Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Integrale Verkenning inrichting Rijntakken
Geografisch Informatie Systeem IVR-rapport nr. 3
3eodan GEODESIE
November 1995
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Integrale Verkenning inrichting Rijntakken
Geografisch Informatie Systeem IVR-rapport nr. 3
Auteurs: M. Zeeman, L. Schutte
Geodan GEODESIE Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Rijksmstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandelmg RIZA
November
1995
In het kader van de Integrale Verkenning (inrichting) Rijntakken (IVR) zijn de volgende rapporten verschenen: IVR-rapport nr. 1 IVR-rapport nr. 2 IVR-rapport nr. 3 IVR-rapport nr. 4 IVR-rapport nr. 5 IVR-rapport nr. 6 IVR-rapport IVR-rapport IVR-rapport IVR-rapport IVR-rapport IVR-rapport
nr. nr. nr. nr. nr. nr.
Hoofdrapport "Een weegschaal voor rivierbeheer" "Inventarisatie projecten in uiterwaarden" "Geografisch Informatie Systeem" "LNC-waarden"
" Landschapsecologie" "ESndimensionaal model voor waterbeweging en morfologie van de Rijntakken (SOBER)" "Beslissings Ondersteunend Systeem" "Rivierkundige aspecten: evenwichtsbeschouwingen" "Rivierkundige aspecten: ruimte en tijd" "Rivierkundige aspecten: achtergrondanalyses" " Inricht ingsvarianten" "Veiligheid"
7 8 9 10 11 12
Gegevens verzamelen
T"" SOBEK model
i
1
V Landschapsecologische aspecten
Beslissings Ondersteunend Systeem
Rivierkundige aspecten
i
1
•
V Selecteren maatregelen en ontwikkelen van inrlchtingsvarianten
^j _ B
r fc p
A,
Bepaling effecten van inrichtingsvarianten 3
bij MHW= 15.000 m /s
i
w^ 3
bij MHW>15.000 m /s
Geografisch Informatie Systeem (GlSI
november 1995
Woord vooraf De "Integrale Verkenning (inrichting) Rijntakken" (IVR) is uitgevoerd door het Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling van Rijkswaterstaat (RWS/RIZA), het Waterloopkundig Laboratorium (WL) en de Grontmij. Opdrachtgever was de Directie Oost-Nederland van Rijkswaterstaat. Aan het onderzoek is meegewerkt door Geodan/Geodesie, de Directie Usselmeergebied (Groene Poot) van Rijkswaterstaat, en HKVUJNJNWATER. De resultaten van het onderzoek zijn vastgelegd in een aantal rapporten. In het hoofdrapport "Een weegschaal voor rivierbeheer" wordt een samenvatting van het onderzoek gegeven, samen met de conclusies. De iVR-rapporten nrs. 2 - 12 bevatten gedetailleerde informatie over de onderzoeksresultaten en vormen de onderbouwing voor het hoofdrapport. Dit rapport beschrijft de geografische database die is opgebouwd in het kader van IVR. Daarnaast wordt een tweetal voorbeelden van Gis-toepassingen van deze database gegeven. De onderzoekers vertrouwen erop dat deze studie een bijdrage levert aan een - voor mens, plant en dier - optimale inrichting van de Rijn en dat met het ontwikkelende instrumentarium adequaat op toekomstige veranderingen kan worden ingespeeld.
IVR-rapportnr. 3
W o o r d VOOraf -
1
Geografisch Informatie Systeem (GIS)
novamber 1996
Inhoud Woord vooraf Rapportsamenvatting 1
Inleiding 1.1 GIS binnen het IVR-project 1.2 Opzet rapport
1— 1 1—I 1— 1
2
Opzet 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
2 —1 2—1 2—1 2-1 2—2 2 —3 2 —3
3
Beschrijving van thematische bestanden
3—1
4
Overstromingsfrequentie en overstromingsduur 4.1 Algemene kenmerken en doel van de applicatie 4.2 Schematisatie van het winterbed 4.3 Berekeningen per afvoer 4.4 Overstromingsfrequentie en overstromingsduur 4.5 Conclusies
4 —1 4—1 4—1 4 —3 4—5 4 —5
5
Potentiele nevengeullokaties 5.1 Algemene kenmerken en achtergrond van de analyse 5.2 Gehanteerde criteria 5.3 Verwerking van criteria in bestanden 5.4 Conclusies
5—1 5—1 5—1 5—2 5 —4
van de geografische database Algemene kenmerken en uitgangspunten Geografische begrenzing Inhoud Methode van invoer Opnameschaal Opnametijdstip
Literatuur Bijlage A Uiterwaardindeling Rijntakken
IVR-rapportnr. 3
Geografisch Informatie Systeem (GIS)
november 1995
Rapportsamenvatting Geografische Informatie Systemen (GIS) vervullen binnen het iVR-project een belangrijke ondersteunende functie, waar het gaat om het verzamelen, bewerken en presenteren van informatie. GlS speelt een centrale rol bij het verzamelen en opslaan van informatie binnen het IVRproject. Er is een geografische database aangemaakt waarin diverse, thematisch verschillende, ruimtelijke bestanden zijn opgenomen. De database geeft een overzicht van de huidige verdeling van enkele kenmerkende landschappelijke eigenschappen van het Nederlandse Rijntakken-gebied. Zo zijn er bestanden opgenomen die informatie geven over terreinhoogte, vegetatiestructuur en overstromingsduur. De database bevat tevens informatie over de aard van het grondgebruik van uiterwaardlokaties. Bekend is bijvoorbeeld welke lokaties voor intensieve recreatie in gebruik zijn, en waar natuurbeheersgebieden liggen. Tenslotte is er in de database informatie opgenomen betreffende mogelijke toekomstige kenmerken van het Rijntakken-gebied. Zo zijn er bestanden aangemaakt die aangeven welke lokaties zijn aangewezen voor mogelijke natuurontwikkeling in de toekomst. Binnen IVR is van GIS gebruik gemaakt voor diverse ruimtelijke analyses. Doordat bestanden digitaal zijn opgeslagen is het mogelijk allerlei soorten ruimtelijke informatie efficient te analyseren, combineren en verwerken. Relevante vragen die eenvoudig met behulp van de database kunnen worden beantwoord varieren van "Hoeveel procent van de huidige recreatieterreinen langs de Waal bestaat uit bos, en hoeveel procent uit grasland?" tot "Welke lokaties hebben vanuit fysisch, en welke lokaties vanuit economisch oogpunt, het meest potentie voor bosontwikkeling?". Tenslotte speelt GIS een belangrijke rol bij het presenteren van diverse analyseresultaten binnen IVR. Gepresenteerd in kaartvorm zullen verschillende inrichtingsvarianten voor een toekomstig Rijntakken-landschap, alsmede de beslissingen die aan deze varianten ten grondslag liggen, meer gaan leven, zowel bij politici als burgers.
IVR-rapportnr. 3
Rap.Sam. — 1
Geografisch Informatie Systeem (GIS)
1
Inleiding
1.1
GIS binnen het IVR-project
november 1995
Met het in gebruik nemen van Geografische Informatie Systemen, (GIS) is het mogelijk geworden grote hoeveelheden ruimtelijke informatie op te slaan, te wijzigen, te bewerken en te combineren. Gis vervult binnen het IVR-project een belangrijke ondersteunende functie, waar het gaat om het verzamelen en bewerken van informatie. Het gebruik van GIS binnen IVR levert een aantal voordelen: • • • •
grote, thematisch verschillende, bestanden kunnen in een relatief kort tijdsbestek gecombineerd en geanalyseerd worden; het complexe geheel van ruimtelijke eigenschappen, processen en relaties wordt inzichtelijker gemaakt; veranderingen in bestanden zijn relatief gemakkelijk en snel aan te brengen presentatie van informatie is eenduidig en overzichtelijk.
Belangrijke toepassingen van het GIS binnen IVR zijn: • • • • • •
het berekenen van overstromingsduren; het in kaart brengen van de huidige verdeling van ecotooptypen in de uiterwaarden; het schematiseren van zomer- en winterbed van de Rijntakken ten behoeve van hydraulisch/morfologische modellering (zie Barneveld et al., 1995 IVR-rapport 6); het in kaart brengen van potentieel geschikte lokaties voor het aanleggen van nevengeulen; het combineren van inrichtingsvarianten met andere thematische bestanden (zie Douben et al., 1995 IVR-rapport 11); het presenteren van inrichtingsvarianten en analyseresultaten.
