Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling Een tussenstand Tineke Lupi
Uitgave Platform31 Den Haag, november 2014 Redactie: Griffel & Bok Drukwerk: Platform P Postbus 30833, 2500 GV Den Haag www.platform31.nl
Voorwoord Alleen als zekerheden verdwijnen, komt er ruimte voor verandering. Het vraagt van burgers, bedrijven, professionele instellingen en overheden om vanzelfsprekendheden vanuit een ander perspectief te bekijken. Het vraagt ook om samenwerking aan te gaan met onbekenden, om wegen in te slaan waarvan je niet precies weet waar ze heen leiden. De dertien experimenten die in deze tussenrapportage staan beschreven, geven zicht op dit proces. Ze beschrijven de zoektochten die op verschillende plekken in Nederland plaatsvinden in de omgang met de gevolgen van demografische veranderingen. Sociaal, fysiek, economisch, cultureel, of bestuurlijk-politiek. De rapportage is onderverdeeld in vijf onderwerpen: woon- en leefbaarheid, zorg- en voorzieningen, economische vitaliteit, nieuwe verdienmodellen en ruimte voor burgerinitiatief. Per project is de stand van zaken weergegeven van wat lokale partijen tot nu toe hebben bereikt en welke weg zij daarbij volgen. Het is nog een tussenreportage, de experimenten lopen tot eind 2015. Maar nu al, halverwege, spreekt uit de experimenten veel vitaliteit, creativiteit en nieuwe inzichten. Het komt als het ware op als water uit een vergeten bron. Platform31 ondersteunt en begeleidt de experimenten, in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In 2016 komt er een eindevaluatie met de vraag wat de experimenten hebben opgeleverd voor de lokale praktijk, maar zeker ook wat we daarvan in breder perspectief kunnen leren.
Den Haag, 20 november 2014
William Segers,
Anne-Jo Visser,
Programmaleider bevolkingsdaling Ministerie van BZK
Programmamanager Platform31
Inhoudsopgave Inleiding
7
1 Ontwikkelingen krimpexperimenten
9
1.1 Wonen en Leefomgeving
9
1.2 Zorg en voorzieningen
13
1.3 Economische vitaliteit
15
1.4 Naar nieuwe verdienmodellen in krimpgebieden
19
1.5 Meer ruimte voor burgerinitiatief!
21
2 Projecten
25
2.1 Project ‘Duurzaam wonen Leveroy’ (Limburg)
25
2.2 Project ‘Dorpscoöperaties in Wûns en Lioessens’ (Friesland)
27
2.3 Project ‘Duurzaam Dorpshuis Noordwelle’ (Zeeland)
31
2.4 Project ‘Aanpak Hoogbouwflats Parkstad’ (Limburg)
33
2.5 Project ‘UPGRADE’ (Zeeland)
36
2.6 Project ‘GoudOud in Warffum’ (Groningen)
39
2.7 Project ‘Hoeksche Waardevolle Voorzieningen’ (Zuid-Holland)
43
2.8 Project ‘SAAM&’ (Zeeland)
45
2.9 Project ‘SintJan’ (Groningen)
46
2.10 Project ‘De Achterhoek zorgt voor morgen’ (Gelderland)
49
2.11 Project ‘0 euro-aanpak: verzakelijkingsdoorbraken bedrijventerreinen NHN’ (NoordHolland)
5
51
2.12 Project ‘Zorgarrangementen Lauwersmeergebied’ (Groningen/Friesland)
53
2.13 Project ‘Nieuwe juridische en financiële instrumenten in de strijd tegen leegstand en verpaupering in de binnenstad’ (Groningen)
Colofon
55
58
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
6
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
Inleiding In de zomer van 2013 zijn dertien krimpexperimenten van start gegaan, verspreid over alle uithoeken van Nederland. Het doel van de experimenten is praktijkervaring opdoen met het tegengaan van de negatieve effecten die de demografische veranderingen op leefbaarheid hebben. De experimenten richten zich op drie thema’s: 1. 2. 3.
Wonen en ruimte: herstructureren van de woningvoorraad en het aanpassen van de ruimtelijke ordening aan bevolkingsdaling en de gewijzigde bevolkingssamenstelling; Voorzieningen: aanpassen van voorzieningen aan bevolkingsdaling en de gewijzigde bevolkingssamenstelling; Economische vitaliteit en een goed werkende arbeidsmarkt.
Dit is de tweede ronde experimenten binnen het Interbestuurlijk Actieprogramma 1 Bevolkingsdaling . In mei 2013 heeft een begeleidingscommissie bestaande uit vertegenwoordigers van diverse ministeries en de VNG in samenwerking met Platform31 deze experimenten geselecteerd uit 36 inzendingen. Bij de selectie hebben we onder meer gekeken naar het innovatief karakter van een project en de inzet van burgerparticipatie. Bovendien hebben we vooral gekozen voor experimenten die problemen aanpakken waar nog geen goede oplossingen voor zijn, bijvoorbeeld op het terrein van particuliere koopwoningen. De experimenten hebben drie jaar de tijd en elk 10.000 euro vanuit het Rijk ter beschikking om nieuwe kennis op te doen. Tineke Lupi, Hans-Hugo Smit, Ruud Dorenbos en Anne-Jo Visser begeleiden deze experimenten vanuit Platform31. In 2016 zal Platform31 de experimenten door een onafhankelijk onderzoeksbureau laten evalueren.
7
Nu nadat de experimenten anderhalf jaar lopen maakt Platform31 de balans op. In deze tussenstand leest u over ontwikkelingen op het terrein van wonen, woonomgeving, voorzieningen, leefbaarheid, economie, de systeem- versus de leefwereld. Daarna vindt u een overzicht van alle experimenten. Meer weten over krimp en deze experimenten? Kijk op www.platform31.nl en www.vanmeernaarbeter.nl
_________ 1
In de eerste ronde (2008-2011) heeft Platform31 alleen de experimenten begeleid op het terrein van wonen, ruimte, voorzieningen. Zie Evaluatie krimpexperimenten (mei 2013), http://www.platform31.nl/publicaties/evaluatiekrimpexperimenten.
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
8
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
1 Ontwikkelingen krimpexperimenten 1.1 Wonen en Leefomgeving In krimpregio’s staat bij het aanpakken van woongebieden leefbaarheid centraal: hoe zorgen we dat dorpen en wijken leefbaar worden of blijven? Een veelbeproefde ingreep is corporatiebezit slopen en zo overaanbod te verminderen of slecht verhuurbare woningen uit de markt te halen. In de eerste ronde krimpexperimenten (2008-2011) kwamen daar een aantal nieuwe interventies bij, zoals het samenvoegen van woningen en het opknappen van verloederde koopwoningen. De koopwoningmarkt is onaantrekkelijk geworden in krimpregio’s. De financiële crisis zorgde ervoor dat koopwoningen goedkoper werden, maar die goedkopere woning blijkt nu veelal onverkoopbaar. Hierdoor is de huurmarkt in krimpregio’s aantrekkelijker geworden. De woonexperimenten richten zich op de (onderkant) van de koopmarkt (Zeeuwse Upgrade en Limburgse aanpak hoogbouwflat) en op sociale huurwoningen die door corporaties verkocht gaan worden. Steeds vaker nemen bewoners zelf initiatieven op de woningmarkt, bijvoorbeeld door in gesprek te gaan met medebewoners in de buurt over de waarschijnlijkheid dat zij hun oude dag in hun huidige koopwoning door zullen brengen (Duurzaam Wonen Leveroy in Limburg). Ook gaan bewoners zelf woningen verhuren (in het Friese Wûns en Lioessens), zodat er sociale huurwoningen blijven in kleine dorpen.
9
Oplossing aanpak particulier bezit nog niet in zicht Het is de vraag wat er moet gebeuren met het overschot aan goedkope of verloederde koopwoningen en wie de rekening voor dat overschot gaat betalen. Eigenaren in krimpgebieden - of ze nu wel of niet nog zelf in het gebied wonen - zitten vaker dan gemiddeld met een (potentiële) restschuld. De experimenten onderzoeken wat je kunt doen met: een overschot aan onverkoopbare koopwoningen (Hoogbouwflat Parkstad Limburg), slechte, soms leegstaande koopwoningen op een verkeerde of juist beeldbepalende plek (Zeeuwse Upgrade), mensen die voorbereid moeten worden op langer zelfstandig wonen in de eigen koopwoning (Limburgse Leveroy). Met name bij de experimenten die een grote financiële pijn kennen, bijvoorbeeld door het slopen van koopwoningen, is het verbeterproces tot op heden veelal top down aangepakt. Overheden, soms ondersteund door private partijen als ontwikkelaars, bouwers en banken, hebben minder geduld dan individuele eigenaren. Die zitten al jaren vast in de eigen woning, maar blijven wachten op die ene koper die hen verlost van de molensteen om de nek. In Zeeuws-Vlaanderen en Parkstad Limburg denken overheden na over de rol die zij moeten spelen in dit dossier: faciliteren van een externe partij of subsidiëren of zelf financieren en
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
daarmee het risico dragen? Ook andere krimpregio’s, zoals Noordoost-Groningen, voeren in 2014 experimenten in de goedkope koopsector uit. De grootste uitdaging is als er uiteindelijk gesloopt moet worden, daarvoor een gedragen financieel plan te hebben. Een mogelijkheid daartoe is woningen langer te verhuren en met die opbrengst de aankoop en sloop te betalen. De bewoners doen het zelf: verhuren, beheren, energie opwekken Uit de eerste ronde krimpexperimenten kwam de aanbeveling om meer te werken met bewonersinitiatieven, omdat bij een top down benadering de urgentie onder bewoners om actief mee te doen meestal ontbreekt. Inmiddels is die aanbeveling werkelijkheid geworden. Bewoners nemen steeds vaker het voortouw. Of zij nu een energiecoöperatie vestigen in een leegstaand dorpshuis (Zeeuwse Noordwelle), hun dorp klaarstomen voor de vergrijsde toekomst (GoudOud Warffum) of mede-huiseigenaren wijzen op de gevolgen van krimp en de veranderingen in de zorg: bewoners gaan zelf aan de slag. Veelal bijgestaan door een professional, komen zij stapje voor stapje vooruit.
10
Bouwlocatie “De eerste twee” in Wûns
De coöperatieve vereniging als vehikel voor wonen en leefbaarheid in krimpregio’s In Friesland zijn bewoners zelf huurwoningen gaan exploiteren in dorpen die door corporaties aangewezen zijn als ‘verkoopdorpen’. Na hun aanvankelijke woede over de verkoopplannen hebben de bewoners van twee dorpen een eigen business case opgezet of is in oprichting om in coöperatief verband woningen te verhuren. De doelstelling van zo’n dorpscoöperatie is meestal breder dan alleen verhuren: de leden willen ook het dorp leefbaar houden. Zij kunnen bijvoorbeeld op termijn zorg aanbieden, energie leveren of de leefbaarheid bevorderen. De bewoners zijn lid van de coöperatie, maar investeren daarnaast ook, als particulier, in het bedrijf van de coöperatie. Een bijkomend voordeel is dat bewoners die zich
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
in deze rechtsvorm verenigd hebben, een serieuze gesprekspartner van de overheid, het bedrijfsleven en maatschappelijke instellingen zijn. De tussenstand Het anders organiseren van het wonen en de woonomgeving kost bijna overal meer tijd dan gedacht. Ontwikkelingen komen langzaam op gang, omdat er een behoorlijk financieel prijskaartje aan de maatregelen hangt en er weinig tot geen verdienmogelijkheden zijn. Zo zijn er ruim een jaar na de start van de experimenten nog geen koopwoningen gesloopt, al zijn de voorbereidingen wel in gang. De business cases zijn volledig doorgerekend, alle fiscale en juridische belemmeringen zijn verkend en er zijn coöperatieve verenigingen opgericht. Dat leidt soms tot eerste positieve uitkomsten (o.a. in Wûns en Hoogbouwflat Parkstad Limburg), maar soms ook tot de constatering dat een business case in een bepaalde variant niet haalbaar is (Upgrade) of dat de juridische obstakels te groot zijn om tot uitvoering over te gaan (bijvoorbeeld met betrekking tot staatssteun bij het aankopen van overaanbod van slechte woningen). Met name bewoners en overheden nemen het voortouw bij het reorganiseren van wonen en de leefomgeving. Corporaties zijn in deze tweede experimentenronde meer adviseur en procesbegeleider dan aanjager. Vaak zitten zij ook in de rol van verkopende partij: Elkien in Wûns, Thús wonen in Lioessens, Vestia in Warffum, Zeeuwland in Noordwelle. In Limburg gaat naar verwachting Wonen Zuid de verhuur op zich nemen van later te slopen woningen. Ook marktpartijen als financiers, zitten meer in de adviesrol. Deze laatste groep zou echter juist een prominente rol kunnen spelen in het oplossen van de vraagstukken in de koopsector, bijvoorbeeld door creatiever om te gaan met de overwaarde van woningen.
