Biologische Monitoring Zoete Rijkswateren
Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren; uitwerking tweede ronde Rijntakken (Bovenrijn/Waal, Nederrijn, IJssel, Zoetwatergetijderivieren, Benedenrivieren Noordrand)
Baudewijn Odé Ruud Beringen
RIZA Nota nr.: 2004.008 BM 04.03 FLORON-rapport 31 ISSN 1386-0143 ISBN 9036956633
2004
Dit rapport is samengesteld in opdracht van het Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling (RIZA) Uitgevoerd door de Stichting Floristisch Onderzoek Nederland (FLORON)
Gelieve dit rapport als volgt te citeren: Odé, B. & R. Beringen. 2004. Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren; uitwerking tweede ronde Rijntakken. FLORON-rapport 31 / RIZA nota 2004.008 / BM 03.01, Stichting FLORON, Leiden.
Dit rapport is te bestellen bij: Stichting FLORON Postbus 9514 2300 RA Leiden Tel. 071-5273531 Fax 071-5273511 e-mail:
[email protected]
Omslag: Lage waterstanden en verdrogend Rietgras op de oever van de IJssel bij Velp. Inzet: Zonnebloem op het strand langs de Waal. (Foto’s: B. Odé)
Inhoudsopgave Dankwoord................................................................................................................iii Samenvatting ............................................................................................................ v 1. Inleiding................................................................................................................. 1 1.1 Kader ............................................................................................................... 1 1.2 Opbouw rapport................................................................................................ 1 2. Methode ................................................................................................................ 3 2.1 Inleiding............................................................................................................... 3 2.2 Steekproef........................................................................................................ 3 2.3 Veldwerk tweede ronde (2002 en 2003) ........................................................... 6 2.4 Digitalisering en controle .................................................................................. 9 3. Waarnemingen.................................................................................................... 11 3.1 Inleiding.......................................................................................................... 11 3.2 Weer en waterstand in 2002 en 2003 ............................................................. 11 3.3 Waarnemingen ............................................................................................... 11 3.4 Internationale en nationale status................................................................... 11 3.5 Beheer en inrichting ....................................................................................... 14 4. Floristische Kwaliteit............................................................................................ 17 4.1 Inleiding.......................................................................................................... 17 4.2 Floristische Kwaliteit tweede ronde ................................................................ 17 5. Milieukwaliteit ...................................................................................................... 27 5.1 Inleiding.......................................................................................................... 27 5.2 Milieukwaliteit tweede ronde........................................................................... 28 6. Analyse schaduwmeetnet.................................................................................... 31 6.1 Inleiding.......................................................................................................... 31 6.2 Trends in Floristische Kwaliteit ....................................................................... 31 6.3 Schommelingen in soortenaantallen............................................................... 34 6.4 conclusies ...................................................................................................... 35 7. Analyse veranderingen........................................................................................ 37 7.1 Inleiding.......................................................................................................... 37 7.2 Flora............................................................................................................... 37 7.2.1. Verandering soortenaantal ......................................................................... 37 7.2.2 Verandering presentie soorten .................................................................... 37 7.2.3 Verandering abundantie .............................................................................. 39 7.3 Floristische Kwaliteit....................................................................................... 42 7.4 Milieukwaliteit ................................................................................................. 46 7.5 Conclusies...................................................................................................... 47 8. Evaluatie en aanbevelingen ................................................................................ 49 9. Conclusies .......................................................................................................... 51 9.1 Conclusies tweede ronde Rijntakken.............................................................. 51 9.2 Conclusies vergelijking eerste en tweede ronde............................................. 51 10. Literatuur........................................................................................................... 53
i
Bijlagen 1: Achtergronden en berekening Floristische Kwaliteit en Milieukwaliteit 2: Soortenlijst Rijntakken 2e ronde 3: Lijst Nederlandse en wetenschappelijke namen 4: Rode-Lijstsoorten Rijntakken 2e ronde 5: Correctiefactoren strata 6 (A-M): Verspreidingskaarten Floristische Kwaliteit 7 (A-B): Verspreidingskaarten Oevergetal en Dynamiekgetal 8: Floristische Kwaliteit schaduwmeetnet (grafisch) 9: Floristische Kwaliteit schaduwmeetnet (statistiek) 10: Soorten met significante toe- of afname 11: Overzicht belang flora zoete rijkswateren
ii
Dankwoord Graag willen we een aantal mensen en organisaties te bedanken. Allereerst de terreinbeherende organisaties - Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, Stichting Het Utrechts Landschap, Stichting Het Gelders Landschap, Stichting Het Noordbrabants Landschap en Stichting Twickel - voor toestemming om de bij hen in beheer zijnde terreinen te mogen betreden voor onderzoek. Voor determinatie van het verzamelde herbariummateriaal kregen wij deskundige hulp van Ruud van der Meijden en Wout Holverda, beiden van de afdeling PCNE, Nationaal Herbarium Nederland (Leiden Branch). Tenslotte danken wij Ingeborg van Splunder en Daphne Willems van het RIZA voor de begeleiding van het project vanuit RIZA en Bas van den Boogaard en Luc Jans voor hun commentaar op het concept rapport. Baudewijn Odé Ruud Beringen
iii
iv
Samenvatting Dit rapport behandelt de resultaten van de inventarisatie van het Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren langs de Rijntakken in 2002 en 2003. Deze inventarisatie vormt de tweede meetronde in dit watersysteem dat de deelsystemen Bovenrijn/waal (Boven-Rijn, Bijlandsch Kanaal, Pannerdensch Kanaal, Waal), Nederrijn (Neder Rijn en Lek), IJssel, Zoetwatergetijderivieren (Lek, Oude Maas, Noord, Beneden Merwede, Boven Merwede) en de Benedenrivieren-Noordrand (Nieuwe Waterweg) omvat. Het Floristisch Meetnet als geheel beslaat de grote zoete rijkswateren: IJsselmeer en Markermeer, Randmeren, Rijntakken, Maas en Zoete Getijdenwateren. Het meetnet is een onderdeel van de MWTL en heeft als doel statistisch verantwoorde uitspraken over trends van de Floristische Kwaliteit en Milieukwaliteit in oeverecosystemen langs de afzonderlijke rijkswateren te kunnen doen. Het meetnet is opgebouwd uit een selectie van ruim 400 kilometerhokken (km-hokken) langs deze rijkswateren. Bij het samenstellen van deze selectie is gestreefd naar een zo evenredig mogelijke verdeling over de verschillende watersystemen en over de gebruikscategorieën (agrarisch, natuur) daarbinnen: km-hokken met voornamelijk stedelijk gebied zijn buiten de selectie gehouden. Het meetnet beperkt zich tot de flora van de oeverzone: het gebied tussen het zomerbed en de kruin van de winterdijk. De oeverzone van de geselecteerde kmhokken wordt iedere vier jaar geïnventariseerd op alle voorkomende plantensoorten. Van een selectie van soorten wordt naast de presentie ook de abundantie opgenomen en van lokaal voorkomende Rode-Lijstsoorten wordt de verspreiding gedetailleerd vastgelegd. Een klein aantal km-hokken (schaduwmeetnet) wordt jaarlijks opgenomen om inzicht te krijgen in enkele variantie-componenten, nodig voor de interpretatie van de vierjaarlijks verzamelde gegevens. De inventarisatiegegevens worden na controle opgeslagen in een database. De analyse van de gegevens gebeurt met behulp van indexen voor Floristische Kwaliteit en indexen voor Milieukwaliteit die per km-hok worden berekend. De Floristische Kwaliteit wordt voor 13 ecosysteemtypen van de oevers van zoete rijkswateren bepaald. Ieder ecosysteemtype wordt gekarakteriseerd door een aantal indicatieve soorten: de karakteristieke soorten. De Floristische Kwaliteit van een ecosysteemtype wordt bepaald aan de hand van het aantal in een km-hok aanwezige karakteristieke soorten, hun abundantie, natuurwaarde en indicatiewaarde. De Milieukwaliteit wordt bepaald ten behoeve van het volgen van de toestand van een aantal milieuthema's: klimaatsverandering, verzoeting/verzilting, vermesting en beheer/inrichting. Voor de eerste drie thema's worden indexen berekend op basis van de indicatiewaarde van de aanwezige soorten en hun abundantie. Beheer/inrichting van de oever kan worden gevolgd met indexen voor de Floristische Kwaliteit van alle (grond)watergebonden soorten tezamen, het Oevergetal. Aspecten van dynamiek in een watersysteem kunnen worden gevolgd met een index voor het voorkomen van pioniersoorten, het Dynamiekgetal. Tijdens het veldwerk in 2002 en 2003 langs de Rijntakken zijn 147 km-hokken geïnventariseerd. Daarbij zijn 806 soorten aangetroffen, waarvan er 75 op de Rode Lijst staan. Er zijn gemiddeld 187 soorten per km-hok waargenomen. De analyse van de Floristische Kwaliteit geeft inzicht in de mate van ontwikkeling van de oeverflora. Langs Bovenrijn/Waal zijn vooral Slikkige oever en Zand- en grindstrand goed ontwikkeld. Ten oosten van Nijmegen is ook Droge ruigte goed ontwikkeld. Buitendijks v
grasland, Moeras en Kleine wateren zijn het best ontwikkeld langs de minder dynamische riviertrajecten, zoals de benedenloop van de IJssel, het gestuwde deel van de Nederrijn en lokaal binnen de Zoetwatergetijderivieren. Getijderuigte en Zachthoutooibos bereiken hun optimum binnen de Zoetwatergetijderivieren. Vochtige ruigte is langs de Rijntakken bijna overal aanwezig. Hardhoutooibos en Rivierduingrasland komen daarentegen slechts zeer lokaal voor. De Milieukwaliteit laat enkele relaties met de ecologie zien. Het deelsysteem Benedenrivieren Noordrand onderscheidt zich door een hoog Temperatuurgetal (veel steenglooiingen), een laag Continentaliteitsgetal (westelijke ligging), een hoog Zoutgetal en een laag Oevergetal (harde oevers). Opvallend is dat het Oevergetal en het Dynamiekgetal in km-hokken met gebruikstype natuur veel hoger zijn dan in km-hokken met een overwegend agrarisch landgebruik. Het Dynamiekgetal is het hoogst langs de Bovenrijn/Waal; het Oevergetal is het hoogst langs de IJssel. Met het afronden van een tweede meetronde is het nog niet mogelijk om langjarige trends te signaleren los van toevallige fluctuaties of jaar tot jaar fluctuaties. Bij vergelijking van de twee ronden valt op dat pionierecosystemen (Slikkige oever, Zand- en grindstrand en Dynamiekgetal) en ruigten (Vochtige ruigte en Droge ruigte) toenemen. Daarnaast is er een toename van de diversiteit van soorten van natte ecosystemen (Oevergetal). Deze ontwikkelingen wijzen op een toenemende invloed van natuurontwikkeling en extensivering van het beheer van rivieroevers. Deze processen hebben schijnbaar nog geen invloed op enkele zeldzame ecosystemen, zoals Hardhoutooibos en Rivierduingrasland. De extreem droge zomer van 2003 heeft bijgedragen aan een kwaliteitsverbetering van Zand- en grindstrand en een afname van waterplanten in uiterwaardwateren. Een groter aantal meetronden zal uitwijzen welke verschillen als langjarige trend kunnen worden gekwalificeerd.
vi
1. Inleiding 1.1 Kader De Stichting FLORON is in 1996 begonnen met de eerste meetronde in het kader van het Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren, dat wordt uitgevoerd als onderdeel van de Monitoring van de Waterstaatkundige Toestand des Lands (MWTL). Het wordt uitgevoerd in opdracht van het RIZA (Rijkswaterstaat). Het Floristisch Meetnet bestaat uit een selectie van ruim 400 kilometerhokken (km-hokken), waarbinnen met een meetfrequentie van eens in de vier jaar de floristische samenstelling van de oeverzone van rijkswateren wordt opgenomen (Tamis & Groen, 1996). Het doel van het meetnet is het signaleren van veranderingen in de oevervegetatie van de zoete rijkswateren en het evalueren van ecologische doelstellingen in het waterbeleid op basis van de toestand van de oevervegetatie. De hoofddoelstelling van het waterbeleid, zoals die in de Vierde Nota Waterhuishouding (Anonymus, 1998) geformuleerd is, is de volgende: Het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het instandhouden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd. Het waterbeleid wordt uitgewerkt in het Beheersplan voor de Rijkswateren (Anonymus, z.j.). Hierin worden per watersysteem streefbeelden geschetst. In het streefbeeld voor de Rijntakken zijn herstel van water-land overgangen en de ontwikkeling van gebiedseigen dynamiek samen met de ontwikkeling van blauw-groene linten het meest belangrijk. Dit komt in het floristisch meetnet tot uiting in de Floristische Kwaliteit en Oever- en Dynamiekgetal. Streefwaarden om deze resultaten aan te toetsen zijn er op dit moment nog niet. Het is zeer waarschijnlijk dat de Europese Kaderichtlijn Water (KRW) leidend wordt voor het nationale beleid. Het floristisch meetnet zal ook een rol gaan spelen in de gegevensverzameling ten behoeve van de KRW. Hier zal in de komende jaren meer duidelijkheid over komen. Het waterbeleid streeft naar ecologisch herstel van de zoete rijkswateren. Een middel om dit te bereiken is natuurontwikkeling; hieronder vallen zowel inrichtings- als beheersmaatregelen. Het effect van deze maatregelen op het watersysteem als geheel kan met behulp van het meetnet geëvalueerd worden. In het Floristisch Meetnet wordt er naar gestreefd om statistisch verantwoorde uitspraken te doen over veranderingen in de oeverflora van afzonderlijke watersystemen. Binnen de zoete rijkswateren worden vijf watersystemen onderscheiden: Maas, Rijntakken, Randmeren, Rijntakken en IJsselmeer en Markermeer. Mogelijk kunnen ook over delen van deze watersystemen statistisch verantwoorde uitspraken worden gedaan. Het gaat daarbij om veranderingen van deelsystemen (bijv. IJssel), gebruikscategorieën (natuurgebied versus agrarisch gebied) of andere onderverdelingen. De analyse vindt plaats op basis van de Floristische Kwaliteit van ecosystemen en op basis van indicaties voor Milieukwaliteit (bijvoorbeeld voedselrijkdom, saliniteit). In de jaren 2002 en 2003 is de tweede ronde van het meetnet langs de oevers van de Rijntakken uitgevoerd. In dit rapport worden de resultaten van tweede ronde inventarisaties langs de Rijntakken besproken, evenals de verschillen tussen eerste en tweede ronde. Op basis van de verzamelde gegevens is het nog niet mogelijk om een statistische trendanalyse uit te voeren. 1.2 Opbouw rapport In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de steekproef van meetpunten en de wijze van verzamelen van gegevens. 1
In hoofdstuk 3 worden de waarnemingen in 2002 en 2003 samengevat. De resultaten van de berekening van Floristische Kwaliteit en Milieukwaliteit worden in resp. hoofdstuk 4 en 5 besproken. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de resultaten van het jaarlijks opgenomen schaduwmeetnet. Hoofdstuk 7 gaat in op de veranderingen van de oevervegetatie bij vergelijking van de beide meetronden. In hoofdstuk 8 wordt de meetnetopzet geëvalueerd en in hoofdstuk 9 worden de belangrijkste conclusies samengevat.
2
2. Methode 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de steekproef van meetpunten langs de Rijntakken, het verzamelen en vastleggen van de basisgegevens tijdens het veldwerk en de gegevensverwerking na afloop van het veldseizoen. 2.2 Steekproef Begrenzing oeverzone Het te inventariseren deel van een km-hok bestaat uit de zone tussen het zomerbed en de kruin van de (winter)dijk. Langs de Rijntakken zijn nauwelijks problemen met de begrenzing door de aanwezigheid van een waterkerende dijk. Buitendijkse delen die in gebruik zijn als tuin, camping of jachthaven zijn niet geïnventariseerd, evenals enkele particuliere terreinen waarvoor geen toestemming kon worden verkregen. De begrenzing van het geïnventariseerde gebied wordt altijd op kaart vastgelegd, zodat in een volgende ronde hetzelfde gebied wordt geïnventariseerd. Selectie hokken Voorafgaand aan de eerste meetronde is een complete lijst samengesteld van alle kmhokken, gelegen in de oeverzone van de grote zoete rijkswateren. Deze hokken vormen het steekproefkader. Voor deze complete lijst is gebruik gemaakt van de Topografische Kaarten schaal 1:50.000, soms 1:25.000. De hokken in de oeverzone zijn in vier categorieën verdeeld: te klein, stedelijk, natuur en agrarisch (Odé et al., 1997). De uiteindelijke steekproef is getrokken uit de hokken uit de categorieën natuur en agrarisch. Door de indeling vooraf (stratificatie) is het bij het trekken van de steekproef al mogelijk om te beoordelen of beide gebruikscategorieën voldoende vertegenwoordigd zijn om later per watersysteem de ontwikkelingen per gebruikscategorie te kunnen vergelijken. De stratificatie uit 1996 is tijdens het veldwerk in 2002 en 2003 voor de Rijntakken geëvalueerd. De gebruikscategorie van 20 meetpunten is aangepast (tabel 1). Het merendeel van de aanpassingen zijn correcties op de stratificatie uit 1996. Deze correcties zijn nodig, omdat na twee ronden een betere beoordeling van het overwegende landgebruik binnen het betreffende km-hok kon worden gegeven. Bij correcties van gebruikstype agrarisch naar natuur gaat het veelal om situaties waarbij de dijk in extensief beheer is en het buitendijkse deel grotendeels niet beheerd wordt (bijvoorbeeld wilgenbos of rietland). Bij correcties van gebruikstype natuur naar agrarisch gaat het om gebieden die op in 1996 geraadpleegde kaarten aangewezen zijn als reservaats- of beheersgebieden, maar die na twee bezoekronden nog steeds in agrarisch gebruik zijn. Bij twee km-hokken (Woudrichem en Sleeuwijk) is er een echt verschil tussen beide meetronden wat betreft het gebruikstype. Dat is veranderd van agrarisch naar natuur vanwege recente natuurontwikkeling op voorheen agrarisch beheerde gronden. In de rapportage over de eerste meetronde (Ode & Beringen, 2000a) is uitgegaan van 42 agrarische en 105 natuurhokken; in deze rapportage zijn deze aantallen resp. 47 en 100. In deze rapportage wordt bij vergelijking van de meetronden (Hoofdstuk 7) deze nieuwe toedeling gebruikt voor beide meetronden. Het daadwerkelijk veranderen van het gebruikstype van 2 km-hokken op een totaal van 147 km-hokken wordt bij die vergelijkingen genegeerd.
3
Tabel 1: Veranderingen en correcties van gebruikstype. GT_O: oorspronkelijke gebruikstype indeling tijdens eerste ronde (gebruikt in rapportage Ode & Beringen, 2000a); GT_R1: herziene gebruikstype voor eerste ronde; GT_R2: herziene gebruikstype voor tweede ronde. 1: agrarisch; 2: natuur. Bij twee km-hokken is het gebruikstype door natuurontwikkeling veranderd van agrarisch naar natuur (*). In de overige gevallen is het oorspronkelijke gebruikstype voor beide meetronden gecorrigeerd. hok 128-425 125-425 119-438 191-442 186-510 189-509 84-428 85-428 124-426 159-432 160-432 167-434 194-437 198-435 204-430 151-440 165-442 177-440 207-453 75-437
NAAM Woudrichem/Loevestein Sleeuwijk Nieuwpoort Malburgen Erf 18 Pijperstaart Allemansgriend Berengat Sleeuwijker Waard Veerhuis Wamel Wamel De Bosoven Angeren Galgendaalse dijk Bijland/Lobith Rijswijksche Waard Remmerden Randwijk Het Gat van Leuvenheim Kribvakken Rozenburg
GT_O 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
GT_R1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
GT_R2 2* 2* 2 2 2 2 2 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
Steekproef tweede ronde Binnen het Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren wordt ca. 20% van de geschikte km-hokken in de steekproef betrokken (Odé & Beringen, 2000a). De ruim 400 km-hokken binnen het meetnet zijn evenredig verdeeld over de watersystemen en binnen de watersystemen evenredig verdeeld over de deelsystemen. Langs de Rijntakken worden de volgende deelsystemen onderscheiden: Bovenrijn/Waal, Nederrijn, IJssel, Zoetwatergetijderivieren, Benedenrivieren-Noordrand. De samenstellende wateren zijn aangegeven in tabel 2. Tabel 2: De deelsystemen langs de Rijntakken, met de topografische namen van de samenstellende wateren. Deelsysteem Bovenrijn/Waal
Samenstellende wateren Boven-Rijn Bijlandsch Kanaal Pannerdensch Kanaal Waal Neder Rijn Lek IJssel Lek Oude Maas Noord Beneden Merwede Boven Merwede Nieuwe Waterweg
Nederrijn IJssel Zoetwatergetijderivieren
Benedenrivieren-Noordrand
4
Tijdens de eerste en tweede meetronde zijn langs de Rijntakken dezelfde 147 km-hokken bezocht (tabel 3, figuur 1). Voor 39 km-hokken heeft dat veldbezoek al in 2002 plaatsgevonden; de overige 108 km-hokken zijn in 2003 bezocht. Tabel 3: Het aantal geschikte km-hokken en het aantal geselecteerde km-hokken langs de Rijntakken, opgesplitst naar gebruikscategorie (S: geschikte hokken, totaal; S+: hokken in selectie). Bij het totaal aantal geselecteerde hokken is het percentage van het totaal aantal geschikte hokken tussen haakjes aangegeven. In de kolom Bruto staat het totaal aantal hokken met oeverzone inclusief de (niet geschikte) stedelijke en de te kleine hokken. Deelsysteem Bovenrijn/Waal Nederrijn IJssel Zoetwatergetijderivieren Benedenrivieren Noordrand Totaal
Bruto Geschikt agrarisch S S+ 260 68 15 191 55 8 240 72 11 150 58 7 101 21 6 942
274
47
Geschikt natuur Geschikt totaal S S+ S S+ 164 32 232 47 112 25 167 33 128 28 200 39 47 15 105 22 3 0 24 6 454
100
728
147
(20%) (20%) (20%) (21%) (25%) (20%)
Figuur 1: De in 2002 en 2003 opgenomen km-hokken langs de Rijntakken met gebruikscategorie.
5
Schaduwmeetnet Het schaduwmeetnet is ingericht om de jaarvariantie en waarnemersvariantie te kwantificeren. De variantiegegevens uit dit - jaarlijks op te nemen - schaduwmeetnet zijn nodig om binnen een redelijke termijn statistisch verantwoorde uitspraken t.a.v. trends te kunnen doen over de vierjaarlijks verzamelde meetnetgegevens. Het schaduwmeetnet omvat 13 kmhokken, verspreid over vier watersystemen (tabel 4, figuur 2). Tabel 4: Verdeling schaduwmeetnet over de watersystemen. watersysteem IJsselmeer en Markermeer Maas Rijntakken Randmeren
aantal hokken 3 3 4 3
Figuur 2: De ligging van het schaduwmeetnet.
2.3 Veldwerk tweede ronde (2002 en 2003) Tijdens het veldwerk worden alle voorkomende plantensoorten van de oeverzone (tussen de waterlijn en de kruin van de winterdijk) van het km-hok geïnventariseerd, waarbij de abundantie van een aantal van deze soorten wordt geschat. Tevens worden gedetailleerde gegevens van lokaal voorkomende Rode-Lijstsoorten verzameld en worden bijzondere ecosystemen, ruigten en helofytenvegetaties globaal in kaart gebracht.
6
Voorbereiding en planning Er zijn veldkaarten gemaakt van te bezoeken km-hokken (inclusief schaduwmeetnet) en reservehokken (schaal 1:5.000) en er zijn vergunningen bij terreinbeherende instanties aangevraagd. De kaarten met de begrenzing van meetpunten worden meegenomen in het veld om tijdens de tweede ronde van het meetnet hetzelfde gebied te inventariseren. Ook de verspreidingskaarten met Rode-Lijstsoorten van de eerste ronde zijn gebruikt. Verder zijn de in het kader van het Landelijk Meetnet Flora voor Aandachtsoorten (LMF-A) gegenereerde gedetailleerde verspreidingsgegevens gebruikt. Deze laatste gegevens vormen in enkele gevallen een aanvulling op de ons uit de vorige ronde reeds bekende verspreiding van soorten. In het veldwerk zijn drie fasen te onderscheiden: voorjaarsbezoek, hoofdbezoek en herbezoek. Bij de planning wordt ernaar gestreefd om het bezoektijdstip van een meetpunt in alle meetronden op hetzelfde moment in het seizoen te laten plaatsvinden. Voorjaarsbezoek De voorjaarsbezoeken hebben plaatsgevonden in de laatste week van april en de eerste weken van mei. Tijdens de tweede ronde zijn aan 15 km-hokken voorjaarsbezoeken gebracht. Het betreft 1 km-hok langs de Waal, 3 km-hokken langs de Nederrijn, 10 km-hokken langs de IJssel en 1 km-hok langs de Zoetwatergetijderivieren. In al deze hokken zijn tijdens de eerste meetronde ook voorjaarsbezoeken gebracht. Bij de voorjaarsronde zijn vooral biotopen bezocht waarin relatief veel voorjaarssoorten zijn aan te treffen. Het betreft langs de Rijntakken vooral hardhoutooibossen, met voorjaarssoorten, zoals Maarts viooltje, Gevlekte aronskelk, Gewone vogelmelk en verschillende Look-soorten, en droge stroomdalgraslanden waarin kortlevende voorjaarsannuellen voor kunnen komen. Enkele zeer vroeg bloeiende soorten zoals Geelsterren (Gagea spec.) zijn ten tijde van het voorjaarsbezoek al niet meer goed waarneembaar. Hoofdbezoek De planning van de hoofdbezoeken gaat uit van een clustergewijze inventarisatie van kmhokken. Per werkweek wordt steeds een cluster van 6-10 bij elkaar gelegen km-hokken bezocht. Globaal zijn de km-hokken in dezelfde volgorde bezocht als bij de eerste ronde. De bezoekdatum van het hoofdbezoek bij de eerst ronde heeft hierbij als richtlijn gediend. Het verschil in bezoekdatum tussen de beide ronden is bij 82 km-hokken (56%) minder dan twee weken. Vooral bij de km-hokken die in 2003 na de zomervakantie zijn bezocht bedraagt het verschil in bezoekdatum meer dan 2 weken. Het verschil is bij geen enkel km-hok meer dan een maand. De tevoren gemaakte clusterindeling is als richtlijn gebruikt; bij voldoende beschikbare tijd is de mogelijkheid opengelaten om alvast (delen van) hokken van een nabijgelegen cluster te bezoeken. Ook het omgekeerde kan voorkomen, wanneer een cluster in de geplande week (bijvoorbeeld door slecht weer) niet helemaal is afgerond. De km-hokken zijn meestal bezocht door één veldmedewerker. In sommige gevallen was het efficiënter om beide veldmedewerkers een deel van een km-hok (bijv. noord- en zuidoever) te laten inventariseren. Afstemming tussen de veldmedewerkers is bereikt door geregeld gezamenlijk te inventariseren. Hierdoor kunnen abundantieschattingen worden afgestemd en determinatieproblemen of mogelijke inventarisatieverschillen worden besproken. De hoofdbezoeken zijn begin september afgerond. Herbezoek Bij het herbezoek ligt het accent op vegetaties met een late ontwikkeling, zoals sloten, slikkige oevers, strandjes en andere pioniermilieus, met name in km-hokken die vroeg in het veldseizoen zijn bezocht.
7
Bij de herbezoeken wordt in het algemeen een hogere inventarisatiesnelheid bereikt, omdat slechts een selectie van biotopen wordt bezocht. In totaal zijn bij de tweede ronde (2002 en 2003) 39 km-hokken herbezocht. Het merendeel van de herbezochte km-hokken liggen langs de Waal. Verder zijn 5 km-hokken langs de Nederrijn, 10 km-hokken langs de IJssel en 1 km-hok langs de Zoetwatergetijderivieren herbezocht. De herbezoeken hebben in de eerste weken van september plaatsgevonden. Verzamelde gegevens De volgende gegevens zijn per km-hok vastgelegd: • presentiegegevens van alle voorkomende soorten • abundantieschatting van een deel van de soorten • kopgegevens volgens FLORON-streeplijst, met de aan veldbezoek bestede tijd • omgrenzing geïnventariseerd gebied en looproute • vindplaatsen + beschrijving populaties Rode-Lijstsoorten en soorten van het Landelijk Meetnet Flora Aandachtsoorten (LMF-A) • globale verspreiding ruigten en helofytenvegetaties, aanvullingen/wijzigingen t.o.v. de tijdens de eerste ronde verzamelde gegevens • locaties met goed ontwikkelde ecosysteemtypen, aanvullingen/wijzigingen t.o.v. de tijdens de eerste ronde verzamelde gegevens • hokbeschrijving (biotopen, beheer, toegankelijkheid etc.), aanvullingen/wijzigingen t.o.v. de tijdens de eerste ronde verzamelde gegevens • relevante adressen/telefoonnummers van beheerders, eigenaren etc. Ten behoeve van de oriëntatie en de kartering van Rode-Lijstsoorten is in onoverzichtelijke terreinen gebruik gemaakt van GPS voor de plaatsbepaling. Uitgewerkte veldkaarten en hokbeschrijvingen worden in een papieren archief opgeslagen. Van bijzondere soorten en soorten die in het veld lastig op naam te brengen zijn is herbariummateriaal verzameld. Een klein deel van het verzamelde materiaal belandt uiteindelijk in het herbarium van het Nationaal Herbarium Nederland, Leiden Branch (voorheen Rijksherbarium Leiden). De presentie van de waargenomen waterplanten in het zomerbed is apart genoteerd. Deze gegevens worden niet volledig verzameld en worden - conform de opzet van het meetnet niet gebruikt binnen het Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren. Ze worden als nuttige aanvulling wel toegevoegd aan de landelijke floradatabank FlorBase. Begrenzing meetpunten Langs de Rijntakken vormt de kruin van de winterdijk meestal een duidelijke grens van het te inventariseren deel van het km-hok. Alleen waar de Benedenrijn en de IJssel grenzen aan hoog gelegen zandgronden (Veluwe, Utrechtse Heuvelrug) is de begrenzing van de meetpunten lastiger. Hier zijn meestal harde grenzen (wegen e.d.) gebruikt. De begrenzing van de eerste ronde is vrijwel steeds aangehouden. Slechts in uitzonderlijke gevallen is een beperkt afwijkende begrenzing gehanteerd. Bij Zwijndrecht bleek een klein deel van een meetpunt niet meer toegankelijk, vanwege een hoog raster ronde een bedrijfsterrein. Bij Hurwenen bleek een steenfabriek ontruimd te zijn. Het voormalige fabrieksterrein was buiten het ingezaaide gras vrijwel onbegroeid en leverde geen extra soorten op. Dit terrein kon daarom zonder interpretatieproblemen bij het meetpunt getrokken worden. De grenzen van het km-hok zijn met behulp van GPS eenvoudig te bepalen. Toegankelijkheid De toegankelijkheid van km-hokken is over het algemeen goed. Eén km-hok langs de Oude Maas was extra lastig te bereiken vanwege werkzaamheden voor de HSL, maar wel goed te inventariseren. In enkele andere km-hokken langs de Oude Maas zijn sommige delen tijdens de dagelijkse hoogwaters (getijdegebied!) moeilijk bereikbaar. Bij het inventariseren is hier-
8
mee rekening gehouden en deze terreindelen zijn bij laag water bezocht. Plaatselijk zijn de grienden en rietlanden langs de Oude Maas door de drassigheid en de vele liggende stammen zeer slecht begaanbaar. Ondanks de vaak lastige toegankelijkheid in deze km-hokken is steeds ongeveer hetzelfde deel van het km-hok bekeken als bij de vorige ronde. Toegang tot natuurreservaten was na vergunningaanvraag bij de natuurbeherende instanties steeds mogelijk. In de vergunningen is steeds als voorwaarde opgenomen dat er aan de beheerder over de verzamelde gegevens wordt gerapporteerd. Terreinen van particulieren en gemeenten zijn in principe zonder toestemming bezocht, tenzij een eigenaar eenvoudig aan te spreken was. In het geval er een hoge omheining aanwezig is, met verbodsborden, zijn terreinen niet bezocht. Tijdsinvestering Er is naar gestreefd om de tijdsinvestering per km-hok in de tweede ronde gelijk te houden aan die in de eerste ronde. Langs de oevers van de dynamische Rijntakken is daar af en toe met reden van afgeweken. In enkele terreinen (bijvoorbeeld Steenwaard bij Culemborg en Amerongse Bovenpolder) vergde het veldbezoek meer tijd omdat de topografie van deze km-hokken sinds de eerste meetronde gewijzigd was. Factoren als oriëntatie (bij gebrek aan actueel kaartmateriaal), langere oeverlijnen (natuurontwikkeling) en meer reliëf spelen hierbij een rol. De grotere oppervlakte drooggevallen rivier- en plasoever in 2003 heeft hier en daar geleid tot een langere inventarisatietijd. Aan de andere kant maakte de lage waterstand het doorkruisen van een km-hok soms juist gemakkelijker, omdat enkele wateren drooggevallen of doorwaadbaar waren. 2.4 Digitalisering en controle Invoer Met het digitaliseren van de streeplijsten is in de veldwerkperiode begonnen. Er is gebruik gemaakt van het programma PLANTAGO 1.2 (Swolfs, 2000), dat voor het landelijk bureau en de vrijwilligers van FLORON is ontwikkeld. Het is toegesneden op het invoeren en beheren van FLORON-streeplijsten en –Rode-Lijstformulieren. Streeplijsten zijn deels tijdens het veldseizoen gedigitaliseerd, evenals aanvullingen op de hokbeschrijvingen uit de vorige ronde. Aan het einde van het veldseizoen zijn de kladveldkaarten omgezet naar nette kaarten en zijn de gegevens van Rode-Lijstsoorten gedigitaliseerd. Controle Planten die niet tijdens het veldbezoek op naam kunnen worden gebracht zijn verzameld. Het materiaal is daarna vers of gedroogd alsnog op naam gebracht met binoculair en determinatiewerken. Onzekere determinaties en bijzondere vondsten zijn gecontroleerd door R. van der Meijden (Nationaal Herbarium Nederland, Leiden branch). Een deel van het verzamelde materiaal is opgenomen in de collectie van het Nationaal Herbarium Nederland. De gedigitaliseerde gegevens zijn gecontroleerd met behulp van computerprogramma's die voor de landelijke floradatabank FlorBase zijn ontwikkeld (Van der Meijden et al., 1996a); de programma's zijn enigszins aangepast voor het meetnet, aangezien meer informatie is verzameld dan in FlorBase wordt vastgelegd. Het programma FLOKFLOR controleert of alle gegevens zijn ingevuld, en of alle waarden van variabelen geldig kunnen zijn. Vervolgens zijn alle soortwaarnemingen van de zeldzame helft van de Nederlandse Flora gecontroleerd met FORGET. Het programma onderzoekt of een soort al eerder is waargenomen in het kmhok of de directe omgeving. Als het een nieuwe waarneming betreft, wordt expliciet gevraagd de juistheid van de waarneming te bevestigen.
9
Gegevensbeheer Het beheer van de gegevens van het Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren valt op dit moment onder verantwoordelijkheid van FLORON. De gegevens worden opgeslagen in een MS-access database. Het door Tamis en Groen (1996) beschreven datamodel is op onderdelen aangepast aan de parameters die uiteindelijk in het veld zijn vastgelegd. Ook is in het datamodel rekening gehouden met de intensievere gegevensverzameling binnen het schaduwmeetnet. Berekende kwaliteiten en indicaties van de oevervegetatie worden binnen de database vastgelegd (Odé et al., 1997). Voor derden zijn de gegevens uit de database beschikbaar als de opdrachtgever daarvoor toestemming geeft.
10
3. Waarnemingen 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van de vondsten en waarnemingen van de tweede ronde langs de Rijntakken. De jaren 2002 en 2003 worden kort gekarakteriseerd wat betreft weer en waterstanden, twee zaken die de kwaliteit van de inventarisaties kunnen beïnvloeden. De waarnemingen van soorten worden besproken, evenals de nationale en internationale status van de aangetroffen soorten en enkele aspecten van het beheer in dit watersysteem. 3.2 Weer en waterstand in 2002 en 2003 De omstandigheden voor het veldwerk in 2002 waren in het algemeen gunstig. De gemiddelde temperatuur lag tijdens de maanden van het veldseizoen (april t/m september) boven het langjarig gemiddelde. Het jaar 2002 is het op drie na warmste jaar geweest sinds het begin van de systematische temperatuurmetingen (1706). De maanden mei en september waren relatief droog. Juni was wat de neerslaghoeveelheden betrof normaal. De maanden juli en augustus waren relatief nat, met vooral in augustus lokaal hevige regen- en onweersbuien. Begin juli is het veldwerk door langdurige regenval gedurende enkele dagen vertraagd. De herbezoeken langs de rivieren zijn niet gehinderd door hoge waterstanden. Het weer in het veldseizoen 2003 was in het algemeen zeer goed. Alleen in de maanden mei en september waren er enkele regenachtige dagen. De rest van de zomer was extreem droog en warm (de op één na warmste zomer sinds het begin van de systematische temperatuurmetingen). De waterstanden waren vooral in de meer bovenstrooms gelegen delen van Bovenrijn, Waal en IJssel extreem laag. Dit is in tegenstelling met de vorige ronde toen met name in de voorzomer van 1999 - extreem hoge waterstanden de inventarisaties hinderden. Door het mooie weer waren de rivierstranden plaatselijk zeer sterk betreden door recreanten. 3.3 Waarnemingen Langs de Rijntakken zijn in totaal 147 km-hokken bezocht. In totaal zijn er bij de tweede ronde 806 verschillende taxa waargenomen (tabel 5; bijlage 2). Tabel 5: Het aantal waargenomen soorten langs de Rijntakken tijdens de tweede ronde. Totaal aantal soorten (Stot), gemiddeld aantal soorten per km-hok (Sgem) met spreiding en het totaal aantal geïnventariseerde km-hokken (ntot).
