet vragen bij de landbouwhulp waarvan men de bedragen maar niet kan vastleggen: “hoe kan dit land, waarvan een op de vijf inwoners van de landbouw leeft terwijl de landbouw slechts voor een tiende bijdraagt in de nationale productie - op kleinschalige boerderijen, overleven in de Europese landbouwmarkt? Wie een eeuw in de tijd wil terugkeren, hoeft maar eens halt te houden aan de grens met Litouwen. Voor Georg, jaar waarvan jaar achter paard en kar, betekent de komst van Europa vooral meer concurrentie. En dus, om een rendement te halen dat vergelijkbaar is met de Belgische, Franse of Duitse boeren, de noodzaak kunstmatige meststoffen te gebruiken op zijn graanveld van hectare, waarvoor totnogtoe de mesthoop van zijn buur volstond. Maar hoe gaat hij dat doen, als hij nog geen nieuwe kar kan kopen?” De Polen hopen subsidies te krijgen. Maar hoeveel? De Unie stelt voor om vanaf volgend jaar een progressieve hulp van % toe te kennen van wat een landbouwer van een lidstaat ontvangt, en dat tijdens een overgangsperiode van tien jaar. Maar een dergelijke termijn is voor de Poolse boeren te lang, die dezelfde hulp eisen als die voor de West-Europese landbouwers! Voor het ogenblik botsen die eisen evenwel op een categorieke njet van de Europese onderhandelaars. Waarom? Omdat Polen in dat geval vijf keer meer zou kosten dan wat de Unie voor Spanje en Portugal samen heeft uitgegeven! In afwachting van een hypothetische deblokkering van de situatie, heeft de Europese Unie toch een geste gedaan naar Polen: tot in zal geen enkele West-Europese inwoner Poolse grond kunnen kopen. Kortom, onmogelijk dat de welgestelde en nostalgische Duitsers, tegen enkele duizenden Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
euro (!), de vruchtbare landbouwgrond van Silezië kopen die hun grootouders bezaten, zoals de Polen uit het zuidelijke gedeelte van dat land vrezen. De provincie, verworven door Frederik II, is nog maar vijftig jaar geleden aan Polen teruggegeven, merkt Guillaume Grallet op.
Beheersing van de immigratie Immigratie is de andere grote zorg met betrekking tot de uitbreiding van Europese Unie naar de OostEuropese landen: gaan de onderdanen van Midden- en Oost-Europa niet binnenstromen in WestEuropa? Dit spookbeeld blijkt vooral in Duitsland en Oostenrijk goed verspreid. Maar als we bepaalde deskundigen mogen geloven, is dit spookbeeld overdreven. De vorige uitbreidingen bewijzen immers dat er geen emigratiegolf vanuit de nieuwe leden heeft plaatsgevonden. “Globaal genomen blijft de bevolking in haar land van herkomst en we zien niet in waarom dit anders zou zijn voor de nieuwe kandidaat-landen”, merkt Laurent Rucker op. Misschien. Maar met de uitbreiding verplaatsen de Europese grenzen zich kilometer naar het Oosten. Vandaar de belangrijke vraag: hoe zal men de overeenkomsten van Schengen toepassen in de nieuwe ruimte? De vraag is verre van eenvoudig en is nog lang niet opgelost. De Unie zou bijvoorbeeld willen dat Polen politieagent speelt en een visum verplicht maakt voor de Wit-Russen, Russen en Oekraïners. Maar voor de Polen is dat een moeilijke pil om te slikken: ten eerste omdat het zou betekenen dat er bijkomende ambtenaren worden aangeworven, maar vooral betekent dit het einde of het verval van elke parallelle economie die nodig is voor de Poolse burgers. De Roemeense overheid heeft van haar kant snel ingezien dat de aansluiting van hun land bij de Europese Unie in grote mate zal afhangen van de vooruitgang die op dit vlak
geboekt wordt: “Roemenië is zo geobsedeerd door zijn toetreding tot de Unie dat de migratiekwestie prioritair behandeld wordt”, bevestigt een westers diplomaat aan de krant Le Monde. Sinds enige tijd heeft Roemenië de toekenningsvoorwaarden voor een visum voor de onderdanen van landen met een sterk migratiepotentieel strenger gemaakt “om het aantal zogezegde zakenlui of studenten te beperken die van de tekortkomingen in de Roemeense administratie zouden profiteren om via Roemenië hun weg naar de Europese Unie te vinden” aldus Violeta Bau van het instituut van openbare politiek in Boekarest.
Belachelijk lage financiering We hebben het begrepen: de uitbreiding van de Europese Unie is een immens bouwterrein. Maar helaas blijkt de Commissie niet de middelen te hebben voor haar ambities. Het bewijs? Volgens de schattingen van de Commissie zou de Unie jaarlijks hoogstens ,% van het totale BBP van de EU uitgeven in de drie jaar na de uitbreiding. Een belachelijk cijfer vergeleken met gelijksoortige projecten in het verleden. De Verenigde Staten hebben keer meer uitgegeven voor het Marshallplan. En, last but not least, het budget van de EU voor de uitbreiding vertegenwoordigt maar een tiende van de kredieten die Duitsland aan zijn hereniging heeft gespendeerd sinds . Door de financiële last die op WestEuropa weegt zo te willen verzachten, heeft Brussel het risico genomen een Europa met twee snelheden te creëren na de uitbreiding. Maar aangezien de economische groei ontbreekt, zien we niet in met welk budget men die overgang had kunnen financieren. Jammer dat de Europese burgers zo weinig op de hoogte worden gehouden van een gebeurtenis waarbij zoveel op het spel staat. Maar dat is wellicht opzettelijk?
¶
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:59
Page 51
Samengevat
ROGER LASSAUX Belastingconsulent, Adviseur Studiedienst IAB
Bedrijfsvoorheffing : correcter Deze rubriek brengt naar goede gewoonte in elk nummer een overzicht van informatie die nuttig is bij de uitoefening van ons beroep. Zonder enige aanspraak op volledigheid, vindt u hier niet alleen de voornaamste wijzigingen die van belang zijn op het gebied van het boekhoudkundig en fiscaal recht, het socialezekerheids- of vennootschapsrecht, maar ook een overzicht van bepaalde wetsontwerpen in voorbereiding, voornamelijk in de mate waarin deze wijzigingen en nieuwigheden zich hebben voorgedaan in de drie maanden vóór de publicatie van het betreffende nummer. Vermits onderstaande regels niet de ambitie hebben de onderwerpen vanuit álle invalshoeken te belichten, vermelden wij systematisch de (elektronische) referentie van de documenten, waar de geïnteresseerde lezer terecht kan voor verdere informatie.
• Sleutelformule. Op de website van de fiscale administraties kan een sleutelformule in pdf-formaat worden gedownload, voor de berekening van de bedrijfsvoorheffing (BV) op bezoldigingen, pensioenen of brugpensioenen (nieuw stelsel) die worden betaald vanaf oktober . De formule bestaat uit drie delen: bezoldigingen, pensioenen en brugpensioenen (nieuw stelsel) betaald aan Rijksinwoners en niet-inwoners die gedurende het volledige belastbaar tijdperk in België een tehuis hebben behouden en brugpensioenen (nieuw stelsel) betaald aan niet-inwoners die niet gedurende het volledige belastbare tijdperk in België een tehuis hebben behouden. Meer info : http://fiscus.fgov.be/interfaoifnl/
Bewaring van belastingdossiers : 5 of 10 jaar De termijn tijdens dewelke de Administratie een belastingdossier bewaart, varieert naargelang de toepasselijke regelgeving. De stukken van het permanent dossier (statuten, stukken van het handelsregister, enz.) worden constant bewaard. De aangiften, bijlagen en de ermee verbandhoudende stukken worden jaar bewaard en alle andere stukken jaar. Wanneer een belastingplichtige sinds meer dan jaar overleden of definitief naar het buitenland vertrokken is, of wanneer vennootschappen sinds ten minste jaar ontbonden of vereffend zijn, is het mogelijk dat de dossiers vernietigd worden. Meer info : V&A, Kamer, , nr. juni .