Naast deze zijn er nog vele kleinere toepassingen van GIS binnen het IVR-project.
1.2
Opzet rapport
In dit rapport wordt een beschrijving gegeven van de geografische database die is opgebouwd ten behoeve van IVR, alsmede van een tweetal in de vorige paragraaf genoemde toepassingen van deze database. • • •
•
IVR-rapportnr. 3
In Hoofdstuk 2 wordt de opzet alsmede een aantal algemene kenmerken van de database beschreven. In Hoofdstuk 3 worden de bestanden uit de database 66n voor e6n aan de hand van hun thematische inhoud beschreven. In Hoofdstuk 4 wordt een applicatie beschreven, waarmee overstromingsfrequenties en overstromingsduren in uiterwaarden van de Nederlandse Rijntakken kunnen worden berekend. In Hoofdstuk 5 wordt beschreven aan de hand van welke werkwijze de potentieel, voor de aanleg van nevengeulen, geschikte lokaties in kaart zijn gebracht.
1 — I
e
a
u
:nr>
"So c •c 43 o •c
c
ft 1 Ml
1
•S c
P4 c •£7> ^
•
Is
gral
> "8
1 OX)
a 2 £
vfbeelding 1 Studiegebied GIS
Geografisch Informatie Systeem (GIS)
2
Opzet van de geografische database
2.1
Algemene kenmerken en uitgangspunten
november 1995
De geografische database is volledig opgezet binnen het software pakket Arc/Info. Dit pakket is zowel bij het RIZA als bij de Directie Oost-Nederland van Rijkswaterstaat beschikbaar. Bestanden zijn thematisch geordend. Afhankelijk van thema, opnamebron en toepassing zijn bestanden beschikbaar in de vorm van punten, lijnen, polygonen (vlakken) of grid's (regelmatig rasternetwerk). Uitwisseling met andere (GlS-)programmatuur is mogelijk. Bij de opzet van de database zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: • • • •
2.2
er is niet gestreefd naar volledigheid. Bestanden dienden relatief snel en met behulp van geringe inspanning beschikbaar gesteld te worden. bestanden dienden zoveel mogelijk gebiedsdekkend (dat wil zeggen voor alle Rijntakken) te zijn. er is niet gestreefd naar een groot ruimtelijk detail. gegevens dienden van zo recent mogelijke opnamedatum te zijn.
Geografische begrenzing
Alle bestanden in de geografische database hebben betrekking op het winterbed (dat wil zeggen zomerbed en uiterwaarden) van de Nederlandse Rijntakken. De buitengrens van de bestanden wordt steeds gevormd door bandijken of, wanneer deze afwezig zijn, door stadskaden dan wel stuwwallen. Alle bestanden zijn vastgelegd door middel van RD-(RijksDriehoeksnet)co6rdinaten. Een kaart met de begrenzing van de iVR-bestanden wordt weergegeven in Afbeelding 1.
2.3
Inhoud
De geografische database bevat de volgende thematische bestanden: • • • • • •
IVR-rapportnr. 3
basisgeometrie: begrenzing zomerbed, uiterwaarden en uiterwaardplassen rivierkilometrering: locatie kilometerraaien rivierbelijning: locatie rivieras en normaallijnen uiterwaardindeling: begrenzing en naamgeving uiterwaarden trajectindeling: begrenzing iVR-trajecten woonkernen: locatie van woonkernen direct buiten het winterbed
2 - 1
Geografisch Informatie Systeem (GIS)
• • • •
• • • • • •
• • •
• •
•
november 1995
bruggen en veren: locatie bruggen en veerdiensttrajecten hoogteligging bodem zomerbed hoogteligging maaiveld uiterwaarden instroomhoogte zomerkaden: locatie voornaamste zomerkaden alsmede de hoogte waarbij uiterwaardsegmenten achter deze kaden beginnen in te stromen waterstanden: waterstanden per rivierkilometer bij enkele maatgevende afvoeren stroomsnelheden: stroomsnelheden bij enkele maatgevende afvoeren overstromingsduur: jaarlijks optredende overstromingsduur vegetatiestructuur: begrenzing voornaamste vegetatieeenheden ecotooptypen: begrenzing van in IVR onderscheiden ecotooptypen eigendom/relatienotagebieden (1994): begrenzing gebieden in eigendom van nafuurbeschermings-organisaties en/of voorgestelde relatienotagebieden recreatieterreinen (1994): begrenzing gebieden in gebruik voor intensieve recreatie dijkverbeteringswerkzaamheden (januari 1995): stand van zaken dijkverbeteringswerkzaamheden projectplannen (1994): begrenzing plangebied van momenteel bekende projecten, plannen, visies in de uiterwaarden winbare kleivoorraden (1992): geschatte hoeveelheden economisch exploiteerbare klei per uiterwaard scheepvaartknelpunten (1994): huidige lokaties in het zomerbed waar de voor scheepvaart vereiste vaargeulbreedte en diepte niet beschikbaar is potentiele nevengeul lokaties: uiterwaardlokaties die, op basis van een aantal criteria, potentieel geschikt zijn voor de aanleg van nevengeulen.
Daarnaast bevat de database bestanden met verschillende inrichtingsvarianten. Voor een beschrijving van deze bestanden wordt verwezen naar IVR-rapport 11 "Inrichtingsvarianten" (Douben et al., 1995).
2.4
Methode van invoer
Voor het aanmaken van bestanden is gebruik gemaakt van diverse opnamebronnen en invoermethoden: • • • IVR-rapponnr. 3
omzetten van reeds bij Directie Oost-Nederland beschikbare digitale CAD-bestanden digital iseren van reeds bestaand kaart materiaal inlezen van ASCn-bestanden waaraan X.Y-cobrdinaten zijn gekoppeld 2 —
2
Geografisch Informatie Systeem (GIS)
november 1995
interpolate van bestanden met puntopnamen naar vlak- en grid-bestanden koppelen van tabel-informatie aan in een eerdere fase aangemaakt bestand met bepaalde ruimtelijke eenheden (bijvoorbeeld de hoeveelheid winbare klei per uiterwaard).
2.5
Opnameschaal
Digitate geografische bestanden bezitten geen vaste afbeeldingschaal. Ieder bestand kan op iedere gewenste schaal afgebeeld worden. Het is echter niet zinvol een bestand, dat gedigitaliseerd is van een kaart met een schaal 1:100.000, af te beelden op een schaal 1:10.000, omdat hiermee een schijnnauwkeurigheid wordt gecreeerd. Digitale geografische bestanden zijn dus wel gebonden aan een bepaalde mate van ruimtelijk detail, dat ze beschrijven. Omdat deze mate van detail bepaald wordt door de ruimtelijke nauwkeurigheid waarmee de invoergegevens zijn opgenomen, wordt dikwijls het begrip opnameschaal gehanteerd. In het IVR-project is uitgegaan van een basisopnameschaal van 1:50.000 (dat wil zeggen met een ruimtelijke nauwkeurigheid vergelijkbaar met die van een analoge kaart, schaal 1:50.000). Een meer gedetailleerde schaal was: • • •
niet realistisch, omdat een groot aantal gegevens niet met een dergelijk ruimtelijk detail beschikbaar was; niet noodzakelijk, gezien het ruimtelijk detail waarmee de vraagstukken die in IVR beantwoord dienen te worden; niet wenselijk, omdat meer detail meer tijdsinspanning met zich meebrengt.
De meeste bestanden in de geografische database bezitten niet een opnameschaal van exact 1:50.000. Bestanden met een zeer gedetailleerde schaal ( < 1.20.000) of juist een weinig gedetailleerde schaal ( > 1:100.000) zijn echter niet in de database opgenomen.
2.6
Opnametijdstip
Bij het opzetten van de geografische database is ernaar gestreefd zo recent mogelijke gegevens te gebruiken. Als referentie voor het doorrekenen van inrichtingsvarianten in IVR wordt de huidige situatie, dat wil zeggen 1994, gehanteerd. Vanwege het uitgangspunt, dat bestanden met relatief geringe inspanning beschikbaar gesteld dienden te worden, was het niet altijd mogelijk over recente gegevens te beschikken. Een aantal bestanden (bijvoorbeeld met hoogteliggingsgegevens van uiterwaarden) is van rivierkaarten (schaal 1:5.000) afgeleid. Sommige van deze rivierkaarten zijn relatief oud (opname medio jaren '70). Het is dus mogelijk dat bepaalde informatie, als gevolg van latere ingrepen in zomerbed of uiterwaarden, gedateerd is.