Rijntakken (totaal) Bovenrijn/Waal Nederrijn IJssel Zoetwatergetijderivieren Benedenrivieren Noordrand Rijntakken (agrarisch e.d.) Rijntakken (natuur)
Stot 806 570 579 608 457 226 603 750
Sgem 186,7 197,2 187,1 197,5 164,8 108,0 154,8 201,4
ntot (64-286) (109-286) (64-249) (136-257) (93-233) (92-134) (64-239) (116-286)
147 47 33 39 22 6 47 100
3.4 Internationale en nationale status De status van de flora van de Rijntakken wordt op een aantal manieren weergegeven. Allereerst zijn er de Europese verdragen ten aanzien van de bescherming van wilde planten: de
11
Habitatrichtlijn en de Conventie van Bern. De nationale bescherming volgt uit de Floraen faunawet en de nationale zeldzaamheid en achteruitgang komt tot uiting in de Rode Lijst. Tenslotte is er door het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij ten behoeve van het natuurbeleid een lijst met Doelsoorten opgesteld, die grotendeels overeenkomt met de Rode Lijst. Een overzicht van het belang van flora van de zoete rijkswateren wordt gegeven in bijlage 11. Beschermde soorten Europa De Habitatrichtlijn en Conventie van Bern zijn de belangrijkste Europese verdragen voor bescherming van de flora. In de bijlagen van de Habitatrichtlijn worden elf soorten vaatplanten genoemd die tot de Nederlandse flora behoren. Daarvan is langs de Rijntakken alleen het oorspronkelijk niet inheemse Gewoon sneeuwklokje aangetroffen. Deze soort wordt vermeld in Bijlage V van de EU-Habitatrichtlijn als een soort van “communautair belang waarvoor het onttrekken aan de natuur en de exploitatie aan beheersmaatregelen kunnen worden onderworpen”. De strikter beschermde soorten van Bijlage II van de Habitatrichtlijn komen tot zo ver niet in het meetnet voor. Beschermde soorten Nederland In de Flora- en Faunawet worden 104 wilde plantensoorten genoemd die enige vorm van bescherming genieten, meestal bescherming tegen beschadigen, plukken en uitgraven van planten. Langs de Rijntakken zijn 18 (19 indien de beide ondersoorten van de Dotterbloem apart geteld worden) wettelijk beschermde soorten aangetroffen (tabel 6). Tabel 6: De langs de Rijntakken tijdens de tweede ronde aangetroffen wettelijk beschermde soorten, met het aantal km-hokken waarbinnen ze zijn waargenomen. Nederlandse naam Daslook Zwanenbloem (Spin- & Gewone-) Dotterbloem Akkerklokje Rapunzelklokje Grasklokje Grote kaardebol Brede wespenorchis Wilde kievitsbloem Aardaker Zomerklokje Grote keverorchis Wilde marjolein Gewone vogelmelk Klein glaskruid Gulden sleutelbloem Veldsalie Kleine maagdenpalm
Wetenschappelijke naam Allium ursinum Butomus umbellatus Caltha palustris Campanula rapunculoides Campanula rapunculus Campanula rotundifolia Dipsacus fullonum Epipactis helleborine Fritillaria meleagris Lathyrus tuberosus Leucojum aestivum Listera ovata Origanum vulgare Ornithogalum umbellatum Parietaria judaica Primula veris Salvia pratensis Vinca minor
Aantal km-hokken 2 93 27 1 1 8 38 21 1 16 1 1 6 22 1 1 11 2
Rode Lijst Rode-Lijstsoorten zijn soorten die op grond van hun nationale zeldzaamheid en/of hun achteruitgang extra aandacht krijgen in het natuurbeleid en natuurbeheer (Van der Meijden et al., 2000). Vooralsnog hebben de 499 Rode-Lijstsoorten geen speciale beschermingsstatus. Er zijn 75 Rode-Lijstsoorten aangetroffen langs de Rijntakken (tabel 7 en Bijlage 4). Dit is een hoog aantal gezien de bescheiden oppervlakte van de Rijntakken in Nederland. 12
Tabel 7: Het aantal tijdens de tweede ronde waargenomen Rode-Lijstsoorten langs de Rijntakken. Totaal aantal Rode-Lijstsoorten (RLtot), gemiddeld aantal Rode-Lijstsoorten per km-hok (RLgem) met spreiding en het totaal aantal geïnventariseerde km-hokken (ntot). Rijntakken (totaal) Bovenrijn/Waal Nederrijn IJssel Zoetwatergetijderivieren Benedenrivieren Noordrand Rijntakken (agrarisch e.d.) Rijntakken (natuur)
RLtot 75 33 29 48 29 5 28 70
RLgem 3,5 (0-21) 3,1 (0-10) 4,0 (0-13) 4,0 (0-21) 3,4 (0-19) 1,6 (0-5) 1,7 (0-10) 4,4 (0-21)
ntot 147 47 33 39 22 6 47 100
Zeldzame veldsla-soorten in het meetnet Tijdens het veldwerk in 2003 zijn er binnen de meetpunten van het meetnet twee zeer zeldzame soorten Veldsla waargenomen.
Geoorde veldsla (Valerianella rimosa) werd vroeger voornamelijk op graanakkers in het rivierengebied aangetroffen. Na 1980 is de plant in Nederland nergens meer waargenomen tot in 1998 één exemplaar werd aangetroffen op een stenen kade bij de monding van het Maas-Waalkanaal. In 2002 zijn tijdens een FLORON-kamp verschillende exemplaren aangetroffen in een akkerreservaat langs de IJssel bij Brummen. Tijdens de inventarisatie in het kader van het meetnet in 2003 is de soort in twee meetpunten binnen dit reservaat gevonden. Later in het seizoen is de soort (1 exemplaar) aangetroffen op een natuurlijke standplaats; een zandstrand langs de Waal bij Ewijk. Deze vindplaats ligt ongeveer zes kilometers ten westen van de plek waar de soort in 1998 werd gevonden.
Gegroefde veldsla (Valerianella carinata) is een zeer zeldzame soort die recent alleen bekend is van de duinen van Kennemerland, de omgeving van Nijmegen en enkele spoorwegterreinen in Zuid Limburg. In het meetnet is een groeiplaats van de soort ontdekt op een rivierduin langs de Beneden Merwede. De planten groeien hier in een open pioniervegetatie met soorten als Zandzegge, Stijf vergeet-mij-nietje, Veldereprijs en Muurpeper.
13
Doelsoorten Doelsoorten zijn alle soorten van de Rode Lijst, uitgebreid met soorten waarvoor Nederland een internationale verantwoordelijkheid heeft, omdat een belangrijk deel van het areaal van de soort in ons land ligt (Bal et al., 2001). Het gaat in totaal om 544 soorten, waarvan er langs de Rijntakken 89 voorkomen. Daarvan zijn de volgende soorten geen Rode-lijstsoort of Beschermde soort: Ruige scheefkelk, Mierik, Gele ganzenbloem, Biestarwegras, Cipreswolfsmelk, Weidegeelster, Bermooievaarsbek, Paarbladig fonteinkruid, Eenbloemig parelgras, Dubbelkelk, Voorjaarsganzerik, Zacht vetkruid en Waterkruiskruid. 3.5 Beheer en inrichting Het Floristisch Meetnet is, middels een onderverdeling naar gebruikscategorie, gestratificeerd naar beheer en inrichting. Dit maakt het mogelijk uitspraken te doen over km-hokken met overwegend een natuurfunctie versus gebieden met overwegend agrarische of andere functies. De indeling in gebruikscategorie is onvermijdelijk een generalisatie van de werkelijkheid. Vaak worden binnen km-hokken al diverse beheersvormen toegepast en zijn verschillende typen inrichting aanwezig. Het meetnet is minder goed toegerust voor een verdere detaillering naar bijvoorbeeld vormen van beheer of typen inrichting. In deze paragraaf wordt aangegeven welke factoren in beheer en inrichting van belang zijn voor de flora van de oevers van de Rijntakken. Dijken Diverse dijken zijn in de recente jaren verzwaard of heringericht, o.a. langs de Lek en de Waal. Daarbij zijn de dijktaluds opnieuw ingezaaid. Er is niet alleen een grasmengsel ingezaaid, maar ook vaak een bloemrijk kruidenmengsel. Het gaat om diverse soorten klaver en kaasjeskruid, Wilde peen, Echt bitterkruid, Wilde pastinaak, Wilde cichorei en meer. Al tijdens de eerste ronde bestond de indruk dat veel niet inheemse variëteiten of kweekvariëteiten zijn gebruikt. Een enkele keer lijkt in plaats van Wilde cichorei de cultuurvorm witlof te zijn uitgezaaid. Ook het optreden van zeldzaamheden als Grote centaurie zijn soms te verklaren door aanvoer met zaaizaad. In 2003 is duidelijk geworden dat voor Sanguisorba minor een gekweekte ondersoort wordt uitgezaaid (Odé & van Moorsel, 2003). Deze ondersoort is aan de vruchten te herkennen en daarmee is het in ieder geval mogelijk om inzaai te kunnen onderscheiden van oorspronkelijk wilde populaties. Het dijkbeheer is na de herinrichting op veel plaatsen veranderd van begrazingsbeheer naar maaibeheer. Dit kan voor de flora goed uitpakken, mits het maaisel wordt afgevoerd en niet vaker dan twee maal per jaar wordt gemaaid. Klepelmaaien moet als beheersvorm worden vermeden, omdat het resulteert in soortenarme dijken met een dichte vegetatie van concurrentiekrachtige soorten als Kropaar, Grote brandnetel en Gewone berenklauw. Natuurontwikkeling Natuurontwikkeling in het rivierengebied heeft meestal direct gevolgen voor de flora. In heringerichte delen schieten veel pioniersoorten op, die door de dynamiek van een natuurontwikkelingsgebied langs de rivier meer kans hebben om stand te houden. Opvallend in dit kader is de vestiging van Driekantige bies in het benedenrivierengebied, op oevers langs nieuw aangelegde getijkreken. Door de extensivering van beheer bij natuurontwikkeling keren ruigten, struwelen en bossen op spontane wijze terug. De keerzijde van natuurontwikkeling is eveneens gelegen in de extensivering. Het is niet altijd duidelijk of de soorten van lage vegetaties op relatief voedselarme standplaatsen en open vegetaties in een natuurontwikkelingsgebied voldoende ruimte houden om te overleven of zich te vestigen. Door afgraving verdwijnen er ook droge en relatief voedselarme standplaatsen. Van de weinig algemene en binnen Nederland sterk aan het rivierengebied gebonden Karwijvarkenskervel zijn bijvoorbeeld langs de IJssel groeiplaatsen verdwenen door verruiging en door het afgraven van zomerkaden. 14
Natuurvriendelijke oevers Op diverse plekken langs Waal en IJssel zijn stroken langs de oever uitgerasterd in het kader van de inrichting van natuurvriendelijke oevers. Ze worden apart van de er achter liggende (meestal agrarische) percelen beheerd. De uitgerasterde strook omvat naast de rivieroever meestal ook een deel van de oeverwal. Veel stroken zijn vrij recent uitgerasterd en binnen de rasters loopt vaak geen vee. De vegetatie vertoont dan ook vaak tekenen van verruiging.
Bomen en Rijntakken Tijdens het veldwerk langs de Rijntakken zijn in beide ronden ruim 100 soorten houtige gewassen (bomen, struiken en lianen) waargenomen. Van deze soorten worden er ongeveer 60 als oorspronkelijk inheems beschouwd. De meest algemene inheemse soorten zijn Schietwilg, Katwilg, Amandelwilg, Eenstijlige meidoorn, Gewone es, Gewone vlier en Grauwe wilg. Zeldzame inheemse boomsoorten die zijn aangetroffen zijn o.a. Fladderiep en Zwarte populier. Van deze laatste soort groeien mogelijk enkele zuivere exemplaren langs Waal en IJssel. Langs de Rijntakken hebben zich ook niet tot de oorspronkelijk Nederlandse flora gerekende Europese soorten gevestigd. Midden-Europese soorten als Gewone en Noorse esdoorn zijn volledig ingeburgerd en worden geregeld aangetroffen. Van de ZuidoostEuropese soorten is de Okkernoot, vooral langs de Nederrijn en de Waal aangetroffen, alhoewel nog niet in volwassen exemplaren. Verder zijn Witte paardenkastanjes en overvloedig vruchtdragende Kerspruimen waargenomen. Opvallend was dat exemplaren van de Witte paardenkasanje, die vlak langs de oever van de Benedenrijn groeien geen last lijken te hebben van de Kastanjemineermot. De van oorsprong Mediterrane Vijgenbomen op enkele kribben ten oosten van Nijmegen weten zich al jaren goed te handhaven. Ongeveer 25 soorten zijn uit Azië of Noord-Amerika afkomstige exoten. De Vederesdoorn is langs de Rijntakken de algemeenste boom van Noordamerikaanse oorsprong. Deze soort is binnen alle deelsystemen waargenomen, maar is langs de Waal het algemeenst. De Vederesdoorn groeit meestal dicht bij de oever en opvallend vaak op kribben. Op de kribben worden de bomen regelmatig afgezet, zodat hier vooral uitgelopen stoven te zien zijn. Op andere plekken komen uitgegroeide en vruchtdragende exemplaren voor. Een andere Amerikaanse esdoorn, de Witte esdoorn, is eveneens op kribben langs de Waal waargenomen. De Canadese kornoelje is volledig ingeburgerd in Zachthoutooibos-biotopen. Jonge exemplaren van de Hemelboom, een soort van Aziatische origine, zijn vooral in 2003 langs de Waal aangetroffen. De eveneens uit Azië afkomstige Boksdoorn en Rimpelroos zijn in hoofdzaak aangetroffen langs de steenglooiingen van de Nieuwe Waterweg. De Gele zeepboom groeit nog steeds op de oeverwal bij de Millingerwaard. Houtige gewassen van een groot aantal geslachten leveren door het voorkomen van hybriden problemen op bij de naamgeving. Exemplaren van de genera Populier, Iep en Linde zijn vaak niet met zekerheid op naam te brengen. Vooral bij jonge exemplaren is dat niet goed mogelijk. Dezelfde problemen doen zich voor bij het op naam brengen van de jonge Platanen die hier en daar opslaan en de opslag van struiken uit het geslacht Sorbus (Lijsterbes). Ook het onderscheid tussen de uit Azie stammende Witte kornoelje en de Canadese kornoelje is niet altijd even duidelijk.
15
16
4. Floristische Kwaliteit 4.1 Inleiding Binnen het Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren vormen de soortenlijsten (met abundanties) per km-hok de basis voor de analyse van de ontwikkelingen in de flora. De Floristische Kwaliteit is één van de manieren om de kwaliteit en ontwikkeling van de flora van een watersysteem uit te drukken en te beoordelen. De Floristische Kwaliteit is gebaseerd op de verzamelde waarnemingen van groepen van ecologisch verwante karakteristieke soorten. Er worden 13 soortgroepen, de zogenoemde ecosysteemtypen, onderscheiden. Voor ieder van de 13 ecosysteemtypen wordt de Floristische Kwaliteit berekend per km-hok, op basis van het aantal in het km-hok aangetroffen karakteristieke soorten en hun abundantie, natuurwaarde en indicatiewaarde. De berekeningswijze wordt samengevat in bijlage 1. Ten behoeve van de interpretatie en de grafische presentatie wordt de Floristische Kwaliteit in vijf klassen onderverdeeld. Zo wordt het mogelijk om de mate van ontwikkeling van de ecosystemen in termen als zeer goed, goed, matig, ontoereikend of slecht uit te drukken. 4.2 Floristische Kwaliteit tweede ronde Een overzicht van de Floristische Kwaliteit langs de Rijntakken wordt weergegeven in figuur 3. Per ecosysteemtype wordt het relatieve aandeel van de meetpunten per klasse van Floristische Kwaliteit weergegeven. Het aandeel van de klasse slecht wordt bijvoorbeeld aangegeven in het rode rechter deel van de figuren. De karakteristieke soorten voor dit ecosysteemtype komen in deze km-hokken niet of slechts zeer beperkt voor. Door splitsing van de steekproef in deelsystemen (Bovenrijn/Waal, Nederrijn, IJssel, Zoetwatergetijderivieren en Benedenrivieren Noordrand) of gebruikscategorieën (agrarisch e.d., natuur) is het mogelijk om ook het aandeel binnen deze categorieën te beoordelen. De steekproefgrootte is boven de grafische weergave van iedere groep van km-hokken aangegeven. De gepresenteerde gegevens zijn gecorrigeerd voor over- of ondervertegenwoordiging van strata in de steekproef (bijlage 5). De mate van ontwikkeling van de belangrijkste ecosysteemtypen langs de Rijntakken wordt weergegeven in de kaarten van bijlage 6 A t/m M. Wellicht ten overvloede zij vermeld dat het gaat om gegevens uit een steekproef van kmhokken. Het ontbreken van een ecosysteemtype in de figuren betekent dus alleen dat het type ontbreekt in de steekproef; langs het betreffende watersysteem kan het type toch voorkomen, zij het sporadisch. Kleine wateren (Bijlage 6A) De karakteristieke soorten van Kleine wateren komen langs de Rijntakken in hoofdzaak voor in sloten, strangen en uiterwaardplassen. In het algemeen zijn het wateren die niet direct in open verbinding staan met het zomerbed. Wateren die wel in open verbinding met de rivier staan zijn meestal opvallend arm aan waterplanten. De meest algemeen aangetroffen waterplanten zijn Smalle waterpest, Veelwortelig kroos, Gele plomp, Schedefonteinkruid, Watergentiaan, Puntkroos en Tenger fonteinkruid. De meest algemene helofyten zijn Zwanenbloem, Slanke waterweegbree en Pijlkruid. Kleine wateren is alleen langs de IJssel plaatselijk zeer goed ontwikkeld. Globaal neemt de Floristische Kwaliteit hier toe van boven- naar benedenstrooms. Een zeer goede Floristische Kwaliteit wordt vooral gerealiseerd in km-hokken met goed ontwikkelde slootvegetaties. Soorten die langs de benedenloop van de IJssel zijn aangetroffen zijn o.a. Krabbenscheer, Spits fonteinkruid, Stomp fonteinkruid, Paarbladig fonteinkruid, Brede waterpest en Kleine egelskop.
17
Langs Bovenrijn/Waal en Nederrijn is de Floristische Kwaliteit ten hoogste goed. Langs Bovenrijn/Waal wordt een goede Floristische Kwaliteit alleen gehaald in km-hokken met geïsoleerde plassen en plasjes. Sloten zijn hier schaars en bovendien zijn de sloten in de zomer van 2003 meestal drooggevallen. Langs Bovenrijn/Waal zijn de meest algemene waterplanten Gele plomp, Watergentiaan, Schedefonteinkruid en Smalle waterpest. Langs de Nederrijn/Lek is de Floristische Kwaliteit stroomafwaarts van de stuw bij Driel plaatselijk matig tot goed. Kleine wateren zijn in dit grotendeels gestuwde traject vertegenwoordigd door sloten, strangen en plasjes. Stroomafwaarts van de stuw bij Hagenstein zijn het vooral slootvegetaties met soorten als Waterviolier en Groot blaasjeskruid die bijdragen aan een matige tot goede Floristische Kwaliteit. Stroomafwaarts van Schoonhoven behoort de Lek tot het deelsysteem Zoetwatergetijderivieren. De uiterwaarden zijn hier in het algemeen zeer smal en sloten of geïsoleerde plassen ontbreken. De Floristische Kwaliteit is hier dan ook zeer laag. Langs de Zoetwatergetijderivieren is alleen in enkele reservaten langs de Boven-Merwede de Floristische Kwaliteit matig tot goed. In het getijdegebied langs de Oude Maas zijn geïsoleerde wateren voorzover aanwezig meestal dichtgegroeid met Riet of beschaduwd door bomen. De karakteristieke soorten zijn hier - ook in de getijdegeulen - afwezig. Slikkige oever (Bijlage 6B) Slikkige oever komt voor op plaatsen die ’s winters geïnundeerd zijn en in de loop van het groeiseizoen geleidelijk droogvallen. De karakteristieke soorten zijn voornamelijk eenjarige soorten, die in de loop van de zomer ontkiemen. Slikkige oevers ontwikkelen zich het best op glooiende oevers van enigszins beschutte wateren die alleen bij hoge rivierwaterstanden in verbinding staan met de hoofdstroom, zoals bijvoorbeeld niet permanente nevengeulen. Het waterpeil in deze wateren fluctueert in ongeveer dezelfde mate als in de hoofdstroom, maar de stroming en de golfslag zijn geringer. Veel voorkomende karakteristieke soorten zijn Rode waterereprijs, Blaartrekkende boterbloem, Klein vlooienkruid, Goudzuring, Moeraszuring, Slijkgroen, Liggende ganzerik, Naaldwaterbies en Knikkend tandzaad. In de loop van de zomer van 2003 bleken veel oevers dusdanig opgedroogd dat soorten als Slijkgroen en Naaldwaterbies al verdroogd waren voordat hun levenscyclus voltooid was. Een soort als Klein vlooienkruid is veel beter bestand tegen snel en langdurig droogvallen. Slikkige oever is vooral langs Bovenrijn/Waal in veel km-hokken goed tot zeer goed ontwikkeld. Veel van de karakteristieke soorten zoals o.a. Rechte alsem, Bruin cypergras en Riviertandzaad zijn in hoofdzaak binnen dit deelsysteem aangetroffen. Langs het gestuwde traject van de Nederrijn is de Floristische Kwaliteit over het algemeen slecht tot matig. Alleen in enkele km-hokken waar recent natuurontwikkelingsprojecten zijn afgrond (o.a. Steenwaard) scoort Slikkige oever goed tot zeer goed. Langs de benedenloop van de Lek, waar sprake is van getijdeinvloed verschijnt Witte waterkers op de slikoevers. Langs de “bovenloop” van IJssel is de Floristische Kwaliteit vooral hoog in km-hokken met oude rivierlopen (omgeving Dieren en Doesburg). Door de lage waterstanden zijn hier in 2003 zeer brede slikoevers ontstaan. Opvallend is dat enkele soorten die bij de vorige ronde vooral langs de Waal zijn aangetroffen nu ook langs de IJssel opduiken. Voorbeelden zijn Kleine majer en Riviertandzaad. Langs de benedenloop van de IJssel is de Floristische Kwaliteit alleen zeer goed in km-hokken waar natuurontwikkelingsprojecten zijn uitgevoerd (Vreugderijkerwaard, Engelse werk).
18
19
Ook langs de Zoetwatergetijderivieren is de Floristische Kwaliteit goed tot zeer goed, vooral in km-hokken met recent uitgevoerde natuurontwikkelingsprojecten (nevengeulen /getijkreken tussen Sleeuwijk en Woudrichem). Hier treden op slikoevers andere soorten op de voorgrond dan langs de andere deelsystemen. In het getijdegebied ligt het accent op Witte waterkers, Blauwe- en Rode waterereprijs en Beekpunge, alhoewel in de omgeving van Woudrichem een typische Waalsoort als Bruin cypergras nog zeer overvloedig voorkomt. Zand- en grindstrand (Bijlage 6C) Zandstranden komen voor op plaatsen waar de oevers niet met stenen verhard zijn en waar tevens sprake is van dynamiek in de vorm van waterstandsfluctuaties, stroming of golfslag. Deze dynamiek kan plaatselijk leiden tot zandafzetting en eventueel zelfs verstuiving. In tegenstelling tot de karakteristieke soorten van Slikkige oever zijn de soorten van Zand- en grindstrand meestal direct langs de hoofdstroom te vinden. Veel voorkomende karakteristieke soorten zijn Late stekelnoot, Rode ganzenvoet, Zeegroene ganzenvoet, Bezemkruiskruid, Smal vlieszaad, Doornappel, Franse amarant en Glansbesnachtschade. In het algemeen komen op zandstranden voornamelijk eenjarige soorten voor uit de Ganzenvoet-, Nachtschade-, Duizendknoop- en Amarantenfamilie. Matig tot zeer goed ontwikkeld Zand- en grindstrand komt langs de Rijntakken alleen voor langs niet-gestuwde en niet door het getij beïnvloede trajecten. Langs Bovenrijn/Waal is de Floristische Kwaliteit over het algemeen goed tot zeer goed. Alleen in enkele km-hokken waarin geen rivieroevers liggen, maar alleen uiterwaarden, is de Floristische Kwaliteit laag. Enkele soorten zijn alleen of in hoofdzaak langs de Waal waargenomen. Het betreft in hoofdzaak exoten als Liggende ganzenvoet, Smal vlieszaad, Druifkruid, Klein liefdegras, Nerfamarant en Witte amarant. Enkele algemene akkeronkruiden als Hanenpoot en Glad vingergras worden regelmatig op Waalstranden aangetroffen. Ook minder algemene akkerplanten als Gladde ereprijs en de uiterst zeldzame Geoorde veldsla zijn waargenomen. Opmerkelijk is verder het voorkomen van Riempjes op enkele relatief grindrijke stranden ten oosten van Nijmegen. Langs de IJssel neemt de Floristische Kwaliteit van Zand- en grindstrand van boven- naar benedenstrooms geleidelijk af. “Bovenstrooms” komen nog enkele soorten voor die ook geregeld op Waalstranden aanwezig zijn zoals Beklierde nachtschade, Doornappel en Bezemkruiskruid. Deze soorten zijn langs de benedenloop niet meer waargenomen. In het “bovenstroomse” deel van de IJssel liggen de oevers meestal in steen. In de zomer van 2003 was de waterstand zo laag dat er plaatselijk beneden de steenoever zandstrandjes ontstonden, inclusief de bijbehorende soorten. Meestal zijn de karakteristieke soorten langs de IJssel echter niet direct langs de rivieroever aangetroffen, maar langs zandige, meestal steile, oevers van wateren die in open verbinding met de IJssel staan. Langs de Nederrijn en de Zoetwatergetijderivieren is de Floristische Kwaliteit slecht/niet ontwikkeld tot ontoereikend. Schelpenstrand Gezien de grote hoeveelheden schelpresten die tegenwoordig op de rivierstranden aanwezig zijn zou de naam Zand-, grind- en schelpstrand misschien niet misstaan. Hoewel er bij de eerste ronde geen notities zijn gemaakt van aantallen schelpen is het evident dat ze zijn toegenomen. De schelpen zijn afkomstig van twee van oorsprong uit Azie afkomstige soorten korfmosselen (Corbicula fluminea – Aziatische korfmossel en Corbicula fluminalis – Toegeknepen korfmossel), die in de jaren 80 van de vorige eeuw voor het eerst in Europa verschenen zijn. Door de lage waterstanden tijdens de zomer van 2003 zijn deze schelpen op veel plaatsen, vooral langs Waal en IJssel waargenomen. Vooral langs de benedenloop van de Waal bleken door de combinatie van lage waterstanden en golfslag (scheepvaart) ware schelpenbanken opgeworpen.
20
Buitendijks grasland (Bijlage 6D) Het Buitendijks grasland wordt gekarakteriseerd door graslandplanten van vochthoudende bodems. Langs de Rijntakken worden deze soorten vooral aangetroffen in relatief laag gelegen uiterwaardgraslanden. Ook aan dijkvoeten kunnen deze soorten worden aangetroffen. Algemene karakteristieke soorten langs de Rijntakken zijn Platte rus, Aardbeiklaver, Engelse alant, Tweerijige zegge, Zeegroene rus, Valse voszegge, Beemdlangbloem, Waterkruiskruid en Veldgerst. De Floristische Kwaliteit van het ecosysteemtype Buitendijks grasland is alleen binnen kmhokken met natuurreservaten goed of zeer goed. Langs de Bovenrijn/Waal is dit ecosysteemtype overwegend slecht tot ontoereikend ontwikkeld. In een aantal km-hokken ten oosten van Nijmegen is de Floristische Kwaliteit nog relatief hoog door de aanwezigheid van soorten als Rode ogentroost, Fraai duizendguldenkruid, Polei en Weidekervel. Deze laatste soort groeit overigens meestal in erg kleine populaties. Langs de IJssel is Buitendijks grasland slecht tot ontoereikend ontwikkeld, met uitzondering van de benedenloop. Langs het gestuwde deel van de Nederrijn en langs de benedenloop van de IJssel is de Floristische Kwaliteit overwegend matig. Soorten van Buitendijks grasland die hier worden aangetroffen zijn o.a. Tweerijige zegge, Waterkruiskruid, Moerasrolklaver, Echte koekoeksbloem, Zeegroene muur en Gevleugeld hertshooi. Langs de benedenloop van de IJssel is de Floristische Kwaliteit in één km-hok zeer goed. Soorten die hier voorkomen zijn o.a. Wilde kievitsbloem, Grote pimpernel en Moeraszoutgras. Langs de Zoetwatergetijderivieren is de Floristische Kwaliteit lokaal (Beneden Merwede) eveneens goed tot zeer goed. Soorten van Buitendijks grasland die hier voorkomen zijn o.a. Weidekervel, Grote pimpernel en Trosdravik. Stroomdalgrasland (Bijlage 6E), figuur 4) Onder Stroomdalgrasland worden de graslanden gerekend die wat vochtvoorziening betreft tussen Buitendijks grasland en Rivierduingrasland in liggen. De karakteristieke soorten groeien in gehooide of beweide graslanden in de wat hoger gelegen delen van de uiterwaarden, op zomerkaden en op taluds van winterdijken. Veel voorkomende karakteristieke soorten zijn Knoopkruid, Veldlathyrus, Echte kruisdistel, Glad walstro, Heksenmelk, Gewone bermzegge, Kraailook, Wilde cichorei, Pastinaak, Groot streepzaad, Kattendoorn, Goudhaver en Kamgras. Onder de karakteristieke soorten zijn ook enkele soorten van extensievere beheersvormen (zoomplanten), zoals Gewone agrimonie, Wilde marjolein en Kruisbladwalstro. Langs de Bovenrijn/Waal is de Floristische Kwaliteit voor Stroomdalgrasland overwegend matig tot zeer goed ten oosten van Nijmegen; ten westen van Nijmegen juist overwegend slecht tot matig. De karakteristieke soorten komen in de km-hokken langs Bovenrijn/Waal met een goede tot zeer goede Floristische Kwaliteit in hoofdzaak voor op gemaaide taluds van winterdijken of op beweide zomerkades. Ten oosten van Nijmegen komen bijvoorbeeld Aardaker, Kleine pimpernel, Grote centaurie en Moeslook voor op gemaaide dijktaluds. Bij Hurwenen en Deest komen zomerkaden voor met soorten als Karwijvarkenskervel, Goudhaver, Kamgras, Kattendoorn en Grote bevernel. Langs de IJssel komen de karakteristieke soorten voornamelijk voor op natuurlijke standplaatsen zoals oeverwallen en stroomruggen in kronkelwaarden. In de omgeving van Olst (IJssel) zijn soorten als Moeslook, Kleine pimpernel, Ruige weegbree, Bevertjes, Veldsalie en Kleine ruit ook op gemaaide dijktaluds aangetroffen. Langs de Nederrijn zijn de soorten van Stroomdalgrasland aangetroffen op zomerkaden en oeverwallen. Zeer goed ontwikkeld is Stroomdalgrasland hier alleen in reservaten. Behalve de hierboven bij de IJssel genoemde soorten, kunnen langs de Nederrijn ook Ruige leeuwentand en Oosterse morgenster in de graslanden worden aangetroffen. Langs de Zoetwatergetijderivieren komen deze beide laatste soorten, samen met o.a. Bevertjes, Beemdkroon en Ruige weegbree voor in de graslanden op het eiland van Dordrecht. In enkele km-hokken hier is de Floristische Kwaliteit zeer goed.
21
Uitzaai van soorten als Groot streepzaad, Grote centaurie, Grote bevernel, Echt bitterkruid en Beemdkroon op dijktaluds, kan lokaal van invloed zijn geweest op de Floristische Kwaliteit van Stroomdalgrasland.
Figuur 4: Verspreiding en mate van ontwikkeling van Stroomdalgrasland langs de Rijntakken tijdens de tweede ronde.
Rivierduingrasland (Bijlage 6F) Rivierduingrasland komt voor op de hoogst gelegen, zelden of nooit overstroomde delen van het winterbed, zoals die te vinden zijn bovenop zandige oeverwallen en op rivierduinen. De meest aangetroffen karakteristieke soorten zijn Echte kruisdistel, Sikkelklaver, Akkerhoornbloem, Geel walstro, Zacht vetkruid, Knolboterbloem, Handjesgras en Kaal breukkruid. De vegetaties op deze relatief voedselarme en droge standplaatsen zijn relatief laag en open. Mossen en eenjarigen zoals Vroegeling, Zandhoornbloem en Ruw vergeet-mij-nietje hebben een belangrijker aandeel in de vegetatie dan bij Stroomdalgrasland. Vaak is een deel van de bodem onbegroeid. Zeer goed ontwikkeld Rivierduingrasland is alleen in km-hokken met natuurreservaten aangetroffen. Langs de Bovenrijn/Waal is Rivierduingrasland alleen ten oosten van Nijmegen lokaal matig tot goed ontwikkeld. Soorten die hier zijn waargenomen zijn o.a. Brede ereprijs, Cipreswolfsmelk en Kruipend stalkruid. De vegetatie op de oeverwallen langs de Bovenrijn/Waal is over het algemeen veel ruiger dan langs Nederrijn en IJssel. Soorten van voedselarme, basische standplaatsen, zoals Klein timoteegras, Walstrobremraap, Grote tijm, Smal fakkelgras en Voorjaarsganzerik, die lokaal langs de Nederrijn en IJssel voorkomen, zijn langs de Bovenrijn/Waal nergens aangetroffen. Daarentegen hebben algemene soorten als o.a. Boerenwormkruid, Duizendblad, Duinriet, Kweek en Akkerdistel in het algemeen een groter aandeel in de vegetatie. Het beheer van de oeverwallen langs de Waal is in het algemeen extensiever dan langs de Nederrijn en IJssel. Langs de Waal is veelal sprake van zeer extensieve begrazing, langs de andere deelsystemen worden de droge graslanden meestal 22
intensiever begraasd en worden ook beheersvormen als maaien met (of zonder) nabeweiding toegepast. Langs de Nederrijn is Rivierduingrasland alleen goed tot zeer goed ontwikkeld in enkele reservaten langs het ongestuwde traject ten westen van Hagestein. Soorten die hier zijn aangetroffen, zijn naast de hierboven genoemde soorten van voedselarme, basische standplaatsen o.a. Ruig viooltje, Zachte haver, Brede ereprijs, Zilverhaver en Paashaver. Langs de IJssel is Rivierduingrasland zeer goed ontwikkeld in enkele reservaten met stroomruggen (Cortenoever, Ravenswaarden) en oeverwallen (Vreugderijkerwaard). Enkele soorten van droge graslanden zijn alleen of vooral langs de IJssel waargenomen. Het betreft Kleine bevernel, Voorjaarszegge en Liggende ereprijs. Langs de Zoetwatergetijderivieren is Rivierduingrasland alleen op de Kop van de Oude wiel zeer goed ontwikkeld. Enkele bijzondere soorten hier zijn Ruige scheefkelk, Stijf vergeet-mijnietje, Gegroefde veldsla en Rode bremraap. Zilt grasland (Bijlage 6G) Dit ecosysteemtype worden aangetroffen op zilte of brakke bodems. De karakteristieke soorten zijn in hoofdzaak aangetroffen langs de Nieuwe Waterweg. Het gaat o.a. om Zulte, Zilte rus, Echt lepelblad, Hertshoornweegbree, Melkkruid, Strandmelde, Zilte schijnspurrie, Smalle rolklaver, Stomp kweldergras en Zeeweegbree. Deze soorten groeien hier niet in graslanden maar tussen de stenen van de steenglooiingen. Langs de benedenloop van de IJssel komen verspreid nog enkele brakke soorten, zoals Zilte zegge en Slanke waterbies, voor. Zulte is de meest verspreide zilte soort langs de Rijntakken. Deze soort is ook op enkele plekken langs de Benedenrijn en de Zoetwatergetijderivieren aangetroffen. Getijderuigte (Bijlage 6H) De karakteristieke soorten van dit ecosysteemtype worden aangetroffen langs zoete wateren met enige getijdebeweging. De getijdewerking uit zich door dagelijkse schommelingen in de waterstand en door stroming in de getijdegeulen. De huidige getijdebeweging in de Rijntakken is sinds de afsluiting van het Haringvliet in 1970 sterk verminderd, maar het getijverschil langs de Oude Maas bedraagt nog altijd zo’n 70 cm. De karakteristieke soorten zijn enerzijds vrij robuuste helofyten die dagelijks waterstandsschommelingen en vrij sterke stromingen kunnen verdragen (Heen, Moeraszegge, Ruwe bies en Driekantige bies) en anderzijds water- en oeverplanten die dagelijks droogvallen kunnen doorstaan (Gevleugeld sterrenkroos, Witte waterkers en Groot moerasscherm). Doorschijnend sterrenkroos kan niet tegen droogvallen, maar komt vooral voor in wateren waar getijdenstroming optreedt. De voorjaarssoorten Spindotterbloem en Bittere veldkers komen voor in die delen van rietlanden en wilgenbossen de onder invloed van het getij staan. Getijderuigte is goed tot zeer goed ontwikkeld langs de Oude Maas. Groot moerasscherm, Bittere veldkers, Doorschijnend sterrenkroos en Zomerklokje zijn alleen in dit deelsysteem waargenomen. Verder komen een aantal karakteristieke soorten voor langs de benedenlopen van Lek en Waal en langs de Beneden Merwede en de Noord. Een hoge Floristische Kwaliteit wordt echter zelden bereikt. Bij Nieuwpoort aan de Lek is Getijderuigte zeer goed ontwikkeld vanwege het voorkomen van soorten als Driekantige bies, Glanzige hoornbloem, Spindotterbloem en Witte waterkers. De Driekantige bies is hier nieuw verschenen. Ook langs een nieuw gegraven nevengeul tussen Woudrichem en Sleeuwijk heeft deze soort zich op verscheidene plaatsen weten te vestigen. Vochtige ruigte (Bijlage 6I) Het ecosysteemtype Vochtige ruigte omvat de aanspoelsel- en oeverruigten. Het ontwikkelt zich optimaal op voedselrijke, vochtige bodems, wanneer de vegetatie niet beweid of gemaaid wordt. De meest algemene karakteristieke soorten langs de Rijntakken zijn: Moerasandoorn, Zwart tandzaad, Grote kattenstaart, Wolfspoot, Grote wederik, Poelruit, Wilde bertram, Echte valeriaan, Late guldenroede, Watermuur en Koninginnenkruid.
