Adviesbureau de Wildernis Willem Overmars Rhedense Veerweg 5-12 6987EC Giesbeek
[email protected] www.wildernis.eu www.rombus.nl
Historisch-morfologische atlas van de rijntakken in de Gelderse Poort. Millingerwaard Kekerdomse Waard Erlecomse Waard
Afb. 1. Millingerwaard 1694 - 2008
Willem Overmars, juli 2008 Vervolg op de studie 1993/ stroming bv
Inleiding De Millingerwaard is een prachtig voorbeeld van een wandelende Waalmeander. In 1638 lag de waard recht tegenover het dorp Millingen. De top van de meander lag toen nabij het dorp Pannerden. Nu ligt die top drie kilometer meer naar het westen, bij het dorp Hulhuizen. Het dorp Millingen ligt intussen aan de Waal; de waard is als het ware in stroomafwaartse richting weggewandeld. In deze studie zijn oude kaarten uit de periode 1638 - heden zo goed mogelijk over de huidige topografische kaart heen geprojecteerd. Aan de hand van deze kaarten is een vrij nauwkeurig beeld op te bouwen van de manier waarop de verplaatsing van de Millingerwaard heeft plaatsgevonden. Vervolgens is nagegaan uit welke periode de verschillende delen van de huidige Millingerwaard / Kekerdomsche Waard / Erlecomse Waard stammen. Deze laatste analyse is vooral van betekenis voor de plannen die op het ogenblik voor deze waarden worden opgesteld. Sinds 1993 is er op een aantal plekken reliëfvolgend ontkleid. Daarbij zijn oude geulpatronen in de ondergrond weer zichtbaar geworden. Deze studie geeft de hoofdlijnen van de ontwikkeling aan. Voor meer gedetailleerde informatie, met name over de 19de en 20ste eeuw, is verder onderzoek nodig.
Methode Het onderzoek uit 1993 naar kaarten heeft zich vooral gericht op de verzamelingen van het Algemeen Rijksarchief in Den Haag, het Rijksarchief in Gelderland, en de gedrukte rivier- en topografische kaarten. Uit de gevonden kaarten is een reeks 1638 - 1694 - 1765 - 1805 - 1895 – heden samengesteld, die op interessante tijdsintervallen een beeld geeft van de veranderingen. Het is heel goed mogelijk dat er nog meer kaarten met relevante gegevens bestaan.. De historische kaarten zijn per computer over de gedigitaliseerde topografische basiskaart heen geprojecteerd. De topografische basiskaart werd samengesteld uit de laatste topografische kaart, de rivierkaart, en recente luchtfoto's. De verschillende kaarten bleken heel behoorlijk te 'passen' op de ondergrond; er was slechts in beperkte mate sprake van vervormingen. Alleen de kaart van 1694 was in noordelijke richting sterk afgeplat. Deze kaart is passend gemaakt door de y-as (noord-zuid) enigszins in noordelijke richting op te rekken. De overige kaarten zijn ongecorrigeerd over de basiskaart heen geprojecteerd. Uiteraard zijn de verschillen in opmeting en de achterliggende driehoeksmetingen groot. Er kan niet verwacht worden dat een 17de eeuwse kaart direct past op een topkaart uit 2003. Daarom is bij het over elkaar heen plaatsen van de kaarten ook naar de inhoud van de kaarten gekeken. bij kaarten van uiterwaarden is het bijvoorbeeld van belang welke dorpen aan de rivier lagen , en welke juist aan een brede uiterwaard grenzen. Kekerdom en Pannerden bijvoorbeeld, liggen nu ver van de rivier. Maar in de zeventiende eeuw lagen deze plaatsen juist pal aan de rivier. Dat zijn zaken waarin kaartmakers zich niet vergisten, en deze gegevens zijn ook leidraad geweest bij het calibreren van de kaarten. In 2008 zijn hier een aantal elementen aan toegevoegd. Als achtegrond is de gekleurde topografische kaart 1:25.000 gebruikt. Er zijn meer topografische kaarten afgebeeld, evenwel (nog) zonder diepgaande analyse. Verder is gebruik gemaakt van Google Earth.