IVR-rapponnr. 3
2-3
Geografisch Informatie Systeem (GIS)
3
november 1995
Beschrijving van thematische bestanden
In het volgende hoofdstuk wordt een beknopte beschrijving van de in Paragraaf 2.3 genoemde bestanden gegeven. Achtereenvolgens wordt aandacht besteed aan inhoud en opnamebron. Voor zover mogelijk wordt verwezen naar andere delen van het voorliggende rapport, dan wel andere ivR-rapporten. Een deel van de bestanden wordt geillustreerd aan de hand van kaarten van (delen van) het Nederlandse Rijntakken-gebied. Voor een meer technische beschrijving van de bestanden wordt verwezen naar Zeeman (1995).
Basisgeometrie
Inhoud: Vlakkenbestand waarin het winterbed wordt onderverdeeld in zomerbed, uiterwaard en uiterwaardplassen. De grens tussen zomerbed en uiterwaard wordt gevormd door de oeverlijn, zoals deze op de rivierkaart is aangegeven. Deze lijn komt overeen met een gemiddeld laagwaterlijn. De uiterwaardplassen bestaan uit alle grotere watervlakken buiten het zomerbed. Deze omvatten naast "gewone plassen" zandgaten, kleiputten, strangen, havens en aantakkingen van kanalen (tot aan sluiscomplexen). Opnamebron: Bandijken, oeverlijnen en de begrenzing van plassen zijn gedigitaliseerd van rivierkaarten (schaal 1:5.000) en vervolgens gegeneraliseerd. Op lokaties waar een bandijk ontbreekt is de begrenzing van het winterbed overgenomen uit het BARS-bestand (1:50.000) van de Rijksplanologische Dienst. Uit dit bestand zijn eveneens enkele uiterwaardplassen toegevoegd. Het jaar van opname van de rivierkaarten varieert van 1974 tot 1992. Een kaart met de basisgeometrie van de Bovenrijn en de Waal wordt weergegeven in Afbeelding 2.
Rivierkilometrering
Inhoud: Lijnenbestand waarin de ligging van kilometerraaien in het zomerbed wordt weergegeven. De rivierkilometrering van de Nederlandse Rijntakken begint bij kilometer 857 (Bovenrijn bij Tolkamer). De benedenstroomse grenzen liggen bij kilometer 958 (Waal/Merwede bij Werkendam), kilometer 989 (Nederrijn/Lek bij Krimpen aan de Lek) en kilometer 1005 (Ussel bij Keteldiep). Opnamebron: De kilometerraaien zijn gedigitaliseerd van de rivierkaart (schaal 1:5.000). Rivierkilometers worden weergegeven op meerdere kaarten, bijvoorbeeld in Afbeelding 5.
IVR-rapportnr. 3
3 — 1
I
g
s
If C- g> .5 CQ
i i
>i Sb.52
| a afbeelding 2 Basisgeometrie
Geografisch Informatie Systeem (GIS)
november 1995
Rivierbelijning
Inhoud: Lijnenbestand waarin de ligging van de rivieras (lijn in het midden van het zomerbed) en van de normaallijnen (lijnen evenwijdig aan de rivieras die grofweg over de kribkoppen lopen) is weergegeven. Opnamebron: Het bestand met de rivieras is samengesteld door het inlezen van tabellen van de Meetkundige Dienst van Rijkswaterstaat, waarin de loop van de as is vastgelegd door middel van X,Ycoordinaten. De normaallijnen zijn door de afdeling rivierkunde van de voormalige Directie Gelderland ingetekend op de rivierkaart (1:5.000) en daarna gedigitaliseerd. Normaallijnen worden weergegeven in Afbeelding 6.
Uiterwaardindeling
Inhoud: Vlakkenbestand met indeling van de uiterwaarden, zoals deze in IVR wordt gehanteerd. Uiterwaarden zijn begrensd en voorzien van een code en een naam. Er worden 52 uiterwaarden (Wl t/m W52) onderscheiden langs de Bovenrijn en Waal, 68 uiterwaarden (RI t/m R68) langs het Pannerdens Kanaal, de Nederrijn en de Lek, en 61 uiterwaarden (Yl t/m Y61) langs de Ussel. Een aantal plassen uit het basisgeometriebestand, is niet toebedeeld aan een bepaalde uiterwaard. Het gaat hier om aantakkingen van kanalen, zoals het AmsterdamRijnkanaal nabij Tiel, of grotere oude rivierbeddingen als het Zwarte Schaar bij Doesburg. Aan deze vlakken is een aparte code toegekend (Gl t/m G12). Opnamebron: Als basis voor begrenzing en naamgeving van de uiterwaarden is gebruik gemaakt van de indeling, zoals deze wordt gehanteerd door De Soet (1976). Op lokaties waar een naam ontbrak, is de naam vermeld op de rivierkaart overgenomen. Indien ook hier een naam ontbrak zijn namen van dichtbij gelegen woonkernen gebruikt. Een kaart met de uiterwaardindeling van de Bovenrijn en de Waal wordt weergegeven in Afbeelding 3. Een lijst met uiterwaardcodes en namen is opgenomen in Bijlage A.
IVR-rapportnr. 3
3 —
3
1 o
—
aI
Lfbeelding 3 Uiterwaardindeling
z.
Geografisch Informatie Systeem (GIS)
november 1995
Trajectindeling
Inixoud: Vlakkenbestand met de indeling van het winterbed in riviertrajecten, zoals deze in IVR wordt gehanteerd. In totaal worden 14 verschillende trajecten onderscheiden: een langs de Bovenrijn (Bl), vier langs de Waal (Wl t/m W4), vijf langs het Pannerdens Kanaal/Nederrijn/Lek (RI t/m R5) en vier langs de Ussel (Yl t/m Y4). Opnamebron: Voor achtergronden aangaande de trajectindeling en kenmerken van de onderscheiden trajecten wordt verwezen naar IVR-rapport 5 "Landschapsecologie" (Pedroli en Rademakers, 1995). Trajectgrenzen vallen samen met bepaalde uiterwaardgrenzen. In het zomerbed zijn grenzen aangebracht op basis van rivierkilometrering. Een kaart met de trajectindeling van de Rijntakken wordt weergegeven in Afbeelding 4.
Woonkernen
Inhoud: Vlakkenbestand met de globale begrenzing van bebouwingskernen langs het winterbed van de Nederlandse Rijntakken. Het bestand wordt gebruikt ter achtergrondillustratie. Opnamebron: Het bestand is onttrokken aan het BARS-bestand van de Rijksplanologische Dienst. Hiervan zijn de klassen 1 (Woongebied-bebouwd), 15 (Medische-voorziening), 20 (Parkplantsoen), 41 (Onderwijs-voorziening) en 49 (Spoorweg-emplacement) gebruikt om de begrenzing van woonkernen aan te duiden. Woonkernen worden weergegeven in alle in dit rapport opgenomen afbeeldingen.
IVR-rapponnr, 3
3 - 5
•
?•
n
I |
l& !
Et
Hi
g
a
.£ g
g
i
B
4> -g*
ifbeelding 4 Trajectindeling
3
I 1S9
3 1 1
Geografisch Informatie Systeem (GIS)
november 1995
Bruggen en veren
Inhoud: Vlakken van bruggen en aangrenzende wegemplacementen in het winterbed en lijnen van veerdiensttrajecten in het zomerbed. Opnamebron: Bruggen en wegemplacementen zijn gedigitaliseerd van de topografische kaart (schaal 1:50.000), veerdiensttrajecten onderscheiden op de rivierkaart (schaal 1:5.000) zijn ingetekend op deze topografische kaart en gedigitaliseerd.