11
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
12
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
1.2
Zorg en voorzieningen
Uit analyse is gebleken dat in de eerste ronde experimenten het thema ‘zorg en voorzieningen’ te weinig aan bod is gekomen. Dat thema krijgt nu extra aandacht in deze tweede ronde. Zowel krimp- als anticipeerregio’s zijn zich bewust van de grote impact van de aanstaande transities in het sociale domein enerzijds en de demografische veranderingen anderzijds. Door bevolkingsdaling neemt het draagvlak voor voorzieningen in deze regio’s af. Deze kunnen niet zoals elders in Nederland eenvoudig 'in de buurt' georganiseerd worden. Dit dwingt overheden, maatschappelijke partners, ondernemers en burgers om samen keuzes te maken en te zoeken naar nieuwe wegen. Deze opgave is echter niet eenvoudig. Een thema als zorg en voorzieningen is breed: er zijn veel stakeholders bij betrokken met elk hun eigen belang. Veel van de experimentvoorstellen die Platform31 ontving, waren er op gericht het samen zoeken naar oplossingen en nieuwe wegen te ondersteunen. Sommige plannen voorzagen in heel concrete faciliteiten voor bewoners van dunbevolkte gebieden waar voorzieningen op afstand zijn. Andere voorstellen richtten zich meer op de rol van gemeenten in regionaal verband. We hebben uiteindelijk gekozen voor projecten die zowel op lokaal als op hoger niveau de verhoudingen tussen partijen wilden veranderen. Governance is een belangrijk subthema van alle experimenten op het gebied van zorg en voorzieningen. De vijf uitgekozen projecten2 hebben als doel kleine kernen leefbaar te houden en de lokale sociale infrastructuur van onderop te versterken met nieuwe diensten en arrangementen. Daarbij staat de burger centraal, zowel in beleidsvorming als aanpak. Opvallend is dat in de echte krimpgebieden bewoners meer het voortouw hebben genomen, terwijl in de anticipeerregio’s het initiatief bij de lokale overheden ligt. Corporaties en zorgpartijen spelen in het proces vaak een belangrijke rol, maar zijn zelden aanjager van het proces, met uitzondering van Saam& in Zeeland.
13
De projecten hebben analyses gemaakt en visies ontwikkeld. In alle experimenten ontstaat langzaamaan een netwerk van publieke en private partijen. In de Hoeksche Waard werken gemeenten in het project Hoeksche Waardevolle Voorzieningen samen met lokale spelers in wonen, zorg en welzijn. Het burgerinitiatief GoudOud in Warffum, heeft een partner gevonden in Buurtzorg. De lastigste opgave blijkt om binnen het complexe vraagstuk van zorg en voorzieningen in krimpgebieden het experiment goed af te bakenen. De meeste experimenten verkeren daarom nog steeds in de fase van verkenning en onderzoek. Bij het project De Achterhoek zorgt voor morgen, dat gebaseerd is op de regionale agenda, wil men bijvoorbeeld eerst alles goed in kaart brengen en dan aandachtspunten kiezen. Net als in SintJan Kloosterburen willen ze in de Achterhoek de behoeften van bewoners inventariseren en op basis daarvan problemen integraal aanpakken. Meer kennis garandeert echter niet dat je de stap van denken naar doen kunt maken, zo laat het eerste jaar van de experimenten zien. Het is voor de meeste burgers lastig in te schatten wat zij in de toekomst
_________ 2
GoudOud in Warffum, Hoeksche Waardevolle Voorzieningen, Saam&, Sint Jan Kloosterburen en De Achterhoek zorgt voor Morgen.
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
echt nodig zullen hebben en hoe de huidige voorzieningen anders georganiseerd kunnen worden. Mensen die nog geen urgentie voelen, komen nauwelijks met vernieuwende ideeën en zijn niet zo actiebereid. Iemand moet dan het voortouw nemen. De experimenten die het afgelopen jaar de meeste vooruitgang hebben geboekt, onderscheiden zich door een duidelijke focus. Zij slagen erin het hoge ambitieniveau te vertalen in concrete producten of opbrengsten. Zij zien de samenhang tussen leegstaande verzorgingshuizen, aanpassing van de woningvoorraad voor ouderen, ict-mogelijkheden, lokale faciliteiten en de inzet van vrijwilligers en zij maken heldere keuzes over wat zij gaan doen. Door te werken in kleine stapjes en vast te houden aan hun soms onorthodoxe aanpak, boeken zij uiteindelijk resultaten.
14
Gezondheidscentrum Warffum
Zo is in Warffum een vrijwilligersnetwerk opgetuigd dat samen met professionals ouderen thuis gaat ondersteunen. In Hoeksche Waard zijn in enkele sessies zogenoemde persona gemaakt die symbool staan voor de inwoners van het gebied. Die persona moeten in de komende tijd de lokale discussie over voorzieningen vlottrekken. In SintJan Kloosterburen en De Achterhoek wordt een zorgcoöperatie voorbereid. Het jaar 2015 zal in het teken staan van uitvoering. Dan zal blijken of de experimenten oplossingen aandragen waar andere gebieden in Nederland van kunnen profiteren. Aanvankelijk liepen de krimp- en anticipeerregio’s voorop in de ontwikkeling van nieuwe arrangementen voor zorg en voorzieningen. De urgentie in die gebieden neemt weliswaar toe, maar de grote steden lijken hen inmiddels voorbij te streven met slimme oplossingen. De ondersteunende inzet van gemeenten lijkt daarbij het verschil te maken, niet zozeer in geld of beleid maar in rugdekking. Nu met de 3D operatie gemeenten met ingang van 2015 een grotere verantwoordelijk krijgen voor het sociale domein, ligt hier een argument dat gemeenten actiever meedoen bij het vinden van nieuwe werkbare voorzieningenstructuren.
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
1.3 Economische vitaliteit Hoe kunnen krimpregio’s economisch vitaal blijven of weer worden? Dit is in enge zin de centrale vraag in deze drie experimenten: Verzakelijkingsdoorbraken bedrijventerreinen NHN, Nieuwe juridische en financiële instrumenten in de strijd tegen leegstand en verpaupering in de binnenstad Zorgarrangementen Lauwersmeergebied. De drie experimenten richten zich op economische thema’s die binnen elke krimpregio essentieel zijn. In het ene experiment wordt gezocht naar juridische en financiële instrumenten om de winkelleegstand tegen te gaan. In een ander experiment wordt bekeken hoe je ondernemers kunt stimuleren, faciliteren en inspireren om vastgoedkansen te pakken en waardeverhogende investeringen te doen. In het derde experiment staat de ontwikkeling van een nieuwe economische activiteit centraal: zorgarrangementen die gebruik maken van de unique selling points van het noordelijke platteland zoals rust, ruimte en natuur. Vitaal Wil een stad een concurrerende positie innemen, dan is een volwaardige en levendige binnenstad noodzakelijk. De binnenstad vormt één van de belangrijke redenen voor burgers, bedrijven en instellingen om in een stad te blijven en zich er te vestigen. Ook vitale bedrijventerreinen zijn van cruciaal belang. Zij verschaffen de inwoners werkgelegenheid, inkomen en sociale participatie, en zij sponsoren vaak het verenigingsleven. Kortom, bedrijventerreinen zijn cruciaal voor behoud van voorzieningen, leefbaarheid en welzijn in gemeenten.
15
Voorheen was de groei van de bevolking een belangrijke aanjager voor economische groei. Omdat die groei ontbreekt in krimpregio’s, zoeken zij naar (nieuwe) economische dragers. De verwachtingen van slim en creatief ondernemerschap dat resulteert in nieuwe economische activiteiten zijn hoog. Ondernemerskracht De rode draad in de drie experimenten is nieuw ondernemerschap. Voorheen keek iedereen bij problemen als winkelleegstand, verouderde bedrijventerreinen en een achterblijvende economie automatisch naar de overheid. Hoewel de overheid nog steeds een belangrijke actor blijft, neemt zij een andere rol aan dan voorheen. Overheden hebben de laatste jaren fors moeten bezuinigen. Waar zij voorheen in eerste instantie kozen voor subsidiëren wanneer zich problemen aandienden, reageren zij nu steeds meer faciliterend. Een terugtrekkende overheid betekent dat er niet alleen een groter beroep wordt gedaan op burgerkracht maar vooral ook op ondernemerskracht. De bal ligt nu vooral bij de ondernemers. Zij moeten zelf het voortouw nemen. Doen zij dat niet, is het zaak hen zo aan te moedigen en te faciliteren dat zij dat wel (kunnen) doen. Dat valt niet mee, omdat veel ondernemers fors geleden hebben onder de economische en financiële crisis.
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
16
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
Free riden Er is veel geduld en overredingskracht nodig om ondernemers in de binnenstad en op bedrijventerreinen enthousiast en actief te krijgen. Ook het probleem van het zogenaamde free riden speelt mee. Free riden komt kort gezegd op het volgende neer: niet mee willen doen, niet mee willen betalen, maar wel mee willen delen in de voordelen. Ondernemers kijken regelmatig niet verder dan hun eigen dagelijkse activiteiten in hun bedrijf. Zij staan te weinig stil bij marktkansen die vaak voor het grijpen liggen. Meestal willen ondernemers niet in dergelijke nieuwe arrangementen stappen omdat die tijd kosten en omdat de voordelen pas op termijn zichtbaar worden. Wil je free riding voorkomen, is het zaak ondernemers in kennis, bewustzijn en houding ervan te overtuigen dat zij zelf het meest zullen profiteren van hun eigen investeringen. Investeren in een eigen bedrijfspand bijvoorbeeld, heeft een positieve invloed op de toekomstwaarde en toekomstige functionaliteit van het pand, het kavel en de locatie. En daarmee op het hele bedrijventerrein en de omgeving. Ook het gezamenlijk inkopen van allerlei diensten zoals nutsvoorzieningen, veiligheid en dergelijke kan grote kostenvoordelen opleveren. Krimpresistent Met goede praktijkvoorbeelden van elders kun je beginnend ondernemerschap in krimpregio’s stimuleren. Veel potentiële ondernemers in krimpregio’s realiseren zich bijvoorbeeld niet dat hun eigen regio soms gonst van de bedrijvigheid. Zo zijn er op verschillende plaatsen in krimpregio’s cottage industries: kleinschalige bedrijven - vaak in de creatief zakelijke dienstverlening, media & entertainment en groothandel - die in perifere gebieden gevestigd zijn, maar wel onderdeel zijn van grensoverschrijdende netwerken. Deze bedrijven hebben een bovenregionale afzetmarkt, waardoor zij vaak ‘krimpresistent’ zijn. Als je dit soort informatie beter communiceert, kun je potentiële ondernemers die nog twijfelen over de streep trekken.
17
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
18
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
1.4 Naar nieuwe verdienmodellen in krimpgebieden De tijd van grote financiële injecties en dito winsten in de gebouwde omgeving is voorbij. Maar ook het op kleinere schaal vormgeven en onderhouden van de ruimte kost geld. Waar komt dat geld vandaan en hoe zet je het in om projecten haalbaar te maken? Door slim en creatief partijen met elkaar te verbinden en door kosten en baten anders te verdelen, zo blijkt uit nieuwe financieringsarrangementen en verdienmodellen. Dat leidt - zeker in krimpgebieden - lang niet altijd tot grote financiële winsten, maar wel tot het realiseren van ruimtelijke ingrepen die bijdragen aan een prettiger leefklimaat. En dat is zeker ook winst. Geldgedreven Soms lijkt het of in de wereld van ruimtelijke ordening en volkshuisvesting tegenwoordig nergens meer geld voor is, terwijl het vóór de crisis nog tegen de plinten klotste. De heimwee die sommige mensen hebben naar de middelen van toen, is een versimpeling van de werkelijkheid. Ook voor 2008 waren sommige projecten niet haalbaar en ook vandaag wordt er nog best geïnvesteerd en verdiend. Het te simpel om de oorzaak alleen in de crisis te zoeken. Ook allerlei andere veranderingen, bijvoorbeeld demografisch, sociaal-cultureel en politiek maken dat de wereld van ruimtelijke ordenaars en volkshuisvesters is veranderd. Dat staat los van de economische crisis. Daarnaast hebben we gezien dat een te makkelijke toegang tot geld keerzijden heeft. Zo zijn er veel gebouwen en gebieden ontwikkeld, waarvan je kunt afvragen hoe nodig die eigenlijk waren. Ook excessen als corruptie en zelfverrijking bij ontwikkelaars, corporaties en overheid zijn een gevolg van te gemakkelijke toegang tot veel geld. 19
Organischer Het moet anders, zowel bij nieuwbouw als bij het beheer van de fysieke ruimte. De financiële slagkracht van veel partijen als ontwikkelaars, corporaties, banken en gemeenten is verdwenen. Groei als onderlegger van veel investeringen in de ruimte is in veel gebieden structureel verdwenen, zeker in krimpregio’s. Veel investeringen in de ruimte konden voorheen worden betaald uit de uitgifte van grond of de winst op koopwoningen, maar dat is nu niet langer het geval. De burger krijgt een steeds grotere rol, omdat de markt verschuift van een aanbiedersmarkt naar een vragersmarkt en omdat de overheid de participatiesamenleving propageert. Dat alles maakt gebiedsontwikkeling en -beheer organischer: geen grote blauwdrukplannen ineens, maar kleinere, meer behapbare en aan te passen stappen. Ontwikkeling en beheer lopen meer door elkaar en eindgebruikers spelen daar een grotere rol in. Rydin (2014) noemt dit een verschuiving van growth dependent planning naar community based planning, die meer uitgaat van de kracht van lokale gemeenschappen en minder van de kracht van geld. Die draait om meer waarden dan enkel economische en om andere vormen van kapitaal dan vreemd vermogen. Organisch kost ook geld Maar ook kleinere, organische ingrepen in de ruimte kosten geld. Waar komt dat geld vandaan? Eén voordeel van blauwdrukplanning is dat het eindbeeld min of meer bekend is. Je weet wat er komt en maakt een inschatting van wat dat kost en oplevert. Organische planning is minder zeker en behelst dus meer risico’s. Welke partijen zijn bereid en in staat hier geld in te stoppen? Kunnen zij hun investering terugverdienen? Hoe?