23
Met uitzondering van het zilte deelsysteem Benedenrivieren Noordrand komt Vochtige ruigte binnen alle overige deelsystemen in een behoorlijk aantal km-hokken matig tot zeer goed ontwikkeld voor. Opvallend is wel dat de Floristische Kwaliteit langs de IJssel nergens zeer goed is. In het algemeen is de Floristische Kwaliteit laag in km-hokken zonder oevers (rivieroevers of oevers van uiterwaardplassen) of in km-hokken waarin de oevers intensief begraasd worden (agrarische km-hokken). De oevers langs de IJssel bestaan voor een groot deel uit los gestort, zeer grof grind. Deze stenen oevers zijn in het algemeen zeer schaars begroeid. De soorten van Vochtige ruigte groeien hier voornamelijk tussen de voegen van de stenen van de kribben. Iets dergelijk is langs de Waal aan de hand. De Waaloevers worden overwegend gevormd door zandstranden. De soorten van Vochtige ruigte komen ook hier veelvuldig op de kribben voor. Droge ruigte (Bijlage 6J) Droge ruigte komt voor op dezelfde standplaatsen als Stroomdalgrasland en Rivierduingrasland. Dit ecosysteemtype ontwikkeld zich echter alleen bij zeer extensief beheer. Algemene karakteristieke soorten langs de Rijntakken zijn o.a. Zwarte mosterd, Grote klit, Goudgele honingklaver, Gewone steenraket, Groot warkruid, Bezemkruiskruid, Duinriet, Oostenrijkse kers, Hopwarkruid, Grote kaardebol, Grote teunisbloem, Wilde reseda, Grote zandkool en Kleverig kruiskruid. Droge ruigte met een goede tot zeer goede Floristische Kwaliteit komt alleen voor langs de Bovenrijn/Waal en vooral ten oosten van Nijmegen. Onder extensieve begrazing ontstaan op de oeverwallen langs de Bovenrijn/Waal mozaïeken van kort begraasd grasland, ruig grasland en ruigte. In deze ruigten vormen soorten als Akkerdistel, Duinriet, Boerenwormkruid of Dauwbraam plaatselijk haarden. Minder dominante soorten zijn Zeepkruid, Kweekdravik, Knikkende distel en Heksenmelk. Op plaatsen waar door erosie of recente zandafzetting geen gesloten vegetatiedek aanwezig is, komen er naast bovengenoemde overblijvende soorten ook een- of tweejarigen als Bezemkruiskruid, Slangenkruid, Wouw en Wilde reseda, voor in Droge ruigte. Behalve op extensief beheerde oeverwallen komen soorten van Droge ruigte ook voor op niet gemaaide steenglooiingen van winterdijken. Op de Waaldijken is Wede bijvoorbeeld een typische plant van ruigten op steenglooiingen. Verder kunnen ruigtesoorten als Knolribzaad, Gevlekte scheerling en Stinkende ballote ook worden aangetroffen langs bosranden (hardhoutooibos) of langs heggen. Droge ruigte met veel Gevlekte scheerling en o.a. Stalkaars, Hopwarkruid en Groot warkruid komt plaatselijk voor op de flanken van de Utrechtse Heuvelrug waar deze direct grenst aan het winterbed van de Benedenrijn. Moeras (Bijlage 6K) Het ecosysteemtype Moeras indiceert minder dynamische en voedselarmere omstandigheden dan Vochtige ruigte. De karakteristieke soorten worden aangetroffen op permanent natte standplaatsen. Naast moerasplanten worden ook enkele helofyten tot de karakteristieke soorten gerekend. Deze soorten kunnen ook langs slootkanten groeien. Voor een optimale ontwikkeling is af en toe maaien (of extensieve beweiding) gewenst. Blijft beheer achterwege, dan zal op den duur door opslag van houtige gewassen (voornamelijk wilgen en elzen) uiteindelijk (Zachthoutooi)bos ontstaan. Enkele algemeen langs de Rijntakken aangetroffen karakteristieke soorten zijn Scherpe zegge, Gele lis, Moeraskruiskruid, Moerasbeemdgras, Grote lisdodde, Moerasspirea, Grote watereppe, Kalmoes, Oeverzegge en Moeraszegge. Langs Bovenrijn/Waal is de Floristische Kwaliteit van Moeras over het algemeen slecht tot ontoereikend. Alleen langs de benedenloop en in enkele km-hokken met bekade polders in de uiterwaarden (bijv. Bemmelse, Gendtsche- en Ooijrijksche Polder) is de Floristische Kwaliteit matig. Langs de Nederrijn is de Floristische Kwaliteit lokaal matig in uiterwaarden langs het gestuwde traject. Ook hier betreft het veelal bekade uiterwaarden (bijv. Amerong-
24
se Bovenpolder). Langs de benedenloop van de Lek en langs de Zoetwatergetijderivieren is de Floristische Kwaliteit overwegend matig tot goed. Soorten als Moeraskruiskruid, Moerasspirea en Moeraszegge zijn hier vrij algemeen. Moeraskruiskruid groeit in deze omgeving direct aan de oever van de rivier. Langs Bovenrijn/Waal groeit deze soort alleen langs de oevers van wateren die niet in directe verbinding staan met het zomerbed. Het best (goed tot zeer goed) is Moeras ontwikkeld langs de benedenloop van de IJssel. Het aantal karakteristieke soorten neemt langs de IJssel stroomafwaarts geleidelijk toe. Soorten die alleen langs de benedenloop van de IJssel zijn waargenomen zijn Veenreukgras, Moeraswederik, Melkeppe en Waterscheerling. Zachthoutooibos (Bijlage 6L) Onder Zachthoutooibos worden in het meetnet de bossen gerekend die groeien op de natte tot vochtige standplaatsen. Ze komen voor op min of meer dezelfde standplaatsen als Vochtige ruigte, Getijderuigte, Buitendijks grasland en Moeras. Zachthoutooibos ontstaat op deze plaatsen wanneer beheer in de vorm van begrazing of maaien achterwege blijft. Het ecosysteemtype heeft enkele karakteristieke soorten gemeen met Vochtige ruigte (bijv. Rivierkruiskruid en Grote engelwortel) en Getijderuigte (Bittere veldkers). Karakteristieke boomsoorten zijn o.a. Schietwilg, Katwilg, Amandelwilg, Kraakwilg, Bittere wilg en Duitse dot. In de ondergroei zijn ruigtesoorten als Grote brandnetel en Reuzenbalsemien vaak dominant. De ondergroei is vaak soortenarm. In sommige wilgenbossen op de Waaloevers is ondergroei geheel afwezig. Zachthoutooibos is goed tot zeer goed ontwikkeld langs de Zoetwatergetijderivieren. Vooral de bossen langs de Oude Maas zijn soortenrijk. Soorten die hier geregeld in de ondergroei voorkomen zijn Groot springzaad, Reuzenzwenkgras, Bloedzuring, IJle zegge, Rivierkruiskruid en Moerasstreepzaad. Ook Oranje springzaad is tijdens de tweede ronde geregeld aangetroffen. Op de laagst gelegen delen, die dagelijks onder invloed van hoog water staan, groeien Bittere veldkers en Spindotterbloem. De vele omgevallen wilgen zorgen voor extra variatie. Op de stammen groeien eikvarens en andere varens, en door vogels verspreide soorten zoals Rode aalbes, Bitterzoet en Vlier. Op één plek is Weichselboom (Prunus mahaleb) als epifyt aangetroffen. In de plasjes die ontstaan op de plek van de wortelkluit groeien soms waterplanten; op de ontstane open plekken groeien moerasplanten (Echte valeriaan, Moerasspirea) en ruigte soorten (Grote engelwortel en Rivierkruiskruid). Langs de benedenloop van de IJssel en Lek is de Floristische Kwaliteit plaatselijk matig. Langs Bovenrijn/Waal is de Floristische Kwaliteit overwegend slecht. De wilgenbossen die plaatselijk voorkomen op de Waalstranden zijn zeer soortenarm. De schaarse ondergroei bestaat uit weinig karakteristieke soorten als Akkerkers, Vijfvingerkruid, Fioringras en Beklierde duizendknoop. De verder van de rivier af gelegen wilgenbossen hebben een ondergroei met soorten als Watermunt, Ruw beemdgras, Gewone wederik en Gele lis. Hardhoutooibos (Bijlage 6M) Hardhoutooibos komt voor op dezelfde standplaatsen als Stroomdalgrasland, Rivierduingrasland en Droge ruigte. Het zijn de bossen op de hoogst gelegen delen van het winterbed. De meeste standplaatsen van Hardhoutooibos worden bijna ieder jaar wel kort overstroomd. Karakteristieke houtige gewassen zijn Gewone es, Eenstijlige meidoorn, Rode kornoelje, Iep, Aalbes, Spaanse aak, Wilde kardinaalsmuts, Kruisbes, Wegedoorn, Gelderse roos en Bosrank. Karakteristieke kruiden zijn Robertskruid, Dolle kervel, Geel nagelkruid, Gewone vogelmelk, Klimopereprijs, Heggenrank, Maarts viooltje en Bosandoorn. Zowel langs Bovenrijn/Waal als langs de Nederrijn is Hardhoutooibos maar in één km-hok zeer goed ontwikkeld. Langs Bovenrijn/Waal op een hoge oeverwal bij Millingen (Colenbrandersbos) en langs de Nederrijn in een smalle strook aan de voet van de Amerongse berg. Langs de IJssel is de Floristische Kwaliteit lokaal goed tot zeer goed. Hoge Floristische Kwaliteiten worden aangetroffen bij bosjes die gelegen zijn op de grens van het IJssel-
25
dal met hogere gronden (Gelders Toren, Rande, Hezenberg) of op stroomruggen en oeverwallen (Cortenoever en Zalkerbos). Soorten die langs de IJssel zijn aangetroffen zijn o.a. Slangenlook, Boskortsteel, Gevlekte aronskelk, Grote keverorchis en Gulden boterbloem.
26
5. Milieukwaliteit 5.1 Inleiding Planten zijn indicatoren voor de in een gebied heersende milieu-omstandigheden. Van dergelijke indicaties kan gebruik worden gemaakt bij de bepaling van de toestand ten aanzien van een bepaald milieuthema. Met betrekking tot de oeverflora van de zoete rijkswateren gaat daarbij de aandacht vooral uit naar de thema's klimaatverandering, verzoeting, verzilting, vermesting en beheer/inrichting. Verschuivingen in de presentie of abundantie van plantensoorten met een bepaalde indicatiewaarde maken het mogelijk de veranderingen in de loop van de tijd te volgen, zowel per locatie, als voor een (deel van een) watersysteem. Per milieuthema worden één of meer milieugetallen berekend (tabel 8). Tabel 8: De berekende milieugetallen, gerangschikt naar milieuthema. Milieuthema Klimaatverandering Verzoeting/verzilting Vermesting Beheer/inrichting
Milieugetal Temperatuurgetal Continentaliteitsgetal Zoutgetal Voedselrijkdomgetal nat Voedselrijkdomgetal droog Oevergetal Dynamiekgetal
In de berekening van de eerste vijf milieugetallen wordt de verhouding in presentie en abundantie van de soorten met een hoge indicatiewaarde (bijvoorbeeld hoge temperatuurindicatie of hoge saliniteitsindicatie) vergeleken met de presentie en abundantie van alle voorkomende soorten. Voor het Zoutgetal wordt op die manier het aandeel van soorten van brakke en zilte milieus in de totale soortensamenstelling berekend. De waarde van deze Milieugetallen ligt tussen 0 en 1. Het Oevergetal en Dynamiekgetal worden in principe net zo berekend als de Floristische Kwaliteit, op basis van de presentie, abundantie en natuurwaarde van indicatieve soorten, maar zonder meeweging van de indicatiewaarde voor een ecosysteemtype. Aangezien de natuurwaarde van alle soorten opnieuw is vastgesteld, komen de berekeningen iets anders uit dan weergegeven in de rapportage over de eerste ronde (Odé en Beringen, 2000a). De berekeningswijze wordt samengevat in bijlage 1.
27
5.2 Milieukwaliteit tweede ronde De resultaten zijn samengevat in tabel 9. Tabel 9: Gemiddelde Milieukwaliteit van de geïnventariseerde km-hokken langs de Rijntakken tijdens de tweede ronde (2002/2003), ook voor de afzonderlijke strata (deelsysteem en gebruikscategorie). TG = Temperatuurgetal, CG = Continentaliteitsgetal, ZG = Zoutgetal, VGn = Voedselrijkdomgetal (nat), VGd = Voedselrijkdomgetal (droog), OG = Oevergetal, DG = Dynamiekgetal, n = aantal hokken. Significante verschillen (ANOVA, unifactorieel, p<0,05) tussen een deelsysteem en de groep van andere deelsystemen zijn vet gedrukt. Significante verschillen (ANOVA, unifactorieel, p<0,05) tussen gebruikscategorieën zijn vet gedrukt.
Rijntakken Bovenrijn/Waal Nederrijn IJssel Zoetwatergetijderivieren Benedenrivieren Noordrand agrarisch e.d. natuur
TG 0,07 0,08 0,06 0,06 0,06 0,11 0,07 0,07
CG 0,26 0,29 0,26 0,27 0,24 0,18 0,24 0,27
ZG 0,29 0,29 0,28 0,27 0,24 0,75 0,35 0,27
VGn 0,84 0,84 0,83 0,83 0,83 0,89 0,85 0,83
VGd 0,71 0,69 0,70 0,71 0,74 0,69 0,73 0,70
OG 65,6 62,6 64,9 73,0 73,0 16,8 46,8 74,4
DG 23,82 34,38 18,42 20,10 19,70 10,00 17,71 26,69
N 147 47 33 39 22 6 47 100
Klimaatsverandering In het Temperatuurgetal (TG) komt het aandeel van de soorten van warme tot zeer warme gebieden tot uiting; dit aandeel is laag. Ook het Continentaliteitsgetal (CG) dat een indicatie geeft van het aandeel van de continentale soorten is laag. Er zijn enkele significante verschillen tussen deelsystemen. Langs de BenedenrivierenNoordrand is het Temperatuurgetal opvallend hoog en het Continentaliteitsgetal opvallend laag. Ook langs de Bovenrijn/Waal is het Temperatuurgetal hoog, hetgeen kan worden verklaard uit de aanwezigheid van droge zandige milieus. Het hoge Continentaliteitsgetal langs de Bovenrijn/Waal kan duiden op een groter aandeel continentale soorten door vestiging vanuit bovenstroomse delen in Duitsland. Verzoeting/verzilting In het Zoutgetal (ZG) komt het aandeel van de brakke tot zilte soorten in de totale soortensamenstelling naar voren. Het aandeel brakke soorten varieert langs de Rijntakken, met een hoog aandeel langs de Benedenrivieren Noordrand (Nieuwe Waterweg) en relatief laag aandeel in het aangrenzende getij-beïnvloede Zoetwatergetijderivieren. Agrarische meetpunten hebben een hoger gemiddeld Zoutgetal omdat de meetpunten langs de Nieuwe Waterweg, allemaal met een hoog Zoutgetal, binnen dit stratum vallen. Vermesting Het aandeel voedselrijke soorten in de totale soortensamenstelling is hoog, hetgeen in beide getallen voor voedselrijkdom tot uiting komt. Deze hoge waarden hoeven geen verwondering te wekken voor de oevers van voedselrijke wateren. De droge voedselrijkdom (VGd) is langs de Zoetwatergetijderivieren gemiddeld hoger dan elders. De natte voedselrijkdom (VGn) is wat hoger langs Benedenrivieren Noordrand. Dit laatste houdt waarschijnlijk verband met de relatief soortenarme vegetaties, waarin zoetwatersoorten van minder voedselrijke bodem ontbreken. De voedselrijkdom (zowel droog als nat) is in natuurgebieden gemiddeld net iets lager dan in agrarisch gebied. Het ontbreken van een mestgift in natuurterreinen speelt daarbij een rol. 28
Beheer/inrichting Het Oevergetal (Bijlage 7A) is een maat voor het voorkomen van buitendijkse gronden met gevarieerde, natte oevervegetaties. Hoge waarden worden in het algemeen gevonden in km-hokken met natuurontwikkelingsprojecten, lage waarden zijn vrijwel altijd gebonden aan harde oevers. Langs de Rijntakken is het Oevergetal in het algemeen hoog, met uitzondering van de Benedenrivieren Noordrand. Hier overheersen harde oevers. De IJssel kent een opvallend hoog Oevergetal; dit deelsysteem wordt op veel plaatsen in de uiterwaarden gekenmerkt door een afwisseling van vochtige vegetaties. Het verschil tussen beide gebruikscategorieën is significant, natuurgebieden kennen een rijkere en gevarieerdere ontwikkeling van de oevervegetatie. In het Dynamiekgetal (Bijlage 7B) komen de soortenrijke pionierstadia van droge en natte standplaatsen naar voren. Ook het Dynamiekgetal is in het algemeen hoog, met uitzondering van de Benedenrivieren Noordrand. door het overheersen van harde oevers ontbreken pioniersituaties. Het Dynamiekgetal is het hoogst langs de Bovenrijn/Waal. Dit vrij afstromende deelsysteem met het hoogste aandeel van de waterafvoer van de Rijntakken kent zeer veel spontane pioniervegetaties als gevolg van erosie en sedimentatie. Ook voor het Dynamiekgetal scoort de gebruikscategorie natuur significant beter. In natuurgebieden en natuurontwikkelingsgebieden is in het algemeen meer ruimte voor dynamiek en het tot ontwikkeling komen van pioniersituaties.
29
30
6. Analyse schaduwmeetnet 6.1 Inleiding Het schaduwmeetnet heeft als doel informatie te verschaffen over de jaarlijkse variantie binnen een meetnet, waarin vierjaarlijks gegevens worden verzameld. Zo moet het mogelijk worden om echte ontwikkelingen in de oeverflora sneller te onderscheiden van door toevalligheden optredende verschillen (“ruis”). In voorgaande rapportages zijn al diverse aspecten van het schaduwmeetnet besproken, zoals Floristische Kwaliteit en het voorkomen van zeldzame soorten. Er is ook ingegaan op de relatie van de Floristische Kwaliteit met incidenten zoals ingrepen in de inrichting van individuele meetpunten en op de invloed van het leereffect. De Floristische Kwaliteit van de afgelopen 8 jaar binnen het schaduwmeetnet zijn samengevat in bijlage 8 en 9. Van de 147 km-hokken langs de Rijntakken zijn er 39 km-hokken in 1998 en 2002 bezocht. De overige 108 km-hokken zijn in 1999 en 2003 bezocht. Wat betreft weer en waterstand zijn deze jaren zeer verschillend. Het jaar 1998 kende een zeer natte nazomer met hoge waterstanden, 1999 kende juist een relatief nat voorjaar. Het jaar 2002 was relatief normaal, terwijl het jaar 2003 een extreem droog en warm was. Tijdens het veldwerk is de indruk ontstaan dat er in 2003 veel meer ruimte was voor éénjarige pioniersoorten op droogvallende oevers en in droogvallende wateren, terwijl waterplanten minder uitgebreid tot ontwikkeling konden komen. In dit hoofdstuk wordt nagegaan of ook uit het schaduwmeetnet is af te leiden dat 2003 een extra afwijkend jaar is geweest voor de samenstelling van de oeverflora van rivieren. Daartoe is de Floristische Kwaliteit van de km-hokken in het schaduwmeetnet die langs de rivieren zijn gelegen uitgewerkt. En zijn enkele analyses gedaan naar het aantal eenjarige soorten. 6.2 Trends in Floristische Kwaliteit Voor de stromende wateren (Rijntakken en Maas) is opnieuw beoordeeld voor welke ecosysteemtypen de Floristische Kwaliteit tijdens de 8 meetronden Schaduwmeetnet een ontwikkeling te zien geeft. Via regressie-analyse is beoordeeld of deze ontwikkeling significant is. Langs de stromende wateren (Bijlage 9, figuur 5-10) zijn in het schaduwmeetnet diverse ontwikkelingen waar te nemen: Slikkige oever, Zand- en grindstrand, Buitendijks grasland, Stroomdalgrasland, Rivierduingrasland, Vochtige ruigte, Droge ruigte en Moeras nemen toe, terwijl de Floristische Kwaliteit van Kleine wateren en Hardhoutooibos stabiel is of licht afneemt. Alleen de toename van Stroomdalgrasland en Vochtige ruigte is significant. Deze toenames kunnen worden verklaard door kolonisatieprocessen na het hoogwater in 1995, zowel op natte oevers, als in droge pioniermilieus, ontstaan door erosie of sedimentatie. Extensivering van het agrarische beheer heeft daarbij een positieve invloed. Mogelijk speelt ook de ontwikkeling van de vegetaties op de na 1995 verzwaarde dijken een rol. Uit de figuren 5 t/m 10 blijkt dat, wat Floristische Kwaliteit betreft, het jaar 2003 nauwelijks afwijkt. Er is geen sprake van trendbreuk, ook niet voor ecosystemen met een groot aandeel van eenjarige soorten. De mogelijke trends die sinds 1996 zijn ingezet, lijken zich gewoon voort te zetten. De ontwikkelingen zoals ze blijken uit de analyse van het schaduwmeetnet staan natuurlijk niet zonder meer model voor de ontwikkelingen in een heel watersysteem. Daarvoor is de steekproef te klein en te weinig representatief. Ze wijzen er echter wel op dat de invloed van het qua weer en waterstand afwijkende jaar 2003 op de Floristische Kwaliteit beperkt is.
31
10
9
8
Floristische Kwaliteit
7
6
5
4
3
2
1
0
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
Figuur 5: Gemiddelde Floristische Kwaliteit van Kleine wateren in het schaduwmeetnet langs stromende wateren (n=7). De negatieve tendens is niet significant.
18
16
14
Floristische Kwaliteit
12
10
8
6
4
2
0
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
Figuur 6: Gemiddelde Floristische Kwaliteit van Slikkige oever in het schaduwmeetnet langs stromende wateren (n=7). De positieve tendens is niet significant.
18
16
14
Floristische Kwaliteit
12
10
8
6
4
2
0
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
Figuur 7: Gemiddelde Floristische Kwaliteit van Zand- en grindstrand in het schaduwmeetnet langs stromende wateren (n=7). De positieve tendens is niet significant.
32
30
25
Floristische Kwaliteit
20
15
10
5
0
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
Figuur 8: Gemiddelde Floristische Kwaliteit van Stroomdalgrasland in het schaduwmeetnet langs stromende wateren (n=7). De lineaire regressie laat een significante toename zien (p<0.01).
25
Floristische Kwaliteit
20
15
10
5
0
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
Figuur 9: Gemiddelde Floristische Kwaliteit van Rivierduingrasland in het schaduwmeetnet langs stromende wateren (n=7). De positieve tendens is niet significant.
25
Floristische kwaliteit
20
15
10
5
0
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
Figuur 10: Gemiddelde Floristische Kwaliteit van Vochtige ruigte in het schaduwmeetnet langs stromende wateren (n=7). De lineaire regressie laat een significante toename zien (p<0.01).
33
6.3 Schommelingen in soortenaantallen Ook wat soortenaantallen per km-hok betreft is 2003 geen afwijkend jaar (Figuur 11). Wel worden er in het schaduwmeetnet in 2003 meer éénjarige soorten gevonden dan in 2002 (Figuur 12, tabel 10). Maar dit jaar is zeker geen uitschieter. Het aandeel eenjarigen schommelt in het schaduwmeetnet langs de Rijntakken in alle jaren rond de 30%. Ook hebben zich geen grote verschuivingen in soortensamenstelling voorgedaan.
Aantal soorten per Schaduwmeetnethok
300
200
Bato's Erf Leeuwense Waard Bisonbaai Erlecom
100
0
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
Figuur 11: Het totaal aantal soorten in de 4 schaduwmeetnethokken langs de Rijntakken in 8 opeenvolgende jaren.
Aantal eenjarigen per Schaduwmeetnethok
100
75
Bato's Erf Leeuwense Waard Bisonbaai Erlecom
50
25
0
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
Figuur 12: Het totaal aantal eenjarige soorten in de 4 schaduwmeetnethokken langs de Rijntakken in 8 opeenvolgende jaren.
34
Tabel 10: Het gemiddeld aantal éénjarige soorten in het Schaduwmeetnet langs Rijn en Maas (n=7). jaar 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003
Aantal eenjarige soorten 60,7 60,3 55,3 56,1 61,4 56,7 57,0 58,4
6.4 conclusies Binnen de schaduwmeetnethokken langs de rivieren nemen de Floristische Kwaliteit van Stroomdalgrasland en Vochtige ruigte significant toe. De invloed van de droge en warme zomer van 2003 op de Floristische Kwaliteit en de soortenaantallen is gering. De invloed van de natte zomer van 1998 lijkt minstens even groot als die van de droge zomer van 2003. Door de hoge waterstanden aan het einde van het veldseizoen in 1998 waren pioniervegetaties op droogvallende oevers zeer slecht ontwikkeld wat valt af te lezen uit de lage aantallen eenjarigen. Dit heeft met name geresulteerd in een relatief lage Floristische Kwaliteit voor Zand- en grindstrand. Hoewel eenjarigen als meest aan jaarfluctuaties onderhevige groep van soorten bekend staat, zijn er geen indicaties dat het aantal eenjarige soorten van jaar op jaar sterk wisselt (tabel 10). De meeste éénjarige soorten worden ieder jaar wel gevonden. Daarentegen kunnen de abundanties van eenjarigen van jaar tot jaar wel grote schommelingen te zien geven.
35
36
7. Analyse veranderingen 7.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de eerste en tweede ronde van de monitoring langs de oevers van de Rijntakken vergeleken. Hoewel in de hoofdstuktitel de term "veranderingen" wordt gebruikt, is het nog niet mogelijk om trendmatige veranderingen te scheiden van toevallige fluctuaties. In feite kunnen alleen de verschillen tussen beide ronden worden aangegeven. De beide ronden worden vergeleken voor wat betreft veranderingen in presentie en abundantie van de afzonderlijke soorten (paragraaf 7.2) en voor wat betreft veranderingen in parameters die berusten op soortgroepen zoals de Floristische Kwaliteit (paragraaf 7.3) en de Milieugetallen (paragraaf 7.4). De verschillen worden in hoofdzaak geanalyseerd op het niveau van het watersysteem. In enkele gevallen wordt ook ingegaan op verschillen van afzonderlijke deelsystemen of gebruikstypen. Terzijde wordt opgemerkt dat bij de analyse van verschillen tussen meetronden de toedeling van gebruikstypen (agrarisch en natuur) van de tweede ronde wordt gebruikt. Het veranderen van twee meetpunten van agrarisch naar natuur wordt in deze analyses genegeerd (zie 2.2). 7.2 Flora 7.2.1. Verandering soortenaantal Tijdens de tweede ronde langs de Rijntakken zijn gemiddeld ruim 12 soorten per km-hok meer waargenomen dan tijdens de eerste ronde (tabel 11). Dit is in de orde van grootte zoals ook bij andere watersystemen is aangetroffen (Odé & Beringen, 2003). Tabel 11: Het gemiddeld aantal soorten langs de Rijntakken (147 km-hokken) in de beide ronden. De statistisch significante verschillen (ANOVA unifactorieel, p<0,05) zijn vet aangegeven.
Rijntakken (totaal) Bovenrijn/Waal Nederrijn IJssel Zoetwatergetijderivieren Benedenrivieren Noordrand agrarisch e.d. natuur
gemiddeld aantal soorten Ronde 1 Ronde 2 174,3 186,7 186,0 197,2 177,8 187,1 183,8 197,5 151,1 164,8 87,3 108,0 139,2 154,8 190,9 201,4
7.2.2 Verandering presentie soorten In bijlage 2 is van alle aangetroffen soorten aangegeven hoe vaak ze in de eerste en tweede ronde zijn aangetroffen. Aangezien in beide ronden dezelfde km-hokken zijn geïnventariseerd kan deze bijlage worden gebruikt voor het beoordelen van verschillen in de presentie van soorten. De tabel in deze bijlage geeft echter geen inzicht in het tegelijk verschijnen en (op andere plekken) verdwijnen van een soort. Veranderingen in de soortensamenstelling van de oeverflora van de Rijntakken zijn met behulp van de McNemar-toets (Siegel, 1956) geanalyseerd. Bij deze toets wordt per soort bepaald in hoeveel km-hokken de soort verschijnt, verdwijnt of aan- of afwezig blijft. Veranderingen in de abundantie van soorten worden niet meegewogen. De McNemar-toets onderzoekt of het aantal meetpunten waar een soort verdwijnt significant groter of kleiner is 37
dan het aantal km-hokken waar de soort verschijnt, ongeacht de algemeenheid van de soort in de steekproef. Veranderingen van soorten die gemakkelijk verschijnen of verdwijnen op een locatie (zogenoemde "springerige" soorten) zijn niet gauw significant. Omdat de deelsystemen binnen de Rijntakken onderling nogal verschillen, zijn de deelsystemen ook apart getoetst. De resultaten van de toets zijn weergegeven in Bijlage 10. Toegenomen soorten Ruim 90 soorten vertonen in de tweede ronde langs de Rijntakken een significante toename. Bijna de helft (48%) van deze soorten zijn kortlevende één/tweejarige pioniersoorten van slikoevers, zandige rivierstranden en ruigten. Sommige soorten, zoals Liggende ganzerik, Zeegroene ganzenvoet, Rode ganzenvoet en Goudgele honingklaver, zijn vooral langs de IJssel toegenomen. Eenjarige exoten zoals Klein liefdegras, Druifkruid, Rechte alsem, Tomaat en Liggende ganzenvoet zijn vooral toegenomen langs Bovenrijn/Waal. De toename van Groot streepzaad en Wilde cichorei wordt mogelijk veroorzaakt door inzaai op recent verzwaarde dijken. Ongeveer 32% van de toegenomen soorten zijn overblijvende kruiden. Naast een paar soorten die binnen het rivierengebied vooral (als kort levende exemplaren) in pioniervegetaties op oevers worden aangetroffen (Naaldwaterbies en IJzerhard) betreft het hier vooral soorten van oeverruigten, droge ruigten, uiterwaardgraslanden en stroomdalgraslanden. De toename van Kruipend stalkruid is te wijten aan een betere herkenning van deze ondersoort tijdens de tweede ronde. Langs de Bovenrijn komen zowel Kattedoorn als Kruipend stalkruid voor. Kattedoorn groeit hier op dijken en kaden; Kruipend stalkruid komt meestal in zeer kleine populaties voor op beweide zandige oeverwallen. Ongeveer 19% van de toegenomen soorten zijn bomen en struiken. Het betreft meestal verspreide opslag van jonge exemplaren. Alhoewel er een behoorlijk aantal boom- en struiksoorten is toegenomen, is er van de kruiden die in de ondergroei van bossen groeien slechts één soort significant toegenomen, namelijk Brede wespenorchis. Opvallend is de toename van enkele exoten. Het zijn Okkernoot (Bovenrijn/Waal en Nederrijn), Canadese kornoelje, Ontariopopulier (de IJssel) en Hemelboom (vooral langs de Waal). Van de significant toegenomen soorten is 25% exoot. Nieuw verschenen soorten Ten opzichte van de eerste ronde zijn ca. 90 nieuwe soorten langs de Rijntakken waargenomen. Ongeveer 42% hiervan zijn kortlevende één/tweejarige soorten; 15% zijn houtige gewassen. De meeste nieuwe soorten (70%) zijn in 1-3 km-hokken en meestal maar in kleine populaties aangetroffen. Uitzonderingen zijn Goudbes en Dwergkroos die in resp. 11 en 6 km-hokken verschenen zijn. Dwergkroos is de enige waterplant die significant is toegenomen. Hier spelen zowel een reële toename als een betere herkenning een rol. Minder algemene soorten die bij de tweede ronde nieuw zijn aangetroffen zijn (tussen haakjes het aantal km-hokken): Geoorde veldsla (3), Riempjes (2), Polei (2), Postelein (2), Goudknopje (1), Akkerboterbloem (1), Wollige distel (1) en Blauwe bremraap (1). Afgenomen soorten Ongeveer 20 soorten vertonen in de tweede ronde langs de Rijntakken een significante afname. Een opvallend groot deel (30%) van de afgenomen soorten zijn waterplanten. Gezien de droge zomer van 2003 en de vele drooggevallen plassen en sloten is dat niet verwonderlijk. Fijne waterranonkel en Watergentiaan nemen echter alleen maar af in km-hokken die in 1998 en 2002 zijn bezocht. Er zijn dus ook andere factoren in het spel. Jonge planten van Watergentiaan zijn in de zomer van 2003 vaak massaal aangetroffen op de bodem van totaal uitgedroogde plassen.
38
Verder zijn een aantal soorten van beweide graslanden afgenomen. Het betreft hier zowel éénjarige voorjaarsbloeiers als overblijvende soorten. De geconstateerde achteruitgang kan bij een deel van de soorten veroorzaakt zijn doordat deze soorten in een droge zomer minder goed zijn waar te nemen. In een droge zomer zijn éénjarige voorjaarsbloeiers na zaadzetting snel verdwenen. Enkele overblijvende planten, zoals Akkerhoornbloem, zijn midden in een droge zomer vrijwel onzichtbaar en komen pas na regen weer boven de grond. Mogelijk is de geconstateerde achteruitgang van enkele laagblijvende graslandsoorten (Tijmereprijs, Madeliefje) veroorzaakt door extensivering van het beheer. Gezien de toename van veel ruigtesoorten is de geconstateerde afname van de ruigtesoort Knolribzaad opmerkelijk. Knolribzaad is een kortlevende (meestal tweejarige) soort die na de bloei afsterft. Uit een schaduwmeetnethok is bekend dat de aantallen exemplaren van deze soort van jaar tot jaar sterk kunnen fluctueren. De geconstateerde afname van Kraakwilg is mogelijk niet reëel. Tijdens de tweede ronde zijn de waarnemers kritischer geworden bij het benoemen van deze soort. Een extra probleem bij het benoemen van wilgen op rivieroevers is het feit dat ze regelmatig worden gekapt en aan de hand van jong uitlopers soms niet te determineren zijn. Onder de significant afgenomen soorten is alleen de uit Noord Amerika afkomstige Smalle waterpest een exoot. Verdwenen soorten Ten opzichte van de eerste ronde zijn 44 soorten niet meer binnen de Rijntakken teruggevonden. Voor ongeveer 50% zijn het kortlevende een- of tweejarige soorten. Meer dan 75% van de verdwenen soorten is bij de eerste ronde in slechts één km-hok waargenomen. Naar enkele kleine populaties van zeldzame soorten is bij de tweede ronde gericht gezocht op de uit de eerste ronde bekende locaties. Een kleine populatie Vingerhelmbloem kon niet meer teruggevonden worden aan de voet van de Amerongse berg. Bij de Gelderse toren was Bosereprijs verdwenen tengevolge van werkzaamheden in de wegberm. Ook kleine populaties van Wilde averuit op rivierduinen bij Erlecom en in de Vreugderijkerwaard konden niet meer worden teruggevonden. Veranderingen per deelsysteem Behalve de significante toename voor het hele watersysteem Rijntakken is ook gekeken naar significante toe- of afname van soorten binnen de deelsystemen. De toe- of afname van soorten in het watersysteem komt voornamelijk door de toe- of afname langs de Bovenrijn/Waal en in mindere mate de IJssel. Langs de Nederrijn en Zoetwatergetijderivieren zijn er weinig significante verschillen in presentie. Het deelsysteem Benedenrivieren Noordrand is te klein om betrouwbare uitspraken te kunnen doen. Enkele soorten vertonen alleen binnen één enkel deelsysteem een significante toe- of afname en niet binnen het watersysteem Rijntakken als geheel. De geconstateerde toename van Bosbies langs Benedenrivieren Noordrand is in overeenstemming met de geconstateerde toename van deze soort in de aangrenzende Biesbosch (Odé & Beringen 2003). 7.2.3 Verandering abundantie In de voorgaande exercitie is alleen rekening gehouden met de presentie; het verschijnen en verdwijnen van soorten. Voor 220 soorten zijn ook abundantiegegevens (6-delige schaal van FLORON) beschikbaar om te beoordelen of er veranderingen zijn opgetreden. Er is uitgezocht of er voor deze soorten significante verschillen tussen meetronden kunnen worden aangetoond met behulp van een verdelingsvrije Wilcoxon Rangtekentoets. Voor 45 soorten zijn significante verschillen gevonden die worden samengevat in tabel 12. Het merendeel van deze soorten veranderen ook qua presentie.
39
Voor veel van de significante veranderingen zijn geen directe verklaringen, maar ook geen redenen om aan te nemen dat verschillen in de methodiek (bijvoorbeeld inventarisatieinspanning of -tijdstip) een rol spelen bij de geconstateerde verandering. De significante afname van Bittere veldkers, vooral langs de Zoetwatergetijderivieren in 2003, is te wijten aan de combinatie van een relatief laat inventarisatietijdstip en de overheersende droogte in dat jaar. Bittere veldkers verdwijnt meestal in de loop van mei/juni, hetgeen bij droogte wordt versneld. De afname van Knolribzaad houdt waarschijnlijk verband met het dichter begroeid raken van pionierruigten op hoge oevers. De afname lijkt zich te concentreren langs de Benedenrijn, waar minder dynamiek aanwezig is om pionierruigten in stand te houden. In het schaduwmeetnet blijkt Knolribzaad van jaar op jaar nogal te kunnen fluctueren. Een van de weinige soorten die niet qua presentie is veranderd, is Wilde bertram. Langs de IJssel lijkt deze soort te zijn toegenomen tussen 1998 en 2002. Mogelijk heeft een natte voorzomer (zoals in 1998) een negatieve invloed op deze soort.