Waterstanden
Inhoud: Vlakkenbestand waarin het zomerbed is opgesplitst in kilometervakken (een vak tussen twee kilometerraaien). Per kilometervak zijn waterstanden (centimeters boven NAP) ingevoerd die corresponderen met bepaalde afvoeren van de Bovenrijn bij Lobith. De ingevoerde afvoeren zijn gekozen op basis van een bepaalde overschrijdingsfrequentie (een afvoer van 5765 m3/s wordt gemiddeld 66n keer per jaar overschreden) of een bepaalde overschrijdingsduur (een afvoer van 4350 m3/s wordt gemiddeld 20 dagen per jaar overschreden). Opnamebron: De waterstanden zijn bepaald door middel van betrekkingslijnen zoals deze in 1993 door de voormalige Directie Gelderland werden gehanteerd. Met behulp van betrekkingslijnen is het mogelijk voor iedere rivierkilometer, voor iedere afvoer een waterstand te berekenen. Betrekkingslijnen voor de Nederlandse Rijntakken zijn gebaseerd op gemeten afvoerenreeksen en waterstanden vanaf het begin van deze eeuw. Een kaart met waterstanden in het zomerbed van een deel van de Waal wordt weergegeven in Afbeelding 5.
IVR-r»pportnr. 3
3 —
7
Afbeelding 5 Waterstanden
Afbeelding 6 Diepte bodem zomerbed
Geografisch Informatie Systeem (GIS)
november 1995
Hoogteligging bodem zomerbed
Inhoud: Hoogteligging van de bodem van het zomerbed in centimeter boven NAP. Bestanden zijn beschikbaar in de vorm van punten, isolijnen en grid's. Opnamebron: De bestanden zijn gebaseerd op dwarspeilingen van de voormalige Directie Gelderland in het zomerbed in 1992. Deze dwarspeilingen worden in principe ieder jaar uitgevoerd. Vanaf een boot worden puntmetingen in raaien loodrecht op de rivieras gedaan. Voor Nederrijn en Lek waren geen peilingen uit 1992 beschikbaar en zijn peilingen uit 1993 gebruikt. Punten zijn door middel van interpolatie verwerkt tot isolijnen- en grid-bestanden. Lijnsfukken en grid-cellen buiten de normaallijnen zijn verwijderd omdat metingen, door de geringe diepgang, in dit riviergedeeite schaars en dus onvolledig zijn. Binnen IVR wordt meestal niet gebruik gemaakt van de hoogteligging van de bodem van het zomerbed, maar van de diepte daarvan, bijvoorbeeld ten opzichte van OLR (Overeengekomen Lage Rivierstand). Een voorbeeld van een dieptekaart wordt gegeven in Afbeelding 6.
Hoogteligging maaiveld winterbed
Inhoud: Hoogteligging van het maaiveld van de uiterwaarden in centimeter boven NAP. Bestanden zijn beschikbaar in de vorm van punten, isolijnen en grid's. Opnamebron: De bestanden zijn gebaseerd op hoogtepunten die op de rivierkaart (schaal 1:5.000) worden weergegeven. Op deze kaarten wordt voor circa iedere 100*100 meter een hoogtepunt weergegeven. De opnameperiode varieert van 1974 tot 1992. Deze punten zijn gedigitaliseerd en door middel van interpolatie verwerkt tot isolijnen-bestanden en grid-bestanden (celgrootte 25*25 meter). Een kaart met de hoogte van het maaiveld van een deel van het winterbed van de Waal wordt weergegeven in Afbeelding 7.
IVR-rapportnr. 3
3-10
Afbeelding 7 Hoogteligging maaiveld winterbed
Geografisch Informatie Systeem (GIS)
november 1995
Instroomhoogte zomerkaden
Inhoud: Vlakkenbestand met een opdeling van uiterwaarden in bekade segmenten (dat wil zeggen die door een zomerkade afgeschermd worden tegen directe overstroming vanuit het zomerbed), en onbekade segmenten (dat wil zeggen die niet door een zomerkade afgeschermd worden tegen directe overstroming vanuit het zomerbed). Aan segmenten achter zomerkaden is een hoogte (ten opzichte van NAP) toegekend, waarbij het water vanuit het zomerbed over de zomerkade heen het segment begint in te stromen. Naast kaden worden ook (delen van) oeverwallen en hoogwatervrije terreinen als zomerkaden beschouwd. Opnamebron: De schematisatie van de uiterwaarden in bekade en niet bekade delen is gemaakt op basis van de rivierkaart. Tevens zijn de instroomhoogten van de bekade delen van de rivierkaart afgelezen. Voor een meer uitgebreide beschrijving van dit bestand wordt verwezen naar Hoofdstuk 4 van dit rapport. Een kaart met de instroomhoogte van zomerkaden in een deel van het winterbed van de Waal wordt weergegeven in Afbeelding 13.
Vegetatiestructuur
Inhoud: Vlakkenbestand met de huidige indeling van het winterbed in 15 verschillende vegetatiestructuureenheden. Achtergronden van de gehanteerde indeling alsmede een beschrijving van de kenmerken van de onderscheiden eenheden worden gegeven in IVR-rapport 5 "Landschapsecologie" (Pedroli en Rademakers, 1995). Opnamebron: Een inventarisatie van de huidige vegetatiestructuur is uitgevoerd door de Grontmij. Hierbij is gebruik gemaakt van luchtfoto's uit 1989, aangevuld met bestaand kaartmateriaal en veldkennis. De inventarisatie is ingetekend over een achtergrond van de topografische kaart (schaal 1:25.000) en vanaf deze kaarten gedigitaliseerd. Een kaart met vegetatiestructuureenheden in een deel van het winterbed van de Waal wordt weergegeven in Afbeelding 8.
IVR-rapporlnr. 3
3-12
DIDDDIDHnDDD
g
ft
3c
rich ting enw aal
:5 Pi _^
•5 > Po Q W)
.£
=1
Verke tructu
B B
i V-
eta
2
Afbeelding 8 Vegetatiestructuur
Geografisch Informatie Systeem (GIS)
november 1995
Overstromingsduur
Inhoud: Grid-bestanden met de indeling van het winterbed in zes verschillende overstromingsduurklassen, uitgedrukt in dagen per jaar. De grid's hebben een celgrootte van 25*25 meter. Opnamebron: Voor de berekening van overstromingsduren is een applicatie ontwikkeld, die gebruik maakt van eerder in deze paragraaf beschreven bestanden van basisgeometrie, hoogteligging maaiveld winterbed, instroomhoogten zomerkaden en waterstanden. Een meer uitgebreide beschrijving van deze applicatie wordt gegeven in Hoofdstuk 4 van dit rapport. Een kaart met overstromingsduren in een deel van het winterbed van de Waal wordt weergegeven in Afbeelding 14.
Stroomsnelheden
Inhoud: Vlakkenbestand met stroomsnelheden in het winterbed in cm/s bij afvoeren van 16.500 m3/s (afvoer bij oud Maatgevend Hoog Water) en 8000 m3/s (topafvoer hoogwater winter 1982) van de Bovenrijn bij Lobith. Bestanden zijn beschikbaar in de vorm van punten, isolijnen en grid's. Opnamebron: Stroomsnelheden zijn berekend met het bij RIZA en Directie Oost-Nederland beschikbare stromingsmodel WAQUA. Dit model hanteert een onregelmatig roosternetwerk en berekent voor iedere roostercel onder meer een stroomsnelheid en een stromingsrichting. De voor bovengenoemde bestanden uitgevoerde WAQUA-berekeningen zijn uitgevoerd met behulp van bodemliggingsgegevens uit de periode 1980-1983. Door middel van interpolatie zijn van de roosterpunten isolijnen- (lijnen van gelijke stroomsnelheid) en grid-bestanden aangemaakt. Een kaart met stroomsnelheden in een deel van het winterbed van de Waal wordt weergegeven in Afbeelding 9.