Sleutelformule/inleiding.htm
• Voortzetting van de vermindering Zoals voorzien zal de herindexering van de belastingschalen vanaf oktober volledig in de bedrijfsvoorheffing worden doorgerekend. Het eerste gedeelte werd reeds doorgerekend op april . Meer info : Koninklijk besluit van juni tot wijziging, op het stuk van de bedrijfsvoorheffing, van het KB/WIB , BS van juli . Ministerie van Financiën : Persbericht van juli .
Belastingverhogingen en onjuiste aangifte Bij niet-aangifte of bij onvolledige of onjuiste aangifte kan de fiscus de belastingplichtige een belastingverhoging opleggen op het gedeelte van de niet-aangegeven inkomsten. Zulks is ook het geval wanneer de Administratie het beroepsmatig karakter van bepaalde kosten verwerpt, zodat de aangifte onjuist blijkt. Meer info : Cassatie, mei .
Buitenlandse sportbeoefenaars : mogelijke erkenning als nietinwoners In een recente circulaire van de AOIF wordt een nieuwe erkenningsprocedure ingesteld die ertoe strekt om, vanaf de aanwerving van een buitenlandse sportbeoefenaar, zijn hoedanigheid van inwoner of niet-inwoner van België vast te stellen. De erkenning wordt voor maximum opeenvolgende kalenderjaren verleend. Een dergelijke erkenning, die moet gezien worden in het kader van de voetbal- en basketballicenties, moet de club, als schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing in staat stellen bij voorbaat en met zekerheid de terzake geldende regels te kennen. En het geval waarin vrijstelling van de bedrijfsvoorheffing kan verleend worden, vrijstelling die België moet verlenen op grond van de overeenkomsten tot vermijding van dubbele belasting van de inkomsten uit
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:59
Page 52
Samengevat de door sommige artiesten of sportbeoefenaars in België uitgeoefende activiteit. Meer info : Circulaire nr. Ci.RH./., AOIF nr. / van mei .
Coperfin : de conclusies zijn getrokken… Zowat een jaar geleden lanceerde de Minister van Financiën “Coperfin”, een ambitieus en grondig plan tot hervorming van de structuren van de Belastingadministratie, gebouwd rond drie pijlers : een betere inning van de belasting, betere arbeidsvoorwaarden voor de ambtenaren op het gebied van uitrusting, gebouwen en bezoldiging, een betere werking van de Administratie en een duidelijke verbetering van de relaties tussen de belastingplichtigen en de Administratie die zich meer zal richten op de noden van de burger. Deze verbetering is met name gebaseerd op de responsabilisering van de belastingambtenaren die voortaan zelf hun geschillendossiers moeten verdedigen. Tien maanden lang hebben bijna ambtenaren, bijgestaan door externe consulenten, in het kader van een business process re-engineering, een nooit geziene analyse doorgevoerd. De verschillende werkgroepen hebben thans hun conclusies opgesteld. De resultaten werden begin juli door het pilootcomité, voorgezeten door de voormalige secretaris-generaal, Grégoire BROUHNS (momenteel aangesteld als Hoge Vertegenwoordiger van de Minister van Financiën inzake aangelegenheden van macro-economische en financiële stabiliteit) en Jean-Claude LAES, de nieuwe voorzitter van de FOD Financiën, goedgekeurd en op juli aan de Minister van Financiën voorgesteld. Rest nog enkel de concrete uitwerking van de wijzigingsvoorstellen te vertalen in een meerjareninvesteringsplan. Als alles goed gaat, zou dat plan opgenomen worden bij de opstelling van de begroting en voorziet het in prioritaire posten : beheer van de human ressources, informatica en telecommunicatie en gebouwen. Meer info :Website Coperfin :
augustus , het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van vennootschappen, verschenen in het Staatsblad van september , voorziet in een nieuwe opdracht voor de accountant. Krachtens het artikel van de Faillissementswet van augustus (BS, oktober ) zijn de curatoren ertoe gehouden om in aanwezigheid van de gefailleerde de boeken en bescheiden vast te stellen en af te sluiten. Deze bepaling wordt thans aangevuld met de verplichting voor de curator om de (eventueel) voorliggende balans te verifiëren en (waar nodig) te verbeteren. Dit zowel indien de gefailleerde een natuurlijke persoon, als een een rechtspersoon is. Bovendien is de curator ertoe gehouden zelf een balans op te maken wanneer deze niet is neergelegd. Hiermee doelt men op de balans die moet worden neergelegd op het ogenblik van de aangifte van het faillissement. Indien de activa toereikend zijn om de kosten ervan te dekken, kunnen de curatoren daartoe de hulp inroepen van een accountant. Wanneer de balans niet is neergelegd bij de aangifte van de staking van betaling of wanneer uit de verificatie blijkt dat aanzienlijke correcties noodzakelijk zijn, kan de rechtbank - hiertoe aangezocht door de curator – de bestuurders en de zaakvoerders van de failliete rechtspersoon hoofdelijk veroordelen tot betaling van de kosten voor de opmaak van de balans. Het spreekt voor zich dat deze mogelijkheid zich niet stelt ten aanzien van natuurlijke personen die handelaars zijn. De nieuwe regeling treedt in werking op de tiende dag na de publicatie van de wet in het Belgisch Staatsblad.
De wet van september tot wijziging van de Faillissementswet van
• Naar meer humane gevolgen De wet van september tot wijziging van de Faillissementswet van augustus , het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van vennootschappen voert wezenlijke hervormingen door op het gebied van de procedures die van toepassing zijn op de insolvabiliteit van de handelaars, geregeld bij de wet van juli op het gerechtelijk akkoord en de faillissementswet van augustus . Deze nieuwe wetgeving komt duidelijk tegemoet aan de volgende oogmerken: de redding van levensvatbare handelsondernemingen die in moeilijkheden
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
http://www.copernicus.be/coperfin/ index__.html.