40
Tabel 12: Soorten waarvan de abundanties van de eerste en tweede meetronde significant verschillen (> = toename, < = afname, getoetst met Wilcoxon Rangsomtoets: > = p<0,05; >> = p<0,01; >>> = p<0,001; n.s.: niet significant). RT: Rijntakken. Ook voor de vijf deelsystemen (BW: Bovenrijn/Waal, NR: Nederrijn, IJ: IJssel, ZG: Zoetwatergetijderivieren, BN: Benedenrivieren-Noordrand). 98-02: significantie voor km-hokken die in 1998 en 2002 zijn geïnventariseerd; 99-03: significantie voor kmhokken die in 1999 en 2003 zijn geïnventariseerd. Agr.: significantie binnen km-hokken met gebruikstype agrarisch, Nat.: idem binnen km-hokken met gebruikstype natuur. Nederlandse naam Bittere veldkers Grote engelwortel Rapunzelklokje Fijne waterranonkel Knolribzaad Watergentiaan Bevertjes Bloedzuring Doornappel Echt bitterkruid Engelse alant Kruipend stalkruid Liggende ganzenvoet Moeraskruiskruid Naaldwaterbies Walstrobremraap Weidekervel Witte waterkers Brede wespenorchis Heelblaadjes IJzerhard Liggende ganzerik Bruin cypergras Druifkruid Groot warkruid Grote kattenstaart Grote wederik Klein vlooienkruid Late stekelnoot Bosbies Echte kruisdistel Gewone agrimonie Grote bevernel Kleine bevernel Kleine ruit Maarts viooltje Mattenbies Reuzenbalsemien Riviertandzaad Ruwe bies Sikkelklaver Slanke waterweegbree Wilde bertram Wouw Zwanenbloem
RT < < < << << << > > > > > > > > > > > > >> >> >> >> >>> >>> >>> >>> >>> >>> >>>
BW
NR
IJ
ZG < <<
>
>
BN
< < <<
> >
98-02 99-03 Agr. Nat. < << < < < << << < << < << > > > > > > > >
> >
> >
>
>
>
> >
>>> >
> >> >> >> >>> >>
>
>> >> >> >>
>
>> >> > > >>
>> >> >
>> > >> >>> >> >> >>> >>> >>> >>> >>> >
>
>>
>> >
>
> >> > > >> > > > >> >> >> >>> >>> >>> >>>
> > >> > > > < < >
>
>
> >>
> > >>
>> >
<
41
7.3 Floristische Kwaliteit De verandering in Floristische Kwaliteit langs de Rijntakken wordt hier op twee manieren gekarakteriseerd: • via het verschuiven van het aandeel van de verschillende klassen van Floristische Kwaliteit. • middels een Wilcoxon Rangtekentoets, waarbij de richting van de verandering per meetpunt maatgevend is voor de richting waarin het ecosysteemtype zich ontwikkelt. • bij een aantal km-hokken waar tussen de beide meetronden natuurontwikkelingsprojecten zijn uitgevoerd is de invloed van deze projecten op de Floristische Kwaliteit geanalyseerd. Aandeel klassen In figuur 13 worden de verschuivingen in de Floristische Kwaliteit-klassen weergegeven. Tegenover iedere afname van het aandeel van een klasse staat een toename van het aandeel van een andere klasse. Het aandeel km-hokken met een slechte Floristische Kwaliteit voor het ecosysteemtype Kleine wateren is met ±8% toegenomen. Het aandeel km-hokken met een Floristische Kwaliteit in de klassen zeer goed, goed, matig en ontoereikend is afgenomen. Het aandeel km-hokken met een slechte Floristische Kwaliteit voor Slikkige oever en Zanden grindstrand is met resp. 18 en 10 % afgenomen. Het aandeel van km-hokken met een zeer goede Floristische Kwaliteit is met resp. 13 en 10 % toegenomen. Het aantal km-hokken met een slechte Floristische Kwaliteit voor Stroomdalgrasland is met 11% afgenomen. Het aandeel km-hokken met een Floristische Kwaliteit in de klassen goed tot en met ontoereikend is met een gelijk percentage toegenomen. Het aandeel km-hokken waarin het ecosysteemtype Vochtige ruigte slecht tot matig ontwikkeld is is afgenomen; het percentage waarbinnen dit ecosysteemtype goed tot zeer goed ontwikkeld is, is toegenomen. Het aandeel km-hokken met slecht ontwikkelde Droge ruigte is met 7% verminderd; het aandeel km-hokken in de kwaliteitsklasse matig en ontoereikend is met een gelijk percentage toegenomen. Het aandeel km-hokken waarin Moeras in de beide laagste kwaliteitsklassen slecht en ontoereikend aanwezig was is met 5% verminderd; het aandeel km-hokken in de kwaliteitsklasse matig is navenant toegenomen. De belangrijkste verschuivingen zijn opgetreden bij de ecosysteemtypen Slikkige oever, Zand- en grindstrand, Vochtige ruigte, Stroomdalgrasland, Kleine wateren, Moeras en Droge ruigte. Voor de ecosysteemtypen Slikkige oever, Zand- en grindstrand, Stroomdalgrasland, Vochtige- en Droge ruigte en Moeras is er sprake van een netto verschuiving naar hogere kwaliteitsklassen. Voor het ecosysteemtype Kleine wateren is er sprake van een netto verschuiving naar lagere kwaliteitsklassen.
42
43
Figuur 13: Verschillen in aantal km-hokken (%) per kwaliteitsklasse (Floristische Kwaliteit) tussen de eerste en tweede meetronde langs de Rijntakken.
Rangtekentoets Er is onderzocht voor welke ecosysteemtypen verschillen tussen beide meetronden kunnen worden aangetoond. Langs de Rijntakken is de Floristische Kwaliteit niet normaal verdeeld, hetgeen eisen stelt aan de te gebruiken toets en de eventuele transformatie van de gegevens. Daarom is gebruik gemaakt van de verdelingsvrije Wilcoxon Rangtekentoets. Er is geen verschil tussen de meetronden als het aantal positieve veranderingen gelijk is aan het aantal negatieve veranderingen. De toets weegt de mate van verandering binnen meetpunten niet mee, maar wel de verandering in rangorde van de meetpunten. De Floristische Kwaliteit is van de meeste ecosysteemtypen significant toegenomen (tabel 13). Alleen de Floristische Kwaliteit van Kleine wateren neemt af. Een aantal ontwikkelingen zijn mogelijk te verklaren met de natte nazomer van 1998 (bijv. Zand- en grindstrand) en de droge zomer van 2003 (tabel 22 en 23). Andere significante verschillen zijn moeilijker te duiden, maar onmiskenbaar. De meeste significanties blijven in stand in de deelverzameling van meetpunten die in 1999 en 2003 zijn geïnventariseerd, maar zijn door de kleinere steekproef niet zichtbaar in de deelverzameling van meetpunten die in 1998 en 2002 zijn geïnventariseerd. De verschillen vormen een reflectie van de toegenomen soortenrijkdom, en de toegenomen abundantie van een aantal karakteristieke soorten. In veel gevallen is de getalsmatige toename van de Floristische Kwaliteit bescheiden. Tabel 13: Aantallen km-hokken met veranderingen in Floristische Kwaliteit tussen de beide meetronden. FK1>FK2: Floristische Kwaliteit bij eerste ronde groter dan bij tweede ronde, etc.; sign.=significantie Wilcoxon Rangtekentoets (>: p<0,05; >>: p<0,01; >>>: p<0,001). ecosysteemtype Kleine wateren Slikkige oever Zand- en grindstrand Buitendijks grasland Stroomdalgrasland Rivierduingrasland Zilt grasland Getijderuigte Vochtige ruigte Droge ruigte Moeras Zachthoutooibos Hardhoutooibos
FK1>FK2 76 41 25 67 45 58 1 32 33 54 58 65 45
FK2>FK1 44 91 99 68 96 62 11 43 105 89 83 58 75
sign. < >>> >>> >>> > >>> >>> >>> >
Natuurontwikkeling en Floristische Kwaliteit Tussen de eerst en de tweede meetronde zijn er in 10 km-hokken natuurontwikkelingsprojecten afgerond. Tussen Sleeuwijk en Woudrichem zijn op de zuidoever van de Boven Merwede nevengeulen aangelegd. Deze geulen lopen door drie meetnethokken (voor slechts een heel klein deel in km-hok 128-425). In de uiterwaarden ten westen van Culemborg (Baarsemwaard) is eveneens een nevengeul aangelegd. Tijdens de eerste ronde waren de werkzaamheden in de Steenwaard (noordoever Lek bij Culemborg) nog in volle gang. De belangrijkste veranderingen in inrichting hebben hier plaatsgevonden in km-hok 142-441. In de Amerongse bovenpolder is een aanzienlijk deel van de uiterwaard afgegraven. De sloten en graslanden in dit km-hok zijn voor een groot deel omgezet in water en slikkige laagten (kwelmoeras). In het km-hok bij Malburgen is de uiterwaard verbreed door de winterdijk enige honderden meters te verleggen. Tevens is hier een meestromende nevengeul uitgegraven die voor een deel binnen km-hok 191-442 ligt.
44
In de Vreugderijkerwaard is het rivierbed lokaal verruimd en er is een permanente nevengeul aangelegd. Een groot deel van de geul ligt binnen km-hok 197-503, kleinere delen van de geul liggen in km-hok 198-502 en 197-504.
-+
-
+ +
+ +
+
+ ++ +
+
++
+ -++
Hardhoutooibos
Zachthoutooibos
Moeras -+ ++
+ + +
Droge ruigte
Vochtige ruigte
Getijderuigte
++++ +++ ++ ++ +++ + + ++++ ++ ++++
Rivierduingrasland
--
Stroomdalgrasland
Sleeuwijk-Woudrichem Sleeuwijk-Woudrichem Sleeuwijk-Woudrichem Steenwaard-Baarsemwaard Steenwaard-Baarsemwaard Amerongse Bovenpolder Malburgen Vreugderijkerwaard Vreugderijkerwaard Vreugderijkerwaard
Buitendijks grasland
125-425 127-425 128-425 142-441 143-441 160-445 191-442 197-503 197-504 198-502
Zand- en grindstrand
NAAM
Slikkige oever
Km-hok
Kleine wateren
Tabel 14. Veranderingen in Floristische Kwaliteit van 12 ecosysteemtypen in 10 km-hokken waar tussen de eerste en tweede meetronde natuurontwikkelingsprojecten zijn uitgevoerd. Het aantal + + of - - geeft aan hoeveel klassen de Floristische Kwaliteit is toe- of afgenomen.
-
++ + +
+ --+
+
In tabel 14 worden de verschillen in Floristische Kwaliteit weergegeven tussen beide meetronden, de eerste vóór uitvoering van de inrichtingswerkzaamheden en de tweede erná. Opvallend is dat in alle km-hokken de Floristische Kwaliteit voor Slikkige oever toeneemt. In drie km-hokken zelfs met 4 klassen van slecht naar zeer goed. In de zandige meestromende nevengeul bij Malburgen en in het kwelmoeras in de Amerongse bovenpolder is de toename relatief gering. De Floristische Kwaliteit van Kleine wateren neemt in enkele km-hokken af. Hier zijn bij de werkzaamheden sloten of andere geïsoleerde wateren verdwenen of sterk veranderd. In de Amerongse Bovenpolder zijn sloten met Waterviolier door de werkzaamheden verdwenen. In de nieuw ontstane wateren/nevengeulen zijn over het algemeen weinig waterplanten aangetroffen. Het ecosysteemtype Moeras is binnen een aantal km-hokken na uitvoering van de projecten minder goed ontwikkeld, waarschijnlijk tengevolge van het afgraven van laaggelegen delen van de uiterwaarden. In het km-hok met het recent aangelegde kwelmoeras aan de voet van de Amerongse Berg is de Floristische Kwaliteit van Moeras toegenomen van slecht naar matig. Nevengeulen worden aangelegd achter de oeverwallen in relatief laaggelegen delen van het winterbed. Een negatieve invloed op droge ecosysteemtypen (Buitendijks grasland, Rivierduingrasland, Droge ruigte en Hardhoutooibos) treedt daarom nauwelijks of slechts lokaal op. In km-hok 197-504 waar de nevengeul door de oeverwal is gegraven is de Floristische Kwaliteit van Rivierduingrasland één klasse achteruitgegaan.
45
7.4 Milieukwaliteit In een vergelijking van de eerste en tweede meetronde zijn vrijwel geen verschillen gevonden wat betreft Continentaliteitsgetal, Zoutgetal en Voedselrijkdomgetal (droog) (tabel 15). De verschillen zijn voor beide ronden getoetst met behulp van een T-toets voor gepaarde gemiddelden, omdat deze milieugetallen normaal verdeeld zijn (Kolmogorov-Smirnov-toets). Opvallend is de significante toename van het Temperatuurgetal, met name langs Bovenrijn/Waal en IJssel (tabel 15). Binnen deze deelsystemen kwamen lokaal de laagste waterstanden voor. De pioniersoorten die op de drooggevallen oevers zijn verschenen zijn veelal soorten uit warmere streken. De toename van deze soorten heeft bijgedragen aan een hoger Temperatuurgetal. Het Voedselrijkdomgetal (nat) is significant afgenomen met name in natuur-hokken langs Bovenrijn/Waal. Het Voedselrijkdomgetal (droog) is eveneens significant afgenomen maar alleen langs de Bovenrijn/Waal en Zoetwatergetijderivieren. Het Oevergetal en Dynamiekgetal zijn niet normaal verdeeld en net als Floristische Kwaliteit (zie 7.3) getoetst met een verdelingsvrije Wilcoxon Rangtekentoets. Het Oevergetal is in de tweede ronde significant hoger in alle deelsystemen en voor zowel gebruikscategorie natuur als agrarisch. Het Dynamiekgetal is significant hoger langs Bovenrijn/Waal, Nederrijn en IJssel en voor de beide gebruikscategorieën. De toename van het Dynamiekgetal is het duidelijkst in de beide meest dynamische deelsystemen Bovenrijn/Waal en IJssel. Tabel 15: Gemiddelde Milieukwaliteiten voor de eerste en tweede ronde langs de Rijntakken. tg = Temperatuurgetal, cg = Continentaliteitsgetal, zg = Zoutgetal, vgn = Voedselrijkdomgetal (nat), vgd = Voedselrijkdomgetal (droog), og = Oevergetal, dg = Dynamiekgetal, nhok = aantal km-hokken. Getoetst met T-toets, met uitzondering van Oevergetal en Dynamiekgetal (Wilcoxon Rangtekentoets: > = p<0,05; >> = p<0,01; >>> = p<0,001; n.s. = niet significant). Significanties zijn vet weergegeven. ronde 1 2 toets
tg 0,06 0,07 >>>
cg 0,26 0,26 n.s.
zg 0,29 0,29 n.s.
vgn 0,84 0,84 <<
vgd 0,71 0,71 n.s.
og 59,5 65,6 >>>
dg 19,3 23,8 >>>
1 2 toets 1 2 toets 1 2 toets 1 2 toets
0,07 0,08 >> 0,06 0,06 n.s. 0,05 0,06 >>> 0,06 0,06 n.s.
0,28 0,29 n.s. 0,25 0,26 n.s. 0,26 0,27 n.s. 0,24 0,24 n.s.
0,29 0,29 n.s. 0,26 0,28 n.s. 0,27 0,27 n.s. 0,25 0,24 n.s.
0,85 0,84 < 0,83 0,83 n.s. 0,83 0,83 n.s. 0,84 0,83 n.s.
0,71 0,69 < 0,69 0,70 n.s. 0,71 0,71 n.s. 0,76 0,74 <<
58,0 62,6 >> 58,3 64,9 >> 64,9 73,0 >>> 68,0 73,0 >
28,2 34,4 >>> 15,4 18,4 > 14,3 20,1 >>> 18,2 19,7 n.s.
47 47
Benedenrivieren-Noordrand
1 2 toets
0,10 0,11 n.s.
0,21 0,18 n.s.
0,74 0,75 n.s.
0,94 0,89 n.s.
0,69 0,69 n.s.
11,8 16,8 >>
8,2 10,0 n.s.
6 6
agrarisch e.d.
1 2 toets 1 2 toets
0,06 0,07 >>> 0,07 0,07 >
0,25 0,24 n.s. 0,27 0,27 n.s.
0,34 0,35 n.s. 0,27 0,27 n.s.
0,85 0,85 n.s. 0,84 0,83 <<<
0,74 0,73 n.s. 0,70 0,70 n.s.
41,4 46,8 >>> 68,0 74,4 >>>
12,8 17,7 >>> 22,4 26,7 >>>
47 47
Rijntakken
Bovenrijn/Waal
Nederrijn
IJssel
Zoetwatergetijderivieren
natuur
46
nhok 147 147
33 33 39 39 22 22
100 100
7.5 Conclusies Langs de Rijntakken zijn veel soorten toegenomen en is de kwaliteit van de meeste ecosystemen verbeterd. Ook Oevergetal en Dynamiekgetal zijn toegenomen. Een belangrijk deel van de veranderingen van de eerste naar de tweede meetronde zit in een toename van eenjarige pioniersoorten. Er zijn echter ook wel degelijk overblijvende soorten toegenomen, o.a. van ruigtebiotopen. Alleen de kwaliteit van watervegetaties is afgenomen. Natuurontwikkeling heeft een belangrijke positieve invloed op een aantal ecosystemen, zo blijkt uit de analyse van recente projecten langs de Rijntakken. De veranderingen moeten voor een belangrijk deel worden verstaan als expressie van een toename van natuurontwikkeling en extensivering van het beheer. Dit laatste niet alleen binnen natuurontwikkelingsgebieden, maar bijvoorbeeld ook door uitrastering van oeverstroken in het kader van natuurvriendelijk oeverbeheer. Voor een klein deel speelt ook inzaai op recent verzwaarde dijken een rol bij de geconstateerde veranderingen in graslandvegetaties. Veel van deze veranderingen zijn mogelijk versterkt door relatief natte veldseizoenen (m.n. 1998) tijdens de eerste ronde en relatief droge veldseizoenen (m.n. 2003) tijdens de tweede ronde. Volgende meetronden moeten meer uitsluitsel geven over het belang van de weerinvloed op de oeverflora langs de Rijntakken.
47
48
8. Evaluatie en aanbevelingen Het Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren is - als onderdeel van de MWTL - een instrument, ontworpen om de ecologische ontwikkelingen langs deze rijkswateren te kunnen volgen. De in het meetnet gesignaleerde ontwikkelingen vormen tevens het toetsingskader, waarbinnen het mogelijk moet worden om de ecologische gevolgen van waterbeleid en beheer te kunnen evalueren. Het meetnet is opgezet om uitspraken te doen over hele watersystemen en eventueel over grote onderdelen van deze watersystemen (bijv. deelsystemen of gebruikscategorieën). Door gebruik te maken van grote proefvlakken is het Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren flexibel inzetbaar en toegerust om ontwikkelingen te kunnen volgen, ook bij grote veranderingen in de inrichting van een watersysteem. Het is nog niet te beoordelen of de geconstateerde verschillen tussen beide meetronden een onderdeel zijn van langjarige trends, daarvoor moet de meetreeks langer zijn (Tamis & Groen, 1996). Ook is er een invloed van de extreem droge zomer in 2003. Deze invloed is vooral zichtbaar in de pioniersystemen Zand- en grindstrand en Slikkige oever. De invloed van het leereffect in de veranderde oeverflora wordt zeer gering geacht (Odé & Beringen, 2003). Langs de Rijntakken zijn 2 van de 147 km-hokken van gebruikstype veranderd. Bij de analyse van veranderingen is hier in deze rapportage geen rekening mee gehouden. Tegen de tijd dat een substantiëler deel van de meetpunten van gebruikstype is veranderd moet daar bij analyse wel degelijk rekening mee worden gehouden. Statistische technieken zijn daarvoor voorhanden. Als het wenselijk wordt geacht om het meetnet beter geschikt te maken voor beheersevaluatie dient overwogen te worden per km-hok meer gegevens betreffende het beheer in de database vast te leggen. Te denken valt hierbij aan informatie betreffende de aan/afwezigheid van: extensieve begrazing, verharde oevers, uitgerasterde oeverstroken, begraasde oevers, nevengeulen en informatie betreffende het peilbeheer. Ten dele kan dit ook via een GIS-koppeling worden gerealiseerd. De geringe omvang van het Schaduwmeetnet en het feit dat relatief veel van de meetpunten langs de rivieren langs de Waal zijn gelegen en schaduwmeetpunten langs andere deelsystemen (Grensmaas, Nederrijn, IJssel) en watersystemen (Zoete Getijdewateren) ontbreken, maakt het minder geschikt om vanuit het schaduwmeetnet te voorspellen wat de ontwikkelingen in een bepaald watersysteem zijn. Dit is ook nooit het doel geweest van het schaduwmeetnet. Het schaduwmeetnet kwantificeert de jaarvariantie die bij trendanalyse een onderdeel van het statistische model vormt. Analyse van ontwikkelingen in een watersysteem moeten voortvloeien uit gegevens van de reguliere meetpunten. Aan het opstellen van streefbeelden in termen van te realiseren Floristische Kwaliteit binnen het Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren wordt momenteel invulling gegeven. Deze in het kader van de Europese Kaderrichtlijn Water opgestelde streefbeelden dienen als maatlat waaraan de binnen het meetnet bepaalde Floristische Kwaliteiten kunnen worden getoetst. Formulering van streefbeelden kan de presentatie van de gegevens uit het Floristisch Meetnet vereenvoudigen tot één getal tussen 0 en 1, als maat voor de realisatie van het streefbeeld, per ecosysteemtype of voor alle ecosysteemtypen samen.
49
50
9. Conclusies 9.1 Conclusies tweede ronde Rijntakken De Rijntakken vormen een watersysteem waar veel ecosystemen met een hoge kwaliteit aanwezig zijn. Het omvat vrij afstromende en gestuwde rivierdelen, een gevarieerde bodemgesteldheid, delen met getijde-invloed en lokaal zelfs invloed van de zee. Langs de Rijntakken zijn vooral de ecosysteemtypen Slikkige oever, Zand- en grindstrand en Vochtige ruigte op veel plaatsen goed tot zeer goed ontwikkeld (tabel 16). Vrijwel overal wordt een hoog Oevergetal gehaald. Met name langs de vrij afstromende Bovenrijn/Waal is ook het Dynamiekgetal hoog. Tabel 16: Samenvattende tabel Rijntakken. Gemiddeld soortenaantal, de mate van voorkomen van ecosysteemtypen en een hoog Oevergetal en Dynamiekgetal langs de Rijntakken. Een significante toename sinds de eerste meetronde is aangegeven in de kolom "trend" (+ = positieve ontwikkeling; - = negatieve ontwikkeling; 0 = geen ontwikkeling). Mate van voorkomen van ecosysteemtypen of hoog Oevergetal of Dynamiekgetal: In meer dan 20% van de km-hokken goed tot zeer goed ontwikkeld/hoog tot zeer hoog; In meer dan 20% van de km-hokken ten minste matig ontwikkeld/ten minste vrij hoog; . In meer dan 80% van de hokken slecht of ontoereikend ontwikkeld/laag tot zeer laag.
aantal soorten/km-hok aantal Rode-Lijstsoorten/km-hok Kleine wateren Slikkige oever Zand- en grindstrand Buitendijks grasland Stroomdalgrasland Rivierduingrasland Zilt grasland Getijderuigte Vochtige ruigte Droge ruigte Moeras Zachthoutooibos Hardhoutooibos Oevergetal Dynamiekgetal
2002/ "trend" 2003 186 + 3,5 0 + + . 0 + . 0 . + . 0 + . + + . 0 . + + +
9.2 Conclusies vergelijking eerste en tweede ronde Er zijn tijdens de tweede ronde gemiddeld ruim 10 soorten per km-hok meer waargenomen dan tijdens de eerste ronde (tabel 16). Veel één- en tweejarige soorten van pioniersituaties op zandige- of slikkige oevers zijn in presentie en/of abundantie toegenomen. Deze toename komt ook tot uiting in een algehele verschuiving van de Floristische Kwaliteit van de ecosysteemtypen Slikkige oever en Zand- en Grindstrand naar beter ontwikkelde situaties. Ook enkele overblijvende soorten van vochtige en droge ruigten en graslanden zijn in presentie en/of abundantie toegenomen. De Floristische Kwaliteit van de ecosysteemtypen Stroom-
51
dalgrasland, Vochtige- en Droge ruigte en Moeras is over het geheel genomen verbeterd. De toename van enkele houtige gewassen heeft vooralsnog niet of nauwelijks geleid tot een hogere Floristische Kwaliteit voor Hard- en Zachthoutooibos. De afname van een aantal waterplanten heeft geresulteerd in een afname van de Floristische Kwaliteit van Kleine wateren binnen de meetperiode. Enkele ecosysteemtypen die in hoofdzaak lokaal binnen natuurgebieden voorkomen, zoals Buitendijks grasland, Rivierduingrasland en Hardhoutooibos, laten weinig verschuivingen in Floristische Kwaliteit zien. Het Temperatuurgetal en het Dynamiekgetal zijn vooral langs Bovenrijn/Waal en IJssel toegenomen. Het Oevergetal, een maat voor het voorkomen van natte gevarieerde oevervegetaties, is eveneens significant toegenomen. De positieve ontwikkelingen zijn te interpreteren als een toename van de natuurlijke begroeiing van oevers. De realisatie van enkele natuurontwikkelingsprojecten en de daarmee samenhangende toegenomen oppervlakte pioniervegetaties heeft vooral een rol gespeeld bij de geconstateerde verschuiving van Slikkige oever naar beter ontwikkelde situaties. De positieve ontwikkeling van Zand- en grindstrand is voor een deel ook toe te schrijven aan de extreem droge en warme zomer van 2003. Ook De geconstateerde achteruitgang van een aantal waterplanten en de afname van de Floristische Kwaliteit van Kleine wateren hangt waarschijnlijk samen met de extreme droogte van 2003. De toename van een aantal overblijvende en houtige soorten en de toename van de Floristische Kwaliteit van de ecosysteemtypen Stroomdalgrasland, Vochtige- en Droge ruigte en Moeras is mogelijk een aanwijzing voor het optreden van langjarige trends. De jaarlijks verzamelde gegevens uit het Schaduwmeetnet geven een indicatie dat de ecosysteemtypen Stroomdalgrasland en Vochtige ruigte in het rivierengebied daadwerkelijk langjarige positieve ontwikkelingen doormaken. Naast de positieve invloed van diverse natuurontwikkelingsprojecten speelt daarbij de extensivering van het agrarische beheer (o.a. door uitrastering van oevers) een rol.
52
10. Literatuur Anonymus, z.j. Beheersplan voor de Rijkswateren, programma voor het beheer in de periode 1997 t/m 2000. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Den Haag. Anonymus, 1998. Vierde nota Waterhuishouding, regeringsbeslissing. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Den Haag. Anonymus, 2000. Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 voor een kader tot vaststelling van communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid. Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L372. Bal, D., H.M. Bije, M. Fellinger, R. Haveman, A.J.F.M. van Opstal & F.J. van Zadelhoff, 2001. Handboek Natuurdoeltypen. Rapport Expertisecentrum LNV nr. 2001/20. Wageningen. Meijden, R. van der, 1998. Heukels’ flora van Nederland, tweeëntwintigste druk, eerste bijdruk. Groningen. Meijden, R. van der, C.L.G. Groen, J.J. Vermeulen, T. Peterboers, M. van ’t Zelfde & J.P.M. Witte, 1996a. De landelijke flora-databank FLORBASE-1. Eindrapport. Leiden. Meijden, R. van der, L. van Duuren & H. Duistermaat 1996b. Standaardlijst van de Nederlandse flora, 1996. Gorteria 22: 1-5. Meijden, R. van der, B. Odé, C.L.G. Groen, J.-P.M. Witte & D. Bal, 2000. Bedreigde en kwetsbare vaatplanten in Nederland. Basisrapport met voorstel voor de Rode Lijst. Gorteria 26: 85-208. Leiden. Odé, B., R. Beringen & C.L.G. Groen, 1997. Floristisch meetnet oevers zoete rijkswateren 1996; methodische verantwoording en uitwerking IJsselmeer en Markermeer. RIZA Nota nr.: 97.017, FLORON-rapport 2. Odé, B., R. Beringen & C.L.G. Groen, 1998. Floristisch meetnet oevers zoete rijkswateren 1997; uitwerking Maas en Randmeren. RIZA Nota nr.: 98.022, FLORON-rapport 8. Odé, B. & R. Beringen, 1999. Floristisch meetnet oevers zoete rijkswateren 1998; uitwerking Zoete Delta. RIZA Nota nr.: 99.012 / FLORON-rapport 16. Odé, B. & R. Beringen. 2000a. Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 1999; uitwerking Rijntakken en evaluatie eerste ronde. FLORON-rapport 20 / RIZA nota nr. 2000.023, Leiden. Odé, B. & R. Beringen. 2000b. Floristische inventarisatie nevengeulen, Gameren 2000. FLORON-rapport 21 / RIZA Werkdocument 2000.163X. Stichting FLORON, Leiden. Odé, B. & R. Beringen. 2001. Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 2000; uitwerking tweede ronde IJsselmeer en Markermeer. FLORON-rapport 23 / RIZA nota 2001.013, Stichting FLORON, Leiden.
53
Odé, B. & R. Beringen. 2002a. Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 2001; uitwerking tweede ronde Maas. FLORON-rapport 27 / RIZA nota 2002.010, Stichting FLORON, Leiden. Odé, B. & R. Beringen. 2002b. Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 2001; uitwerking tweede ronde Randmeren. FLORON-rapport 26 / RIZA nota 2002.011, Stichting FLORON, Leiden. Odé, B. & R. Beringen. 2003. Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 2002; uitwerking tweede ronde Zoete Getijdewateren. FLORON-rapport 29 / RIZA nota 2003.006 / BM 03.01, Stichting FLORON, Leiden. Odé, B. & R.C.M.J. van Moorsel. 2003. Een vergeten pimpernel. Gorteria 29: 106-108 Swolfs, A.G., 2001. Plantago 1.2. Invoerprogramma voor floristische inventarisaties. FLORON, Leiden. Siegel, S., 1956. Nonparametric statistics for the behavioural sciences. New York. Tamis, W.L.M. & C.L.G. Groen, 1996. Een Floristisch Meetnet voor de oevers van de zoete rijkswateren. FLORON-rapport 1/RIZA Nota nr.: 96.010.
54
Bijlage 1: Achtergronden en berekening Floristische Kwaliteit en Milieukwaliteit 2000-2003 A. Floristische Kwaliteit Achtergronden en berekeningswijze van de Floristische Kwaliteit worden hier samengevat op basis van de eerdere rapportages over het Floristisch Meetnet (Tamis & Groen, 1996; Odé et al., 1997; 1998; Odé & Beringen, 1999; 2000a; 2001; 2002a; 2002b). Ten opzicht van 2002 zijn er alleen wijzigingen in de naamgeving van de klassen van Floristische Kwaliteit; deze zijn aangepast aan de Kaderrichtlijn Water. De binnen het Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren verzamelde gegevens worden niet geanalyseerd op basis van individuele soorten, maar op basis van soortgroepen. Het treffen van individuele soorten op een meetpunt is van diverse toevallige factoren afhankelijk (o.a. verspreiding, jaareffecten, seizoenseffecten en waarnemerseffecten). Door bij de analyse de mate van ontwikkeling van een soortgroep te gebruiken wordt de invloed van deze toevallige factoren verminderd. Soortgroepen zijn zodanig samen te stellen dat het mogelijk is de resultaten van de analyse ecologisch te interpreteren. Binnen het Floristisch Meetnet worden 13 soortgroepen onderscheiden, die - floristisch gezien - de meest belangrijke ecosystemen van de oevers van zoete rijkswateren vertegenwoordigen. Bovendien is aansluiting gezocht bij de indeling in RES- ecotopen (Rademakers & Wolfert, 1994). Deze soortgroepen worden hier aangeduid met de term ecosysteemtypen (tabel A). Aan ieder van de 13 ecosysteemtypen zijn soorten toegewezen, de karakteristieke soorten (Odé & Beringen, 2001). De karakteristieke soorten zijn in eerste instantie gekozen uit een één of meer verwante ecologische groepen (Runhaar, 1991; Runhaar et al., 1987; Witte en Van der Meijden, 1992; Groen et al., 1993). Ook is bij de toewijzing gebruik gemaakt van Weeda (1985; 1987; 1988; 1991; 1994) en van ervaringen in het veld. Per ecosysteemtype heeft één karakteristieke soort als aansprekende representant de titel “ambassadeur” gekregen (tabel A). Sinds de start van het meetnet is de indeling in ecosysteemtypen en de toedeling van soorten en ambassadeurs aangepast en is een verbeterde natuurwaarde in gebruik genomen (Odé & Beringen, 2001). Deze wijzigingen zijn ook in deze bijlage doorgevoerd. De ecosysteemtypen worden steeds in een vaste volgorde gepresenteerd. Deze rangschikking is ingegeven door de ecologie van de typen en gaat van natte pionierstadia naar droge stadia, laat in de successie. Tabel A: De onderscheiden ecosysteemtypen en hun ambassadeurs (Odé et al., 1997). Ecosysteemtype
Ambassadeur
Kleine wateren Slikkige oever Zand- en grindstrand Buitendijks grasland Stroomdalgrasland Rivierduingrasland Zilt grasland Getijderuigte Vochtige ruigte Droge ruigte Moeras Zachthoutooibos Hardhoutooibos
Pijlkruid Moerasandijvie Late stekelnoot Rode ogentroost Kattendoorn Cipreswolfsmelk Melkkruid Spindotterbloem Moerasmelkdistel Groot warkruid Grote Watereppe Zwarte populier Rode kornoelje
De Floristische Kwaliteit wordt ieder opnamejaar berekend per km-hok per ecosysteemtype op basis van het voorkomende aantal karakteristieke soorten en hun abundantie, natuurwaarde en indicatiewaarde. De Floristische Kwaliteit van ecosysteemtype i op basis van de karakteristieke soorten k in kilometerhok j wordt bepaald met de volgende formule:
FK ij
k =n
=
∑ (AB
k
× NWk
× IND ki )
k =1
waarbij: ABk = weegwaarde voor abundantie van soort k NWk = weegwaarde voor natuurwaarde van soort k INDki = indicatiewaarde van soort k voor ecosysteemtype i. De abundantie van een groot aantal soorten wordt in het veld opgenomen met een 5-delige schaal (Tamis & Groen, 1996). De weegwaarde voor abundantie is afhankelijk van de in het veld gevonden abundantie van karakteristieke soorten en ligt tussen 1,0 en 3,0 (tabel B). Voor karakteristieke soorten, waarvoor in het veld geen abundantie is opgenomen, wordt de weegwaarde 1,5 gebruikt. De natuurwaarde is bepaald uit een combinatie van zeldzaamheid en trend, die kan worden afgeleid van de Rode-Lijstcategorie van de nieuwe Rode Lijst (Meijden et al., 2000; Odé & Beringen, 2001). De weegwaarde voor natuurwaarde ligt eveneens tussen 1,0 en 3,0 (tabel B). De indicatiewaarde van een karakteristieke soort voor een ecosysteemtype bedraagt 1,0 als de soort alleen voor dit ecosysteemtype karakteristiek is; als de soort voor 2 of 3 ecosysteemtypen indicatief is, bedraagt de indicatiewaarde 0,5 of 0,33 (Odé et al., 1998). Tabel B: De relatie tussen abundantie of natuurwaarde en de gehanteerde weegwaarde bij de bepaling van de Floristische Kwaliteit.
Abundantie 1 2 3 4 5
Weegwaarde 1 1,5 2 2,5 3
Natuurwaarde Weegwaarde 1 2 3 4 5
1 1,5 2 2,5 3
Het is mogelijk de Floristische Kwaliteit van ecosysteemtypen in kaart- of grafiekvorm te presenteren. Voor de onderlinge vergelijkbaarheid is het dan van belang te beschikken over een voor alle ecosysteemtypen uniforme klassenverdeling, waarmee de kwaliteit wordt aangeduid. Naar voorbeeld van Witte en Van der Meijden (1995) is de zogenoemde drempelwaardemethode gebruikt. De klassegrenzen (drempelwaarden) zijn hierbij zo objectief mogelijk vastgesteld en zodanig dat de mate van ontwikkeling van verschillende ecosystemen onderling vergelijkbaar is (Odé et al., 1998). Omdat het aantal karakteristieke soorten per ecosysteemtype verschilt, evenals de kans om deze soorten tegelijkertijd in een zeer goed ontwikkelde situatie aan te treffen, zijn de klassegrenzen voor ieder ecosysteemtype afzonderlijk bepaald (tabel C).