IVR-rapportnr. 3
3-14
Afbeelding 9 Stroomsnelheden
Geografisch Informatie Systeem (GIS)
november 1995
Ecotooptypen
Inhoud: Grid-bestand met de indeling van het winterbed in ecotopen. In totaal worden er binnen het IVR-project 18 verschillende ecotooptypen onderscheiden. Achtergronden van de gehanteerde ecotooptypenindeling, alsmede een beschrijving van de kenmerken van de onderscheiden typen worden gegeven in IVR-rapport 5 "Landschapsecologie" (Pedroli en Rademakers. 1995). Opnamebron: De ecotopenindeling is bepaald op basis van een combinatie van grid-bestanden van vegetatiestructuur, hydrodynamiek (overstromingsduur) en morfodynamiek (stroomsnelheden bij een afvoer van 8000 m3/s bij Lobith). De onderverdeling van zomerbed in diep zomerbed en ondiep zomerbed kon niet met behulp van GIS gemaakt worden, omdat voldoende dieptegegevens in het ondiepe deel van het zomerbed ontbraken (zie ook hoogteligging bodem zomerbed). Het ecotoop "diep zomerbed" bevat dientengevolge ook ondiepe delen van het zomerbed. De vegetatiestructuureenheid "harde rivieroever" was gedigitaliseerd in de vorm van lijnen en valt daarom in het afgeleide grid-bestand volledig weg. Een kaart met ecotooptypen in een deel van het winterbed van de Waal wordt weergegeven in Afbeelding 10.
Recreatieterreinen
Inhoud: Vlakkenbestand met de begrenzing van de voornaamste uiterwaardlokaties, die (mede) in gebruik zijn voor intensieve recreatie. Onderscheiden worden campings en terreinen met andere recreatieve nineties als watersport en dagrecreatie. Opnamebron: Informatie is overgenomen van rivierkaarten (schaal 1:5.000) en topografische kaarten (schaal 1:50.000), aangevuld met campingoverzichtgidsen en veldkennis. De topografische kaarten zijn gebruikt als achtergrond voor het digitaliseren.
IVR-rapportnr. 3
3-16
I "C
41 .g *t
AL
f H?
1
II
!
$ 111 i
nDDIDIilDD DIDDD
B
B
-SB 9 o 'C E s—•
J b B PQ o>
M
i
& g
•2 k
I 8 Afbeelding 10 Ecotooptypen
VS im mr
Geografisch Informatie Systeem (GIS)
november 1995
Relatienotagebieden
Inhoud: Vlakkenbestand met de begrenzing van voorgestelde relatienotagebieden alsmede van delen van uiterwaarden die eigendom zijn van natuurbeschermingsorganisaties. Opnamebron: Voor het samenstellen van dit bestand is gebruik gemaakt van diverse bronnen. Grenzen zijn van verschillend kaartmateriaal gedigitaliseerd en ingebracht in het uiterwaardenbestand. Informatie die niet in kaartvorm aanwezig was is op een ondergrond van de Topografische Kaart (schaal 1:50.000) ingebracht en daar van gedigitaliseerd. Een kaart met relatienota- en eigendomsgebieden in de uiterwaarden van de Bovenrijn en de Waal wordt weergegeven in Afbeelding 11.
Dijkverbeteringswerkzaamheden
Inhoud: Lijnenbestand waarin de staat van zake aangaande dijkverbeteringswerkzaamheden in januari 1995 wordt weergegeven. Er wordt onderscheid gemaakt in respectievelijk "gereed" en "niet gereed". Onder de eerste klasse vallen alle dijkvakken, waar de bandijk op MHW-(Maatgevend Hoog Water) hoogte (zoals vastgesteld in 1993) gebracht en verstevigd zijn. Onder de tweede klasse vallen alle dijkvakken waarvoor verhoging en versteviging gepland, maar nog niet uitgevoerd, is. Opnamebron: Informatie over dijkverbeteringswerkzaamheden is afkomstig van betrokken regionale organisaties.
IVR-rapportnr. 3
3-18
©
1
I
2
1
g
£ OS
Afbeelding 11 Relatienotagebieden
Geografisch Informatie Systeem (GIS)
november 1995
Projectplannen Inhoud: Vlakkenbestand waarin de begrenzing van het plangebied van momenteel bekende projecten, plannen en visies in de uiterwaarden van de Rijntakken is weergegeven. Alle projecten zijn voorzien van codes. Aan (delen van) uiterwaarden waar meerdere projectplannen van toepassing zijn, zijn meerdere codes toegekend. Opnamebron: De informatie is afkomstig van een inventarisatie die in 1994 is uitgevoerd door de Grontmij. Voor een meer uitgebreide beschrijving van deze inventarisatie wordt verwezen naar IVRrapport 2 "Inventarisatie projecten in uiterwaarden". Door het RIZA is binnen Arc/Info een applicatie gemaakt, waarmee het mogelijk is informatie aangaande de onderscheiden projecten op te vragen. De applicatie legt een relatie tussen de projecten-database (zie Brinkhuijsen en Rademakers, 1995 IVR-rapport 2) en Arc/Info. Aan de hand van een keuzemenu is mogelijk informatie per project (bijvoorbeeld naam van de uiterwaard waarin het project speelt of projectfase) op te vragen of projecten te selecteren op grond van bepaalde criteria (bijvoorbeeld type project of riviertraject). Een kaart met geinventariseerde projecten, visies en plannen in de uiterwaarden van de Bovenrijn en de Waal wordt weergegeven in Afbeelding 12.
Winbare kleivoorraden Inhoud: Vlakkenbestand waarin per uiterwaard een schatting wordt gegeven van de hoeveelheid economisch exploiteerbare klei (in m 3 ). Er is aangenomen dat kleivoorraden gelijkmatig over het gehele oppervlak van een uiterwaard zijn verdeeld. Kleipakketten die op relatief grote diepte beginnen zijn buiten beschouwing geiaten. Opnamebron: In het kader van het project "Toetsing plan Levende Rivieren" van WL/REA (1993) is door de Grontmij een globale schatting gemaakt van hoeveelheden winbare klei per uiterwaard. Deze zijn aan het iVR-uiterwaardenbestand toegevoegd.
IVR-rapportnr. 3
3 — 2 0
s
">0.
o u
tl
S3 "
3
-8 5
3.9 2
I
IDDD
'N
J-W
o
B
E «
-SB' E
'•S ; -E J O
i g a'
•£
-u 7;
If: I
II
Afbeelding 12 Projectplannen
Geografisch Informatie Systeem (GIS)
november 1995
Scheepvaartknelpunten
Inhoud: Vlakkenbestand waarin de huidige lokaties in het zomerbed, waar de voor beroepsscheepvaart vereiste vaargeuldimensies niet beschikbaar zijn, worden weergegeven. Voor Bovenrijn en Waal zijn scheepvaartknelpunten overgenomen uit de knelpuntenanalyse van Douben (1995). Hierbij worden vaargeuldimensies van 170 meter breed bij 2.80 meter diep gehanteerd. Voor het Pannerdens Kanaal en de Ussel is binnen Arc/Info een analyse uitgevoerd waarbij is uitgegaan van vaargeuldimensies van 50 meter breed bij 2.50 meter diep. Voor de Nederrijn en Lek is aangenomen dat momenteel geen knelpunten optreden. Opnamebron: De knelpuntenanalyse voor Bovenrijn en Waal is gebaseerd op meerdere informatiebronnen, waaronder verwerkte jaarlijkse dwarspeilingen van de periode 1979-1992 en waarnemingen van minst gepeilde diepte. Voor het Pannerdens Kanaal en de Ussel zijn de grid-bestanden van de diepte van de bodem van het zomerbed van 1992 gebruikt (zie hoogteligging bodem zomerbed). Onderscheiden scheepvaartknelpunten in het zomerbed van de Bovenrijn en van de Waal worden weergegeven in Afbeelding 15.
Potentie nevengeulen
Inhoud: Vlakkenbestand waarin (delen van) uiterwaarden, die potentieel geschikt zijn voor de aanleg van nevengeulen, worden weergegeven. Potenties zijn gerangschikt in vijf klassen, varierend van 'niet geschikt' tot 'zeer geschikt'. Opnamebron: In Arc/Info is een analyse uitgevoerd waarbij gebruik is gemaakt van de eerder in dit hoofdstuk genoemde bestanden van basisgeometrie, iVR-trajecten, bruggen, overstromingsduur en scheepvaartknelpunten. Daarnaast is een bestand met de ligging van kribben gebruikt. Voor een meer uitgebreide beschrijving van de gemaakte analyse wordt verwezen naar Hoofdstuk 5 van dit rapport. Een kaart met potentiele nevengeullokaties langs de Bovenrijn ende Waal wordt weergegeven in Afbeelding 15.