Faillissementen • Nieuwe opdracht voor de accountants
verkeren, de snelle en efficiënte vereffening van ondernemingen zonder hoop op herstel, evenwicht tussen de belangen van eenieder die bij de procedure betrokken is en humanisering van de persoonlijke gevolgen van het faillissement. Ten gevolge van de door de Senaat ingediende amendementen werd bepaald dat in geval van faillissement op bekentenis, de handelaar bij zijn bekentenis ook de lijst met vermelding van de naam en adres van zijn klanten en leveranciers moet indienen. Daarnaast stelt de belangrijke afdeling die de wet aan de verschoonbaarheid wijdt (als de gefailleerde verschoonbaar verklaard wordt, kan hij door zijn schuldeisers niet meer worden vervolgd, zodat hij, aangezien hij van zijn schulden bevrijd is, opnieuw een handelsactiviteit kan beginnen), meer bepaald via het artikel , het beginsel in dat alle handelaars – natuurlijke personen door de rechtbank verschoonbaar kunnen worden verklaard, mits ze ongelukkig en te goeder trouw zijn en niet veroordeeld werden voor diefstal, oplichting of andere ernstige omstandigheden. De verschoonbaarverklaring van de schuldenaar mag nochtans geen gevolgen hebben voor de onderhoudsschulden van de gefailleerde noch voor de schulden voortvloeiend uit de verplichting tot herstel van de schade verbonden aan het overlijden of aan de aantasting van de lichamelijke integriteit van een persoon waaraan de gefailleerde schuld heeft. Om tegemoet te komen aan de kritiek van het Arbitragehof (arrest van maart ), zal de echtgenoot van de gefailleerde die zich persoonlijk aansprakelijk heeft gesteld voor de schuld (medeschuldenaar of borg) van deze laatste, bij de inwerkingtreding van de wet, ingevolge de verschoonbaarheid bevrijd worden van die verplichting. Deze regeling zal eveneens gelden voor iedere borg – natuurlijke persoon (rechtspersonen zijn tot dusver uitgesloten), als de gefailleerde verschoonbaar is en als de zekerheid kosteloos werd gesteld. Net zoals voorheen evenwel, zal geen enkele natuurlijke persoon die zich tegen vergoeding (banken, enz.) borg heeft gesteld voor de verbintenissen van de gefailleerde, zich op de verschoonbaarheid van de gefailleerde kunnen beroepen. Meer info : Wet van september tot wijziging van de Faillissementswet van augustus , het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:59
Page 53
Samengevat van vennootschappen, BS, september (e ed.), -, http://www.just.fgov.be. Wetsontwerp tot wijziging van de faillissementswet van augustus , het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van vennootschappen (http://www.dekamer.be/documents//.pdf). Neem ook kennis van het Verslag uitgebracht namens de Commissie belast met de problemen inzake handels- en economisch recht (http://www.dekamer.be/ documents//.pdf), de amendementen
voorbeeld het geval wanneer beslist werd onredelijkerwijze de activiteit verder te zetten, hoewel iedere hoop op herstel vervlogen is en de boeken hadden moeten neergelegd worden. Dergelijke persoonlijke ingebrekestelling van de bedrijfsleider zal mogelijk gemaakt worden door de systematische opstelling van een balans door een accountant na iedere aangifte van faillissement. Meer info : Artikel van de faillissementswet en
door de Senaat aangebracht (http://
artikelen , en van het Wetboek van
www.dekamer.be/documents//.pdf) en
vennootschappen, zoals gewijzigd door de wet
het arrest van het Arbitragehof van maart
van september tot wijziging van de
, nr. /, JLMB, , p. .
Faillissementswet van augustus , het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van ven-
Grote fiscale fraude : balans en projecten • Balans Alain Zenner, die terecht veel aandacht besteedt aan transparantie en communicatie, brengt geregeld verslag uit over de activiteiten en initiatieven die werden gerealiseerd in het kader van de strijd tegen de grote fiscale fraude, die zoals geweten op vier pijlers berust : maatregelen van algemene aard gericht tegen alle soorten fraude; vervolgens maatregelen die speciaal de aardoliesector betreffen; maatregelen die bijzonder gericht zijn tegen BTW-carrousels en tenslotte maatregelen tegen andere vormen van fraude op het stuk van douane en accijnzen. Resultaat : er werden belangrijke herzieningen doorgevoerd voor meer dan miljoen euro. dossiers inzake het oprollen van BTW-carrousels werden aan de BBI overgemaakt. De laatste opvolgingsnota, die u kunt downloaden op de website van het Regeringscommissariaat, brengt kort maar krachtig verslag uit van de vorderingen en de lopende projecten in deze moeilijke materie. Aanbevolen lectuur. Meer info : http://zenner.fgov.be/pdf/_ opvolgingsnota_grote_fiscale_fraude.pdf
• Faillissementen De parlementaire debatten over de nieuwe wetgeving op de faillissementen (zie hiervoor) werden te baat genomen om in extremis nog verschillende maatregelen bestemd voor de verbetering van de strijd tegen de fiscale fraude in te lassen. We vermelden onder meer de mogelijkheid waarover iedere benadeelde schuldeiser (en niet meer enkel de curator) beschikt om tegen de bedrijfsleiders een rechtsvordering in te stellen, bij ernstige en georganiseerde fraude die tot het faillissement heeft bijgedragen. Zulks is bij-
nootschappen, BS, september (e ed.), -, http://www.just.fgov.be.
• Bijzondere sancties tegen personen die financiële fraude ten nadele van de Staat hebben gepleegd Fraudeleuze verrichtingen en fiscale en financiële oplichting ten nadele van de Staat en haar organen, zouden zwaardere financiële sancties en zelfs gevangenisstraf kunnen opleveren. Dat blijkt uit een wetsvoorstel dat op juli bij de Senaat werd ingediend. Beoogd worden georganiseerde belastingontwijking in de vennootschapsbelasting, accijnsfraude, constructies zoals BTW-carrousels en kasgeldvennootschappen, enz. Het voorstel een artikel bis in het Strafwetboek in te lassen, beoogt voornamelijk de verzwaring van de boetetarieven en de afschrikking van oplichters die actief zijn in dit soort fraude waarvan de Schatkist het slachtoffer is. Meer info : Wetsvoorstel tot inlassing in het Strafwetboek van een artikel bis, met het oog op het zwaarder bestraffen van financiële en fiscale fraudemechanismen, juli , Senaat, DOC -/.
Stopzettingsmeerwaarden : referteperiode en –inkomen Wanneer dergelijke meerwaarden zijn verkregen door een belastingplichtige die de onderneming tijdens de referteperiode (voortzettingsstelsel) heeft overgenomen, moeten het referte-inkomen en de referteperiode worden bepaald alsof die verrichting niet had plaatsgehad. In dergelijk geval moet het referte-inkomen eveneens de nettowinst of -baten (of verliezen) met betrekking tot de stopgezette of verminderde werkzaamheid omvatten die tijdens de referteperiode werden verwezenlijkt door de belastingplichtige die de onderneming, enz., in het kader van het
voortzettingsstelsel heeft overgelaten. Meer info : Circulaire AOIF nr. Ci.RH./., nr. / van mei
Terugwerkende kracht : liquidatiebonussen en herstructurering • Liquidatiebonussen Ondanks de beloften gedaan in de Commissie voor de Financiën en de Begroting van de Kamer, dat de toekomstige wet betreffende de hervorming van de vennootschapsbelasting geen terugwerkende kracht zou hebben, weten we inmiddels dat er % voorheffing verschuldigd is op de inkomsten die vanaf januari betaald of betaalbaar gesteld (of aldus zijn aan te merken) worden. En wanneer het een volledige verdeling van het maatschappelijk vermogen, ten gevolge van ontbinding of enige andere reden, betreft, voor zover de vereffening niet is afgesloten vóór maart . Om de belastingplichtige niets te onthouden, is deze roerende voorheffing ten laatste betaalbaar binnen de vijftien dagen na de bekendmaking van de wet in het Belgisch Staatsblad en de aangifte van de inkomsten die erop betrekking hebben, moet ten laatste op het einde van deze termijn van vijftien dagen worden overgelegd in de vorm als bepaald voor de roerende voorheffing. Deze voorheffing is bevrijdend voor natuurlijke personen die aandelen als privé-belegging aanhouden en voor aan de rechtspersonenbelasting onderworpen belastingplichtigen. Bij lezing van het in het Parlement neergelegd wetsontwerp, wordt de reikwijdte van de maatregel wel enigszins getemperd, aangezien het verschillende uitzonderingen op de inhouding van de roerende voorheffing vermeldt : ) beleggingsvennootschappen; ) vennootschappen die onder de belastingvrijstellingsregeling een andere vennootschap door fusie of splitsing overnemen, terwijl de laatste een deelneming in de eerste bezat (bv., verdwijning van de reserves bij de overneming van een moedervennootschap door de dochteronderneming); ) de inkoop van eigen aandelen door een vennootschap op de Beurs; ) coöperatieve vennootschappen als ze erkend zijn door de Nationale Raad voor de Coöperatie. Meer info : Beknopt Verslag, Commissie voor de Financiën en de Begroting, Kamer, november , Bericht aan de schuldenaars van dividen-
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:59
Page 54
Samengevat den betaald of toegekend bij gehele of gedeeltelijke verdeling van het maatschappelijk vermogen of bij verkrijging van eigen aandelen door vennootschappen, BS van april , de editie, p. .