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
Zoeken naar verdienmodellen Over de antwoorden op deze vraag is veel gezegd en geschreven. De zoektocht naar nieuwe financiële arrangementen is breed en het ontbreekt vooralsnog aan eenduidig jargon. Gaat het over nieuwe financiers, om nieuwe financieringsconstructies of over nieuwe verdienmodellen? Het gaat in elk geval steeds over geld, waar dat vandaan komt en hoe het zó kan worden ingezet dat organische ingrepen financieel haalbaar worden. De studies van 3 4 Stipo en PBL schetsen de mogelijkheden voor het kostenverhaal bij organische transformatie, en reiken samen een heel breed palet van financiële instrumenten aan. De Platform31 Verkenning Nieuwe Financieringsvormen onderzoekt de toepassingsmogelijkheden van de instrumenten crowdfunding, revolverende fondsen en ingroeimodellen.
20
Bekostigen van krimp Op veel plekken in Nederland gaat het echter niet om het bekostigen van nieuwbouw, maar om bekostigen van transformatie. Niet om meer, maar om minder. Dat geldt zeker in krimpgebieden, waar al ruim vóór de economische crisis duidelijk was dat we op een andere manier naar geld moeten kijken in het ruimtelijke domein. Minder potentiële investeerders, minder overheidssubsidies, lagere of misschien zelfs geen opbrengsten, maar vaak wel een dure ruimtelijke opgave. Onder andere Stec5 heeft onderzoek gedaan naar financiële modellen voor transitie. Daarnaast zoekt men ook in de praktijk naar nieuwe wegen en verdienmodellen. Veelal gaat het dan om het vinden van andere financiers (zoals burgers, coöperaties of esco’s), andere bronnen van inkomsten (zoals energie) of om het anders verbinden van geldstromen en anders verdelen van kosten en baten. Kosten en baten kunnen anders verdeeld worden 6 tussen partijen (zoals met DBFMO -constructies). Zij kunnen ook anders verdeeld worden tussen gebieden (zoals met verhandelbare ontwikkelingsrechten of stedelijke herverkaveling). En zij kunnen anders verdeeld worden in de tijd (zoals via fondsvorming). Veel van deze instrumenten of verdienmodellen komen we ook tegen bij de experimenten in deze tweede ronde. Bij Parkstad Limburg en UPGRADE gaat het om fondsvorming om een overschot aan (koop)woningen uit de markt te halen. Bij de 0-euro-aanpak, in Leveroy, de Hoeksche Waard en Warffum wordt gezocht naar andere financiers (vooral eigenaren en bewoners zelf). Coöperatieve financiering speelt een rol in Kloosterburen, de Achterhoek en Wûns. In Noordwelle gaat het om het genereren van een andere bron van inkomsten (groene energie). Of je echt van nieuwe verdienmodellen kunt spreken is twijfelachtig. Het is niet aannemelijk dat er in deze gevallen onder de streep veel verdiend gaat worden. Maar als in deze projecten de nodige transformatieopgaven wél van de grond komen door het creatief omgaan met geldstromen, is dat al een verdienste van formaat.
_________ 3 4 5 6
Stipo (2012) Kostenverhaal bij organische transformatie. PBL (2014) Bekostiging van publieke voorzieningen bij organische gebiedso ntwikkeling. Stec (2014) Kansrijke financiële arrangementen voor de transitie van de vastgoedvoorraad. De gehele keten van Design-Build-Finance-Maintain-Operate geïntegreerd.
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
1.5 Meer ruimte voor burgerinitiatief! Ruimtelijke ordening in Nederland werd van oudsher sterk centraal en top-down aangestuurd. De overheid bepaalde wat er gebouwd moest worden en waar, en voerde dat samen met corporaties en projectontwikkelaars uit. De burger stond erbij en keek ernaar. Dit traditionele proces is om verschillende redenen aan vervanging toe. In de eerste plaats is er in veel gebieden simpelweg minder vraag naar (nieuw) vastgoed. Waar het vroeger dus vaak build it and they will come was, ontstaat meer en meer het besef dat het eigenlijk andersom is: omdat een eindgebruiker iets wil en bereid is daarvoor te betalen, kan een ontwikkelproces in gang worden gezet. Niet de productie is het vertrekpunt, maar de behoefte van mensen. Als die eindgebruiker er niet is of hij heeft geen behoefte aan nieuw vastgoed, dan is er geen ontwikkeling mogelijk. Deze omkering wordt vaak aangeduid met de ‘verschuiving van aanbodgestuurd naar vraaggericht’. Of met die van ‘wat willen wij’ naar ‘wat willen zij’. In de tweede plaats is de toekomst steeds minder kenbaar. Dat vraagt om een meer organische manier van vormgeven aan de stad, met een dominante rol voor eindgebruikers en een faciliterende rol voor de overheid. Dit zou burgers meer betrokken moeten maken bij de stad, meer diversiteit in het stedelijk weefsel opleveren en het systeem minder kwetsbaar maken voor onvoorziene omstandigheden zoals veranderende behoeften. Een derde reden is het veranderende sturingsarrangement. De verschuiving van aanbodgestuurd naar vraaggericht en van blauwdruk naar organisch heeft zijn bestuurskundige parallel in de verschuiving van government naar governance. Zowel uit ideologische als uit financiële overwegingen doet de overheid op veel domeinen een stap terug ten gunste van de markt, het maatschappelijk middenveld en de burger. De weg wordt bereid voor een participatiesamenleving of ‘doe-democratie’.
21
Leefwereld versus systeemwereld De drie geschetste ontwikkelingen zouden moeten leiden tot meer ruimte voor burgerinitiatief. Maar de praktijk blijkt weerbarstig. Niet alleen weten burgers lang niet allemaal hoe zij een succesvol initiatief vorm moeten geven, ook de overheid weet zich met haar nieuwe rol vaak nog geen raad. Wat moet je als overheid nog wel doen en regelen? Welke mensen heb je daarvoor nodig? Hoe ga je om met (ruimtelijke) verschillen die kunnen ontstaan of met principes van democratische legitimiteit? In de praktijk blijken veel burgerinitiatieven aan te lopen tegen een overheid die er niet goed raad mee weet. Aan de hand van de casus SintJan Kloosterburen benoemt de Universiteit 7 Wageningen dit als een tegenstelling tussen de ‘leefwereld’ van burgers en de ‘systeemwereld’ van overheden en (grote) organisaties. De fundamentele logica tussen beide werelden verschilt, waardoor zij niet vanzelfsprekend tot elkaar komen (zie figuur 1).
_________ 7
A. Aalvanger en B. Breman (2013) Een vruchtbaar initiatief. Lessen en ervaringen van SintJan Kloosterburen Universiteit Wageningen.
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
Figuur 1: De logica van de systeemwereld en de leefwereld
Bron: Aalvanger en Breman, 2013
22
Van een verstikkende houdgreep… Burgerinitiatieven als SintJan ontstaan vanuit de leefwereld, maar raken op gezette tijden bedoeld of onbedoeld de systeemwereld. Bijvoorbeeld omdat er medewerking of goedkeuring van de overheid nodig is. Maar ook het omgekeerde gebeurt, wanneer de systeemwereld het initiatief oppikt als een goed voorbeeld van burgerkracht. Dat ‘raken’ lijkt in praktijk niet zelden op ‘botsen’. Of misschien beter nog: op een verstikkende houdgreep. Veel burgerinitiatieven zetten zich enerzijds af tegen de systeemwereld en zijn er anderzijds afhankelijk van. Omgekeerd stuurt de systeemwereld aan op burgerinitiatieven, maar blijkt zij er in de uitvoering vaak nog helemaal niet klaar voor te zijn en beperkt of veel te langzaam 8 mee te kunnen bewegen . Dat brengt de onderzoekers tot de aanbeveling aan burgerinitiatieven om zich keer op keer kritisch af te vragen of zij de partijen uit de systeemwereld echt nodig hebben. Hoe onafhankelijker men weet te opereren, hoe beter. Draagkracht vinden binnen de eigen (leef)wereld lijkt vruchtbaarder dan proberen de systeemwereld mee te krijgen. …naar een liefdevolle omarming? Conclusie uit het onderzoek van de Universiteit Wageningen is dat de overheid burgerinitiatieven de ruimte moet bieden om zich op eigen kracht te ontwikkelen en onderscheiden. Controle durven loslaten dus, om ‘daadwerkelijk mee te kunnen bewegen met de dynamiek en het ritme van het maatschappelijk initiatief’9. Dat dat lastig is 10 onderschrijft de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling , die wijst op het politieke ongemak dat ontstaat ‘doordat maatschappelijke initiatieven gerechtigd zijn tot in en uitsluiten en de voorkeur voor centrale ordening in plaats van voor een spontane ordening op basis
_________ 8
Idem. Idem, pp PM. 10 Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (2013) Terugtreden is vooruitzien. Maatschappelijke veerkracht in het publieke domein. 9
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
van een variëteit aan actoren en initiatieven’ en op ‘de voorkeur voor centrale ordening in plaats van voor spontane ordening op basis van een variëteit aan actoren en initiatieven’’. 11 Uitermark wijst erop dat de overheid wel openstaat voor ‘de authenticiteit, spontaniteit en de energie van zelforganisatie’ maar niet voor ‘de grilligheid en ongelijkheid die er uit voortkomen’. Om burgerinitiatieven kans van slagen te geven moet de systeemwereld loskomen van de eigen logica en zich meer proberen te verplaatsen in die van de leefwereld. De Wageningse onderzoekers benadrukken dat loslaten niet hetzelfde is als niets doen. Het gaat eerder om actief níet doen; op bepaalde momenten bewust niet ingrijpen, controleren of om verantwoording vragen. Er zou meer gekeken moeten worden naar kansen, in plaats van de angst dat het fout kan gaan te laten regeren. Ook moeten individuen uit beide werelden uiteindelijk nader tot elkaar komen. Vanuit de leefwereld is dat misschien logisch, maar vanuit de systeemwereld is het niet vanzelfsprekend dat individuele medewerkers de ruimte krijgen (én nemen!) om aansluiting te zoeken bij een initiatief. Het vraagt een veel actievere houding en ambtenaren die in staat zijn om een aantrekkelijk initiatief te herkennen en te 12 ondersteunen . De leefwereld en de systeemwereld hebben elkaar nodig. De verstikkende houdgreep waar zij elkaar nu in houden, zou moeten veranderen in een liefdevolle omarming.
23
_________ 11 12
Uitermark, J. (2012) De gevaarlijke belofte van burgerschap 2.0. Minder overheid, meer zelf doen? Zie ook Nicis (2012) essay stedelijke vernieuwing op uitnodiging.
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
24
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
2 Projecten 2.1 Project ‘Duurzaam wonen Leveroy’ (Limburg) (Wonen en Leefomgeving, Nieuwe verdienmodellen, Meer ruimte voor burgerinitiatief!) De bewonerswerkgroep ‘Duurzaam Wonen Leveroy’ van het dorp Leveroy (ruim 1.000 inwoners in de gemeente Nederweert) wil haar medebewoners met een koopwoning bewust maken dat men oud moet worden in de eigen woning. Het dorp gaat krimpen, ouderen kunnen vaak niet meer naar een sociale huurwoning (vanwege inkomensgrenzen) of naar een verzorg- of verpleegtehuis, omdat men enkel met een zware zorgindicatie hiervoor in aanmerking komt. De bewoners moeten zich voorbereiden op het oud worden in de eigen koopwoning in de eigen kern. Daarbij is het ook van belang dat de waarde van de woning behouden blijft. In het experiment, dat op initiatief van een geheel vrouwelijke bewonerswerkgroep wordt getrokken, is het doel bewoners bewust te maken en daar waar mogelijk te laten investeren in de eigen koopwoning.
25
Info avond voor bewoners Leveroy
Op 10 april 2014 organiseerde de bewonersgroep werkgroep Leveroy een informatieavond voor alle 50-plussers in het dorp om zich bewust te laten maken van de gevolgen van krimp, vergrijzing en veranderingen in het sociale domein voor het wonen in Leveroy. Ruim zestig bewoners waren aanwezig. Zorginstelling Land van Horne, een adviseur voor wonen met zorg aanpassingen (Corry Franssen), de Vrouwen Advies Commissie, Platform31 en de Rabobank prikkelden de bewoners in de zaal. Ook gemeente Nederweert, de welzijnsinstelling Vorkmeer en SVN (Stimuleringsfonds Nederlandse Gemeenten) waren aanwezig. De bijeenkomst bracht onder deze groep een eerste bewustwording van het feit dat mensen zelf langer thuis moeten wonen teweeg. Alle bewoners krijgen een woonadviseur op bezoek om een indicatie te geven van hetgeen aangepast moet worden om zo lang mogelijk thuis te blijven wonen.
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
Daarnaast is de werkgroep Leveroy vervolgens met de Rabobank, Platform31, Gemeente Nederweert en SVN om tafel gaan zitten om te kijken naar de financieringsmogelijkheden. Rabobank wil zijn best gaan doen om bestaande klanten te helpen met bestaande producten als overwaardehypotheek (die primair bedoeld is voor inkomens aanvulling). De gemeente wil met SVN gaan kijken naar laagrentende lening voor zorgaanpassing. Dit is nog geen bestaand product bij SVN, dus een echt experiment. Platform31 adviseert SVN in dit traject, waarbij meerdere opties bekeken worden om bewoners financieel te ondersteunen in het oud worden in hun eigen woning. In een krimpregio brengt dit extra risico’s met zich mee, omdat de kans op waardedaling (en daarmee een restschuld) groter is.