IVR-rapportnr. 3
3-22
Geografisch Informatie Systeem (GIS)
4
november 1995
Overstromingsfrequentie en overstromingsduur
In dit hoofdstuk wordt een applicatie beschreven waarmee de overstromingsduur en de overstromingsfrequentie van de uiterwaarden van de Nederlandse Rijntakken berekend kunnen worden.
4.1
Algemene kenmerken en doel van de applicatie
In het kader van het IVR-project is programmatuur ontwikkeld waarmee overstromingsfrequenties en overstromingsduren berekend kunnen worden. Met behulp van de applicatie is het mogelijk: • •
de huidige verdeling van overstromingsfrequentie en overstromingsduur binnen de uiterwaarden van de Nederlandse Rijntakken in kaart te brengen; mogelijke veranderingen in het overstromingspatroon van als gevolg van toekomstige ingrepen te kwantificeren.
Omdat het rVR-project niet ten doel heeft tot een werkelijke inrichting van uiterwaarden te komen, is de applicatie ontworpen om de globale ruimtelijke verdeling van overstromingsfrequentie en overstromingsduur aan te geven. Met behulp van het gehanteerde algoritme en de gebruikte bestanden is het niet mogelijk nauwkeurige simulaties van optredende hoogwatersituaties uit te voeren. De applicatie maakt gebruik van een viertal grid-bestanden, die zijn afgeleid van in Hoofdstuk 3 beschreven bestanden, te weten: • • • •
basisgeometrie (zie Afbeelding 2); hoogteligging maaiveld winterbed (zie Afbeelding 7); instroomhoogte zomerkaden (zie Afbeelding 13); waterstanden (zie Afbeelding 5).
De celgrootte (25*25 meter) en locatie van de grid-cellen zijn voor alle vier bestanden gelijk, zodat de bestanden precies over elkaar heen vallen.
4.2
Schematisatie van het winterbed
Ten behoeve van de applicatie is het gehele winterbed van de Rijntakken geschematiseerd aan de hand van rivierkaarten. In de schematisatie worden zogenaamde instroomsegmenten gedefinieerd. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen: 1) segmenten die achter een zomerkade liggen (dat wil zeggen die door zomerkaden worden beschermd tegen directe overstroming vanuit het zomerbed); 2) segmenten die niet achter een zomerkade liggen.
IVR-rapportnr. 3
4
— 1
Afbeelding 13 Instroomhoogte zomerkaden
Geografisch Informatie Systeem (GIS)
november 1995
adl) Ieder instroomsegment achter zomerkaden kent een zogenaamd instroompunt. Dit is het punt op de zomerkade dat bij oplopende waterstanden het eerst wordt overschreden. Wanneer dit punt wordt overschreden komt het gehele instroomsegment achter de zomerkade onder water te staan, uitgezonderd die delen waarvan de maaiveldhoogte groter is dan de hoogte van het instroompunt. Bij de bepaling van instroompunten is rekening gehouden met het verhang. In de schematisatie wordt geen onderscheid gemaakt tussen zomerkade, hoogwatervrij terrein of oeverwal. Alle terreindelen of kunstwerken in het winterbed die een waterkerende functie vervullen, worden in de schematisatie aangemerkt als zomerkade.
adl) Voor instroomsegmenten die niet achter een zomerkade liggen is het van belang te weten wat de hoogte van het maaiveld is en vanuit welk deel van het zomerbed deze overstromen. Deze informatie wordt uit het bestand met de hoogteligging van het maaiveld afgeleid. Een kaart met instroomsegmenten in een deel van het winterbed van de Waal wordt weergegeven in Afbeelding 13.
4.3
Berekeningen per afvoer
Voor iedere grid-eel van het winterbed is bekend: • • •
•
of de eel tot het zomerbed, dan wel tot de uiterwaarden, dan wel tot een uiterwaardplas behoort; wat de hoogte van het maaiveld is ten opzichte van NAP (indien de eel tot de uiterwaarden hoort); of de eel achter een zomerkade ligt, en indien dit het geval is, wat de hoogte is van het instroompunt (waarbij het water vanuit het zomerbed over de zomerkade begint heen te stromen); vanuit welk kilometervak van het zomerbed de eel overstroomt (een kilometervak is gedefinieerd als het zomerbed tussen twee kilometerraaien, zie ook Hoofdstuk 3).
In eerste instantie rekent de applicatie steeds met een bepaalde afvoer. Door middel van betrekkingslijnen wordt een relatie gelegd tussen een gemeten afvoer van de Bovenrijn bij Lobith enerzijds, en de waterstanden per rivierkilometer anderzijds. Voor ieder kilometervak in het zomerbed wordt een waterstand ingevoerd, waarna berekend wordt welke delen van de uiterwaarden bij deze waterstand overstromen. Omdat voor iedere grid-eel in de uiterwaarden bekend is vanuit welk kilometervak deze overstroomt, kunnen waterstanden in het zomerbed direct worden overgebracht naar cellen in uiterwaarden. Voor iedere eel wordt de op deze wijze opgelegde waterstand vergeleken met de maaiveldhoogte en de hoogte van het instroompunt van de zomerkade (indien aanwezig). Er is sprake van overstroming indien de waterstand en groter is dan de hoogte van het maaiveld en groter is de hoogte van het instroompunt.
IVR-rapportnr. 3
4 —
3
Afbeelding 14 Overstromingsduur
Geografisch Informatie Systeem (GIS)
4.4
november 1995
Overstromingsfrequentie en overstromingsduur
Van iedere bij Lobith gemeten afvoer is zowel de overschrijdingsfrequentie (aantal keer per jaar dat deze afvoer wordt overschreden) als de overschrijdingsduur (aantal dagen per jaar dat deze afvoer wordt overschreden) bekend (op basis van langjarig gemeten afvoer/waterstand-relaties). Ten aanzien van de applicatie wordt gesteld dat de overschrijdingsfrequenties en overschrijdingsduren van de door middel van betrekkingslijnen gegenereerde waterstanden gelijk is aan die van de bijbehorende afvoer. Door overstromingsberekeningen bij verschillende afvoeren te combineren is het mogelijk per uiterwaardlocatie een overstromingsfrequentie- of overstromingsduurklasse aan te geven: Q bij Lobith: 4200 m3/s overschrijdingsduur: 20 dagen per jaar waterstand op kilometer 880: + 10.98 meter NAP Q = 7150 m3/s bij Lobith overschrijdingsduur: 2 dagen per jaar waterstand op kilometer 880: + 12.73 meter NAP Gesteld dat een bepaalde grid-eel in de uiterwaarden nabij kilometer 880 bij de eerst genoemde afvoer niet onderstroomt, maar bij de laatst genoemde afvoer wel, dan is de overstromingsduur voor dit terrein 2-20 dagen per jaar. Voor zomerbed en uiterwaardplassen wordt aangenomen dat deze het gehele jaar door onder water staan, dus ook bij lage waterstanden. Een kaart met overstromingsduren in een deel van het winterbed van de Waal wordt weergegeven in Afbeelding 14.
4.5
Conclusies
Model resultaten van de ontworpen applicatie zijn niet uitvoerig getest. Uit een vergelijk met resultaten van het bij RIZA beschikbare model INUNDA (zie Duizendstra, 1995) voor het Geldersche Poort-gebied blijkt dat deze op een aantal plaatsen afwijken. Belangrijkste oorzaken van de gevonden verschillen zijn waarschijnlijk: •
•
voor de schematisatie van het Gelderse Poort-gebied voor INUNDA is gebruik gemaakt van ouder kaartmateriaal, waardoor zomerkadeniveaus lager zijn dan bij de schematisatie van de Arc/Info-applicatie; INUNDA houdt rekening met sluisbeheer, waardoor uiterwaarden gemiddeld genomen eerder overstromen dan in de Arc/Info-applicatie.
In grote lijnen gaven de resultaten van beide modellen eenzelfde beeld. Gesteld wordt dat de ontworpen applicatie geschikt is voor het doel waarvoor het binnen IVR gebruik wordt (zie Paragraaf 4.1).
IVR-rapportnr. 3
4
—
5
Geografisch Informatie Systeem (GIS)
5
november 1995
Potentiele nevengeullokaties
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van een analyse waarmee onderzocht is welke uiterwaarden in potentie in aanmerking komen voor de aanleg van nevengeulen.
