Floron Floristisch meetnet oevers zoete rijkswateren 1997; uitwerking Maas en Randmeren
Baudewijn Ode Ruud Beringen Kees Groen Biologische Monitoring Zoete Rijkswateren
Floristisch meetnet oevers zoete rijkswateren 1997; uitwerking Maas en Randmeren
Baudewijn Ode Ruud Beringen Kees (C.)L.G. Groen
RIZA Nota nr.:98.022 FLORON-rapport 8 ISSN 1386-0143 ISBN 9036951712
1998
Dit rapport is samengesteld in opdracht van het Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling (RIZA)
Uitgevoerd door de stichting Floristisch Onderzoek Nederland (FLORON)
Omslag voorzijde: Slikkige oever langs een Maasplas bij Osen Omslag achterzijde: Natuurontwikkeling in het Vossemeer ("poffeitjes")
INHOUDSOPGAVE Voorwoord
iii
Samenvatting
iv
1.Inleiding
1
2.Steekproef 2.1 Inleiding 2.2 Begrenzing oeverzone 2.3 Selectie hokken 2.4 Omvang steekproef 2.5 Steekproef 2.6 Schaduwmeetnet 2.7 Discussie
2 2 2 2 3 3 5 6
3,Veldwerk 3.1 3.2 3.3 3.4
Inleiding Methodiek Resultaten Discussie
7 7 7 8 12
4.Digitalisering encontrole 4.1 Invoer 4.2 Controle 4.3 Gegevensbeheer
13 13 13 13
5.Waarnemingen 5.1 Inleiding 5.2 Waargenomen soorten Maas 5.3 Beheer Maas 5.4 Waargenomen soorten Randmeren 5.5 Beheer Randmeren
15 15 15 21 22 26
6. Analyse Floristische Kwaliteit 6.1 Inleiding 6.2 Berekening 6.3 Drempelwaarde 6.4 Resultaten Maas 6.5 Resultaten Randmeren 6.6 Invloed herbezoek 6.7 Relatie ecotopen 6.8 Discussie
28 28 28 30 34 42 47 48 49
7.Analyse Milieukwaliteit 7.1 Inleiding 7.2 Berekening 7.3 Resultaten Maas 7.4 Resultaten Randmeren 7.5 Discussie
51 51 51 56 60 62
8. Schaduwmeetnet
63
9.Conclusies en aanbevelingen 9.1 Conclusies 9.2 Aanbevelingen voor meetnet
67 67 67
lO.Literatuur
68
Bij lagen 1: Totale soortenlijst Maas 2: Totale soortenlijst Randmeren 3: Correctiefactoren strata
ii
VOORWOORD Voor het uitvoeren van een florameetnet, verspreid langs de grote zoete wateren door heel Nederland, heb je de hulp en medewerking van een groot aantal mensen en organisaties nodig. Wij danken Limburgs Landschap, Natuurmonumenten, Goois Natuurreservaat, Staatsbosbeheer (Regio Limburg/Oost-Brabant, Regio Gelderland, Regio Flevoland/Overijssel, Regio Noord-Holland), de gemeente Kampen en Aqua Terra N.V. voor de toestemming om delen van de door deze organisaties beheerde terreinen te inventariseren. Aart Swolfs heeft als stagiair meegedaan met het veldwerk; zijn bijdrage is door ons zeer op prijs gesteld. De heer J. Tempel (Prov. Flevoland) was behulpzaam bij het bezoek aan eiland de Abbert; hij verschafte ons informatie en zette ons met de boot over. Bij de determinatie van lastige Vaatplanten hebben wij steeds alle interesse en medewerking van Ruud van der Meijden (afdeling NEF van het onderzoeksinstituut Rijksherbarium / Hortus Botanicus van de Rijksuniversiteit Leiden). Ruud heeft ook de eerste aanzet gegeven bij het vaststellen van drempelwaarden in de Floristische Kwaliteit. Theo Peterbroers (FLORON) heeft de automatiseringsondersteuning verzorgd bij de controle van de waarnemingen, het inrichten van de database en het opstellen van de analyseprogrammatuur. Vanuit de opdrachtgever (RIZA) is het meetnet op stimulerende wijze begeieid door Hero Prins (projectcoordinator) en Noel Geilen.
Baudewijn Ode Ruud Beringen Kees Groen
in
SAMENVATTING In dit rapport wordt verslag gedaan van de resultaten van het Floristisch Meetnet voor de oevers van de zoete rijkswateren in 1997, met het accent op de in dit jaar afgeronde watersystemen. Het meetnet beslaat de grote zoete rijkswateren: Usselmeer, Randmeren, Rijn, Maas en Zoete Delta. Het doel van het meetnet is statistisch verantwoorde uitspraken over trends van de Floristische Kwaliteit en Milieukwaliteit in de afzonderlijke rijkswateren. Het meetnet is opgebouwd uit een selectie van ruim 400 kilometerhokken (km-hokken) langs deze rijkswateren. Bij het samenstellen van deze selectie is gestreefd naar een zo evenredig mogelijke verdeling over de verschillende watersystemen en over de gebruikscategorieen (natuur, agrarisch) daarbinnen; km-hokken met voornamelijk stedelijk gebied zijn buiten de selectie gehouden. Het meetnet beperkt zich tot de flora van de oeverzone: het gebied tussen het zomerbed en de kruin van de winterdijk. De oeverzone van de geselecteerde km-hokken wordt iedere 4 jaar geinventariseerd op alle voorkomende plantensoorten. Van een selectie van soorten wordt naast de presentie ook de abundantie opgenomen en van lokaal voorkomende Rode-Lijstsoorten wordt de verspreiding gedetailleerd vastgelegd. Een klein aantal km-hokken (schaduwmeetnet) wordt jaarlijks opgenomen om inzicht te krijgen in enkele variantie-componenten, nodig voor de toekomstige interpretatie van de vierjaarlijks verzamelde gegevens. De inventarisatiegegevens worden na controle opgeslagen in een relationele database. De analyse van de gegevens gebeurt met behulp van indexen voor Floristische Kwaliteit en indexen voor Milieukwaliteit die per km-hok worden berekend. De Floristische Kwaliteit wordt voor 12 ecosysteemtypen van de oevers van zoete rijkswateren bepaald. Ieder ecosysteemtype bestaat uit een aantal karakteristieke soorten. De Floristische Kwaliteit van een ecosysteemtype wordt bepaald door het aantal in een km-hok aanwezige karakteristieke soorten, hun abundantiewaarde en hun natuurwaarde. De Milieukwaliteit wordt bepaald ten behoeve van het volgen van een aantal thema's: klimaatsverandering, verzoeting/verzilting, vermesting, beheer/inrichting. Voor de eerste drie thema's worden indexen berekend op basis van de indicatiewaarde van de aanwezige soorten en hun abundantie. Beheer/inrichting van de oever kan worden gevolgd met indexen voor Floristische Kwaliteit van een aantal (grond)watergebonden ecosysteemtypen en met de Floristische Kwaliteit van alle (grond)watergebonden soorten tezamen. In 1997 is het veldwerk langs de Maas en de Randmeren afgerond. Er zijn in totaal 119 hokken geinventariseerd, waarvan er 60 langs de Maas en 52 langs de Randmeren liggen. Een deel van de geselecteerde km-hokken langs de Maas is al in 1996 geinventariseerd. Tijdens het veldwerk zijn langs de Maas 685 soorten gevonden, waarvan er 59 op de Rode Lijst staan. De Grensmaas kent de hoogste soortenrijkdom, terwijl de flora van Getijdebeinvloede Maas het minst soortenrijk is. Langs de Randmeren zijn 525 soorten aangetroffen, waaronder 17 Rode-Lijstsoorten. De flora van het deelsysteem Randmeren-Oost is het meest soortenrijk. De soortenrijkdom is in hoge mate afhankelijk van de inrichting en het beheer
IV
van de oevers. Steile, onnatuurlijke oevers en gebieden met een intensief agrarische gebruik hebben een verarmde flora, terwijl gebieden met meer geleidelijke overgangen en een extensiever beheer (natuurbeheer of natuurontwikkeling) soms buitengewoon soortenrijk kunnen zijn. De presentatie van de Floristische Kwaliteit levert een beeld van de ontwikkeling van de oeverflora dat goed overeenkomt met de veldervaringen. Langs de Maas is Dynamische ruigte bijvoorbeeld een van de beter ontwikkelde ecosysteemtypen, terwijl langs de Randmeren juist Buitendijks grasland en Moeras/oeverruigte beter ontwikkeld zijn. De indexen voor Milieukwaliteit zijn in het algemeen goed te interpreteren. Het Zoutgetal langs de Randmeren is bijvoorbeeld gemiddeld hoger dan langs de Maas als gevolg van het voorkomen van relictomstandigheden van brakke omstandigheden. Enkele verschillen tussen deelsystemen wat betreft hun Voedselrijkdomgetal zijn te verklaren uit de waterhuishouding of de aanwezige grondsoorten. De eerste analyses van de gegevens uit het schaduwmeetnet laten zien dat de Floristische Kwaliteit van jaar op jaar kan varieren, met name van de meer dynamische ecosystemen. Een deel van de variatie kan niet worden verklaard met veranderingen in inrichting of beheer. De Milieukwaliteit laat een veel geringere variatie zien, hetgeen vooral een gevolg is van de robuustheid van de indexen voor Milieukwaliteit. Er is vertrouwen dat de huidige methodiek volstaat voor de doelen van het meetnet. Een eerste analyse van trends is mogelijk na afronding van een derde meetronde.
1. Inleiding De Stichting FLORON is in 1996 begonnen met de eerste meetronde in het kader van het Floristisch Meetnet oevers zoete rijkswateren. Dit meetnet bestaat uit een selectie van ruim 400 kilometer-hokken (km-hokken), waarbinnen met een meetfrequentie van eens in de 4 jaar de floristische samenstelling van de oeverzone van rijkswateren wordt opgenomen (Tamis & Groen, 1996). Het doel van het meetnet is het signaleren van veranderingen in de oevervegetatie van de zoete rijkswateren en het evalueren van ecologische doelstellingen in het waterbeleid op basis van de toestand van de oevervegetatie. Er wordt naar gestreefd om statistisch verantwoorde uitspraken te doen over veranderingen in de oeverflora van afzonderlijke watersystemen. Binnen de zoete rijkswateren worden 5 watersystemen onderscheiden: Maas, Rijn, Randmeren, Zoete Delta en Usselmeer. Mogelijk kunnen ook over delen van deze watersystemen statistisch verantwoorde uitspraken worden gedaan. Het gaat daarbij om veranderingen binnen deelsystemen (bijvoorbeeld Grensmaas, Gestuwde Maas en Getijdebeinvloede Maas) of binnen gebruikscategorieen (natuurgebied versus agrarisch gebied). De analyse vindt plaats op basis van de Floristische Kwaliteit van ecosystemen en op basis van indicaties voor Milieukwaliteit (bijvoorbeeld voedselrijkdom, saliniteit). In 1997 zijn inventarisaties langs de Maas en de Randmeren uitgevoerd. Het veldwerk is voorbereid en uitgevoerd door Ruud Beringen en Baudewijn Ode. In het kader van een werkervaringsplaats heeft Aart Swolfs als stagiair meegewerkt met het veldwerk en de invoer/opslag van de verzamelde gegevens. Dit rapport behandelt de opzet van het veldwerk van 1997 en de uitwerking van de verzamelde gegevens. Voor een uitgebreide beschrijving van methodische aspecten moet worden verwezen naar eerdere rapportages (Tamis & Groen, 1996, Ode et al., 1997). Het meetnet volgt de peiljaren van het MWTL. Het jaar 1997 is peiljaar voor de Randmeren, terwijl 1996 zowel voor de Maas als het Usselmeergebied peiljaar is. Gezien de omvang van beide laatste watersystemen is het veldwerk langs de Maas uitgespreid over 1996 en 1997. Een bespreking van de resultaten van de complete meetronde langs de Maas gaat in dit rapport daarom samen met een bespreking van de resultaten van de Randmeren. De verzamelde gegevens van de Maas en het Usselmeergebied zullen ook worden besproken in de Watersysteemrapporten Maas 1996 en Usselmeer en Markermeer 1996 van de reeks Biologische monitoring zoete rijkswateren van het RIZA.
2. Steekproef 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de begrenzing van de oeverzone binnen km-hokken, op het samenstellen van de selectie van km-hokken in de oeverzone van de Maas en de Randmeren, op de steekproefgrootte en op de steekproeftrekking. De aangegeven selecties zijn de selecties na afronding van het veldwerk. Hierdoor zijn er kleine afwijkingen ten opzichte van de voor het veldseizoen voorgenomen selectie (zie paragraaf 3.3). (Ode et al., 1997; Tamis & Groen, 1996). 2.2 Begrenzing oeverzone Tot de te inventariseren oeverzone wordt gerekend het gebied tussen het zomerbed en de kruin van de winterdijk. In een aantal gevallen gaat dat niet op: * Bij riviertrajecten waar winterdijken ontbreken is gebruik gemaakt van inundatiekaarten van het winterbed (RWS, Directie Limburg, 1978). Gebieden met een inundatiefrequentie van minimaal eens per 10 jaar zijn tot de oeverzone van de rivier gerekend. Voor zover dit gebied in het veld moeilijk te begrenzen is zijn nabijgelegen harde topografische grenzen (wegen e.d.) gebruikt. * Daar waar na de recente overstromingen nieuwe dijken (of kaden) in het winterbed zijn aangelegd, bijvoorbeeld om dorpen te beschermen, zijn deze nieuwe dijken als grens van de oeverzone beschouwd. * Brede recreatiestranden en geleidelijke overgangen van oevers naar hogere gronden langs de Randmeren leveren soms problemen op. Om het aandeel van niet door het water beinvloede gronden te beperken is hier meestal gekozen voor een ca. 50-100 meter brede zone, bij voorkeur begrensd door een harde grens. De begrenzing van het geinventariseerde gebied is in alle gevallen op kaart vastgelegd om in een volgende ronde exact hetzelfde gebied te kunnen inventariseren. 2.3 Selectie hokken Voor het maken van een selectie van te bezoeken hokken is van de watersystemen Maas en Randmeren een complete lijst samengesteld van km-hokken, gelegen in de oeverzone van deze rijkswateren. Deze hokken vormen het steekproefkader. Voor deze complete lijst is gebruik gemaakt van de Topografische Kaarten (schaal 1:50.000) en voor de Maas ook van inundatiekaarten van het winterbed (RWS, Directie Limburg, 1978). De hokken in de oeverzone zijn in vier categorieen onderverdeeld: te klein, stedelijk, natuur en agrarisch. De uiteindelijke steekproef is getrokken uit de hokken uit de categorieen natuur en agrarisch. Door de indeling vooraf (stratificatie) is het bij het trekken van de steekproef al mogelijk om te beoordelen of de belangrijkste gebruikscategorieen (natuur en agrarisch) voldoende vertegenwoordigd zijn om later per watersysteem de ontwikkelingen in deze beide gebruikscategorieen te kunnen vergelijken.
2
2.4 Omvang steekproef De ruim 400 km-hokken van het meetnet worden in principe evenredig te verdeeld over de watersystemen en binnen de watersystemen evenredig over de deelsystemen. In eerdere rapportages (Tamis & Groen, 1996, Ode et al., 1997) wordt voorgesteld om langs de Maas 20% van de geschikte hokken in de steekproef te betrekken. Voor de Randmeren wordt een steekproef van ten minste 50 km-hokken voorgesteld. Deze voorstellen zijn overgenomen (tabel 1).
Tabel 1: Het aantal geschikte km-hokken en het aantal geselecteerde km-hokken, opgesplitst naar gebruikscategorie. Bij het totaal aantal geselecteerde hokken is het percentage van het totaal aantal geschikte hokken tussen haakjes aangegeven. In de kolom Bruto staat het totaal aantal hokken met oeverzone inclusief de (niet geschikte) stedelijke en de te kleine hokken. (S-: Niet in selectie, S + : Wel in selectie) Deelsysteem Ketelmeer Randmeren-Zuid Randmeren-Oost Grensmaas Gestuwde Maas Getijde Maas
Geschikt agrarisch SS+ 27 8 25 6 51 15 54 11 130 28 72 12
Geschikt natuur SS+ 29 8 11 7 19 8 21 9 57 21 14 7
Totaal geschikt SS+ 16 (22%) 56 13 (26%) 37 23 (25%) 70 75 20(21%) 187 49(21%) 19(18%) 86
Bruto 85 62 117 126 298 121
Niet geschikt 13 12 24 31 62 16
2.5 Steekproef Per stratum (deelsysteem, gebruikscategorie) is uitgegaan van een aselecte steekproef. Als strata in grootte duidelijk verschillen zijn binnen het kleinste stratum relatief veel hokken gekozen, om statistisch verantwoorden uitspraken over ondervertegenwoordigde gebruikscategorieen mogelijk te maken. De gebruikscategorie natuur is door deze correctie met name voor de Randmeren-Zuid en de deelsystemen van de Maas in hogere mate in de steekproef vertegenwoordigd (tabel 1). Voor de Randmeren zijn zodoende 23 natuurhokken beschikbaar voor analyses, voor de Maas 37. Dit aantal is hoger uitgevallen dan voor de aanvang van het veldwerk is ingeschat. Dit houdt verband met de beschikbaarheid van informatie omtrent de ligging van natuurgebieden en natuurontwikkelingsgebieden. Er is daarnaast een aselecte keuze voor een aantal reserve-hokken gemaakt. Deze hokken zijn gebruikt als vervanging voor km-hokken die in het veld minder geschikt bleken te zijn. De uiteindelijk opgenomen selectie van km-hokken langs de Maas en de Randmeren is weergegeven in figuur 1 en 2.
Figuur 1: Km-hokken in de oeverzone van de Maas met steekproef, opgenomen in 1996/97.
Legenda: • geselecteerd en opgenomen • reserve O geschikt, niet geselecteerd ongeschikt, te weinig oever of stedelijk Figuur 2: Km-hokken in de oeverzone van de Randmeren met steekproef, opgenomen in 1997.
2.6 Schaduwmeetnet Er is een schaduwmeetnet ingericht om de jaarvariantie en waarnemersvariantie te kwantificeren. De variantiegegevens uit dit - jaarlijks op te nemen - schaduwmeetnet zijn nodig om binnen een redelijke termijn statistisch verantwoorde uitspraken t.a.v. trends te kunnen doen over de vierjaarlijks verzamelde meetnetgegevens. Het schaduwmeetnet omvat 13 kmhokken, verspreid over 4 watersystemen (tabel 2, figuur 3).
Tabel 2: Verdeling schaduwmeetnet over de watersystemen watersysteem
aantal hokken
Usselmeer
3
Maas
3
Rijn
4
Randmeren
3
Figuur 3: Ligging van de hokken van het schaduwmeetnet, met gebruikscategorie.
2.7 Discussie Op basis van goed omschreven selectiecriteria is de steekproef van km-hokken langs de oevers van de Maas en de Randmeren samengesteld. De steekproef is niet geheel aselecte gekozen, want lokaal is bewust gekozen voor een oververtegenwoordiging van de gebruikscategorie natuur. Dit vergroot de kans om statistisch verantwoorde uitspraken te doen over ontwikkelingen binnen deze gebruikscategorie, terwijl er ook meer gegevens beschikbaar kunnen komen over zeldzame, aan natuurhokken gebonden ecosystemen, zoals Rivierduingrasland. De steekproef van agrarische hokken is ondanks deze correctie in alle deelsystemen groter dan die van natuurhokken. De onderverdeling in gebruikscategorieen (natuur/agrarisch/stedelijk) moet regelmatig worden geactualiseerd. Dit houdt verband met veranderingen in het landelijk gebied, maar ook met het beschikbaar komen van informatie over de natuurstatus van terreinen. Omdat deze informatie vooral voor natuurontwikkelingsterreinen slecht toegankelijk is, moet de mate van vertegenwoordiging van strata na een veldseizoen alweer worden aangepast, door toegenomen kennis over de ligging van natuurterreinen en natuurontwikkelingsgebieden. Bij de analyse van toestand en trend per watersysteem dient te worden gecorrigeerd voor de oververtegenwoordiging van enkele strata in de steekproef.
3. Veldwerk 3.1 Inleiding De methodiek m.b.t. het inventariseren is al eerder beschreven (Tamis & Groen, 1996; Ode et al., 1997). In hoofdlijnen komt het neer op het inventariseren van alle voorkomende plantensoorten van de hele oeverzone van het km-hok, inclusief het schatten van de abundantie van een aantal van deze soorten. Tevens worden gedetailleerde gegevens van lokaal voorkomende Rode-Lijstsoorten verzameld en worden bijzondere ecosystemen, ruigten en helofytenvegetaties in kaart gebracht. 3.2 Methodiek Voorbereiding en planning Na selectie van de te bezoeken km-hokken zijn veldkaarten (schaal 1:5.000) gemaakt en zijn vergunningen bij terreinbeherende instanties aangevraagd. Voor de geselecteerde hokken zijn recente soortenlijsten uit de landelijke floradatabank (FLORBASE 2b) gegenereerd. FLORBASE is een bestand met plantensoort-waarnemingen op lxl kilometerhokniveau. Het bestand bestaat uit gegevens van provincies, (rijks)instituten, particulieren en terreinbeherende organisaties. De soortenlijsten uit FLORBASE zijn gebruikt om voor het terreinbezoek al een idee te krijgen van de soortensamenstelling van een km-hok. Ook de soortenlijsten van de km-hokken, bezocht tijdens het vooronderzoek in 1995, zijn hiervoor gebruikt. Er is voor gekozen om bij het veldwerk altijd gebruik te maken van voorkennis over eerder aangetroffen soorten. Dat verbetert de kans om de populatieontwikkeling van soorten te volgen, ook al komen ze in lage aantallen voor. Bovendien is deze informatie gebruikt om uit te zoeken welke hokken vroeg in het voorjaar moeten worden bezocht. In het veldwerk zijn drie fasen te onderscheiden: voorjaarsbezoek, hoofdbezoek en herbezoek. Voorjaarsbezoek Eind april en begin mei zijn een beperkt aantal voorjaarsbezoeken afgelegd. Het gaat om onvolledige inventarisaties van km-hokken, waar het voorkomen van voorjaarssoorten als Gulden sleutelbloem (Primula veris), Gevlekte aronskelk (Arum maculatum) en Maarts viooltje (Viola odorata) bekend is. Deze soorten zijn na half juni vaak al niet meer terug te vinden. Langs de Randmeren zijn deze bezoeken ook gebruikt om een indruk te krijgen van de bereikbaarheid en de begrenzing van de oeverzone. In totaal zijn 8 km-hokken bezocht. Al deze hokken zijn bij het hoofdbezoek weer bezocht. Hoofdbezoek De planning van de hoofdbezoeken gaat uit van een clustergewijze inventarisatie van kmhokken. Per werkweek is vanuit een overnachtingsadres steeds een cluster van 10-15 nabijgelegen hokken bezocht. Deze clusters zijn in een willekeurige volgorde bezocht. De tevoren gemaakte clusterindeling is als richtlijn gebruikt; bij voldoende beschikbare tijd is de mogelijkheid opengelaten om hokken van een aangrenzend cluster te bezoeken. Ook het
omgekeerde kan voorkomen, waarbij een cluster in de geplande week (bijvoorbeeld door slecht weer) niet helemaal is afgerond. De km-hokken zijn bezocht door een van beide veldmedewerkers. De stagiair verleende steeds bij een van beiden assistentie. Afstemming tussen de veldmedewerkers is bereikt door gemiddeld eenmaal per twee weken een hok gezamenlijk te inventariseren. Hierdoor kunnen abundantieschattingen worden afgestemd en determinatieproblemen of mogelijke inventarisatieverschillen worden besproken. De hoofdbezoeken zijn in de eerste week van September afgerond. Herbezoek Aan de hand van de indrukken tijdens het hoofdbezoek is besloten welke hokken in September voor herbezoek in aanmerking komen. Het gaat om hokken met een vroeg hoofdbezoek, of om hokken met vegetaties die bekend staan om hun late ontwikkeling, zoals vegetaties van sloten, slikkige oevers en rivierstrandjes. In totaal zijn 35 hokken herbezocht; 18 langs de Maas, 15 langs de Randmeren en 2 langs de Waal. Het veldwerk is eind September afgerond. Verzamelde gegevens De volgende gegevens zijn per km-hok vastgelegd (details in Ode et al., 1997): 1. presentiegegevens van alle voorkomende soorten 2. abundantieschatting van een deel van de soorten 3. kopgegevens volgens FLORON-streeplijst, met bestede tijd 4. omgrenzing geinventariseerd gebied en looproute 5. vindplaatsen + beschrijving populaties Rode-Lijstsoorten 6. globale verspreiding ruigten en helofytenvegetaties 7. locaties met goed ontwikkelde ecosysteemtypen 8. hokbeschrijving (biotopen, beheer, toegankelijkheid etc.) 9. relevante adressen/telefoonnummer van beheerders, eigenaren etc. De presentie van de waargenomen waterplanten in het zomerbed is apart genoteerd. Deze gegevens worden niet bij de analyses betrokken. 3.3 Resultaten Toegankelijkheid De bereikbaarheid en toegankelijkheid van hokken is over het algemeen goed. Mede daardoor zijn er nauwelijks reservehokken geinventariseerd. Het vervoer naar de eilanden in de Randmeren vergt extra organisatie en tijd. Toegang tot natuurreservaten is na vergunningaanvraag bij de natuurbeherende instanties in principe altijd mogelijk. Hoewel vergunningen niet altijd op tijd beschikbaar waren, was het in overleg met de beheerder toch vaak mogelijk de terreinen op het geplande tijdstip te bezoeken. In de vergunningen is steeds als voorwaarde opgenomen dat er aan de beheerder over de verzamelde gegevens wordt gerapporteerd. Er blijkt interesse te bestaan in zowel de volledige soortenlijsten, als de verspreiding en de abundantie van Rode-Lijstsoorten. Terreinen van particulieren en gemeenten zijn in principe zonder toestemming bezocht, tenzij een eigenaar eenvoudig aan te spreken was. Zo is voor het betreden van buitendijks rietland
8
in de gemeente Kampen toestemming gevraagd aan de gemeente. Ook is toestemming gevraagd aan de recreatieonderneming Aqua Terra om recreatieterreinen langs de Grensmaas te betreden. Geinventariseerde hokken In het veldseizoen 1997 zijn in totaal 119 hokken geinventariseerd. Een overzicht van het aantal geinventariseerde hokken per deelsysteem wordt gegeven in tabel 3. Dit is conform de planning. Figuur 4 en 5 geven de locaties van de meetpunten; voor de Maas zijn ook de reeds in 1996 geinventariseerde meetpunten weergegeven. Acht van de hokken uit de oorspronkelijke selectie zijn afgevallen en merendeels vervangen door reservehokken (tabel 4). Langs de Randmeren zijn twee hokken afgevallen omdat ter plekke bleek dat een groot deel van de oever door recreatievoorzieningen (campings, jachtliavens, etc.) wordt ingenomen. In het Zwarte Meer is een hok niet geinventariseerd omdat het nu alleen open water beslaat. Volgens de plannen zullen hier in het kader van natuurontwikkelingsproject Usselmonding eilanden worden aangelegd. Het enige extra geinventariseerde km-hok langs de Randmeren was met een geringe extra inspanning mee te nemen. Langs de Maas is een hok afgevallen, omdat ten behoeve van de waterwinning de open verbinding tussen een Maasplas en het zomerbed door dijkaanleg ongedaan is gemaakt. Hier is het aangrenzende (extra) km-hok geinventariseerd. Andere hokken langs de Maas zijn niet geinventariseerd vanwege te intensieve recreatie, ontoegankelijkheid of omdat het te inventariseren oppervlak door recente dijkaanleg te klein is.
Tabel 3: Overzicht van het aantal in 1997 geinventariseerde hokken. Aangegeven is het totaal aantal voor het meetnet geschikte hokken, het aantal geinventariseerde hokken (natuur + agrarisch) en het aantal geinventariseerde hokken dat tevens deel uitmaakt van het schaduwmeetnet. Deelsysteem Ketelmeer Randmeren-Zuid Randmeren-Oost Grensmaas Gestuwde Maas Getijde-bei'nvloede Maas Schaduwmeetnet Totaal 1997
Geschikte hokken 75 53 96 101 245 109 679
Opgenomen hokken totaal (nat. + agr.) 16 (8+8) 13 (7+6) 23 (8+15) 12 (6+6) 38 (16+22) 10 (3+7) 7 (4+3) 119 (52+67)
Ook in schaduwmeetnet 1 2 2 1 7 13
Tabel 4: Aantal vervallen hokken, aantal opgenomen reservehokken en opgenomen extra hokken per watersysteem. vervallen
reserve
extra
Randmeren
3
3
1
Maas
5
4
1
Gebruikscategorie • natuur n agrarisch e.d.
Figuur 4: In 1996 en 1997 opgenomen km-hokken langs de Maas, met gebruikscategorie. Deze figuur laat meer hokken zien dan tabel 3, welke beperkt is tot 1997.
Gebruikscategorie: • natuur • agrarisch e.d.