26
Café Oad Leivere in Leveroy
In dit traject zijn de bewoners echt aan zet. De gemeente, welzijn- en zorginstellingen alsmede financiële instellingen stellen zich faciliterend op. Zij bewegen mee met het tempo van de bewoners. De werkgroep krijgt professionele ondersteuning. Ger Odekerken voert namens de gemeente deels de regie over het project. Hij ziet veel positieve energie vrijkomen. “Het is een proces bij inwoners om goed na te denken over hun toekomstige woonsituatie tijdens de oude dag”, aldus Odekerken. “Het verzorgingshuis is geen vanzelfsprekendheid meer. Inwoners van Leveroy wachten niet af maar gaan aan de slag. Als de pilot slaagt, en de bewustwording resultaat heeft, zullen we een dergelijk project ook in andere kernen van Nederweert uitvoeren.” Meer informatie: http://www.nederweert.nl/inwoners/actueel-in-nederweert_42953/item/pilotduurzaam-en-levensloopbestendig-wonen-in-leveroy_51019.html Initiatiefnemer: Gemeente Nederweert en bewonerswerkgroep Duurzaam Wonen Leveroy in Limburg Contactpersoon: Anne-Jo Visser,
[email protected]
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
2.2 Project ‘Dorpscoöperaties in Wûns en Lioessens’ (Friesland) (Wonen en Leefomgeving, Nieuwe verdienmodellen, Meer ruimte voor burgerinitiatief!) Coöperatieve vereniging Mienskip Wûns Corporatie Elkien besloot in 2010 zich als verhuurder terug te trekken uit het Friese dorp Wûns. Met een enorme krimpopgave in het vooruitzicht (2.000 minder inwoners in 15 jaar tijd) viel dit besluit in tachtig Friese dorpen. Wûns telde zes sociale huurwoningen en er lagen plannen klaar voor twee nieuw te bouwen huurwoningen. Elkien liet de bewoners niet meteen in de steek, maar bood - vanuit een maatschappelijk verantwoord verkopen besef - aan om de bewoners te ondersteunen met het opstellen van een eigen (woon)visie. Doarpsbelang Wûns ging in 2012 aan de slag. In 2012 kwam de bewonerswerkgroep op basis van eigen scenario’s tot de conclusie dat huren in Wûns ook in de toekomst perspectief heeft en mogelijk moet zijn. Doarpsbelang Wûns richtte vervolgens op 19 mei 2014 een nieuwe organisatie op om huurwoningen in het dorp te houden. De inwoners van Wûns vinden dit van belang voor de leefbaarheid van hun dorp. De nieuwe verhuurorganisatie, de coöperatieve vereniging Mienskip Wûns u.a., is breder van opzet dan alleen woningverhuur.
27
Info avond over coöperatie Wûns
De coöperatieve vereniging is opgezet met behulp van het Business Model Canvas. De Zwitser Ostwalder ontwikkelde deze tool om met behulp van negen bouwstenen een bedrijfsmodel te maken voor een nieuw bedrijf, die ook voor leken makkelijk te begrijpen is. Daarnaast werd een andere manier van besluitvorming geïntroduceerd: de sociocratie. Bij dit model gelden niet de meeste stemmen, maar alle stemmen. Het gaat uit van het consentbeginsel: een besluit kan alleen genomen worden wanneer alle aanwezigen geen overwegend beargumenteerd bezwaar hebben tegen het nemen van dat besluit. Bij sociocratische besluitvorming is consent dus bepalend en bij consent zijn argumenten bepalend. Welke keus iemand ook maakt in het besluitvormingsproces, de keuze moet altijd met argumenten worden ondersteund.
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
Twee professionals Eelke Nutma en Klaas Wiersma ondersteunen Mienskip Wûns. Een intensief proces van elke twee weken vergaderen, regelmatig in aanwezigheid van Doarpswurk, zorgt ervoor dat de vereniging steeds een stapje dichterbij het doel komt. In eerste instantie het overnemen van de huurwoningen van Elkien en het bouwen van twee nieuwe huurwoningen. Doarpswurk legt de methodiek vast gedurende overleggen.
Sociale huur in Wûns
28
Inmiddels is een website actief (www.mienskipwuns.nl), een financieel plan opgesteld, is de coöperatie bij de notaris opgericht en zijn circa zestig bewoners lid. Op 20 mei vond de eerste Algemene Ledenvergadering van de coöperatie plaats, waarin het business plan werd goedgekeurd. Men is nu in gesprek met Elkien over verkoop van woningen en/of grond en houdt daarbij rekening met de landelijk geldende verkoopregels voor toegelaten instellingen. Die regels houden in dat een corporatie eerst verkoopt aan zittende huurders, dan aan het WoonInvesteringsFonds, dan aan collegacorporaties. Bezien moet worden of dit tot een probleem gaat leiden. Of dat het feit dat de coöperatieve vereniging ook een toegelaten instelling kan worden in de Novelle bij de herziene Woningwet van Minister Blok, een oplossing kan zijn. “Het gaat niet alleen om wonen. Mienskip betekent ook dat wij invloed en zeggenschap krijgen op alle ontwikkelingen die onze gemeenschap raken. Beslissingen over de toekomst van ons dorp, zoals de verkoop van sociale huurwoningen, overvallen ons nu niet meer. We zijn een serieuze gesprekspartner en hebben invloed op de besluitvorming.”, aldus Kees Boer, voorzitter bestuur Mienskip Wûns. Doarpswurk maakt een procesbeschrijving voor dit experiment, zodat straks ook andere huurders in Nederland gebruik kunnen maken van de opgedane kennis om zelf een wooncoöperatie op te zetten.
Meer informatie: www.mienskipwuns.nl/ Initiatiefnemers: Mienskip Wûns u.a in samenwerking met provincie Fryslân, Doarpswurk, corporatie Elkien Contactpersoon: Anne-Jo Visser,
[email protected]
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
Dorpscoöperatie in Lioessens Partoer, TWA (architectenbureau) en Urbanimage (Stedebouwkundig bureau) ontwikkelden in Noordoost Fryslân een methodiek over hoe bewoners aan de slag kunnen gaan met het opzetten van een eigen dorpscoöperatie. Aanleiding was het terugtrekken van de woningbouwcorporatie Thús Wonen uit de kleinere dorpen in Noordoost Fryslân. Deze terugtrekking leverde boze dorpsbelangen op, maar geen dorpen die in actie kwamen door zelf initiatief te nemen. Het initiatief in Noordoost Fryslân landde pas na een lange zoektocht door de initiatiefnemers in het dorp Lioessens. Het dorp meldde zich zelf nadat het via de media had gehoord van het initiatief. “Krimpexperiment zoekt dorp”, was de titel van een artikel in de Leeuwarder Courant die het dorp Lioessens op het spoor zette.
29
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
Inmiddels is in het dorp een informatiebijeenkomst gehouden waaruit een actieve werkgroep is ontstaan die het initiatief vertaalt naar de wensen van het dorp Lioessens. Via de methodiek wordt het dorp ondersteund om zelf aan de slag te gaan met de woonproblematiek in het dorp. Daardoor ontstaat een bottum-up proces dat past bij het dorp en uitgaat van de wensen van het dorp zelf. Beide experimenten zijn gericht op het stimuleren van eigen initiatief door bewoners in dorpen waar de corporatie in de toekomst geen sociale huurwoningen meer gaat aanbieden. Deze processen worden ondersteund door een projectgroep bestaande uit de provincie Fryslân, Doarpswurk, Partoer, BZK, Thús Wonen, Elkien en de bewonersadviseur van Wûns Eelke Nutma.
Initiatiefnemer: Partoer (Leeuwarden) en Thús Wonen (Dokkum) in Friesland Contactpersoon: Anne-Jo Visser,
[email protected]
30
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
2.3 Project ‘Duurzaam Dorpshuis Noordwelle’ (Zeeland) (Wonen en Leefomgeving, Nieuwe verdienmodellen, Meer ruimte voor burgerinitiatief!) Zeeland kent een bevolkingsdaling waarbij verschillende voorzieningen onder druk komen te staan. Een van die voorzieningen zijn de buurt- en dorpshuizen. Ze vormen vaak het middelpunt van de gemeenschap waar mensen elkaar op een laagdrempelige manier kunnen ontmoeten. Corporaties en gemeenten stoten steeds vaker de buurthuizen af. Bewoners willen de buurthuizen graag overnemen, maar krijgen de exploitatie vaak niet rond. Welke mogelijkheden zijn er? Het experiment ‘Duurzaam Dorpshuis Noordwelle’ speelt zich af in het 350 zielen tellende dorp Noordwelle op Schouwen-Duiveland. De dorpsraad, woningcorporatie Zeeuwland, de Stichting Dorps- en Gemeenschapshuizen Schouwen-Duiveland en de gemeente beogen hiermee antwoord te krijgen op de vraag: wat is nodig om het dorpshuis nog meer van het dorp te laten zijn? Het dorpshuis is in bezit van woningbouwcorporatie Zeeuwland, die het pand, inclusief de omliggende weide, met nog zestien andere dorps- en gemeenschapshuizen tot 2017 heeft verhuurd aan de gemeente SchouwenDuiveland. Tot die tijd investeert ze in het onderhoud van het pand. Een groep van ongeveer dertig bewoners heeft de exploitatie in 2008 overgenomen en opereert onder de paraplu van Stichting Dorpshuizen, een gemeentelijke beheerstichting.
31
“Sociale cohesie is hier sterk en de slogan is daarom bewoners maken het dorp”, aldus projectleider Jeffrey van Doorenmalen. “De sterke intrinsieke motivatie van veel bewoners blijkt niet alleen uit de overname door de dorpsgemeenschap van de exploitatie van het dorpshuis, maar ook uit het feit dat inmiddels ruim 30 vrijwilliger -op een populatie van 350!actief zijn”. De bewoners hebben aangegeven dat ze graag ook het beheer van het dorpshuis op zich nemen. Om dit mogelijk te maken is het idee om het buurthuis duurzaam te verbouwen en een energiecoöperatie op te zetten waar de bewoners lid van kunnen worden en stroom af kunnen nemen. Indien het dorpshuis meer stroom oplevert dan er nodig is kan de gemeenschap hierop verdienen. Dit project zou als vliegwiel kunnen fungeren voor de verduurzaming van de functie van het dorpshuis voor de leefbaarheid in het dorp en zijn omgeving. Fase 1 betreft het feitelijk energiezuiniger maken van het dorpshuis en het zo terugdringen van de exploitatielasten. In fase 2 wordt onderzocht hoe met een lokale energievoorziening (zoals zonnepanelen) de exploitatie verder gunstig kan worden beïnvloed en met welke beheersvorm de betrokkenheid van dorpsbewoners bij het dorpshuis kan worden versterkt. De focus van het experiment ligt op deze tweede fase en draagt bij aan inzicht in het effect van maatregelen in de verduurzaming van het dorpshuis op het maatschappelijk draagvlak
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
en betrokkenheid bij het dorpshuis in Noordwelle en inzicht in faal- en succesfactoren bij het treffen van deze maatregelen. Het experiment levert dus niet alleen inzichten op het gebied van duurzaamheid en transformatie van gebouwen, maar ook op de veranderende rol van overheid en burger. De resultaten kunnen dienen als voorbeeld voor andere dorpshuizen in Nederland, waaronder zeker ook de 17 dorpshuizen in de overige kernen binnen de gemeente Schouwen-Duiveland. Beide fasen zullen worden afgerond met een verslag dat zodanig wordt opgesteld dat dit bij wijze van handreiking kan worden gebruikt voor toepassing elders. Het voornemen is deze handreiking vorm te geven als een toolbox waarmee op andere plaatsen kan worden gewerkt aan dezelfde doelen als in Noordwelle, namelijk het vergroten van de onderlinge betrokkenheid door samen te werken aan verduurzaming van maatschappelijke voorzieningen in de directe, eigen woonomgeving.