• Herstructureringen Bij de omvorming van een persoonlijke onderneming in een vennootschap had de Administratie vastgesteld dat het retroactiviteitsbeding van de akte haar niet kon worden tegengeworpen, omdat het langer was dan de administratieve toegeeflijkheid van maanden zoals voorzien in de administratieve commentaar (Com.IB, nr. /), waarna ze de inkomsten in de personenbelasting belastte. De rechtbank stelt vast dat de in de akte opgenomen retroactiviteit met de werkelijkheid overeenstemt, op een korte periode betrekking heeft en de juiste toepassing van de belastingwet geenszins in de weg staat omdat ze tot één aanslagjaar beperkt blijft. Uit de gegevens van het dossier blijkt immers dat alle facturen door de leveranciers aan de “vennootschap in oprichting” werden gezonden en er bezoldigingen werden betaald aan de bestuurder die door laatstgenoemde in de personenbelasting werden aangegeven. De rechtbank vindt het arbitrair, want onvoldoende gerechtvaardigd, de retroactiviteitsperiode op maanden vast te stellen. Bij de overdracht van een persoonlijke onderneming aan een vennootschap dient nagegaan te worden of de vertraging die zich heeft voorgedaan als normaal kan worden beschouwd (waardering, tussenkomst van een notaris en van een revisor, opstellen van statuten, enz.) en of de belastingplichtigen alle rechtsgevolgen van de akten hebben geëerbiedigd. Een retroactiviteitsperiode beperkt tot één aanslagjaar, zoals in casu, moet worden aanvaard. Meer info : Rechtbank van eerste aanleg te Hasselt, februari .
We herinneren er in het kort aan dat de hervorming van de vennootschapsbelasting gekenmerkt wordt door drie belastingverlagingsmaatregelen, waarvan de belangrijkste de nominale verlaging van de aanslagvoeten is, en door tien economische compensatiemaatregelen, aan de meeste waarvan de kmo’s grotendeels ontsnappen : DBI’s, afschrijvingen, liquidatiebonussen, gewestbelastingen, winst van buitenlandse oorsprong, strijd tegen de valse vzw’s en de betwistbare praktijken van kasgeldvennootschappen, betere inning van de BTW-ontvangsten, afschaffing van tijdelijke stimulerende maatregelen, enz. Om de rechtszekerheid van de belastingplichtigen en de kandidaat-investeerders te verbeteren, zal parallel daaraan een algemeen systeem van voorafgaande beslissingen worden ingevoerd. De idee is iedere belastingplichtige die dat wenst (natuurlijke of rechtspersoon, particulier of beroepsmatig kader, inwoner of niet) drie jaar de waarborg te bieden dat een geplande verrichting (investering, overeenkomst, vestiging in België, enz.) de bij de ruling vastgestelde fiscale behandeling zal krijgen… En last but not least zal ook de idee van een fiscale consolidatie in het parlement ter tafel liggen, evenals de hachelijke aanpassing (afschaffing ?) van het stelsel van de coördinatiecentra aan de voorstellen van de Europese Commissie ter zake (handhaving van de financiële en personeelskosten in de belastbare grondslag, beperkingen op de vrijstelling van roerende voorheffing, afschaffing van de vrijstelling van de onroerende voorheffing, enz.). Meer info : Wetsontwerp tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken + bijlage (http://www.dekamer.be/documents//.pdf en http://www.dekamer.be/documents//.pd
Vennootschapsbelasting : on the road…
f - zie ook hierna de rubriek “terugwerkende kracht” met betrekking tot de roerende voorhef-
gerlijke aansprakelijkheid van haar bedrijfsleiders, zowel te haren aanzien (dekking tegen beheersfouten of insolvabiliteit) als ten aanzien van derden te dekken. De door de vennootschap ten laste genomen premie is ten name van de bedrijfsleider geen voordeel van alle aard. Meer info : Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, februari .ascendants, , juin .
• Aandelen Voor de naleving van het voorschrift van artikel , lid , °, WIB , mag de Administratie zich niet beperken tot de bewering dat de verkoopprijs van de door een vennootschap aan een bestuurder toegekende aandelen meer bedraagt dan de intrinsieke waarde ervan. Ze moet in haar waardering de latente meer- of minderwaarden op de bestanddelen die het vermogen uitmaken alsook het rendement van de vennootschap opnemen. Meer info : Rechtbank van eerste aanleg te Brussel, februari (zie in dezelfde zin betreffende de waardering van niet-genoteerde aandelen, (Hof van beroep te) Brussel, november ).
Werkgever : nieuwe “verplichtingen”… • Geweld en pesterijen op het werk De wet betreffende de bescherming tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag, gepubliceerd in het BS van juni , is op juli in werking getreden. • Cyberbewaking Volledig in de lijn van actualiteit wordt door de ondertekening van CAO de kiese arbitrage geregeld tussen het privéleven van de werknemers en de gewettigde controle van de werkgever op het uitgevoerde werk. Een compromistekst, die in het nummer van IAB-Info uitvoerig werd besproken. Meer info : http://cnt-nar.be, CAO
fing van % op de verdeling van het maat-
• Indiening Het wetsontwerp tot hervorming van de vennootschapsbelasting werd door de Ministerraad van vrijdag juni in tweede lezing goedgekeurd en op juli daaropvolgend bij de Kamer ingediend, een paar dagen later gevolgd door een bijlage waarin zeer duidelijk, per beoogd artikel, de huidige tekst naast de gewijzigde versie is geplaatst.
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
schappelijk vermogen of de inkoop van eigen aandelen.
Voordelen van alle aard : verzekeringspremies en verkopen van aandelen • Verzekeringspremies Het komt geregeld voor dat een vennootschap een verzekering afsluit om de bur-
• Oudere werknemers Om tegemoet te komen aan de heikele kwestie van de verbetering van hun werkgelegenheidsgraad, formaliseert CAO nr. , die op september in werking zal treden, de bepalingen van de wet van september . Deze wet roept een recht op outplacementbegeleiding in het leven. Meer info : http://cnt-nar.be, CAO
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:59
Page 55
e-News Enkele vragen en antwoorden met betrekking tot
het Accountancy – Extranet van IAB en IBR Ter gelegenheid van onze respectieve algemene vergaderingen, presenteerden wij, in primeur, de compleet vernieuwde gemeenschappelijke website van het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten en het Instituut der Bedrijfsrevisoren. De informatie op deze website werd volledig geactualiseerd en grondig geherstructureerd. De leden die op de algemene vergaderingen aanwezig waren, vernamen toen ook dat beide Instituten constructieve gesprekken voerden over het implementeren van een beveiligd Extranet.
Zoals u het zelf inmiddels hebt kunnen vaststellen, is dat Extranet sinds eind juni 2002 operationeel. Het spreekt evenwel voor zich dat de
ontwikkeling ervan zo doordacht mogelijk moet gebeuren. U zal het Extranet in de nabije toekomst dus nog stelselmatig zien evolueren! Om u alvast een beetje vertrouwd te maken met het fenomeen, vindt u in de navolgende tekst een antwoord op een aantal courante vragen.