Figuur 5: In 1997 opgenomen km-hokken langs de Randmeren, met gebruikscategorie.
Oververtegenwoordiging Sommige strata, zoals de gebruikscategorie natuur in het deelsysteem Grensmaas, zijn in de steekproef oververtegenwoordigd. Bij weergave van resultaten over combinaties van strata, bijvoorbeeld de gemiddelde Floristische Kwaliteit van de steekproef in beide gebruikscategorieen van de Grensmaas, moet rekening gehouden worden met deze oververtegenwoordiging. Anders heeft een stratum onevenredig veel invloed op de resultaten. Met behulp van de gegevens uit de steekproef en het steekproefkader is het mogelijk te bepalen welke weegfactor per stratum moet worden toegepast. De berekende weegfactoren voor Randmeren en Maas staan in bijlage 3. De berekening van weegfactoren is alleen zinvol als binnen het steekproefkader zo volledig mogelijke gegevens over de gebruikscategorie zijn verzameld. Anders is het niet mogelijk om te bepalen of de gebruikscategorieen representatief in de steekproef vertegenwoordigd zijn. Tijdsinvestering De voor een inventarisatie benodigde tijd varieert sterk per kilometerhok. Eenvoudige hokken met alleen een dijktalud en een oever, zoals langs het Ketelmeer, zijn relatief snel te inventariseren. Voorjaars- en herbezoeken zijn hier niet nodig. Per dag kan een veldmedewerker makkelijk twee van zulke hokken afronden. Naarmate de oppervlakte buitendijks
11
gebied toeneemt, neemt ook de benodigde inventarisatietijd toe. Zijn ook nog voorjaars- en/of herbezoeken nodig, dan is soms meer dan 1 werkdag nodig om een hok volledig te inventariseren. Dit is in 1997 voorgekomen in hokken langs de Grensmaas, Gestuwde Maas en Waal. Bij sommige tweezijdige hokken langs de Maas is bovendien soms veel extra tijd nodig om van de ene oever naar de andere te komen. De inventarisatie heeft een groot deel van het veldseizoen geprofiteerd van goed weer. In de maand mei is een achterstand in de planning ontstaan door een hardnekkige regenperiode. 3.4 Discussie De inventarisaties in 1997 zijn volgens planning verlopen, mede dankzij goede weersomstandigheden en de aanwezigheid van een derde veldmedewerker. Er is voor gekozen om bij het veldbezoek kennis te hebben van eerder verzamelde inventarisatiegegevens uit de floradatabank (Ode et al., 1997). Het is opgevallen dat een deel van de door ons verzamelde gegevens nog niet in deze versie van de floradatabank (FLORBASE-2b) zijn opgeslagen. Voor een deel gaat het ook werkelijk om nieuwe gegevens; soorten die na 1975 niet binnen deze hokken zijn gevonden. Navraag bij lokale floristen leerde dat het deels om reeds bekende soorten gaat die niet in FLORBASE-2b zijn opgenomen. Binnen de meest recente versie van de floradatabank (FLORBASE-2c) zijn een aantal grote gegevensbestanden (van provincies, Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten) toegevoegd. Daarmee behoren de belangrijkste omissies van FLORBASE-2b tot het verleden. Langs rijkswateren, met name langs de rivieren, wordt recent veel geinventariseerd, zowel door vrijwilligers, als door overheden en natuurbeherende instanties. Niet alle inventarisatiegegevens bereiken automatisch de floradatabank. Wellicht moet de komende jaren extra aandacht geschonken worden aan het verzamelen van gegevensbestanden van inventarisaties langs de rivieren. In de praktijk wordt de lijst met bekende soorten in het veld vooral gebruikt om mogelijk onderbemonsterde biotopen nog eens na te lopen. Slechts zelden is de soortenlijst gebruikt om individuele soorten te zoeken. Een voorbeeld is de zeldzame Veldsalie (Salvia pratensis) die binnen het Floristisch Meetnet langs de Maas slechts op twee plaatsen is aangetroffen. In kmhokken waar de soort is gemeld, zijn potentiele groeiplaatsen extra goed afgezocht.
12
4 Digitalisering en controle 4.1 Invoer De streeplijsten zijn grotendeels tijdens het veldseizoen gedigitaliseerd, evenals de hokbeschrijvingen. Aan het einde van het veldseizoen zijn de kladveldkaarten omgezet naar nette kaarten en Rode-Lijstformulieren zijn na het veldseizoen gedigitaliseerd met het programrna PLANTAGO, een invoerprogramma voor streeplijsten en Rode-Lijstformulieren geschreven door Aart Swolfs (1998). 4.2 Controle Planten die niet tijdens het veldbezoek op naam kunnen worden gebracht zijn verzameld. Het materiaal is daarna vers of gedroogd alsnog op naam gebracht met binoculair en determinatiewerken. Onzekere determinaties en bijzondere vondsten zijn gecontroleerd door R. van der Meijden (afdeling Nederlandse en Europese Flora van het Rijksherbarium/Hortus Botanicus in Leiden). Enkele paardebloemen zijn gedetermineerd door Piet Oosterveld. Een deel van het verzamelde materiaal is opgenomen in de collectie van het Rijksherbarium, Leiden. De gedigitaliseerde gegevens zijn gecontroleerd met behulp van computerprogramma's die voor de landelijke floradatabank FLORBASE zijn ontwikkeld (Van der Meijden et al., 1996a); de programrna's zijn enigszins aangepast voor het meetnet, aangezien meer informatie is verzameld dan in FLORBASE wordt vastgelegd. Het programrna FLOKFLOR controleert of alle gegevens zijn ingevuld, en of alle waarden van variabelen geldig kunnen zijn. Vervolgens zijn alle soortwaarnemingen van de zeldzamere helft van de Nederlandse Flora gecontroleerd met FORGET. Het programrna onderzoekt of een soort al eerder is waargenomen in het km-hok of de directe omgeving. Als het een nieuwe waarneming betreft, wordt expliciet gevraagd de juistheid van de waarneming te bevestigen. 4.3 Gegevensbeheer Alle gegevens zijn opgeslagen in een relationele database, beheerd met DB2 onder OS2/WARP. Het door Tamis en Groen (1996) beschreven datamodel is op onderdelen aangepast aan de parameters die uiteindelijk in het veld zijn vastgelegd. Ook is in het datamodel rekening gehouden met de intensievere gegevensverzameling binnen het schaduwmeetnet. Berekende kwaliteiten en indicaties van de oevervegetatie worden binnen de database vastgelegd (Odd et al., 1997). De waarnemingen, ook die van waterplanten in het zomerbed, worden opgenomen in de landelijke floradatabank FLORBASE. FLORBASE is een bestand met plantensoortwaarnemingen op lxl kilometerhokniveau. Het bestand bestaat uit gegevens van provincies, particulieren en terreinbeherende organisaties. De gegevens uit dit bestand zijn onder voorwaarden beschikbaar voor derden na aanvraag bij FLORON (Stichting FLORON, postbus 9514, 2300 RA Leiden).
13
14
5. Waarnemingen 5.1 Inleiding Er zijn in 1997 bijna 18.000 waarnemingen gedaan, verdeeld over circa 750 soorten (incl. ondersoorten). Daarmee komt het totaal aantal waargenomen soorten binnen het Floristisch Meetnet (1996 en 1997) op 857. Daarvan behoren 841 soorten tot de inheemse flora; ze staan op de Standaardlijst (Van der Meijden et al, 1996b). Dit komt overeen met 55% van het totaal van de inheemse plantensoorten. In dit hoofdstuk worden enkele karakteristieke en bijzondere soorten van de Maas (5.2) en de Randmeren (5.4) besproken. De verschillen tussen de deelsystemen komen ook uitgebreid aan de orde. In bijlage 1 en 2 worden totale soortenlijsten van de Maas en de Randmeren weergegeven. In het veld is ook een indruk ontstaan van de vaak nauwe relatie tussen de flora en het beheer van de oever. Deze relatie wordt apart besproken (5.3 en 5.5). 5.2 Waargenomen soorten Maas In de hokken langs de Maas zijn in totaal 685 soorten aangetroffen; gemiddeld 176 soorten per km-hok (tabel 5). Langs de Gestuwde Maas zijn de meeste soorten aangetroffen, hetgeen ook zeker verband houdt met de omvang van dit deelsysteem. Het gemiddeld aantal soorten per km-hok is het hoogst langs de Grensmaas. In de meest soortenarme hokken langs de Maas worden in het winterbed ruim 70 soorten aangetroffen. Het gaat veelal om hokken die in intensief agrarisch gebruik zijn en waarin weinig sloten, oevers en ruigten aanwezig zijn. Deze soortenarme hokken zijn alleen langs de Gestuwde en de Afgedamde Maas aangetroffen. Soorten die in alle (of bijna alle) hokken langs de Maas zijn aangetroffen zijn: Kropaar (Dactylis glomerata), Akkerdistel (Cirsium arvense), Glanshaver (Arrhenatherum elatius), Vogelwikke (Vicia cracca), Ridderzuring (Rumex obtusifolius), Kweek (Elytrigia repens), Bijvoet (Artemisia vulgaris), Rode klaver (Trifolium pratense), Rietgras (Phalaris arundinacea), Gewoon duizendblad (Achillea millefolium), Boerenwormkruid (Tanacetum vulgare), Gewone berenklauw (Heracleum sphondylium) en Grote brandnetel (Urtica dioica). Het zijn voor het merendeel soorten van ruigten of ruige graslanden.
Tabel 5: Totaal aantal soorten (S^,.), gemiddeld aantal soorten per hok (S^) met spreiding, totaal aantal RodeLijstsoorten (RLm.), gemiddeld aantal Rode-Lijstsoorten per hok ( R L ^ . ) met spreiding en het totaal aantal geinventariseerde hokken (n lol ) voor de deelsystemen van de Maas. DeeLsysteem Maas (totaal) Grensmaas Gestuwde Maas Geiijde-bei'nvloede Maas Maas - agrarisch Maas - natuur
S,„, 685 522 600 427 619 595
&eem.
176.4 194.2 174.8 161.8 170.3 184.9
(73-267) (125-250) (73-267) (74-227) (73-267) (89-250)
15
RL,o. 59 38 36 18 44 44
RL^. 3.9 6.6 3.3 2.8 3.5 4.6
(0-15) (1-15) (0-77) (0-5) (0-75) (0-70)
«W 88 20 49 19 51 37
In het totaal zijn langs de Maas 59 Rode-Lijstsoorten waargenomen (tabel 5 en 6); gemiddeld ca. 4 Rode-Lijstsoorten per km-hok. Een aantal Rode-Lijstsoorten zijn in alle deelsystemen van de Maas aangetroffen: Groot warkruid (Cuscuta europaea), Rijstgras (Leersia oryzoides), Gewone agrimonie (Agrimonia eupatoha), Witte waterkers (Rorippa nasturtium-aquaticum), Zacht vetkruid (Sedum sexangulare), Moeslook (Allium oleraceum) en Bruin cypergras (Cyperus fuscus). De meeste Rode-Lijstsoorten zijn aangetroffen langs de Grensmaas en de Gestuwde Maas. Het gemiddeld aantal Rode-Lijstsoorten per km-hok is het hoogst langs de Grensmaas.
Een probleemsoort: de Zwarte populier Tijdens het veldwerk zijn op diverse plaatsen langs Maas en Waal jonge populieren gevonden die op basis van de kenmerken in de flora (Van der Meijden, 1996) tot de Zwarte Populier (Populus nigra) kunnen worden gerekend (zie bijlage 1). Deze waarnemingen van Zwarte Populier zijn we in de loop van het veldseizoen van 1997 steeds meer in twijfel gaan trekken. Er blijken namelijk gemakkelijk kruisingen te kunnen ontstaan met andere soorten populieren die in het veld zeer moeilijk van de "echte" Zwarte Populier te onderscheiden zijn. Volgens een uitgebreide en kritische inventarisatie langs de Maas komt de Zwarte populier niet in het Nederlandse deel van de Maas voor. In Belgie komen zeer verspreide individuen voor (Bosman, 1989). De vele populieren die o.a. na de hoogwaters in 1993 en 1995 langs de Maas zijn gekiemd zijn mogelijk vooral of alleen nazaten van de uitgebreid aanwezige (aangeplante) Canadapopulier (Populus x canadensis), een kruising tussen de Zwarte populier en de Amerikaanse populier (Populus deltoides). Op deze materie wordt elders uitgebreider ingegaan (Beringen, in prep.).
Grensmaas Onder de soorten die alleen langs de Grensmaas zijn aangetroffen zijn bevinden zich veel Rode-Lijstsoorten: Kleine kaardenbol (Dipsacus pilosus), Bilzekruid (Hyoscyamus niger), Slangelook (Allium scorodoprasum), Uzerhard (Verbena officinalis), Harige ratelaar (Rhinanthus alectorolophus), Maretak (Viscum album), Groot glaskruid (Parietaria officinalis), Viltroos (Rosa villosa), Gegroefde veldsla (Valerianella carinata), Rode kamperfoelie (Lonicera xylosteum), Graslathyrus (Lathyrus nissolia), Knolsteenbreek (Saxifraga granulata), Fraai duizendguldenkruid (Centaurium pulchellum), Bergdravik (Bromopsis erecta) en Ronde ooievaarsbek (Geranium rotundifolium). Enkele van deze soorten, met name Harige ratelaar, Groot glaskruid, Viltroos, Rode kamperfoelie en Ronde ooievaarsbek zijn alleen aangetroffen in het traject ten zuiden van Borgharen, de Kalkmaas. Langs de Grensmaas is het winterbed van de Maas vrij smal; sloten, plassen en moerassen ontbreken, evenals de daaraan gerelateerde water- en moerasplanten. De bodem bestaat in het algemeen uit grindige of zavelige afzettingen. Het is opvallend dat soorten van zandige, droge en relatief voedselarme (stroomdal)graslanden en soorten van vochtige graslanden weinig of niet zijn aangetroffen. Een bijzonder biotoop langs de Grensmaas wordt gevormd door de door erosie ontstane steilkanten. Hier vindt de Muurleeuwenbek (Cymbalaria muralis) een natuurlijke groeiplaats. In de pioniervegetaties op en onder de steilranden komen soorten voor als Maasraket (Sisymbrium austriacum ssp. chrysanthum) en Bilzekruid (Hyoscyamus niger).
16
Gestuwde Maas De soorten die alleen of in hoofdzaak langs de Gestuwde Maas zijn aangetroffen zijn vooral soorten van graslanden op droge zandige bodems, zoals Vroegeling (Erophila verna), Gewone veldbies (Luzula campestris), Vroege haver (Aim praecox), Ruw vergeet-mij-nietje (Myosotis ramosissima), LaUiyruswikke (Vicia lathyroides), Buntgras (Corynephorus canescens) en Voorjaarsganzerik (Potentilla verna). Ook zeldzame Rode-Lijstsoorten als Gestreepte klaver (Trifolium striatum), Draadklaver (Trifolium micranthum), Stijf vergeet-mij-nietje (Myosotis stricta), Eekhoorngras (Vulpia bromoides) en Tripmadam (Sedum reflexum) zijn tot deze groep te rekenen. Droge zandige bodems komen voor langs de randen van het Maasdal, daar waar dit dal grenst aan hoger gelegen zandgronden. Enkele bossoorten die in hoofdzaak langs de Gestuwde Maas zijn aangetroffen komen voornamelijk langs de droge randen van het Maasdal voor, zoals Drienerfmuur (Moehringia trinervia), Kruisbes (Ribes uva-crispi), Rankende helmbloem (Ceratocapnos claviculata), Mispel (Mespilus germanica), Bochtige smele (Deschampsia flexuosa), Muskuskruid (Adoxa moschatellina) en Maarts viooltje (Viola odorata). In minder zandige droge graslanden zijn langs de Gestuwde Maas in reservaten de volgende Rode-Lijstsoorten aangetroffen: Rapunzelklokje (Campanula rapunculus). Gulden sleutelbloem (Primula veris), Kleine ratelaar (Rhinanthus minor), Wilde herfsttijloos (Colchicum autumnale), Bevertjes (Briza media), Voorjaarszegge (Carex caryophyllea) en Echt duizendguldenkruid (Centaurium erythraea). Het Rapunzelklokje komt ook regelmatig buiten reservaten voor. Ook enkele struiken zoals Tweestijlige meidoorn (Crataegus laevigata), Wegedoorn (Rhamnus cathartica) en Wilde kardinaalsmuts (Euonymus europaeus), hebben in hun verspreiding langs de Maas een duidelijk optimum langs de Gestuwde Maas. Opvallend is een tweetal vondsten van Ruig hertshooi (Hypericum hirsutum), een soort, waarvan langs de Gestuwde Maas vrijwel geen recente groeiplaatsen meer bekend waren. Enkele soorten zijn juist langs de Gestuwde Maas niet aangetroffen, zoals de Engelse alant (Inula britannica) en Aardbeiklaver (Trifolium fragiferum). Getijde-beinvloede Maas De Getijde-beinvloede Maas heeft weinig karakteristieke soorten. Veel moeras- en waterplanten die ontbreken of weinig zijn aangetroffen langs de beide andere deelsystemen zijn relatief vaak aangetroffen in het winterbed van de Getijde-beinvloede Maas. Het betreft hier soorten als Moeraskruiskruid (Senecio paludosus), Holpijp (Equisetum fluviatile), Grote watereppe (Sium latifolium), Mattenbies (Schoenoplectus lacustris), Zeegroene muur (Stellaria palustris), Gele plomp (Nuphar luted) en Watergentiaan (Nymphoides peltata). Ook soorten van stroomdalgraslanden zijn relatief vaak in het winterbed van de Getijde-beinvloede Maas aangetroffen. Kweekdravik (Bromopsis inermis ssp. inermis), Geoorde zuring (Rumex thyrsiflora) en Zandwolfsmelk (Euphorbia seguieriana) zijn soorten uit deze groep die zelfs alleen maar langs de Getijde-beinvloede Maas zijn waargenomen. Enkele Rode-Lijstsoorten zijn alleen in het winterbed van de Getijde-beinvloede Maas waargenomen, meestal slechts op een locatie. Naast de hierboven al genoemde Zandwolfsmelk gaat het om de stroomdalsoorten Weidekervel (Silaum silaus) en het Kluwenklokje (Campanula glomerata). De eerstgenoemde soort is aangetroffen op een krib bij Well; de laatste soort komt voor in een kamgrasweide op een dijklichaam langs de Afgedamde Maas.
17
In het winterbed van de Afgedamde Maas zijn verder Driekantige bies (Schoenoplectus triqueter) en Trosdravik (Bromus racemosus) gevonden. Diverse Rode-Lijstsoorten die langs de Grensmaas en het zuidelijk deel van de Gestuwde Maas nog wel aangetroffen kunnen worden zijn langs de Getijde-beinvloede Maas niet gevonden. De recent in het Maasdal naar het noorden oprukkende Late stekelnoot (Xanthium strumarium) heeft de Getijde-beinvloede Maas nog niet weten te bereiken, hoewel geschikte biotopen in de vorm van zandstranden wel aanwezig zijn (figuur 6)
18
Figuur 6: Verspreiding van Xanthium orientale in het winterbed van de Maas. Bron: Floristisch meetnet oevers zoete rijkswateren, FLORBASE-2c en Blink (1997), FLORON 1997
Tabel 6: Rode-Lijstsoorten die in 1996 en in 1997 langs de Maas zijn aangetroffen. Per deelsysteem (GrensM: Grensmaas; GestuwM: Gestuwde Maas; GetijM: Getijde beinvloede Maas) is het aantal km-hokken aangegeven waarin de soort is aangetroffen. RL= Rode-Lijstcategorie (1 = zeer sterk bedreigd, 2 = sterk bedreigd, 3 = bedreigd, 4 = potentieel bedreigd). Nederlandse naani Gewone agrimonie Moeslook Bieslook Slangelook Grote leeuwenklauw Pijpbloem Slinkende ballote Beverrjes Bergdravik Trosdravik Kluwenklokje Rapunzelklokje Voorjaarszegge Echt duizendguldenkruid Fraai duizendguldenkruid Esdoornganzenvoet Wilde herfstujloos Tweesujlige meidoom Groot warkruid Bruin cypergras Gewoon vingerhoedskmid Kleine kaardenbol Hondstarwegras Zandwotfsmelk Ronde ooievaarsbek Bilzekruid Ruig hertshooi Engclse alant Graslathyrus Rijstgras Peperkers Rode kamperfoelie Vijfdelig kaasjeskruid Wine muni Mispel Stijf vcrgeet-mij-nierje Rode ogentroost Wilde marjolein Groot glaskruid Karwijvarkenskervel Rivierfonteinkruid Gulden sleutelbloem Harige ratelaar Kleine ratelaar Wine waterkers Viltroos Veldsalie Kleine pimpernel Knolsteenbreek Driekantige bies Tripmadam Zacht vetkruid Weidekervel Draadklaver Gestreepte klaver Gcgroefde veldsla Uzerhard Maretak Eckhoomgras
Latijnse naani Agrimonia eupatoria Allium oleraceum Allium schoenoprasum Allium scorodoprasum Aphanes arvensis Aristolochia clemaritis Ballota nigra ssp. foetida Briza media Bromopsis erecta Bromus racemosus Campanula glomerata Campanula rapunculus Carex caryophyllea Ccntaurium eryrhraea Centaurium pulchellum Chenopodium hybridum Colchicum autumnale Crataegus laevigata Cuscura europaea Cyperus fuscus Digitalis purpurea Dipsacus pilosus Elymus caninus Euphorbia seguieriana Geranium rotundifolium Hyoscyamus niger Hypericum hirsutum Inula britannica Lalliyrus nissolia Leersia oryzoides Lepidium latifolium Lonicera xylosteum Malva alcea Mentha suaveolens Mespilus germanica Myosods stricta Odontites vemus ssp. serotinus Origanum vulgare Parietaria officinalis Peucedanum carvifolia Potamogeion nodosus Primula veris Rhinanthus alectorolophus RliinanUius minor Rorippa raswraum-aquaticurn Rosa villosa Salvia pratensis Sanguisorba minor Saxifraga granulata Schoenoplectus triqueter Solum rellexum Sedum sexangulare Silaum silaus Trifolium micranthum Trifolium striatum Valerianella carinara Verbena officinalis Viscum album Vulpia bromoides Totaal aantal Rode-Lijstsoorten:
RL 3 3 2 3 3 3 3 3 4 3 1 3 3
GrensM 6 4
1
.
. , ,
1
22 1 1
, 1
16 1 2 7 3
. 1 5 2 8 1 6 1 1 1 5
, . 4 13 1
. . .
1 14 37 3 2
. . . . .
*1
10 1
<5
. 4 2 1 1 4 3
• 1 1 2
. 2 4
. • 4
. , • 1 3 1
1
2
.
4 1 1 6 1
11 1
2
2
38
20
GetijM
2 1 4 1
3 3 3 2 3 3 4 2 4 4 1 4 3 1 3 4 1 3 2 4 2 3 3 3 3 4 3 4 3 1 3 4 3 3 3 3 3 3 3 1 4 4 1 3 4 3
GestuwM 10 1 1
'1
'>
Totaal 19 6 1 3 6 1 9 2 1 1 1 27 1 1 1 1 1 16 64 5 4 7 5 1 1 5 4 12 1 22 2 1 5 7 1 1 8 16 1 5 2 2 2 17
. . 6
12
. . 2 8
<1
16
18
59
• 1 2
. 1 36
5.3 Beheer Maas Hier worden enkele aspecten van het beheer van de oevers van de Maas besproken op basis van ervaringen tijdens het veldwerk. Lage delen oever De oevers van de Grensmaas zijn in het algemeen te steil of te onregelmatig (stortsteen) om te beheren. De taluds zijn dan ook meestal begroeid met ruigten waarin soorten als Dauwbraam (Rubus caesius), Bosrank (Clematis vitalba), Grote brandnetel (Urtica dioica) en Bijvoet (Artemisia vulgaris) de boventoon voeren. In de ruigten kunnen bomen kiemen en uitgroeien. Hoog op het talud slaan vnl. soorten van Hardhoutooibos op als Gewone es (Fraxinus excelsior), Gewone vlier (Sambucus nigra) en Eenstijlige meidoorn (Crataegus monogyna). Lager slaan voornamelijk wilgen op. Langs de Gestuwde Maas zijn de oevers in het algemeen verstevigd met basalt of grind. Meestal is de directe oever uitgerasterd zodat ook hier ruigten voorkomen. Op sommige trajecten (bijvoorbeeld ter hoogte van Boxmeer na de stuw bij Sambeek) is het talud vrij breed en hoog en onderaan bekleed met grove stortsteen. In deze zone met stortsteen zijn veel wilgen en elzen opgeslagen. Waar het vee wel kan komen krijgt de jonge boomopslag geen kans en ook ruigten kunnen zich onder intensieve begrazing niet handhaven. Langs gestuwde trajecten en langs de Maasplassen is meermalen waargenomen dat aan de ene kant van een afrastering de rietzoom zich tot vele meters in het water uitstrekte. Bij het ontbreken van beweiding, of bij extensieve beweiding kunnen langs de plassen ook wilgen opslaan. Aan de beweide kant is het Riet volledig door vee weggegraasd. Opvallend zijn de verschillen tussen oevers die grenzen aan maisakkers en oevers die grenzen aan grasland. Vooral in Brabant komen geregeld maisakkers tot vlak aan de oevers van de Maas voor. De oeverbegroeing is naast zo'n akker meestal een soortenarme ruigte, waarin slechts enkele soorten overheersen. Aan de Gelderse kant zijn minder akkers en meer graslanden aanwezig. De oever die grenzen aan grasland zijn in het algemeen veel minder verruigd. De voorkomende ruigten zijn bovendien minder soortenarm. Langs de Getijde-beinvloede Maas hebben de oevers, met uitzondering van die van de Bergsche Maas, plaatselijk een meer natuurlijk karakter. Op veel plaatsen ontbreken oeververstevigingen. Hier komen zandstranden en, op de zandige oeverwallen, stroomdalgraslanden voor. Deze natuurlijke graslanden zijn beperkt tot een smalle strook; erachter begint meestal intensief beheerd grasland. Hoge delen oever In het winterbed kunnen verschillende typen grasland voorkomen (De Graaf et al., 1990). De belangrijkste vegetatiekundige eenheden met enkele karakteristieken staan in tabel 7. Goed ontwikkelde, soortenrijke buitendijkse graslanden van enige oppervlakte, zijn langs de Maas alleen nog maar in enkele reservaten aangetroffen. Bijna alle percelen in het winterbed zijn bemeste, meestal ingezaaide graslanden of akkers. Restanten van de stroomdalflora komen hoofdzakelijk voor in lijnvormige elementen zoals bermen van onverharde wegen, onder rasters en op steilrandjes. Langs de Gestuwde Maas en de Grensmaas zijn relicten van stroomdalflora vooral aangetroffen in bermen, vooral in bermen die nog door het vee uit de aangrenzende weilanden begraasd kunnen worden. In bermen langs (mais)akkers, die niet
21
meer begraasd kunnen worden, is meestal geen stroomdalflora meer aanwezig. Ook de vegetatie van bosjes en houtwallen kan zich niet goed ontwikkelen als gevolg van de invloeden vanuit het omringende cultuurland. Vergeleken met waarnemingen uit FLORBASE uit de periode 1975-1995/1996 zijn veel stroomdalsoorten tijdens het veldwerk niet meer teruggevonden. Voor een klein deel komt dit omdat binnen het Floristisch Meetnet alleen het winterbed is bezocht en deze stroomdalsoorten ook wel binnendijks voorkomen. Langs het bedijkte deel van de Gestuwde Maas zijn waarschijnlijk de recente dijkverzwaringen hiervan de oorzaak. Gezien de kwetsbare positie van de stroomdalflora zouden bestaande kernen van stroomdalflora bij nieuwe inrichtingsmaatregelen moeten worden gespaard. Het uitblijven van beheer leidt overigens tot het verdwijnen van de stroomdalvegetatie. Op enkele plaatsen langs de Maas zijn ca. 10 m brede stroken recent uitgerasterd (door Domeinen?), hetgeen zal leiden tot verruiging en verarming van deze stroomdalvegetaties. Extensieve begrazing, zoals in veel natuurgebieden en natuurontwikkelingsgebieden gebruikelijk is, is de aangewezen beheersvorm voor stroomdalvegetaties.