Meer informatie: http://stichtingdorpshuizen.nl/vestigingen/noordwelle Initiatiefnemer: Woningcorporatie Zeeuwland (Zierikzee in gemeente Schouwen-Duivenland in Zeeland) Contactpersoon: Hans-Hugo Smit,
[email protected]
32
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
2.4 Project ‘Aanpak Hoogbouwflats Parkstad’ (Limburg) (Wonen en Leefomgeving, Nieuwe verdienmodellen) In de regio Parkstad Limburg is sprake van een daling van het aantal huishoudens. Deze huishoudensdaling leidt tot problemen op de woningmarkt: leegstand, een gering aantal verhuisbewegingen en dalende woningwaarden. Deze ontwikkelingen leiden weer tot leefbaarheidproblemen, die vervolgens weer gevolgen hebben voor de (economische) aantrekkelijkheid en de vitaliteit van (woon)gebieden. Bovendien is er sprake van een kwalitatieve mismatch in de woningmarkt, hetgeen ertoe leidt dat - naast een kwantitatieve transformatieopgave - ook een kwalitatieve transformatie noodzakelijk is om de woon- en leefkwaliteit op peil te houden én te versterken. Met de regionaal opererende woningcorporaties zijn sinds 2006 afspraken gemaakt over het inkrimpen én de aanpak van de kwaliteit van huurwoningen. Inmiddels zijn er ongeveer 2.500 woningen in de regio Parkstad Limburg gesloopt en bedraagt de Zuid-Limburgse claim op de korting voor de verhuurdersheffing nog zo’n 5.000 te slopen woningen. Echter, een belangrijk deel van het overschot van woningen zal landen in (de onderkant van) de particuliere woningvoorraad. 33
Ook de leegstand manifesteert zich steeds nadrukkelijker in de (onderkant van) particuliere woningvoorraad. Dit leidt tot een complexe problematiek met veel belanghebbenden. Van bijvoorbeeld het woningtype hoogbouwappartementen in buitenwijken, voornamelijk gebouwd rond de jaren zestig, constateren we nu al een vraaguitval op de particuliere woningmarkt. Deze vraaguitval is uit te drukken in termen leegstand, een dalende marktwaarde en een gering aantal transacties. Daarnaast nadert dit vastgoed in bouw- en woontechnisch opzicht de einde levensduur én bestaat er een groot risico op verloedering als er niet wordt ingegrepen. Om voor de toekomst het woonklimaat en de verhoudingen op de woningmarkt in Parkstad Limburg gezond te houden, is het dan ook nodig om de particuliere woningmarkt in balans te brengen en onttrekkingen uit de particuliere woningmarkt te faciliteren. In de regio Parkstad Limburg staan een groot aantal Hoogbouwflats met productmarktcombinaties die vraaguitval kennen. In een aantal gevallen zijn deze hoogbouwflats in de jaren 90 door woningcorporaties uitgepond, waardoor het eigendom verdeelt is onder een groot aantal particuliere eigenaren. Van deze appartementencomplexen staat een substantieel aantal appartementen te koop, leeg en vinden zelfs vaak executieverkopen plaats. Ook is er regelmatig sprake van achterstallig onderhoud en een slecht functionerende Vereniging Van Eigenaren. Op de korte termijn is er echter wel vraag naar huurwoningen. In dit experiment wordt onderzocht of door de lage marktwaarde van het complex het mogelijk is om alle woningen in eigendom te verwerven, tijdelijk te verhuren en op termijn te slopen zonder grootschalige inzet van overheidsgeld. Achterliggend doel is om een bijdrage te
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
leveren aan de sloopopgave, de druk op de huurmarkt te verminderen en daarmee ook een 13 aantal sociale problemen (onder andere overlast van onderhuurders) te verminderen. Het experiment is begin september 2013 van start gegaan. De Stadsregio Parkstad Limburg heeft in een voortraject al een haalbaarheidsonderzoek laten uitvoeren waarin de mogelijkheden werden verkend particulier woningbezit aan te kopen en deze voor een bepaalde tijd te verhuren, alvorens het uit de woningmarkt te onttrekken. Bureau Finance Ideas (Universiteit Maastricht) heeft de studie uitgevoerd en geconcludeerd dat de aanpak financieel haalbaar is. De experimentpartners (Stadsregio Parkstad Limburg, gemeenten, Provincie Limburg en Platform31) waren het er snel over eens dat de aanpak verder uitgewerkt diende te worden. Aan Arcadis is opdracht gegeven te komen tot een business case waarin ingegaan wordt op het exploitatieplan, de juridische structurering, beheerplan, aankoopstrategie, communicatieplan en risicoanalyse. In juli 2014 is de opdracht afgerond en heeft de stuurgroep (begeleidingscommissie) besloten het model te optimaliseren, om zo de risico’s en de kasstromen nog meer beheersbaar te maken, voordat de besluitvorming kan worden gestart.
34
De crux van dit financieringsmodel is dat de appartementen in de hoogbouwflat in fases worden opgekocht en vervolgens gedurende een periode van maximaal twintig jaar worden verhuurd. Met de huurstroom wordt een groot deel van de investering terugverdiend. Als de investering is terugverdiend, worden de woningen gesloopt. De aankoop wordt gefinancierd met een lening tegen een lage rente. Een subsidie voor sloop wordt bij de aankoop
_________ 13
In de periode 2012-2020 moeten ca. 3750 woningen in de krimpregio Parkstadregio (=acht gemeenten ) aan de woningmarkt onttrokken worden; sloop van woningen is hiervan een direct gevolg. Mede door demografische en marktontwikkelingen is de balans tussen de koopwoningen (veel aanbod) en huurwoningen (weinig aanbod) scheef komen te liggen; de doorstroming raakt volledig geblokkeerd.
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
uitgekeerd. In dit model wordt ervan uitgegaan dat het ‘bloot’ eigendom van de appartementen komt te liggen bij de gemeente. De exploitatie (verhuur, mutatie, onderhoud en beheer) zal verzorgd worden door een externe beheerder. Om deze partij te selecteren is een procedure opgestart. Doel van de procedure was om een partij te selecteren waarmee de gemeente een concessieovereenkomst kan sluiten voor de exploitatie van de betreffende hoogbouwflat. Uiteindelijk zijn drie corporaties uitgenodigd, die binnen het werkgebied van de gemeente opereren. De keuze voor een corporatie vloeide voort uit de context van de casus (met als kenmerkend gegeven sociale woningbouw) en het logischerwijs hanteren van de afspraken met de overheid (vastgelegd in de Besluit Beheer Sociale Huursector) als norm dan wel ondergrens. Uiteindelijk is het gunningsvoornemen toegekend aan één van deze woningcorporaties. Deze woningcorporatie is overigens aan het onderzoeken of het beheer ook gevoerd kan worden door een consortium van woningcorporaties. Of deze casus daadwerkelijk in de praktijk zal worden gebracht is nog onduidelijk. Naar alle waarschijnlijkheid zal in december de besluitvorming over de hele business case (d.w.z. door de provincie i.s.m. Stadsregio Parkstad Limburg en de gemeente) plaatsvinden.
35
Eén van de pijnpunten rond het daadwerkelijk in de praktijk brengen van de business case betreft de verhuurdersheffing. In de kasstroom is men immers nu genoodzaakt de verhuurdersheffing mee te nemen. Dit maakt de business case ongunstiger waardoor de looptijd van de exploitatie moet worden opgerekt of is er meer overheidsgeld (van de provincie) nodig. Stadsregio Parkstad Limburg onderneemt -i.s.m. woningcorporatie, provincie Limburg, gemeente en Platform31- een nieuwe poging om expliciet toestemming te krijgen (van het Ministerie) om flexibel met de verhuurdersheffing (korting) om te kunnen gaan. Meer informatie: http://bit.ly/1zxQGqt Initiatiefnemer: Parkstad Limburg Contactpersoon: Ruud Dorenbos,
[email protected]
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
2.5 Project ‘UPGRADE’ (Zeeland) (Wonen en Leefomgeving, Nieuwe verdienmodellen) Aanleiding: minder woningen nodig Zeeuws-Vlaanderen is een krimpregio. Woonden er in 2010 nog ca. 108.000 inwoners verdeeld over de drie gemeenten Terneuzen, Hulst en Sluis - in 2030 zijn dat er naar verwachting ca. 98.000. Ook het aantal huishoudens daalt in deze periode, althans in de gemeenten Terneuzen en Sluis. Minder huishoudens betekent ook, minder behoefte aan woningen. Er zijn onderzoeken uitgevoerd door o.a. SCOOP en het EIB, waaruit onder meer blijkt dat in 2012 6% van de woningen in Zeeuws-Vlaanderen leegstaat. Dat is aanzienlijk meer dan het Nederlands gemiddelde en ook meer dan wat doorgaans als gezonde frictieleegstand wordt gezien.
36
Een kwantitatief overschot wil niet zeggen dat er geen kwalitatieve tekorten kunnen zijn. Er zijn daarom op verschillende locaties nog nieuwbouwplannen, bijvoorbeeld van seniorenappartementen in de grotere kernen. De woningvoorraad zal daardoor nog verder groeien. Het aantal structureel leegstaande woningen wordt daardoor eerder groter dan kleiner. Veel van die woningen staan op zichtbare plekken in dorpen en steden en langs wegen. Ze simpelweg laten verkrotten lijkt voor niemand de preferente optie. Het lijkt evident dat er woningen moeten worden onttrokken aan de voorraad; gesloopt dus. Rekening houdend met de geplande nieuwbouw becijferen genoemde onderzoeken een sloopopgave van 3.800 6.200 woningen tot 2040. Sloop van oude woningen is geen nieuw fenomeen, en bijvoorbeeld veel toegepast in de stadsvernieuwing. Maar, dat betrof overwegend huurwoningen van één of enkele corporaties. Belangrijker is dat er ook steeds sprake was van vervangende nieuwbouw. Met de opbrengsten van die nieuwbouw werd de sloop doorgaans gefinancierd. In Zeeuws-Vlaanderen zou het echter gaan om sloop zonder meer, en bovendien om een groot aandeel particuliere koopwoningen. In aantallen te slopen woningen bedraagt het aandeel koop ca. 25%, maar het aandeel in de totale kosten is veel hoger. De kosten voor de sloop van de 6200 woningen zijn geraamd op € 176 miljoen, waarvan € 143 miljoen voor de koopwoningen; ruim 80% van het totaal. Het experiment: kopen en slopen? Hoe kun je overtollige koopwoningen uit de markt halen? Zijn er maatregelen of financiële constructies denkbaar om eigenaarbewoners of andere investeerders te bewegen om te
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
investeren in het onttrekken van woningen? Of moet daartoe een nieuwe organisatie in het leven geroepen worden. Vooral die laatste vraag lag ten grondslag aan dit experiment. Om dit te onderzoeken en uit te voeren is UPGRADE opgericht; een onafhankelijke organisatie waarin oorspronkelijk participeerden: Gemeenten Sluis, Terneuzen, Hulst, regionale Rabobanken, provincie Zeeland, AM Wonen Zeeland, Aannemersbedrijf van der Poel, Clavis, Woongoed Zeeuws-Vlaanderen en Woonstichting Hulst, Bouwend Zeeland, Zorgsaam en BZW. Het basisidee was dat er een revolverend fonds zou worden opgetuigd, van waaruit woningen werden aangekocht, tijdelijk verhuurd en vervolgens gesloopt. Vanaf het begin gaven Sluis en Terneuzen aan dit fonds van enig basiskapitaal te willen voorzien. Voortgang: lange organisatorische adem Het mag duidelijk zijn dat het voorgestelde principe complex en duur zal zijn. Vermoedelijk mede daardoor heeft het organisorische traject om UPGRADE op te tuigen meer tijd gekost dan vooraf gedacht. Van de oorspronkelijke partijen zijn alleen de gemeenten Sluis en Terneuzen en de Provincie Zeeland nog over. Het betreft nog steeds een stichting ‘in oprichting’ en van aankoop van woningen -laat staan van sloop- is nog geen sprake. Ook is nog niet duidelijk wat de stichting mag en kan doen en in hoeverre daarbij ook sprake kan zijn van (ongeloorloofde) staatssteun. Met de kennis van nu lijkt de oorspronkelijke constructie in verband met staatssteun niet mogelijk en wordt een alternatief overwogen waarbij de overheid direct eigenaren steunt in de vorm van subsidie en dat de Stichting UPGRADE optreedt als facilitator en procesmanager en daarvoor een vergoeding krijgt. Als de organisatievorm duidelijk is, kan hopelijk snel gekomen worden tot uitvoering: het opkopen en slopen van panden. Gaat het lukken geschikte panden te verwerven? Hoe gaan de onderhandelingen met eigenaren? (Hoe) komt er een acceptabele verwervingsprijs tot stand? Wat is de rol van de RO wetgeving, fiscale regels en de huidige wijze van WOZ waardebepaling daarbij? En ook de vraag: hoe kan deze stichting op langere termijn zijn eigen broek ophouden? Beoogd stichtingsvoorzitter Evert-Jan van Exter wijst op het belang om -nu de bestuurlijk de kogel door de kerk lijkt- ook het bedrijfsleven en hun expertise maximaal bij UPGRADE te betrekken.
37
“De MKBA maakt duidelijk, dat het opschonen van de woningmarkt toch vooral met overheidsgeld zal moeten geschieden, maar wij willen een zo breed mogelijk draagvlak en willen ons daarom maximaal inspannen het bedrijfsleven bij het project te betrekken", aldus Evert-Jan van Exter. Platform31 zal UPGRADE waar mogelijk ondersteunen bij het beantwoorden van deze vragen in de komende periode.
Meer informatie: http://www.upgrade25-zvl.nl/ Initiatiefnemer: UPGRADE (o.a. gemeente Terneuzen en gemeente Sluis in Zeeuws-Vlaanderen) Contactpersoon: Hans-Hugo Smit,
[email protected]
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
Zeeuws-Vlaamse woningmarkt aangepakt
TERNEUZEN - De handen moeten uit de mouwen om de woningmarkt in ZeeuwsVlaanderen weer gezond te maken. De tijd van alleen praten is volgens wethouder Frank van Hulle van Terneuzen voorbij. Daarom liggen er nu een aantal plannen klaar voor de gemeenteraad om de woningmarkt de goede kant op te krijgen.