Wat is het Extranet ? Een ‘extranet’ is het beveiligde onderdeel van een website. Het is enkel toegankelijk voor bepaalde personen die moeten inloggen om zich toegang te verschaffen. Het Accountancy Extranet heeft tot doel een beveiligd platform te creëren voor leden en stagiairs van het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten en het Instituut der Bedrijfsrevisoren. Na het invoeren van een correcte gebruikersnaam en dito paswoord op de publieke website (www.accountancy.be) wordt het beveiligde deel ervan, het Extranet, automatisch geactiveerd.
Wat kan ik vinden op het Extranet ? De Instituten zullen op permanente basis relevante documenten, kalenderitems, publicaties, ... beschikbaar stellen van de leden en stagiairs. Zo zal u er onder meer de nieuwsbrief ‘IAB-info’ op terugvinden, desgewenst te consulteren per rubriek,
en dit nog vooraleer de papieren versie op de post gaat. Hetzelfde geldt voor het driemaandelijks tijdschrift ‘Accountancy & Tax’ en voor de resultaten van de trimestriële Trends-IAB-Poll. Bovendien zal u er diverse andere professionele informatiebronnen op aantreffen, zoals onder meer de Normen, Aanbevelingen en Technische nota’s, het Vade-Mecum, fiscale, boekhoud- en vennootschapswetgeving, ... U vindt er tevens modeldocumenten zoals het aanvraagdossier tot erkenning van een vennootschap als lid van het IAB, modelstatuten, aanvraag tot inschrijving op de deellijst van externe leden, het modelformulier van melding omtrent een versterkt vermoeden aan de CFI in het kader van de anti-witwaswetgeving, ... Uiteraard worden de seminaries die door de beroepsverenigingen, onderwijsinstellingen en het Instituut worden georganiseerd, erop gepubliceerd, net zoals – voor de stagiairs – de verplichte voordrachten. De stagiairs vinden er eveneens het stagedagboek, nuttige data en informatie inzake de verplichte voordrachten, tussentijdse proeven en bekwaamheidsexamens...
Hoe krijg ik toegang tot het Extranet ? Alle leden en stagiairs hebben eind juni hun gepersonaliseerde gebrui-
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:59
Page 56
e-News kersnaam en dito paswoord toegestuurd gekregen, waarmee zij de toegang tot het Extranet kunnen activeren. Om het toegangsscherm te visualiseren klikt u op de internetsite van het betrokken Instituut op het sleutelicoontje, dat zich rechts boven uw scherm bevindt. Bij uw eerste bezoek aan het Extranet dient u de gebruikersnaam en paswoord in te vullen die u van het Instituut hebt ontvangen. Daarna zal het systeem u vragen een persoonlijk paswoord te kiezen. Dit paswoord moet minstens zes karakters lang zijn. Wij raden sterk aan een niet al te evident paswoord te kiezen.
Wat als ik niet over een internetverbinding beschik ? Zowel de publieke website als het Extranet vereisen dat u toegang heeft tot het internet. Indien u wel over een computer, maar niet over een internetverbinding beschikt, kan u zich wenden tot een commerciële
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
computer op het Extranet ? U kan om het even welke internetverbinding gebruiken om het Extranet te raadplegen (ADSL, kabel, ISDN, dial-up PSTN,...). U kan ook om het even welke computer gebruiken op voorwaarde dat die is uitgerust om op het internet te surfen (modem, netwerkkaart,...). U kan het Extranet dus gebruiken vanop verschillende lokaties (thuis, kantoor, klanten, buitenland,...) Het Extranet werkt het best met een recente internetbrowser. Oudere browsers zullen wellicht niet hetzelfde kwalitatieve resultaat opleveren. internetprovider die u een aansluiting kan verschaffen. Het spreekt voor zich dat de Instituten zich niet mengen in de keuze van uw internetprovider.
Welke internetverbinding, computer en software heb ik nodig om het Extranet te gebruiken? Kan ik vanop elke
Moet ik elke keer mijn gebruikersnaam en paswoord intikken ? Vanuit de constante zorg om maximale veiligheid te garanderen, verkiezen wij de gebruiker zijn gegevens bij elk bezoek aan het Extranet te laten invullen. Hetzelfde geldt ook bij de overstap van het Extranet-
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:59
Page 57
e-News gedeelte van één Instituut naar het andere Instituut.
Wat als ik mijn paswoord of gebruikersnaam vergeten ben ? Uw gebruikersnaam bestaat uit de eerste letter van uw voornaam en de eerste zeven letters van uw familienaam (uitzonderingen zijn mogelijk). Indien u uw gebruikersnaam en/of paswoord bent vergeten, kan u deze op twee manieren opvragen via de publieke website. Ga naar het gebruikelijke Extranet login-scherm. . Indien u uw gebruikersnaam nog kent, vult u die in. In het balkje voorzien voor het paswoord , geeft u een karakter naar keuze in. Vervolgens klikt u op “Aanmelden”. Het systeem geeft een melding van ongeldig paswoord en vult automatisch uw emailadres in, waarnaar uw paswoord kan worden gestuurd. Hiervoor dient u enkel nog op “Gegevens sturen” te klikken. . U kan ook rechtstreeks “paswoord vergeten ?” aanklikken en zelf uw e-mailadres invullen. Dit adres dient het e-mailadres te zijn dat gekoppeld is aan uw gebruikersgegevens. Tenzij u dit hebt aangepast, is dit het adres uit de elektronische ledenlijst. U krijgt uw gegevens per e-mail doorgestuurd naar het geregistreerde adres. Indien u deze procedure heeft gevolgd en binnen het uur geen antwoord heeft ontvangen, kan u emailen naar
[email protected], of voor dringende gevallen Orbit One contacteren (Tel.: + () ..).
Zijn er kosten verbonden aan het gebruik van het Extranet ? Neen. Het gaat om een bijkomende kosteloze dienstverlening aan de leden en stagiairs door de Instituten. Behoudens de gewone kost van het gebruik van het internet, kost het consulteren van het Accountancy Extranet u niets.
Hoe kan ik veilig uitloggen (het Extranet na gebruik op een veilige manier verlaten) ? Wanneer u bent ingelogd op het Extranet via een computer die door meerdere personen wordt gebruikt, dient u na gebruik veilig uit te loggen. U doet dit door op het icoontje met de sleutel te klikken of door in de linkerkolom van het scherm te kiezen voor ‘Afmelden’. Hierna verschijnt het bericht dat u het Extranet veilig hebt verlaten. Om te verhinderen dat de bezochte pagina’s achteraf door een derde uit het geheugen van de door u gebruikte computer zouden worden opgeroepen, dient u uw internetbrowser volledig af te sluiten.
Moet ik een e-mailadres hebben om het Extranet te gebruiken ? Hoewel dit ten zeerste aan te raden is, kan u het Extranet gebruiken zonder over een e-mailadres te beschikken. Sommige functies van het Extranet zijn echter enkel actief indien het Extranet uw e-mailadres kent. U krijgt bij elke login de kans om een (nieuw) e-mailadres te registeren, voor de communicatie tussen uzelf en het Extranet. Let wel: uw e-mailadres dat op de elektronische ledenlijst van het Instituut wordt opgenomen, wordt hierbij niet aangepast!
Wat als iemand mijn paswoord te weten komt ? Kan ik mijn paswoord aanpassen? Hoe confidentieel is mijn paswoord ? Uw paswoord is strikt persoonlijk en mag niet worden doorgegeven. Indien iemand toch kennis zou krijgen van uw paswoord, verandert u het best meteen via "Paswoord aanpassen" in de linkerkolom op het Extranet-scherm. Wij raden sterk aan geen al te evident paswoord te kiezen.