Tabel 7: De belangrijkste vegetatiekundige eenheden binnen graslanden in het rivierengebied, met een indicatie van de overstromingsfrequentie en de overwegende beheersvorm (W= Beweiden, H = Hooien). Type Zilverschoon-verbond: - Associate van Geknikte vossenstaart Verbond van Grote vossenstaart: - Graslanden met Grote vossenstaart Kamgras- verbond: - Kamgrasweide Glanshaver-verbond: - Glanshaver-associatie Verbond der droge stroomdalgraslanden: - Associatie van Sikkelklaver en Zachte haver - Associatie van Vetkruid en Tijm
Overstromingsfrequentie
Beheer
Hoog
W
Matig
H/W
Laag
W
Laag
H
Zeer laag
W
5.4. Waargenomen soorten Randmeren Randmeren (algemeen) In de hokken langs de Randmeren zijn in totaal 525 soorten aangetroffen; gemiddeld 125 soorten per km-hok (tabel 8). Langs de Oostelijke Randmeren zijn de meeste soorten aangetroffen, gemiddeld 144 soorten per km-hok. Langs het Ketelmeer-Zwarte meer zijn de minste soorten gevonden. Ook het gemiddelde per km-hok ligt hier laag. In de meest soortenarme hokken zijn 40-50 soorten aangetroffen. Deze soortenarme hokken omvatten alleen harde oevers; buitendijks land ontbreekt. Soorten die in bijna alle km-hokken langs de Randmeren zijn aangetroffen zijn: Akkerdistel (Cirsium arvense), Ruw beemdgras (Poa trivialis), Wolfspoot (Lycopus europaeus),
22
Moerasandoorn (Stachys palustris), Harig wilgenroosje (Epilobium hirsutum) en Grote Brandnetel (Urtica dioica).
Tabel 8: Totaal aantal soorten (S^,.), gemiddeld aantal soorten per hok ( S ^ . ) met spreiding, totaal aantal RodeLijstsoorten (RL^,.), gemiddeld aantal Rode-Lijstsoorten per hok r B T . \ m et spreiding en het totaal aantal geinventariseerde hokken (N lot ) voor de deelsystemen van de Randmeren. Deelsysteem Randmeren (totaal) Ketelmeer Randmeren-Zuid Randmeren-Oost Randmeren - agrarisch Randmeren - natuur
S,„,. 525 316 380 450 429 467
*««,. 125.2 101.4 120.5 144.5 116.6 136.0
(43-209) (43-164) (61-194) (50-209) (43-186) (44-209)
RL*. 17 4 7 13 9 12
RL„ m 1.0 0.4 0.8 1.4 0.8 1.1
N„. (06) (0-2) (0-6) (0-4) (0-4) (0-6)
52 16 13 23 29 23
In het totaal zijn langs de Randmeren 17 Rode-Lijstsoorten waargenomen (tabel 8 en 9). De meeste Rode-Lijstsoorten zijn aangetroffen langs de Oostelijke Randmeren, waar ook het gemiddeld aantal Rode-Lijstsoorten per km-hok het hoogst is. Hoge aantallen RodeLijstsoorten komen alleen voor aan de oevers van het nieuwe land. Opvallend in vergelijking met de Maas is niet alleen het geringer aantal Rode-Lijstsoorten, maar ook het ontbreken van de zeer sterk en sterk bedreigde Rode-Lijstsoorten. Ketelmeer-Zwarte meer In de buitendijkse gebieden langs de Randmeren komen sloten eigenlijk alleen voor langs het Zwarte meer. Wat betreft soortensamenstelling onderscheidt het Ketelmeer-Zwarte meer zich dan ook van de overige deelsystemen door het voorkomen van meer waterplanten. Soorten als Watergentiaan (Nymphoides peltatd), Slanke waterweegbree (Alisma lanceolatum), Lidsteng (Hippuris vulgaris), Gele plomp (Nuphar luted), Fijne waterranonkel (Ranunculus aquatilis) zijn alleen langs het Ketelmeer-Zwarte meer aangetroffen, andere zoals Puntkroos (Lemna trisulca), en Stijve waterranonkel (Ranunculus circinatus) zijn in relatief veel meer hokken langs Ketelmeer-Zwarte meer gevonden dan langs de andere deelsystemen. Dit geldt ook voor de moeras- en oeverplanten Waterscheerling (Cicuta virosa), Grote watereppe (Sium latifolium), Moeraskruiskruid (Senecio paludosus), Kalmoes (Acorus calamus), Zwanebloem (Butomus umbellatus) en Mattenbies (Schoenoplectus lacustris). Het Ketelmeer-Zwarte meer onderscheidt zich ook door het voorkomen van enkele stroomdalsoorten. Gewone bermzegge (Carex spicata) en Kattedoorn (Ononis repens ssp. spinosa) zijn alleen langs het Ketelmeer-Zwarte meer gevonden, zij het slechts in enkele km-hokken. Het eveneens als stroomdalsoort op te vatten Hondstarwegras (Elymus caninus) is behalve langs het Ketelmeer-Zwarte meer (Ramsgeul) ook langs het nabijgelegen Drontermeer gevonden. Twee Rode-Lijstsoorten, Peperkers (Lepidium latifolium) en Rivierfonteinkruid (Potamogeton nodosus), zijn uitsluitend langs het Ketelmeer-Zwarte meer aangetroffen. De laatste wortelend in een smalle zone met water tussen stortsteen en dijkvoet. Twee andere Rode-
23
Lijstsoorten, Blauw walstro (Sherardia arvensis) en Hondstarwegras, zijn behalve langs het Ketelmeer-Zwarte meer ook langs de Oostelijke Randmeren aangetroffen. Aan de nieuwelandszijde van het Ketelmeer-Zwarte meer ontbreken de buitendijkse stranden van uit de vaargeul opgespoten materiaal. Het ontbreken van enkele soortgroepen hangt samen met de afwezigheid van dit biotoop. Opvallende afwezigen op de soortenlijst voor het Ketelmeer-Zwarte meer zijn veel bomen en struiken, met uitzondering van die soorten die vochtige standplaatsen prefereren zoals Wilgen en Elzen. Langs de andere deelsystemen komen op de stranden (oorspronkelijk aangeplante) bosjes voor met zoals Spaanse aak (Acer campestre), Sleedoorn (Prunus spinosa). Rode kornoelje (Cornus sanguined), Hazelaar (Corylus avellana) en Gelderse roos (Viburnum opulus). Doordat bosjes ontbreken komen ook de (spontane) soorten uit de ondergroei zoals Brede wespeorchis (Epipactis helleborine), Look-zonder-look (Alliaria petiolata) en Robertskruid (Geranium robertianum) niet voor. In vergelijking met de twee andere deelsystemen valt ook het ontbreken van soorten van droge tot vochtige schrale graslanden op. Langs de Zuidelijke- en Oostelijke randmeren komen deze graslanden op de buitendijks stranden voor. Het betreft hier soorten als Fijn schapegras (Festucafiliformis), Vroege haver (Aim praecox), Gladde witbol (Holcus mollis), Zilverhaver (Aim caryophyllea), Gewone veldbies (Luzula campestris) en Muizenoor (Hieracium pilosella). Ook duinvalleiachtige vegetaties met soorten als Dwerg/Geelgroene zegge (Carex oederi), Borstelbies (Isolepis setacea), Sierlijke vetmuur (Sagina nodosa) en Duizendguldenkruiden (Centaurium spp.) zijn niet aangetroffen. Zuidelijke Randmeren Een soort die alleen langs de Zuidelijke Randmeren is aangetroffen is Behaarde boterbloem (Ranunculus sardous). Deze soort van vochtige, beweide, vaak opengetrapte graslanden, komt voor ter weerszijden van de monding van de Eem. Enkele soorten zijn langs de Randmeren alleen op de overgang van het Gooi naar het Gooimeer aangetroffen. Het betreft soorten als Geel walstro (Galium verum), Knolboterbloem (Ranunculus bulbosus), Klein tasjeskruid (Teesdalia nudicaulis). Helm (Ammophila arenaria), Zandhaver (Leymus arenarius), Wilde kamperfoelie (Lonicera periclymenum) en Gewone eikvaren (Polypodium vulgare). Op de buitendijkse stranden langs het Nijkerkernauw (Laakse strand) zijn plaatselijk duinvalleiachtige vegetaties aangetroffen. Enkele Rode-Lijstsoorten die zowel langs de Zuidelijke- als de Oostelijke Randmeren in deze vegetaties groeien zijn Sierlijke vetmuur (Sagina nodosa), Echt duizendguldenkruid (Centaurium erythraea), Fraai duizendguldenkruid (Centaurium pulchellum), Rietorchis (Dactylorhiza mqjalis ssp. praetermissa) en Dwergzegge (Carex oederi ssp. oederi). Enkele andere soorten, zoals Zilte zegge (Carex distans), Zeegroene zegge (Carex flacca), Boszegge (Carex sylvatica) en Bleekgele droogbloem (Gnaphalium luteo-album), zijn alleen langs de Zuidelijke Randmeren in deze vegetaties waargenomen. Op de drogere stukken van de stranden komen soorten voor als Heidespurrie (Spergula morisonii), Vroegeling (Erophila verna), Gewone veldbies (Luzula campestris), Zandstruisgras (Agrostis vinealis) en het zeldzame Stijf vergeet-mij-nietje (Myosotis stricta). Enkele soorten die in de andere twee deelsystemen regelmatig op gemaaide dijken voorkomen zoals Knoopkruid (Centaurea jacea), VeldlaLhyrus (Lathyrus pratensis), Glad walstro (Galium mollugo) en Gewone margriet (Leucanthemum vulgare) lijken langs de Zuidelijke Randmeren niet voor te komen. Ook een soort als Pastinaak (Pastinaca saliva) is minder algemeen dan langs de andere deelsystemen. Dit hangt waarschijnlijk samen met het beheer
24
van de dijken. Aan de oudelandszijde worden dijken of (intensief) beweid of niet beheerd. In het laatste geval ontspan er soortenarme ruigten. De dijken aan de nieuwelandszijde worden wel gemaaid maar zijn, misschien vanwege de geringe ouderdom, (nog) vrij soortenarm. Oostelijke Randmeren Langs dit deelsysteem zijn veruit de meeste soorten aangetroffen. De hoge soortenrijkdom kan voor een belangrijk deel toegeschreven worden aan de grote variatie in standplaatsfactoren (vochtig-droog, kalkarm-kalk(schelp)rijk) op de buitendijkse stranden. Hierboven zijn al enkele Rode-Lijstsoorten genoemd van duinvalleiachtige vegetaties die zowel langs de Zuidelijke- als de Oostelijke Randmeren zijn aangetroffen. Geelhartje (Linum catharticum), Moeraswespeorchis (Epipactis palustris), Rond wintergroen (Pyrola rotundifolia) en Kale vrouwenmantel (Alchemilla glabra) zijn echter alleen langs de Oostelijke Randmeren gevonden. Uniek voor de Oostelijke Randmeren is een groep soorten van voedselarme zwak zure tot zure omstandigheden. Vertegenwoordigers uit deze groep zijn in hoofdzaak aangetroffen langs het Nuldernauw ten noorden van Nulderhoek. Soorten die hier voorkomen zijn : Moeraswolfsklauw (Lycopodiella inundata), Ronde zonnedauw (Drosera rotundifolia), Zompzegge (Carex curta), Sterzegge (Carex echinata), Waternavel (Hydrocotyle vulgaris), Veenpluis (Eriophorum angustifolium), Koningsvaren (Osmunda regalis), Tandjesgras (Danthonia decumbens), Borstelgras (Nardus stricta), Blauwe knoop (Succisa pratensis), Gewone dophei (Erica tetralix) en Struikhei (Calluna vulgaris). Langs het Drontermeer komen ook drogere heischrale graslanden voor met veel Tandjesgras en Pilzegge (Carex pilulifera) en Struikhei. Op het talud van de Harderdijk komen op enkele plekken Blauwe knoop en Mannetjesereprijs (Veronica officinalis) voor. Op plekken die in gebruik zijn bij recreatie komen pioniervegetaties voor met overwegend eenjarige grassen zoals Zwenkdravik (Anisantha sterilis), Zanddoddengras (Phleum arenarium), Gewoon langbaardgras (Vulpia myuros), Duinlangbaardgras (Vulpia ciliata ssp. ambigua) en Dicht langbaardgras (Vulpia fasciculata). Enkele soorten van rietlanden en oevers, zoals Kleine watereppe (Berula erecta), Grote wederik (Lysimachia vulgaris), Moeraswederik (Lysimachia thyrsiflora), Zeegroene muur (Stellaria palustris) en Gevleugeld helmkruid (Scrophularia umbrosa), worden relatief vaak langs de Oostelijke Randmeren aangetroffen. Dit geldt ook voor enkele soorten van vochtige graslanden, zoals Gevleugeld hertshooi (Hypericum tetrapterum), Grote ratelaar (Rhinanthus angustifolius) en Addertong (Ophioglosswn vulgatum). Opvallend is dat de Zwanebloem (Butomus umbellatus), een soort van voedselrijke wateren, lijkt te ontbreken. Ook Rivierkruiskruid (Senecio fluviatilis), eveneens een soort van (zeer) voedselrijke plekken, is niet langs de Oostelijke Randmeren aangetroffen.
25
Tabel 9: Rode-Lijstsoorten die in 1997 langs de Randmeren zijn aangetroffen. Per deelsysteem (Ketelm.: Ketelmeer-Zwarte meer; Randm.Z. Zuidelijke Randmeren; Randm.O: Oostelijke Randmeren) is het aantal km-hokken aangegeven waarin de soon is aangetroffen. RL= RodeLijstcategorie (3 = bedreigd. 4 = potentieel bedreigd). Nederlandse naam Kale vrouwenrnantel Dwergzegge Boszegge Ice hi duizendguldenkruid Fraai duizendguldenkruid Rietorchis Hondstarwegras Moeraswespeorchis Peperkers Geelhartje Moeraswolfsklauw Stijf vergeet-mij-nierje Rivierfonteinkmid Rond wintergroen Wine waterkers Sierlijke vetmuur Blauw walstro
Latijnsc naam Alchemilla glabra Carex oederi ssp. oederi Carex sylvarica Centaurium erythraca Centaurium pulchellum Dactylorhiza majalis ssp. praetermissa Elymus caninus Epipactis palustris Lepidium latifolium l.inum cadlarticum Lycopodiella inundata Myosotis stricta Potamogeton nodosus Pyrola romndifolia Rorippa nasturtium-aquaticum Sagina nodosa Sherardia arvensis Totaal aantal Rode-Lijstsoorten:
RL 3 3 4 3 3 3 4 3 3 3 3 3 4 3 4 3 3
Ketelm.
Randm.Z
Totaal
Randm.O 3 1 2 2 3
1 7 2 2 10 1 1
I 2 1
1 I
7
1 1 8 2 13
5.5. Beheer Randmeren Hier worden enkele aspecten van het beheer van de oevers van de Randmeren besproken op basis van ervaringen tijdens het veldwerk. Zachte oever Tussen de oevers aan de polderzijde en de oevers aan de oudelandszijde zijn grote verschillen. Aan de oudelandszijde komen meestal oevers met een zeer flauw talud voor. Op deze zeer geleidelijke overgang van water naar land groeien meestal brede rietlcragen. Binnen deze rietlcragen is een geleidelijke overgang waar te nemen: van waterriet via rietmoeras naar rietruigte. Aan de landzijde van de rietruigte is de bodem voldoende droog voor agrarisch gebruik. Om rietland in stand te houden is regelmatig maaien noodzakelijk. De minst natte zones (rietmoeras en rietruigte) gaan anders over in wilgenstruweel en uiteindelijk in bos. Bij voldoende breedte van de rietkraag neemt de invloed van het voedselrijke oppervlaktewater dusdanig af dat er mogelijkheden ontstaan voor mesotrofe moerasvegetaties. Deze soortenrijke moerassen kunnen alleen gerealiseerd worden bij regelmatig maaien en afvoeren. In gemaaide rietlanden waargenomen soorten als Moeraswederik (Lysimachia thyrsiflora), Moerasmuur (Stellaria uliginosa), Melkeppe (Peucedanum palustre), Kale jonker (Cirsium palustre), Rietorchis (Dactylorhiza majalis ssp. praetermissa) en Moerasvaren (Thelypteris palustris) ontbreken in niet gemaaide verruigde rietlanden. Langs de oevers van het nieuwe land liggen opvallend veel recreatiestranden. Voor een deel zijn deze geleidelijke oevers ontstaan door het opwerpen van zandig materiaal uit de vaargeul door de meren. Zo lang deze stranden niet worden volgebouwd of -geplant en niet worden bemest, kunnen zich bij een combinatie van recreatie en beheer waardevolle
26
1 10 1
A 4
13 2 1 2 2 1 1 1 1 1 9 5 17
vegetaties ontwikkelen. Maaibeheer is te prefereren boven plaggen of ploegen, hoewel door plaggen of ploegen soms bijzondere pioniersituaties in stand kunnen blijven. Harde oever Het beheer van harde oevers (dijken) is vrijwel nooit gericht op de flora. Indien er over de dijken verkeerswegen lopen, wordt het talud aan de Randmeerzijde meestal gemaaid. Zijn er geen verkeerswegen dan worden de dijken meestal met schapen beweid. Door deze beweiding komen soms zeldzaamheden als Blauw walstro (Sherardia arvensis). De grasvegetatie is meestal soortenarm. De steile, stenige oever wordt meestal niet beheerd; de vegetatie is verruigd en soortenarm. Een opvallende uitzondering is de Harderdijk aan het Veluwemeer. Hier heeft een beheer van maaien en afvoeren in combinatie met een relatief voedselarme bodem (waarschijnlijk een afdeklaag van keileem) geresulteerd in kruidenrijke dijkvegetaties met soorten als Blauwe knoop (Succisa pratensis) en Mannetjesereprijs (Veronica officinalis). De vegetatie kent een sterke zonering. Onderaan de wat vochtminnende en voedselrijke soorten en bovenop het talud soorten van droge en schrale standplaatsen.
27
6. Analyse Floristische Kwaliteit 6.1 Inleiding De situatie van de oevervegetatie binnen een km-hok in een opnamejaar wordt gekarakteriseerd door de Floristische Kwaliteit van 12 onderscheiden ecosysteemtypen (tabel 10). De berekeningswijze daarvan (Tamis en Groen, 1996, Ode et al., 1997) is op enkele onderdelen aangepast en wordt hier kort behandeld. Er wordt uitgebreider ingegaan op het bepalen van drempels ten behoeve van de presentatie van de gegevens. 6.2 Berekening De Floristische Kwaliteit wordt berekend per km-hok per ecosysteemtype op basis van het aantal karakteristieke soorten en hun abundantie, natuurwaarde en indicatiewaarde. De voor een ecosysteemtype karakteristieke soortgroep (zie Ode et al., 1997) is samengesteld uit een combinatie van een of meer verwante ecologische groepen (Runhaar et al, 1987; Witte en Van der Meijden, 1992; Groen et al, 1993). Bij de samenstelling van de soortgroepen is verder gebruik gemaakt van Runhaar (1991) en Weeda (1985; 1987; 1988; 1991; 1994) en van ervaringen in het veld. Per ecosysteemtype heeft een karakteristieke soort als aansprekende representant de titel "ambassadeur" gekregen (tabel 10).
Tabel 10: De onderscheiden ecosysteemtypen en hun ambassadeurs (Od6 et al., 1997). ecosysteemtype Strang, plas en sloot Slikkige oever Zand- en grindstrand Buitendijks grasland Srroomdalgrasland Rivierduingrasland Brak/zilt grasland Getijderuigte Dynamische ruigte Moeras/oeverruigte Zachthoutooibos Haruhoutooibos
ambassadeur Pijlkruid Moerasandijvie Late stekelnoot Rode ogentroost Kattedoorn Cypreswolfsmelk Melkkruid Spindotterbloem Poelruit Grote Watereppe Zwarte populier Rode kornoelje
Ode et al. (1997) hebben voorgesteld om voorlopig per groep van ecologisch verwante watersystemen (watersysteemgroepen) karakteristieke soorten aan te wijzen. Er is besloten om deze benadering niet meer te volgen; bij het berekenen van de Floristische Kwaliteit worden voor alle watersystemen dezelfde soortgroepen per ecosysteemtype gehanteerd. Blijkens ervaringen in het veldseizoen van 1997 wordt het verspreidingspatroon van karakteristieke soorten vooral bepaald door verschillen in inrichting en beheer. Zo bleken diverse soorten minder karakteristiek voor de onderscheiden watersysteemgroepen dan
28
tevoren werd vermoed. Langs de Randmeren zijn bijvoorbeeld regelmatig situaties aangetroffen, die zowel wat betreft ecologie als wat betreft soortensamenstelling eerder te verwachten zijn in de Zoete Delta. Ook het meermalen aantreffen van een aantal 'riviersoorten' langs de Randmeren, zoals Hondstarwegras, Geoord helmkruid en Rivierkruiskruid, geeft aan dat soortgroepen per watersysteemgroep al gauw berusten op een kunstmatige indeling. Deze waarnemingen sterken het idee dat vooral ecologische factoren en "ouderdom" van watersystemen bepalen welke karakteristieke soorten er voorkomen. Daarom ligt het meer voor de hand de Floristische Kwaliteit langs alle zoete rijkswateren te berekenen op basis van een indeling van karakteristieke soorten in soortgroepen. Een herberekening van de Floristische Kwaliteit heeft overigens vrijwel geen gevolgen voor de door Ode et al. (1997) gepubliceerde Floristische Kwaliteit van het Usselmeer en Markermeer. De Floristische Kwaliteit van ecosysteemtype i op basis van de karakteristieke soorten k in kilometerhok j wordt bepaald met de volgende formule: k-n
FKV " YJ ABkx NWkx INDk, ) k-l
waarbij: ABk NWk INDfc
= weegwaarde voor abundantie voor soort k = weegwaarde voor natuurwaarde voor soort k = indicatiewaarde voor soort k en ecosysteemtype i.
De weegwaarde voor abundantie is afhankelijk van de in het veld gevonden abundantie en ligt tussen 1 en 3 (tabel 11). Voor karakteristieke soorten waarvoor in het veld geen abundantie is opgenomen wordt de weegwaarde 1,5 gebruikt. De weegwaarde voor natuurwaarde is afgeleid uit de door Tamis & Groen (1996) bepaalde natuurwaarde en ligt tussen 1 en 3 (tabel 11).
29
Tabel 11: De relatie tussen abundantie of natuurwaarde en de gehanteerde weegwaarde bij de bepaling van de Floristische Kwaliteit. Abundantie of Natuurwaarde
Weegwaarde
1
1
2
1,5
3
2
4
2,5
5
3
Berekening van een trend binnen een watersysteem kan pas plaatsvinden als berekeningen van de Floristische Kwaliteit voor verschillende jaren voorhanden zijn. De voor trendanalyse benodigde gegevens over toevallige fluctuaties dienen uit het schaduwmeetnet naar voren te komen. 6.3 Drempelwaarde Het is mogelijk de Floristische Kwaliteit van een ecosysteemtype in kaartvorm of grafiekvorm te presenteren. Voor de onderlinge vergelijkbaarheid is het dan van belang te beschikken over een voor alle ecosysteemtypen uniforme klassenverdeling, waarmee de kwaliteit wordt aangeduid. Witte en Van der Meijden (1992; 1995) hebben daarvoor de zogenoemde drempelwaardemeLhode ontwikkeld en toegepast op ecotoopgroepen. Hoewel de klassegrenzen (drempelwaarden) hierbij door "expert judgement" werden vastgesteld, kon worden aangetoond dat over de linie van ecotoopgroepen consistente klassen tot stand waren gebracht (Witte & Van der Meijden, 1995). Als klassegrenzen worden drie drempelwaarden onderscheiden: * De eerste drempel (Dl) onderscheidt het daadwerkelijk aanwezig zijn van een ecosysteem van ruis. Deze ruis ontstaat, doordat enkele (meer algemene) soorten in lage abundances verspreid binnen andere ecosystemen voorkomen. Onder deze drempel wordt het ecosysteem afwezig of slecht ontwikkeld geacht. * De derde drempel (D3) geeft aan boven welke waarde van de Floristische Kwaliteit een ecosysteem zeer goed ontwikkeld wordt geacht. Een grotere diversiteit of een nog hogere abundantie is niet meer van invloed op ons oordeel over de kwaliteit van het ecosysteem. * Teneinde het aantal weer te geven klassen te vergroten tot vier, wordt halverwege beide genoemde drempels nog de tweede drempel (D2) onderscheiden, die de kwaliteit van de voorkomende ecosystemen scheidt in matig ontwikkeld en goed ontwikkeld. Omdat het aantal karakteristieke soorten per ecosysteemtype verschilt, evenals de kans om die soorten tegelijkertijd in een optimaal ontwikkelde situatie aan te treffen, moeten de klasse-
30
grenzen voor elk ecosysteemtype afzonderlijk worden vastgesteld. Dit wordt geillustreerd in figuur 7.
Stroomdalgrasland
|
40
I
30
*
D3 D2
Q>
I
20
Dl
u. 0
!
1
1
1
'
Brak/zilt grasland 50 40 30 4£ O (0
20
1 10
D3 D2 Dl
o u.
0
Figuur 7: Relatie tussen Floristische Kwaliteit en drempelwaarden van twee ecosysteemtypen. Voor vier fictieve situaties zijn realistische waarden voor Floristische Kwaliteit aangegeven (staven), samen met de hoogte van de drempels (D1-D3) (lijnen). Uit de figuur is te lezen dat de Floristische Kwaliteit van beide ecosysteemtypen in situatie 1 "afwezig/slecht", in situatie 2 "matig", in situatie 3 "goed" en in situatie 4 "zeer goed" is. Het aantal karakteristieke soorten van ecosysteemtype Stroomdalgrasland is veel hoger dan van Brak/zilt grasland. De drempelwaarden moeten bij Stroomdalgrasland daarom ook hoger worden gelegd.
31
Bepaling van de drempelwaarden moet terwille van de onderlinge vergelijkbaarheid van ecosysteemtypen op een systematische wijze plaatsvinden, zonder subjectieve over- of onderwaardering van bepaalde typen. De drempelbepaling bij Floristische Kwaliteit wijkt enigszins af van die bij ecotoopgroepen; er moet ook rekening worden gehouden met de invloed van abundantie en natuurwaarde. De volgende procedure is gevolgd: 1. Op basis van de karakteristieke soorten en hun indicatiewaarde zijn per ecosysteemtype de eerste drempel (Dl) en de derde drempel (D3) bepaald. Om zo veel mogelijk aan te sluiten bij de methodiek voor ecotoopgroepen is R. van der Meijden (afdeling Nederlandse en Europese Flora van het Rijksherbarium/Horms Botanicus in Leiden) gevraagd hiervoor een voorstel te doen. Dit voorstel is grotendeels overgenomen. 2. Vervolgens is de invloed van het meewegen van abundantie onderzocht. Hierbij is gebruik gemaakt van de aan de Floristische Kwaliteit ten grondslag liggende verzamelde presentieen abundantiegegevens. Op basis van veldindrukken kon tevens een relatie worden gelegd tussen de ruimtelijke ontwikkeling van ecosystemen en de voorkomende abundanties. De gemiddelde weegwaarde voor abundantie van de karakteristieke soorten van een ecosysteemtype ligt tussen 1,5 en 2. De consequentie is dat drempelwaarde voor Floristische Kwaliteit daarmee minstens anderhalf keer hoger moeten liggen dan de drempels uit stap 1. Deze verhoging is afhankelijk van de mate waarin soorten met een hoge abundantie ook werkelijk iets zeggen over de ontwikkeling van het ecosysteem. In de praktijk is de eerste drempel vrijwel steeds met een factor 1,5 verhoogd. Bij de derde drempel worden hogere eisen gesteld aan de abundantie van de karakteristieke soorten, resulterend in een verhoging met factor 1,7 tot 2. 3. De invloed van het meewegen van de natuurwaarde is onderzocht. Bij ecosysteemtypen waar soorten met een hogere natuurwaarde kunnen voorkomen, is bezien of de extra bijdrage aan de Floristische Kwaliteit (door meeweging van natuurwaarde) ook moet leiden tot hogere drempelwaarden. Mede in verband met het sporadisch voorkomen van deze soorten zijn de drempelwaarden niet verder verhoogd. 4. Uiteindelijk is de noodzaak onderzocht om drempelwaarden van de verschillende ecosysteemtypen op elkaar af te stemmen. Voor alle ecosysteemtypen de relatie onderzocht tussen de hoogte van de drempels en het totaal aantal karakteristieke soorten, met het doel de grootste afwijkingen op te sporen. Daarnaast zijn de drempelwaarden gebruikt om een klassenverdeling van de Floristische Kwaliteit te verkrijgen van de in 1996 en 1997 verzamelde gegevens van het floristisch meetnet van Usselmeer, Maas en Randmeren. Deze verdelingen (vergelijkbaar met die in figuur 8 en 11) geven een beeld van de ontwikkeling van ecosystemen langs deze watersystemen dat goed overeenkomt met onze veldwaarnemingen. Aanpassing van de drempelwaarden in deze fase bleek nauwelijks nodig. Tabel 12 geeft een overzicht van de drempelwaarden die bij alle kaart- en grafiekpresentaties van Floristische Kwaliteit zijn gebruikt. In de toekomst worden de drempelwaarden mogelijk nog bijgesteld, aangezien de Floristische Kwaliteit aan het eind van de eerste meetronde opnieuw wordt berekend (Od6 et al, 1997).