38
Verpaupering Wie in Zeeuws-Vlaanderen rondrijdt ziet het vrijwel meteen. Er staan veel huizen te koop en de verpauperingen van onder meer delen van de binnenstad van Terneuzen kan niemand ontgaan. Daarom staat er een aantal plannen op stapel. Stichting Upgrade Zo is het de bedoeling dat de drie Zeeuws-Vlaamse gemeenten en de provincie geld gaan steken in een nieuwe stichting, de Stichting Upgrade. De stichting gaat gebouwen opkopen onderaan de woningmarkt. Daarna worden ze gesloopt of opgeknapt en tijdelijk nog verhuurd. De subsidiërende partijen geven, als de plannen doorgaan, de nieuwe stichting twee miljoen euro startkapitaal mee. Lijst Ook wordt er ingegrepen in de lijst nog te ontwikkelen projecten. Daarop staan nu twee tot drie keer zoveel plannen als de markt aan kan. Dat wordt teruggebracht tot 1,3 keer de marktvraag. Dat betekent dat sommige plannen die nu alleen nog maar op papier staan geschrapt of uitgesteld worden.
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
2.6 Project ‘GoudOud in Warffum’ (Groningen) (Wonen en Leefomgeving, Zorg en voorzieningen, Nieuwe verdienmodellen, Meer ruimte voor burgerinitiatief) De wens van de meeste ouderen in Nederland is om in de eigen, bekende omgeving te blijven wonen, waarbij ze kunnen terugvallen op voorzieningen als ze zorgbehoevend worden. Door vergrijzing, bevolkingskrimp en beleidsveranderingen staat deze mogelijkheid in veel Nederlandse dorpen onder druk. Een van deze plekken is Warffum in het noorden van Groningen, onderdeel van de gemeente Eemsmond. Het is een dorp met een kleine 2300 inwoners. Dit aantal loopt al jaren gestaag terug, terwijl het aandeel ouderen in de bevolking toeneemt. Zo is thans één op de vijf bewoners 65 jaar of ouder en zal dat naar verwachting in 2020 een kwart zijn en in 2040 zelfs een derde.
39
Een deel van Warffum is beschermd dorpsgezicht en over het algemeen is de bebouwing in goede staat van onderhoud. Daarnaast heeft het dorp relatief veel voorzieningen en een bloeiend verenigingsleven. Niettemin werd in 2011 besloten het verzorgingshuis Warfheem binnen afzienbare termijn te sluiten vanwege oplopende leegstand. Dit stuitte op groot verzet in het dorp. Het actiecomité kon sluiting uiteindelijk niet voorkomen, maar het resulteerde wel in een burgerinitiatief om ouderen met behoefte aan zorg en ondersteuning zo lang mogelijk in het dorp te kunnen houden. De provincie Groningen verstrekte in 2012 een subsidie om, in samenwerking van professionals en burgers, een visie op te stellen. Uitvoering daarvan werd nadrukkelijk bij de bewoners gelegd. Hierop is in 2013 de stichting GoudOud in Warffum opgericht met drie bestuursleden. Naast dat ze actief zijn in het dorp hebben zij elk een professionele achtergrond in de wereld van zorg en welzijn. Met ondersteuning van KAW Architecten is GoudOud in Warffum begonnen met het opzetten van de drie pijlers die uit de verkenningsfase zijn gekomen:
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
1. Virtueel verzorgingshuis Wens van de huisarts in Warffum is om de professionele zorg in het gezondheidscentrum en de informele zorg aan elkaar te koppelen. Hiervoor dacht hij aan een digitale infrastructuur, als aanvulling op de bestaande informatiesystemen van professionals. Ook mantelzorgers zouden toegang moeten krijgen tot bepaalde onderdelen, waarmee een loket voor alle zorgvragen van bewoners ontstaat. Planning was het systeem in 2014 operationeel te hebben, maar de financiering van een dergelijke ict-infrastructuur bleek complexer dan verwacht. Het bestuur van GoudOud in Warffum zoekt nu naar partijen die bij willen dragen aan de ontwikkeling en invoering. 2. Vrijwilligersorganisatie Niet alle ouderen in Warffum zullen volledig kunnen terugvallen op mantelzorgers en professionals. Rondom het oude verzorgingstehuis was reeds een netwerk van vrijwilligers actief en binnen GoudOud wordt dit uitgebouwd tot een organisatie waar vraag en aanbod wordt gekoppeld. Nadruk ligt daarbij op diensten en welzijnsfuncties. Studenten van de Hanzehogeschool in Groningen zijn in 2013 begonnen met onderzoek naar vrijwilligerswerk en manieren om dit lokaal te structureren. Ondertussen is met externe deskundigen een training ontwikkeld voor vrijwilligers, mantelzorgers en professionals. Tevens zijn in het voorjaar van 2014 twee coördinatoren aangesteld om de organisatie op te zetten. Hiermee staat deze pijler van GoudOud inmiddels goed in de steigers. 3. Hofjes 40
Nadruk binnen de visie van GoudOud ligt op zelfstandig wonen met ondersteuning aan huis. Wanneer de zorgbehoefte dusdanig groot wordt of men tijdelijk behoefte heeft aan meer, is dat echter niet mogelijk. Streven is ook deze bewoners in het dorp te houden. Hiervoor wil de stichting op de plek van het oude verzorgingshuis een of twee hofjes bouwen met zorggeschikte woningen, een ontmoetingsruimte en zorgpension. Mensen met een lichte tot ware zorgvraag kunnen hier wonen of kortdurend verblijven voor herstel. Door KAWarchitecten is een ontwerp voor het eerste hofje en bijbehorende business case gemaakt, waarbij de nadruk ligt op flexibel gebruik en inzet van vrijwilligers. GoudOud zoekt al geruime tijd naar investeerders voor dit plan en onderhandelt daarnaast met eigenaar Vestia over de overname van de grond. Enkele bestaande seniorenwoningen in het dorp zijn als tijdelijke oplossing ingezet, maar omdat deze onvoldoende geschikt zijn blijft nieuwbouw het streven.
Verzorgingshuis over in Warffum
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
In korte tijd heeft GoudOud veel los gemaakt in Warffum en hoewel niet alles even snel gaat als verwacht, weet het bestuur steeds weer nieuwe slagen te slaan in het proces. Waar het ooit begon om de sluiting van het verzorgingshuis te voorkomen, is GoudOud in Warffum uitgegroeid tot een herinrichting van de lokale sociale infrastructuur binnen de context van de veranderende verzorgingsstaat en toenemende vergrijzing.
41
“Daarbij zoeken we nadrukkelijk de samenwerking met de (lokale) overheid en andere betrokken partijen zoals regionale woon- en zorgaanbieders",schrijft Diane Beerlage, lid van het bestuur van stichting GoudOud in Warffum. Hiermee loopt het dorp voorop in de transformatie op het gebied van wonen, zorg en welzijn. Ondertussen richt de stichting zich samen met andere bewoners steeds meer op leefbaarheid in het algemeen, met initiatieven rondom de lokale supermarkt en een cultuurhuis in een leegstaand café.
Meer informatie: www.goudoudinwarffum.nl Initiatiefnemer: Stichting GoudOud (Warffum in Noord-Groningen) Contactpersoon: Tineke Lupi,
[email protected]
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
42
NRC, 5 april 2013
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
2.7 Project ‘Hoeksche Waardevolle Voorzieningen’ (Zuid-Holland) (Zorg en voorzieningen, Nieuwe verdienmodellen) De Hoeksche Waard is een van de Zuid-Hollandse eilanden, gelegen nabij Rotterdam en Dordrecht. Als polder is het een voornamelijk agrarisch gebied met vele kleine dorpen en een nog traditionele cultuur. Vanuit ruimtelijk-economisch perspectief is er behoefte aan een nieuw toekomstbeeld. Via de traditionele planningsmethoden zijn enkele strategische documenten opgesteld, maar drie gemeenten aan de zuidrand van de Hoeksche Waard, Korendijk, Cromstrijen en Strijen, willen een stap verder gaan. Ze maken zich zorgen over de leefbaarheid van het dunbevolkte gebied dat bestaat uit acht kernen met in totaal 30.000 inwoners. Op zowel korte als middellange termijn zal vooral het aandeel ouderen in de bevolking sterk toenemen. Het besef bestaat dat door vroegtijdig te anticiperen het volledig verdwijnen van belangrijke faciliteiten voorkomen kan worden, bij voorkeur op (sub)regionaal niveau. Binnen het Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard (SOHW) hebben de drie gemeenten het initiatief genomen het proces meer van onderop, in overleg met maatschappelijke organisaties, ondernemers en burgers, vorm te geven. In 2013 is -met ondersteuning door het ministerie van I&M- gestart met het proefproject ‘Hoeksche Waardenmakerij aan de Delta’. Doel is het ontwikkelen van nieuwe verdienmodellen voor ruimtelijke transformatie. Uitgangspunt van het project is het uitlokken en ondersteunen van ontwikkelingen ‘van onderaf’ in de Hoeksche Waard. Nadruk ligt op lokale initiatieven onder burgers en sociaal ondernemers die bijdragen aan de kracht van de regio. Het bureau BVR is aangetrokken om dit proces te begeleiden en om een nieuwe ruimtelijk-economische visie voor het gebied uit te werken, inclusief kaartbeelden en suggesties voor nieuwe bedrijvigheid, in de vorm van waardeketens.
43
Naast economische functies, willen de drie gemeenten aandacht besteden aan sociaalculturele voorzieningen. Met name op het gebied van zorg en welzijn zullen de komende jaren zowel maatschappelijke als beleidsmatige veranderingen leiden tot lokale keuzes en uitdagingen. In het verleden is gebleken dat objectieve bevolkingsgegevens niet direct leiden tot een eenduidig afwegingskader voor bestuurlijke beslissingen. Daarom is bij wijze van experiment gekozen voor een nieuwe insteek; het opstellen van zogenaamde persona’s. Dit zijn beeldende profielen van fictieve, archetypische personen die in het bedrijfsleven gebruikt worden om de klantgroep beter te begrijpen en de diensten daarop aan te sluiten. Een persona is gebaseerd op feitelijke informatie en kennis over een bepaalde doelgroep. Omdat niet het aanbod of het belang van een specifieke partij centraal staat, maar de leefsituatie en vragen van de burger/cliënt, is het geschikt om partijen meer vraaggericht te laten denken. Het ontwikkelen van persona voor de Hoeksche Waard en gebruik daarvan in lokale visievorming wordt ondersteund vanuit het experimentenprogramma bevolkingsdaling. In december 2013 heeft Platform31 voor de experimentpartners een expertbijeenkomst georganiseerd over de persona-aanpak en toepassing bij sociaal-culturele voorzieningen. Op basis van deze zeer inspirerende sessie heeft BVR in het voorjaar van 2014 samen met enkele bewoners en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties drie persona opgesteld die de bevolking van de Hoeksche Waard weergeven. Aan de hand van
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
fotomateriaal, lokale kennis en informatie over algemene ontwikkelingen ontstonden duidelijke profielen. Deze zijn door BVR gebruikt in het opstellen van hun eindrapport. In de loop van 2014 zal de regio aan de slag gaan met de uitkomsten en wordt ook een vervolg gegeven aan het experiment. De rol van de persona-aanpak hierbij wordt nader ingevuld. De betrokken partijen hebben daar alle vertrouwen in. “De Hoeksche Waardemakerij heeft veel energie losgemaakt die de betrokken partijen graag willen vasthouden in het zoeken naar een gezonde toekomst voor het gebied”, zegt Remco Ottervanger, projectleider.
Meer informatie: www.hoekschewaardenmakerij.nl Initiatiefnemer: Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard Contactpersoon: Tineke Lupi,
[email protected]
44
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
2.8 Project ‘SAAM&’ (Zeeland) (Zorg en voorzieningen, Meer ruimte voor burgerinitiatief!) In dit experiment wordt onderzocht hoe publieke en private partijen een visie en aanpak rondom wonen en zorg kunnen ontwikkelen, waarmee de leefbaarheid van de dorpen in stand kan blijven. Leefbaarheid wordt sterk in verband gebracht met burgerkracht: wat kunnen bewoners zelf doen om de leefbaarheid op peil te houden. Het experiment probeert door een duurzaam netwerk op te bouwen inzicht te krijgen in de wensen en mogelijkheden van bewoners. Hoe kunnen ze langer -en naar tevredenheid- thuis blijven wonen? Welke duurzame samenwerkingsvorm tussen bewoners, gemeente, corporatie en zorginstellingen is financieel en beheersmatig haalbaar? Gestart wordt in Aardenburg, een stadje met ruim 2.400 inwoners in de gemeente Sluis in het uiterste zuidwesten van Zeeuws-Vlaanderen. Bij gebleken succes kan de werkwijze ook toegepast worden in andere kernen van Zeeuws-Vlaanderen. Aanpak Een eerste inventarisatie door (woningcorporatie) Woongoed en (zorgaanbieder) Zorgsaam moet inzichtelijk maken welke plekken het meeste aandacht behoeven. Dit zou vervolgens meer lokale input moeten krijgen door aan te haken en voort te bouwen op de lopende pilot buurtgericht werken, dat binnen het welzijnsdomein Sluis loopt, en waarin o.a. burgerkracht en buurtcoaches een centrale rol spelen. De buurtcoach brengt de sociale en maatschappelijke omgeving in kaart, kent de omgeving en heeft een signalerende functie. Daaruit zouden cases voort moeten komen die in het experiment SAAM& verder kunnen worden uitgewerkt. Per case wordt bekeken wat de bewoners nodig achten als het gaat om de afstemming tussen wonen en zorg, wat ze daarbij zelf kunnen doen en waarbij ze ondersteund zouden moeten worden. Nadrukkelijk wordt gekeken in hoeverre ICT en specifieke apps hier een rol in kunnen vervullen.