Voor 1638 Zoals we zullen zien in de kaarten, wandelde de meander van de Millingerwaard een aanzienlijke afstand stroomafwaarts in de periode van de zeventiende eeuw tot 1880, toen de rivierbeddingen werden genormaliseerd. De oudste hier gebruikte kaart stamt uit 1638 (afb 3-5). In de periode ervoor heeft de meander dus stroomopwaarts gelegen. Op kaart 2 is dit vermoedelijke traject aangegeven: de zuidelijke bocht van de meander is aangeduid. Dat punt ligt nu dus 3 kilometer naar het westen en 2 kilometer naar het zuiden. Bij Kekerdom maakt de zuidelijke Waalbandijk een opmerkelijke uitbochting naar het noorden. Aangenomen mag worden, dat de dijk tussen Millingen en Kekerdom omstreeks 1600 een 'schaardijk'is geweest, dat betekent een dijk waar de hoofdstroom van de rivier vlak onderlangs liep. Dat waren altijd gevaarlijke punten. Vele malen werd de dijk ondergraven, en moest deze verder landinwaarts weer opgebouwd worden. Vaak ook werden er huizen, soms delen van dorpen, en , in het geval van Herwen in 1760, zelfs de kerken door de rivier verzwolgen. Omstreeks 1600 moet de naderende rivier een bedreiging voor Kekerdom geweest zijn.
Afb. 2. Vermoedelijke loop van de Waal in de Millingerwaard omstreeks 1600.
Van Geelkerckens kaart van 1638 Dwars door de Millingerwaard / Kekerdomsche Waard loopt de gemeentegrens tussen Ubbergen en Millingen (zie kaart 16) Deze gemeentegrens is een zeer oude politieke grens tussen Gelders (Millings) en Kleefs (Kekerdoms) gebied. Op de kaart 3, van I. van Geelkercken uit 1638 ,ligt deze grens niet midden in de uiterwaard, zoals nu, maar helemaal aan de Kekerdomse kant. (deze kaart is omwille van de oriëntatie op z'n kop in het rapport afgebeeld) Aan de overkant van de Waal, in de top van de meander ligt, rechts van het midden, het dorp Panderen. Links van het midden is duidelijk een dijk te zien, die zich splitst; dat is het punt waar de Betuwsche bandijk en de Betuwsche dwarsdijk bij elkaar komen. Tussen dit punt en Panderen werd later, in 1706 het Panderens Kanaal aangelegd, de nieuwe bovenmond van de Nederrijn.
Afb. 3. Millingerwaard in 1638, door I. van Geelkercken. Gelders Archief AV 75.
Afb.4. Topografische kaart 2003, met daarop de kaart van 1638, en daarover weer de huidige rivierlopen.
Bij projectie van deze kaart op de topgrafische kaart 2003 (afb. 4) blijkt, dat de Waal in 1638 voor Millingen langs door de huidige Lobberdense Waard noordwaarts stroomde. Het meest noordelijke punt lag in het huidige tichelgatencomplex van Staatsbosbeheer bij Pannerden. De dijk bij Pannerden was een 'schaardijk', een dijk waar de rivier vlak onderlangs loopt. Daarna boog de rivier weer terug naar het zuiden, ongeveer over het huidige fort Pannerden heen. De tegenbocht volgde vlakbij Kekerdom. Het kerkje lag op dat moment dus pal aan de stromende rivier. Vandaaruit neemt de rivier de richting naar Gendt, aan de overkant. Op de overzichtskaart ( afb. 5) is aangegeven welk stuk van de toenmalige Millingerwaard nu nog bestaat.
Afb, 5. Loop van de Waal bij de Millingerwaard in 1638, en het gedeelte van de Waard dat uit 1638 en eerder stamt.
De kaart van 1641 Op een kaart van Nicolaas van Geelkercken uit 1641 (afb. 6) is te zien, dat de hele Millingerwaard boven het dorp Millingen begon, en zich nog stroomopwaarts van Kekerdom, en nabij Pannerden bevond. Afb. 6. Millingerwaard 1642, door N. van geelkercken. Gelders Archief, AV 598.