32
Tabel 12: Drempelwaarden voor Floristische Kwaliteit. Met behulp van deze drempelwaarden (D1-D3) is de Floristische Kwaliteit onder te verdelen in 4 klassen: afwezig/slecht, matig, goed en zeer goed. ecosysteemtype Strang, plas en sloot Slikkige oever Zand- en grindstrand Buitendijks grasland Stroomdalgrasland Rivierduingrasland Brak/zilt grasland Getijderuigte Dynamische ruigte Moeras/oeverruigte Zachthoutooibos Hardhoutooibos
Dl 8 9 6.5 6 15 10 8 5 15 13 9 12
D2 15 12,5 9,75 12 25,5 15 11 6.5 22,5 17,5 12 15
33
D3 22 16 13 18 36 20 14 8 30 22 15 18
6.4 Resultaten Maas Een overzicht van de Floristische Kwaliteit van de Maas wordt weergegeven in figuur 8. In deze figuur wordt het aandeel waarmee de klassen binnen (delen van) de steekproef voorkomen aangegeven. De steekproefgrootte is boven de grafische weergave van iedere groep van km-hokken aangegeven (n=..). De gepresenteerde gegevens zijn gecorrigeerd voor over- of ondervertegenwoordiging van strata in de steekproef (bijlage 3). Ten overvloede zij vermeld dat het gaat om gegevens uit een steekproef van km-hokken. Het ontbreken van een ecosysteemtype in de figuren betekent dus alleen dat het type ontbreekt in de steekproef. In figuur 8 is te zien dat Dynamische ruigte, Stroomdalgrasland en Buitendijks grasland de meest algemeen voorkomende ecosysteemtypen zijn langs de Maas. Alleen Dynamische ruigte komt ook veel in goed of zeer goed ontwikkelde toestand voor. Sommige zeldzame typen, zoals Slikkige oever, Hardhoutooibos en Strang, plas en sloot, zijn lokaal goed ontwikkeld. De uitsplitsing naar deelsystemen maakt zichtbaar hoe stroomafwaarts de Floristische kwaliteit van Strang, plas en sloot toeneemt, terwijl Dynamische ruigte afheemt. Zand- en grindstrand en Stroomdalgrasland zijn het best ontwikkeld langs de Grensmaas. Hardhoutooibos is vrijwel alleen te vinden langs de Gestuwde Maas. De Getijde-beinvloede Maas wordt gekenmerkt door een groot aandeel Strang, plas en sloot en Buitendijks grasland. Het verschil tussen beide gebruikscategorieen is gering; binnen natuurgebieden en natuurontwikkelingsgebieden zijn vrijwel alle ecosysteemtypen iets beter ontwikkeld. De resultaten worden hier verder aan de hand van de afzonderlijke ecosysteemtypen besproken. Strang, plas en sloot Dit ecosysteemtype wordt gekarakteriseerd door Smalle waterpest (Elodea nuttallii), Veelwortelig kroos (Spirodela polyrhiza), Tenger fonteinkruid (Potamogeton pusillus), Gele plomp (Nuphar luted), Holpijp (Equisetum fluvialile), Slanke waterweegbree (Alisma lanceolatum), Zwanebloem (Butomus umbellatus) en Puntkroos (Lemna trisulca). Langs de Grensmaas ontbreekt het type. De best ontwikkelde situaties komen voor langs de Getijde-beinvloede Maas. Dit hangt samen met het ontbreken van sloten en kleine wateren langs de Grensmaas en de soms ruime aanwezigheid ervan langs de Getijde-be'invloede Maas (Bergsche Maas). Soorten die langs de Bergsche Maas zijn aangetroffen zijn Grof hoornblad (Ceratophyllum demersum), Watergentiaan (Nymphoides peltata), Glanzig fonteinkruid (Potamogeton lucens), Pijlkruid (Sagittaria sagittifolia), Mattenbies (Schoenoplectus lacustris), Kikkerbeet (Hydrocharis morsus-ranae) en Aarvederkruid (Myriophyllum spicatum).
34
Maas (n = 88)
I 1
Strang, plas en sloot
• afwezig/siecht
Slikkige oever
O matig
Z a n d - e n grindstrand
Bgoed
Buitendijks grasland
~zeergoed
Stroomdalgrasland Rivierduingrasland Brak/zilt grasland Getijderuigte Dynamische ruigte Moeras/oeverruigte Zachthoutooibos Hardhoutooibos 100%
I
Grensmaas (n = 20)
G e s t u w d e Maas (n = 49)
Maas, agrarisch e.d. (n=51)
Maas, natuur (n = 37)
Getijde-beinvloede Maas (n=19)
Strang, plas en sloot Slikkige oever Z a n d - en grindstrand Buitendijks grasland
1
Stroomdalgrasland Rivierduingrasland Brak/zilt grasland Getijderuigte Dynamische ruigte Moeras/oeverruigte Zachthoutooibos Hardhoutooibos
I
Strang, plas en sloot Slikkige oever
Zand- en grindstrand Buitendijks grasland Stroomdalgrasland Rivierduingrasland Brak/zilt grasland Getijderuigte Dynamische ruigte Moeras/oeverruigte Zachthoutooibos Hardhoutooibos
Figuur 8 : F l o r i s t i s c h e K w a l i t e i t v a n d e o e v e r s l a n g s d e M a a s . G e g e v e n s v a n 1 9 9 6 e n 1 9 9 7 . V a n i e d e r e k l a s s e is h e t a a n d e e l (in %) b i n n e n e e n s t e e k p r o e f v a n k m - h o k k e n w e e r g e g e v e n . B i n n e n het w i t t e d e e l v a n d e f i g u r e n zijn d e e c o s y s t e e m t y p e n a f w e z i g o f s l e c h t o n t w i k k e l d . Bron: Floristisch meetnet oevers zoete rijkswateren, FLORON 1 9 9 7 .
Slikkige oever Karakteristieke soorten van Slikkige oever zijn Blaartrekkende boterbloem (Ranunculus sceleratus), Beekpunge (Veronica beccabunga), Blauwe waterereprijs (Veronica anagallis-aquatica), Rijstgras (Leersia oryzoides), Knikkend tandzaad (Bidens cernua), Witte waterkers (Rorippa nasturtium-aquaticum) en Rode Waterereprijs (Veronica catenata). Slikkige oever is binnen natuurgebieden beter ontwikkeld dan in agrarisch gebied en komt in een aantal concentraties voor langs de Maas. Slikkige oevers komen voor in rustige situaties; de rivieroevers zelf zijn (m.n. door golfslag) meestal te dynamisch. Het ecosysteemtype komt dan ook vooral voor langs plassen en sloten. Langs gestuwde trajecten met weinig scheepvaart (weinig stroming, weinig golfslag) is lokaal ook Slikkige oever langs de Maas zelf aangetroffen, vooral in binnenbochten. Langs de Gestuwde Maas zijn bijna overal de oevers verstevigd met basalt en/of stortsteen zodat hier weinig slikkige oevers langs de rivier zelf te vinden zijn. Goed tot zeer goed ontwikkelde Slikkige oevers met soorten als Bruin Cypergras (Cyperus fuscus,) Naaldwaterbies (Eleocharis acicularis), Stomp vlotgras (Glyceria notata) en Rijstgras (Leersia oryzoides) zijn aangetroffen in het Maasplassen gebied tussen Maasbracht en Roermond. Verder komen Slikkige oevers goed ontwikkeld voor langs grindplassen langs de Grensmaas (Eijsder Beemden, Itteren) en langs sloten in de uiterwaarden van de Bergsche Maas. Beweiding is in het algemeen gunstig voor het ontstaan en de instandhouding van Slikkige oevers, omdat hierdoor de successie (o.a. naar ecosysteemtype Moeras/oeverruigte) wordt geremd. Zand- en grindstrand Dit ecosysteemtype is op een paar plaatsen langs de Grensmaas in matig ontwikkelde toestand aangetroffen. Veel voorkomende karakteristieke soorten zijn Bezemkruiskruid (Senecio inaequidens), Late stekelnoot (Xanthium strumarium), Engelse alant (Inula britannica) en Kleine leeuwenbek (Chaenorhinum minus). Slechts zelden worden meer dan e6n of twee van de karakteristieke soorten samen gevonden. Engelse alant is niet aangetroffen langs de Gestuwde Maas en de Late stekelnoot is niet aangetroffen langs de Getijde-beinvloede Maas. Zand- en grindstrand wordt in het algemeen onder meer dynamische omstandigheden aangetroffen dan Slikkige oever en is vooral te vinden nabij de hoofdstroom van de rivier. Factoren als golfslag, stroming en beweiding dragen bij aan instandhouding van het pioniermilieu. Buitendijks grasland Tot Buitendijks grasland worden de relatief laaggelegen vochtige graslanden gerekend. Karakteristieke soorten zijn bijvoorbeeld Tweerijige zegge (Carex disticha), Platte rus (Juncus compressus), Zeegroene rus (Juncus inflexus), Valse voszegge (Carex olrubae) en Echte koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi). Deze laatste soort ontbreekt langs de Grensmaas. Buitendijks grasland komt verspreid voor langs de deelsystemen, maar is niet gevonden langs de Gestuwde Maas tussen Lith en Grave en langs een groot deel van de Grensmaas. Het meest uitgebreid komt dit type voor langs de Getijde-beinvloede Maas, maar vrijwel overal in matig ontwikkelde toestand. Goed ontwikkeld Buitendijks grasland komt voor in 3 km-hokken met natuurgebieden of natuurontwikkelingsgebieden (Koningssteen, Maasweiden Arcen en Gansooiensche uiterwaard), met soorten als Wilde herfsttijloos (Colchicum autumnale), Rode ogentroost (Odontites vernus ssp. serotinus), Fraai duizendguldenkruid (Centaurium pulchellum), Grote pimpernel (Sanguisorba officinalis) en Aardbeiklaver (Trifolium fragiferum).
36
Stroomdalgrasland De soorten van het Stroomdalgrasland komen voor in de relatief hooggelegen graslanden, bijvoorbeeld op zavelige tot zandige oeverwallen en dijken. De volgende soorten zijn het meest aangetroffen: Heksenmelk (Euphorbia esula), Echte kruisdistel (Eryngium campestre), Gewone bermzegge (Carex spicala), Kraailook (Allium vineale), Kattedoorn (Ononis repens ssp. spinosa), Glad walstro (Galium mollugo), Knoopkruid (Centaurea jacea), Veldlathyrus (Lathyrus pratensis), Gewone margriet (Leucanthemum vulgare) en Groot streepzaad (Crepis biennis). Stroomdalgrasland komt verspreid langs de Maas voor (figuur 9), hoewel het merendeels om matig ontwikkelde situaties gaat. Langs de Bergsche Maas ontbreekt het type. De Floristische Kwaliteit is langs de Grensmaas het hoogst, met name in natuurhokken. Bij een hoge Floristische Kwaliteit komen langs de Gestuwde Maas en de Grensmaas naast de bovengenoemde soorten ook Rapunzelklokje (Campanula rapunculus), Beemdkroon (Knautia arvensis), Kleine pimpernel (Sanguisorba minor), Wilde marjolein (Origanum vulgare) en Uzerhard (Verbena officinalis) voor. Sikkelklaver (Medicago falcata), Geoorde zuring (Rumex thyrsiflora), Handjesgras (Cynodon dactylori) en Kweekdravik (Bromopsis inermis) zijn vrijwel beperkt tot de Getijde-beinvloede Maas. Rivierduingrasland Algemene karakteristieke soorten voor Rivierduingrasland, het grasland op de minst overstroomde en meest zandige delen van het winterbed, zijn Akkerhoornbloem (Cerastium arvense), Geel walstro (Galium verum), Knolboterbloem (Ranunculus bulbosus), Kleine bevernel (Pimpinella saxifraga), Zacht vetkruid (Sedum sexangidare), Zandzegge (Carex arenaria) en Handjesgras (Cynodon dactylori). Het type ontbreekt langs de Grensmaas. Langs de Getijde-beinvloede Maas komt het vooral matig ontwikkeld voor, terwijl langs de Gestuwde Maas ook goed tot zeer goed ontwikkelde situaties voorkomen, met name in het traject tussen Oeffelt en Mook. Het betreft o.a. km-hokken met delen van de natuurreservaten Oeffelter meent, Maasbeemden Arcen en Rivierduintjes. Hier zijn soorten als Kruipend stalkruid (Ononis repens ssp. repens), Ruw vergeet-mij-nietje (Myosotis ramosissima), Stijf vergeet-mij-nietje (Myosotis striad), Tripmadam (Sedum reflexum), Gestreepte klaver (Trifolium striatum), Grote tijm (Thymus pulegioides), Voorjaarsganzerik (Potentilla verna) en Lathyruswikke (Vicia lathyroides) aangetroffen. Brak/zilt grasland Karakteristieke soorten voor Brak/zilt grasland zijn er nauwelijks aangetroffen langs de Maas. Op enkele plekken waar van gepekelde wegen afstromend water zich ophoopt (in bermen en onder viaducten) is Stomp kweldergras (Puccinellia ssp. distans) aangetroffen.
37
Stroomdalgrasland a afwezig/slecht matig • goed • zeer goed
Figuur 9: Verspreiding en Floristische Kwaliteit van Stroomdalgrasland langs de Maas. Bron: Floristisch meetnet oevers zoete rijkswateren, FLORON 1997
Getijderuigte Getijderuigte is een ecosysteemtype met weinig karakteristieke soorten van het zoetwatergetijdegebied. Het is niet langs de Maas gevonden. Toch komen enkele karakteristieke soorten, zoals Heen (Bolboschoenus maritimus), Ruwe bies (Schoenoplectus tabernaemontani) en Bittere veldkers (Cardamine amara), verspreid en in kleine aantallen voor langs een groot deel van de Maas. Een van de karakteristieke soorten die in Nederland beperkt is tot gebied met getijde-invloed is Driekantige bies (Schoenoplectus triqueter). Deze soort is op een plek langs de Getijde-beinvloede Maas aangetroffen. Dynamische ruigte De Dynamische ruigte ligt hoger op de oever dan ecosysteemtype Moeras/oeverruigte; helofyten ontbreken. Langs de Maas wordt de Dynamische ruigte gekarakteriseerd door de volgende soorten: Grote kattestaart (Lythrum salicaria), Moerasandoorn (Stachys palustris), Wilde bertram (Achillea ptarmica), Poelruit (Thalictrum flavum), Moerasspirea (Filipendula ulmaria), Echte valeriaan (Valeriana officinalis), Grote wederik (Lysimachia vulgaris), Koninginnenkruid (Eupatorium cannabinum), Groot warkruid (Cuscuta europaea), Watermuur (Stellaria aquatica) en Zwarte mosterd (Brassica nigra). Dynamische ruigte is het best ontwikkeld langs de Grensmaas en het minst langs de Getijdebeinvloede Maas. Veel warmteminnende soorten van droge ruigten, die langs de Grensmaas en langs het zuidelijk deel van de Gestuwde Maas algemeen voorkomen, ontbreken benedenstrooms of zijn daar veel minder algemeen. Het gaat hier om soorten als Bosrank (Clematis vitalba), Slangekruid (Echium vulgare), Bilzekruid (Hyoscyamus niger), Wilde reseda (Reseda luted), Wouw (Reseda luteola), Kleine kaardenbol (Dipsacus pilosus), Maasraket (Sisymbrium austriacum), Zwarte toorts (Verbascum nigrum), Stalkaars (Verbascum densiflorum) en Zeepkruid (Saponaria officinalis). De hoge Floristische Kwaliteit langs de Grensmaas kan voor een deel verklaard worden uit het ontbreken van beweiding op de taluds langs de Grensmaas (te steil, grote keien etc.). Een intensief beheer is negatief voor de ontwikkeling van soortenrijke ruigten. Bij extensieve begrazing met Koniks en/of Galloways, zoals gebruikelijk binnen natuurgebieden en natuurontwikkelingsgebieden, kan Dynamische ruigte zich wel ontwikkelen. Dit is bijvoorbeeld het geval langs de Grensmaas in de Eijsder beemden en de Dilkensweerd. Moeras/oeverruigte Moeras/oeverruigte komt verspreid voor en is hooguit matig ontwikkeld. Deze matige ontwikkeling houdt verband met de veelal steile oevers en de hoge hydrodynamiek. Langs het niet gestuwde deel van de Grensmaas is het daarom het minst goed ontwikkeld. Scherpe zegge (Carex acuta), Gele lis (Iris pseudacorus), Kalmoes (Acorus calamus), Grote lisdodde (Typha latifolia), Moerasspirea (Filipendula ulmaria), Grote wederik (Lysimachia vulgaris) en Moerasbeemdgras (Poa palustris) zijn de meest algemene karakteristieke soorten. In matig ontwikkelde situaties komen soorten voor als Zeebies (Bolboschoenus maritimus), Bosbies (Scirpus sylvaticus), Zwanebloem (Butomus umbellatus) en Gevleugeld helmkruid (Scrophularia umbrosa). Grote watereppe (Sium latifolium), Mattenbies (Schoenoplectus lacustris), Moeraskruiskruid (Senecio paludosus) en Zeegroene muur (Stellaria palustris) zijn alleen langs de Gestuwde - en de Getijde-beinvloede Maas aangetroffen.
39
Beweiding heeft grote invloed op de soortensamenstelling van dit ecosysteemtype. Bij intensieve beweiding van oevers worden alleen nog de minder smakelijke soorten (bijvoorbeeld Kalmoes) aangetroffen. Zachthoutooibos De meest aangetroffen karakteristieke soorten voor Zachthoutooibos zijn Schietwilg (Salbe alba), Katwilg (Salix viminalis), Amandelwilg (Salix triandra) en Kraakwilg (Salix fragilis). Meestal zijn de bovengenoemde wilgensoorten verspreid aangetroffen langs de rivieroevers. Slechts zelden , bijvoorbeeld langs de oevers van plassen, komen stroken opgaand wilgenbos voor. Opgaand wilgenbos van enige omvang is (althans in de steekproef) niet aangetroffen. Zachthoutooibos is vrijwel overal langs de Maas slecht ontwikkeld. Binnen het enige km-hok waar het ecosysteemtype Zachthoutooibos goed ontwikkeld voorkomt (Getijde-beinvloede Maas) ligt een stukje griend. Naast een aantal wilgensoorten zijn hier Reuzenzwenkgras (Festuca gigantea), Groot springzaad (Impatiens noli-tangere), Bloedzuring (Rumex sanguineus), Aartsengelwortel (Angelica archangelica) en Dotterbloem (Caltha palustris ssp. palustris) aangetroffen. Hardhoutooibos Net als Zachthoutooibos is ook Hardhoutooibos niet als opgaand bos van enige omvang waargenomen. De karakteristieke soorten worden ofwel verspreid hoog op de oevers, ofwel in heggen in de uiterwaarden of in vrij smalle stroken opgaand bos op de overgang tussen de hogere zandgronden en het Maasdal aangetroffen. Veel voorkomende karakteristieke soorten van Hardhoutooibos zijn Eenstijlige meidoom (Crataegus monogyna), Gewone es (Fraxinus excelsior), Rode kornoelje (Cornus sanguined), Spaanse aak (Acer campestre), Bosrank (Clematis vitalba), Iep (Ulmus spp.), Wilde kardinaalsmuts (Euonymus europaeus) en Heggenrank (Bryonia dioica). Hardhoutooibos is het best ontwikkeld langs de Gestuwde Maas, waar het in een concentratie voorkomt tussen Cuijk en Vierlingsbeek (figuur 10). In dit gebied, het Maasheggengebied, komen naast de algemene soorten ook Wegedoorn (Rhamnus cathartica), Tweestijlige meidoom (Crataegus laevigata), Gelderse roos (Viburnum opulus) en Gevlekte aronskelk (Arum maculatum) voor. In de bosstroken onderaan de helling van het Maasdal in de omgeving van Arcen zijn verder Stinkende ballote (Ballota nigra ssp. foetida), Maarts viooltje (Viola odorata), Gevlekte aronskelk (Arum maculatum) en Muskuskruid (Adoxa moschatellina) aangetroffen. Bij Linne is in een vergelijkbare bosstrook Vingerhelmbloem (Corydalis solida) aangetroffen.
40
€
Hardhoutooibos: a afwezig/slecht matig • goed • zeer goed
DO
'a D
Figuur 10: Verspreiding en Floristische Kwaliteit van Hardhoutooibos langs de Maas. Bron: Floristisch meetnet oevers zoete rijkswateren, FLORON 1997
6.5 Resultaten Randmeren Een overzicht van de Floristische Kwaliteit van de Randmeren wordt weergegeven in figuur 11. In deze figuur wordt het aandeel waarmee de klassen binnen (delen van) de steekproef voorkomen aangegeven. De steekproefgrootte is boven de grafische weergave van iedere groep van km-hokken aangegeven (n=..). De gepresenteerde gegevens zijn gecorrigeerd voor over- of ondervertegenwoordiging van strata in de steekproef (bijlage 3). Ten overvloede zij vermeld dat het gaat om gegevens uit een steekproef van km-hokken. Het ontbreken van een ecosysteemtype in de figuren betekent dus alleen dat het type ontbreekt in de steekproef. In figuur 11 is te zien dat Buitendijks grasland en Moeras/oeverruigte de meest algemeen voorkomende ecosysteemtypen zijn langs de Randmeren. De andere ecosysteemtypen zijn zeldzaam en komen vrijwel alleen matig ontwikkeld voor. De uitsplitsing naar deelsystemen geeft aan dat Moeras/oeverruigte en Strang, plas en sloot vooral langs het Ketelmeer goed ontwikkeld zijn. Buitendijks grasland is het best ontwikkeld langs de Randmeren-Oost. Langs de Randmeren-Zuid is Buitendijks grasland zeldzaam, maar waar aanwezig van goede tot zeer goede kwaliteit. Het verschil tussen beide gebruikscategorieen is vrij opvallend; binnen natuurgebieden en natuurontwikkelingsgebieden zijn alle ecosysteemtypen beter ontwikkeld. De resultaten worden hier verder aan de hand van de afzonderlijke ecosysteemtypen besproken. Strang, plas en sloot Buitendijks komen langs de Randmeren aan de nieuwelandszijde geen sloten of plassen voor. Dit ecosysteemtype is dan ook in hoofdzaak aan de oudelandszijde aangetroffen. De meest algemene soorten zijn Veelwortelig kroos (Spirodela polyrhiza), Smalle waterpest (Elodea nuttallii), Zwanebloem (Butomus umbellatus), Mattenbies (Schoenoplectus lacustris), Kikkerbeet (Hydrocharis morsus-ranae), Slanke waterweegbree (Alisma lanceolatum) en Puntkroos (Lemna trisulca). Goed ontwikkelde situaties zijn gevonden langs het Zwarte Meer (Barsbeker Buitenpolder en Kampereiland). Relatief hoge waarden voor de Floristische Kwaliteit worden langs de overige Randmeren gevonden op plaatsen waar een beek of wetering in de Randmeren uitmond. Een op het eerste gezicht vrij saai dijkhok langs het Ketelmeer haalde toch nog een matige Floristische Kwaliteit. Tussen de stortstenen en de dijkvoet zijn hier Zwanebloem (in grote aantallen) en verschillende waterplanten zoals Zannichellia en Rivierfonteinkruid (Potamogeton nodosus) aangetroffen. Slikkige oever De meest aangetroffen soorten uit dit ecosysteemtype zijn Blaartrekkende boterbloem (Ranunculus sceleratus), Moerasandijvie (Tephroseris palustris), Beekpunge (Veronica beccabunga), Rode waterereprijs (Veronica catenata) en Knikkend tandzaad (Bidens cernua). In alle deelsystemen is dit type zeldzaam, terwijl alleen matig ontwikkelde situaties voorkomen. Het type komt vooral voor aan de oudelandszijde van de Randmeren en ontbreekt langs harde oevers.
42
I i
Randmeren In = 52) Strang, plas en sloot
• afwezig/slecht
Slikkige oever
~ matig
Zand- en grindstrand
• goed
H
Buitendijks grasland Stroomdalgrasland
• zeer goed
Rivierduingrasland Brak/zilt grasland Getijderuigte Dynamische ruigte Moeras/oeverruigte Zachthoutooibos Hardhoutooibos
4° 100%
0
I f
Ketelmeer (n=16)
Randmeren-Zuid (n = 13)
Randmeren, agrarisch e.d. (n = 29)
Randmeren, natuur (n = 23)
Randmeren-Oost (n = 23)
Strang, plas en sloot Slikkige oever Zand- en grindstrand Buitendijks grasland Stroomdalgrasland Rivierduingrasland Brak/zilt grasland Getijderuigte Dynamische ruigte Moeras/oeverruigte Zachthoutooibos Hardhoutooibos
I 1
Strang, plas en sloot
Slikkige oever
Zand- en grindstrand Buitendijks grasland Stroomdalgrasland Rivierduingrasland Brak/zilt grasland
Getijderuigte Dynamische ruigte
Moeras/oeverruigte Zachthoutooibos Hardhoutooibos
Figuur 1 1 : Floristische kwaliteit v a n de oevers langs de Randmeren in 1 9 9 7 . Van iedere klasse is het aandeel (in %) binnen een steekproef van km-hokken weergegeven. Binnen het witte deel van de figuren zijn de ecosysteemtypen afwezig of slecht ontwikkeld. Bron: Floristisch meetnet oevers zoete rijkswateren, FLORON 1 9 9 7 .
Zand- en grindstrand Dit type is niet gevonden langs de Randmeren. Van de karakteristieke soorten zijn alleen Zeegroene ganzenvoet (Chenopodium glaucum), Smal vlieszaad (Corispermum intermedium) en Zandhaver (Leymus arenarius) aangetroffen. Buitendijks grasland Het ecosysteemtype Buitendijks grasland wordt aangetroffen op (wissel)vochtige, meestal basische omstandigheden. Onder relatief voedselrijke omstandigheden zijn soorten voor als Tweerijige zegge (Carex disticha), Dotterbloem (Caltha palustris), Valse voszegge (Carex otrubae), Zeegroene rus (Juncus inflexus), Echte koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi), Waterkruiskruid (Senecio aquaticus) en Gevleugeld hertshooi (Hypericum tetrapterum) karakteristiek; onder voedselarmere omstandigheden soorten als Fraai duizendguldenkruid (Centaurium pulchellum), Rietorchis (Dactylorhiza majalis ssp. praetermissa), Geelhartje (Linum catharticum), Sierlijke vetmuur (Sagina nodosa) en Zeegroene zegge (Carex flacca). Het type is relatief veel gevonden langs de Oostelijke Randmeren (figuur 12). De hoogste Floristische Kwaliteit is te vinden in natuurterreinen aan de nieuwelandszijde. Hier komen zowel soorten uit de wat voedselrijkere graslanden (dotterbloemgraslanden) als soorten uit de voedselarmere (duinvalleiachtige) vegetaties op opgespoten kalkrijk (schelphoudend) zand voor. Aan de oudelandszijde ontbreken de meer voedselarme graslanden nagenoeg helemaal. Stroomdalgrasland Stroomdalgrasland is langs de Randmeren alleen slecht ontwikkeld gevonden. Van de karakteristieke soorten zijn Kraailook (Allium vineale), Pastinaak (Pastinaca sativa), Kamgras (Cynosurus cristata), Knoopkruid (Centaurea jacea) en Echte kruisdistel (Eryngium campestre) het meest algemeen. Rivierduingrasland Rivierduingrasland ontbreekt langs de Randmeren. Op enkele plekken zoals de hogere delen van de opgespoten recreatiestranden (i.h.a. nieuwelandszijde) en daar waar de stuwwal van het Gooi aan het Gooimeer grenst komen open pioniervegetaties op droge, niet te zure, zandige bodems. Hier komen enkele karakteristieke soorten van Rivierduingrasland voor, zoals Zandzegge (Carex arenaria), Akkerhoornbloem (Cerastium arvense), Zwenkdravik (Anisantha tectorum), Zanddoddengras (Phleum arenarium) en Ruw vergeet-mij-nietje (Myosotis ramosissima). Brak/zilt grasland Brak/zilt grasland komt niet langs de Randmeren voor. Er zijn van dit ecosysteemtype slechts enkele karakteristieke soorten aangetroffen: Slanke waterbies (Eleocharis uniglumis), Hertshoornweegbree (Plantago coronopus), Zilte zegge (Carex distans), Behaarde boterbloem (Ranunculus sardous), Zilte rus (Juncus gerardi) en Gesteelde zannichellia (Zannichellia palustris ssp. pedicellata). Slanke waterbies is het meest aangetroffen; dit is de enige karakteristieke soort die in alle drie de deelsystemen is aangetroffen (langs het KetelmeerZwarte Meer zeer weinig). De laatste drie soorten zijn alleen langs de Zuidelijke Randmeren aangetroffen.
44
Figuur 12: Verspreiding en Floristische Kwaliteit van Buitendijks grasland langs de Randmeren. Bron: Floristisch meetnet oevers zoete rijkswateren, FLORON 1997.
Moeras/oeverruigte: n afwezig/slecht matig • goed • zeer goed Figuur 13: Verspreiding en Floristische Kwaliteit van Moeras/oeverruigte langs de Randmeren. Bron: Floristisch meetnet oevers zoete rijkswateren, FLORON 1997.