45
Voortgang In de zomer zouden keukentafelgesprekken met de ‘helden van Aardenburg’ worden gevoerd, wat na de zomer tot een Plan van Aanpak zou moeten leiden. Maar door hobbels in het project buurtgericht werken, liep ook SAAM& vertraging op. Projectleider Petra de Braal is echter positief over de toekomst: “Het ziet er naar uit dat er nieuwe aanknopingspunten gevonden worden met een vervolg op het project wijk- en buurtgericht werken. Ook in samenwerking met de gemeente Sluis.” Er is daarom goede hoop dat de pilot SAAM& vlotgetrokken kan worden en er snel concrete woonzorg-gerelateerde cases worden gevonden.
Meer informatie: http://www.woongoedzvl.nl/ Initiatiefnemer: Woongoed Zeeuws Vlaanderen (Terneuzen) Contactpersoon: Hans-Hugo Smit,
[email protected]
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
2.9 Project ‘SintJan’ (Groningen) (Zorg en voorzieningen, Nieuwe verdienmodellen, Meer ruimte voor Burgerinitiatief) Aanleiding: krimp in een ‘woondorp’ Het dorp Kloosterburen ligt in de Groningse gemeente De Marne en telt circa 600 inwoners. Dat inwonertal daalt. De provincie Groningen is al lang bezig met de vraag wat de bevolkingsdaling betekent voor voorzieningen, openbaar vervoer, zorg, detailhandel en wonen. Er wordt beleidsmatig onderscheid gemaakt tussen zogenoemde centrumdorpen, plusdorpen en woondorpen. In woondorpen - waartoe Kloosterburen behoort - worden minimale investeringen gedaan om de leefbaarheid op peil te houden, maar wordt verder niet ontwikkeld. Feitelijk doen gemeente, zorginstellingen en de woningcorporatie een stap terug, wat leidt tot een dalend voorzieningenniveau in het dorp. De overheid erkent dat daarmee de betekenis van sociale samenhang en eigen inzet van bewoners toeneemt en wil dorpsgemeenschappen ondersteunen bij het ontwikkelen van nieuwe praktische vormen van onderlinge betrokkenheid en inzet.
46
Burgerinitiatief SintJan Burgerinitiatief SintJan heeft die handschoen opgepakt. Niet lijdzaam afwachten, maar actief verantwoordelijkheid nemen in het aanpakken van problemen. SintJan is gevestigd op het oudste kloosterterrein van de provincie Groningen Olde Klooster, midden in Kloosterburen.
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
Het heeft als doel om creatief en rekening houdend met de krimp het dorp sociaal en duurzaam verder te ontwikkelen en zo de leefbaarheid in stand te houden. SintJan hanteert daarbij een integrale aanpak, die de domeinen wonen, werken, zorg en cultuur omvat en die de geschiedenis en de traditie van de plek als inspiratiebron ziet. Deze manier van werken is voor velen en zeker ook voor gemeente en provincie nieuw en onbekend. Het initiatief wordt gewaardeerd, maar past niet binnen vigerend beleid en bestaande manieren van werken. Daarbij is het ambitieniveau hoog. Daardoor wordt bijvoorbeeld de aansluiting op bestaande financiële stromen gemist, wordt de nodige goedkeuring voor bepaalde initiatieven niet verkregen en leven aan overheidszijde bij sommige initiatieven van SintJan vragen m.b.t. draagvlak, deskundigheid, professionaliteit en democratische legitimiteit. Er is een tegenstelling zichtbaar tussen de logica van de ‘leefwereld’ van burgers (kleinschalig, persoonlijk, horizontaal, informeel en oplossingsgericht) en de logica van de ‘systeemwereld’ (hiërarchisch, formeel, probleemgericht, risicomijdend en controleerbaar) die kenmerkend is voor overheden en (grote) organisaties. Het experiment: coöperaties als brug tussen leef- en systeemwereld “Het vinden van de balans tussen zelfstandig acteren en aansluiting zoeken bij de overheid en andere instanties is een continue zoektocht”, zegt initiatiefneemster Anne Hilderink. “Wij ervaren dat we als burgerinitiatief -en dan ook nog eens met nagenoeg geen eigen financiële middelen- vaak niet als serieuze gesprekpartner worden beschouwd”. Daarom zoekt SintJan naar een organisatievorm die beide werelden (h)erkennen. Gedacht wordt aan het oprichten van één of meerdere coöperatie(s). Het experiment met Platform31 concentreert zich rond de vraag in hoeverre een coöperatie een goede entiteit kan zijn om de leefwereld (het burgerinitiatief) beter aan te laten sluiten bij de systeemwereld (met name de overheid). Bijvoorbeeld als het gaat om financiële stromen in zorg, huisvesting en openbare ruimte en het borgen van draagvlak.
47
Begin oktober wordt een bijeenkomst met bewoners en verenigingen in het dorp belegd met als doel een coöperatie te vormen, waarbij de zorgcoöperatie de meest urgente is, gezien de huidige ontwikkelingen in Kloosterburen met de zorgaanbieders. Deze zou dan de basis moeten worden voor een actief samenstel van coöperaties waarmee de afstand tussen burgerinitiatief en overheden wordt verkleind en de leefbaarheid van Kloosterburen wordt gediend.
Meer informatie: http://sintjankloosterburen.nl/wij-zijn-wij/ Initiatiefnemer: Stichting Sint Jan (Kloosterburen in gemeente Marne te Groningen) Contactpersoon: Hans-Hugo Smit,
[email protected]
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
‘Burgerinitiatief vraagt om meer betrokkenheid van de overheid’ Gepubliceerd op: 15 november 2013 Door Wetenschapswinkel De ‘participatiesamenleving’ is voor inwoners van plattelandsgemeenten in krimpgebieden geen nieuw idee. Inwoners van Kloosterburen namen tien jaar geleden al het initiatief om zelf bij te dragen aan de leefbaarheid in het dorp en het verlies van voorzieningen op te vangen. Betrokkenheid en ondersteuning vanuit de overheid blijven desondanks van groot belang, concludeert de Wetenschapswinkel van Wageningen UR (University & Research centre), na analyse van het burgerinitiatief van de Stichting SintJan in Kloosterburen. Burgerinitiatief, of ‘de energieke samenleving’ het zijn gevleugelde begrippen in deze tijd. Ook het Plattelandsparlement van dit weekend (zaterdag 16 november) staat geheel in het teken van deze burgerinitiatieven. In theorie lijkt iedereen er helemaal klaar voor. De praktijk blijkt echter een stuk weerbarstiger. ‘De zoektocht naar nieuwe verhoudingen gaat over een ongeplaveid pad, met veel obstakels’, concluderen onderzoekers en studenten van Wageningen UR. Zo zijn veel overheden en organisaties 48
nog helemaal niet klaar voor het loslaten van verantwoordelijkheden, en hebben ze vaak nog onvoldoende inzicht de mogelijkheden van initiatieven. Maar ook niet alle burgers die geacht worden te participeren zetten zich evenveel in voor de publieke zaak. Bovendien kan er onenigheid zijn over welke zaken worden aangepakt, en de manier waarop dat gebeurt. Het gevaar van ‘bevroren verhoudingen’ ligt dan op de loer, schrijven de opstellers van het rapport ‘Een vruchtbaar initiatief; Lessen en ervaringen van SintJan Kloosterburen’. Toch zijn er ook veel redenen om positief te zijn over burgerinitiatieven, aldus de Wageningse wetenschappers en studenten. Het voornaamste winstpunt is dat de maatschappelijke betrokkenheid van burgers toeneemt, wat weer van belang is voor ‘een sociaal vitale en economisch duurzame samenleving’. Eén van de lessen die andere gemeenten kunnen leren van SintJan in Kloosterburen is dat een burgerinitiatief het niet alleen redt. Er zal samenwerking moeten zijn met andere initiatieven én met de overheid. Dit geldt voor burgerinitiatieven in zowel krimpregio’s als daarbuiten. De reflectie van de Wetenschapswinkel op het burgerinitiatief in Kloosterburen, gemeente De Marne, Noord-Groningen, is uitgevoerd in opdracht van Stichting SintJan Kloosterburen. Gezien het belang dat de Provincie Groningen hecht aan dit soort initiatieven voor de dynamiek van krimpgebieden heeft zij besloten dit project te ondersteunen met een bijdrage vanuit de Reserve Leefbaarheid Krimpgebieden.
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
2.10 Project ‘De Achterhoek zorgt voor morgen’ (Gelderland) (Zorg en voorzieningen, Nieuwe verdienmodellen) De Achterhoek heeft te maken met demografische veranderingen en is daarom door het Rijk aangewezen als anticipeerregio. Het aantal inwoners neemt af en er is sprake van ontgroening en vergrijzing. Deze ontwikkelingen zijn van invloed op de toekomstige behoefte aan onder andere woningen en voorzieningen. De vraag neemt af en de behoefte verandert naarmate er meer ouderen, en minder jongeren, in het gebied wonen. Juist omdat de regio nog niet krimpt zijn partijen aan zet om samen vroegtijdig in te spelen op de toekomst. Met de Agenda 2020 werkt de Achterhoek al enige tijd aan bovenlokale afstemming en samenwerking tussen overheid, ondernemers en maatschappelijke organisaties.
49
Dorpskern Steenderen
Om focus aan te brengen hebben de partijen in juli 2014 de Uitvoeringsagenda Achterhoek 2020 bekrachtigd. Een van de projecten is het maken van zogenaamde Kernenfoto’s waarin allerlei aspecten rond het centrale thema Wonen in beeld worden gebracht. Deze ‘foto’s’ van de 21 hoofdkernen in het gebied moeten inzicht bieden in de regionale opgaven en een opmaat gaan vormen voor het maken van keuzes. Eén van de vraagstukken die in dit traject naar voren is gekomen, is ‘wonen en zorg’. Dit veld is volop in beweging en vergt in een dunbevolkte regio met veel eigenwoningbezit bijzondere aandacht. Binnen de Achterhoek zijn in dat kader vijf samenhangende opgaven gedefinieerd:
Bewustwording bij partijen over de (gezamenlijke) opgaven in wonen en zorg De transformatie van een deel van het bestaande zorgvastgoed Aanpassen van de reguliere woningvoorraad Het organiseren van functies en voorzieningen op de juiste schaal en locatie Cultuuromslag bij inwoners.
Het oppakken van deze vraagstukken heeft de regio onder de noemer ‘De Achterhoek zorgt voor morgen’ als experiment binnen het Nationaal Programma Bevolkingsdaling aangemeld. Doel is het ontwikkelen van een visie op hoe om te gaan met meer ouderen die langer zelfstandig thuis blijven wonen met een complexere zorgvraag. Enerzijds moet dit gestalte
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
krijgen binnen een proces van gezamenlijk leren en optrekken rondom de opgaven. De informatie uit de Kernenfoto’s, maar ook bijeenkomsten met alle stakeholders dienen daarbij om zo goed mogelijk de toekomstige behoefte (en mogelijke mismatch tussen vraag en aanbod) in beeld te krijgen. Anderzijds is het streven op enkele van de vijf vraagstukken pilots te starten. Thans zijn twee concrete pilots benoemd: 1. Het opplussen van bestaande woningen hangt samen met de ligging ten opzichte van locaties waar dagopvang en ontmoeting voorhanden zijn en met de energetische en bouwkundige kwaliteit van de woningen. Dit vraagt om intensieve samenwerking tussen meerdere disciplines. Om deze aanpak te ontwikkelen, wordt gestart in een wijk in de kern Aalten. Op basis van informatie uit de Kernenfoto’s gaan betrokken partijen hier in gesprek. De methodiek die hier uit voortkomt kan vervolgens ook in andere wijken en kernen van de Achterhoek benut worden. 2. In de relatief kleine kern Steenderen zal onderzocht worden wat er nodig is om een intramurale voorziening, die onder druk staat vanwege beleidsveranderingen en demografische veranderingen, toch overeind te houden. Daarbij wordt gedacht aan een samenwerking van verschillende instellingen onder een dak, zoals ouderenzorg, gehandicaptenzorg en GGZ.
50
Oude woning conciërge in Aalten
Deze pilots zijn thans in de verkenningsfase. Bij de ontwikkeling worden belangrijke spelers vanuit gemeenten, corporaties en zorginstellingen betrokken. Na een wat moeizame start, krijgt ‘De Achterhoek zorgt voor morgen’ hiermee steeds duidelijker vorm en zijn de lokale partijen vol vertrouwen over de uitkomst. “De leerpunten die voortkomen uit het experiment zijn zowel van waarde voor het project Kernenfoto’s en de Regionale Woonagenda, als ook voor andere regio’s in het land”, zegt Hans Suurmond, programma-manager Volkshuisvesting Regio Achterhoek.
Meer informatie: www.achterhoek2020.nl Initiatiefnemer: Stuurgroep Achterhoek 2020 Contactpersoon: Tineke Lupi,
[email protected]
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
2.11 Project ‘0 euro-aanpak: verzakelijkingsdoorbraken bedrijventerreinen NHN’ (Noord-Holland) (Economische vitaliteit, Nieuwe verdienmodellen) Bedrijventerreinen zijn de motor van de economie en samenleving in Nederland, en zeker ook in Noord-Holland. Meer dan 30 procent van de directe werkgelegenheid bevindt zich op de terreinen en meer dan de helft van de totale economie hangt ermee samen. Bedrijven op de terreinen spelen een rol bij sponsoring van het verenigingsleven, maar verschaffen bovenal de inwoners werkgelegenheid, inkomen en sociale participatie. Kortom, bedrijventerreinen zijn cruciaal voor behoud van voorzieningen, leefbaarheid en welzijn. Belangrijk is wel dat de terreinen goed blijven functioneren en economisch courant blijven. In de regio Noord-Holland Noord speelde de overheid (provincie, regio en gemeenten) daarin altijd een belangrijke rol. Geld is echter schaars, waardoor de bal nu (nog) meer ligt bij de ondernemers. Ondernemers moeten nog meer dan voorheen verantwoordelijk zijn en worden gemaakt voor de ontwikkeling van de kwaliteit en waarde van hun pand en kavel. Hoofddoel van het experiment is daarom te komen tot maximale private investeringen in bestaande bedrijventerreinen tegen minimaal overheidsbudget.