De namen van de klassen zijn ontleend aan de Kaderrichtlijn Water. Strikt genomen zijn de kwaliteitsklassen van de Kaderrichtlijn water voorbehouden aan beoordelingen van een stroomgebied en gerelateerd aan een streefwaarde. Hier worden kwaliteitsklassen alleen gegeven aan afzonderlijke meetpunten, omdat een streefwaarde nog ontbreekt. Als klassegrenzen worden vier drempelwaarden onderscheiden: • De eerste drempel (D1) onderscheidt het daadwerkelijk aanwezig zijn van een ecosysteem van ruis. Deze ruis ontstaat, doordat enkele (meer algemene) soorten in lage abundanties verspreid binnen andere ecosystemen voorkomen. Onder deze drempel wordt het ecosysteem slecht ontwikkeld geacht. • De vierde drempel (D4) geeft aan boven welke waarde van de Floristische Kwaliteit een ecosysteem zeer goed ontwikkeld wordt geacht. Een grotere diversiteit of een nog hogere abundantie is niet meer van invloed op ons oordeel over de kwaliteit van het ecosysteem. • Teneinde het aantal weer te geven klassen te vergroten tot vijf, worden op eenderde en tweederde tussen beide genoemde drempels nog een tweede en derde drempel (D2, D3) onderscheiden, die de kwaliteit van de voorkomende ecosystemen scheidt in ontoereikend ontwikkeld, matig ontwikkeld en goed ontwikkeld. Tabel C: Drempelwaarden (D1-D4) voor Floristische Kwaliteit. Hiermee is de Floristische Kwaliteit onder te verdelen in 5 klassen: slecht, ontoereikend, matig, goed en zeer goed ontwikkeld. ecosysteemtype Kleine wateren Slikkige oever Zand- en grindstrand Buitendijks grasland Stroomdalgrasland Rivierduingrasland Zilt grasland Getijderuigte Vochtige ruigte Droge ruigte Moeras Zachthoutooibos Hardhoutooibos
D1 8,6 8,5 6,4 7,8 14,1 14,4 9,5 7,2 10,0 15,0 13,3 10,3 15,7
Tabel D: Bepaling klassen Floristische Kwaliteit (FK) waarde FK < D1 D1 >= FK < D2 D2 >= FK < D3 D3 >= FK < D4 FK >= D4
klasse slecht ontwikkeld ontoereikend ontwikkeld matig ontwikkeld goed ontwikkeld zeer goed ontwikkeld
D2 13,5 10,7 8,5 12,6 20,8 19,0 11,9 8,6 14,3 20,0 16,3 12,8 18,3
D3 18,3 12,9 10,6 17,3 27,5 23,7 14,3 10,1 18,7 25,0 19,4 15,2 21,0
D4 23,2 15,1 12,7 22,1 34,2 28,3 16,7 11,5 23,0 30,0 22,4 17,7 23,6
Weergave van Floristische Kwaliteit kan afhankelijk van het doel met de berekende waarde of met de klasse. Weergave van de berekende waarde heeft als nadeel dat de Floristische Kwaliteit van ieder ecosysteemtype een eigen spreiding heeft en zonder informatie over de ligging van de drempels weinig zegt. Als de Floristische Kwaliteit van een aantal ecosysteemtypen naast elkaar wordt gepresenteerd, kan ook een procentuele Floristische Kwaliteit (FKprocent) worden berekend. Daarbij wordt de Floristische Kwaliteit bij de eerste drempel (D1) op nul procent gesteld en de Floristische Kwaliteit bij de hoogste drempel (D4) op 100 procent gesteld. Een voordeel is dat de tussenliggende drempels voor alle ecosysteemtypen op dezelfde hoogte komen te liggen, nl. op 33 en 66%. De berekening van de procentuele Floristische Kwaliteit per ecosysteemtype is als volgt: FKprocente = (FKe-D1e)/(D4e-D1e)*100% , waarbij FKprocente = procentuele Floristische Kwaliteit van ecosysteemtype e; FKe = Floristische Kwaliteit van ecosysteemtype e; D1e = eerste drempel van ecosysteemtype e; D4e = hoogste drempel van ecosysteemtype e
De procentuele Floristische Kwaliteit is in figuur A voor een meetpunt van het schaduwmeetnet weergegeven. Het merendeel van de ecosysteemtypen haalt alle jaren niet de eerste drempel of overschrijdt alle jaren de vierde drempel. Het ecosysteemtype Kleine wateren stelt met name de eerste 2 jaar wat voor, Buitendijks grasland komt de laatste 2 jaar tot ontwikkeling, terwijl Stroomdalgrasland en Rivierduingrasland een zichtbaar positieve ontwikkeling doormaken. Als alternatief voor de onderstaande weergave kunnen door het oprekken van de verticale as ook de fluctuaties onder de laagste drempel en boven de hoogste drempel worden getoond.
Figuur A: Procentuele Floristische Kwaliteit per ecosysteemtype van opeenvolgende jaren in km-hok 195-429 bij Erlecom. Dit km-hok is in het kader van het schaduwmeetnet jaarlijks opgenomen sinds 1996. N.B in deze figuur wordt de oude benaming van klassen gebruikt.
B. Milieukwaliteit Achtergronden en berekeningswijze van de Milieukwaliteit worden hier samengevat op basis van de eerdere rapportages over het Floristisch Meetnet (Tamis & Groen, 1996; Odé et al., 1997; 1998). Planten zijn indicatoren voor de heersende milieu-omstandigheden in een gebied: is het er droog of nat, zuur of basisch, brak of zoet? Van dergelijke indicaties kan gebruik worden gemaakt bij de bepaling van de toestand ten aanzien van een bepaald milieuthema. Met betrekking tot de oeverflora van de zoete rijkswateren gaat daarbij de aandacht uit naar de thema's klimaatsverandering, verzoeting/verzilting, vermesting, beheer/inrichting. Verschuivingen in de presentie of abundantie van plantensoorten met een bepaalde indicatiewaarde maken het mogelijk de veranderingen te volgen, zowel per locatie, als voor een (deel van een) watersysteem. De indicatiewaarde van plantensoorten wordt zo veel mogelijk bepaald aan de hand van de indeling van soorten in ecologische groepen (Runhaar et al., 1987; Groen et al., 1993) die is opgesteld op basis van de Nederlandse situatie. Deze indeling voorziet niet in indicatiewaarden voor klimaatsverandering; hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenoemde Ellenbergwaarden (Ellenberg, 1979), die op Midden-Europa betrekking hebben. De Milieukwaliteit wordt berekend per km-hok, op basis van presentie en abundantie van soorten. Er zijn twee berekeningswijzen te onderscheiden die hieronder apart worden behandeld. B.1. Klimaatsverandering, Verzoeting/verzilting en Vermesting In de berekening van deze Milieugetallen wordt de verhouding in presentie en abundantie van de soorten met een indicatie voor de rechterzijde van de schaal (bijvoorbeeld klasse 7-9 van het Ellenberg-temperatuurgetal uit tabel E) vergeleken met de presentie en abundantie van alle voorkomende soorten. Op die manier komt in een Milieugetal voor klimaatsverandering het abundantieaandeel van soorten van warme gebieden in de totale soortensamenstelm
MG j =
∑ AB
k
k =1 n
∑ AB
i
i =1
ling tot uiting. De algemene formule luidt: waarbij: MGj: ABk: ABi:
het milieugetal weegwaarde voor abundantie van soort k, waarvan de indicatie aan de rechterzijde van de indicatieschaal ligt weegwaarde voor abundantie van soort i, waarvan de indicatiewaarde bekend is (N.B. inclusief de soorten van de rechterzijde van de schaal)
De abundantie van een soort krijgt eenzelfde weegwaarde als in de formule voor de berekening van de Floristische Kwaliteit. De volgende Milieugetallen worden volgens bovenstaande formule berekend. Ze zijn hier gerangschikt naar thema. Klimaatsverandering Klimaatsverandering kan worden gevolgd met twee Milieugetallen op basis van indicatiegetallen van Ellenberg (1979): Temperatuurgetal en Continentaliteitsgetal (tabel E). In deze Milieugetallen komt het abundantieaandeel van de soorten van warmere gebieden resp. meer continentale gebieden tot uiting. De soorten met een zeer hoog EllenbergContinentaliteitsgetal (klasse 8 en 9) worden in de Nederlandse situatie niet indicatief geacht voor continentale omstandigheden. Het gaat om soorten van Oost-Europese steppen en zoutvlakten die in Nederland bijna zonder uitzondering langs de kust voorkomen. Tabel E: Klassen Temperatuurgetal en Continentaliteitsgetal (Ellenberg, 1979). De klassen die in de teller van de formule worden gesommeerd zijn vet aangegeven. (N.B. alle klassen worden in de noemer gesommeerd) Temperatuurgetal
Continentaliteitsgetal
klasse omschrijving
klasse omschrijving
1
koude-plant
1
eu-oceanisch
2
tussenvorm
2
oceanisch
3
planten koele gebieden
3
tussenvorm
4
tussenvorm
4
sub-oceanisch
5
planten matig warme gebieden
5
intermediair
6
tussenvorm
6
sub-continentaal
7
planten warme gebieden
7
tussenvorm
8
tussenvorm
8
continentaal
9
planten extreem warme gebieden
9
eu-continentaal
X
indifferent
X
indifferent
Verzoeting/verzilting Dit proces kan worden gevolgd met het Zoutgetal, op basis van de saliniteitsindeling uit het ecotopensysteem (tabel F). Het abundantieaandeel van soorten uit de saliniteitsklassen 2 t/m 5 wordt bepaald ten opzichte van de totale abundantie van alle soorten met een saliniteitsindeling. Het Zoutgetal wordt alleen berekend voor soorten met de vochtklasse water, nat of nat tot vochtig (tabel F). Alleen van deze soorten is te verwachten dat het saliniteitsgetal een relatie heeft met de waterkwaliteit van het oppervlakte- of grondwater. Tabel F: Klassen saliniteit, vochttoestand en voedselrijkdom (Runhaar et al., 1987). Bij saliniteit en voedselrijkdom zijn de klassen die in de teller van de formule worden gesommeerd met vet aangegeven. Bij vochttoestand zijn de vochtklassen met vet aangegeven die bij het berekenen van het Zoutgetal en Voedselrijkdomgetal worden gebruikt om het natte en droge compartiment te kunnen scheiden.
Saliniteit
Vochttoestand
Voedselrijkdom
klasse omschrijving
klasse omschrijving
klasse omschrijving
0
indifferent
0
indifferent
0
indifferent
1
zoet
1
water
1
voedselarm
2
zoet-brak
2
nat
2
voedselarm tot m. voedselrijk
3
brak
3
nat tot vochtig
3
matig voedselrijk
4
brak-zilt
4
vochtig
4
matig tot zeer voedselrijk
5
zilt
5
vochtig tot droog
5
zeer voedselrijk
6
droog
Vermesting Bij het milieuthema vermesting wordt gebruik gemaakt van de voedselrijkdomindeling uit het ecotopensysteem (tabel F). Het abundantieaandeel van soorten met voedselrijkdomklasse 2 t/m 5 wordt bepaald ten opzichte van de totale abundantie van alle soorten met een voedselrijkdomindeling. De bepaling van de voorkomende klassen is vergelijkbaar met die bij saliniteit (tabel F); ecologische groepen van brakke en zilte omstandigheden en van stenige substraten worden buiten beschouwing gelaten, omdat daarvoor de voedselrijkdomindeling ontbreekt. Het Voedselrijkdomgetal wordt afzonderlijk berekend voor (grond)watergebonden soorten (VGn) en voor (grond)wateronafhankelijke soorten (VGd). Tot de eerste groep worden de soorten gerekend met een indeling bij de vochtklasse water, nat of nat tot vochtig (tabel F). Bij de tweede groep worden de soorten gerekend met een indeling bij vochtig, vochtig tot droog of droog. B.2. Beheer/inrichting Bij een goed beheer en goede inrichting wordt een hogere diversiteit van karakteristieke soorten verwacht. Dit kan in eerste instantie worden afgelezen aan de Floristische Kwaliteit van een aantal afzonderlijke (grond)watergebonden ecosysteemtypen. Daarnaast worden twee Milieugetallen berekend: het Oevergetal en het Dynamiekgetal. Het Oevergetal geeft aan hoe groot diversiteit van de (grond)watergebonden flora is, terwijl het Dynamiekgetal een indicatie geeft van de diversiteit aan (natte en droge) pioniersoorten. Omdat situaties waar inrichting en beheer een verrijkende invloed hebben op de vegetatie kunnen voorkomen naast soortenrijke droge of stabiele situaties (met een geringe invloed van water en dynamiek), zijn deze Milieugetallen niet berekend op basis van een quotiënt, zoals bij Zout-
getal en Temperatuurgetal. Qua berekening zijn ze vergelijkbaar met de Floristische Kwaliteit, waarbij de indicatiewaarde voor alle soorten gelijk is aan 1,0. Net als bij Floristische Kwaliteit wordt ook hier de nieuwe natuurwaarde, op basis van de nieuwe Rode Lijst (Van der Meijden et al., 2000) gebruikt. Voor presentatiedoelen worden Oevergetal en Dynamiekgetal net als Floristische Kwaliteit op rekenkundige wijze in 5 klassen onderverdeeld (tabel G). Tabel G: Bepaling klassen van Oevergetal en Dynamiekgetal. Oevergetal <25 >=25 en <41,7 >=41,7 en <58,4 >=58,4 en <75 >=75
klasse zeer laag laag vrij hoog hoog zeer hoog
Dynamiekgetal <12,5 >=12,5 en <23,3 >= 23,3 en <37,5 >=37,5 en <41,7 >=41,7
klasse zeer laag laag vrij hoog hoog zeer hoog
C. Literatuur Ellenberg, H. 1979. Zeigerwerte der Gefäszpflanzen Mitteleuropas. Goltze, Göttingen. Groen C.L.G., R.A.M. Stevers, C.R. van Gool & M.E.A. Broekmeijer, 1993. Uitwerking Ecotopensysteem Fase III. Herziene landelijke typologie en vertaalsleutels voor Overijssel, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg. CML mededeling 49. Leiden. Meijden, R. van der, 1996. Heukels' Flora van Nederland. ed. 22. Groningen. Meijden, R. van der, B. Odé, C.L.G. Groen, J.-P.M. Witte & D. Bal, 2000. Bedreigde en kwetsbare vaatplanten in Nederland. Basisrapport met voorstel voor de Rode Lijst. Gorteria 26: 85-208. Leiden. Odé, B. & R. Beringen, 1999. Floristisch meetnet oevers zoete rijkswateren 1998; uitwerking Zoete Delta. RIZA Nota nr.: 99.012 / FLORON-rapport 16. Odé, B. & R. Beringen. 2000. Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 1999; uitwerking Rijntakken en evaluatie eerste ronde. FLORON-rapport 20 / RIZA nota nr. 2000.023, Leiden. Odé, B., R. Beringen & C.L.G. Groen, 1997. Floristisch meetnet oevers zoete rijkswateren 1996; methodische verantwoording en uitwerking IJsselmeer en Markermeer. RIZA Nota nr.: 97.017, FLORON-rapport 2. Leiden. Odé, B., R. Beringen & C.L.G. Groen, 1998. Floristisch meetnet oevers zoete rijkswateren 1997; uitwerking Maas en Randmeren. RIZA Nota nr.: 98.022, FLORON-rapport 8. Leiden. Odé, B. & R. Beringen, 1999. Floristisch meetnet oevers zoete rijkswateren 1998; uitwerking Zoete Delta. RIZA Nota nr.: 99.012 / FLORON-rapport 16. Odé, B. & R. Beringen. 2000a. Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 1999; uitwerking Rijntakken en evaluatie eerste ronde. FLORON-rapport 20 / RIZA nota nr. 2000.023, Leiden.
Odé, B. & R. Beringen. 2000b. Floristische inventarisatie nevengeulen, Gameren 2000. FLORON-rapport 21 / RIZA Werkdocument 2000.163X. Stichting FLORON, Leiden. Odé, B. & R. Beringen. 2001. Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 2000; uitwerking tweede ronde IJsselmeer en Markermeer. FLORON-rapport 23 / RIZA nota 2001.013, Stichting FLORON, Leiden. Odé, B. & R. Beringen. 2002a Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 2001; uitwerking tweede ronde Maas. FLORON-rapport 27 / RIZA nota 2002.010, Stichting FLORON, Leiden. Odé, B. & R. Beringen. 2002b Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 2001; uitwerking tweede ronde Randmeren. FLORON-rapport 26 / RIZA nota 2002.011, Stichting FLORON, Leiden. Rademakers, J.G.M. & H.P. Wolfert, 1994. Het Rivier-Ecotopen-Stelsel: een indeling van ecologisch relevante ruimtelijke eenheden ten behoeve van ontwerp- en beleidsstudies in het buitendijkse rivierengebied. Publikaties en rapporten van het project “Ecologisch herstel Rijn en Maas” no 61, RIZA, Lelystad. Runhaar, J. 1991. Beschrijving en voorspelling van de vegetatie in het rivierengebied. CMLrapport 72. Centrum voor Milieukunde, Leiden Runhaar, J., C.L.G. Groen, R. van der Meijden & R.A.M. Stevers, 1987. Een nieuwe indeling in ecologische groepen binnen de Nederlandse flora. Gorteria 13: 277-359. Tamis, W.L.M. & C.L.G. Groen, 1996. Een floristisch meetnet voor de oevers van de zoete rijkswateren. FLORON-rapport 1/RIZA-nota 96.010. Leiden. Weeda, E.J., 1985, 1987, 1988, 1991 & 1994. Nederlandse oecologische flora: wilde planten en hun relaties, deel 1 t/m 5. IVN, Amsterdam. Weeda, E.J., R. van der Meijden & P.A. Bakker, 1990. FLORON-Rode Lijst 1990. Gorteria 16:2-26. Witte, J.P.M. & R. van der Meijden, 1992. Verspreiding en natuurwaarden van ecotoopgroepen in Nederland. Rapport Onderzoek Effecten Grondwaterwinning 6. RIVM, Bilthoven. Witte, J.P.M. & R. van der Meijden, 1995. Verpreidingskaarten van de botanische kwaliteit in Nederland uit FLORBASE. Gorteria 21: 3-59.
Bijlage 2: Soortenlijst Rijntakken tweede ronde. De getallen in de kolommen corresponderen met het aantal km-hokken waarin de soort is aangetroffen BW: Bovenrijn/Waal NR: Nederrijn IJ: IJssel ZG: Zoetwatergetijderivieren BN: Benedenrivieren Noordrand R1: Totaal aantal km-hokken met de soort tijdens ronde 1; R2: idem voor ronde 2 Nr 1 5001 1850 2 5320 4 5 7 11 1851 12 13 1544 19 17 18 5007 20 21 24 1648 26 27 28 29 31 32 33 34 35 36 37 38 40 41 42 1651 1758 46 5311 1652 5318 47 5383 48 1655 1852 52 779 54 56 59 60 165 166
Nederlandse naam Spaanse aak Vederesdoorn Noorse esdoorn Gewone esdoorn Witte esdoorn Gewoon duizendblad Wilde bertram Kalmoes Zevenblad Witte paardenkastanje Hondspeterselie Gewone agrimonie Moerasstruisgras Gewoon struisgras Hoog struisgras Fioringras Hemelboom Zilverhaver Vroege haver Kruipend zenegroen Fraaie vrouwenmantel Smalle waterweegbree Slanke waterweegbree Grote waterweegbree Look-zonder-look Moeslook Bieslook Slangenlook Daslook Kraailook Zwarte els Witte els Rosse vossenstaart Geknikte vossenstaart Duist Grote vossenstaart Witte amarant Nerfamarant Kleine majer Franse amarant Groene amarant + Franse amarant Groene amarant s.s. Papegaaienkruid Hoge amarant Alsemambrosia Driedelige ambrosia Amerikaans krentenboompje Rood guichelheil Kromhals Gewone ossentong Bosanemoon Grote engelwortel Gewone engelwortel IJle dravik Zwenkdravik
Wetenschappelijke naam Acer campestre Acer negundo Acer platanoides Acer pseudoplatanus Acer saccharinum Achillea millefolium Achillea ptarmica Acorus calamus Aegopodium podagraria Aesculus hippocastanum Aethusa cynapium Agrimonia eupatoria Agrostis canina Agrostis capillaris Agrostis gigantea Agrostis stolonifera Ailanthus altissima Aira caryophyllea Aira praecox Ajuga reptans Alchemilla mollis Alisma gramineum Alisma lanceolatum Alisma plantago-aquatica Alliaria petiolata Allium oleraceum Allium schoenoprasum Allium scorodoprasum Allium ursinum Allium vineale Alnus glutinosa Alnus incana Alopecurus aequalis Alopecurus geniculatus Alopecurus myosuroides Alopecurus pratensis Amaranthus albus Amaranthus blitoides Amaranthus blitum Amaranthus bouchonii Amaranthus hybridus + A. bouchonii Amaranthus hybridus s.s. Amaranthus retroflexus Amaranthus rudis Ambrosia artemisiifolia Ambrosia trifida Amelanchier lamarckii Anagallis arvensis subsp. arvensis Anchusa arvensis Anchusa officinalis Anemone nemorosa Angelica archangelica Angelica sylvestris Anisantha sterilis Anisantha tectorum
BW 10 16 1 13 1 47 45 5 14 2 4 2 . 4 33 46 9 . . . 1 21 21 26 22 6 16 1 . 26 35 1 11 21 1 42 8 9 30 24 2 9 10 1 2 . 1 1 . 1 . 9 3 21 2
NR 11 1 3 20 . 31 26 8 16 7 1 8 . 14 19 33 . 1 1 1 . 8 18 20 18 5 1 1 . 26 25 . 1 17 . 29 . . 3 1 1 . 1 . . . 1 1 1 . 1 19 7 19 .
IJ 13 2 5 19 1 38 38 19 24 2 3 3 . 10 30 39 1 . . . . 4 27 31 19 5 7 5 2 25 26 1 3 23 . 38 . . 8 . . . 1 . . . . 3 3 . 1 2 9 17 .
ZG 4 1 1 17 . 18 10 2 9 1 . 1 . 2 11 21 . . . . . . 8 12 12 . 1 . . 10 14 . . 7 1 16 . . . . . . . . . . . . . . . 20 13 12 .
BN 2 1 . 5 . 6 . . . . . . . 4 . 4 . . . . . . . . 3 . . . . 2 . . . . . 1 . . . . . . . . . . 1 1 . . . 4 1 6 .
R1 34 19 10 66 . 140 116 29 64 12 9 8 1 26 59 140 1 1 . 1 . 25 74 86 73 17 22 7 2 95 81 2 9 80 3 125 1 4 20 3 15 2 4 . . 1 3 7 4 2 1 53 28 59 3
R2 40 21 10 74 2 140 119 34 63 12 8 14 . 34 93 143 10 1 1 1 1 33 74 89 74 16 25 7 2 89 100 2 15 68 2 126 8 9 41 25 3 9 12 1 2 . 3 6 4 1 2 54 33 75 2
Nr 64 66 70 73 74 78 81 82 83 2457 89 90 92 96 97 1663 98 101 103 1904 104 112 6063 114 5025 116 117 118 119 122 123 121 1800 128 129 131 133 135 5212 137 1215 1801 140 139 141 142 143 2458 144 1156 151 1802 152 1804 153 157 159 2337 1610 167 5032 171 172 173 174 6097 182 184 185 5315 2338 1460 187
Nederlandse naam Gele kamille Gewoon reukgras Fluitenkruid Grote windhalm Grote leeuwenklauw Groot moerasscherm Zandraket Ruige scheefkelk Grote klit Gewone klit Gewone zandmuur Pijpbloem Mierik Glanshaver Absintalsem Rechte alsem Wilde averuit Bijvoet Gevlekte aronskelk Asperge Tuinasperge Muurvaren Aster (G) Smalle aster Nieuw-Nederlandse aster Kleine aster Zulte Wilde hokjespeul Wijfjesvaren Strandmelde Uitstaande melde Spiesmelde Haver Grote kroosvaren Stinkende ballote Stijf barbarakruid Gewoon barbarakruid Madeliefje Japanse berberis Grijskruid Kleine watereppe Biet Ruwe berk Zachte berk Knikkend tandzaad Smal tandzaad Zwart tandzaad Riviertandzaad Veerdelig tandzaad Heen Boskortsteel Koolzaad Zwarte mosterd Raapzaad Bevertjes Bergdravik Kweekdravik Zachte dravik Trosdravik Heggenrank Vlinderstruik Zwanenbloem Zeeraket Hennegras Duinriet Sterrenkroos (G) Stomphoekig sterrenkroos Gewoon sterrenkroos Gevleugeld sterrenkroos Doorschijnend sterrenkroos Dotterbloem Spindotterbloem Gewone dotterbloem
Wetenschappelijke naam BW Anthemis tinctoria . Anthoxanthum odoratum 3 Anthriscus sylvestris 43 Apera spica-venti . Aphanes arvensis . Apium nodiflorum . Arabidopsis thaliana 2 Arabis hirsuta subsp. hirsuta . Arctium lappa 36 Arctium minus 8 Arenaria serpyllifolia 19 Aristolochia clematitis 2 Armoracia rusticana 2 Arrhenatherum elatius 47 Artemisia absinthium . Artemisia biennis 18 Artemisia campestris ssp. campestris . Artemisia vulgaris 46 Arum maculatum . Asparagus officinalis . Asparagus officinalis subsp. officinalis 4 Asplenium ruta-muraria 1 Aster 9 Aster lanceolatus 12 Aster novi-belgii . Aster tradescantii 1 Aster tripolium . Astragalus glycyphyllos 1 Athyrium filix-femina . Atriplex littoralis . Atriplex patula 12 Atriplex prostrata 47 Avena sativa . Azolla filiculoides . Ballota nigra subsp. foetida 1 Barbarea stricta 9 Barbarea vulgaris 16 Bellis perennis 33 Berberis thunbergii . Berteroa incana 2 Berula erecta . Beta vulgaris subsp. vulgaris . Betula pendula 10 Betula pubescens . Bidens cernua 13 Bidens connata . Bidens frondosa 47 Bidens radiata 12 Bidens tripartita 39 Bolboschoenus maritimus 30 Brachypodium sylvaticum . Brassica napus . Brassica nigra 40 Brassica rapa . Briza media . Bromopsis erecta . Bromopsis inermis subsp. inermis 13 Bromus hordeaceus 25 Bromus racemosus . Bryonia dioica 3 Buddleja davidii 2 Butomus umbellatus 29 Cakile maritima . Calamagrostis canescens . Calamagrostis epigejos 22 Callitriche 3 Callitriche obtusangula 6 Callitriche platycarpa . Callitriche stagnalis 8 Callitriche truncata . Caltha palustris . Caltha palustris subsp. araneosa . Caltha palustris subsp. palustris .
NR 2 14 32 . . . 1 . 19 14 7 . 2 33 . . . 32 . 1 . 1 3 3 . 1 1 . . . 7 32 . . 2 6 7 29 . 1 3 . 2 1 13 . 30 . 22 10 . . 19 . 3 . 6 21 2 1 . 23 . 1 12 6 10 . 7 . 1 4 4
IJ . 10 37 2 2 . 3 . 16 8 12 . 1 39 . . . 33 4 1 2 . 4 3 . . . 1 1 . 12 37 . 1 . 3 3 34 1 . 3 . 7 1 16 2 38 2 37 19 6 . 24 . 5 . 13 30 1 7 . 34 . 1 7 11 11 1 1 . 1 . 4
ZG . 4 22 . . 11 1 1 16 12 5 . . 22 . . . 21 . . . . . 2 . . 1 . 2 . 1 16 1 . . 4 2 18 . . 3 . 2 . 5 . 21 . 9 12 . . 10 . 2 1 1 15 1 . . 7 . . 7 . 9 . 12 2 . 13 .
BN . . 4 . . 1 1 . . 4 4 . . 6 . . . 6 . . 1 . . . . . 5 . . 4 1 6 . . . . . 1 . . . . . . . . 1 . . 4 . . 1 . . . . 5 . 2 . . 2 . 3 . . . . . . . .
R1 . 39 134 3 2 9 17 1 74 43 65 1 4 142 3 11 2 135 4 . 9 3 . 19 2 6 5 1 3 1 26 119 . 1 6 17 31 130 . 4 6 1 10 2 34 . 121 4 77 72 5 10 88 4 6 1 17 106 2 14 2 94 . 3 39 25 36 7 27 3 2 20 5
R2 2 31 138 2 2 12 8 1 87 46 47 2 5 147 . 18 . 138 4 2 7 2 16 20 . 2 7 2 3 4 33 138 1 1 3 22 28 115 1 3 9 . 21 2 47 2 137 14 107 75 6 . 94 . 10 1 33 96 4 13 2 93 2 2 51 20 36 1 28 2 2 17 8
Nr 188 195 196 198 199 1805 200 201 202 203 204 205 208 209 211 212 215 218 224 225 232 235 245 249 251 254 258 259 262 267 1556 270 5033 271 273 279 1766 284 287 5035 292 1465 296 295 298 2301 362 1759 299 743 302 303 450 305 306 2477 5174 310 312 313 315 2456 316 321 325 326 329 331 333 336 6574 338 339
Nederlandse naam Haagwinde Akkerklokje Rapunzelklokje Grasklokje Ruig klokje Hennep Gewoon herderstasje Bittere veldkers Bosveldkers Kleine veldkers Springzaadveldkers Pinksterbloem Kruldistel Knikkende distel Scherpe zegge Moeraszegge Zandzegge Voorjaarszegge Zilte zegge Tweerijige zegge Zeegroene zegge Ruige zegge Valse voszegge Pluimzegge Pilzegge Hoge cyperzegge IJle zegge Oeverzegge Gewone bermzegge Blaaszegge Carex x elytroides Haagbeuk Saffloer Echte karwij Tamme kastanje Korenbloem Knoopkruid Grote centaurie Fraai duizendguldenkruid Rode spoorbloem Akkerhoornbloem Glanzige hoornbloem Gewone hoornbloem Kluwenhoornbloem Zandhoornbloem Viltige hoornbloem Rankende helmbloem Platte dravik Grof hoornblad Kleine leeuwenbek Knolribzaad Dolle kervel Wilgenroosje Stinkende gouwe Melganzenvoet Welriekende ganzenvoet Druifkruid Stippelganzenvoet Zeegroene ganzenvoet Esdoornganzenvoet Korrelganzenvoet Liggende ganzenvoet Rode ganzenvoet Gele ganzenbloem Wilde cichorei Waterscheerling Groot heksenkruid Akkerdistel Wollige distel Speerdistel Citrullus (G) Witte winterpostelein Bosrank
Wetenschappelijke naam BW Calystegia sepium 44 Campanula rapunculoides . Campanula rapunculus . Campanula rotundifolia 1 Campanula trachelium . Cannabis sativa 2 Capsella bursa-pastoris 43 Cardamine amara . Cardamine flexuosa 1 Cardamine hirsuta 4 Cardamine impatiens 2 Cardamine pratensis 7 Carduus crispus 38 Carduus nutans 7 Carex acuta 43 Carex acutiformis 1 Carex arenaria 2 Carex caryophyllea . Carex distans . Carex disticha 6 Carex flacca . Carex hirta 47 Carex otrubae 9 Carex paniculata . Carex pilulifera . Carex pseudocyperus 1 Carex remota . Carex riparia 2 Carex spicata 27 Carex vesicaria . Carex x elytroides . Carpinus betulus . Carthamus tinctorius . Carum carvi 1 Castanea sativa . Centaurea cyanus . Centaurea jacea 43 Centaurea scabiosa 4 Centaurium pulchellum 4 Centranthus ruber 1 Cerastium arvense 15 Cerastium fontanum ssp. holosteoides . Cerastium fontanum ssp. vulgare 35 Cerastium glomeratum 10 Cerastium semidecandrum 2 Cerastium tomentosum 1 Ceratocapnos claviculata . Ceratochloa carinata . Ceratophyllum demersum 2 Chaenorhinum minus 13 Chaerophyllum bulbosum 13 Chaerophyllum temulum 6 Chamerion angustifolium 7 Chelidonium majus 4 Chenopodium album 45 Chenopodium ambrosioides 1 Chenopodium botrys 18 Chenopodium ficifolium 32 Chenopodium glaucum 43 Chenopodium hybridum . Chenopodium polyspermum 42 Chenopodium pumilio 21 Chenopodium rubrum 45 Chrysanthemum segetum 1 Cichorium intybus 44 Cicuta virosa . Circaea lutetiana . Cirsium arvense 47 Cirsium eriophorum 1 Cirsium vulgare 34 Citrullus 1 Claytonia perfoliata . Clematis vitalba 9
NR 33 . . 3 . . 31 . 3 9 . 20 31 3 27 8 6 . . 20 1 32 15 . . 3 1 11 24 4 . 1 . 2 . . 25 . . . 16 1 28 10 2 1 . 1 6 2 1 9 8 6 26 . . 10 15 . 13 . 19 . 12 . 2 33 . 30 . 2 1
IJ 39 1 1 2 . 1 36 . . 2 . 21 32 7 38 4 8 4 1 20 . 38 12 . . 1 2 9 27 4 1 1 . 2 1 . 30 . 1 . 14 . 34 7 2 . 1 . 15 5 2 17 2 10 34 . . 15 23 . 24 1 30 . 17 1 1 38 . 30 . . 8
ZG 22 . . 2 . . 16 9 3 3 . 6 14 . 20 10 2 . . 8 . 19 10 1 . . 9 11 12 1 . 1 . . . . 11 . . . 7 7 18 5 2 . . . 3 . . . 3 2 11 . . 2 1 . 4 . 3 . 7 . 4 21 . 18 . . 1
BN 6 . . . . . 1 . . . . . 1 . . 1 . . . . . 5 1 . . . . . . . . . . . . . 1 . . . . . 6 . . . . . . . . . 3 . 2 . . 1 . . 1 . 1 . 1 . . 5 . 6 . . .
R1 141 4 6 9 1 2 125 15 5 28 3 63 115 24 123 26 20 6 1 53 1 138 42 . 1 4 11 25 64 4 . 4 1 4 . 3 101 1 3 . 65 5 132 40 15 . 1 2 32 17 27 36 25 25 95 . 4 51 56 1 63 13 74 . 63 1 7 147 . 111 . 1 18
R2 144 1 1 8 . 3 127 9 7 18 2 54 116 17 128 24 18 4 1 54 1 141 47 1 . 5 12 33 90 9 1 3 . 5 1 . 110 4 5 1 52 8 121 32 8 2 1 1 26 20 16 32 23 22 118 1 18 60 82 . 84 22 98 1 81 1 7 144 1 118 1 2 19
Nr 1141 343 347 396 349 350 475 1806 353 5046 355 2311 358 359 360 365 366 367 1760 368 370 369 2481 371 372 373 374 376 548 377 6661 380 382 741 384 385 386 388 1140 390 1199 393 394 397 398 400 404 406 407 408 409 410 412 411 419 421 428 1761 431 435 437 440 441 442 1073 445 444 446 448 5308
Nederlandse naam Wetenschappelijke naam BW Kleine steentijm Clinopodium acinos 1 Echt lepelblad Cochlearia officinalis subsp. officinalis . Gevlekte scheerling Conium maculatum 1 Wilde ridderspoor Consolida regalis . Lelietje-van-dalen Convallaria majalis . Akkerwinde Convolvulus arvensis 44 Canadese fijnstraal Conyza canadensis 43 Koriander Coriandrum sativum . Smal vlieszaad Corispermum intermedium 33 Witte kornoelje Cornus alba . Rode kornoelje Cornus sanguinea 31 Canadese kornoelje Cornus sericea 6 Kleine varkenskers Coronopus didymus 3 Grove varkenskers Coronopus squamatus 4 Riempjes Corrigiola litoralis 2 Vingerhelmbloem Corydalis solida . Hazelaar Corylus avellana 4 Buntgras Corynephorus canescens . Goudknopje Cotula coronopifolia . Zeekool Crambe maritima . Tweestijlige meidoorn Crataegus laevigata . Eenstijlige meidoorn Crataegus monogyna 39 Crataegus x macrocarpa Crataegus x macrocarpa . Groot streepzaad Crepis biennis 35 Klein streepzaad Crepis capillaris 31 Moerasstreepzaad Crepis paludosa . Smal streepzaad Crepis tectorum . Zeevenkel Crithmum maritimum . Kruisbladwalstro Cruciata laevipes 2 Besanjelier Cucubalus baccifer 1 Pittenkruid (G) Cucumis 2 Groot warkruid Cuscuta europaea 32 Hopwarkruid Cuscuta lupuliformis 24 Muurleeuwenbek Cymbalaria muralis 1 Handjesgras Cynodon dactylon 14 Veldhondstong Cynoglossum officinale 1 Kamgras Cynosurus cristatus 13 Bruin cypergras Cyperus fuscus 14 Brem Cytisus scoparius . Kropaar Dactylis glomerata 47 Tandjesgras Danthonia decumbens . Doornappel Datura stramonium 20 Peen Daucus carota 45 Ruwe smele Deschampsia cespitosa 22 Bochtige smele Deschampsia flexuosa . Sofiekruid Descurainia sophia . Steenanjer Dianthus deltoides . Gewoon vingerhoedskruid Digitalis purpurea . Glad vingergras Digitaria ischaemum 12 Harig vingergras Digitaria sanguinalis 3 Kleine zandkool Diplotaxis muralis . Grote zandkool Diplotaxis tenuifolia 19 Grote kaardebol Dipsacus fullonum 15 Kleine kaardebol Dipsacus pilosus . Brede stekelvaren Dryopteris dilatata . Mannetjesvaren Dryopteris filix-mas 3 Hanenpoot Echinochloa crus-galli 28 Beklierde kogeldistel Echinops sphaerocephalus . Slangenkruid Echium vulgare 2 Naaldwaterbies Eleocharis acicularis 26 Gewone waterbies Eleocharis palustris 34 Slanke waterbies Eleocharis uniglumis . Brede waterpest Elodea canadensis . Smalle waterpest Elodea nuttallii 10 Hondstarwegras Elymus caninus 1 Strandkweek Elytrigia atherica . Biestarwegras Elytrigia juncea subsp. boreoatlantica . Kweek Elytrigia repens 44 Beklierde basterdwederik Epilobium ciliatum 25 Basterdwederik exc. viltige B. + Harig Epilobium exc. E. hirsutum + E. par. wilgenroosje viflorum 451 Harig wilgenroosje Epilobium hirsutum 34 457 Viltige basterdwederik Epilobium parviflorum 15
NR . . 2 . 1 26 26 . 1 2 19 4 4 1 . . 6 1 1 . . 29 . 20 16 . . . 6 . . 10 6 . 8 . 16 . . 33 . 1 27 25 2 1 . 1 . . . 1 11 1 4 2 10 . . 11 27 . . 16 . . . 32 12 .
IJ . . . 1 . 32 30 1 . 1 25 4 4 2 . . 9 . . . 6 36 1 8 25 . . . 3 1 . 17 6 . 16 . 7 . 1 38 . 4 24 28 1 . . . 1 1 . . 3 . 2 2 19 . . 17 35 1 2 24 3 . . 39 17 .
ZG . . . . . 8 13 . . 1 10 5 . 1 . . 4 . . . . 17 . 9 20 6 . . . . . 4 6 2 2 . 7 2 . 22 . . 10 12 . . . . . . . 3 4 . 5 6 2 . 1 2 9 . . 5 2 . . 22 4 .
29 14
29 11
22 5
BN . 4 . . . 4 5 . . . 3 1 1 1 . . 1 . . 2 . 2 . . 6 . . 1 . . . . . . . . . . . 6 . . 6 1 . . . . . . . 6 5 . 1 1 . . 2 . . . . . . 5 1 6 . .
R1 2 2 6 . 1 114 114 . 24 1 67 10 7 24 . 1 21 1 . 2 6 123 . 47 103 6 1 . 9 1 . 45 27 2 32 1 49 1 1 143 1 16 107 90 2 . 2 2 4 1 1 21 38 1 11 16 25 1 7 29 104 1 1 74 4 5 . 140 28 1
R2 1 4 3 1 1 114 117 1 34 4 88 20 12 9 2 . 24 1 1 2 6 123 1 72 98 6 . 1 11 2 2 63 42 3 40 1 43 16 1 146 . 25 112 88 3 1 . 1 13 4 . 29 38 1 12 14 59 . 5 56 105 1 2 55 6 5 1 143 58 .