Getijderuigte Dit ecosysteemtype is niet aangetroffen langs de Randmeren. Twee karakteristieke soorten, Zeebies (Bolboschoenus maritimus) en Ruwe bies (Schoenoplectus tabernaemontani), zijn wel algemeen. Dynamische ruigte Algemene karakteristieke soorten van Dynamische ruigten zijn Koninginnenkruid (Eupatorium cannabinum), Moerasandoorn (Stachys palustris), Echte valeriaan (Valeriana officinalis), Kattestaart (Lythrum salicaria) Moerasmelkdistel (Sonchus palustris) en Grote engelwortel (Angelica archangelica). Het gaat om ruigten die zich ontwikkelen op plekken, waar door periodieke overstromingen of aanspoeling slib of organische materiaal wordt afgezet. Er is weinig verschil tussen de deelsystemen. Aan de oudelandszijde van het Drontermeer, Wolderwijd en Gooimeer komt dit type plaatselijk matig ontwikkeld voor. Langs het Ketelmeer is dit ecosysteemtype matig of goed ontwikkeld op een strekdam bij Ramspol. Hier is Dynamische ruigte komen soorten voor als Rivierkruiskruid (Senecio fluviatilis) en Peperkers (Lepidium latifolium). Moeras/oeverruigte Veel aangetroffen soorten uit dit ecosysteemtype zijn Gele lis (Iris pseudacorus), Heen (Bolboschoenus maritimus), Moerasspirea (Filipendula ulmaria), Oeverzegge (Carex riparia), Pluimzegge (Carex paniculata), Grote lisdodde (Typha latifolia), Kleine lisdodde (Typha angustifolia), Grote egelskop (Sparganium erectum), Zeebies (Bolboschoenus maritimus) en Ruwe bies (Schoenoplectus tabernaemontani). Langs de Oostelijke Randmeren en het Ketelmeer is het type op veel plaatsen aanwezig; hier komen ook zeer goed ontwikkelde situaties voor (figuur 13). Langs de Zuidelijke Randmeren is het beduidend minder goed ontwikkeld. Ook bij dit ecosysteemtype wordt de hoogste Floristische Kwaliteit gevonden aan de oudelandszijde. Goed tot zeer goed ontwikkeld is dit ecosysteemtype in hokken langs het Veluwemeer en het Zwarte Meer waar brede (plaatselijk gemaaide) rietmoerassen voorkomen. Naast bovengenoemde algemene soorten zijn hier ook minder algemene soorten als Waterscheerling (Cicuta virosa), Melkeppe (Peucedanum palustre), Moeraswederik (Lysimachia thyrsiflora), Zeegroene muur (Stellaria palustris), Pijptorkruid (Oenanthe fistulosa), Gevleugeld helmkruid (Scrophularia umbrosa) en Hennegras (Calamagrostis canescens) aangetroffen. Ook langs het Drontermeer en plaatselijk langs Gooi- en Eemmeer (Gooimeerkust, Stichtse brug) komt dit type goed ontwikkeld voor. Zachthoutooibos Karakteristieke soorten voor Zachthoutooibos die veel langs de Randmeren zijn aangetroffen zijn Schietwilg (Salti alba), Katwilg (Salix viminalis), Amandelwilg (Salix triandra), Gewone dotterbloem (Caltha palustris), Pluimzegge (Carex paniculata). Hop (Humulus lupulus) en Bloedzuring (Rumex sanguineus). De wilgenbossen langs de Randmeren groeien onder veel minder dynamische omstandigheden dan de zachmoutooibossen langs rivieren. Plaatselijk duiden soorten als Zwarte els (Alnus glutinosa) en Elzenzegge (Carex elongata) dan ook op een ontwikkeling richting Elzenbroekbos. Het Zachthoutooibos komt meestal voor in relatief smalle stroken langs de oevers van zowel de oudelandszijde als de nieuwelandszijde. Het is hoogstens matig ontwikkeld aangetroffen.
46
Hardhoutooibos Hardhoutooibos ontbreekt langs de Randmeren. De voor Hardhoutooibos karakteristieke bomen en struiken zoals Gewone es (Fraxinus excelsior), Eenstijlige meidoom (Crataegus monogyna), Spaanse aak (Acer campestre), Iep (Ulmus spp.), Rode kornoelje (Cornus sanguined) en Gelderse roos (Viburnum opulus) komen verspreid voor, maar blijken op veel plaatsen langs de Randmeren aangeplant te zijn. Er zijn slechts enkele kruidachtige (spontane) karakteristieke soorten aangetroffen zoals Robertskruid (Geranium robertianum) en Hondstarwegras (Elymus caninus). 6.6 Invloed herbezoek Bij een extra bezoek aan een km-hok worden in het algemeen nieuwe - nog niet eerder gevonden - soorten worden aangetroffen. Het is dan ook praktisch onmogelijk om een kmhok echt volledig te inventariseren. De noodzaak een km-hok nogmaals te bezoeken is vooral een kwestie van afweging tussen de extra inspanning en de extra informatie over presentie en abundantie van soorten. Binnen het Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren worden alle hokken in principe eenmaal in de zomer bezocht (hoofdbezoek). Bij dit bezoek wordt het hele hok doorkruist en worden alle biotopen bezocht. Er is daarbij extra aandacht voor biotopen waar aanvullende soorten kunnen worden verwacht. Tijdens het hoofdbezoek wordt een inschatting gemaakt van de noodzaak van een extra bezoek in de nazomer (herbezoek). Bij deze inschatting speelt aanwezigheid van oeverecosystemen met een late ontwikkeling, zoals pionieroevers en wateren, een grote rol. Bij het aantreffen van kort voor het hoofdbezoek gemaaide graslandpercelen is ook wel rekening gehouden met een verhoogde trefkans van graslandsoorten in het naseizoen na hergroei van de vegetatie. Om een idee te geven van het effect van een herbezoek zijn 5 km-hokken geselecteerd die minimaal 2 maanden na het hoofdbezoek zijn herbezocht. Bij het herbezoek aan deze hokken zijn alle nieuw aangetroffen soorten apart aangestreept. De bijdrage van deze nieuwe soorten aan de uiteindelijke Floristische Kwaliteit is te zien in figuur 14. De ecosysteemtypen Slikkige oever, Zand- en grindstrand, Buitendijks grasland en Strang, plas en sloot zijn na het herbezoek duidelijk beter vertegenwoordigd. Voor Zachthoutooibos en Hardhoutooibos heeft een herbezoek weinig zin. Van hokken die bewust niet zijn herbezocht zijn geen kwantitatieve gegevens over de mogelijke bijdrage van een herbezoek aan de Floristische Kwaliteit. De ervaring leert echter dat een herbezoek daar niet veel nieuwe soorten oplevert.
47
70
60
CO
-10
30
20
10
as en Q.
oi c
2
! 8 8. 5 <> /
T3 C CQ
8
grinds
g
To
c ID
I
c?
2
I
5
?
o £
ra I
1
Figuur 14: De bijdrage van het herbezoek op de Floristische Kwaliteit van de ecosysteemtypen in 1997. Het aandeel van deze bijdrage op de totale Floristische Kwaliteit (in %) is aangegeven op de verticale as. De grafiek is gebaseerd op gesommeerde gegevens van hoofdbezoek (inch voorjaarsbezoek) en herbezoek (in September) van 5 km-hokken.
6.7 Relatie ecotopen In 1996 is een ecotopenkartering (1:10.000) van Usselmeer, Markermeer en Maas uitgevoerd, welke in 1997 in digitale vorm is gepubliceerd (Rijkswaterstaat, in prep.). Binnen deze kartering zijn alle vlakvormige ecotopen opgenomen, evenals de lijnvormige ecotopen langs de oever (oeverlijnen), volgens de systematiek van Rijkswaterstaat (Wolfert, 1996). De Floristische Kwaliteit van ecosysteemtypen - zoals naar voren komt uit de analyses van het Floristisch Meetnet - kan in theorie worden gebruikt om de kwaliteit van de flora van ecotopen te bepalen. De gegevens uit de Ecotopenkartering en het Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren sluiten echter niet goed op elkaar aan. Het EcotopenGIS is een integrate kartering, terwijl het Floristisch Meetnet is gebaseerd op inventarisaties binnen een steekproef van km-hokken. Ecosysteemtypen als zodanig worden binnen het Floristisch Meetnet niet gekarteerd; de Floristische Kwaliteit wordt berekend aan de hand van de presentie en abundantie van de aangetroffen soorten. De meest directe koppeling tussen de gegevens van het Floristisch
48
Meetnet en de Ecotopenkaart is te realiseren door ze per km-hok met elkaar te confronteren. Deze koppeling is nog niet gerealiseerd. Er zijn alleen in globale zin uitspraken te doen over de verwachte uitkomsten van een dergelijke koppeling. In sommige gevallen lijkt de kwaliteit van vlakvormig ontwikkelde ecotopen goed te benaderen met de Floristische Kwaliteit, bijvoorbeeld bij ruigten. Toch komen ook situaties voor waarbij in een smalle lintvormige begroeiing het ecosysteemtype Dynamische ruigte goed ontwikkeld is, terwijl er geen vlakvormige ruigte-ecotopen voorkomen. Andere ecotopen en de gerelateerde ecosysteemtypen zijn zelfs overwegend lijnvormig ontwikkeld, bijvoorbeeld in het geval van slikkige en zandige pionieroevers. Wellicht is dan een koppeling met de oeverlijnen uit de ecotopenkartering zinvol. Het lijkt er op dat het ecotoop Stroomdalgrasland op de ecotopenkaart ondervertegenwoordigd is. De toewijzing van dit ecotoop is mede afhankelijk van de beschikbaarheid van gegevens over verspreiding van stroomdalvegetatie. Enkele vegetatievlakken met (tijdens het veldwerk gebleken) actuele stroomdalvegetatie van enige oppervlakte zijn hierdoor op de ecotopenkaart niet aan het ecotoop Stroomdalgrasland toegewezen. Als gevolg van deze ondervertegenwoordiging zijn er voor deze floristisch zo waardevolle graslanden slecht beperkte mogelijkheden om ecotoop met ecosysteemtype te koppelen. 6.8 Discussie Het berekenen van Floristische Kwaliteit is een goede manier om inzicht te krijgen in de mate van ontwikkeling van ecosystemen. Met behulp van de vastgestelde drempelwaarden vastgesteld is een ruimtelijke en kwantitatieve presentatie van de Floristische Kwaliteit van een watersysteem mogelijk. Evenals het door Witte & Van der Meijden (1995) ontwikkelde systeem geeft het een snel te interpreteren inzicht in verspreiding en mate van voorkomen van goed ontwikkelde ecosystemen. Het gebruik van meer dan alleen de presentie van soorten bij het bepalen van drempelwaarden voor Floristische Kwaliteit enerzijds en de soms grotere ecologische amplitude van ecosysteemtypen (t.o.v. ecotoopgroepen) maakt het overigens moeilijker om de consistentie van de drempelwaarden per ecosysteemtype te bepalen. Aangezien de klasse-indeling van de Floristische Kwaliteit geen rol speelt bij de tijdreeksanalyse van de meetnetgegevens is dit mogelijke nadeel beperkt in zijn effect. Drempelwaarden moeten niet worden verward met streefwaarden. Als een ecosysteemtype volgens de drempelwaarden in een watersysteem slecht ontwikkeld is, kan de streefwaarde voor het watersysteem al wel gehaald zijn, bijvoorbeeld omdat een betere ontwikkeling niet te realiseren is. Streefwaarden zijn nog niet bepaald, maar zijn wel essentieel om de relatie tussen de actuele en de gewenste toestand van een watersysteem te beoordelen. Bij de berekening van Floristische Kwaliteit worden voor alle watersystemen dezelfde soortgroepen per ecosysteemtype gehanteerd. Dit is ecologisch gezien correcter, terwijl de berekeningen doorzichtiger worden. De Floristische Kwaliteit zal eenmalig en dan definitief opnieuw moeten worden berekend. Er wordt voorgesteld dit te doen na afronding van de eerste ronde in 1999. Er kan dan een nieuwe, actuelere natuurwaarde worden berekend op basis van een binnenkort samen te stellen nieuwe Rode Lijst. Bovendien is het dan mogelijk om de soortgroepen van alle ecosysteemtypen te evalueren en eventueel bij te stellen. Na een herberekening van de Floristische Kwaliteit moeten ook de drempels opnieuw worden vastgesteld.
49
Tijdens het hoofdbezoek wordt ingeschat of een herbezoek in het naseizoen nodig is. Een herbezoek blijkt van grote invloed te kunnen zijn op de Floristische Kwaliteit van ecosystemen met een late ontwikkeling. De relatie tussen Floristische Kwaliteit en de Ecotopenkaart verdient extra aandacht, zodat duidelijk wordt in hoeverre Floristische Kwaliteit kan worden gebruikt om de kwaliteit van de flora van ecotopen te beoordelen. Ook moet worden onderzocht in hoeverre het voorkomen van een ecotoop (van een bepaalde oppervlakte) een voorspellende waarde heeft voor de Floristische Kwaliteit van een ecosysteemtype.
50
7 Analyse Milieukwaliteit 7.1 Inleiding Planten zijn indicatoren voor de heersende milieu-omstandigheden in een gebied: is het er droog of nat, zuur of basisch, brak of zoet? Van dergelijke indicatiewaarden kan gebruik worden gemaakt bij de bepaling van de toestand ten aanzien van een bepaald milieuUiema. Met betrekking tot de oeverflora van de zoete rijkswateren gaat daarbij de aandacht uit naar de thema's klimaatsverandering, verzoeting/verzilting, vermesting, beheer/inrichting en verruiging. Verschuivingen in de presentie of abundantie van plantensoorten met een bepaalde indicatiewaarde maken het mogelijk de veranderingen te volgen, zowel per locatie, als voor een (deel van een) watersysteem. De indicatiewaarde van plantensoorten wordt zo veel mogelijk bepaald aan de hand van de indeling van soorten in ecologische groepen (Runhaar et al, 1987; Groen et al, 1993) die is opgesteld op basis van de Nederlandse situatie. Deze indeling voorziet niet in indicatiewaarden voor klimaatsverandering; hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenoemde Ellenbergwaarden (Ellenberg, 1979), die op Midden-Europa betrekking hebben. 7.2 Berekening Tamis & Groen (1996) stellen voor een milieugetal te berekenen als de naar abundantie gewogen gemiddelde indicatiewaarde. Die index heeft als nadeel dat er eigenlijk van uit wordt gegaan dat de indicatiewaarden op een intervalschaal liggen. Een intervalschaal impliceert dat het verschil tussen bijvoorbeeld indicatiewaarde 1 en 2 even groot is als tussen waarde 6 en 7. De door Runhaar et al. en Ellenberg gehanteerde indicatiewaarden geven echter geen intervallen, maar alleen een ordening weer. Van klassen op een ordinate schaal kan geen gewogen gemiddelde worden berekend. Daarom kiezen wij voor een enigszins andere berekeningswijze, die beter aansluit bij het werken met indicatiewaarden op een ordinate schaal. In de berekening wordt de verhouding in presentie en abundantie van de soorten aan de rechterzijde van de schaal (bijvoorbeeld klasse 7-9 uit tabel 10) vergeleken met de presentie en abundantie van alle voorkomende soorten, bijvoorbeeld het aandeel van soorten van voedselarme milieus in de totale soortensamenstelling. De algemene formule wordt dan:
Y^ABk MGj ~ ±±
Y.^Bi i-l
waarbij: MGJ: ABk: ABJ:
het milieugetal abundantie van soort k, waarvan de indicatie aan de rechterzijde van de indicatieschaal ligt abundantie van soort i, waarvan de indicatiewaarde bekend is
51
De abundantie van een soort krijgt eenzelfde weegwaarde als in de formule voor de berekening van de Floristische Kwaliteit (hoofdstuk 6). In sommige gevallen is het meer voor de hand liggend om de gesommeerde abundanties van de soorten met een indicatiewaarde aan de linkerkant van de schaal (bijvoorbeeld klasse 1-3 uit tabel 10) te berekenen. De formule luidt dan:
MGj = I-**
Voor de volgende processen worden milieugetallen berekend. Klimaatsverandering Daarvoor kunnen twee indicatiegetallen van Ellenberg (1979) worden gebruikt, namelijk het Temperatuurgetal en de Continentaliteitsgetal. Beide zijn in 10 klassen onderverdeeld (tabel 10,11) en beide zijn beschikbaar voor ruim 1200 soorten van de Nederlandse flora. Het is op voorhand moeilijk te zeggen of het Temperatuurgetal (TG) beter geschikt is om veranderingen in het klimaat aan te geven dan het Continentaliteitsgetal (CG), en daarom worden beide berekend. Bij de bepaling van het Temperatuurgetal wordt het aandeel 'planten van warme tot extreem warme gebieden' (klasse 7-9) vergeleken met de abundantie van alle soorten, waarvoor een Temperatuurgetal bekend is. Bij de bepaling van het Continentaliteitsgetal wordt de abundantie van soorten in de klassen 5-7 in de teller genomen; de soorten met Continentaliteitsgetal 8 en 9 blijven buiten beschouwing, omdat dat vooral soorten van zoutvlakten betreft die in Nederland bijna zonder uitzondering langs de kust voorkomen. Het is niet goed mogelijk een verandering van Temperatuurgetal of Continentaliteitsgetal van een watersysteem te interpreteren in termen van "graden temperatuurverhoging". Naar verwachting is een temperatuurverandering bij een aantoonbare verandering in deze indexen eerder in de orde van graden dan in de orde van tienden van graden. Met behulp van de indexen is het naar verwachting wel mogelijk om aan te tonen dat er een relatie bestaat tussen een gemeten temperatuurverandering een verandering in de flora.
52
Tabel 10: Klassen Temperatuurgetal (Ellenberg, 1979). klasse
omschrijving
1
koude-plant
2
tussenvorm
3
planten koele gebieden
4
tussenvorm
5
planten matig warme gebieden
6
tussenvorm
7
planten warme gebieden
8
tussenvorm
9
planten extreem warme gebieden
X
indifferent
Tabel 11: Klassen Conunentaiiteitsgetal (Ellenberg, 1979). klasse
omschrijving
1
eu-oceanisch
2
oceanisch
3
tussenvorm
4
sub-oceanisch
5
intermediair
6
sub-conunentaal
7
tussenvorm
8
conunentaal
9
eu-continentaal
X
indifferent
53
Verzoeting/verzilting Bij het milieuthema verzoeting/verzilting wordt gebruik gemaakt van de saliniteitsindeling uit het ecotopensysteem (Runhaar et al, 1987). Het abundantieaandeel van zoete soorten wordt bepaald ten opzichte van de totale abundantie van alle soorten met een saliniteitsindeling. Aangezien we spreken over het Zoutgetal (ZG), wordt de tweede formule gehanteerd. De saliniteitsaanduiding voor een soort wordt bepaald uit de laagste en de hoogste saliniteitsklasse van de ecologische groepen waarbij de soort is ingedeeld. Een indeling bij bijvoorbeeld zoete en brakke ecologische groepen leidt tot de aanduiding 'zoet tot brak'. Soorten met een van zoet tot zilt uiteenlopende indeling worden als indifferent gekwalificeerd. In de saliniteitsaanduiding zijn 6 klassen te onderscheiden (tabel 12). Het Zoutgetal wordt alleen berekend voor soorten met de vochtklasse water, nat of nat tot vochtig (tabel 13). Alleen van deze soorten is te verwachten dat het saliniteitsgetal een relatie heeft met de waterkwaliteit van het oppervlakte- of grondwater. Het apart onderscheiden van een aquatisch compartiment is binnen het meetnet niet zinvol, omdat de waterplanten van het zomerbed niet in beschouwing worden genomen.
Tabel 12: Klassen saliniteit (Runhaar et al., 1987). klasse
omschrijving
0
indifferent
1
zoet
2
zoet-brak
3
brak
4
brak-zilt
5
zilt
Tabel 13: Klassen vochttoestand (Runhaar et al., 1987). klasse
ornschryving
0
indifferent
1
water
2
nat
3
nat tot vochtig
4
vochtig
5
vochtig tot droog
6
droog
54
Vermesting Bij het milieuthema vermesting wordt gebruik gemaakt van de voedselrijkdomindeling uit het ecotopensysteem. Het abundantieaandeel van voedselarme soorten wordt bepaald ten opzichte van de totale abundantie van alle soorten met een voedselrijkdomindeling. Aangezien we spreken over het Voedselrijkdomgetal VG, wordt de tweede formule gehanteerd. De bepaling van de voorkomende klassen is vergelijkbaar met die bij saliniteit (tabel 14); ecologische groepen van brakke en zilte omstandigheden en van stenige substraten worden buiten beschouwing gelaten, omdat daarvoor de voedselrijkdomindeling ontbreekt. Het Voedselrijkdomgetal wordt afzonderlijk berekend voor (grond)watergebonden soorten (VGn) en voor (grond)wateronafhankelijke soorten (VGd). Tot de eerste groep worden de soorten gerekend met een indeling bij de vochtklasse water, nat of nat tot vochtig (tabel 13). Bij de tweede groep worden de soorten gerekend met een indeling bij vochtig, vochtig tot droog of droog.
Tabel 14: Klassen voedselrijkdom (Runhaar el al., 1987).
klasse omschrijving 0
indifferent
1
voedselarm
2
voedselarm tot matig voedselrijk
3
matig voedselrijk
4
matig tot zeer voedselrijk
5
zeer voedselrijk
Beheer/inrichting De invloed van beheer en inrichting op de oevervegetatie kan worden gevolgd aan de hand van de Floristische Kwaliteit van een aantal afzonderlijke (grond)watergebonden ecosysteemtypen. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van het door Tamis en Groen (1996) voorgestelde Oevergetal OG, waarbij de Floristische Kwaliteit van alle (grond)watergebonden soorten tezamen wordt berekend. Aangezien het om een Floristische Kwaliteit gaat ligt het voor de hand de natuurwaarde in de berekening mee te wegen, en dus de formule uit hoofdstuk 6 te gebruiken, waarbij alle indicatiewaarden gelijk zijn aan 1,0. Verruiging Het RIZA stelt het op prijs over een maat te beschikken voor de verruiging van de oevervegetatie. Verruiging is echter een kenmerk van de vegetatiestructuur, dat zich nauwelijks laat uitdrukken aan de hand van floristische gegevens over de presentie van soorten en hun abundantie. Tijdens het veldwerk zijn wel de voorkomende soortenarme ruigten op kaart ingetekend. Er is echter nog geen procedure ontwikkeld om die informatie te gebruiken voor
55
de bepaling van een verruigingsgetal. Het ligt bovendien meer voor de hand om bij de bepaling van een verruigingsgetal gebruik te maken van luchtfoto-interpretaties. 7.3 Resultaten Maas De resultaten zijn samengevat in tabel 15. Alleen de gemiddelde waarde van een groep kmhokken is weergegeven. Aangezien een statistische analyse nog niet is uitgevoerd, zijn de uitspraken hieronder slechts indicatief.
Tabel 15: Gemiddelde Milieukwaliteiten van de geinventariseerde km-hokken per deelsysteem en gesplitst in gebruikstypen agrarisch en natuur. TG= Temperatuurgetal, CG= Continentaliteitsgetal, ZG= Zoutgetal, VG„= Voedselrijkdomgetal (nat), VG d = Voedselrijkdomgetal (droog), OG= Oevergetal, n = aantal hokken. Deelsysteem Maas (totaal) Grensmaas Gestuwde Maas Getijde-beinvloede Maas Maas - agrarisch, e.d. Maas - natuur
TG 0.07 0.08 0.06 0.06 0.07 0.06
CG 0.24 0.24 0.24 0.25 0.24 0.24
ZG 0.29 0.29 0.29 0.28 0.29 0.28
VG„ 0.79 0.80 0.78 0.82 0.79 0.79
VG,, 0.68 0.64 0.67 0.75 0.69 0.67
OG 51.1 48.3 49.3 58.8 48.2 55.1
" 88 20 49 19 51 37
Klimaatsverandering Er zijn geen duidelijke verschillen tussen deelsystemen te vinden wat betreft Temperatuurgetal (TG) en Continentaliteitsgetal (CG), met uitzondering van het Temperatuurgetal dat voor de Grensmaas iets hoger is dan bij de andere deelsystemen. Hierin komt het voorkomen langs de Grensmaas van meer warmteminnende, zuidelijke soorten tot uiting. De beide gebruikscategorieen natuur en agrarisch lijken nauwelijks te verschillen. Verzoeting/verzilting In het Zoutgetal is binnen het watersysteem weinig variatie te ontdekken. Opvallend is overigens wel de vergelijking met de Randmeren (dit rapport) en het Usselmeergebied (Ode et al., 1997). De Maas is op basis van de indicatiewaarden van planten duidelijk het meest zoete watersysteem. Overigens moet worden bedacht dat het hogere Zoutgetal langs de Randmeren en het Usselmeergebied grotendeels wordt veroorzaakt door het voorkomen van relictsoorten uit de zilte zuiderzeetijd.
56
Voedselrijkdomgetal (droog): 0.40-0.59 0.60-0.69 0.70-0.79 0.80-0.89 0.90-0.99
Figuur 15: Voedselrijkdom (droog) langs de Maas. Bron: Floristisch meetnet oevers zoete rijkswateren, FLORON 1997
Vermesting Het Voedselrijkdomgetal van het natte compartiment (VG nat) is het laagst langs de Gestuwde Maas, hetgeen mogelijk samenhangt met de aanwezigheid van zandige bodems en kwel. Het Voedselrijkdomgetal van het droge compartiment (VG droog) is vooral wat lager langs de Grensmaas en Gestuwde Maas bovenstrooms van Wijchen (figuur 15). Dit hangt samen met het voorkomen van minder voedselrijke, zandige of zavelige bodems in het drogere compartiment, zoals onbemeste rivierduinen en droge steilranden. Benedenstrooms van Wijchen overheersen bemeste landbouwgronden en is de droge voedselrijkdom op veel plaatsen hoger. Beheer/inrichting Het Oevergetal laat grote verschillen zien, net als bij de indexen voor Floristische Kwaliteit. De Getijde-beinvloede Maas valt op door een gemiddeld veel hoger Oevergetal. Bij de gebruikscategorie natuur is het Oevergetal hoger dan bij de gebruikscategorie agrarisch, hetgeen yerband houdt met een betere inrichting en een beter beheer. Op de kaart (figuur 16) is te zien dat er twee kernen zijn met een hogere oeverkwaliteit: het Maasplassengebied en de Bergsche Maas/Afgedamde Maas. In het Maasplassengebied zijn veel flauw verlopende oevers langs plassen aanwezig, langs de Bergsche Maas liggen uiterwaarden met veel sloten. In beide gevallen levert dat extra mogelijkheden op voor soorten die op de (veelal steile) oever van de hoofdstroom van de Maas geen plek vinden.
58
€
Oevergetal: a zeer laag laag • hoog • zeer hoog
Figuur 16: Verscheidenheid van (grond)watergebonden oeverplanten langs de Maas. Bron: Floristisch meetnet oevers zoete rijkswateren, FLORON 1997
7.4 Resultaten Randmeren De resultaten zijn samengevat in tabel 16. Alleen de gemiddelde waarde van een groep kmhokken is weergegeven. Aangezien een statistische analyse nog niet is uitgevoerd, zijn de uitspraken hieronder slechts indicatief.
Tabel 16: Gemiddelde Milieukwaliteiten van de geinventariseerde km-hokken per deelsysteem en gesplitst in gebruikstypen agrarisch en natuur. TG = Temperatuurgetal, CG= Continentaliteitsgetal, ZG= Zoutgetal, VG n = Voedselrijkdomgetal (nat), VG d = Voedselrijkdomgetal (droog), OG= Oevergetal, n = aantal hokken. IK'i-lsvsteem Randmeren (totaal) Ketelmeer Randmeren-Zuid Randmeren-Oost Randmeren - agrarisch, e.d. Randmeren - natuur
TG 0.05 0.05 0.05 0.06 0.05 0.06
CG 0.23 0.26 0.23 0.22 0.23 0.25
ZG 0.34 0.36 0.35 0.32 0.35 0.33
VGn 0.78 0.86 0.78 0.73 0.81 0.75
VGd 0.71 0.81 0.70 0.66 0.74 0.68
OG 50.8 50.2 41.5 56.5 44.8 58.3
n 52 16 13 23 29 23
Klimaatsverandering Er zijn geen duidelijke verschillen tussen deelsystemen binnen watersystemen te vinden wat betreft Temperatuurgetal (TG) en Continentaliteitsgetal (CG). Ook de gebruikscategorieen natuur en agrarisch lijken nauwelijks te verschillen. Verzoeting/verzilting Het Zoutgetal (ZG) is hoger dan langs de Maas. Dit houdt vooral verband met het voorkomen van relictvegetaties van brakke omstandigheden. De lage waarde voor de RandmerenOost houdt mogelijk verband met de aanwezigheid van (zoete) kwel uit de Veluwe. Ook het uitgemalen water uit Flevoland (gemaal Lovink) is relatief schoon door kwel vanuit de Veluwe in de polder.
60
Figuur 17: Voedselrijkdom (nat) langs de Randmeren. Bron: Floristisch meetnet oevers zoete rijkswateren, FLORON 1997.