51
Eerste stap in het experiment was het selecteren van een vijftal bedrijventerreinen met doorbraakpotentieel, d.w.z. potentieel om via de 0-euro aanpak maximale private investeringen los te weken. De vijf terreinen die zijn geselecteerd zijn Krabbersplaat in Enkhuizen, Haven Den Oever in Hollands Kroon, Hoorn’80 in Hoorn, Kolksluis I&II in Schagen en CNB in Stede Broec. Voor elk van deze bedrijventerreinen heeft STEC een economische effectrapportage opgesteld; wat concreet betekent dat o.a. is ingegaan op ligging, omvang en typering maar ook op de verdeling vestigingen en arbeidsplaatsen naar sector. Tevens wordt ingegaan op de toekomstwaarde van elk van de bedrijventerreinen. Aansluitend is de 0-euro aanpak verder uitgewerkt, d.w.z. er is een notitie opgesteld waarin ‘de kunst van het verleiden op bedrijventerreinen’ centraal staat. Daarbij wordt ingegaan op een viertal onderdelen (communicatief, organisatorisch, financieel-economisch en juridischplanologisch). Ook is er een tien punten checklist (meetlat) opgesteld waarmee gemeenten na kunnen gaan in hoeverre men al ‘verleidelijk’ is voor eigenaren/ondernemers/ontwikkelaar e.d. zodat zij de stap nemen om te investeren op bestaande bedrijventerreinen. Nu vindt er
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
de praktische toepassing van die meetlat plaats op de geselecteerde bedrijventerreinen. De hoeveelheid energie per deelproject (bedrijventerrein) verschilt daarbij. Het is lastig de gemeenten (zowel ambtelijk als bestuurlijk) en de ondernemers breder te laten meekijken dan het eigen project. Niettemin is op een aantal bedrijventerreinen al veel energie en werk verricht, en is er sprake van stevige samenwerking tussen ondernemers en overheid en helderheid over de noodzakelijke investeringen om te komen tot een beter vestigingsklimaat. Vóór 1 november wordt er door Ontwikkelingsbedrijf Noord-Holland Noord een korte notitie opgesteld waarin wordt ingegaan op de concrete acties die door de gemeenten zijn ingezet. “Door constructieve samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven komen we tot verantwoorde investeringen en het behoud van een goed vestigings- en leefklimaat in onze regio”, zegt Cees Brinkman van Ontwikkelingsbedrijf NHN. “De werelden van de overheid en het bedrijfsleven komen dichter bij elkaar. Samenwerken en leren van elkaar leidt tot investeringen en daarmee tot duurzame verbetering van het vestigings- en leefklimaat in onze regio” Op het programma tot eind 2014 staat: een kennisbijeenkomst waarbij de 0-euro aanpak wordt gedeeld, waarbij het breder wordt getrokken om ook meer mensen te kunnen verleiden om aan te schuiven (waarbij dus naast de deelnemende gemeenten aan de 0-euro aanpak ook andere gemeenten en ondernemers uitgenodigd gaan worden).
Meer informatie: http://www.nhn.nl/ 52
Initiatiefnemer: Ontwikkelingsbedrijf Noord-Holland Noord (Alkmaar) Contactpersoon: Ruud Dorenbos,
[email protected]
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
2.12 Project ‘Zorgarrangementen Lauwersmeergebied’ (Groningen/Friesland) (Economische vitaliteit, nieuwe verdienmodellen) In het Lauwersmeergebied is de relatief beperkte economische bedrijvigheid en het wegtrekken van voorzieningen een probleem. Voor diverse lokale zorgaanbieders, natuurorganisaties en kennisinstellingen was het duidelijk dat het Lauwersmeergebied nog onderbenutte potentie heeft voor het aanbieden van leefstijlarrangementen op het snijvlak van natuur en gezondheid. Dit vormde de basis voor het opstarten van het experiment. Tijdens verschillende bijeenkomsten ontstond er positieve energie en draagvlak bij betrokkenen om die potentie daadwerkelijk te gaan benutten. De uitdaging voor het verzilveren van de potentie ligt in het bijzonder in het tonen en verder ontwikkelen van ondernemerschap bij de zorgaanbieders om rendabele dienstverlening te ontwikkelen. Het experiment beoogt dan ook om nieuwe dienstverlening rond gezondheid, leefstijl en wellness te ontwikkelen (door lokale zorgpartijen) die inspeelt op de kracht van de omgeving van het Nationaal Park Lauwersmeer: rust, ruimte, licht, natuur, water en schone lucht. Met betrekking tot de economische vitaliteit zijn de doelstellingen de volgende: Inkomsten en omzetstijging van deelnemende lokale zorgaanbieders en in de arrangementen opgenomen derden, zoals verblijfsaccommodaties, activiteitenaanbieders, horeca; Stijging van het aantal verblijfstoeristen; Verhogen bezettingsgraad bij aantal (voor zorg aangepaste) toeristische accommodaties; Grotere bekendheid van Lauwersmeergebied bij geselecteerde doelgroepen; Positieve beeldvorming Lauwersmeergebied bij geselecteerde doelgroepen. 53
Lauwersmeergebied in de gemeente De Marne heeft samen met de Waddeneilanden de schoonste lucht van NL en daarnaast …rust, ruimte en prachtige natuur
Met een team van experimentpartners (Stichting Terraheerd, Fysiotherapie Wijers, Waddenfun en IVN) is uiteindelijk besloten één, wat breder, zorgarrangement te ontwikkelen. Het concept ‘biowalks’ maakt daar in ieder geval onderdeel van uit. IVN heeft daar elders in den lande al de nodige ervaring mee opgedaan. Centrale uitdaging bij het te ontwikkelen arrangement is of er voldoende markt gecreëerd kan worden. Belangrijke aandachts- en
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
leerpunten daarbij zijn o.a. het opzetten van slimme samenwerking tussen lokale zorgpartijen en lokale recreatieondernemers, het ontwikkelen van hoogwaardig gastheerschap met oog voor de individuele patiënt, het creëren van unieke beleving en fun waarbij optimaal gebruik wordt gemaakt van de kwaliteiten in het gebied, het gericht verleiden van specifieke doelgroepen (promotie & marketing) om gebruik te maken van de arrangementen en het creëren van een duurzaam verdienmodel op basis van gezond ondernemerschap.
Biowalks 54
“Wij geloven in de gezonde werking van de landschappelijke kwaliteiten van het Lauwersmeergebied (rust, ruimte, groen, schone lucht) en dat dit tot een nieuwe stroom bezoekers naar dit prachtige gebied kan leiden”, Jörgen de Bruin van IVN. Tussen de experimentpartners is overeenstemming over de contouren van dit arrangement. Maar om meer helderheid te krijgen over potentiële doelgroepen en de praktische introductie en uitvoering is besloten tot een Marktonderzoek Gezondheidsarrangementen Waddenland. Dat marktonderzoek wordt uitgevoerd door STAMM CMO te Assen. De uitkomsten van dit onderzoek moeten de ontwikkeling van een aantal concrete arrangementen een vliegende start gaan geven. Parallel aan de uitvoering van het onderzoek stellen de experimentpartners een aanvraag op voor het Krimpfonds Groningen.
Meer informatie: https://www.ivn.nl/groningen Initiatiefnemer: IVN Groningen Contactpersoon: Ruud Dorenbos ,
[email protected]
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
2.13 Project ‘Nieuwe juridische en financiële instrumenten in de strijd tegen leegstand en verpaupering in de binnenstad’ (Groningen) (Economische vitaliteit, Nieuwe verdienmodellen) Circa 250 winkeliers en eigenaren van bedrijfspanden in het centrum van Winschoten willen een beter centrum. Het centrum wordt bedreigd door toenemende leegstand. Met name de schil rondom het kernwinkelgebied heeft te maken met grote leegstand en ernstige verloedering. In overleg en samenwerking tussen gemeente, ondernemers en deskundigen beoogt het experiment het volgende te bereiken:
de juiste juridische instrumenten vinden en inzetten om de functie en uitstraling van panden en percelen in het winkelgebied (centrum en schil) te versterken, nieuwe financieringsvormen ontwikkelen en inzetten om het winkelgebied te versterken.
Het experiment startte met verschillende werkgroepoverleggen waar in elk van de werkgroepen winkeliers en eigenaren van bedrijfspanden, medewerkers van de gemeente, provincie Groningen en externe experts plaats hadden. Vragen die in de werkgroepen centraal stonden waren: Welke investeringen in de binnenstad leiden tot een positieve business case voor de ondernemers en de eigenaren van onroerend goed? Op welke wijze kunnen de ondernemers en eigenaren de kosten van de financiering dragen en/of een lening verkrijgen? Welke juridische instrumenten zijn er om leegstand aan te pakken en hoe dienen ze toegepast te worden?
55
Toekomstimpressie Israelplein zonder kiosken
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
De werkgroepoverleggen hebben zich een aantal keren herhaald. Uiteindelijk zijn er een aantal concrete zaken uit voortgekomen. Wat betreft het juridisch instrumentarium bijvoorbeeld, beschikt de gemeente Oldambt inmiddels over een leegstandsverordening. De leegstandsverordening is bedoeld om met de eigenaar van een pand dat langer dan een half jaar leegstaat in gesprek te komen om alle gebruiks- en herbestemmingmogelijkheden van het pand te onderzoeken op haar mogelijkheden. Hiermee wil de gemeente samen met de eigenaar een goede oplossing vinden voor het leegstaande pand. Doel is uiteindelijk om de leegstand in het kernwinkelgebied te bestrijden door panden weer in gebruik te nemen. Een leegstandsverordening kan verstrekkende gevolgen voor een eigenaar van een gebouw hebben, waarop de verordening van toepassing is. Uit de leegstandsverordening kan volgen dat een eigenaar leegstand moet melden, in overleg moet treden over het gebruik, investeringen moet doen, een gebruiker verplicht een overeenkomst tot ingebruikname moet aanbieden en het einde van ingebruikneming moet melden.
56
Kop van de Torenstraat
Voor wat betreft het financiële instrumentarium zijn de gemeente, de ondernemers en de eigenaren in het centrum van Winschoten op zoek gegaan naar nieuwe manieren om binnenstedelijke investeringen te bekostigen zodat gezamenlijke activiteiten kunnen worden ondernomen. Het Amerikaanse model van Tax Increment Financing dient daarbij als inspiratie. In het vaktijdschrift B&G is daar ook een artikel over verschenen (stadsvernieuwing als business case in Winschoten). De verschillende stakeholders zijn daarbij ook op zoek gegaan naar investeringen en maatregelen die een positief effect hebben op de omzet en/of
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
op de waarde van panden. De gedachte is dat er een bedrijfseconomische rechtvaardiging is voor ondernemers om geld te steken in investeringen/maatregelen die zichzelf terugverdienen. Ondernemers en eigenaren in het centrum van Winschoten zijn uiteindelijk mede geïnteresseerd geraakt in het oprichten van een gezamenlijke inkooporganisatie, d.w.z. een inkooporganisatie (van bijvoorbeeld nutsvoorzieningen, veiligheid e.d.) voor en door ondernemers in het centrumwinkelgebied. Het is de bedoeling dat een groot deel (50% of meer) van dit inkoopkostenvoordeel zal worden gebruikt om gezamenlijke initiatieven van de ondernemers te bekostigen. Verder oriënteren de ondernemers en de gemeente zich op een nieuwe wijze van reclamebelastingheffing om samen initiatieven te financieren. “Wij vinden het zeer de moeite waard om samen met de ondernemer, de provincie en Platform31 helderheid te krijgen over alle vragen. Als in Winschoten een werkzaam nieuw model kan worden ontwikkeld, kan dit een oplossing bieden voor veel meer kernen in een vergelijkbare situatie. Dat perspectief wenkt”, aldus Geke Löhr (gemeente Oldambt) en Gert Jan van ’t Land (zelfstandig adviseur).
Meer informatie: http://bit.ly/1ApFQEo Initiatiefnemer: Gemeente Oldambt (Oost Groningen) Contactpersoon: Ruud Dorenbos,
[email protected]
57
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling
Colofon
Een uitgave in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
58
Uitgave Platform31 Auteurs
: Ruud Dorenbos, Tineke Lupi , Han Oei, Hans-Hugo Smit en Anne-Jo Visser
Redactie
: Griffel & Bok, Den Haag
Drukwerk : Platform P Opmaak
: Platform31
Hoewel grote zorgvuldigheid is betracht bij het samenstellen van dit rapport, aanvaarden Platform31 en de betrokkenen geen enkele aansprakelijkheid uit welke hoofde dan ook voor het gebruik van de in deze publicatie vermelde gegevens. Alles uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt mits de bron wordt vermeld. Den Haag, november 2014
Tweede ronde experimenten bevolkingsdaling