5.1
Algemene kenmerken en achtergrond van de analyse
Een van de maatregelen, die deel uit maakt van inrichtingsvarianten binnen het IVR-project, is het aanleggen van nevengeulen in uiterwaarden. Niet alle uiterwaarden zijn hiervoor geschikt. Zo is onder meer van belang dat eenmaal aangelegde nevengeulen niet te snel verzanden en dat, door het afnemen van stroomsnelheden in het zomerbed als gevolg van de aanleg van nevengeulen, geen nieuwe scheepvaartknelpunten ontstaan. In deze paragraaf wordt beschreven hoe aan de hand van eenvoudige overlay-technieken een selectie kan worden gemaakt van (delen van) uiterwaarden in het Nederlandse Rijntakkengebied, die potentieel geschikt zijn voor het aanleggen van nevengeulen. De analyse beoogt niet het definitieve beeld te schetsen, waar in de toekomst nevengeulen aangelegd zouden moeten worden, en waar niet. Er bestaat nog weinig ervaring met het aanleggen van nevengeulen, en de voorwaarden waaraan lokaties moeten voldoen voor eventuele aanleg staan nog niet volledig vast. Doel van deze analyse is dan ook meer aan de hand van meerdere criteria een voorselectie te maken van lokaties waar het aanleggen van een nevengeul mogelijk zou zijn.
5.2
Gehanteerde criteria
Ten einde te bekijken welke uiterwaarden van de Nederlandse Rijntakken in potentie geschikt zijn voor de aanleg van nevengeulen is een reeks van opeenvolgende criteria opgesteld. Deze criteria zijn onderverdeeld in drie categorieen, al naar gelang de "noodzaak" deze criteria bij een selectie van uiterwaarden toe te passen: A. Noodzakelijk: 1. het trac6 van de nevengeul dient minimaal 100 meter van de bandijk af te liggen; 2. het trace van de nevengeul mag geen rivierduinen doorsnijden; 3. het trace van de nevengeul mag geen hoogwatervrije terreinen doorsnijden. B. Zeer wenselijk: 1. het afsplitsingspunt van de nevengeul met de hoofdgeul dient in een buitenbocht van de hoofdgeul te liggen; 2. het samenvloeiingspunt van de nevengeul met de hoofdgeul dient in een binnenbocht van de hoofdgeul te liggen; 3. het trac6 van de nevengeul dient minimaal 100 meter van brugpijlers af te liggen; 4. het trace van de nevengeul dient minimaal 100 meter van de worteleinden van kribben te liggen; 5. het trace van de nevengeul dient minimaal vijf kilometer stroomafwaarts van splitsingspunten van riviertakken (Pannerdense Kop, Usselkop) af te beginnen.
IVR-rapportnr. 3
5 — 1
Geografisch Informatie Systeem (GIS)
november 1995
C. Wenselijk: 1. nevengeulen mogen niet langs gestuwde riviertrajecten (Nederrijn/Lek) liggen; 2. het trac6 van de nevengeul dient minimaal een kilometer lang te zijn; 3. het trace van de nevengeul dient minimaal 100 meter breed te zijn.
5.3
Verwerking van criteria in bestanden
De in Paragraaf 5.2 genoemde criteria zijn op de volgende wijze in geografische bestanden verwerkt: Al Rond de begrenzing van het winterbed (zie Hoofdstuk 3, basisgeometrie) is een bufferzone van 100 meter gelegd, waarbinnen geen aanleg van nevengeulen plaats mag vinden. A2 Rivierduinen zijn geselecteerd uit het bestand met iVR-ecotopen (zie Hoofdstuk 3). A3 Terreinen met een overstromingsduur kleiner dan twee dagen per jaar (hoogwatervrij) zijn geselecteerd uit het bestand met overstromingsduur (zie Hoofdstuk 3). Bl Oeverlijnen (zie Hoofdstuk 3, basisgeometrie) zijn verdeeld in segmenten langs buiten- en binnenbochten. Voor iedere uiterwaard (zie Hoofdstuk 3, uiterwaardindeling) is onderzocht of er een combinatie van een bovenstrooms afsplitsingspunt met een benedenstrooms samenvloeiingspunt aanwezig is. Uiterwaarden waarin deze combinatie ontbreekt zijn minder geschikt voor de aanleg van een nevengeul. B2 Als Bl. B3 Aangezien een bestand met de locatie van brugpijlers ontbrak is gesteld dat het trac£ van een nevengeul niet onder bruggen door mag lopen. Rond brugtraces (zie Paragraaf 3, bruggen) is een bufferzone van 100 meter gelegd waarbinnen de aanleg van een nevengeul niet gewenst is. B4 In een bestand met de hartlijnen van kribben zijn alle kribwortels (dat wil zeggen de landinwaartse kribeinden) met elkaar verbonden. Rond deze verbindingslijnen is een bufferzone van 100 meter gelegd waarbinnen de aanleg van een nevengeul niet gewenst is. B5 Aan de hand van rivierkilometrering is het zomerbed, alsmede de aangrenzende uiterwaarden opgesplitst in segmenten die minder ver, respectievelijk verder dan vijf kilometer stroomafwaarts van splitsingspunten liggen. CI Uit het bestand met iVR-trajecten (zie Hoofdstuk 3) is het gestuwde traject tussen Lexkesveer en Hagestein geselecteerd. Dit traject wordt minder geschikt voor de aanleg van nevengeulen beschouwd met uitzondering van uiterwaarden die rond stuwcomplexen liggen. C2 (Delen van) uiterwaarden waarbinnen de aanleg van een nevengeul met een minimale lengte van een kilometer niet mogelijk is worden als minder geschikt beschouwd. C3 (Delen van) uiterwaarden waarbinnen de aanleg van een nevengeul met een minimale breedte van 100 meter niet mogelijk is worden als minder geschikt beschouwd.
IVR-rapportnr. 3
5 —
2
WV
§
-u
( ^o '
IS r )
*T*
&a
o
I lr»
§1
I Pi I oo CQ E
|
8
too E E
3 bij E
| g
•n I a - a>
I
Afbeelding 15 Potentiele nevengeullocaties
Geografisch Informatie Systeem (GIS)
5.4
november 1995
Conclusies
Een kaart met, voor de aanleg van nevengeulen, in potentie geschikte uiterwaardlokaties langs de Bovenrijn en de Waal wordt weergegeven in Afbeelding 15. Zoals in Paragraaf 5.1 al is vermeld is het geenszins de bedoeling van de in dit hoofdstuk beschreven analyse een definitief beeld te schetsen, van waar in de toekomst nevengeulen aangelegd zouden moeten worden, en waar niet. Ten eerste bestaat er (nog) geen definitieve consensus voor wat betreft de voorwaarden waaraan uiterwaardlokaties moeten voldoen voor eventuele aanleg van nevengeulen. De in Paragraaf 5.2 beschreven criteria zijn dan ook niet "hard". De genoemde afstanden vormen grove schattingen. Ook de indeling van criteria in eerder genoemde categorieen staat open voor discussie. Tenslotte is de toegepaste criterialijst niet volledig. Van bijvoorbeeld bodemtextuur was geen voldoende gedetailleerd bestand beschikbaar, zodat dit criterium niet in de analyse kon worden meegenomen. De analyse toont wel aan dat het met behulp van relatief eenvoudige overlay-technieken in GIS mogelijk is een voorselectie te maken van lokaties waar het aanleggen van een nevengeul mogelijk zou zijn. In dit licht gezien sluit de analyse goed aan bij andere toepassingen binnen het IVR-project.
IVR-rapportnr. 3
5 —
4
Geografisch Informatie Systeem (GIS)
november 1995
Literatuur Barneveld. H.J., R.B.H. Huyskenst, K. Vermeer en M. Zeeman. 1995: Integrale Verkenning inrichting Rijntakken rapport 6 "Eendimensionaal model voor waterbeweging en morfologie van de Rijntakken (SOBEK)". Waterloopkundig Laboratorium/Geodan Geodesie. Brinkhuijsen. M. en J. Rademakers, 1995: Integrale Verkenning inrichting Rijntakken rapport 2 "Inventarisatie projecten in uiterwaarden'. Grontmij. Douben. N., D. Klopstra. M. Kok, B. Pedroli en W. Silva. 1995. Integrale Verkenning inrichting Rijntakken rapport 11 "Inrichtingsvarianten". Waterloopkundig Laboratorium/RTZA. Douben. N.. 1995: Knelpuntenanalyse Waal; Analyse van scheepvaartknelpunten 1995 op de Boven-Rijn en de Waal: oplossingsrichtingen. RIZA nota 95.005, januari 1995. Duizendstra, D.. 1995: Berekeningen inundatieduur uiterwaarden Gelderse Poort met INUNDA. Intern RIZAmemo WSR/95-O08. Arnhem. 16-1-1995. Pedroli, G.B.M. enJ. Rademakers. 1995: Integrale Verkenning inrichting Rijntakken rapport 5 "Landschapsecologie". Waterloopkundig Laboratorium/Grontmij Zeeman, M., 1995: Beschrijving Geografische Database IVR. naslagwerk RIZA/Geodan Geodesie, Arnhem, augustus 1995.