Oevergetal: D zeer laag laag • hoog • zeer hoog Figuur 18: Verscheidenheid van (grond)watergebonden oeverplanten langs de Randmeren. Bron: Floristisch meetnet oevers zoete rijkswateren, FLORON 1997.
Vermesting Het Voedselrijkdomgetal van het natte compartiment (VG nat) is gemiddeld lager langs de Randmeren-Oost. Dit is ook te zien in figuur 17. Deze lage voedselrijkdom houdt mogelijk verband met de invloed van kwel- en beekwater op dit deelsysteem. Randmeren-Zuid staat onder invloed van het Markermeer en de Eem, terwijl het Ketelmeer vnl. gevoed wordt door de Ussel. Langs de Randmeren hebben natuurhokken gemiddeld een lager Voedselrijkdomgetal dan agrarische hokken. Dit verschil is te verklaren met de aanwezigheid van mesotrofe situaties in buitendijkse natuurterreinen, vooral aan de nieuwelandszijde. Bij het Voedselrijkdomgetal van het droge compartiment (VG droog) lijken binnen de Randmeren grote verschillen te bestaan. Het Ketelmeer heeft het hoogste gemiddelde door het vrijwel ontbreken van droge, zandige bodems. Langs Randmeren-Zuid en Randmeren-Oost komen wel voedselarmere droge bodems voor, hetgeen tot uiting komt in een lager Voedselrijkdomgetal. Beheer/inrichting De deelsystemen verschillen duidelijk wat betreft hun gemiddelde Oevergetal. Door een vrij groot aandeel harde oever is het Oevergetal langs de Randmeren-Zuid het laagst. Het valt verder op dat de oevers van natuurhokken een veel grotere verscheidenheid kennen dan agrarische hokken. Langs de Randmeren-Oost (met name Drontermeer) en het Zwarte Meer komen de meest soortenrijke situaties voor (figuur 18). Deze zijn voor een belangrijk deel beperkt tot de oudelandszijde. 7.5 Discussie Hoewel nog zonder statistische onderbouwing lijken er voor de meeste milieu-indicaties verschillen te bestaan tussen deelsystemen of gebruikscategorieen. Deze verschillen zijn bovendien vaak vrij goed te interpreteren. De bruikbaarheid van de milieugetallen is afhankelijk van hun gevoeligheid voor veranderingen en hun robuustheid ten opzichte van toevallige fluctuaties. De flora reageert niet altijd snel op veranderingen in het abiotische milieu. Dit is bijvoorbeeld goed te zien aan het Zoutgetal, dat voor voormalig zilte systemen nog steeds aangeeft dat er soorten van brakke omstandigheden voorkomen, terwijl waarschijnlijk vrijwel altijd sprake is van zoet oppervlaktewater en grondwater. Een index als het Oevergetal zal naar verwachting juist heel snel reageren op veranderingen in de inrichting. De meeste indexen voor Milieukwaliteit zijn net als in 1996 (Ode et al, 1997) anders berekend dan voorgesteld door Tamis & Groen (1996). Variantie-analyse bij gebruik van deze indexen is mogelijk minder eenvoudig dan door Tamis & Groen (1996) is aangegeven (mond.med. W. Tamis). Aangezien variantie-analyse pas over een paar jaar aan de orde is wordt dan bezien welke consequentie de alternatieve berekeningswijze van indexen heeft.
62
8. Schaduwmeetnet De 13 km-hokken van het schaduwmeetnet zijn nu tweemaal geinventariseerd, in 1996 en 1997. Vier van deze hokken zijn ook in de ontwerpfase van het meetnet (1995) geinventariseerd. Op basis van de Floristische Kwaliteit en Milieukwaliteit wordt hier kort ingegaan op de veranderingen in de tijd. Er zijn er nog niet voldoende mogelijkheden voor trend- of variantie-analyse, omdat de meetreeks nog te kort is. In figuur 19 en 20 is de Floristische Kwaliteit weergegeven van 13 km-hokken uit het schaduwmeetnet. In veel gevallen is te zien dat de Floristische Kwaliteit in opeenvolgende jaren in dezelfde orde van grootte blijft. Er zijn soms grote verschillen. Van een aantal ecosysteemtypen is bekend dat ze onbestendig zijn en van jaar op jaar sterk kunnen varieren in hun Floristische Kwaliteit: Slikkige oever, Zand- en grindstrand en Dynamische ruigte. De soorten van deze typen zijn vaak beperkt tot lijnvormige elementen (waterlijn, steilrand e.d.) en zijn makkelijk op te sporen. De verschillen tussen jaren worden dan ook vooral veroorzaakt door werkelijke verschillen in presentie en abundantie. Een aantal opvallende verschillen tussen jaren is goed te verklaren uit werkelijke verandering in een hok: • Strang, plas en sloot is in km-hok 165-433 in 1997 veel beter ontwikkeld dan de jaren ervoor (figuur 19). Een nieuw gegraven plas is hier begroeid geraakt met waterplanten. • Soorten van Rivierduingrasland zijn in km-hok 156-427 in 1997 opeens vertegenwoordigd (figuur 19). Dit is in belangrijke mate het gevolg van de droge zomers in 1995 en 1996 en het begroeid raken van het hoge deel van een oeverwal, waar met recente hoogwaters een zandpakket is afgezet. Sommige andere verschillen zijn niet eenvoudig te verklaren. Daar kunnen ook waarnemerverschillen een rol spelen. Een enkel ecosysteemtype, zoals Stroomdalgrasland, lijkt bijvoorbeeld gevoelig te zijn voor verschillen in de gevolgde looproute. De soorten van dit type komen vaak vooral voor in hoeken of randen van percelen, waar de beheersintensiteit net iets lager is. Het is niet altijd van een afstand te beoordelen of deze hoeken of randen een afwijkende flora hebben. Daarom kunnen soorten gemakkelijk een keer over het hoofd worden gezien. Van Stroomdalgrasland is het dan ook extra belangrijk de redelijk ontwikkelde kernen binnen een km-hok in te tekenen op de kaart. Vermoedelijk is ook de trefkans van soorten van de ooibossen afhankelijk van de looproute. De Milieukwaliteit lijkt minder gevoelig voor schommelingen dan de Floristische Kwaliteit (figuur 21). Voor zover er verschillen tussen km-hokken bestaan, lijken deze consistent in de loop van de drie meetjaren. Over enkele jaren is het mogelijk om uitspraken te doen over de variantie-componenten binnen het schaduwmeetnet.
63
141-417
Ln.lO Sua
SI*
• JI k Zand
But
SOU
Rivt
A • h J Brat
Gely
Dyna
Moor
Zacli
Han)
Biak
Gely
Dyna
Moe>
Zach
Hani
Biak
Gary
Dyna
Mow
Zach
Haid
158-427
Sua
Slil
Zand
Bui
Slro
RM
165-433
Zand
Bui
SUo
RM
cil'JJIS
a ins • 1MB 01M7 Sak
Zand
Bui
Slro
RM
Brak
Gtfy
Dyna
Moot
Zach
Hard
Figuur 19: Floristische kwaliteit van 4 km-hokken uit het schaduwmeetnet die in drie opeenvolgende jaren zijn bezocht. Op de verticale as de Floristische kwaliteit, op de horizontale as de ecosysteemtypen (Stra: Strang, plas en sloot, Slik: Slikkige oever, Zand: Zand- en grindstrand, Buit: Buitendijks grasland, Stro: Stroomdalgrasland, Rivi: Rivierduingrasland, Brak: Brak/zilt grasland, Gety: Getijderuigte, Dyna: Dynamische ruigte, Moer: Moeras/oeverruigte, Zach: Zachthoutooibos, Hard: Hardhoutooibos). De coordinaten van de km-hokken zijn boven de grafieken aangegeven.
.J -..ll ll ILLJLII IM
»
M
Bun
h
Ska
Ska
•M
&••*
Oty
Op*
Hwr
•>•**
Hw4
h
hK
wk
Dyna
Mot*
2m*
Ma.a
iMk
Gkr,
Drna
MM>
ban
Hark
a»l
Oaly
Drna
RM
tat
Zana
awl
w
M
sa»
•>
*•*
(Wt
Dpta
frkk
Galy
Dyna
Maar
Zsok
ka
M
M
a .
M
Kkak
«
• ;i «
oim Ska
SBt
Zand
aul
Ska
•M
Gal,
Dyna
Figuur 20: Floristische kwaliteit van 9 km-hokken uit het schaduwmeetnet die in twee opeenvolgende jaren zijn bezocht. Op de verticale as de Floristische kwaliteit, op de horizontale as de ecosysteemtypen (Stra: Strang, plas en sloot, Slik: Slikkige oever, Zand: Zand- en grindstrand, Buit: Buitendijks grasland, Stro: Stroomdalgrasland, Rivi: Rivierduingrasland, Brak: Brak/zilt grasland, Gety: Getijderuigte, Dyna: Dynamische ruigte, Moer: Moeras/oeverruigte, Zach: Zachthoutooibos, Hard: Hardhoutooibos). De cocrdinaten van de km-hokken zijn boven de grafieken aangegeven.
141-117
o I TG
• h 156-427
ii I 165-433
1111. 189-415
• 1995 • 1996 D1997
Figuur 21: Milieukwaliteit van 4 km-hokken uit het schaduwmeetnet die in drie opeenvolgende jaren zijn bezocht. Op de horizontale as de verschillende indexen (TG= Temperatuurgetal, CG= Continentaliteitsgetal, ZG= zoutgetal, VGn= Voedselrijkdomgetal, natte compartiment, VGd= idem, droge compartiment). De co6rdinaten van de km-hokken staan boven de grafieken aangegeven.
9. Conclusies en aanbevelingen 9.1 Conclusies Op basis van een selectie van km-hokken langs de Maas en de Randmeren is een goede indruk te krijgen van de flora van deze watersystemen. De karakteristieken komen bijvoorbeeld tot uiting bij de presentatie van de Floristische Kwaliteit. Typische rivierecosystemen, zoals Dynamische ruigte en Stroomdalgrasland, worden vooral gevonden langs de Maas, terwijl ecosystemen van minder dynamische situaties, zoals Moeras/oeverruigte en Buitendijks grasland, langs de Randmeren beter ontwikkeld zijn. De flora is steeds sterk afhankelijk van inrichting en beheer. Als gevolg van intensivering van het agrarische beheer en inrichtingsmaatregelen (dijkverzwaring) zijn bijvoorbeeld de Stroomdalgraslanden sterk verarmd. Dit geldt ook voor Buitendijks grasland aan de oudelandszijde van de Randmeren. Extra maatregelen zijn van belang om de achteruitgang van deze karakteristieke ecosysteemtypen terug te draaien. Natuurbeheer en natuurontwikkeling kunnen hieraan bijdragen, hoewel (met name langs de Randmeren) regelmatig faunadoelstellingen ten grondslag liggen aan natuurontwikkelingsprojecten. De flora lift niet automatisch mee in deze projecten. Ook in het beheer van harde oevers wordt lang niet altijd rekening gehouden met de flora. Een hooibeheer - mits goed uitgevoerd - kan tot bijzondere vegetaties leiden, zoals lokaal langs het Veluwemeer blijkt. 9.2 Aanbevelingen voor het meetnet De huidige werkwijze wat betreft gegevensverzameling en -verwerking volstaat voor het afronden van de eerste meetronde. Na de eerste meetronde (in 1999) zijn er een aantal zaken die aandacht behoeven: • De Floristische Kwaliteit moet opnieuw worden berekend, op basis van een nieuwe Rode Lijst en een op details betere toedeling van karakteristieke soorten. Deze eenmalige herberekening heeft tot gevolg dat ook de drempelwaarden moeten worden bijgesteld. • De milieu-indices moeten worden geevalueerd. Zowel de berekeningswijze (o.a. in relatie met variantie-analyse) als de bruikbaarheid moeten worden beoordeeld. Als alternatief voor het Temperatuurgetal en het Continentaliteitsgetal dient de bruikbaarheid van een index op basis van Europese verspreiding van soorten (Schaminee et al. 1992) te worden onderzocht. • Er zal een eerste variantieanalyse van de gegevens uit het schaduwmeetnet worden uitgevoerd. Trendanalyse van de gegevens van het Floristisch Meetnet is voorlopig nog niet aan de orde. Hoewel het na de tweede ronde mogelijk is om uitspraken te doen over verschillen met de eerste ronde, is een eerste analyse van trends (via regressie-analyse) pas mogelijk na afronding van een derde meetronde. Voor het Usselmeer en Markermeer betekent dit dat op zijn vroegst na het jaar 2004 de eerste analyse van trends mogelijk is. Voor een robuustere trendanalyse wordt overigens voorgesteld de gegevens van vijf meetronden ter beschikking te hebben (Tamis & Groen, 1996).
67
10. Literatuur Bosman, W. 1989. Inventarisatie van de zwarte populier (Populus nigra L.) in het stroomgebied van de Maas. rapport no. 1989-4. Direktie Bos- en Landschapsbouw. Utrecht. Ellenberg, H. 1979. Zeigerwerte der Gefaszpflanzen Mitteleuropas. Goltze, Gottingen. FLORON 1996. Handleiding voor het Totaalproject en Rode-Lijstproject. Leiden. Graaf, M.C.C., H.M. van der Steeg, L.A.C.J. Voesenek & C.W.P.M Blom 1990. Vegetatie in de uiterwaarden: de invloed van hydrologie, beheer en substraat. Experimentele Plantenoecologie, Katholieke Universiteit Nijmegen. Groen C.L.G., R.A.M. Stevers, CR. van Gool, M.E.A. Broekmeijer 1993. Uitwerking Ecotopensysteem Fase HI. Herziene landelijke typologie en vertaalsleutels voor Overijssel, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg. CML mededeling 49. Leiden. Meijden, R. van der 1996. Heukels' flora van Nederland. Wolters-Noordhof, Groningen. Meijden, R. van der, C.L.G. Groen, J.J. Vermeulen, T. Peterbroers, M. van 't Zelfde & J.P.M. Witte 1996a. De landelijke flora-databank FLORBASE-1. Eindrapport. Leiden. Meijden, R. van der, L. van Duuren & H. Duistermaat 1996b. Standaardlijst van de Nederlandse flora 1996. Gorteria 22: 1-5. Natuurmonumenten 1996. Complete gids voor natuur- en wandelgebieden in Nederland. 's Graveland. Ode, B., R. Beringen & C.L.G. Groen 1997. Floristisch meetnet oevers zoete rijkswateren 1996; methodische verantwoording en uitwerking Usselmeer en Markermeer. RIZA Nota nr.: 97.017, FLORON-rapport 2. Rijkswaterstaat, Directie Limburg 1978. Indeling winterbed van de Maas. Rijkswaterstaat (in prep.). Ecotopenkartering Maas 1996. Uitgevoerd door de Meetkundige Dienst. Rijkswaterstaat (in prep.). Ecotopenkartering Usselmeer en Markermeer 1996. Uitgevoerd door de Meedcundige Dienst. Runhaar, J. 1991. Beschrijving en voorspelling van de vegetatie in het rivierengebied. CMLrapport 72. Centrum voor milieukunde. Leiden. Runhaar, J., C.L.G. Groen, R. van der Meijden & R.A.M. Stevers 1987. Een nieuwe indeling in ecologische groepen binnen de Nederlandse flora. Gorteria 13: 277-359.
68
Swolfs, A.G. 1998. Plantago. Invoerprogramma voor floristische inventarisaties. FLORON, Leiden. Schaminee, J.H.J., L. van Duuren & A.J. de Bakker 1992. Europese en mondiale verspreiding van de Nederlandse flora. Gorteria 18: 57-96. Tamis, W.L.M. & C.L.G. Groen 1996. Een Floristisch Meetnet voor de oevers van de zoete rijkswateren. FLORON-rapport 1/RIZA Nota nr.: 96.010. Weeda, E.J. 1985, 1987, 1988, 1991 & 1994. Nederlandse oecologische flora: wilde planten en hun relaties, deel 1 t/m 5. IVN, Amsterdam. Witte, J.P.M. & Meijden R. van der 1992. Verspreiding en natuurwaarden van ecotoopgroepen in Nederland. Rapport Onderzoek Effecten Grondwaterwinning 6. RIVM, Bilmoven. Witte, J.P.M. & Meijden R. van der 1995. Verpreidingskaarten van de botanische kwaliteit in Nederland uit FLORBASE. Gorteria 21: 3-59. Wolfert, H.P. 1996. Rijkwateren-Ecotopen-Stelsels. Uitgangspunten en plan van aanpak. RIZA Nota nr.: 96.050, Lelystad.
69
Bijlage 1: Totale soortenlijst Maas. De totale soortenlijst van de Maas opgesplitst naar deelsysteem (GrensM: Grensmaas; GestuwM: Gestuwde Maas; GetijM: Getijde beinvloede Maas). De getallen achter de soorten verwijzen naar het aantal km-hokken waarin de soort is aangetroffen. Nederlandse naam
Latijnse naam
Spaanse aak Vederesdoorn Noorse esdoorn Gewone esdoorn Gewoon duizendblad Wilde bertram Kalmoes Muskuskruid Zevenblad Wilte paardekastanje Hondspeterselie Gewone agrimonie Moerasslruisgras Gewoon siruisgras Hoog siruisgras Fioringras Zandsiruisgras Hemelboom Zilverhaver Vroege haver Kruipend zenegroen Slanke waterweegbree Grote waterweegbree Look-zonder-look Moeslook Bieslook Slangelook Kraailook Hanbladige els Zwarte els Witte els Rosse vossenstaart Geknikte vossenstaart Grote vossenstaart Groene amarant Papegaaiekniid Amerikaans krentenboompje Groot akkerscherm Amsinckia Rood guichelheil Kromhals Grote engelwonel Gewone engelwonel Ule dravik Slofhak Gewoon reukgras Fluitenkruid Grote leeuwenbek Grote windhalm Grote leeuwenklauw Kleine leeuwenklauw Groot moerasscherm Zandraket Rozetsteenkers Grote klit Gewone klit Tengere zandmuur
Acer campestre Acer negundo Acer platanoides Acer pseudoplatanus Achillea millefolium Achillea ptarmica Acorus calamus Adoxa moschatellina Aegopodium podagraria Aesculus hippocastanum Aeihusa cynapium Agrimonia eupatoria Agrostis canina Agrostis capillaris Agrostis gigantea Agrostis stolonifera Agrostis vinealis Ailanthus altissima Aira caryophyllea Aira praecox Ajuga reptans Alisma lanceolatum Alisma plantago-aquanca Alliaria petiolata Allium oleraceum Allium schoenoprasum Allium scorodoprasum Allium vincale Alnus cordala Alnus glutinosa Alnus incana Alopccurus aequalis Alopecurus geniculates Alopccurus pratensis Amaranthus hybridus Amaranthus retroflexus Amelanchier lamarckii Ammi mams Amsinckia menziesii Anagallis arvensis subsp. arvensis Anchusa arvensis Angelica archangelica Angelica sylvestris Anisantha sterilis Andioxanthum aristatum Andioxanthum odoramm Andiriscus sylvestris Antirrhinum majus Apera spica-venti Aphanes arvensis Aphanes inexpectata Apium nodiflorum Arabidopsis thaliana Arabis arenosa Arctium lappa Arctium minus Arenaria leptoclados
GrensM
GestuwM
GettjM
6 1 2 8 18 16 8
22 2 2 9 47 41 27 2 18 1 11 10
4
11 12 6 1 6 9 18 1 1 1 2 1 7 18 4
. 3 11 2 13 2 1 6 13
. 5 1 1 1 5 2 6 10 16 1 5 16 1 7 4
. 1 4 3 18 5 3
. 6 19 17 6 5
•
1 3
.
32 17 47 1
7 6 18
3 5 2 5 22 37 1 1
2
• . .
1 7 10 6 1
.
. 31
9
41 1 2 25 38 1 10
7 1
• • 6 U
. . .
. . . . .
5 10 21 24 18
1 1 6 3 6
.
•
15 42
2 19
7 2 5 1 11
2
.
. 17 19 1
. . 1
. . 7 4
.
Totaal 32 3 4 23 84 74 41 2 34 1 24 19 1 45 32 83 2 1 6 5 5 13 39 61 6 1 3 51 2 61 4 3 37 65 1 15 1 1 1 11 13 33 37 40 1 22 77 1 16 6 5 3 15 3 42 28 4
Gewone zandmuur Pijpbloem Mierik Glanshaver Bijvoet Gevlekte aronskelk Tuinasperge Muurvaren Smalle aster Kleine aster Wijfjesvaren Uitstaande melde Spiesmelde Stinkende ballote Bitter barbarakruid Stijf barbarakruid Gewoon barbarakruid Madeliefje Zuurbes Grijskruid Kleine watereppe Ruwe berk Zachte berk Knikkend tandzaad Smal tandzaad Zwart tandzaad Veerdelig tandzaad Heen Boskortsteel Koolzaad Zwarte mosterd Raapzaad Bevertjes Bergdravik Kweekdravik Zachte dravik Trosdravik Heggenrank Vlinderstruik Zwanebloem Hennegras Duinriet Sterrenkroos-soort Stomphoekig sterrenkroos Gewoon sterrenkroos Gevleugeld sterrenkroos Struikhei Gewone dotterbloem Haagwinde Kluwenklokje Rapunzelklokje Grasklokje Hennep Gewoon herderstasje Binere veldkers Bosveldkers Kleine veldkers Springzaadveldkers Pinksterbloem Kruldistel Knikkende distel Scherpe zegge Moeraszegge Zandzegge Voorjaarszegge Tweerijige zegge Stijve zegge Elzenzegge
Arenaria serpyllifolia Aristolochia demands Armoracia rusticana Arrhenatherum elatius Artemisia vulgaris Arum maculatum Asparagus officinalis subsp. officinalis Asplenium ruta-muraria Aster lanceolatus Aster tradescantii Athyrium filix-femina Atriplex parula Atriplex prostrata Ballota nigra subsp. foelida Barbarea intermedia Barbarea stricia Barbarea vulgaris Bellis perennis Berberis vulgaris Beneroa incana Bcrula erecta Bctula pendula Betula pubescens Bidens cernua Bidens connata Bidens frondosa Bidens tripartita Bolboschoenus maritimus Brachypodium sylvaticum Brassica napus Brassica nigra Brassica rapa Briza media Bromopsis erecta Bromopsis inermis subsp. inermis Bromus hordeaceus Bromus racemosus Bryonia dioica Buddleja davidii Butomus umbellatus Calamagrostis canescens Calamagrostis epigejos Callitriche-soort Callitriche obtusangula Callitriche platycarpa Callitriche stagnalis Calluna vulgaris Caltha palustris subsp. palustris Calystegia sepium Campanula glomerata Campanula ranunculus Campanula rotundifolia Cannabis saliva Capsella bursa-pastoris Cardamine amara Cardamine flexuosa Cardamine hirsuta Cardamine impatiens Cardamine pratensis Carduus crispus Carduus nutans Carex acuta Carex acutiformis Carex arenaria Carex caryophyllea Carex disticha Carex elata Carex elongata
15
.
20 20
2 1 3 2
. 15 5
. 3 16 15 1 1 3 3 1 7
.
18 8 3 3 5 7
. 1 1
22 1 2 48 48 3 28
.
7 1 2 20 36 4 1 18 24 34
.
40 19 12 1 2 37 2 1
. . 31
6 2 1
22 1 4 2 2 18 1 1
1 1 2 1
. 18
.
5 9 18 1 1 5 4 2 18 16
3 . . 5
. .
18 17
.
2 4
8 17
. 2 5 17
.
6 3 16 1 15
14
.
9
1 2 44 21 15 2 42 2 9 4 15 44 3 39 1 7 1 24 1 1
. 1 2 6 1 18 6 10
12
. .
5 12 1
. .
6
. 7 4 1 1 1
.
7 16 1
• . .
16
.
1 1 1 4 18 9 19 5 4
.
12
. .
46 1 2 86 85 3 30 1 12 7 2 28 68 9 1 23 45 66 1 7 7 21 2 28 1 76 33 25 4 7 56 2 2 1 5 57 1 28 3 11 2 10 23 4 3 1 1 9 78 1 26 24 2 76 1 • • •
15 9 21 80 12 74 9 11 1 41 1 1
Zeegroene zegge Ruige zegge Zwarte zegge Valse voszegge Hazezegge Pluimzegge Hoge cyperzegge Ule zegge Oeverzegge Gewone bermzegge Blaaszcgge Carex x boenninghausiana Haagbeuk Echte karwij Korenbloem Knoopkruid Echl duizendguldenkruid Fraai duizendguldenkruid Akkerhoombloem Gewone hoornbloem Kluwenhoornbloem Steenhoornbloem Zandhoombloem Viltige hoornbloem Rankende helmbloem Grof hoornblad Kleine leeuwenbek Dolle kervel Wilgenroosje Slinkende gouwe Melganzenvoet Stippelganzenvoet Zeegroene ganzenvoet Esdoornganzenvoet Korrelganzenvoel Rode ganzenvoet Gele ganzebloem Wilde cichorei Groot heksenkruid Akkerdistel Kale junker Speerdistel Bosrank Wilde herfsttijloos Gevlekte schecrling Lelietje-van-dalen Akkerwinde Canadese fijnstraal Gcic kornoelje Rode kornoelje Canadese kornoelje Kleine varkenskers Vingerhelmbloem Hazelaar Buntgras Tweestijlige meidoom Eenstijlige meidoom Groot streepzaad Klein streepzaad Kruisbladwalstro Veldwarkruid Groot warkruid Muurleeuwenbek Handjesgras Kamgras Bruin cypergras Brem Kropaar
Carex flacca Carex hirta Carex nigra Carex otrubae Carex ovalis Carex paniculata Carex pseudocyperus Carex remoia Carex riparia Carex spicata Carex vesicaria Carex x boenninghausiana Carpinus betulus ('arum carvi Centaurea cyanus Cemaurea jacea Centaurium erythraea Centaurium pulchellum Cerastium arvense Cerastium fontanum subsp. vulgare Cerastium glomeratum Cerastium pumilum Cerastium semidecandrum Cerastium tomentosum Ceratocapnos claviculata Ceratophyllum demersum Chaenorhinum minus Chaerophyllum temulum Chamerion angustifolium Chelidonium majus Chenopodium album Chenopodium ficifolium Chenopodium glaucum Chenopodium hybridum Chenopodium polyspermum Chenopodium rubrum Chrysanthemum segerum Cichorium intybus Circaea lutetiana Cirsium arvense Cirsium palustre Cirsium vulgare Clematis vitalba Colchicum autumnale Conium maculatum Convallaria majalis Convolvulus arvensis Conyza canadensis Cornus mas Comus sanguinea Comus sericea Coronopus didymus Corydalis solida Corylus avellana Corynephorus canescens Crataegus laevigata Crataegus monogyna Crepis biennis Crepis capillaris Cruciata laevipes Cu scuta campestris Cuscuta europaea Cymbalaria muralis Cynodon dactylon Cynosurus cristatus Cyperus fuscus Cytisus scoparius Dacrylis glomerata
. 13 1 A 2 4 2 ?
1 1 li 1 i 17 11 1
44 1 21 3 3 8 6 2 26 1 1 3
.
'. '. 1 4 2( 1 1 U 1" 4 li 1! i : 1
K 1 IS1 '.1 If
< 20
4
. . 1 1 4 7 1 1 1
43 1
14
21 37 17 1 4
12 17 3
. 1 ( 1" 4 13 1" * 1
1 19
3 4 3 31 13 9 42 7
. .
14 9 1 8 I 47 2 42 12 1 3 1 45 39
.
27 1 2 1 19 2 14 41 21 31 11 1 37 1 3 6 3 6 49
. 1 1
. 2 1 1
15 7 1 1 8 8 6 19 15 1
. . . 11 14 1 4 2
. . • • 1 IS 4 14 1 •
11
• 7 4 1
.