4 101 118 . 33 45
Nr 1642 460 462 463 2420 464 466 465 2424 467 1685 1762 1720 480 483 484 485 487 488 489 490 492 2388 495 496 498 513 970 971 1873 1875 514 1472 1474 515 519 520 521 5177 526 1808 529 2293 531 532 533 535 538 540 2222 543 545 544 546 550 2376 557 570 571 572 573 574 575 576 579 581 582 584 585 586 587 589 991
Nederlandse naam Kantige basterdwederik Brede wespenorchis Heermoes Holpijp Schaafstro Schaafstro + Vertakt schaafstro Lidrus Bastaardpaardenstaart Vertakt schaafstro Vertakte paardenstaart Klein liefdegras Straatliefdegras Zomerfijnstraal Gewone reigersbek Vroegeling Schijnraket Echte kruisdistel Gewone steenraket Stijve steenraket Wilde kardinaalsmuts Koninginnenkruid Cipreswolfsmelk Heksenmelk Kroontjeskruid Moeraswolfsmelk Tuinwolfsmelk Beuk Zwaluwtong Heggenduizendknoop Japanse duizendknoop Sachalinse duizendknoop Rietzwenkgras Hard zwenkgras Fijn schapengras Reuzenzwenkgras Beemdlangbloem Rood zwenkgras Trosraaigras Vijgenboom Moerasspirea Venkel Bosaardbei Tuinaardbei Gewone es Wilde kievitsbloem Gewone duivenkervel Weidegeelster Gewoon sneeuwklokje Gespleten hennepnetel Gespleten + Gewone hennepnetel Gewone hennepnetel Kaal knopkruid Harig knopkruid Kleefkruid Glad walstro Moeraswalstro Geel walstro Slipbladige ooievaarsbek Zachte ooievaarsbek Donkere ooievaarsbek Beemdooievaarsbek Kleine ooievaarsbek Bermooievaarsbek Robertskruid Geel nagelkruid Melkkruid Hondsdraf Mannagras Liesgras Stomp vlotgras Bleekgele droogbloem Moerasdroogbloem Paarbladig fonteinkruid
Wetenschappelijke naam Epilobium tetragonum Epipactis helleborine Equisetum arvense Equisetum fluviatile Equisetum hyemale Equisetum hyemale + E. x moorei Equisetum palustre Equisetum x litorale Equisetum x moorei Equisetum x ramosissimum Eragrostis minor Eragrostis pilosa Erigeron annuus Erodium cicutarium subsp. cicutarium Erophila verna Erucastrum gallicum Eryngium campestre Erysimum cheiranthoides Erysimum hieracifolium Euonymus europaeus Eupatorium cannabinum Euphorbia cyparissias Euphorbia esula Euphorbia helioscopia Euphorbia palustris Euphorbia peplus Fagus sylvatica Fallopia convolvulus Fallopia dumetorum Fallopia japonica Fallopia sachalinensis Festuca arundinacea Festuca cinerea Festuca filiformis Festuca gigantea Festuca pratensis Festuca rubra Festulolium loliaceum (x) Ficus carica Filipendula ulmaria Foeniculum vulgare Fragaria vesca Fragaria x ananassa Fraxinus excelsior Fritillaria meleagris Fumaria officinalis Gagea pratensis Galanthus nivalis Galeopsis bifida Galeopsis bifida + G. tetrahit Galeopsis tetrahit Galinsoga parviflora Galinsoga quadriradiata Galium aparine Galium mollugo Galium palustre Galium verum Geranium dissectum Geranium molle Geranium phaeum Geranium pratense Geranium pusillum Geranium pyrenaicum Geranium robertianum Geum urbanum Glaux maritima Glechoma hederacea Glyceria fluitans Glyceria maxima Glyceria notata Gnaphalium luteo-album Gnaphalium uliginosum Groenlandia densa
BW 22 4 47 2 1 . 26 . . 1 14 2 14 8 4 3 44 31 3 2 31 4 44 8 . 8 . . 5 12 1 46 1 1 . 10 47 1 1 11 . . 1 35 . 6 . . . 3 25 31 22 39 45 26 15 21 11 . . 7 3 9 1 . 46 16 31 . . 39 .
NR 9 5 31 13 . 1 27 . . . . 1 4 5 6 . 29 8 . 7 21 . 22 1 . 2 4 4 1 4 1 30 1 . 3 9 31 . . 14 . 1 . 28 . 1 . 1 . 9 14 7 7 33 24 27 11 19 14 . . 10 4 6 9 . 31 16 28 . 4 11 .
IJ 14 3 36 16 . . 29 . . . . 1 . 2 5 1 28 24 . 13 21 4 29 6 2 4 7 10 3 6 . 35 1 . 4 17 39 1 . 15 1 . . 38 1 11 1 . . 5 16 11 14 37 18 30 17 11 14 1 1 15 2 8 13 . 39 27 38 . . 28 1
ZG 4 9 21 3 . . 15 4 . . . . . 1 1 . 5 6 . 1 17 . 3 . 1 . . 1 . 6 . 22 1 . 17 3 21 . . 20 . . . 22 . 2 . . . 7 12 . 2 20 13 17 5 12 6 . . 1 . 10 3 . 22 12 17 . . 4 .
BN 1 . 5 . . . . . . . . . . . . . . 1 . 1 2 . . 1 . . . 1 . . . 6 3 3 . . 6 . . . . . . 3 . 1 . . . . 1 . . 6 . . . 5 4 . . 1 . . . 4 4 . . . . . .
R1 29 9 140 37 1 1 94 4 1 . 4 . 11 23 21 8 108 66 2 21 52 7 93 15 3 7 8 21 5 17 1 140 12 3 20 64 140 9 1 63 . 1 . 114 1 13 . 3 1 34 38 39 31 135 94 93 46 80 60 . 4 34 10 39 25 4 141 76 115 2 1 70 1
R2 50 21 140 34 1 1 97 4 . 1 14 4 18 16 16 4 106 70 3 24 92 8 98 16 3 14 11 16 9 28 2 139 7 4 24 39 144 2 1 60 1 1 1 126 1 21 1 1 . 24 68 49 45 135 100 100 48 68 49 1 1 34 9 33 26 4 142 71 114 . 4 82 1
Nr 1693 598 1859 1614 601 604 606 607 609 611 621 624 626 629 630 1763 631 632 636 637 638 639 640 2490 642 2491 647 649 651 654 658 2463 1862 660 661 662 665 666 669 2303 670 671 673 675 678 679 680 683 684 690 692 693 2492 699 2384 1898 700 701 704 2464 706 708 1864 715 717 720 721 722 723 2426 724 725 726
Nederlandse naam Gingellikruid Klimop Zonnebloem Aardpeer Stijve zonnebloem Zachte haver Reuzenberenklauw Gewone berenklauw Kaal breukkruid Oranje havikskruid Muizenoor Boshavikskruid Veenreukgras Duindoorn Lidsteng Grijze mosterd Gestreepte witbol Gladde witbol Kruipertje Veldgerst Waterviolier Hop Kikkerbeet Grote waternavel Bilzekruid Mansbloed Kantig hertshooi Sint-Janskruid Gevleugeld hertshooi Gewoon biggenkruid Hulst Oranje springzaad Reuzenbalsemien Groot springzaad Klein springzaad Engelse alant Gele lis Wede Zandblauwtje Okkernoot Veldrus Zilte greppelrus Zomprus Greppelrus Platte rus Biezenknoppen Pitrus Zilte rus Zeegroene rus Tengere rus Beemdkroon Smal fakkelgras Gele zeepboom Kompassla Gifsla Bonte gele dovenetel Witte dovenetel Hoenderbeet Gevlekte dovenetel Gestreepte dovenetel Paarse dovenetel Akkerkool Brede lathyrus Veldlathyrus Aardaker Klein spiegelklokje Groot spiegelklokje Bultkroos Klein kroos Dwergkroos Puntkroos Vertakte leeuwentand Ruige leeuwentand
Wetenschappelijke naam Guizotia abyssinica Hedera helix Helianthus annuus Helianthus tuberosus Helianthus x laetiflorus Helictotrichon pubescens Heracleum mantegazzianum Heracleum sphondylium Herniaria glabra Hieracium aurantiacum Hieracium pilosella Hieracium sabaudum Hierochloe odorata Hippophae rhamnoides Hippuris vulgaris Hirschfeldia incana Holcus lanatus Holcus mollis Hordeum murinum Hordeum secalinum Hottonia palustris Humulus lupulus Hydrocharis morsus-ranae Hydrocotyle ranunculoides Hyoscyamus niger Hypericum androsaemum Hypericum dubium Hypericum perforatum Hypericum tetrapterum Hypochaeris radicata Ilex aquifolium Impatiens capensis Impatiens glandulifera Impatiens noli-tangere Impatiens parviflora Inula britannica Iris pseudacorus Isatis tinctoria Jasione montana Juglans regia Juncus acutiflorus Juncus ambiguus Juncus articulatus Juncus bufonius Juncus compressus Juncus conglomeratus Juncus effusus Juncus gerardi Juncus inflexus Juncus tenuis Knautia arvensis Koeleria macrantha Koelreuteria paniculata Lactuca serriola Lactuca virosa Lamiastrum galeobdolon Florentinum Lamium album Lamium amplexicaule Lamium maculatum Lamium maculatum cv. `Variegatum` Lamium purpureum Lapsana communis Lathyrus latifolius Lathyrus pratensis Lathyrus tuberosus Legousia hybrida Legousia speculum-veneris Lemna gibba Lemna minor Lemna minuta Lemna trisulca Leontodon autumnalis Leontodon hispidus
BW 3 . 23 4 . 4 10 45 25 . . 1 . . 1 . 28 . 8 8 . 16 2 . . . 4 30 . 6 . 4 14 . 2 36 40 16 . 18 . 1 20 37 44 . 12 . 8 . 4 . 1 37 . 1 23 2 4 . 9 21 . 33 11 . . . 19 . 4 44 1
NR . 8 5 1 . 6 9 32 2 1 . . . . . . 23 . 6 8 3 10 5 1 . . 5 14 1 4 1 2 9 . 4 7 26 . . 10 1 1 23 20 25 . 15 . 16 . 1 1 . 17 1 1 26 1 2 . 6 14 1 31 1 . . 1 22 1 11 24 1
IJ 1 11 4 . . 8 3 36 7 . 2 . 1 . 1 . 30 1 10 4 1 21 11 . 1 . 2 10 2 13 2 1 5 3 4 27 38 1 1 4 . 4 24 31 35 1 13 1 11 1 1 3 . 13 . 3 25 5 4 . 14 19 1 32 4 2 2 . 30 4 16 37 1
ZG . 2 4 . . 1 3 21 . . . . . . . 1 15 . 9 4 1 15 2 . . 1 . 3 . 4 . 6 13 11 1 . 21 . . 1 . . 14 8 10 1 15 1 16 . 1 1 . 13 . . 13 . . . 4 13 1 13 . . . . 7 1 3 9 2
BN . . . . 1 . . 3 . . . . . 1 . 5 2 . 4 . . 1 . . . . . 1 . 5 . . . . . . 1 . . . . . . 1 . . . 3 1 . . . . 6 . . 1 . . . . 1 . . . . . . . . . 4 .
R1 1 18 32 2 3 20 25 134 27 4 5 3 1 1 3 4 99 4 41 25 9 60 20 1 1 . 14 60 3 33 4 3 50 14 11 57 120 16 . 13 1 6 68 77 109 3 55 4 50 1 5 4 1 92 . 3 108 12 14 2 36 71 2 101 16 2 2 . 88 . 50 119 8
R2 4 21 36 5 1 19 25 137 34 1 2 1 1 1 2 6 98 1 37 24 5 63 20 1 1 1 11 58 3 32 3 13 41 14 11 70 126 17 1 33 1 6 81 97 114 2 55 5 52 1 7 5 1 86 1 5 88 8 10 . 33 68 3 109 16 2 2 1 78 6 34 118 5
Nr 727 729 730 731 732 733 1704 319 734 443 2286 736 739 745 747 1814 750 755 756 759 5309 762 763 1866 766 1933 772 773 780 782 1867 783 784 925 785 1934 788 789 790 791 792 796 794 797 798 799 1711 801 802 808 809 810 812 5255 813 814 815 817 1817 1772 820 822 824 828 830 839 840 1922 841 843 844 845 851
Nederlandse naam Kleine leeuwentand Veldkruidkers Pijlkruidkers Graskers Peperkers Steenkruidkers Amerikaanse kruidkers Gewone margriet Zomerklokje Zandhaver Haagliguster Wilde liguster Slijkgroen Vlasbekje Geelhartje Vlas Grote keverorchis Italiaans raaigras Engels raaigras Wilde kamperfoelie Gewone + Rechte rolklaver Smalle rolklaver Moerasrolklaver Tuinjudaspenning Gewone veldbies Veelbloemige veldbies Echte koekoeksbloem Boksdoorn Wolfspoot Penningkruid Puntwederik Moeraswederik Grote wederik Waterpostelein Grote kattenstaart Appel Vijfdelig kaasjeskruid Muskuskaasjeskruid Klein kaasjeskruid Rond kaasjeskruid Groot kaasjeskruid Schijfkamille Echte kamille Gevlekte rupsklaver Sikkelklaver Hopklaver Ruige rupsklaver Luzerne Bonte luzerne Eenbloemig parelgras Witte honingklaver Goudgele honingklaver Citroengele honingklaver Citroenmelisse Watermunt Akkermunt Hertsmunt Polei Aarmunt Wollige munt Kransmunt Tuinbingelkruid Mispel Gele maskerbloem Drienerfmuur Muursla Akkervergeet-mij-nietje Zomp- + Moerasvergeet-mij-nietje Zompvergeet-mij-nietje Ruw vergeet-mij-nietje Moerasvergeet-mij-nietje Stijf vergeet-mij-nietje Aarvederkruid
Wetenschappelijke naam Leontodon saxatilis Lepidium campestre Lepidium draba Lepidium graminifolium Lepidium latifolium Lepidium ruderale Lepidium virginicum Leucanthemum vulgare Leucojum aestivum Leymus arenarius Ligustrum ovalifolium Ligustrum vulgare Limosella aquatica Linaria vulgaris Linum catharticum Linum usitatissimum Listera ovata Lolium multiflorum Lolium perenne Lonicera periclymenum Lotus corniculatus Lotus glaber Lotus pedunculatus Lunaria annua Luzula campestris Luzula multiflora Lychnis flos-cuculi Lycium barbarum Lycopus europaeus Lysimachia nummularia Lysimachia punctata Lysimachia thyrsiflora Lysimachia vulgaris Lythrum portula Lythrum salicaria Malus sylvestris Malva alcea Malva moschata Malva neglecta Malva pusilla Malva sylvestris Matricaria discoidea Matricaria recutita Medicago arabica Medicago falcata Medicago lupulina Medicago polymorpha Medicago sativa Medicago x varia Melica uniflora Melilotus albus Melilotus altissimus Melilotus officinalis Melissa officinalis Mentha aquatica Mentha arvensis Mentha longifolia Mentha pulegium Mentha spicata Mentha x rotundifolia Mentha x verticillata Mercurialis annua Mespilus germanica Mimulus guttatus Moehringia trinervia Mycelis muralis Myosotis arvensis Myosotis laxa + M. scorpioides Myosotis laxa subsp. cespitosa Myosotis ramosissima Myosotis scorpioides Myosotis stricta Myriophyllum spicatum
BW 5 1 1 2 4 1 . 23 . . 1 . 29 42 . 1 . 1 42 . 41 1 5 . . . 2 . 43 28 1 . 45 . 46 13 3 3 1 1 3 35 27 1 29 46 . 14 4 . 10 29 1 . 36 35 16 2 1 . 12 7 . . 1 . 7 . . . 32 . 2
NR 16 . . . 1 . . 19 . . . 1 11 17 . . . 2 33 1 28 . 6 1 2 . 7 . 30 19 . . 25 . 29 15 . 9 2 . 5 26 12 1 11 31 . 3 . 1 5 21 . . 30 16 11 . . 1 9 . 1 . 4 1 11 1 1 1 29 . 1
IJ 15 . . . . 1 . 14 . . . 1 22 17 . . 1 . 39 3 25 1 3 . 8 . 4 . 36 30 . 2 37 1 39 11 . 2 . . 5 38 28 . 24 38 . 4 1 . 2 18 . . 36 32 3 . . 1 16 2 . . 2 . 4 . 2 2 34 . 1
ZG 6 2 . . . . . 9 1 1 . 2 3 7 1 . . 1 22 . 11 . 2 . 1 . 4 . 22 9 . . 19 . 22 5 2 5 . . 1 8 8 2 2 11 . 6 . . 3 12 2 1 18 4 11 . . . 6 . . . . . 4 . . 1 19 1 2
BN 3 . 6 . . . . . . 2 . 1 . 2 . . . . 6 . 1 . . . . . . 2 2 . . . . . . 3 . 1 . . 3 . 1 2 . 5 . 3 . . 4 4 1 . 1 . . . . . . . . . . . 1 . . . . . .
R1 37 3 4 1 2 3 1 58 . 4 2 3 51 82 1 1 1 4 133 4 94 1 13 . 9 1 21 2 123 93 1 1 122 . 135 41 5 11 10 1 16 108 99 6 65 121 1 14 2 1 27 56 7 . 109 71 28 . 1 4 12 3 1 1 10 . 29 . 6 7 111 1 7
R2 45 3 7 2 5 2 . 65 1 3 1 5 65 85 1 1 1 4 142 4 106 2 16 1 11 . 17 2 133 86 1 2 126 1 136 47 5 20 3 1 17 107 76 6 66 131 . 30 5 1 24 84 4 1 121 87 41 2 1 2 43 9 1 . 7 1 27 1 3 4 114 1 6
Nr 852 863 865 866 867 509 1496 868 869 872 873 874 875 876 877 878 894 896 897 907 900 903 906 910 911 1716 914 915 916 1819 919 2102 922 5340 967 972 973 977 975 976 1874 926 696 928 929 1820 930 1821 2385 1411 933 5109 5268 2238 937 938 940 941 1722 944 946 945 947 948 949 2250 1500 952 953 955 956 957 958
Nederlandse naam Kransvederkruid Zegekruid Gele plomp Witte waterlelie Watergentiaan Rode ogentroost Odontites vernus subsp. vernus Watertorkruid Pijptorkruid Middelste teunisbloem Grote teunisbloem Kleine teunisbloem Esparcette Kruipend stalkruid Kattendoorn Wegdistel Wilde marjolein Gewone vogelmelk Klein vogelpootje Walstrobremraap Rode bremraap Blauwe bremraap Distelbremraap Gehoornde klaverzuring Stijve klaverzuring Pluimgierst Ruige klaproos Bleke klaproos Grote klaproos Slaapbol Klein glaskruid Valse wingerd Pastinaak Brandpastinaak Veenwortel Waterpeper Beklierde duizendknoop Perzikkruid Kleine duizendknoop Zachte duizendknoop Afghaanse duizendknoop Groot hoefblad Mantelanjer Karwijvarkenskervel Melkeppe Phacelia Rietgras Kanariezaad Timoteegras + Klein timoteegras Klein timoteegras Riet Lampionplant Goudbes Fijnspar Dubbelkelk Echt bitterkruid Grote bevernel Kleine bevernel Zandweegbree Hertshoornweegbree Smalle weegbree Getande weegbree Grote weegbree Zeeweegbree Ruige weegbree Plataan Smal beemdgras Straatgras Knolbeemdgras Plat beemdgras Schaduwgras Moerasbeemdgras Veldbeemdgras
Wetenschappelijke naam Myriophyllum verticillatum Nicandra physalodes Nuphar lutea Nymphaea alba Nymphoides peltata Odontites vernus subsp. serotinus Odontites vernus subsp. vernus Oenanthe aquatica Oenanthe fistulosa Oenothera biennis Oenothera erythrosepala Oenothera parviflora Onobrychis viciifolia Ononis repens subsp. repens Ononis repens subsp. spinosa Onopordum acanthium Origanum vulgare Ornithogalum umbellatum Ornithopus perpusillus Orobanche caryophyllacea Orobanche lutea Orobanche purpurea Orobanche reticulata Oxalis corniculata Oxalis fontana Panicum miliaceum Papaver argemone Papaver dubium Papaver rhoeas Papaver somniferum Parietaria judaica Parthenocissus inserta Pastinaca sativa Pastinaca sativa subsp. urens Persicaria amphibia Persicaria hydropiper Persicaria lapathifolia Persicaria maculosa Persicaria minor Persicaria mitis Persicaria wallichii Petasites hybridus Petrorhagia prolifera Peucedanum carvifolia Peucedanum palustre Phacelia tanacetifolia Phalaris arundinacea Phalaris canariensis Phleum pratense Phleum pratense subsp. serotinum Phragmites australis Physalis alkekengi Physalis peruviana Picea abies Picris echioides Picris hieracioides Pimpinella major Pimpinella saxifraga Plantago arenaria Plantago coronopus Plantago lanceolata Plantago major subsp. intermedia Plantago major subsp. major Plantago maritima Plantago media Platanus hispanica Poa angustifolia Poa annua Poa bulbosa Poa compressa Poa nemoralis Poa palustris Poa pratensis
BW . . 14 1 14 6 . 30 . 13 19 . . 6 20 . 2 7 . . . . . 1 6 . . 7 18 . . 1 29 1 46 37 45 30 . 1 . . . 4 . 1 47 . 38 . 34 1 10 . . 13 8 1 1 . 47 34 47 . 2 2 2 45 . 4 . 26 40
NR . . 11 1 1 1 . 18 5 6 4 . . . 20 . 4 6 . 2 . . 1 . 1 . . 5 4 1 . 2 16 . 33 26 27 16 . 3 . 3 . 10 . . 33 . 27 1 27 . . . . 10 6 . . . 32 14 32 . 4 . 1 30 . 2 4 14 30
IJ . 1 22 5 19 . 2 28 11 4 3 . . . 12 . . 8 . 4 . 1 1 . 1 . 3 12 15 . . 2 22 . 39 36 35 27 3 7 . 3 . 17 1 . 39 . 38 6 34 . 1 1 . 10 6 10 . . 38 25 39 . 9 1 2 39 . . 7 22 35
ZG 1 . 3 1 1 . . 3 . 4 4 . 1 . 3 . . 1 . . 1 . . . . . . 1 3 1 1 1 8 . 22 22 14 9 . 2 . 12 . . . . 22 . 11 . 22 . . . 1 8 3 . . . 21 8 18 . 3 . . 17 1 1 . 7 14
BN . . . . . . . . . 2 . . . . 2 . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 . 5 . 2 1 . . . . . . . . . . . . 4 . . . . . . . . 4 6 4 6 2 . . 1 2 . 1 . . 4
R1 . . 48 9 49 8 2 61 19 22 21 1 . . 53 2 5 20 1 5 1 . 1 . 7 2 2 23 50 2 2 3 70 . 146 97 100 42 . 11 1 20 1 35 1 . 142 1 110 7 114 . . 1 3 36 14 14 1 3 138 76 135 1 15 1 3 135 1 11 13 56 125
R2 1 1 50 8 35 7 2 79 16 29 30 . 1 6 57 . 6 22 . 6 1 1 2 1 8 . 3 25 40 2 1 6 79 1 145 121 123 83 3 13 . 18 . 31 1 1 141 . 114 7 121 1 11 1 1 41 23 11 1 4 144 85 142 2 18 3 6 133 1 8 11 69 123
Nr 959 5113 964 968 1415 978 5203 980 5312 2302 982 983 2254 981 984 985 987 990 994 992 995 996 997 998 999 1002 1003 1005 1006 1007 5117 1010 1012 1013 1015 1017 6426 1018 1841 2257 5120 1019 1020 1021 2259 1022 2400 1023 1029 1030 1035 1036 1037 1876 1040 1041 1042 1043 1045 1046 1047 1048 1051 1056 1057 1058 1061 1827 1764 1062 1063 1064 530
Nederlandse naam Ruw beemdgras Jakobsladder Gewone salomonszegel Gewoon varkensgras Brede eikvaren Gewone eikvaren Gewone + Brede eikvaren Witte abeel Canada- en Zwarte populier Ontariopopulier Zwarte populier Ratelpopulier Canadapopulier Grauwe abeel Postelein Spits fonteinkruid Klein fonteinkruid Gekroesd fonteinkruid Glanzig fonteinkruid Puntig fonteinkruid Drijvend fonteinkruid Rivierfonteinkruid Stomp fonteinkruid Schedefonteinkruid Doorgroeid fonteinkruid Tenger fonteinkruid Haarfonteinkruid Kruipganzerik Zilverschoon Viltganzerik Schijnaardbei Vijfvingerkruid Liggende ganzerik Voorjaarsganzerik Gulden sleutelbloem Gewone brunel Prunus (G) Zoete kers Kerspruim Pruim + Kroosjes Weichselboom Vogelkers Amerikaanse vogelkers Sleedoorn Douglasspar Adelaarsvaren Stomp + Bleek kweldergras Stomp kweldergras Heelblaadjes Klein vlooienkruid Peer Wintereik Zomereik Amerikaanse eik Scherpe boterbloem Fijne waterranonkel Akkerboterbloem Gulden boterbloem Knolboterbloem Stijve waterranonkel Gewoon speenkruid Egelboterbloem Grote boterbloem Kruipende boterbloem Behaarde boterbloem Blaartrekkende boterbloem Knopherik Radijs Bolletjesraket Wilde reseda Wouw Wegedoorn Sporkehout
Wetenschappelijke naam Poa trivialis Polemonium caeruleum Polygonatum multiflorum Polygonum aviculare Polypodium interjectum Polypodium vulgare Polypodium vulgare + P. interjectum Populus alba Populus canadensis + P. nigra Populus gileadensis Populus nigra Populus tremula Populus x canadensis Populus x canescens Portulaca oleracea Potamogeton acutifolius Potamogeton berchtoldii Potamogeton crispus Potamogeton lucens Potamogeton mucronatus Potamogeton natans Potamogeton nodosus Potamogeton obtusifolius Potamogeton pectinatus Potamogeton perfoliatus Potamogeton pusillus Potamogeton trichoides Potentilla anglica Potentilla anserina Potentilla argentea Potentilla indica Potentilla reptans Potentilla supina Potentilla verna Primula veris Prunella vulgaris Prunus Prunus avium Prunus cerasifera Prunus domestica Prunus mahaleb Prunus padus Prunus serotina Prunus spinosa Pseudotsuga menziesii Pteridium aquilinum Puccinellia distans Puccinellia distans subsp. distans Pulicaria dysenterica Pulicaria vulgaris Pyrus communis Quercus petraea Quercus robur Quercus rubra Ranunculus acris Ranunculus aquatilis Ranunculus arvensis Ranunculus auricomus Ranunculus bulbosus Ranunculus circinatus Ranunculus ficaria subsp. bulbilifer Ranunculus flammula Ranunculus lingua Ranunculus repens Ranunculus sardous Ranunculus sceleratus Raphanus raphanistrum Raphanus sativus Rapistrum rugosum Reseda lutea Reseda luteola Rhamnus cathartica Rhamnus frangula
BW 41 . . 44 . . . 7 37 3 2 1 32 4 2 . . 3 4 . . . . 12 . 6 3 . 47 1 . 47 35 . . 9 . 6 1 . . 12 2 16 . . . . 10 42 1 . 15 . 45 2 . . 10 2 6 . . 47 . 32 2 3 . 17 14 4 1
NR 33 . 2 30 . . 1 . 7 1 1 1 17 2 . . 1 2 5 . 3 . . 9 1 8 3 . 32 1 . 33 8 3 . 18 . 4 1 . . 10 5 14 1 . . . 3 14 3 1 18 . 33 1 . . 15 6 12 . 2 33 . 27 3 . . 8 1 1 3
IJ 38 . 6 38 . . . 2 19 7 1 1 26 4 . 2 . 2 9 . 2 1 2 16 1 11 9 1 38 1 . 38 18 2 1 8 . 7 . . . 15 5 27 1 . 2 . 8 23 . . 24 3 38 2 1 1 14 3 13 1 . 39 1 29 1 . . 3 1 7 5
ZG 21 . . 16 . . 4 . 5 . . . 8 1 . . . . 1 . . . . 5 . 5 3 . 19 . 2 22 2 . . 6 . 1 . 1 1 9 . 5 . . . . 1 4 . . 10 . 21 . . . 3 2 5 . . 22 . 14 . . . 1 . . 1
BN 2 . . 5 . . . . 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 . . 5 . . . . . . . . . 2 . . . . . . . . . . . . 2 . . . . . . . . 6 . 1 . . . 1 1 1 .
R1 140 1 6 136 1 4 5 8 38 1 10 4 64 11 . . 2 19 23 2 3 . . 43 2 42 27 . 139 4 1 144 41 4 . 40 2 9 1 . . 32 9 58 2 1 2 1 11 65 6 . 47 . 136 15 . 1 46 25 44 1 . 144 2 88 9 6 2 39 14 9 5
R2 135 . 8 133 . . 5 9 69 11 4 3 83 11 2 2 1 7 19 . 5 1 2 42 2 30 18 1 141 3 2 145 63 5 1 41 . 18 2 1 1 48 12 62 2 . 2 . 22 83 4 1 67 3 139 5 1 1 42 13 36 1 2 147 1 103 6 3 . 30 17 13 10
Nr 1065 1066 1067 1070 1071 1072 1828 1877 1074 1075 859 5201 860 1076 1078 1077 2467 1643 5129 1645 1085 1089 1634 1091 1829 1093 1094 1097 1098 1099 1100 1101 1102 5135 1103 1104 1106 1095 1109 1111 1112 1114 1116 1117 1118 1119 1120 1121 1123 1125 1126 1594 1595 1524 1128 1133 1884 1134 1136 5449 1137 1139 1144 1146 1155 1161 1162 1599 1151 1160 1167 1170 2406
Nederlandse naam Harige ratelaar Grote ratelaar Kleine ratelaar Zwarte bes Aalbes Kruisbes Wonderboom Robinia Gele waterkers Oostenrijkse kers Slanke waterkers Slanke + Witte waterkers Witte waterkers Moeraskers Akkerkers Middelste waterkers Valse akkerkers Hondsroos Veelbloemige roos Egelantier Rimpelroos Dauwbraam Gewone braam Framboos Rubus laciniatus Veldzuring Schapenzuring Kluwenzuring Krulzuring Waterzuring Goudzuring Ridderzuring Moeraszuring Tuinzuring Bloedzuring Spaanse zuring Geoorde zuring Bermzuring Tengere vetmuur Sierlijke vetmuur Liggende vetmuur Pijlkruid Schietwilg Geoorde wilg Boswilg Grauwe wilg Duitse dot Kraakwilg Bittere wilg Amandelwilg Katwilg Kraak- x Schietwilg Grauwe wilg x Katwilg Zacht loogkruid Veldsalie Gewone vlier Peterselievlier Trosvlier Kleine pimpernel Moespimpernel Grote pimpernel Zeepkruid Knolsteenbreek Kandelaartje Mattenbies Ruwe bies Driekantige bies Ruwe bies x Driekantige bies Wilde hyacint Bosbies Geoord helmkruid Knopig helmkruid Gevleugeld helmkruid
Wetenschappelijke naam Rhinanthus alectorolophus Rhinanthus angustifolius Rhinanthus minor Ribes nigrum Ribes rubrum Ribes uva-crispa Ricinus communis Robinia pseudoacacia Rorippa amphibia Rorippa austriaca Rorippa microphylla Rorippa microphylla + nast. aquat. Rorippa nasturtium-aquaticum Rorippa palustris Rorippa sylvestris Rorippa x anceps Rorippa x armoracioides Rosa canina Rosa multiflora Rosa rubiginosa Rosa rugosa Rubus caesius Rubus fruticosus Rubus idaeus Rubus laciniatus Rumex acetosa Rumex acetosella Rumex conglomeratus Rumex crispus Rumex hydrolapathum Rumex maritimus Rumex obtusifolius Rumex palustris Rumex rugosus Rumex sanguineus Rumex scutatus Rumex thyrsiflorus Rumex x pratensis Sagina apetala Sagina nodosa Sagina procumbens Sagittaria sagittifolia Salix alba Salix aurita Salix caprea Salix cinerea Salix dasyclados Salix fragilis Salix purpurea Salix triandra Salix viminalis Salix x rubens Salix x smithiana Salsola kali subsp. ruthenica Salvia pratensis Sambucus nigra Sambucus nigra cv. `Laciniata` Sambucus racemosa Sanguisorba minor Sanguisorba minor subsp. polygama Sanguisorba officinalis Saponaria officinalis Saxifraga granulata Saxifraga tridactylites Schoenoplectus lacustris Schoenoplectus tabernaemontani Schoenoplectus triqueter Schoenoplectus x kuekenthalianus Scilla non-scripta Scirpus sylvaticus Scrophularia auriculata Scrophularia nodosa Scrophularia umbrosa
BW 1 1 2 2 11 . . . 34 28 . . . 39 47 . . 29 . 3 7 46 19 . . 25 5 19 45 19 37 47 37 . 11 1 33 21 7 . 10 5 47 1 21 44 . 16 10 46 46 1 . 1 3 37 . . 3 3 . 15 . 1 17 . 1 . . . 1 26 9
NR . 2 3 2 13 7 . 4 28 6 1 1 5 21 29 1 1 22 . 2 . 31 20 . 1 25 5 22 30 20 12 32 14 1 9 . 9 16 4 . 11 5 33 . 15 26 4 10 5 23 25 . 1 . 2 30 3 1 1 4 1 2 . . 5 5 1 1 . 1 . 15 6
IJ . 1 3 2 14 8 . 4 32 11 5 3 . 32 37 . . 35 1 4 1 38 9 . . 30 4 23 37 25 26 37 18 . 13 . 11 23 2 . 7 17 39 . 9 39 . 12 3 35 35 . 1 . 6 32 2 1 8 1 1 . . . 22 2 . . . 5 1 15 4
ZG . . 2 8 15 2 . . 18 2 . . 17 9 16 . . 7 . 1 1 22 14 . 1 9 1 7 20 12 5 22 3 . 16 . 4 4 1 . 3 2 22 . 7 13 14 16 13 20 20 1 . . . 19 2 . 2 . 2 2 1 . 5 5 1 1 . 8 . 15 4
BN . . . . . . . . 1 . . . . 1 1 . . 3 . 4 4 3 3 . . 1 . . 6 . . 2 . . . . . 2 2 1 4 . 1 . . 1 . . . . . . . . . 4 . . . . . . . . . 2 . . . . . . .
R1 . 4 7 12 59 15 1 6 110 45 6 2 20 71 129 . 2 80 1 13 9 135 47 1 1 102 19 66 135 66 72 140 26 . 43 2 49 54 7 . 40 29 138 1 47 101 15 73 37 127 129 . . 1 12 110 3 3 13 2 2 18 1 1 53 11 1 1 1 11 3 61 15
R2 1 4 10 14 53 17 . 8 113 47 6 4 22 102 130 1 1 96 1 14 13 140 65 . 2 90 15 71 138 76 80 140 72 1 49 1 57 66 16 1 35 29 142 1 52 123 18 54 31 124 126 2 2 1 11 122 7 2 14 8 4 19 1 1 49 14 3 2 . 14 2 71 23
Nr 1173 357 1175 1176 1180 1181 1888 2358 1183 1185 1186 1733 2290 1189 1190 1191 1192 1831 1195 1196 1197 1200 807 805 1206 1207 1208 1211 1212 1216 1218 1833 1219 1738 1739 1220 1890 1221 2324 1224 1225 1226 5146 1227 5147 1742 1231 1229 1234 1238 1237 5148 1241 1245 1246 847 1248 1249 1250 1251 1252 1254 1247 1255 2107 1259 2390 320 1260 1261 1264 1267 1184
Nederlandse naam Blauw glidkruid Bont kroonkruid Muurpeper Wit vetkruid Tripmadam Zacht vetkruid Roze vetkruid Hemelsleutel Waterkruiskruid Viltig kruiskruid Rivierkruiskruid Bezemkruiskruid Jakobskruiskruid Moeraskruiskruid Boskruiskruid Kleverig kruiskruid Klein kruiskruid Trosgierst Geelrode naaldaar Kransnaaldaar Groene naaldaar Weidekervel Dagkoekoeksbloem Avondkoekoeksbloem Blaassilene Herik Hongaarse raket Gewone raket Oosterse raket Grote watereppe Bitterzoet Tomaat Zwarte nachtschade Beklierde nachtschade Glansbesnachtschade Driebloemige nachtschade Canadese guldenroede Late guldenroede Akkermelkdistel Gekroesde melkdistel Gewone melkdistel Moerasmelkdistel Meelbes Wilde lijsterbes Gedeelde meelbes Wilde sorgo Kleine egelskop Grote + Blonde egelskop Gewone spurrie Zilte schijnspurrie Rode schijnspurrie Spinazie Veelwortelig kroos Moerasandoorn Bosandoorn Watermuur Grasmuur Grote muur Vogelmuur Heggenvogelmuur Duinvogelmuur Zeegroene muur Moerasmuur Krabbenscheer Sneeuwbes Gewone smeerwortel Gewone sering Moederkruid Boerenwormkruid Zandpaardenbloem Gewone paardenbloem Taxus Moerasandijvie
Wetenschappelijke naam Scutellaria galericulata Securigera varia Sedum acre Sedum album Sedum reflexum Sedum sexangulare Sedum spurium Sedum telephium Senecio aquaticus Senecio erucifolius Senecio fluviatilis Senecio inaequidens Senecio jacobaea Senecio paludosus Senecio sylvaticus Senecio viscosus Senecio vulgaris Setaria italica Setaria pumila Setaria verticillata Setaria viridis Silaum silaus Silene dioica Silene latifolia subsp. alba Silene vulgaris Sinapis arvensis Sisymbrium altissimum Sisymbrium officinale Sisymbrium orientale Sium latifolium Solanum dulcamara Solanum lycopersicum Solanum nigrum subsp. nigrum Solanum nigrum subsp. schultesii Solanum physalifolium Solanum triflorum Solidago canadensis Solidago gigantea Sonchus arvensis Sonchus asper Sonchus oleraceus Sonchus palustris Sorbus aria Sorbus aucuparia Sorbus x thuringiaca Sorghum halepense Sparganium emersum Sparganium erectum Spergula arvensis Spergularia marina Spergularia rubra Spinacia oleracea Spirodela polyrhiza Stachys palustris Stachys sylvatica Stellaria aquatica Stellaria graminea Stellaria holostea Stellaria media Stellaria neglecta Stellaria pallida Stellaria palustris Stellaria uliginosa Stratiotes aloides Symphoricarpos albus Symphytum officinale Syringa vulgaris Tanacetum parthenium Tanacetum vulgare Taraxacum laevigatum Taraxacum officinale Taxus baccata Tephroseris palustris
BW 18 3 34 25 4 27 1 3 . 25 1 32 38 23 1 14 34 . . 3 7 6 1 12 2 37 5 38 . 6 46 30 37 8 22 3 2 40 32 40 36 . . 7 . . . 16 . . 2 . 7 46 5 44 2 . 29 . . 1 . . 1 44 . . 46 . 45 . .