IVR-rapportnr. 3
Lit. — 1
Bijlage A Uiterwaardindeling rijntakken
Geografisch Informatie Systeem (GIS)
november 1995
Uiterwaarden Bovenrijn en Waal Wl W2 W3 W4 W5 W6 W7 W8 W9 W10 Wil WI2 WI3 W14 WI5 WI6 WI7 W18 WI9 W20 W2I W22 W23 W24 W25 W26 W27
Tolkamer Salmorlh (Duitsland) De Bijland Klompenwaard Millingen Millingerwaard Klompenwaard Gcndtschc waarden Grocnlandcn Bemmclsche waarden Buiten Ooy Nijmegen Oosterhoutse weilanden Mocspotsche waard Loenenschc buitcnpolder Ewijcksche waard Wolferenschc waard Winsensche waard Hiensche uiterwaarden Afferdensche en Deestsche waarden Gouvcrnersche polder Drutensche waarden oost Uzendoorn Drutensche waarden west Willcmspoldcr Wamelsche uiterwaard Tiel
W28 W29 W30 W31 W32 W33 W34 W35 W36 W37 W38 W39 W40 W41 W42 W43 W44 W45 W46 W47 W48 W49 W50 W51 W52 W53 W54
Drcumclsche waard Passewaaij Stiftsche uiterwaarden De Kop Hecseltschc middenplaat Rossumsche waard Hcescltschc middenplaat Hurwenensche uiterwaarden Rijswaard Zaltbommel Kerkenwaard Gamcrcnsche waarden Crobsche waard Breemwaard Herwijnenschc bovenwaard Ruyterwaard Herwijnenschc benedenwaard Brakelsche benedenwaarden Vuren Dalemschc waard Munnikenland Woudrichem Grocsplaat Gorinchcm Polder de Dordtsche Avelingcn Sleeuwijker waard Wcrkendam
Uiterwaarden Nederrijn en Lek Rl R2 R3 R4 R5 R6 R7 R8 R9 RIO Rll R12 R13 RI4 R15 R16 R17 RI8 R19 R20 R2I R22 R23 R24 R25 R26 R27 R28 R29 R30 R31 R32 R33 R34 R35
IVR-rapportnr. 3
Lobbcrdensche waard Panncrdensc buitenwaard Doomeburgsche buitenwaard Loowaard Huisscnschc waarden zuid Huissensche waarden noord Groote of Koningspleij Amhem Mcinerswijk Drielsche uiterwaarden Rosande polder Stuweiland Driel Doorwerthsche waarden De Rauwert Renkutn Renkumse benedenwaarden Randwijkschc uiterwaarden Schoutcnwaard Wageninger benedenwaarden Rhcncnsche buitenwaarden Wolswaard Middclwaard Rhcncn Tollewaard Ingensche waarden Elster buitenwaarden Amerongsche bovenpolder Mauriksche- en Ecksche waarden Koornwaard Domswaard Stuweiland Maurik Meandertak Gravenbol Lunenburgerwaard Rijswijcksche buitcnpolder Rijswijcksche waard
R36 R37 R38 R39 R40 R41 R42 R43 R44 R45 R46 R47 R48 R49 R50 RSI R52 R53 R54 R55 RS6 R57 R58 R59 R60 R6I R62 R63 R64 R65 R66 R67 R68
Bosschcrwaardcn Beusichemse waard Schalkwijker buitenwaard Redichcmse waard Lazaruswaard Steenwaard Goilberdingerwaard Honswijkcrwaarden Stccnfabriek Ossewaard Stuweiland Hagestein Hagcsteinschc uiterwaard t Waalsche waard Vreeswijk Hecrenwaard Bosscnwaard Polder de Eendragt Graafschc waard Kcrkbcrgschc- en Achthovenschc uiterwaarden Vogclzang Koekoeksche waard Lekwaard Langerak - Nieuwpoort Willige Langerak Gelkenes - Groot-Ammers Schoonhoven / Buitenlanden Amtncrstol - Bergstoep Streefkerk - Nieuw-Lekkerland Bergstoep - Opperduit Nicuw-Lekkerland Lekkerkerk Buitenpolder Bakkerswaal Krimpen a/d Lek Bolnes / Kinderdijk
A - 1
Geografisch Informatie Systeem (GIS)
november 1995
Uiterwaarden Ussel Yl Y2 Y3 Y4 Y5 Y6 Y7 Y8 Y9 Y10 Yll Y12 Y13 Y14 Y15 Y16 Y17 Y18 Y19 Y20 Y2I Y22 Y23 Y24 Y25 Y26 Y27 Y28 Y29 Y30 Y31
IVR-rapportnr. 3
Groote of Koningspleij Hondsbrocksche plcij Wcstervoott Usseloordschc polder IJsseldijker waard Vclperwaarden Koppenwaard Lathumsc en Bahrsche waard Zuidcrwaard Rheden en de Steeg Vaalwaard Krooncstein Havikcrwaard Doesburg Noordingsbouwing Fraterwaard De Grind Olburgsche waard Brummcnschc waarden Spaanswecrd Bronkhorstcr waarden Reuversweerd Stokebrandswccrd Tichelbeekse waarden Gelderhoofdsche waarden Zutphen Rammclwaard Rijsselschc waard Ravenswaarden Epse- en Bokkcnwaard Wilpse klei
Y32 Y33 Y34 Y35 Y36 Y37 Y38 Y39 Y40 Y41 Y42 Y43 Y44 Y45 Y46 Y47 Y48 Y49 Y50 Y51 Y52 Y53 Y54 Y55 Y56 Y57 Y58 Y59 Y60 Y61
Epscwccrdsc polder Bolwerksweide Osscnwaard Terwoldcrdorpenwaardcn Devcntcr Keizers- en Stobbenwaard Welsumvelder buitenwaarden Olster waarden Oenerdijker- en Weelsumerwaardcn Duurschc waarden en Fortmond Vorchter waarden Wijhcr buitenwaarden Marlcrwaarden Hcrxer uiterwaarden Harculosche buitenwaarden Hoenwaard Usselcentrale Scheller en Oldener buitenwaarden Gcldcrdijkschc waard Spoolderwaard Bentinkswellen Vreugderijker waard Zalkerbos en de Welle Schcrenwclle en Koppclerwaard Onderdijksche waard De Nalers K am pen De Pijpcr De Grecntc Ketelpoldcr
A - 2
Colofon
Rijkswaterstaat, RIZA Posibus 9072 6800 ED Arnhem lelefoon: (026)3688588 telefax: (026)3688678
Geodan Geodesie B.V. Overtoom 60 IV 105-1 HK Amsterdam lelefoon: (020)6125073
telefax:
(020)6163848
Verantwuording fnto'i oimlag: fo*o Kwilc: Fred HautliolT, l:ixo Naiuri foto Publkk in uiwwaanlen: Woutcr Helner, Slroming BV foto Lek bij Jursveld: Jan Koolen
Informatie is le vtrkrijgtn bij: ir W. Silva bij RIZA (026)3688588
Dil rappon is ic beslcllcn bij Hageman Verpakkers. Posibus 281. 2700 AG Zoetermeer a / 25.- per stuk. Bcialing na levering: een acccptgiro wordt bijgevocgd. Het rapport is gratis voor dienstonderdelen van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. This publication can be ordered through Hageman Verpakkers. PO Bo* 281. 2700 AG Zoetermeer. The NcUieriands al DFL 25,- per copy. Payment on delivery.
RIZA-nota nr. 95055 ISBN-nummer: 9036945054