Hoe veilig is het Extranet ? De Instituten namen alle maatregelen om het Extranet optimaal te beveiligen. Net zoals bij online betalingen wordt het Extranet beveiligd aan de hand van het SSL protocol. Spring vooral voorzichtig om met uw paswoord en hou dit strikt geheim.
Waar kan ik mijn suggesties kwijt m.b.t het Extranet ? U kan uw suggesties e-mailen naar
[email protected]. Gelieve hierbij uw Instituut, lidnummer en een duidelijke omschrijving van het betrokken deel van het Extranet en uw suggesties tot verbetering te vermelden.
Wat bepaalt de snelheid van het Extranet ? Net zoals voor de publieke site, hebben de Instituten alle technische maatregelen genomen om een optimale snelheid van het Extranet te garanderen. Uiteraard hangt dit grotendeels af van de snelheid van uw internetverbinding en de drukte op het internet. Ook technische problemen op het internet kunnen de snelheid negatief beïnvloeden. Meestal worden dergelijke problemen echter vlug opgelost.
Hoe snel wordt de informatie op het Extranet aangepast en toegevoegd ? De Instituten stellen met zorg het Extranet samen en trachten informatie tijdig en accuraat ter beschikking te stellen. Dit biedt uiteraard geen sluitende garantie. De Instituten kunnen bijgevolg niet verantwoordelijk worden gesteld voor enige schade, in welke vorm dan ook, die door fouten of weglatingen in het Extranet zou worden veroorzaakt. Indien de Instituten op de hoogte worden gebracht van fouten in het Extranet zullen zij trachten die zo snel mogelijk te verbeteren. ¶
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:59
Page 58
Voor u gelezen
50 ans d’application de la loi sur les baux commerciaux = 50 jaar toepassing van de handelshuurwet / P. JADOUL en M. VLIES (eds). (Les dossiers du Journal des juges de paix et de police, Dossiers Tijdschrift van de vrede- en politierechters ; 1) La Charte, Die Keure, . p. Cet ouvrage bilingue traite de manière approfondie toutes les facettes du bail commercial. Chaque auteur a écrit dans sa propre langue. Un résumé dans l’autre langue clôture chaque chapitre. Sont traités coup sur coup : le champs d’application de la loi - de duur en de beëindiging in onderling akkoord of door opzegging van de handelshuur – la révision du loyer et les aspects financiers du bail commercial – verbouwen, aanpassen en verbeteren in een handelshuuromgeving – la cession de bail et la sous-location – la vente du bien loué, des incertitudes légales aux hésitations jurisprudentielles – évolution de la jurisprudence dans la pratique du renouvellement du bail commercial – les indemnités d’éviction – compétence, procédure et preuve (articles 28 à 31). Pour chaque langue, un index intégré renvoie à l’endroit concerné, indépendamment de la langue, ce qui augmente encore la maniabilité pratique de l’ouvrage.
Beheerscontrole. Leidraad voor het doelgericht management van organisaties / Regine Slagmulder, Werner Bruggeman. Lannoo, . Grondig herziene editie. p. Op korte tijd is het boek “Beheerscontrole” van Werner Bruggeman en Regine Slagmulder uitgegroeid tot een onmisbaar naslagwerk voor iedereen die, direct of indirect, betrokken is bij het sturen van organisaties. De nieuwe editie van dit boek werd aangevuld met de laatste gegevens en kennis op het vlak van het managen van kosten- , winsten- , investerings- en verantwoordelijkheidscentra, de prestatiemeting, het budgetteren, de financiele rapportering, de balanced scorecard, value-based management, de beloning van managers, de rol van de controller en zovele andere aspecten van beheerscontrole. Net zoals de vorige editie is dit boek niet alleen gericht op studenten en academici, maar ook op mensen uit het bedrijfsleven die zich zullen herkennen in de vele praktijkvoorbeelden. Prijs : , EUR ISBN --- Bestellen : Uitgeverij Lannoo, tel. /.., www.lannoo.com
Beknopt, maar volledig jaarlijks overzicht van de Belgische en internationale fiscaliteit, praktijkgericht en in een heldere stijl : u kent dit handboek wellicht al. De versie op cd-rom is erg gebruiksvriendelijk en efficiënt dank zij meerdere zoekingangen, verschillende zoekcriteria die kunnen worden gecombineerd, en een vlotte navigatie. Handig is ook dat u de resultaten van uw zoektocht meteen als tekst kan verwerken in uw dossiers, of de documenten van persoonlijke commentaar kan voorzien. Er verschijnen twee cd-roms per jaar, waarbij elke nieuwe cd-rom de vorige integraal vervangt en de nieuwe wetgeving, rechtspraak en rechtsleer van het laatste semester bevat. De cd-rom kan worden geïnstalleerd in monopost of in netwerk met één of meerdere gebruikers.
Prijzen : Boek : € Met abonnement: , € Cd-rom (2 per jaar) voor 1 gebruiker: € voor de instapcd-rom + € voor elke zesmaandelijkse bijwerking Informatie en bestellingen : Larcier, Gent Tel /.. , fax /..
Prix : EUR ISBN X Commander : Die Keure, tel. /.., www.diekeure.be
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
Handboek voor fiscaal recht – Tiberghien Larcier, . Boek : blz. Cd-rom : tweemaal per jaar
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:59
Page 59
Voor u gelezen
Manuel de droit fiscal – Tiberghien Larcier, . Version livre : p. Version électronique (cd-rom) : deux fois par an
Opvolging in het familiebedrijf. Succesvolle strategieën / Jozef LIEVENS Lannoo, 2001. 192 p.
Vous le connaissez sans doute, ce manuel qui fournit un éclairage concis mais complet de la fiscalité belge et internationale, agrémenté de commentaires et d’exemples.
De opvolging blijft de grootste uitdaging voor het familiebedrijf. Minder dan twee derden van de familiale bedrijven is na de tweede generatie nog in familiale handen en slechts 13 % overleeft de derde generatie. Nochtans hoopt 2 op 3 familiale ondernemers dat het bedrijf eigendom zal blijven van hun kinderen. Opvolging is meestal een moeilijk proces, omdat het een emotioneel kruitvat is, waarbij de spanning tussen bedrijf, familie en eigendom een hoogtepunt bereikt.
La version électronique (cd-rom) est particulièrement conviviale et instinctive, grâce entre autres aux différents moyens de recherche, à la possibilité d’une recherche multicritère, et à la navigation souple. La possibilité d’exporter les documents choisis vers le traitement de texte, ou d’ajouter des notes personnelles aux documents, rend l’utilisation aussi bien pratique. Le Cd-rom est mis à jour deux fois par an. Chaque nouveau Cd-rom remplace le précédent : il reprend l’intégralité du contenu du Manuel Tiberghien, augmenté des modifications légales, doctrinales et jurisprudentielles des six derniers mois. Il peut être installé en monopost ou en réseau pour un ou plusieurs utilisateurs.
Prix : Livre : €; en cas d’abonnement : ,€ Cd-rom ( par an) Pour utilisateur : € + € par mise à jour semestrielle Commander : ACCES+, tél. /.., fax /.. www.larcier.be
Dit boek wil een complete handleiding voor de opvolging zijn. Het gaat ervan uit dat de opvolging een proces is, dat uit drie fasen bestaat: de voorbereiding, de beslissing en de uitwerking. Daarbij komen vragen aan bod zoals: is familiale opvolging de beste oplossing? Dient de leiding over het familiebedrijf toevertrouwd aan één opvolger of aan een team? Hoe kiest men de opvolger(s)? Geen boek dat doorspekt is met juridische en fiscale termen, wél een praktische leidraad voor het managen van relaties binnen familiebedrijven, dank zij een toegankelijke taal, praktijkgetuigenissen en concrete tips.