NR 18 1 18 5 . 10 . 1 4 9 1 6 25 12 1 4 18 . 1 1 1 4 3 1 3 22 1 25 . 12 33 2 10 . 1 . . 23 24 25 22 . . 5 4 1 . 15 . . 1 . 17 32 3 16 1 2 30 . . 5 . . 1 33 . . 30 . 32 1 1
IJ 21 . 10 1 2 6 . 2 9 2 5 7 25 21 . 4 23 . 2 . 3 1 5 2 . 25 1 32 . 20 37 7 23 2 2 . . 24 20 35 30 . . 4 . . 4 27 3 1 1 . 24 39 2 25 3 . 34 1 . 12 . 1 4 39 1 1 37 1 37 1 1
ZG 17 . 13 6 3 1 . 2 13 2 7 7 18 20 . 2 7 . . . . 2 1 2 . 20 . 14 . 12 22 . 4 . . . . 12 18 8 12 2 . 10 . . . 9 . . . 1 3 22 . 11 . . 17 . . 1 . . . 22 . . 14 . 22 . .
BN . . 5 1 . . 1 . . . . 3 6 . . 5 4 . . . . . . 4 4 5 1 2 1 . 6 . 1 . . . . . 5 5 4 . 1 2 1 . . . . 2 . . . 4 . . . . 1 . . . . . . 4 . . 1 . 6 . .
R1 59 4 87 31 6 41 2 5 25 24 11 42 104 73 1 40 78 1 . 5 7 6 12 21 7 99 10 114 . 56 147 18 71 13 18 . 1 77 95 110 75 1 2 21 . . 3 63 4 2 4 . 46 140 17 72 6 3 118 . 1 17 1 1 3 140 . 3 127 7 140 2 1
R2 74 4 80 38 9 44 2 8 26 38 14 55 112 76 2 29 86 . 3 4 11 13 10 21 9 109 8 111 1 50 144 39 75 10 25 3 2 99 99 113 104 2 1 28 5 1 4 67 3 3 4 1 51 143 10 96 6 2 111 1 . 19 . 1 6 142 1 1 128 1 142 2 2
Nr 1275 1953 1281 1283 6527 2277 1289 5190 1293 1954 1292 2418 1296 1298 1299 1300 1301 1302 1305 1306 1311 795 1312 1316 1317 1318 6541 5154 1321 1322 1327 1333 1334 1336 1337 1338 1342 1340 1341 1343 1344 1345 1346 1347 1364 1349 1350 1351 1896 1352 1354 1356 1357 1358 1359 1361 1362 1363 1365 1367 1369 1370 1368 1373 1375 2387 1377 1378 1382 1384 1966 1387 2454
Nederlandse naam Poelruit Kleine ruit Witte krodde Grote tijm Linde (G) Hollandse linde Heggendoornzaad Bleke morgenster Paarse morgenster Gele + Oosterse morgenster Oosterse morgenster Gele morgenster Hazenpootje Liggende klaver Kleine klaver Aardbeiklaver Basterdklaver Bochtige klaver Rode klaver Witte klaver Moeraszoutgras Reukeloze kamille Goudhaver Klein hoefblad Kleine lisdodde Grote lisdodde Iep (G) Fladderiep Grote brandnetel Kleine brandnetel Groot blaasjeskruid Echte valeriaan Gegroefde veldsla Gewone veldsla Geoorde veldsla Mottenkruid Stalkaars Zwarte toorts Keizerskaars Koningskaars IJzerhard Akkerereprijs Blauwe waterereprijs Veldereprijs Brede ereprijs Beekpunge Rode waterereprijs Gewone ereprijs Draadereprijs Klimopereprijs Bosereprijs Doffe ereprijs Vreemde ereprijs Grote ereprijs Gladde ereprijs Liggende ereprijs Schildereprijs Tijmereprijs Handjesereprijs Gelderse roos Vogelwikke Ringelwikke Smalle wikke Heggenwikke Vierzadige wikke Bonte wikke Kleine maagdenpalm Akkerviooltje Ruig viooltje Maarts viooltje Donkersporig + Bleeksporig bosviooltje Bleeksporig bosviooltje Duinlangbaardgras
Wetenschappelijke naam Thalictrum flavum Thalictrum minus Thlaspi arvense Thymus pulegioides Tilia Tilia x vulgaris Torilis japonica Tragopogon dubius Tragopogon porrifolius Tragopogon pratensis Tragopogon prat. subsp. orientalis Tragopogon prat. subsp. pratensis Trifolium arvense Trifolium campestre Trifolium dubium Trifolium fragiferum Trifolium hybridum Trifolium medium Trifolium pratense Trifolium repens Triglochin palustris Tripleurospermum maritimum Trisetum flavescens Tussilago farfara Typha angustifolia Typha latifolia Ulmus Ulmus laevis Urtica dioica Urtica urens Utricularia vulgaris Valeriana officinalis Valerianella carinata Valerianella locusta Valerianella rimosa Verbascum blattaria Verbascum densiflorum Verbascum nigrum Verbascum phlomoides Verbascum thapsus Verbena officinalis Veronica agrestis Veronica anagallis-aquatica Veronica arvensis Veronica austriaca subsp. teucrium Veronica beccabunga Veronica catenata Veronica chamaedrys Veronica filiformis Veronica hederifolia Veronica montana Veronica opaca Veronica peregrina Veronica persica Veronica polita Veronica prostrata Veronica scutellata Veronica serpyllifolia Veronica triphyllos Viburnum opulus Vicia cracca Vicia hirsuta Vicia sativa subsp. nigra Vicia sepium Vicia tetrasperma subsp. tetrasperma Vicia villosa Vinca minor Viola arvensis Viola hirta Viola odorata Viola reichenbachiana + V. riviniana Viola riviniana Vulpia ciliata subsp. ambigua
BW 43 4 6 . 1 . 1 1 . 3 . 14 2 5 20 25 7 . 47 46 . 46 20 27 4 9 10 1 45 3 . 31 . 7 1 1 1 6 . 4 15 . 14 12 5 5 35 6 1 4 . . 4 3 1 . . 4 . 8 45 4 15 21 . 1 . 4 . 1 . . .
NR 23 2 6 2 3 . 1 . . 3 2 9 1 2 17 19 7 1 32 33 . 28 19 23 10 19 16 . 32 4 2 28 . 6 . . 1 2 1 1 . . 10 13 1 10 24 13 . 5 . . 1 1 . . 2 5 . 8 33 . 14 12 1 . 1 1 2 3 . 1 .
IJ 38 11 6 2 3 . 3 . . 2 . 19 1 3 24 22 12 1 39 39 1 38 12 15 10 23 21 1 39 9 1 34 . 3 2 . . 1 . 3 . 1 2 13 2 10 34 17 . 8 . . . 9 . 1 . 2 2 6 38 4 8 14 2 . 1 6 . 8 . 1 .
ZG 15 1 4 1 1 . 1 . . 1 1 5 . . 10 6 3 . 18 22 . 15 4 19 9 14 6 . 22 1 1 22 1 . . . . . . . . . 11 6 . 7 18 3 . 1 . . . 2 . . . . . 3 18 . 6 5 1 . . . 1 . . . .
BN 1 . 1 . . . . 1 . 2 . 2 2 4 4 . . . 5 6 . 6 . 5 . . 2 . 6 . . . . . . . . . . . . . . 1 . . . . . . . . . 1 . . . . . . 2 . 5 . . . . . . . . . 1
R1 120 15 17 8 5 2 9 . 1 9 2 45 7 18 103 76 29 2 140 145 1 117 52 83 34 60 44 2 143 20 4 110 . 20 . 1 4 6 1 9 4 2 30 59 7 36 103 39 2 15 1 1 3 21 . 2 2 32 2 21 134 15 52 46 4 . 2 11 2 8 1 2 .
R2 120 18 23 5 8 . 6 2 . 11 3 49 6 14 75 72 29 2 141 146 1 133 55 89 33 65 55 2 144 17 4 115 1 16 3 1 2 9 1 8 15 1 37 45 8 32 111 39 1 18 . . 5 16 1 1 2 11 2 25 136 8 48 52 4 1 2 11 3 12 . 2 1
Nr 1393 2469 1964
Nederlandse naam Gewoon langbaardgras Late stekelnoot Zannichellia
Wetenschappelijke naam Vulpia myuros Xanthium strumarium Zannichellia palustris
BW 4 46 7
NR 1 17 3
IJ . 34 4
ZG 1 10 2
BN R1 R2 4 5 10 . 91 107 . 11 16
totaal aantal taxa totaal aantal km-hokken
570 579 608 457 226 769 806 47 33 39 22 6 147 147
Bijlage 3: Lijst Nederlandse en wetenschappelijke namen Namen van soorten die binnen het Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren aangetroffen zijn tijdens de tweede ronde langs de Rijntakken. Nr 1071 717 1300 1614 1817 851 97 1022 1874 1042 331 1345 292 1078 195 708 2324 814 840 1378 350 48 1125 1852 1876 1704 1020 1934 1904 6063 805 465 1301 5308 1349 692 519 573 1057 448 973 1761 1738 157 575 1095 377 513 153 1733 32 444 1801 679 101 642 201 1123
Nederlandse naam Aalbes Aardaker Aardbeiklaver Aardpeer Aarmunt Aarvederkruid Absintalsem Adelaarsvaren Afghaanse duizendknoop Akkerboterbloem Akkerdistel Akkerereprijs Akkerhoornbloem Akkerkers Akkerklokje Akkerkool Akkermelkdistel Akkermunt Akkervergeet-mij-nietje Akkerviooltje Akkerwinde Alsemambrosia Amandelwilg Amerikaans krentenboompje Amerikaanse eik Amerikaanse kruidkers Amerikaanse vogelkers Appel Asperge Aster (G) Avondkoekoeksbloem Bastaardpaardenstaart Basterdklaver Basterdwederik exc. viltige B. + Harig wilgenroosje Beekpunge Beemdkroon Beemdlangbloem Beemdooievaarsbek Behaarde boterbloem Beklierde basterdwederik Beklierde duizendknoop Beklierde kogeldistel Beklierde nachtschade Bergdravik Bermooievaarsbek Bermzuring Besanjelier Beuk Bevertjes Bezemkruiskruid Bieslook Biestarwegras Biet Biezenknoppen Bijvoet Bilzekruid Bittere veldkers Bittere wilg
Wetenschappelijke naam Ribes rubrum Lathyrus tuberosus Trifolium fragiferum Helianthus tuberosus Mentha spicata Myriophyllum spicatum Artemisia absinthium Pteridium aquilinum Persicaria wallichii Ranunculus arvensis Cirsium arvense Veronica agrestis Cerastium arvense Rorippa sylvestris Campanula rapunculoides Lapsana communis Sonchus arvensis Mentha arvensis Myosotis arvensis Viola arvensis Convolvulus arvensis Ambrosia artemisiifolia Salix triandra Amelanchier lamarckii Quercus rubra Lepidium virginicum Prunus serotina Malus sylvestris Asparagus officinalis Aster Silene latifolia subsp. alba Equisetum x litorale Trifolium hybridum Epilobium exc. E. hirsutum + E. parviflorum Veronica beccabunga Knautia arvensis Festuca pratensis Geranium pratense Ranunculus sardous Epilobium ciliatum Persicaria lapathifolia Echinops sphaerocephalus Solanum nigrum subsp. schultesii Bromopsis erecta Geranium pyrenaicum Rumex x pratensis Cucubalus baccifer Fagus sylvatica Briza media Senecio inaequidens Allium schoenoprasum Elytrigia juncea subsp. boreoatlantica Beta vulgaris subsp. vulgaris Juncus conglomeratus Artemisia vulgaris Hyoscyamus niger Cardamine amara Salix purpurea
Nr 1218 1058 1206 267 1173 903 1346 587 1387 915 5190 1103 1302 398 1260 773 1764 357 1898 802 2387 529 1246 56 1160 1354 624 151 1190 339 202 1118 5340 1415 1364 1864 419 441 460 1140 388 722 367 5312 2254 475 1890 2311 1556 492 812 5255 6574 2481 807 34 1089 906 1356 303 572 1966 999 393 5315
Nederlandse naam Bitterzoet Blaartrekkende boterbloem Blaassilene Blaaszegge Blauw glidkruid Blauwe bremraap Blauwe waterereprijs Bleekgele droogbloem Bleeksporig bosviooltje Bleke klaproos Bleke morgenster Bloedzuring Bochtige klaver Bochtige smele Boerenwormkruid Boksdoorn Bolletjesraket Bont kroonkruid Bonte gele dovenetel Bonte luzerne Bonte wikke Bosaardbei Bosandoorn Bosanemoon Bosbies Bosereprijs Boshavikskruid Boskortsteel Boskruiskruid Bosrank Bosveldkers Boswilg Brandpastinaak Brede eikvaren Brede ereprijs Brede lathyrus Brede stekelvaren Brede waterpest Brede wespenorchis Brem Bruin cypergras Bultkroos Buntgras Canada- en Zwarte populier Canadapopulier Canadese fijnstraal Canadese guldenroede Canadese kornoelje Carex x elytroides Cipreswolfsmelk Citroengele honingklaver Citroenmelisse Citrullus (G) Crataegus x macrocarpa Dagkoekoeksbloem Daslook Dauwbraam Distelbremraap Doffe ereprijs Dolle kervel Donkere ooievaarsbek Donkersporig + Bleeksporig bosviooltje Doorgroeid fonteinkruid Doornappel Doorschijnend sterrenkroos
Wetenschappelijke naam Solanum dulcamara Ranunculus sceleratus Silene vulgaris Carex vesicaria Scutellaria galericulata Orobanche purpurea Veronica anagallis-aquatica Gnaphalium luteo-album Viola riviniana Papaver dubium Tragopogon dubius Rumex sanguineus Trifolium medium Deschampsia flexuosa Tanacetum vulgare Lycium barbarum Rapistrum rugosum Securigera varia Lamiastrum galeobdolon cv.`Florentinum` Medicago x varia Vicia villosa Fragaria vesca Stachys sylvatica Anemone nemorosa Scirpus sylvaticus Veronica montana Hieracium sabaudum Brachypodium sylvaticum Senecio sylvaticus Clematis vitalba Cardamine flexuosa Salix caprea Pastinaca sativa subsp. urens Polypodium interjectum Veronica austriaca subsp. teucrium Lathyrus latifolius Dryopteris dilatata Elodea canadensis Epipactis helleborine Cytisus scoparius Cyperus fuscus Lemna gibba Corynephorus canescens Populus canadensis + P. nigra Populus x canadensis Conyza canadensis Solidago canadensis Cornus sericea Carex x elytroides Euphorbia cyparissias Melilotus officinalis Melissa officinalis Citrullus Crataegus x macrocarpa Silene dioica Allium ursinum Rubus caesius Orobanche reticulata Veronica opaca Chaerophyllum temulum Geranium phaeum Viola reichenbachiana + V. riviniana Potamogeton perfoliatus Datura stramonium Callitriche truncata
Nr 2338 2259 1896 1220 1655 1162 830 995 5174 937 629 2454 174 1252 41 1120 2426 938 343 794 271 772 485 1333 808 369 1645 1048 756 662 313 875 1474 1041 2238 18 5154 70 287 1648 1091 5311 5147 579 557 747 1195 1334 910 40 990 1224 1367 1954 321 64 665 828 2418 865 1074 2492 1167 1337 1117
Nederlandse naam Dotterbloem Douglasspar Draadereprijs Driebloemige nachtschade Driedelige ambrosia Driekantige bies Drienerfmuur Drijvend fonteinkruid Druifkruid Dubbelkelk Duindoorn Duinlangbaardgras Duinriet Duinvogelmuur Duist Duitse dot Dwergkroos Echt bitterkruid Echt lepelblad Echte kamille Echte karwij Echte koekoeksbloem Echte kruisdistel Echte valeriaan Eenbloemig parelgras Eenstijlige meidoorn Egelantier Egelboterbloem Engels raaigras Engelse alant Esdoornganzenvoet Esparcette Fijn schapengras Fijne waterranonkel Fijnspar Fioringras Fladderiep Fluitenkruid Fraai duizendguldenkruid Fraaie vrouwenmantel Framboos Franse amarant Gedeelde meelbes Geel nagelkruid Geel walstro Geelhartje Geelrode naaldaar Gegroefde veldsla Gehoornde klaverzuring Geknikte vossenstaart Gekroesd fonteinkruid Gekroesde melkdistel Gelderse roos Gele + Oosterse morgenster Gele ganzenbloem Gele kamille Gele lis Gele maskerbloem Gele morgenster Gele plomp Gele waterkers Gele zeepboom Geoord helmkruid Geoorde veldsla Geoorde wilg
Wetenschappelijke naam Caltha palustris Pseudotsuga menziesii Veronica filiformis Solanum triflorum Ambrosia trifida Schoenoplectus triqueter Moehringia trinervia Potamogeton natans Chenopodium botrys Picris echioides Hippophae rhamnoides Vulpia ciliata subsp. ambigua Calamagrostis epigejos Stellaria pallida Alopecurus myosuroides Salix dasyclados Lemna minuta Picris hieracioides Cochlearia officinalis subsp. officinalis Matricaria recutita Carum carvi Lychnis flos-cuculi Eryngium campestre Valeriana officinalis Melica uniflora Crataegus monogyna Rosa rubiginosa Ranunculus flammula Lolium perenne Inula britannica Chenopodium hybridum Onobrychis viciifolia Festuca filiformis Ranunculus aquatilis Picea abies Agrostis stolonifera Ulmus laevis Anthriscus sylvestris Centaurium pulchellum Alchemilla mollis Rubus idaeus Amaranthus bouchonii Sorbus x thuringiaca Geum urbanum Galium verum Linum catharticum Setaria pumila Valerianella carinata Oxalis corniculata Alopecurus geniculatus Potamogeton crispus Sonchus asper Viburnum opulus Tragopogon pratensis Chrysanthemum segetum Anthemis tinctoria Iris pseudacorus Mimulus guttatus Tragopogon pratensis subsp. pratensis Nuphar lutea Rorippa amphibia Koelreuteria paniculata Scrophularia auriculata Valerianella rimosa Salix aurita
Nr 1106 2222 540 2464 631 945 103 704 797 347 2406 651 185 5203 5309 13 607 262 1634 1017 187 533 978 60 1351 531 2 543 296 2457 319 1225 54 1264 1211 480 964 2390 1259 1234 487 766 1336 1133 896 437 89 133 654 4 200 1393 66 538 1047 184 19 968 406 2384 1693 407 550 1359 632
Nederlandse naam Geoorde zuring Gespleten + Gewone hennepnetel Gespleten hennepnetel Gestreepte dovenetel Gestreepte witbol Getande weegbree Gevlekte aronskelk Gevlekte dovenetel Gevlekte rupsklaver Gevlekte scheerling Gevleugeld helmkruid Gevleugeld hertshooi Gevleugeld sterrenkroos Gewone + Brede eikvaren Gewone + Rechte rolklaver Gewone agrimonie Gewone berenklauw Gewone bermzegge Gewone braam Gewone brunel Gewone dotterbloem Gewone duivenkervel Gewone eikvaren Gewone engelwortel Gewone ereprijs Gewone es Gewone esdoorn Gewone hennepnetel Gewone hoornbloem Gewone klit Gewone margriet Gewone melkdistel Gewone ossentong Gewone paardenbloem Gewone raket Gewone reigersbek Gewone salomonszegel Gewone sering Gewone smeerwortel Gewone spurrie Gewone steenraket Gewone veldbies Gewone veldsla Gewone vlier Gewone vogelmelk Gewone waterbies Gewone zandmuur Gewoon barbarakruid Gewoon biggenkruid Gewoon duizendblad Gewoon herderstasje Gewoon langbaardgras Gewoon reukgras Gewoon sneeuwklokje Gewoon speenkruid Gewoon sterrenkroos Gewoon struisgras Gewoon varkensgras Gewoon vingerhoedskruid Gifsla Gingellikruid Glad vingergras Glad walstro Gladde ereprijs Gladde witbol
Wetenschappelijke naam Rumex thyrsiflorus Galeopsis bifida + G. tetrahit Galeopsis bifida Lamium maculatum cv. `Variegatum` Holcus lanatus Plantago major subsp. intermedia Arum maculatum Lamium maculatum Medicago arabica Conium maculatum Scrophularia umbrosa Hypericum tetrapterum Callitriche stagnalis Polypodium vulgare + P. interjectum Lotus corniculatus Agrimonia eupatoria Heracleum sphondylium Carex spicata Rubus fruticosus Prunella vulgaris Caltha palustris subsp. palustris Fumaria officinalis Polypodium vulgare Angelica sylvestris Veronica chamaedrys Fraxinus excelsior Acer pseudoplatanus Galeopsis tetrahit Cerastium fontanum subsp. vulgare Arctium minus Leucanthemum vulgare Sonchus oleraceus Anchusa officinalis Taraxacum officinale Sisymbrium officinale Erodium cicutarium subsp. cicutarium Polygonatum multiflorum Syringa vulgaris Symphytum officinale Spergula arvensis Erysimum cheiranthoides Luzula campestris Valerianella locusta Sambucus nigra Ornithogalum umbellatum Eleocharis palustris Arenaria serpyllifolia Barbarea vulgaris Hypochaeris radicata Achillea millefolium Capsella bursa-pastoris Vulpia myuros Anthoxanthum odoratum Galanthus nivalis Ranunculus ficaria subsp. bulbilifer Callitriche platycarpa Agrostis capillaris Polygonum aviculare Digitalis purpurea Lactuca virosa Guizotia abyssinica Digitaria ischaemum Galium mollugo Veronica polita Holcus mollis
Nr 1739 96 994 1465 5268 810 1312 1760 1100 731 198 1248 981 1119 1595 675 137 1763 1652 5318 1197 299 1327 329 926 792 78 721 660 371 380 1229 940 1051 1321 284 59 1358 412 785 750 916 83 128 74 1318 1249 1137 1066 873 1283 42 1216 2490 28 784 947 73 410 359 1043 1015 270 2286 188
Nederlandse naam Glansbesnachtschade Glanshaver Glanzig fonteinkruid Glanzige hoornbloem Goudbes Goudgele honingklaver Goudhaver Goudknopje Goudzuring Graskers Grasklokje Grasmuur Grauwe abeel Grauwe wilg Grauwe wilg x Katwilg Greppelrus Grijskruid Grijze mosterd Groene amarant + Franse amarant Groene amarant s.s. Groene naaldaar Grof hoornblad Groot blaasjeskruid Groot heksenkruid Groot hoefblad Groot kaasjeskruid Groot moerasscherm Groot spiegelklokje Groot springzaad Groot streepzaad Groot warkruid Grote + Blonde egelskop Grote bevernel Grote boterbloem Grote brandnetel Grote centaurie Grote engelwortel Grote ereprijs Grote kaardebol Grote kattenstaart Grote keverorchis Grote klaproos Grote klit Grote kroosvaren Grote leeuwenklauw Grote lisdodde Grote muur Grote pimpernel Grote ratelaar Grote teunisbloem Grote tijm Grote vossenstaart Grote watereppe Grote waternavel Grote waterweegbree Grote wederik Grote weegbree Grote windhalm Grote zandkool Grove varkenskers Gulden boterbloem Gulden sleutelbloem Haagbeuk Haagliguster Haagwinde
Wetenschappelijke naam Solanum physalifolium Arrhenatherum elatius Potamogeton lucens Cerastium fontanum subsp. holosteoides Physalis peruviana Melilotus altissimus Trisetum flavescens Cotula coronopifolia Rumex maritimus Lepidium graminifolium Campanula rotundifolia Stellaria graminea Populus x canescens Salix cinerea Salix x smithiana Juncus bufonius Berteroa incana Hirschfeldia incana Amaranthus hybridus + A. bouchonii Amaranthus hybridus s.s. Setaria viridis Ceratophyllum demersum Utricularia vulgaris Circaea lutetiana Petasites hybridus Malva sylvestris Apium nodiflorum Legousia speculum-veneris Impatiens noli-tangere Crepis biennis Cuscuta europaea Sparganium erectum Pimpinella major Ranunculus lingua Urtica dioica Centaurea scabiosa Angelica archangelica Veronica persica Dipsacus fullonum Lythrum salicaria Listera ovata Papaver rhoeas Arctium lappa Azolla filiculoides Aphanes arvensis Typha latifolia Stellaria holostea Sanguisorba officinalis Rhinanthus angustifolius Oenothera erythrosepala Thymus pulegioides Alopecurus pratensis Sium latifolium Hydrocotyle ranunculoides Alisma plantago-aquatica Lysimachia vulgaris Plantago major subsp. major Apera spica-venti Diplotaxis tenuifolia Coronopus squamatus Ranunculus auricomus Primula veris Carpinus betulus Ligustrum ovalifolium Calystegia sepium
Nr 1003 1365 384 428 1472 544 408 451 1065 1800 366 1296 1029 1156 462 1289 971 167 1251 1373 2388 5007 2358 173 1805 1207 944 815 701 5383 254 2277 463 582 12 1643 1073 1208 17 639 799 382 658 6541 165 258 1344 755 2290 5113 5212 1873 609 545 7 386 1821 1146 647 1642 928 877 1126 1341 1841
Nederlandse naam Haarfonteinkruid Handjesereprijs Handjesgras Hanenpoot Hard zwenkgras Harig knopkruid Harig vingergras Harig wilgenroosje Harige ratelaar Haver Hazelaar Hazenpootje Heelblaadjes Heen Heermoes Heggendoornzaad Heggenduizendknoop Heggenrank Heggenvogelmuur Heggenwikke Heksenmelk Hemelboom Hemelsleutel Hennegras Hennep Herik Hertshoornweegbree Hertsmunt Hoenderbeet Hoge amarant Hoge cyperzegge Hollandse linde Holpijp Hondsdraf Hondspeterselie Hondsroos Hondstarwegras Hongaarse raket Hoog struisgras Hop Hopklaver Hopwarkruid Hulst Iep (G) IJle dravik IJle zegge IJzerhard Italiaans raaigras Jakobskruiskruid Jakobsladder Japanse berberis Japanse duizendknoop Kaal breukkruid Kaal knopkruid Kalmoes Kamgras Kanariezaad Kandelaartje Kantig hertshooi Kantige basterdwederik Karwijvarkenskervel Kattendoorn Katwilg Keizerskaars Kerspruim
Wetenschappelijke naam Potamogeton trichoides Veronica triphyllos Cynodon dactylon Echinochloa crus-galli Festuca cinerea Galinsoga quadriradiata Digitaria sanguinalis Epilobium hirsutum Rhinanthus alectorolophus Avena sativa Corylus avellana Trifolium arvense Pulicaria dysenterica Bolboschoenus maritimus Equisetum arvense Torilis japonica Fallopia dumetorum Bryonia dioica Stellaria neglecta Vicia sepium Euphorbia esula Ailanthus altissima Sedum telephium Calamagrostis canescens Cannabis sativa Sinapis arvensis Plantago coronopus Mentha longifolia Lamium amplexicaule Amaranthus rudis Carex pseudocyperus Tilia x vulgaris Equisetum fluviatile Glechoma hederacea Aethusa cynapium Rosa canina Elymus caninus Sisymbrium altissimum Agrostis gigantea Humulus lupulus Medicago lupulina Cuscuta lupuliformis Ilex aquifolium Ulmus Anisantha sterilis Carex remota Verbena officinalis Lolium multiflorum Senecio jacobaea Polemonium caeruleum Berberis thunbergii Fallopia japonica Herniaria glabra Galinsoga parviflora Acorus calamus Cynosurus cristatus Phalaris canariensis Saxifraga tridactylites Hypericum dubium Epilobium tetragonum Peucedanum carvifolia Ononis repens subsp. spinosa Salix viminalis Verbascum phlomoides Prunus cerasifera
Nr 640 546 987 919 1316 790 723 1192 1685 720 661 372 1411 1030 897 116 941 1322 975 1231 411 1299 743 727 1317 1377 46 574 1136 1067 1953 1141 874 358 203 1215 409 1191 598 1352 295 1097 141 209 953 1045 302 1144 1766 1061 1170 699 490 1343 1802 279 1806 315 35 1594 1121 1255 820 1196 852
Nederlandse naam Kikkerbeet Kleefkruid Klein fonteinkruid Klein glaskruid Klein hoefblad Klein kaasjeskruid Klein kroos Klein kruiskruid Klein liefdegras Klein spiegelklokje Klein springzaad Klein streepzaad Klein timoteegras Klein vlooienkruid Klein vogelpootje Kleine aster Kleine bevernel Kleine brandnetel Kleine duizendknoop Kleine egelskop Kleine kaardebol Kleine klaver Kleine leeuwenbek Kleine leeuwentand Kleine lisdodde Kleine maagdenpalm Kleine majer Kleine ooievaarsbek Kleine pimpernel Kleine ratelaar Kleine ruit Kleine steentijm Kleine teunisbloem Kleine varkenskers Kleine veldkers Kleine watereppe Kleine zandkool Kleverig kruiskruid Klimop Klimopereprijs Kluwenhoornbloem Kluwenzuring Knikkend tandzaad Knikkende distel Knolbeemdgras Knolboterbloem Knolribzaad Knolsteenbreek Knoopkruid Knopherik Knopig helmkruid Kompassla Koninginnenkruid Koningskaars Koolzaad Korenbloem Koriander Korrelganzenvoet Kraailook Kraak- x Schietwilg Kraakwilg Krabbenscheer Kransmunt Kransnaaldaar Kransvederkruid
Wetenschappelijke naam Hydrocharis morsus-ranae Galium aparine Potamogeton berchtoldii Parietaria judaica Tussilago farfara Malva neglecta Lemna minor Senecio vulgaris Eragrostis minor Legousia hybrida Impatiens parviflora Crepis capillaris Phleum pratense subsp. serotinum Pulicaria vulgaris Ornithopus perpusillus Aster tradescantii Pimpinella saxifraga Urtica urens Persicaria minor Sparganium emersum Dipsacus pilosus Trifolium dubium Chaenorhinum minus Leontodon saxatilis Typha angustifolia Vinca minor Amaranthus blitum Geranium pusillum Sanguisorba minor Rhinanthus minor Thalictrum minus Clinopodium acinos Oenothera parviflora Coronopus didymus Cardamine hirsuta Berula erecta Diplotaxis muralis Senecio viscosus Hedera helix Veronica hederifolia Cerastium glomeratum Rumex conglomeratus Bidens cernua Carduus nutans Poa bulbosa Ranunculus bulbosus Chaerophyllum bulbosum Saxifraga granulata Centaurea jacea Raphanus raphanistrum Scrophularia nodosa Lactuca serriola Eupatorium cannabinum Verbascum thapsus Brassica napus Centaurea cyanus Coriandrum sativum Chenopodium polyspermum Allium vineale Salix x rubens Salix fragilis Stratiotes aloides Mentha x verticillata Setaria verticillata Myriophyllum verticillatum
Nr 779 495 390 876 24 1056 636 1005 1072 548 208 1098 446 159 5109 1221 2469 349 466 630 585 1361 2456 1012 1298 1112 6527 29 801 1384 135 584 421 2491 696 1155 5146 306 929 581 872 1077 92 824 320 1184 1245 957 589 1076 1189 1226 1247 763 526 373 1544 844 2376 783 496 212 1311 1102 31
Nederlandse naam Kromhals Kroontjeskruid Kropaar Kruipend stalkruid Kruipend zenegroen Kruipende boterbloem Kruipertje Kruipganzerik Kruisbes Kruisbladwalstro Kruldistel Krulzuring Kweek Kweekdravik Lampionplant Late guldenroede Late stekelnoot Lelietje-van-dalen Lidrus Lidsteng Liesgras Liggende ereprijs Liggende ganzenvoet Liggende ganzerik Liggende klaver Liggende vetmuur Linde (G) Look-zonder-look Luzerne Maarts viooltje Madeliefje Mannagras Mannetjesvaren Mansbloed Mantelanjer Mattenbies Meelbes Melganzenvoet Melkeppe Melkkruid Middelste teunisbloem Middelste waterkers Mierik Mispel Moederkruid Moerasandijvie Moerasandoorn Moerasbeemdgras Moerasdroogbloem Moeraskers Moeraskruiskruid Moerasmelkdistel Moerasmuur Moerasrolklaver Moerasspirea Moerasstreepzaad Moerasstruisgras Moerasvergeet-mij-nietje Moeraswalstro Moeraswederik Moeraswolfsmelk Moeraszegge Moeraszoutgras Moeraszuring Moeslook
Wetenschappelijke naam Anchusa arvensis Euphorbia helioscopia Dactylis glomerata Ononis repens subsp. repens Ajuga reptans Ranunculus repens Hordeum murinum Potentilla anglica Ribes uva-crispa Cruciata laevipes Carduus crispus Rumex crispus Elytrigia repens Bromopsis inermis subsp. inermis Physalis alkekengi Solidago gigantea Xanthium strumarium Convallaria majalis Equisetum palustre Hippuris vulgaris Glyceria maxima Veronica prostrata Chenopodium pumilio Potentilla supina Trifolium campestre Sagina procumbens Tilia Alliaria petiolata Medicago sativa Viola odorata Bellis perennis Glyceria fluitans Dryopteris filix-mas Hypericum androsaemum Petrorhagia prolifera Schoenoplectus lacustris Sorbus aria Chenopodium album Peucedanum palustre Glaux maritima Oenothera biennis Rorippa x anceps Armoracia rusticana Mespilus germanica Tanacetum parthenium Tephroseris palustris Stachys palustris Poa palustris Gnaphalium uliginosum Rorippa palustris Senecio paludosus Sonchus palustris Stellaria uliginosa Lotus pedunculatus Filipendula ulmaria Crepis paludosa Agrostis canina Myosotis scorpioides Galium palustre Lysimachia thyrsiflora Euphorbia palustris Carex acutiformis Triglochin palustris Rumex palustris Allium oleraceum
Nr 5449 1338 621 789 741 1175 839 112 435 1758 5025 1850 1496 259 2303 2302 1075 1292 1212 611 2463 991 706 1293 47 922 394 1035 782 732 977 1884 1820 1114 730 90 869 251 205 680 6661 955 2250 1759 678 1716 249 1275 817 984 2257 6426 992 724 1867 1804 1827 362 196 983 1663 795 1862 606 515
Nederlandse naam Moespimpernel Mottenkruid Muizenoor Muskuskaasjeskruid Muurleeuwenbek Muurpeper Muursla Muurvaren Naaldwaterbies Nerfamarant Nieuw-Nederlandse aster Noorse esdoorn Odontites vernus subsp. vernus Oeverzegge Okkernoot Ontariopopulier Oostenrijkse kers Oosterse morgenster Oosterse raket Oranje havikskruid Oranje springzaad Paarbladig fonteinkruid Paarse dovenetel Paarse morgenster Papegaaienkruid Pastinaak Peen Peer Penningkruid Peperkers Perzikkruid Peterselievlier Phacelia Pijlkruid Pijlkruidkers Pijpbloem Pijptorkruid Pilzegge Pinksterbloem Pitrus Pittenkruid (G) Plat beemdgras Plataan Platte dravik Platte rus Pluimgierst Pluimzegge Poelruit Polei Postelein Pruim + Kroosjes Prunus (G) Puntig fonteinkruid Puntkroos Puntwederik Raapzaad Radijs Rankende helmbloem Rapunzelklokje Ratelpopulier Rechte alsem Reukeloze kamille Reuzenbalsemien Reuzenberenklauw Reuzenzwenkgras
Wetenschappelijke naam Sanguisorba minor subsp. polygama Verbascum blattaria Hieracium pilosella Malva moschata Cymbalaria muralis Sedum acre Mycelis muralis Asplenium ruta-muraria Eleocharis acicularis Amaranthus blitoides Aster novi-belgii Acer platanoides Odontites vernus subsp. vernus Carex riparia Juglans regia Populus gileadensis Rorippa austriaca Tragopogon pratensis subsp. orientalis Sisymbrium orientale Hieracium aurantiacum Impatiens capensis Groenlandia densa Lamium purpureum Tragopogon porrifolius Amaranthus retroflexus Pastinaca sativa Daucus carota Pyrus communis Lysimachia nummularia Lepidium latifolium Persicaria maculosa Sambucus nigra cv. `Laciniata` Phacelia tanacetifolia Sagittaria sagittifolia Lepidium draba Aristolochia clematitis Oenanthe fistulosa Carex pilulifera Cardamine pratensis Juncus effusus Cucumis Poa compressa Platanus hispanica Ceratochloa carinata Juncus compressus Panicum miliaceum Carex paniculata Thalictrum flavum Mentha pulegium Portulaca oleracea Prunus domestica Prunus Potamogeton mucronatus Lemna trisulca Lysimachia punctata Brassica rapa Raphanus sativus Ceratocapnos claviculata Campanula rapunculus Populus tremula Artemisia biennis Tripleurospermum maritimum Impatiens glandulifera Heracleum mantegazzianum Festuca gigantea
Nr 1101 360 933 930 514 1085 1370 996 1186 2458 576 1877 900 316 1305 355 509 1237 5035 1350 791 52 520 38 1888 1829 199 1382 914 726 1711 82 949 235 959 843 140 1161 1599 397 1875 5033 2420 464 956 1094 998 1040 211 1116 796 5117 484 1362 1111 798 649 1819 431 33 5201 440 859 27 1021