19
1 76 1 32 3 7 11 11 8 42 2 1 5 1 1 72 1 1 41 71 31 1 6 1 3 7 10 49 17 22 74 18 2 1 25 20 2 18 1 86 3 73 30 1 7 1 74 71 1 39 3 5 I 24 2 16 69 36 64 15 1 64 6 10 13 5 8 88
Doornappel Peen Ruwe smele Bochtige smele Sofiekruid Gewoon vingerhoedskruid Glad vingergras Harig vingergras Grote zandkool Grote kaardenbol Kleine kaardenbol Smalle stekelvaren Brede stekelvaren Mannetjesvaren Hanenpoot Beklierde kogeldistel Slangekruid Naaldwalerbies Gewone waterbies Slanke waterbies Brede waterpest Smalle waterpest Hondstarwegras Kweek Basterdwederik-soon Beklierde basterdwederik Harig wilgenroosje Be rgbaste rd wede rik Donkergroene basterdwederik Vilrige basterdwederik Kantige basterdwederik Brede wespeorchis Heermoes Holpijp Lidrus Bastaardpaardenstaart StraaUiefdegras Zomerfijnstraal Gewone reigersbek Vroegeling Schijnraket Echte kruisdistel Gewone steenrakei Wilde kardinaalsmuts Koninginnenkruid Heksenmelk Kroontjeskruid Kruisbladige wolfsmelk Tuinwolfsmelk Zandwolfsmclk Zwaluwtong Heggenduizend knoop Japanse duizendknoop Rietzwenkgras Hard zwenkgras Fijn schapegras Reuzenzwenkgras Becmdlangbloem Rood zwenkgras Dwergviltkmid Moerasspirea Gewone es Middelste duivekervel Gewone duivekervel Gewoon sneeuwklokje Gewone hennepnetel Kaal knopkruid Harig knopkruid
Datura stramonium Daucus carota Deschampsia cespitosa Deschampsia flexuosa Descurainia sophia Digitalis purpurea Digitaria ischaemum Digitaria sanguinalis Diplotaxis tenuifolia Dipsacus fullonum Dipsacus pilosus Dryopteris carthusiana Dryopteris dilatata Dryopteris filix-mas Echinochloa crus-galli Echinops sphaerocephalus Echium vulgare Eleocharis acicularis Eleocharis palustris Eleocharis uniglumis Elodea canadensis Elodea nuttallii Elymus caninus Elytrigia repens Epilobium-soort Epilobium ciliatum Epilobium hirsutum Epilobium montanum Epilobium obscurum Epilobium parvillorum Epilobium letragonum Epipactis helleborine Equisetum arvense Equisetum fluviatile Equisetum palustre Equisetum x litorale Eragrostis pilosa Erigeron annuus Erodium cicutarium subsp. cicutarium Erophila verna Erucastrum gallicum Eryngium campestre Erysimum cheiranthoides Euonymus europaeus Eupatorium cannabinum Euphorbia esula Euphorbia helioscopia Euphorbia lathyrus Euphorbia peplus Euphorbia seguieriana Fallopia convolvulus Fallopia dumetorum Fallopia japonica Festuca arundinacea Festuca cinerea Festuca filiformis Festuca gigantea Festuca pratensis Festuca rabra Filago minima Filipendula ulmaria Fraxinus excelsior Fumaria muralis Fumaria officinalis Galanthus nivalis Galeopsis tctrahit Galinsoga parviflora Galinsoga quadriradiata
1 19 3
. 2 1
. 2 10 7
. 1 1 13
2
31
l1
26 3 2 2 5 2
14
6 2 3 1 N
. 4 I 8
1 3 17
.
.
1 5 3 20 1 10 13 1
3 10 2 46 2 15 35
5 9 3 17 2
1 9
6 15 4 18 18 2
. . . 3 1 11 17 7
. 1 5 19 2 12 17 11 13 3 5
1 3
9 1
17 1 8 19 5 16
•
1 14 8 9 45 6 9 1 1 2 17 7 1 20 22 24 32 42 14 2 3
, 13 6 5 43 8 2 1 8 44 42 39 1 IS 2 34 17 10
3 1 4 16 8 12
9 1 15 11 1 14 12 3 1 1 1 5 3 19 1 1 1 10 19 16 11
16 2 6
3 61 43 3 2 4 6 2 3 19 7 2 4 2 52 1 5 4 42 1 4 23 5 85 3 30 64 1 1 22 18 16 78 14 23 1 1 3 35 8 1 41 48 29 64 72 19 3 4 1 21 7 19 79 16 3 3 23 82 2 70 67 1 26 2 63 22 21
Kleefkruid Glad walstro Moeraswalstro Geel walstro Kruipbrem Slipbladige ooievaarsbek Zachte ooievaarsbek Beemdooievaarsbek Kleine ooievaarsbek Bemiooievaarsbek Robertskruid Ronde ooievaarsbek Geel nagelkruid Hondsdraf Getand vlotgras Mannagras Liesgras Stomp vlotgras Bleekgele droogbloem Moerasdroogbloem Klimop Zonnebloem Aard peer Stijve zonnebloem Zachte haver Reuzenberenklauw Gewone berenklauw Kaal breukkruid Damastbloem Oranje havikskruid Stijf havikskruid Muizenoor Grijs havikskruid Boshavikskruid Gestreepte witbol Gladde witbol Kruipertje Veldgerst Waterviolier Hop Kikkerbeet Bilzekruid Kantig hertshooi Ruig hertshooi Sint-Janskruid Gevleugeld hertshooi Gewoon biggekruid Reuzenbalsemien Groot springzaad Klein springzaad Engelse alant Gele lis Borstelbies Okkernoot Veldrus Zompms Greppelrus Platte rus Biezenknoppen Pitrus Zeegroene rus Tengere rus Beemdkroon Kompassla Bonte gele dovenetel Witte dovenetel Hoenderbeet Gevlekte dovenetel
16 Galium sparine 19 Galium mollugo 2 Galium palustre 10 Galium verum Genista pilosa Geranium dissectum 14 Geranium molle 12 Geranium pretense 1 Geranium pusillum 7 Geranium pyrenaicum 5 Geranium robenianum 5 Geranium rotundifolium 1 Geum urbanum 3 Glechoma hederacea 16 Glyceria declinaia 1 Glyceria fluitans 3 Glyceria maxima 7 Glyceria notata 3 Gnaphalium luteo-album 1 Gnaphalium uliginosum 6 Hedera helix Heliantlius annuus 1 Helianthus tuberosus 1 Helianthus x laetiflorus 17 Helictotrichon pubescens Heracleum mantegazzianum Heracleum sphondylium 3 Hemiaria glabra 17 Hesperis matronalis 2 Hieracium aurantiacum 9 Hieracium laeviganim 1 Hieracium pilosella 1 Hieracium praealtum 3 Hieracium sabaudum 1 Holcus lanatus 3 Holcus mollis 18 Hordeum murinum 1 Hordeum secalinum 13 Hononia palustris Humulus lupulus Hydrocharis morsus-ranae 14 Hyoscyamus niger Hypericum dubium Hypericum hirsutum 5 Hypericum perforatum 10 Hypericum tetrapterum 2 Hypochaeris radicata 20 Impatiens glandulifera Impatiens noli-tangere 11 Impatiens parviflora 12 Inula britannica Iris pseudacorus 1 Isolepis setacea 8 Juglans regia 17 Juncus acutiflorus 1 Juncus articulams 1 Juncus bufonius 1 Juncus compressus 6 Juncus conglomerarus 9 Juncus effusus 4 Juncus inflexus 1 Juncus tenuis 8 Knautia arvensis Lactuca serriola 9 Lamiastrum galeobdolon cv. 3 Lamium album 11 Lamium amplexicaule 19 Lamium maculatum Florentinum' 19 1 9
42 40 16 23 1 15 22 . 25 1 8
17 16 9 9 10 12
5 3
. 6 46
1 19
19 36 1 1 21 7
12 17
15
1 1 3 1 18 4
. . 6 2
, 3 2 49 2 1 1 2 6 1 1 43 8 21 2 1 35 3
. 14 2 31 29 15
2 43
. . , . . 12
, 9 2 1 3 2
. . . 2 1 9 2 1 1 4 14
. 3 1 18 21 18 4 33 14 4 14 30 2 43 11 9
a
. 11
13 13 1 11 10
. . 12 14
. a
75 75 27 42 1 39 46 1 37 6 16 1 10 81 1 34 60 4 2 33 10 1 33 1 6 6 84 8 10 2 3 9 2 4 73 9 43 4 2 52 5 5 24 4 53 1 49 29 1 4 12 74 1 4 2 35 45 35 6 52 33 7 25 61 2 76 12 18
Paarse dovenetel Akkerkool Graslathyrus Veldlathyrus Aardaker Rijstgras Klein kroos Puntkroos Vertakte leeuwemand Ruige leeuwemand Kleine leeuwemand Veldkruidkers Pijlkruidkers Peperkers Gewone margriet Wilde liguster Slijkgroen Vlasbekje Vlas Zilverschildzaad Italiaans raaigras Engels raaigras Italiaans x Engels raaigras Wilde kamperfoelie Rode kamperfoelie Gewone + Rechte rolklaver Moerasrolklaver Vaste lupine Gewone veldbies Veelbloemige veldbies Echte koekoeksbloem Wolfspoot Penningkruid Punrwederik Grote wederik Grote kattenstaart Mahonie Appel Vijfdelig kaasjeskruid Muskuskaasjeskruid Klein kaasjeskruid Groot kaasjeskruid Schijfkamille Echte kamille Gevlekte rupsklaver Sikkelklaver Hopklaver Luzerne Bontc luzeme Wine honingklaver Goudgele honingklaver Citroengele honingklaver Watermunt Akkermunt Hertsmunt Wine mum Edelmum Pepermum Kransmunt Waterdrieblad Tuinbingelkruid Mispel Gele maskerbloem Drienerfmuur Akkervergeet-mij-nietje Veelkleurig vergeet-mij-nietje Zomp- + Moerasvergeet-mij-nietje Zompvergeet-mij-nietje
Lamium purpureum Lapsana communis Lathytus nissolia Lathyrus pratensis Lathyrus mberosus Leersia oryzoides Lemna minor Lemna trisulca Leontodon aurumnalis Leontodon hispidus Leontodon saxaulis Lepidium campestre Lepidium draba Lepidium latifolium Leucanthemum vulgare Ligustrum vulgare Limosella aquatica Linaria vulgaris Linum usitatissimum Lobularia maritima Lolium multiflorum Lolium perenne Lolium x hybridum Lonicera periclymenum 1 a'iikera xylosteum Lotus corniculatus Lotus pedunculatus Lupinus polyphyllus Luzula campestris Luzula multiflora Lychnis flos-cuculi Lycopus europaeus Lysimachia nummularia Lysimachia punctata Lysimachia vulgaris Lylhrum salicaria Mahonia aquifolium Malus sylvestris Malva alcea Malva moschata Malva neglecia Malva sylvestris Matricaria discoidea Matricaria recutita Medicago arabica Medicago falcata Medicago lupultna Medicago sativa Medicago x varia Melilotus albus Melilotus altissimus Melilotus officinalis Mentha aquatica Mentha arvensis Mentha longifolia Mentha suaveolens Mentha x gracilis Mentha x piperita Mentha x verticillata Menyanlhes trifoliata Mercurialis annua Mespilus germanica Mimulus guttarus Moehringia trinervia Myosotis arvensis Myosotis discolor Myosotis laxa + M. scorpioides Myosotis laxa subsp. cespitosa
10 17 I 9 1 6 6
. 14 4 1 4 1 11 2 19 2 1 3 20 1 1 16 2 1
. 1 17 3
. 17 19 1 3 1 4 1 10 14 19 1 1 19 6 1 7 11 4 14 8
. 5
. 1 3 11 1 12
2
27 20
5 5
. 34
. 10 23 5 36 11 3
16 I S 12 5 1J 2 11
. 2 1 25
. . 43 1
i 1 1 1• 1
. 5 45 1 7 42 10
1i
11 2
7 2 12 46 13 1 37 44 1 15 4 4 3 10 33 35
1D 18 1 3
3 27 4
1 14 1
J 17 11
1 1 2 12 14
. 11 13 7 36 23 1 2 1
1 12 1 17 10 1
. 17 I 17 1
1 2
. 6 10 4 2 6
3
42 42 1 59 3 22 41 10 67 17 14 1 6 2 39 3 1 76 4 1 8 83 1 8 1 69 14 1 7 3 21 80 30 1 64 81 3 21 5 9 5 22 59 68 1 13 60 11 1 19 36 12 67 41 2 7 1 1 21 1 30 1 1 6 25 4 2 8
Ruw vergeet-mij-nietje Moerasvergeel-mij-nietje Stijf vergeei-mij-nietje Aarvederkruid Zegekruid Gele plomp Witte waterlelie Watergentiaan Rode ogentroost Watenorkmid Middelsie teunisbloem Grote teunisbloem Kleine teunisbloem Kattedoorn + Kruipend sialkruid Kimpend sialkruid Kanedoom Wegdistel Wilde marjolein Gewone vogelmelk Klein vogelpoorje Stijve klavcrzuring Draadgierst Ruige klaproos Bleke klaproos Grote klaproos Groot glaskruid Pastinaak Veenwortel Waterpeper Beklierde duizendknoop Perzikkruid Kleine duizendknoop Zachte duizendknoop Groot hoefblad Karwijvarkenskervel Phacelia Rieigras Kanariezaad Timoteegras Klein timoteegras Riet Echt bitterkmid Grote bevemel Kleine bevernel Grove den Smalle weegbree Getande weegbree Grote weegbree Ruige weegbree Plataan Smal beerndgras Siraatgras Plat beerndgras Schaduwgras Moerasbeemdgras Veldbeemdgras Ruw beerndgras Gewoon varkensgras Witte abeel Ontariopopulier Zwarte populier (?) Italiaanse populier Ratelpopulier Canadapopulier Grauwe abeel Gekroesd fonteinkruid Glanzig fonteinkruid Drijvend fonteinkruid
Myosotis ramosissima Myosotis scorpioides Myosotis stricta Myriophyllum spicatum Nicandra physalodes Nuphar lutea Nymphaea alba Nymphoides peltata Odontites vemus subsp. serotinus Oenanthe aquatica Oenothera biennis Oenothera erythrosepala Oenolhera parviflora Ononis repens Ononis repens subsp. repens Ononis repens subsp. spinosa Onopordum acanthium Origanum vulgare Omithogalum umbellatum Omidiopus perpusillus Oxalis fontana Panicum capillare Papaver argemone Papavcr dubium Papaver rhocas Parietaria officinalis Pastinaca sativa Persicaria amphibia Persicaria hydropiper Persicaria lapathifolia Persicaria maculosa Persicaria minor Persicaria mitis Petasites hybridus Peucedanum carvifolia Phacelia tanacetifolia Phalaris arundinacea Phalaris canariensis Phleum pretense subsp. pretense Phleum pretense subsp. serotinum Phragmites australis Picris hieracioides Pimpinella major Pimpinella saxifraga Pinus sylvestris Plantago lanceolata Plantago major subsp. intermedia Plantago major subsp. major Plantago media Platanus hispanica Poa angustifolia Poa annua Poa compressa Poa nemoralis Poa palustris Poa pretensis Poa trivialis Polygonum aviculare Populus alba Populus gileadensis Populus cf. nigra Populus nigra cv. 'ltalica' Populus tremula Populus x canadensis Populus x canescens Potamogeton crispus Potamogeton lucens Potamogeton natans
• 8
•
1 •
• 1 4 1 7 2
4 22 1 2 1 5 2 1 4 10 7 4
1J
4 45
}
14
1
15
12
30
4
37
. • 9 2 13 4 2
• • 11 16 1 10 16 16 18 17
• 1 2 . ,
19 1 13
.
1 2 9 3 3 12 4 4 2 1 22 12
• 2 48 40 32 32 1 1 I 1 2 46 37
•
28 4 19 10 2 45 9 44
.
1 46 1 15 35 40 44 43 3 1 3 1 7 26 2 6 1
.
1 5 2 8 3 1
. •
1
•
7 17 11 13 1 20 11 19 4 1 20 6 2 17 19 20 18
1 1 1 1
•
1 17 1
15 7 14 1
•
•
1 18 1 9 14 18 19
1 1 1 10 1 2 1
52 22 30 23 3 80 27 77 5 1 2 84 8 17 61 73 82 80 3 2 9 2 10 44 5 8 3 1
Rivierfonteinkruid Stomp fonteinkruid Schedefonteinkruid Tenger fonteinkruid Haarfonteinkruid Zilverschoon Viltganzerik Middelste ganzerik Noorse ganzerik Wateraardbei Vijfvingerkruid Voorjaarsganzerik Gulden sleutelbloem Gewone brunel Zoete kers Vogelkers Amerikaanse vogelkers Sleedoorn Stomp kweldergras Heelblaadjes Peer Zomereik Amerikaanse eik Scherpe boterbloem Fijne waterranonkel Knolboterbloem Gewoon speenkruid Egelboterbloem Grote waterranonkel Kruipende boterbloem Blaartrekkende boterbloem Knopherik Radijs Bolletjesraket Wilde reseda Wouw Wegedoorn Sporkehout Harige ratelaar Kleine ratelaar Azijnboom Zwarte bes Aalbes Kruisbes Robinia Gele waterkers Oostenrijkse kers Slanke waterkers Witte waterkers Moeraskers Akkerkers Hondsroos Egelantier Rimpelroos Viliroos Rutins armeniacus Dauwbraam Hazelaarbraam Gewone bream Framboos Rubus vestitus Slipbladige rudbeckia Veldzuring Schapezuring Kluwenzuring Krulzuring Waterzuring Goudzuring
Potamogeton nodosus Potamogeton obtusifolius Potamogeton pectinatus Potamogeton pusillus Potamogeion trichoides Potentitla ansenna Potentilla argentea Potentilla intermedia Potentilla norvegica Potentilla palustris Potentilla reptans Potentilla verna Primula veris Prunella vulgaris Prunus avium Prunus padus Prunus serotina Prunus spinosa Puccinellia distans subsp. distans Pulicaria dysenterica Pyrus communis Quercus robur Quercus rubra Ranunculus acris Ranunculus aquatilis Ranunculus bulbosus Ranunculus ficaria subsp. bulbilifer Ranunculus flammula Ranunculus peltatus Ranunculus repens Ranunculus sceleretus Raphanus raphanistrum Raphanus sativus Rapistrum rugosum Reseda lutea Reseda luteola Rhamnus cathartica Rhamnus frengula Rhinanthus alectorolophus RhinanUius minor Rhus hirta Ribes nigrum Ribes rubrum Ribes uva-crispa Robinia pseudoacacia Rorippa amphibia Rorippa austriaca Rorippa microphylla Rorippa nasturtium-aquaticum Rorippa palustris Rorippa sylvestris Rosa canina Rosa rubiginosa Rosa rugosa Rosa villosa Rubus armeniacus Rubus caesius Rubus corylifolius Rubus frutkosus Rubus idaeus Rubus vestitus Rudbeckia laciniata Rumex acetosa Rumex acetosella Rumex conglomerate Rumex crispus Rumex hydrolapathum Rumex maritimus
I 1 6 8 1 46 1 3 2 1 44 2 2 8 11 9 11 32 16 4 29 7 45 16 12 4 1 46 30 1
18
19
6 2 3 I 3 1 6 1 3 19 2 12
19 11
2 17 14 16 5 2 1 5 9 4 2 38 1 3 4 15 42 36 2 3
41 3 27
16 9 2
1 36 26 13 41 19
3
1 1 2
13
9 6 19 7
!
13 4
13 2 10 18 9 3
2 I 9 16 3 80 1 3 2 1 82 2 2 19 15 15 14 42 1 29 5 37 8 81 2 34 20 4 1 BO 52 2
1 2 35 30 17 6 2 2 2 8 12 4 4 64 1 4 17 30 80 53 5 4 I 2 72 4 42 3 1 1 64 33 35 75 37
Ridderzuring Moeraszuring Bloedzuring Geoorde zuring Bermzuring Tengere vetmuur Liggende vetmuur Pijlkruid Schietwilg Boswilg Grauwe wilg Kraakwilg Laurierwilg Bittere wilg Amandelwilg Karwilg Grauwe wilg x Karwilg Veldsalie Gewone vlier Trosvlier Kleine pimpernel Grote pimpernel Zeepkruid Knolsteenbreek Mattenbies Ruwe bies Driekantige bies Bosbies Eenjarige hardbloem Geoord helmkruid Knopig helmkruid Gevleugeld helmkruid Blauw glidkruid Bont kroonkruid Muurpeper Wit vetkruid Tripmadam Zacht vetkruid Roze vetkruid Hemelslcutel Waierkruiskruid Viltig kruiskruid Bezemkruiskruid Jakobskruiskruid Moeraskruiskruid Boskruiskruid Kleverig kruiskruid Klein kruiskruid Trosgierst Geelrode naaldaar Krensnaaldaar Groene naaldaar Weidekervel Dagkoekoeksbloem Avondkoekoeksblocm Blaassilene Herik Hongaarse rakel Maasraket Gewone raket Grote watcreppe Bitterzoet Tomaat Zwarte nachlschade Beklierde nachtschade Canadese guldenroede Late guldenroede Akkermelkdistel
Rumex obiusifolius Rumex palustris Rumex sanguineus Rumex dvyrsiflorus Rumex x pratensis Sagina apetala Sagina procumbens Sagittaria saginifolia Salix alba Salix caprea Salix cinerea Salix fragilis Salix pentandre Salix purpurea Salix triandra Salix viminalis Salix x smidiiana Salvia pratensis Sambucus nigra Sambucus racemosa Sanguisorba minor Sanguisorba officinalis Saponaria officinalis Saxifraga granulata Schoenoplectus lacustris Schoenoplecrns tabernaemontani Schoenoplectus triqueter Sen pus sylvaticus Scleranthus annuus Scrophularia auriculata Scrophularia nodosa Scrophularia umbrosa Scutellaria galericulata Securigera varia Sedum acre Sedum album Sedum reflexum Sedum sexangulare Sedum spurium Sedum telephium Senccio aquaticus Senecio emcifolius Senecio inaequidens Senccio jacobaea Senecio paludosus Senecio sylvaticus Senecio viscosus Senccio vulgaris Seiaria italica Setaria pumila Setaria verticillata Seiaria viridis Silaum silaus Silene dioica Silene latifolia subsp. alba Silene vulgaris Sinapis arvensis Sisymbrium altissimuin Sisymbrium austriacum Sisymbrium officinale Sium latifolium Solanum dulcamara Solanum lycopersicum Solanum nigrum subsp. nigrum Solanum nigrum subsp. schultesii Solidago canadensis Solidago gigantea Sonchus arvensis
20 2 2
48 1 10
.
.
1 2 6 1 20 15 13 9
8 1 11 2 38 32 38 25 1 6 29 42 5
. 4 12 15 1 14
. 6 1 14 1 3 5 15 18 2 4 1 14 7 4
. 1 1 8 18 17
. 2 4 14 1 1 2 3
. 43 2 6 7 12
17 12
12 11
7 6 16 9 10 6
. 1 15 14 1 16 1 5 3
.
.
3 2
4
18 2 23 36 9 24 1 24 3 2 8 1 7 1 9 16 33 2 5 1 28 2 11 17
. 14 5 1 20 5 16 17
18 4 4 7 2
11 7 1 37 11 8 45 3 46 26 3 1 16 30
. 1 3
. 5 9 1 8 10 1
. 4 1 1 1 8 6 14 10 1 12
. 4 5 1
• 3
. 16 2
.
15 5 17 1 13 1
. 9 19
86 7 16 7 11 3 24 9 74 56 61 40 1 11 56 71 5 2 73 3 12 13 29 1 7 5 1 26 2 43 63 12 36 2 48 11 2 16 2 9 3 25 40 64 12 7 6 54 1 3 17 25 1 25 15 2 73 18 24 77 8 80 1 51 4 1 37 60
Gekroesde melkdistel Gewone melkdistel Wilde lijsterbes Kleine egelskop Grote -t- Blonde egelskop Grote egelskop Blonde egelskop Gewone spurrie Heidespurrie Rode schijnspurrie Veelwortelig kroos Moerasandoom Bosandoom Bastaardandoom Watermuur Grasmuur Vogelmuur Duinvogelmuur Zeegroene muur Sneeuwbes Gewone smeerwortel Moederkrukl Boerenwormkruid Gewone paardebloem Klein tasjeskruid Poelruit Witte kroddc Grote tijm Heggendoornzaad Gele + Oosterse morgenster Hazenpootje Liggende klaver Kleine klaver Aardbeiklaver Basterd klaver Draadklaver Rode klaver Witte klaver Gestreepte klaver Reukeloze kamille Goudhaver Klein hoefblad Kleine lisdodde Grote lisdodde Iep-soort Fladderiep Grote brendnetel Kleine brendnetel Echte valeriaan Gegroefde veldsla Gewone veldsla Stalkaars Zwarte loons Keizerskaars Koningskaars Uzerhard Blauwe waterereprijs Veldereprijs Beekpunge Rode waterereprijs Gewone ereprijs Draadereprijs Klimopereprijs Grote ereprijs Schildereprijs Tijmereprijs Gelderse roos Vogelwikke
Sonchus asper Sonchus oleraceus Sorbus aucuparia Sparganium emersum Spargamum erectum Sparganium erectum subsp. erectum Sparganium erectum subsp. neglectum Spergula arvensis Spergula morisonii Spergularia rubra Spirodela polyrhiza Stachys palustris Stachys sylvatica Stachys x ambigua Stellaria aquatica Stellaria graminea Stellaria media Stellaria pallida Stellaria palustris Symphoricarpos albus Symphytum officinale Tanacetum parthenium Tanacetum vulgare Taraxacum officinale Teesdalia nudicaulis Thalictrum flavum Thlaspi arvense Thymus pulegioides Torilis japonica Tragopogon pratensis Trifolium arvense Trifolium campestre Trifolium dubium Trifolium fragiferum Trifolium hybridum Trifolium micramhum Trifolium pretense Trifolium repens Trifolium striatum Tripleurospermum maritimum Trisetum flavescens Tussilago farfara Typha angustifolia Typha latifolia Ulmus-soort Ulmus laevis Urtica dioica 1 'ruea urens Valeriana officinalis Valerianella carinata Valerianella locusta Verbascum densiflorum Verbascum nigrum Verbascum phlomoides Verbascum thapsus Verbena officinalis Veronica anagallis-aquatica Veronica arvensis Veronica beccabunga Veronica catenata Veronica chamaedrys Veronica filiformis Veronica hederifolia Veronica persica Veronica scutellata Veronica serpyllifolia Viburnum opulus Vicia craces
17 13 4 1 1 1
. 2 3 20 4 18 7 17
. . 14 1 19 19 17 3 1 7 3 6 10 17 2 4
. 20 19 17 6 17 1 7 6 1 18 3 10 1 6 12 18
.
37 24 13 5 12 4 1 10 2 3 8 42 11 1 34 13 44 1 3 40 2 47 46 5 39 12 3 6 6 8 9 26
. 8 1 49 49 2 36 17 15 1 17 19 1 48 18 37 9 13 19 1 6
4 3 6 13 9 1 11 3 2 4
15 22 16 5 17 1 9 4
.
.
2 5 19
9 14 49
.
11 1( ) I I »
1 1J
1 1 1J 5 2 1J 1 15 1S 15 J I 1 5 I S 6 2 15 15 19 8 12 1 5 ! 18 4 19 1
4 3 11 10 5
1 1 3 2 18
67 47 17 7 15 8 2 12 2 5 18 80 15 1 63 21 79 1 6 2 72 4 84 83 5 71 18 5 15 15 14 20 48 8 14 1 85 84 2 72 31 44 3 30 30 2 84 25 66 1 16 25 37 1 10 3 25 38 36 16 33 4 11 9 1 14 21 86
Ringelwikke Lalhyruswikke Smalle wikke Heggenwikke Vicrzadige wikke Bonte wikke Akkerviooltje Maarts viooltje Bleeksporig bosviooltje Driekleurig viooltje Maretak Eekhoomgras Gewoon langbaardgras Wortelloos kroos Late stekelnoot Zitteivde zannichellia Totaal aantal taxa: Totaal aantal km-hokken:
Vicia hirsuta
12
Vicia lathyroides Vicia sativa subsp. nigra Vicia septum Vicia teirasperma subsp. letrasperma Vicia villosa Viola arvensis
16 4 8 4 4
26 2 36
18
Viola odorata Viola riviniana
Viola tricolor Viscum album Vulpia bromoides Vulpia myuros Wolffia arrhiza Xanthium strumarium Zannichellia palustris subsp. palustris
1 3 10
522 20
600 49
427 19
685 88
Bijlage 2: Totale soortenlijst Randmeren. De totale soortenlijst van de Randmeren opgesplitst naar deelsysteem (Ketelm.: Ketelmeer; Randm.Z: Randmeren-Zuid; Randm.O: Randmeren-Oost). De getallen achter de soorten verwijzen naar het aantal km-hokken waarin de soort is aangetroffen.
Nederlandse naam
I .itijuse naam
Esdoom-soort Spaanse aak Gewone esdoorn Gewoon duizendblad Wilde bertram Kalmoes Zevenblad Hondspeierselie Gewoon siruisgras Hoog stmisgras Fioringras Zandstruisgras Zilverhaver Vroege haver Kale vrouwenmantel Smalle waterweegbree Slanke waterweegbree Grote waterweegbree Look-zonder-look Kreailook Zwarte els Wine els Rosse vossenstaart Geknikte vossenstaart Grote vossenstaart Amerikaans krenlenboompje Helm Kromhals Grote engelwortel Gewone engelwortel Ule dravik Zwenkdravik Gewoon reukgras Fluitenkruid Grote windhalm Zandrakct Grote klit Gewone klit Gewone zandmuur Zwarte appelbes Glanshaver Bijvoet Wijfjesvaren Uitstaande melde Spiesmelde Stijf barbarakruid Gewoon barbarakruid Madeliefje Zuurbes Kleine walereppe Ruwe berk Zachte berk Knikkend tandzaad Zwart tandzaad Veerdelig tandzaad
Acer-soo rt Acer campestre Acer pseudoplalanus Achillea millefolium Achillea ptarmica Acorns calamus Aegopodium podagraria Aethusa cynapium Agrostis capillaris Agrostis gigantea Agrostis stolonifera Agrostis vinealis Aira caryophyllea Aira praecox Alchemilla glabra Alisma gramineum Alisma lanceolatum Alisma plantago-aquatica Alliaria petiolata Allium vineale Alnus glutinosa Alnus incana Alopecurus aequalis Alopccurus geniculatus Alopecurus pratensis Amelanchier lamarckii Ammophila arenaria Anchusa arvensis Angelica archangelica Angelica sylvestris Anisantha sterilis Anisantha lectorum Anthoxanthum odoratum Anthriscus sylvestris Apera spica-venti Arabidopsis uialiana Arctium lappa Arctium minus Arenaria serpyllifolia Aronia x prunifolia Arrhenatherum elatius Artemisia vulgaris Athyrium filix-femina Atriplex patula Atriplex prostrata Barbarea stricta Barbarea vulgaris Bcllis perennis Berberis vulgaris Hernia erecta Berula pendula Betula pubescens Bidens cemua Bidens frondosa Bidens tripartita
m.