Prijs : 21,95 EUR ISBN 90-209-4051-1 Bestellen : Uitgeverij Lannoo, tel. 051/42.42.11, www.lannoo.com
Vademecum vennootschapsbelasting. Een resultaatgerichte benadering. Editie 2002 / Claude CHEVALIER Larcier, 2002. 1538 p. De auteur behandelt de materie vanuit het schema van de resultatenrekening uit het KB tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen. Deze originele aanpak zorgt voor een meer bedrijfseconomische benadering van het winstbegrip, en stelt de verwevenheid van het inkomstenbelastingenrecht en de boekhoudkundige praktijk centraal. Deze structuur leent er zich ook toe om verbanden te leggen met enerzijds andere fiscale rechtstakken (personenbelasting, BTW, ...) en anderzijds niet-fiscale rechtstakken (vennootschapsrecht, arbeidsrecht, sociaalzekerheidsrecht). Verwijzingen naar hoofdzakelijk recente rechtspraak ontbreken niet, evenmin als tal van voorbeelden en modelformulieren. Een uitgebreid register en een gedetailleerde inhoudstafel dragen bij tot vlot opzoekwerk. Dit referentiewerk is bijgewerkt tot 12 april 2002.
Prijs : 160,00 EUR ISBN 2-8044-0916-3 Bestellen : Larcier, tel. 09/269.97.96, fax 09/269.97.99
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:59
Page 60
Uw kantoor
Het ‘ideale’ cliëntengesprek Accountants en belastingconsulenten zijn niet alleen specialisten in hun respectievelijke vakgebieden. Het zijn allereerst bevoorrechte adviseurs van zelfstandigen en bedrijfsleiders. Daarom moeten ze kunnen luisteren naar de echte behoeften van de cliënt. Acht vuistregels, die eenvoudig lijken maar niet altijd worden nageleefd, zorgen ervoor dat het gesprek met een cliënt op een constructieve manier verloopt.
1. Zorg ervoor dat uw cliënt u kent Het gaat hierbij niet om reclame, maar om het opbouwen van een wederzijdse relatie van vertrouwen en respect. Als u uw cliënt toelaat u te kennen, zal hij het u uiteraard makkelijker maken ook hem te kennen. U mag er niet van uitgaan dat een ingekaderd diploma aan de muur alles over u zegt. Wanneer de cliënt zijn raadgever kent als mens,
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
kan dat hem aansporen zich openlijker op te stellen. In boekhoudkundige, financiële en fiscale zaken is dat vertrouwen broodnodig om een goede diagnose te kunnen stellen.
2. Laat uw cliënt het met zijn eigen woorden uitleggen Om uw cliënt te kennen moet u hem over zichzelf en zijn problemen laten praten met zijn eigen woorden. Sommigen vinden die aanpak tijdverlies, maar dat is fout! Ze geloven dat hun cliënten dan honderduit praten en niets nieuws vertellen (!), aldus hun tijd verspillen en informatie geven die waardeloos is om het probleem in kwestie goed op te lossen. Die gehaaste raadgevers menen dat het makkelijker is de cliënt op het goede spoor te zetten met enkele goed gerichte vragen, of beter nog, door het doel van het onderhoud duidelijk aan te geven. Het nadeel van deze methode is eenvoudig: op basis van een verkeerde uitgangshypothese kan de adviseur de cliënt in de verkeerde richting sturen. Veel raadgevers zijn nog van mening dat ze de cliënt tijdens een onderhoud moeten leiden. De beste aanpak is evenwel de zaken gewoon hun gang te laten gaan.
3. Hang aan de lippen van uw cliënt Om uw cliënt te kennen is het nodig aandachtig en met medeleven naar hem te luisteren. Met verbale en non-verbale wenken kan u hem duidelijk maken dat u luis-
tert naar wat hij komt zeggen en dat u zijn situatie goed aanvoelt. Een competent raadgever hangt aan de lippen van zijn cliënt. In de praktijk betekent dit dat de adviseur zijn cliënt moet aanmoedigen om te praten door te knikken, te knipogen of met enkele woorden. Soms, wanneer u tegenover een terughoudende cliënt zit, kan het eenvoudigweg herhalen van zijn laatste woorden het vervolg van het gesprek aanzwengelen. Aan de lippen van uw cliënt hangen betekent ook dat u zich concentreert op wat hij komt vertellen. In die context moet een raadgever vechten tegen elke vorm van onoplettendheid: lawaai buiten de vergaderzaal, in gedachten afdwalen naar de volgende afspraak of met wat ongenoegen terugdenken aan het vorige onderhoud, enz. Voor de meeste adviseurs vormen de woorden van de cliënt zelf de voornaamste bron van afleiding, in die zin dat de raadgever geneigd kan zijn vooruit te lopen op het vervolg van het gesprek. Hij kan namelijk veronderstellingen maken over de conclusies waar de cliënt met zijn uitleg naartoe wil. Een efficiënte raadgever laat de cliënt geduldig zijn zaak uiteenzetten en vermijdt het proces te versnellen.
4. Onderbreek uw cliënt nooit Een autoritaire adviseur onderbreekt soms plots zijn cliënt als die iets uitlegt. De adviseur vindt dat hij voldoende heeft gehoord om het pro-
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:59
Page 61
Uw kantoor bleem te begrijpen. Waarom zou hij dan ook nog zijn tijd verspillen met nodeloze herhalingen? Maar een cliënt onderbreken valt altijd af te keuren en dat om een goede reden: de adviseur kan veronderstellen dat hij er genoeg over weet, terwijl hij er eigenlijk veel meer over zou weten als hij zijn cliënt zou laten uitspreken. Maar er is ook nog een andere reden: een ontspannen werkrelatie tussen de cliënt en de adviseur is essentieel voor de productiviteit van het adviesproces. De cliënt voortdurend onderbreken kan leiden tot een niet-productieve relatie, omdat het bij de cliënt wrevel en frustratie kan teweegbrengen.
5. Waag u niet te snel aan een uitspraak Een ervaren adviseur, die vol ongeduld zijn cliënt wil bewijzen welke waarde hij voor hem betekent, is geneigd om snel zijn advies te geven vóór hij zijn cliënt en het probleem degelijk kent. Hij denkt namelijk dat hij het risico loopt bij zijn cliënt in achting te dalen als hij niet snel genoeg zijn kennis tentoonspreidt. Maar als u een uitspraak doet over de kern van het probleem vooraleer u de cliënt goed kent, loopt u uiteraard het risico een verkeerde aanbeveling te doen. Daarom moet u altijd vermijden de kern van het probleem aan te roeren zolang u voelt dat de cliënt nog niet alle nodige informatie heeft verstrekt.
6. Stel u in de plaats van uw cliënt Een adviseur moet naar zijn cliënt luisteren met het nodige medeleven en begrip. Met medeleven luisteren is niet een wat uitgekookte tactiek om uw cliënt ertoe aan te zetten te praten. Echt medeleven moet ervoor zorgen dat u uw cliënt en het probleem beter begrijpt: met die begripvolle aanzet, kan de creatieve fase beginnen waarin het probleem wordt opgelost. Een van de meest doeltreffende manieren om de cliënt te begrijpen is eenvoudigweg te proberen zich in zijn plaats te stellen, te
proberen het probleem vanuit zijn standpunt te zien en te voelen.