Nederlandse naam Ridderzuring Riempjes Riet Rietgras Rietzwenkgras Rimpelroos Ringelwikke Rivierfonteinkruid Rivierkruiskruid Riviertandzaad Robertskruid Robinia Rode bremraap Rode ganzenvoet Rode klaver Rode kornoelje Rode ogentroost Rode schijnspurrie Rode spoorbloem Rode waterereprijs Rond kaasjeskruid Rood guichelheil Rood zwenkgras Rosse vossenstaart Roze vetkruid Rubus laciniatus Ruig klokje Ruig viooltje Ruige klaproos Ruige leeuwentand Ruige rupsklaver Ruige scheefkelk Ruige weegbree Ruige zegge Ruw beemdgras Ruw vergeet-mij-nietje Ruwe berk Ruwe bies Ruwe bies x Driekantige bies Ruwe smele Sachalinse duizendknoop Saffloer Schaafstro Schaafstro + Vertakt schaafstro Schaduwgras Schapenzuring Schedefonteinkruid Scherpe boterbloem Scherpe zegge Schietwilg Schijfkamille Schijnaardbei Schijnraket Schildereprijs Sierlijke vetmuur Sikkelklaver Sint-Janskruid Slaapbol Slangenkruid Slangenlook Slanke + Witte waterkers Slanke waterbies Slanke waterkers Slanke waterweegbree Sleedoorn
Wetenschappelijke naam Rumex obtusifolius Corrigiola litoralis Phragmites australis Phalaris arundinacea Festuca arundinacea Rosa rugosa Vicia hirsuta Potamogeton nodosus Senecio fluviatilis Bidens radiata Geranium robertianum Robinia pseudoacacia Orobanche lutea Chenopodium rubrum Trifolium pratense Cornus sanguinea Odontites vernus subsp. serotinus Spergularia rubra Centranthus ruber Veronica catenata Malva pusilla Anagallis arvensis subsp. arvensis Festuca rubra Alopecurus aequalis Sedum spurium Rubus laciniatus Campanula trachelium Viola hirta Papaver argemone Leontodon hispidus Medicago polymorpha Arabis hirsuta subsp. hirsuta Plantago media Carex hirta Poa trivialis Myosotis ramosissima Betula pendula Schoenoplectus tabernaemontani Schoenoplectus x kuekenthalianus Deschampsia cespitosa Fallopia sachalinensis Carthamus tinctorius Equisetum hyemale Equisetum hyemale + E. x moorei Poa nemoralis Rumex acetosella Potamogeton pectinatus Ranunculus acris Carex acuta Salix alba Matricaria discoidea Potentilla indica Erucastrum gallicum Veronica scutellata Sagina nodosa Medicago falcata Hypericum perforatum Papaver somniferum Echium vulgare Allium scorodoprasum Rorippa microphylla + R. nasturtium-aquaticum Eleocharis uniglumis Rorippa microphylla Alisma lanceolatum Prunus spinosa
Nr 739 570 1500 693 374 142 353 114 762 442 26 946 1368 2107 400 1 1104 336 121 5148 1460 985 530 204 1342 404 733 6097 131 845 911 488 1046 601 129 305 310 2400 997 1023 586 182 952 1762 445 122 273 1199 1267 1002 690 1109 1363 2385 1833 1180 1610 1831 521 1134 2293 104 822 1866 498
Nederlandse naam Slijkgroen Slipbladige ooievaarsbek Smal beemdgras Smal fakkelgras Smal streepzaad Smal tandzaad Smal vlieszaad Smalle aster Smalle rolklaver Smalle waterpest Smalle waterweegbree Smalle weegbree Smalle wikke Sneeuwbes Sofiekruid Spaanse aak Spaanse zuring Speerdistel Spiesmelde Spinazie Spindotterbloem Spits fonteinkruid Sporkehout Springzaadveldkers Stalkaars Steenanjer Steenkruidkers Sterrenkroos (G) Stijf barbarakruid Stijf vergeet-mij-nietje Stijve klaverzuring Stijve steenraket Stijve waterranonkel Stijve zonnebloem Stinkende ballote Stinkende gouwe Stippelganzenvoet Stomp + Bleek kweldergras Stomp fonteinkruid Stomp kweldergras Stomp vlotgras Stomphoekig sterrenkroos Straatgras Straatliefdegras Strandkweek Strandmelde Tamme kastanje Tandjesgras Taxus Tenger fonteinkruid Tengere rus Tengere vetmuur Tijmereprijs Timoteegras + Klein timoteegras Tomaat Tripmadam Trosdravik Trosgierst Trosraaigras Trosvlier Tuinaardbei Tuinasperge Tuinbingelkruid Tuinjudaspenning Tuinwolfsmelk
Wetenschappelijke naam Limosella aquatica Geranium dissectum Poa angustifolia Koeleria macrantha Crepis tectorum Bidens connata Corispermum intermedium Aster lanceolatus Lotus glaber Elodea nuttallii Alisma gramineum Plantago lanceolata Vicia sativa subsp. nigra Symphoricarpos albus Descurainia sophia Acer campestre Rumex scutatus Cirsium vulgare Atriplex prostrata Spinacia oleracea Caltha palustris subsp. araneosa Potamogeton acutifolius Rhamnus frangula Cardamine impatiens Verbascum densiflorum Dianthus deltoides Lepidium ruderale Callitriche Barbarea stricta Myosotis stricta Oxalis fontana Erysimum hieracifolium Ranunculus circinatus Helianthus x laetiflorus Ballota nigra subsp. foetida Chelidonium majus Chenopodium ficifolium Puccinellia distans Potamogeton obtusifolius Puccinellia distans subsp. distans Glyceria notata Callitriche obtusangula Poa annua Eragrostis pilosa Elytrigia atherica Atriplex littoralis Castanea sativa Danthonia decumbens Taxus baccata Potamogeton pusillus Juncus tenuis Sagina apetala Veronica serpyllifolia Phleum pratense Solanum lycopersicum Sedum reflexum Bromus racemosus Setaria italica Festulolium loliaceum (x) Sambucus racemosa Fragaria x ananassa Asparagus officinalis subsp. officinalis Mercurialis annua Lunaria annua Euphorbia peplus
Nr 5135 225 370 123 2467 245 2102 5001 5129 1933 1241 626 967 144 958 1347 637 385 729 715 670 1128 1093 1808 2424 725 467 1375 788 1010 5177 1007 1185 457 2301 365 1814 745 5032 1019 1250 1369 1013 218 1357 21 483 907 867 1183 813 847 972 925 326 868 638 1099 666 878 1064 5120 535 1200 2477
Nederlandse naam Tuinzuring Tweerijige zegge Tweestijlige meidoorn Uitstaande melde Valse akkerkers Valse voszegge Valse wingerd Vederesdoorn Veelbloemige roos Veelbloemige veldbies Veelwortelig kroos Veenreukgras Veenwortel Veerdelig tandzaad Veldbeemdgras Veldereprijs Veldgerst Veldhondstong Veldkruidkers Veldlathyrus Veldrus Veldsalie Veldzuring Venkel Vertakt schaafstro Vertakte leeuwentand Vertakte paardenstaart Vierzadige wikke Vijfdelig kaasjeskruid Vijfvingerkruid Vijgenboom Viltganzerik Viltig kruiskruid Viltige basterdwederik Viltige hoornbloem Vingerhelmbloem Vlas Vlasbekje Vlinderstruik Vogelkers Vogelmuur Vogelwikke Voorjaarsganzerik Voorjaarszegge Vreemde ereprijs Vroege haver Vroegeling Walstrobremraap Watergentiaan Waterkruiskruid Watermunt Watermuur Waterpeper Waterpostelein Waterscheerling Watertorkruid Waterviolier Waterzuring Wede Wegdistel Wegedoorn Weichselboom Weidegeelster Weidekervel Welriekende ganzenvoet
Wetenschappelijke naam Rumex rugosus Carex disticha Crataegus laevigata Atriplex patula Rorippa x armoracioides Carex otrubae Parthenocissus inserta Acer negundo Rosa multiflora Luzula multiflora Spirodela polyrhiza Hierochloe odorata Persicaria amphibia Bidens tripartita Poa pratensis Veronica arvensis Hordeum secalinum Cynoglossum officinale Lepidium campestre Lathyrus pratensis Juncus acutiflorus Salvia pratensis Rumex acetosa Foeniculum vulgare Equisetum x moorei Leontodon autumnalis Equisetum ramosissimum Vicia tetrasperma subsp. tetrasperma Malva alcea Potentilla reptans Ficus carica Potentilla argentea Senecio erucifolius Epilobium parviflorum Cerastium tomentosum Corydalis solida Linum usitatissimum Linaria vulgaris Buddleja davidii Prunus padus Stellaria media Vicia cracca Potentilla verna Carex caryophyllea Veronica peregrina Aira praecox Erophila verna Orobanche caryophyllacea Nymphoides peltata Senecio aquaticus Mentha aquatica Stellaria aquatica Persicaria hydropiper Lythrum portula Cicuta virosa Oenanthe aquatica Hottonia palustris Rumex hydrolapathum Isatis tinctoria Onopordum acanthium Rhamnus cathartica Prunus mahaleb Gagea pratensis Silaum silaus Chenopodium ambrosioides
Nr 119 98 5 325 118 1151 759 489 532 736 1227 894 1062 396 1742 450 1036 1176 980 1651 700 37 5320 809 1306 5046 1281 1851 860 866 338 780 333 1772 1828 1063 1524 1181 139 2337 976 604 571 669 443 298 1261 81 1722 215 1964 312 1254 684 232 368 1139 172 376 948 863 11 671 683 1238
Nederlandse naam Wijfjesvaren Wilde averuit Wilde bertram Wilde cichorei Wilde hokjespeul Wilde hyacint Wilde kamperfoelie Wilde kardinaalsmuts Wilde kievitsbloem Wilde liguster Wilde lijsterbes Wilde marjolein Wilde reseda Wilde ridderspoor Wilde sorgo Wilgenroosje Wintereik Wit vetkruid Witte abeel Witte amarant Witte dovenetel Witte els Witte esdoorn Witte honingklaver Witte klaver Witte kornoelje Witte krodde Witte paardenkastanje Witte waterkers Witte waterlelie Witte winterpostelein Wolfspoot Wollige distel Wollige munt Wonderboom Wouw Zacht loogkruid Zacht vetkruid Zachte berk Zachte dravik Zachte duizendknoop Zachte haver Zachte ooievaarsbek Zandblauwtje Zandhaver Zandhoornbloem Zandpaardenbloem Zandraket Zandweegbree Zandzegge Zannichellia Zeegroene ganzenvoet Zeegroene muur Zeegroene rus Zeegroene zegge Zeekool Zeepkruid Zeeraket Zeevenkel Zeeweegbree Zegekruid Zevenblad Zilte greppelrus Zilte rus Zilte schijnspurrie
Wetenschappelijke naam Athyrium filix-femina Artemisia campestris subsp. campestris Achillea ptarmica Cichorium intybus Astragalus glycyphyllos Scilla non-scripta Lonicera periclymenum Euonymus europaeus Fritillaria meleagris Ligustrum vulgare Sorbus aucuparia Origanum vulgare Reseda lutea Consolida regalis Sorghum halepense Chamerion angustifolium Quercus petraea Sedum album Populus alba Amaranthus albus Lamium album Alnus incana Acer saccharinum Melilotus albus Trifolium repens Cornus alba Thlaspi arvense Aesculus hippocastanum Rorippa nasturtium-aquaticum Nymphaea alba Claytonia perfoliata Lycopus europaeus Cirsium eriophorum Mentha x rotundifolia Ricinus communis Reseda luteola Salsola kali subsp. ruthenica Sedum sexangulare Betula pubescens Bromus hordeaceus Persicaria mitis Helictotrichon pubescens Geranium molle Jasione montana Leymus arenarius Cerastium semidecandrum Taraxacum laevigatum Arabidopsis thaliana Plantago arenaria Carex arenaria Zannichellia palustris Chenopodium glaucum Stellaria palustris Juncus inflexus Carex flacca Crambe maritima Saponaria officinalis Cakile maritima Crithmum maritimum Plantago maritima Nicandra physalodes Aegopodium podagraria Juncus ambiguus Juncus gerardi Spergularia marina
Nr 224 20 1006 1018 1037 1720 734 1922 673 841 1859 117 970 171 143 1070 36 152 1219 982 1340 166
Nederlandse naam Zilte zegge Zilverhaver Zilverschoon Zoete kers Zomereik Zomerfijnstraal Zomerklokje Zomp- + Moerasvergeet-mij-nietje Zomprus Zompvergeet-mij-nietje Zonnebloem Zulte Zwaluwtong Zwanenbloem Zwart tandzaad Zwarte bes Zwarte els Zwarte mosterd Zwarte nachtschade Zwarte populier Zwarte toorts Zwenkdravik
Wetenschappelijke naam Carex distans Aira caryophyllea Potentilla anserina Prunus avium Quercus robur Erigeron annuus Leucojum aestivum Myosotis laxa + M. scorpioides Juncus articulatus Myosotis laxa subsp. cespitosa Helianthus annuus Aster tripolium Fallopia convolvulus Butomus umbellatus Bidens frondosa Ribes nigrum Alnus glutinosa Brassica nigra Solanum nigrum subsp. nigrum Populus nigra Verbascum nigrum Anisantha tectorum
Bijlage 4: Rode-Lijstsoorten tweede ronde Rijntakken. Per deelsysteem is aangegeven in hoeveel km-hokken de soort is waargenomen. RL-cat: RodeLijstcategorie; EB = ernstig bedreigs, BE = bedreigd, KW = kwetsbaar, GE = gevoelig. BW = Bovenrijn/Waal, NR = Nederrijn, IJ = IJssel, ZG = Zoetwatergetijderivieren, BN = Benedenrivieren Noordrand, RT = Rijntakken (totaal). Nederlandse naam Gewone agrimonie Moeslook Grote leeuwenklauw Riviertandzaad Bevertjes Bergdravik Trosdravik Spindotterbloem Rapunzelklokje Voorjaarszegge Echte karwij Grote centaurie Glanzige hoornbloem Wollige distel Kleine steentijm Echt lepelblad Wilde ridderspoor Riempjes Moerasstreepzaad Zeevenkel Kruisbladwalstro Besanjelier Kamgras Brede waterpest Stijve steenraket Moeraswolfsmelk Bosaardbei Wilde kievitsbloem Veenreukgras Veldgerst Bilzekruid Beemdkroon Klein spiegelklokje Groot spiegelklokje Ruige leeuwentand Graskers Zomerklokje Geelhartje Grote keverorchis Polei Stijf vergeet-mij-nietje Rode ogentroost Odontites vernus subsp. vernus Kattendoorn Rode bremraap Blauwe bremraap Distelbremraap Karwijvarkenskervel Zeeweegbree Ruige weegbree Spits fonteinkruid Stomp fonteinkruid Gulden sleutelbloem Akkerboterbloem Harige ratelaar Kleine ratelaar Spaanse zuring Sierlijke vetmuur Veldsalie Kleine pimpernel Knolsteenbreek Driekantige bies Tripmadam Weidekervel Krabbenscheer
Wetenschappelijke naam Agrimonia eupatoria Allium oleraceum Aphanes arvensis Bidens radiata Briza media Bromopsis erecta Bromus racemosus Caltha palustris subsp. araneosa Campanula rapunculus Carex caryophyllea Carum carvi Centaurea scabiosa Cerastium fontanum subsp. holosteoides Cirsium eriophorum Clinopodium acinos Cochlearia officinalis subsp. officinalis Consolida regalis Corrigiola litoralis Crepis paludosa Crithmum maritimum Cruciata laevipes Cucubalus baccifer Cynosurus cristatus Elodea canadensis Erysimum hieracifolium Euphorbia palustris Fragaria vesca Fritillaria meleagris Hierochloe odorata Hordeum secalinum Hyoscyamus niger Knautia arvensis Legousia hybrida Legousia speculum-veneris Leontodon hispidus Lepidium graminifolium Leucojum aestivum Linum catharticum Listera ovata Mentha pulegium Myosotis stricta Odontites vernus subsp. serotinus Odontites vernus subsp. vernus Ononis repens subsp. spinosa Orobanche lutea Orobanche purpurea Orobanche reticulata Peucedanum carvifolia Plantago maritima Plantago media Potamogeton acutifolius Potamogeton obtusifolius Primula veris Ranunculus arvensis Rhinanthus alectorolophus Rhinanthus minor Rumex scutatus Sagina nodosa Salvia pratensis Sanguisorba minor Saxifraga granulata Schoenoplectus triqueter Sedum reflexum Silaum silaus Stratiotes aloides
RL-cat GE KW BE GE KW GE KW KW KW KW GE KW KW GE KW KW EB BE KW GE KW BE GE GE EB KW GE BE KW GE KW GE KW EB KW GE KW KW KW EB BE GE BE GE BE KW GE KW KW KW KW KW KW EB KW GE GE KW KW KW BE BE BE KW GE
BW 2 6
NR 8 5
12 3 2 4 1 4
2
IJ 3 5 2 2 5 1
ZG 1
BN
2 1 1 13
1 4 2
1
7
1 1 4 1 2 6 1 2 1 13
6 16
3 1 7 2
7
3 2
1
1 8
8
4
1
1 2
1
1 1 4 1 1 2 2 1
4 1 2 1 1
1 2 1 6
1
20
20
2 12
4
1 10
1 1 17
2
4
9 2 2 1 1
3
1 2 1
3
3
2
3 3
2 1
6 8
1 4 6
1
3 1
2
2
1
4
2 1 1
2 1 1 3 2
RT 14 16 2 14 10 1 4 17 1 4 5 4 8 1 1 4 1 2 6 1 11 2 43 2 3 3 1 1 1 24 1 7 2 2 5 2 1 1 1 2 1 7 2 57 1 1 2 31 2 18 2 2 1 1 1 10 1 1 11 14 1 3 9 13 1
Nederlandse naam Kleine ruit Grote tijm Oosterse morgenster Bochtige klaver Goudhaver Gegroefde veldsla Geoorde veldsla Brede ereprijs Liggende ereprijs Handjesereprijs
Wetenschappelijke naam Thalictrum minus Thymus pulegioides Tragopogon pratensis subsp. orientalis Trifolium medium Trisetum flavescens Valerianella carinata Valerianella rimosa Veronica austriaca subsp. teucrium Veronica prostrata Veronica triphyllos totaal aantal Rode-Lijstsoorten
RL-cat KW KW BE KW GE GE VN BE EB EB
BW 4
20
NR 2 2 2 1 19
1 5
1
33
29
IJ 11 2 1 12 2 2 1 2 48
ZG 1 1 1
BN
4 1
29
5
T 18 5 3 2 55 1 3 8 1 2 75
Bijlage 5: Correctiefactoren strata Rijntakken tweede ronde De onderstaande correctiefactoren zijn berekend met behulp van het aandeel dat de strata (= combinaties van deelsysteem en gebruikscategorie) in het steekproefkader (alle geschikte hokken binnen het onderzoeksgebied) en in de steekproef innemen. Als het aandeel van een stratum in steekproefkader en steekproef gelijk is, is de correctiefactor gelijk aan 1, bij oververtegenwoordiging in de steekproef is de correctiefactor lager dan 1. De correctiefactoren zijn veranderd ten opzichte van de eerste ronde. Bovenrijn/Waal
agrarisch e.d. 0,915 natuur 1,035
Nederrijn
IJssel
Zoetwatergetijderivieren
BenedenrivierenNoordrand
1,388 0,905
1,322 0,923
1,673 0,633
0,707 n.v.t.
Bijlage 6. Floristische Kwaliteit langs de Rijntakken gedurende de tweede ronde.
Bijlage 7. Oever- en Dynamiekgetal langs de Rijntakken gedurende de tweede ronde.
Bijlage 9: Floristische Kwaliteit schaduwmeetnet (statistiek) Per meetjaar zijn gemiddelde (gem) en standaarddeviatie (sd) aangegeven, evenals de richting ("trend") en de significantie (sign) van de ontwikkeling in de tijd (regressieanalyse, ** = p<0.01). N.B In de vorige versie van deze tabel (Odé & Beringen, 2003) zijn enige fouten in de standaardddeviatie geslopen. Stagnante wateren (n = 6) Kleine wateren Slikkige oever Zand- en grindstrand Buitendijks grasland Stroomdalgrasland Rivierduingrasland Zilt grasland Getijderuigte Vochtige ruigte Droge ruigte Moeras Zachthoutooibos Hardhoutooibos
Stromende wateren (n = 7) Kleine wateren Slikkige oever Zand- en grindstrand Buitendijks grasland Stroomdalgrasland Rivierduingrasland Zilt grasland Getijderuigte Vochtige ruigte Droge ruigte Moeras Zachthoutooibos Hardhoutooibos
1996
gem 2,05 sd 1,38 gem 1,92 sd 2,08 gem 0,75 sd 0,82 gem 7,23 sd 7,64 gem 2,52 sd 1,63 gem 1,30 sd 2,37 gem 0,25 sd 0,61 gem 1,58 sd 0,68 gem 11,88 sd 2,25 gem 0,68 sd 0,98 gem 11,43 sd 5,00 gem 5,05 sd 3,84 gem 4,87 sd 4,30
gem sd gem sd gem sd gem sd gem sd gem sd gem sd gem sd gem sd gem sd gem sd gem sd gem sd
1997 2,47 3,01 2,97 2,62 0,50 0,77 9,23 9,39 2,57 1,47 2,50 4,71 0,50 0,77 1,20 0,45 11,95 2,08 1,13 1,13 11,82 4,12 6,57 5,01 4,87 3,88
1998 2,97 3,17 2,18 1,95 0,25 0,61 9,22 6,78 1,82 1,43 2,13 3,83 0,50 0,77 1,37 0,46 11,97 1,77 0,88 1,01 10,57 3,72 6,28 4,05 6,48 6,05
1999 3,40 3,38 2,38 4,26 0,25 0,61 7,93 6,43 1,88 1,76 1,92 4,01 0,25 0,61 1,57 0,76 12,62 1,64 1,38 1,54 11,27 5,24 5,98 4,43 6,75 5,85
2000 3,27 3,42 2,08 3,83 0,27 0,41 8,65 6,78 2,13 1,80 2,25 4,22 0,25 0,61 1,28 0,55 10,33 1,32 1,90 1,41 11,10 5,77 5,88 4,21 5,67 5,39
2001 3,85 4,16 0,92 1,63 0,25 0,61 9,28 9,45 2,23 1,57 4,00 5,34 0,50 0,77 1,40 0,50 11,08 1,92 1,38 2,44 10,65 4,30 5,83 3,43 6,25 5,80
2002 2003 "trend" sign 3,82 1,71 0 3,40 1,94 1,97 1,88 0 2,24 1,48 0,38 1,13 0 0,63 1,14 9,32 8,96 0 8,05 8,21 2,52 2,88 0 1,87 1,74 2,50 1,00 0 4,10 1,82 0,25 0,00 0 0,61 0,00 1,28 1,38 0 0,55 0,80 12,35 11,91 0 1,66 3,31 2,52 2,04 + 3,07 2,52 11,12 10,75 0 4,45 4,88 7,43 6,87 0 3,95 4,21 6,17 6,25 + 5,23 4,90
1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 "trend" sign 2,83 5,90 3,87 2,20 3,99 2,34 3,40 3,00 0 3,91 7,87 4,21 2,34 4,35 2,52 3,76 3,73 7,96 7,49 9,96 9,27 11,70 9,47 11,41 12,39 + 7,89 6,59 7,57 8,71 9,74 9,57 9,92 11,23 8,23 8,19 7,36 9,87 10,10 10,97 10,09 11,21 + 7,42 8,05 6,65 10,43 10,43 11,46 11,01 11,23 4,73 4,96 6,66 5,17 6,60 7,64 5,77 5,75 + 3,10 2,92 2,64 2,08 3,28 4,41 3,30 3,03 13,79 16,84 18,64 22,23 24,54 25,79 22,99 24,41 + ** 7,60 7,32 5,39 6,69 10,93 8,81 6,27 7,77 9,90 12,39 14,91 13,06 14,31 14,46 14,79 13,55 + 10,08 7,68 12,04 10,84 11,39 11,78 12,54 11,99 0,00 0,43 0,00 0,00 0,00 0,00 0,21 0,00 0 0,00 0,73 0,00 0,00 0,00 0,00 0,57 0,00 1,17 0,96 0,86 0,46 0,46 0,67 0,84 0,75 0 2,08 1,53 0,70 0,43 0,43 0,53 1,24 0,61 17,24 17,29 18,13 18,03 20,23 19,90 21,03 20,75 + ** 2,24 3,40 3,19 4,46 3,35 3,40 3,10 5,77 16,09 16,51 17,73 16,77 19,59 19,31 17,43 18,52 + 7,70 8,99 9,47 11,43 10,98 11,26 10,31 11,41 8,04 8,71 8,87 7,94 9,03 9,04 9,54 8,96 + 2,24 2,79 2,71 2,46 2,51 2,63 2,86 2,35 5,80 5,77 6,71 6,71 6,00 7,10 6,81 6,82 + 1,65 0,94 1,61 1,83 1,84 2,04 1,14 2,10 8,64 6,71 7,43 7,21 6,90 6,81 8,44 6,50 0 6,45 6,20 6,58 5,48 3,94 6,37 6,24 5,90
Bijlage 10: Soorten met significante toe- of afname langs de Rijntakken δ%: verandering in aantal km-hokken in % (100% = aantal km-hokken is gelijk gebleven) van eerste naar tweede meetronde. RT: significantie voor watersysteem Rijntakken. 98-02: significantie voor kmhokken die in 1998 en 2002 zijn geinventariseerd; 99-03: significantie voor km-hokken die in 1999 en 2003 zijn geïnventariseerd. BW: significantie deelsysteem Bovenrijn/Waal; NR: Nederrijn; IJ: IJssel; ZG: Zoetwatergetijderivieren. > = toename; < = afname; >: p<0.05; >>: p<0,01; >>>: p<0,001. L: Levensvorm; B: bomen of struiken; E: éénjarigen; T: tweejarigen; O: overblijvende kruiden; W: waterplanten. H: Herkomst; 1: inheems; 1E: rest Europa; 2: Azie; 3: Amerika; 5: Australië. A: Toegenomen Grauwe wilg Zwarte els Rode kornoelje Canada- en Zwarte populier Okkernoot Canadapopulier Gewone braam Zomereik Vogelkers Zoete kers Canadese kornoelje Ontariopopulier Hemelboom Gewone es Gewone vlier Hondsroos Iep (G) Ruwe berk Bruin cypergras Franse amarant Druifkruid Hanenpoot Tomaat Kleine majer Perzikkruid Gewone hennepnetel Zeegroene ganzenvoet Moeraskers Veerdelig tandzaad Gewone melkdistel Korrelganzenvoet Rode ganzenvoet Waterpeper Melganzenvoet Beklierde duizendknoop Late stekelnoot Spiesmelde Zwart tandzaad Oranje springzaad Klein liefdegras Hopwarkruid Liggende ganzerik Groot warkruid Watermuur Klein vlooienkruid Greppelrus Witte amarant Riviertandzaad Glad vingergras Papegaaienkruid Liggende ganzenvoet Rechte alsem Doornappel
δ% 122 123 131 177 236 129 138 142 150 190 200 550 1000 111 111 120 122 200 1600 833 450 236 217 205 198 179 146 144 139 139 133 132 125 124 123 118 116 113 433 350 156 154 140 133 128 126 800 350 325 300 169 164 156
RT >>> >>> >>> >>> >>> >> >> >> >> >> >> >> >> > > > > > >>> >>> >>> >>> >>> >>> >>> >>> >>> >>> >>> >>> >>> >>> >>> >>> >>> >>> >>> >>> >> >> >> >> >> >> >> >> > > > > > > >
98-02
>>>
99-03 >> >> >>> > >> >> >>> >> > > >> >> > >> >
> > > >>>
>
>
>> >>> >> >>> >> >>> >>> >>> >>> >>> >>> >> >> >>> >>> > >>> >>> >>> > >> > >> >>> >>> >>> >> >> >
BW >>
IJ
ZG
> >> >> > >>
> >> > >
> > > >>> >>> >>> > >>> >>> >>
>
>
>>
>> >
> >>
>> >
> >
>> >> > >>
>> >> >
> >
> > >> > >
>> >> >>> >
>
> > > >
NR
> > >
L B B B B B B B B B B B B B B B B B B E E E E E E E E E E E E E E E E E E E E E E E E E E E E E E E E E E E
H 1 1 1 1E 1 1 1 1 3 3 2 1 1 1 1 1 1E 1 3 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 3 3 1E 1E 1 1 1 1 1 3 1E 1 3 5 2 3
A: Toegenomen (vervolg) Harig knopkruid Smal vlieszaad Slijkgroen IJle dravik Blaartrekkende boterbloem Moeraszuring Groot streepzaad Goudgele honingklaver Grote klit Kransmunt Beklierde basterdwederik Naaldwaterbies Koninginnenkruid Hoog struisgras Goudbes IJzerhard Luzerne Kweekdravik Kantige basterdwederik Gewone bermzegge Wilde cichorei Late guldenroede Engelse alant Akkermunt Harig wilgenroosje Reukeloze kamille Kruipend stalkruid Brede wespenorchis Weidekervel Heelblaadjes Japanse duizendknoop Grote bevernel Viltig kruiskruid Hertsmunt Oeverzegge Duinriet Watertorkruid Blauw glidkruid Watermunt Wolfspoot Dwergkroos
δ%
B: Afgenomen Kraakwilg Kleine klaver Echte kamille Gewone zandmuur Grove varkenskers Veldereprijs Knolribzaad Tijmereprijs Witte dovenetel Beemdlangbloem Madeliefje Akkerhoornbloem Bittere veldkers Zandpaardenbloem Smalle waterpest Watergentiaan Puntkroos Gekroesd fonteinkruid Stijve waterranonkel Fijne waterranonkel
δ%
145 142 127 127 117 277 153 150 118 358 207 193 177 158 ∞ 375 214 194 172 141 129 129 123 123 117 114 ∞ 233 217 200 165 164 158 146 132 131 130 125 111 108 ∞
74 73 77 72 38 76 59 34 81 61 88 80 60 14 74 71 68 37 52 33
RT > > > > > >>> >>> >>> > >>> >>> >>> >>> >>> >> >> >> >> >> >> >> >> >> >> >> >> > > > > > > > > > > > > > > >
98-02 >
RT < <<< << << << < << <<< << << < < < < << << << << < <
98-02
>>
>>
99-03
BW
>> > > > >>> >>> >>> > >>> >>> >>> >>> >>> >> > >> >> >> >>> > >> >> >> >> >>
>
NR
IJ
ZG
> >>> >>
> >
>>
>
>>>
>
>> >> > >> >>>
> >> > >>>
>> >> >>
> > > > > >
> >
> > >
> > > > >> > >>
>
>> > >> >
<
99-03 < <<< << << << < << <<< <<< <<
BW << << < <
NR
IJ
<
<
<<
<
<<
<< <<
< << < << < < <<
< < <
< <
ZG
L E E E E E T T T T O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O W
H 3 1E 1 1 1 1 1 1 1 1 3 1 1 1 3 1 1E 1 1 1 1 3 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 3
L B E E E E E T O O O O O O O W W W W W W
H 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 3 1 1 1 1 1
Bijlage 11: Overzicht van het belang van de flora van de oevers van de grote zoete rijkswateren in Nederland De onderstaande tabel is samengesteld aan de hand van het aantal soorten dat is aangetroffen tijdens de tweede ronde van het Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren (2000-2003), voor zover voorkomend op bijlagen van internationale verdragen en op lijsten volgens nationale criteria. De voorkomende soorten van de Habitatrichtlijn (Bijlage V) zijn in de tweede tabel weergegeven.
Internationale verdragen Lijsten volgens nationale criteria watersysteem Habitatrichtlijn Conventie van Bern Flora- en Faunawet* Rode Lijst 2000 Doelsoort IJsselmeer en Markermeer 0 0 10 24 28 Randmeren 1 0 11 26 27 Zoete Getijdewateren Rijntakken Maas Nederland
Watersysteem Zoete Getijdewateren Randmeren Rijntakken
1 1 0
0 0 0
13 19 17
34 75 49
44 89 57
10
4
99
499
544
Wetenschappelijke naam Galanthus nivalis Lycopodiella inundata Galanthus nivalis
Nederlandse naam Sneeuwklokje ** Moeraswolfsklauw Sneeuwklokje **
Habitatrichtlijn Bijlage V Bijlage V Bijlage V
* incl. de Nederlandse orchideeën, die alle in het kader van Europese regelgeving worden beschermd. ** De Habitatrichtlijn maakt geen onderscheid tussen oorspronkelijk wilde en andersoortige wilde of verwilderde populaties.
Overige rapporten uit de FLORON-reeks: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30.
Tamis, W.L.M.& C.L.G. Groen, 1996. Een floristisch meetnet voor de oevers van de zoete rijkswateren. RIZA-nota 96.010 / FLORON-rapport 1. Leiden. (Niet meer voorradig) Odé, B., R. Beringen & C.L.G. Groen, 1997. Floristisch meetnet oevers zoete rijkswateren 1996: methodische verantwoording en uitwerking IJsselmeer en Markermeer. FLORON-rapport 2. Leiden. (Niet meer voorradig) Lemaire, A.J.J., R. Beringen & C.L.G. Groen, 1997. Verspreiding van doelsoorten (vaatplanten) in relatie tot de Ecologische Hoofdstructuur. FLORON-rapport 3. Leiden. (Niet meer voorradig) Tamis, W.L.M., C.L.G. Groen & A. van Strien, 1997. Een aanzet voor een landelijk meetnet voor de flora. FLORON-rapport 4. Leiden. (Niet meer voorradig) Goede, A.F. de, 1998. De Plateaux en Hageven (B), botanische inventarisatie en kartering. FLORONrapport 5. Leiden. Goede, A.F. de, 1998. De beekdalgraslanden en akkers bij Norg, botanische inventarisatie en kartering. FLORON-rapport 6. Leiden. Goede, A.F. de, 1998. De Mussenwaard en Crèvecoeur, botanische inventarisatie. FLORON-rapport 7. Leiden. Odé, B., R. Beringen & C.L.G. Groen, 1998. Floristisch meetnet oevers zoete rijkswateren 1997; uitwerking Maas en Randmeren. RIZA Nota nr.: 98.022 / FLORON-rapport 8. Leiden. (niet gepubliceerd) Bonte, A.J. de & A.J. Lemaire, 1999. Effecten van begrazing op de flora en vegetatie in het Amsterdamse Bos, FLORON-rapport 10. Leiden. Odé, B. & R. Beringen, 1998. Floristische inventarisatie nevengeulen 1998. RIZA Werkdocument 96.160X / FLORON-rapport 11. Leiden. Odé, B., R. Beringen, R.C.M.J. van Moorsel & C.L.G. Groen, 1999. Floristische inventarisatie Haringvliet / Hollands Diep, 1998. FLORON-rapport 12 / RWS-DZH-rapport APS/99.028. Leiden. Bonte, A.J. de & A.J.J. Lemaire, 1999. De Klencke; soorten- en vegetatiekartering. FLORON-rapport 13. Leiden. Bonte, A.J. de & A.J.J. Lemaire, 1999. De Kievitslanden; soorten- en vegetatiekartering. FLORON-rapport 14. Leiden. Bonte, A.J. de & A.J.J. Lemaire, 1999. Schouwense inlagen en karrevelden; soorten- en vegetatiekartering. FLORON-rapport 15. Leiden. Odé, B. & R. Beringen, 1999. Floristisch meetnet oevers zoete rijkswateren 1998; uitwerking Zoete Delta. RIZA Nota nr.: 99.012 / FLORON-rapport 16. Leiden. Groen, C.L.G., A. de Bonte, R. van der Meijden & R.C.M.J. van Moorsel. 1999. Kwalitatieve verbetering van de historische floradatabank FLORIVON: indicatorsoorten van aquatische, natte en vochtige milieus. FLORON-rapport 17. Leiden. Vreeken, B. 1999. Flora van de Sint-Pietersberg 1993-1999. Met lijst van bijzondere soorten sinds 1900. FLORON-rapport 18. Leiden Vreeken, B. 1999. Vegetatie en Florakartering Wooldse Veen 1999. FLORON-rapport 19. Leiden. Odé, B. & R. Beringen. 2000. Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 1999; uitwerking Rijntakken en evaluatie eerste ronde. FLORON-rapport 20 / RIZA nota nr. 2000.023. Leiden. Odé, B. & R. Beringen. 2000. Floristische inventarisatie nevengeulen, Gameren 2000. FLORON-rapport 21 / RIZA Werkdocument 2000.163X. Stichting FLORON, Leiden. Vreeken, B. 2001. Florakartering van het Geleenbeekdal, met een bostypenkartering van de Danikerberg, het Stammenerbos en het Vrouwenbos. FLORON-rapport 22. Leiden. Odé, B. & R. Beringen. 2001. Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 2000; uitwerking tweede ronde IJsselmeer en Markermeer. FLORON-rapport 23 / RIZA nota 2001.013, Stichting FLORON, Leiden. Vreeken, B. 2002. Florakartering De Kadelanden. Landinrichtingsgebied Bodegraven-Noord. FLORONrapport 24. Stichting FLORON, Leiden. Vreeken, B. 2002. Florakartering Limbrichterbos. FLORON-rapport 25. Stichting FLORON, Leiden. Odé, B. & R. Beringen. 2002 Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 2001; uitwerking tweede ronde Randmeren. FLORON-rapport 26 / RIZA nota 2002.011, Stichting FLORON, Leiden. Odé, B. & R. Beringen. 2002 Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 2001; uitwerking tweede ronde Maas. FLORON-rapport 27 / RIZA nota 2002.010, Stichting FLORON, Leiden. Odé, B. & R. Beringen. 2002 Floristische inventarisatie nevengeulen, Gameren en Opijnen 2002. FLORON-rapport 28 / RIZA-werkdocument 2002.184X, Stichting FLORON, Leiden. Odé, B. & R. Beringen, 2003. Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 2002; uitwerking tweede ronde Zoete Getijdewateren. FLORON-rapport 29 / RIZA nota 2003.006 / BM 03.01, Stichting FLORON, Leiden. Vreeken, B., 2004. Inventarisatie Scheelhoek. (nog niet gepubliceerd)