Randm.Z
Randm.O
. .
4 1 11
1 15 7 21 3 3 4
4 14 5 9 2 1 4 4 12
, . . , 6 8 #
2 3
. 2 3
, 4 I 8 3 3 5
15 6 20 2 5 8 1 1
4 3 4 7
8 3 8 20 1
.
. .
.
6 2 4 1
8 9 8
.
.
10 10 2 1 2 11
7 13 1 1 5 12
.
1 1 4 6
2 7 23 7 5 17 16 1 8
1 7 5
.
4 7 6 6 2 6 3 10
8 10 2 1 3 10 1 9
, 5
. . 5 9 6
2 5 1 1 3 4
t
5 10 1 18 7 3 2 6 2 1 21 1 19 13 7 4 8 7
Totaal 1 19 12 46 8 14 9 1 23 11 40 5 8 13 1 1 6 20 6 14 30 1 1 21 16 12 1 2 24 46 10 7 24 39 1 9 1 13 23 I 32 23 5 5 15 15 2 40 1 26 18 8 10 20 17
Heen Koolzaad Raapzaad Kweekdravik Zachie dravik Zwanebloem Hennegras Duinriet Sterrenkroos-soort Gewoon sterrenkroos Struikhei Gewone dotterbloem Haagwinde Grasklokje Gewoon herderstasje Bosveldkers Kleine veldkers Pinksterbloem Kruldistel Scherpe zegge Moeraszegge Moeraszegge + Oeverzegge Zandzegge Zompzegge Zilte zegge Tweerijige zegge Sterzegge Elzenzegge Zeegroene zegge Ruige zegge Zwarte zegge Geelgroene zegge + Dwergzegge Valse voszegge Hazezegge Pluimzegge Pilzegge Hoge cyperzegge Ule zegge Oeverzegge Gewone bermzegge Boszegge 11 a. ii- be uk
Watergras Knoopkraid Echt duizendguldenkruid Strendduizendguldenkniid Fraai duizendguldenkruid Akkerhoombloem Gewone hoornbloem KJuwenhoombloem Zandhoornbloem Rankende helmbloem Plane dravik Grof hoomblad Dolle kervel Wilgenroosje Stinkende gouwe Melganzenvoet Stippelganzenvoet Zeegroene ganzenvoet Korrelganzenvoet Rode ganzenvoet Waterscheerling Akkerdistel Kale jonker Speerdistel Akkerwinde Canadese fijnstraal
Bolboschoenus maritimus Brassica napus Brassica rapa Bromopsis inermis subsp. inermis Bromus hordeaceus Butomus umbellatus Calamagrostis canescens Calamagrostis epigejos Callitriche-soort Callitriche platycarpa Calluna vulgaris Caltha palustris subsp. palustris Calystegia sepium Campanula rotundifolia Capsella bursa-pastoris Cardamine flexuosa Cardamine hirsuta Cardamine pratensis Carduus crispus Carex acuta Carex acutiformis Carex acutiformis + C. riparia Carex arenaria Carex curia Carex distans Carex disticha Carex echinata Carex elongata Carex flacca Carex hirta Carex nigra Carex oederi Carex otrubae Carex ovalis Carex paniculata Carex pilulifera Carex pseudocyperus Carex remota Carex riparia Carex spicata Carex sylvatica Carpinus berulus Catabrosa aquatica ( emanica jacea Centaurium erythraea Centaurium littorale Centaurium pulchellum Cerastium arvense Cerastium fontanum subsp. vulgare Cerastium glomeratum Cerastium semidecandrum Ceratocapnos claviculata Ceratochloa carinata Ceratophyllum demersum Chaerophyllum temulum Chamerion angustifolium Chelidonium majus Chenopodium album Chenopodium ficifolium Chenopodium glaucum Chenopodium polyspermum Chenopodium rubrum Cicuta virosa Cirsium arvense Cirsium palustre Cirsium vulgare Convolvulus arvensis Conyza canadensis
12 1
9
. 10 8 1 2 2 1
.
10 2 5 3
15 1 4 8 2 10 1 1
3 13 1 10 4 7 8 6 1 2
.
10
2 4
7
10 3
. 2
.
5 3
1 2 6 2 3 10 2 4 1 1 6 9
. 2 2 2 2 12 4 6 1
2
. 4 1 2
5 4
11 2 2
•
2 4 22 7 10 1 1 1 1 11
.
9 4
• 2
•
3 2 15
17 6 7 14 6 14 2 4 14 11
2 4 7 2
1
.
.
12 1 1
.
2 4
2
5 1
•
1
2 14 5 1
3 14 20 1 17 9 5 18 9 6 5
.
. .
. .
6 9 1
• 4
.
. .
1 1 16
.
. 7 14
20
.
13
• .
11
23 6 21
7
12
a
41 1 1 1 36 10 12 14 3 1 3 24 47 2 42 14 16 34 17 17 7 1 10 1 2 26 1 2 2 30 8 10 34 8 21 3 7 20 25 3 1 2 7 11 4 2 4 8 48 16 17 2 1 4 1 18 1 17 6 2 2 5 2 51 8 43 3 21
Sinai vlieszaad Kornoelje-soort Rode kornoelje Canadese kornoelje Kleine varkenskers Hazelaar Buntgres Dwergmispel-soort Eenstijlige meidoom Groot streepzaad Klein streepzaad Handjesgras Kamgras Brem Kropaar Rietorchis Tandjesgras Peen Ruwe smele Bochtige smele Sofiekruid Gewoon vingerhoedskruid Grote zandkool Grote kaardenbol Ronde zonnedauw Smalle stekelvaren Kamvaren Brede stekelvaren Mannetjesvaren Hanenpoot Langstelige olijfwilg Gewone waterbies Slanke waterbies Smalle waterpest Hondstarwegras Kweek Beklierde basterdwederik Harig wilgenroosje Moerasbasierdwederik Viltige basterdwederik Kantige basterdwederik Brede wespeorchis Moeraswespeorchis Heermoes Holpijp Lidrus Bastaardpaardenstaart Gewone dophei Scherpe fijnstraal Veenpluis Gewone reigersbek Vroegeling Echte kruisdistel Gewone steenraket Wilde kardinaalsmuts Koninginnenkruid Tuinwolfsmelk Beuk Zwaluwtong Japanse duizendknoop Rietzwenkgras Hard zwenkgras Fijn schapegres Reuzenzwenkgras Beemdlangbloem Rood zwenkgras Trosraaigras Dwergvilikruid
Corispemium intermedium Cornus-soort Comus sanguinea Comus sericea Coronopus didymus Corylus avellana Corynephorus canescens Cotoneaster-soort Crataegus monogyna Crepis biennis Crepis capillar is Cynodon dactylon Cynosurus cristatus Cytisus scoparius Dactylis glomerata Dactylorhiza majalis subsp. praetermissa Danthonia decumbens Daucus cat MM Deschampsia cespitosa Deschampsia flexuosa Descurainia sophia Digitalis purpurea Diplotaxis tenuifolia Dipsacus fullonum Drosera rotundifolia Dryopteris carthusiana Dryopteris cristata Dryopteris dilaiata Dryopteris filix-mas Echinochloa crus-galli Elaeagnus multiflora Eleocharis palustris Eleocharis uniglumis Elodea nuttallii Elymus caninus Elytrigia repens Epilobium ciliatum Epilobium hirsurum Epilobium palustre Epilobium parviflorum Epilobium tetragonum Epipactis helleborine Epipactis palustris Equisetum arvense Equisetum fluviatile Equisetum palustre Equisetum x litorale Erica tetralix Erigeron acer Eriophorum angustifolium Erodium cicutarium subsp. cicutarium Erophila verna Eryngium campestre Erysimum cheiranthoides Euonymus europaeus Eupatorium cannabinum Euphorbia peplus Fagus sylvatica Fallopia convolvulus Fallopia japonica Festuca arundinacea Festuca cinerea Festuca filiformis Festuca gigantea Festuca pratensis Festuca rubra Festulolium loliaceum (x) Filago minima
1 6
1 1 8
1 3 1 1 1 3 1 4 14
4 3
1
5 5 3 1 12 3 3 1 1 1 1 1 1 1 2 2
1
.
6 1 5 1 12 3 13 1 4 2
3 2
8 1 1
12 1 13
. 1 3 11 1
1 5 1 2
2 5 3
10
1 13
3 5 14 1
1 2 2 11 5
11 8 5 1 19 2 23 2 12 1 18 2 3 1 2 3 1 6 3 3 1
1 12 3 5 1 2 12
22 1 2 2 1 19 8 10 1 3 21
3
3
1
12 2
1 9 3 1 18 1 13 1 5 4 20 10 2 4 1 1 2 1 1
.
2 1 14 1 1 12 4 1 24 2 21 2 12 5 46 13 2 11 5 2 2 2 3 1 1 3 3 13 7 1 1 20 11 10 2 43 6 49 1 6 3 15 1 37 3 5 1 2 4 1 13 9 8 I 1 45 1 3 2 2 43 13 15 5 10 47 1 6
Moerasspirea Tuinaardbei Gewone es Gespleten hennepnetel Gewone hennepnetel Kaal knopkruid Kleefkruid Glad walstro Moeraswalstro Geel walstro Slipbladige ooievaarsbek Zachte ooievaarsbek Kleine ooievaarsbek Robertskruid Geel nagelkruid Hondsdraf Mannagras Liesgras Stomp vlotgras Bleekgele droogbloem Moerasdroogbloem Reuzenberenklauw Gewone berenklauw Damastbloem Weidehavikskruid Stijf havikskruid Muizenoor Duindoorn Lidsteng Gestreepte witbol Gladde witbol Kruipertje Veldgerst Hop Kikkerbeet Gewone watemavel Kantig hertshooi Sint-Janskruid Gevleugeld hertshooi Gewoon biggekruid Hulst Reuzenbalsemien Groot springzaad Klein springzaad Gele lis Borstelbies Veldrus Zomprus Greppelrus Plane rus Plane + Zilte rus Biezenknoppen Pitrus Zilte rus Zeegroene rus Padderus Tengere rus Kompassla Witte dovenetel Gestreepte dovenetel Paarse dovenetel Akkerkool Veldlathyrus Klein kroos Puntkroos Vertakte leeuwemand Kleine leeuwemand Pijlkruidkers
Filipendula ulmaria Fragaria x ananassa Fraxinus excelsior Galeopsis bifida Galeopsis tetrahit Galinsoga parviflora Galium aparine Galium mollugo Galium palustre Galium verum Geranium dissectum Geranium molle Geranium pusillum Geranium robertianum Geum u thai HI i n Glechoma hederecea Glyceria fluitans Glyceria maxima Glyceria notata Gnaphalium luteo-album Gnaphalium uliginosum Heracleum mantegazzianum Heracleum sphondylium Hesperis matronalis Hieracium caespitosum Hieracium laevigatum Hieracium pilosella Hippophae rhamnoides Hippuris vulgaris Holcus lanatus Holcus mollis Hordeum murinum Hordeum secalinum Humulus lupulus Hydrocharis morsus-ranae Hydrocotyle vulgaris Hypericum dubium Hypericum perforatum Hypericum tetrapterum Hypochaeris radicata Ilex aquifolium Impatiens glandulifera Impatiens noli-tangerc Impatiens parviflora Iris pseudacorus Isolepis setacea Juncus acutiflorus Juncus articulatus Juncus bufonius Juncus compressus Juncus compressus + J. gerardi Juncus conglomerate Juncus effusus Juncus gerardi Juncus inflexus Juncus subnodulosus Juncus tenuis Lactuca serriola Lamium album Lamium maculatum cv. 'Variegatum' Lamium purpureum Lapsana communis Lathyrus pratensis Lemna minor Lemna trisulca Leontodon autumnalis Leontodon saxatilis Lepidium draba
6
6 5 1 12
, 4
2
12
5 1 5 10 4 2 3 11 4 12 1 1 2 11 1 1 2 3 4
18 1 14 3 17 1 22 5 17
6 18 5 4 2 19 8 21 3
. , 5 17 1 3 4 4
. 13 4 1 1 4 1
. 1 1 9
, t
2 10 2
20 8 6
. 13 3 4 2 4 6 14 1
• . , 22 8 2 16 13 4 , 7 15
•
10 5
12 1 9 2 8 1 5 3 4 9 1 16 8
30 1 26 5 38 1 48 7 30 1 18 37 10 6 7 42 15 40 4 1 3 7 34 1 2 6 7 8 1 39 12 10 2 18 7 4 3 6 7 25 1 1 2 2 44 10 2 31 23 7 1 11 24 1 16 2 12 3 17 2 8 7 7 17 6 30 15 1
Peperkers Gewone margriel Zandhaver Haagliguster Wilde liguster Vlasbekje Geelhartje Grote keverorchis Engels raaigras Wilde kamperfoelie Rode kamperfoelie Gewone + Rcchle rolklaver Moerasrolklaver Tuinjudaspenning Gewone veldbies Veelbloemige veldbies Echie koekoeksbloem Moeraswolfsklauw Wolfspool Penningkruid Moeraswederik Grote wederik Grote kattenslaart Appel Klein kaasjeskruid Schijfkamille Echte kamille Hopklaver Honingklaver-soort Wine honingklaver Watermunt Akkermunt Kransmunt Drienerfmuur Pijpenstrootje Akkervergeet-mij-nietje Zompvergeet-mij-nietje Ruw vergeet-mij-nietje Moerasvergeet-mij-nietje Stijf vergeet-mij-nietje Muizenstaart Aarvederkruid Borstelgras Gele plomp Watergentiaan Watertorkruid Pijptorkruid Grote teunisbloem Kattedoom Addertong Gewone vogelmelk Klein vogelpootje Koningsvaren Bleke klaproos Grote klaproos Pastinaak Veenwonel Watcrpeper Beklierde duizendknoop Perzikkruid Kleine duizendknoop Zachte duizendknoop Groot hoefblad Melkeppe Rietgras Zanddoddengras Timoteegras Riet
Lepidium latifolium Leucanthemum vulgare Leymus arenarius Ligustrum ovalifolium Ligustrum vulgare Linaria vulgaris 1 mum catharticum Listera ovata Lolium perenne Lonicera periclymenum Lonicera xylosteum Lotus corniculatus Lotus pedunculatus Lunaria annua Luzula campestris Luzula multiflora Lychnis flos-cuculi Lycopodiella inundata Lycopus europaeus Lysimachia nummularia Lysimachia thyrsiflora Lysimachia vulgaris Lythrum salicaria Malus sylvestris Malva neglecta Matricaria discoidea Matricaria recutita Medicago lupulina Melilonis-soon Melilotus albus Mentha aquatica Mentha arvensis Mentha x verticillata Moehringia trinervia Molinia caerulea Myosotis arvensis Myosotis laxa subsp. cespitosa Myosotis ramosissima Myosotis scorpioides Myosotis stricta M>"sums minimus Myriophyllum spicatum Nardus stricta Nuphar lutea Nymphoides peltata Ocnanthe aquatica Oenanthe fistulosa Oenothera erythrosepala Ononis repens subsp. spinosa Ophioglossum vulgatum Orniliiogalum umbellatum Orniuiopus perpusillus Osmunda regalis Papaver dubium Papaver rhoeas Pastinaca sativa Persicaria amphibia Persicaria hydropiper Persicaria lapathifolia Persicaria maculosa Persicaria minor Persicaria mitis Petasiles hybridus Peucedanum palustre Phalaris arundinacea Phleum arenarium Phleum pretense subsp. pretense Phragmites australis
•
4 1
•
14
«1
1 15
4 11
11 S ! I
11 2 2 1 20 1 3 7 1 3 2 8 1 22 15 8 12 9 5
.
1 1
8 6
r
9 1
10
1 1 !
6 6 9
f 5 ! 5
1
19 2 1 1 9 14 2 15 1 2 2
•
. 1 5
3 7 2
.
2
11 12 6 3
. .
1 3 13
1 12 i I J
1 2 1)
. 8 11
» 11
1 1 1 1 4 2 10 17 6 5 3 1 2 1 20 6 10 21
2 5 3 2 14 4 2 1 43 1 1 7 10 1 8 5 13 1 50 23 10 17 23 6 2 18 12 24 1 1 36 3 1 3 1 22 26 4 29 1 I 3 2 I 5 8 16 2 1 1 1 1 1 7 2 13 40 21 13 9 1 2 2 6 46 6 22 43
Zwarte den Grove den Hertshoomweegbree Smalle weegbree Getande weegbree Grote weegbree Straatgras Plat beerndgras Schaduwgras Moerasbeemdgras Veldbcemdgras Ruw beerndgras Gewoon varkensgras Brede eikvaren Gewone eikvaren Witte abeel Ontariopopulier Ratelpopulier Canadapopulier Grauwe abeel Rivierfonteinkruid Schedefonteinkruid Doorgrocid fonteinkruid Tenger fonteinkruid Haarfonteinkruid Kniipganzerik Zilverschoon Viliganzerik Vijfvingerkruid Gewone brunel Zoete kers Kerspruim Vogelkers Amerikaanse vogelkers Sleedoom Heelblaadjes Rond wintergroen Zomereik Amerikaanse eik Scherpe boterbloem Fijne waterranonkel Fijne + Grote waterranonkel Knolboterbloem Stijve waterranonkel Gewoon speenkruid Egelborerbloem Kruipende boterbloem Behaarde boterbloem Blaartrekkende boterbloem Sporkehout Grote ratelaar Zwarte bes Aalbes Kruisbes Robinia Gele waterkers Slanke waterkers Wine waterkers Moeraskers Akkerkers Hondsroos Bergroos Veelbloemige roos Duinroosje Egelantier Rimpelroos Dauwbraam Hazelaarbraam
Pinus nigra Pinus sylvestris Plantago coronopus Plantago lanceolata Plantago major subsp. intemiedia Plantago major subsp. major Poa annua Poa compressa Poa nemoralis Poa palustris Poa pratensis Poa trivialis Polygonum aviculare Polypodium interjectum Polypodium vulgare Populus alba Populus gileadensis Populus tremula Populus x canadensis Populus x canescens Potamogeton nodosus Potamogeton pectinatus Potamogeton perfoliatus Potamogeton pusillus Potamogeton trichoides Potentilla anglica Potentilla anserina Potentilla argentea Potentilla reptans Prunella vulgaris Prunus avium Prunus cerasifere Prunus padus Prunus serotina Prunus spinosa Pulicaria dysenlerica Pyrola rotundifolia Quercus rohur Quercus rubra Ranunculus acris Ranunculus aquatilis Ranunculus aquatilis -f- R. peltatus Ranunculus bulbosus Ranunculus circinatus Ranunculus ficaria subsp. bulbilifer Ranunculus flammula Ranunculus repens Ranunculus sardous Ranunculus sceleretus Rhamnus frangula Rhinanthus angustifolius Ribes nigrum Ribes rubrum Ribes uva-crispa Robinia pseudoacacia Rorippa amphibia Rorippa microphylla Rorippa nasturtium-aquaticum Rorippa palustris Rorippa sylvestris Rosa canina Rosa glauca Rosa multiflora Rosa pimpinellifolia Rosa rubiginosa Rosa rugosa Rubus caesius Rubus corylifolius
13 11 11
11 12
8 9 15 12
11 13
. . . .
1 4 2 19 7 15 18 1 1 7 18 23 16 1
.
.
1 1 7 5 8
.
3 3
1 1 2
.
3 1 1 10
. . 1 17
. 6 6
10 12 8
.
1 2
. 12 7 13 5 1 14 1 19
. .
1 2 11 1 1
.
. . .
11
12
1 8 1 22
15
. •
9 2 2
1 1
.
14 10 6 5
3
s
.
2
3 2
. .
11 1
.
2 12 2
. . * . .
7
.
1 9 1
.
.
.
14 2 1 5 7 18 1
1 2 3 3 5 2
2 5 6 10 2
.
4 2 5
.
1 5 3 41 11 37 41 1 2 16 38 51 34 1 1 1 1 9 10 9 1 6 3 5 2 2 35 1 18 23 8 2 19 U 18 9 1
22 1 38 1 1 1 4 17 1 45 4 38 12 8 6 12 2 1 34 4 1 11 21 25 1 1 4 8 9 22 4
Gewone braam Framboos Veldzuring Schapezuring Kluwenzuring Krulzuring Waterzuring Goudzuring Ridderzuring Moeraszuring Bloedzuring Bermzuring Tengere vetmuur Sierlijke vetmuur Liggende vetmuur Pijlkruid Wilg-soort Schietwilg Geoorde wilg Bos wilg Grauwe wilg Kraakwilg Binere wilg Ktuipwilg Amandelwilg Katwilg Geoorde wilg x Grauwe wilg Grauwe wilg x Karwilg Vcldsalie Gewone vlier Mattenbies Ruwe bies Eenjarige hardbloem Gcoord helmkruid Knopig helmkruid Gevleugeld helmkruid Blauw glidkruid Muurpeper Waterkroiskroid Rivierkruiskruid Jakobskruiskruid Moeraskruiskruid Boskruiskruid Klein kruiskruid Blauw walstro Dagkoekoeksbloem Avondkoekoeksbloem Herik Hongaarse raket Gewone raket Grote watereppe Bitterzoet Tomaat Zwarte nachtschade Late guldenroede Akkermclkdisiel Gekroesde melkdistel Gewone melkdistel Moerasmelkdistel Wilde lijsterbes Kleine egelskop Grote + Blonde egelskop Gewone spurrie Heidespurrie Rode schijnspurrie Veelwortelig kroos Moerasandoom Watermuur
Rubus fruticosus Rubus idaeus Rumex acetosa Rumex acetosella Rumex conglomerates Rumex crispus Rumex hydrolapauium Rumex maritimus Rumex obtusifolius Rumex palustris Rumex sanguineus Rumex x pratensis Sagina apetala Sagina nodosa Sagina procumbens Sagittaria sagirtifolia Salix-soort Salix alba Salix aurita Salix caprea Salix cinerea Salix fragilis Salix purpurea Salix repens Salix triandra Salix viminalis Salix x multinervis Salix x smitiiiana Salvia pratensis Sambucus nigra Schoenoplectus lacustris Schoenoplectus tabernaemontani Scleranthus annuus Scrophularia auriculata Scrophularia nodosa Scrophularia umbrosa Scutellaria galericulata Sedum acre Senecio aquaticus Senecio fluviatilis Senecio jacobaea Senecio paludosus Senecio sylvaticus Senecio vulgaris Sherardia arvensis Silene dioica Silene latifolia subsp. alba Sinapis arvensis Sisymbrium altissimum Sisymbrium officinale Sium latifolium Solanum dulcamara Solanum lycopersicum Solanum nigrum subsp. nigrum Solidago gigantea Sonchus arvensis Sonchus asper Sonchus oleraceus Sonchus palustris Sorbus aucuparia Sparganium emersum Sparganium erectum Spergula arvensis Spergula morisonii Spergularia rubra Spirodela polyrhiza Stachys palustris Stellaria aquatica
6 5 4 9 13 6 2 12
10
11
5
. . 4 3
.
10
. 7 2 3
.
5 9
11
11 10
12 1 21 12 9 17 16 5 18 4 12 3 1 8 13 2 2 15 1 8 16 2 3 5 15 16
.
.
4
14
.
.
5 5 10
18 1 8 3 1 4 6 18 4 4
. . 2 2 13 2 4 1 1 11 1 9 3 2 1 1
. 6 4 1 5 2 11 7 1
.
.
4 11 14 1 8 1 12 5 2 11 3 2 7 1
9 4 22 1 5 6 17 12 2 18 14
10
11
12
• 10 2 2 2 7
. . 4 15 1
12
.
23 .
23 2 35 22 23 40 27 7 41 6 22 4 1 9 23 5 2 33 1 9 34 9 6 9 31 35 1 22 1 32 7 20 6 1 8 8 36 9 8 4 13 16 3 19 5 14 10 4 1 17 16 46 2 15 9 40 19 5 41 22 2 20 4 5 2 12 50 1
Grasmuur Vogelmuur Duinvogelmuur Zeegroene muur Moerasmuur Blauwe knoop Sneeuwbes Gewone smeerwortel Boerenwormkruid Zandpaardebloem Gewone paardebloem Klein tasjeskruid Moerasandijvie Poelmit Moerasvaren Wine krodde Heggendoornzaad Gele + Oosterse morgenster Gele morgenster Hazenpoorje Liggende klaver Kleine klaver Aardbeiklaver Baste rdklaver Rode klaver Wine klaver Moeraszoutgras Reukeloze kamille Klein hoefblad Kleine lisdodde Grote lisdodde Iep-soort Grote brendnetel Kleine brandnetel Echte valeriaan Gewone veldsla Koningskaars Blauwe waterereprijs Veldereprijs Beekpunge Rode waterereprijs Gewone ereprijs Klimopereprijs Manneljesereprijs Grote ereprijs Tijmereprijs Gelderse roos Vogelwikke Ringelwikke Lathyruswikke Smalle wikke + Voederwikke Smalle wikke Heggenwikke Akkerviooltje Maarts viooltje Duinlangbaardgras Dicht langbaardgras Gewoon langbaardgras Zittende zannichellia Gesteelde zannichellia Mais Totaal aantal taxa: Totaal aantal km-hokken:
Stellaria graminea Stellaria media Stellaria pallida Stellaria palustris Stellaria uliginosa Succisa pratensis Symphoricarpos albus Symphytum officinale Tanacetum vulgare Taraxacum laevigatum Taraxacum officinale Teesdalia nudicaulis Tephroseris palustris Thalictrum flavum Thelypteris palustris Thlaspi arvense Torilis japonica Tragopogon pratensis Tragopogon pratensis subsp. pratensis Trifolium arvense Trifolium campestre Trifolium dubium Trifolium fragiferum Trifolium hybridum Trifolium pretense Trifolium repens Triglochin palustris Tripleurospermum marilimum Tussilago farfara Typha angustifolia Typha latifolia Ulmus-soort Urtica dioica 1 'iiica urens Valeriana officinalis Valerianella locusta Verbascum lhapsus Veronica anagallis-aquatica Veronica arvensis Veronica beccabunga Veronica catenaia Veronica chamaedrys Veronica hederifolia Veronica officinalis Veronica persica Veronica serpyllifolia Viburnum opulus Vicia cracca Vicia hirsuia Vicia ladiyroides Vicia sativa Vicia sativa subsp. nigra Vicia scpiuni Viola arvensis Viola odorata Vulpia ciliata subsp. ambigua Vulpia fasciculata Vulpia myuros Zannichellia palustris subsp. palustris Zannichellia palustris subsp. pedicellata Zea mays
2 12
1 8
1 2
11 4 2 13
10
12
5 5
6 18 1 4 5 2 2 19 3 5 22 6 11
. 1 2
•
3 1 2 2 17
2
9 4 2 9 14 4 9 9 10 4 2 15 3 11
10 2 9 2
8 10 1 2 11 5 4 4 12 13 1 3 10 3
1 2 8
1 1
2 21 22 7 6 20 9 17 14 22 2 21 3 1 2 15 9 1 2 2 1 1 5 8 14 2 1 1 7
. 2 1 3 4 7 2
1
•
1 316
• 380 13
450 23
9 38 1 6 7 2 2 40 11 10 47 1 14 17 1 1 2 4 4 2 3 33 5 4 38 46 12 17 40 24 25 20 49 5 45 3 2 5 35 14 12 4 2 1 3 8 10 25 2 1 2 12 1 3 1 3 4 9 3 1 1 525
52
Bijlage 3: Correctiefactoren strata. De onderstaande correctiefactoren zijn berekend met behulp van het aandeel dat de strata (= combinaties van deelsysteem en gebruikscategorie) in het steekproefkader (alle geschikte hokken langs een watersysteem) en in de steekproef innemen. Als het aandeel van een stratum in steekproefkader en steekproef gelijk is, is de correctiefactor gelijk aan 1, bij oververtegenwoordiging in de steekproef is de correctiefactor lager dan 1.
Maas agrarisch, e.d. natuur
Grensmaas 1,23 0,67
Gestuwde Maas 1,13 0,75
Getijde-beinvloede Maas 1.39 0,64
Ketelmeer 1,02 1,17
Randmeren-Zuid 1,24 0,67
Randmeren-Oost 1,04 0,85
Randmeren agrarisch, e.d. natuur
98