7. Let op de non-verbale communicatie De cliënt communiceert evenzoveel met gebaren als met woorden. Sommige antropologen menen dat de communicatie voor % van nonverbale aard is. In feite worden de belangrijkste emotionele boodschappen – zoals uitdrukkingen van vriendschap of woede, vertrouwen of wantrouwen – op non-verbale wijze overgebracht door gebaren, gelaatsuitdrukkingen of de toon van de stem. Hieruit volgt dat een adviseur in staat moet zijn de nonverbale communicatie van zijn cliënt tijdens het onderhoud te lezen. Zo bijvoorbeeld kan een cliënt die diep wegzakt op zijn stoel en de armen gekruist houdt, met die houding een zeker gebrek aan vertrouwen in de adviseur aangeven.
8. Vel geen oordeel Tijdens het onderhoud moet een adviseur vermijden een oordeel te
vellen over wat de cliënt vertelt. Een begripvolle aanpak zonder oordelen te vellen, zet de cliënt ertoe aan om vrijuit te praten. Een cliënt die voelt dat zijn raadgever geneigd is om te oordelen, zal proberen een uiteenzetting te houden die zijn goedkeuring kan dragen of ten minste impliciete kritiek vermijdt. In die omstandigheden zal de raadgever geen volledig relaas van de situatie krijgen en zijn cliënt dus niet goed kennen. Ook moet koste wat het kost worden vermeden een cliënt te antwoorden met een litanie van fiscale ongelukken: “ah, was u maar eerder langsgekomen!” Die uitspraak, die helemaal niet uw eigen capaciteiten bewijst, velt een negatief oordeel over de manier waarop uw cliënt zaken doet. Ze zal ervoor zorgen dat de cliënt zich terughoudender gaat opstellen. Hij zal op zijn hoede zijn in plaats van zich zelfverzekerd te voelen. Voor meer informatie: The Art of Advice, Random House, van Jeswald W. Salacuse
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
Nl 3/2002 new DEF
8/10/02
11:59
Page 62
Te g a s t
JEAN-MARIE DEFOURNY
De voorzitter van de ‘Ordre des Barreaux francophones et germanophone’ (OBFG) geeft ons zijn visie over het beroep advocaat en zijn verwachtingen.
IAB : Wat is uw standpunt over de rol van de advocaat in deze moeilijke tijden? Jean-Marie Defourny : De advocaat speelt ongetwijfeld een rol van bemiddelaar. De functie van de advocaat als schakel tussen het gerechtelijke apparaat en de burger moet voortdurend worden beklemtoond. Overal in Europa kent dit beroep een grote opleving. Ook al konden sommigen enkele jaren geleden stellen dat “België een ongelukkige uitzondering in de materie blijkt te zijn. De balie geeft er blijk van een betreurenswaardige verstarring, terwijl het juist noodzakelijk is een nieuwe dynamiek aan het beroep te geven zodat het sereen in de volgende eeuw kan stappen …”. In een parlementaire discussie, en meer bepaald bij de debatten van en over de justitiehervorming stigmatiseerde de Minister van Justitie Marc Verwilghen trouwens ook “de afwezigheid van de advocaten”. Ik wil hier evenwel niet zozeer terugblikken op het verleden maar me integendeel naar de toekomst richten. Ik zal dan ook niet alle oorzaken van die breuk die op sommige vlakken zal blijven bestaan, systematisch opsommen. Maar er hebben duidelijk een aantal elementen een rol gespeeld. Het gaat onder meer om de spanningen tussen de ambities van de opeenvolgende dekens en de balies die angstvallig hun autonomie willen behouden, en vandaar de ruzies over de respectieve bevoegdheden; de spanningen tussen de ‘kleine’ en ‘grote’ balies ; de spanningen tussen de balies van de twee taalgroepen; de spanningen in een college met veel individualistische persoonlijkheden. En tot slot de structurele moeilijkheden die te wijten zijn aan de weging van de stemmen volgens het belang van de balies en de taalgroep waartoe ze behoren.
Accountancy & Tax | Nummer 3/2002
IAB : Denkt u dat met de komst van de wet van 4 juli 2001 en het interne reglement van orde van de Ordre des barreaux francophones et germanophone, bekrachtigd bij koninklijk besluit van 17 februari 2002 en gepubliceerd in het Staatsblad van 15 maart 2002, er een stap voorwaarts is gezet om de rust in het beroep te doen terugkeren? Zijn de spanningen waarop u zinspeelt deels geluwd? Jean-Marie Defourny : Bij gebrek aan voldoende ervaring zou het nogal gewaagd zijn de resultaten te beoordelen. We bestaan amper en het idee ervaring te hebben is nog helemaal iets anders dan reëel ervaring te hebben. Zo is het veel te voorbarig om al was het maar de minste bedenking te formuleren over de werking van de federale passerellen, die de Frans- en Duitstalige advocaten zo graag willen. Het is al even voorbarig te voorzien welke moeilijkheden er zich zullen voordoen op het vlak van de vertegenwoordiging van de twee Orden in de internationale instellingen die met de balie te maken hebben. Maar het is duidelijk dat er een zekere ‘communautaire’ vrede is teruggevonden, dat er overleg start en toeneemt, en dat er contacten met de andere beroepsorden worden gelegd. Zo bijvoorbeeld is er regelmatig overleg tussen de deontologieverantwoordelijken en op dit ogenblik lopen de visies van de Orden over essentiële materies niet fundamenteel uiteen. De Ordre des Barreaux en de Orde van Vlaamse Balies hebben zopas samen hun steun betuigd aan het wetsvoorstel nr. / betreffende de plaats van het openbaar ministerie op de zitting. Dezelfde unanimiteit ontbreekt helaas op het vlak van de politieke initiatieven aangaande de rechtsbescherming en de derde-betaler. Dat is jammer, maar de Ordre des Barreaux hoopt dat de standpunten naar elkaar toe zullen groeien.
IAB : Hebt u de nodige beleidsmiddelen? Jean-Marie Defourny : De middelen die de advocaten aan de OBFG ter beschikking stellen moeten worden aangepast aan haar opdrachten en doelstellingen. Zo vragen een echt communicatie- en functioneel publiciteitsbeleid, een Belgische maar ook Europese legislatieve opvolging, de verdediging van het beroep tegen een zekere politieke wil onze bevoorrechte positie inzake de vertegenwoordiging van de justitiabelen en het monopolie van het pleiten af te doen brokkelen, de verdediging van justitiabelen en hun rechten, de problematiek van de toegang tot justitie – ons congres van maart zal trouwens aan dit onderwerp gewijd zijn, - een permanente beschikbaarheid van iedereen, maar ook een belangrijke infrastructuur, qua mensen en materiaal. IAB : U hebt onlangs het meerjarenplan van de OBFG gepubliceerd: waarom? Jean-Marie Defourny : We hebben u in alle transparantie onze doelstellingen op middellange termijn en de realisatieplanning willen laten zien. Onze leden zullen zo kunnen bepalen wat goed, onvolledig of slecht gedaan is, en lacunes en initiatieven beoordelen. Het is een noodzakelijke democratische stap. IAB : Het beroep advocaat is volgens sommigen bedreigd. Deelt u dat gevoel? Jean-Marie Defourny : De dreiging is reëel, ook al behoor ik tot die groep die denkt dat het beroep zal overleven zolang de democratie overleeft, waarvan het een noodzakelijk regulerend element is. Maar ik denk verder dat het overleven van het beroep afhankelijk is van de inspanningen die het zal doen in het kader van zijn oorspronkelijke en permanente vorming, van de nauwgezette naleving van zijn deontologie en de strengere bestraffing van deontologische fouten.