G. Passavants kaart van 1694 Op de kaart van G. Passavant van 1694 is aan de Millingsche kant is (afb. 7) langs de oever van de Waal "afbrekend schaar" geschreven. Op die plek vrat de rivier dus aan de oevers, en werd deze naar binnen toe verlegd. Het zand, dat op deze plek door de rivier werd opgenomen, werd door de stroom meegevoerd, tot voorbij het meest noordelijke ( op deze kaart beneden) puntje van de meander bocht. Voorbij dat punt , in de binnenbocht, nam de stroomsnelheid af. Daar werd het zand in met de stroom meegebogen zandbanken (aanwassen met het karakteristieke 'slaapmuts'-model) afgezet. Die zandbanken raakten begroeid met wilgen en populieren. Ze staan als 'Rijshout' op de kaart aangegeven. Tegenover de zandbanken, aan de Gendtse kant, schuurde de rivier weer langs een 'afbrekend schaar'. Ook de Gendtsche waard is aan de stroomopwaartse kant dus aan het afbreken. Bij Kekerdom is de situatie hachelijk.Het dorp ligt vlak aan de rivier. (afb. 8) Een krib ('hooft') beschermt de schaardijk hier tegen het water. In de uiterwaard liggen tussen de aangegroeide rijswaard en de oude waard een brede en een smallere strang. Deze strangen zijn in de ondergrond van de Millingerwaard, in de noordelijke kleipiutten onder het Colebrandersbos, nog steeds te vinden, zoals op kaarten 1, 9 en 10 is aangegeven.
Afb. 7. Kaart van het plan voor een doosnijding van de Millingerwaard, 1694, door G. Passavant. Gelders Archief, Gedeputeerden Nijmegen 19.
Op de kaart van Passavant zijn op het oudste gedeelte van de Millingerwaard een tweetal strangen weergegeven. De ene, de 'Bemmelweerdse strang', komt ongeveer overeen met de zuidelijkste strang op de kaart van 1638. In de andere strang, 'het Wel' geheten, komen vier kleinere geulen samen. 't Wel volgt globaal de loop van de tweede strang van 1638, maar heeft een heel ander begin gekregen. Er is hier sprake van uitslijpgeulen, die hun weg vervolgen in de loop van een oude strang. Een uitslijpgeul ontstaat als volgt. Wanneer het zomerbed van een rivier vol staat (full bank-situatie) is de stroomsnelheid hoog, en wordt er veel zand meegevoerd. Wanneer bij stijgend water de rivier vervolgens buiten haar oevers treedt, neemt de stroomsnelheid door de grotere breedte van de stroom in eerste instantie af.
Daardoor vermindert het transporterend vermogen van de rivier, en op de oever zet zich zand af. Het water dat vervolgens verder stroomt, neemt een weg dwars over de uiterwaard. Die weg is bij eenzelfde verval korter dan de weg die het water door het bochtige zomerbed van de rivier moet nemen. Het water gaat op het traject dwars over de uiterwaard dus sneller stromen. Daardoor neemt het transporterend vermogen van het water toe. Maar dit water is onderverzadigd van sediment, want het heeft zojuist zijn vracht aan zand gelost. Het roetst dus als het ware de zelfgevormde oeverwal weer af, en neemt daarbij opnieuw zand uit de ondergrond op. Daardoor ontstaan er achter de hoge oeverwal in een buitenbocht een aantal uitslijpgeulen, die in dit geval in één geul, 't Wel, samenkomen. Aangezien op latere kaarten nog maar weinig van deze geulen terug te vinden is, mag worden aangenomen, dat dit stuk van de Millingerwaard later door een kleidek overdekt is geraakt. In de huidige ondergrond zijn de twee strangen van de kaart van 1638 aanwezig, maar veranderd in uitslijpgeulen, zoals op deze kaart van 1694 aangegeven. Deze kaart geeft ongeveer de situatie aan, vanwaaruit in 1702 -1706 het Pannerdens Kanaal werd gegraven. Afb.8. Kekerdom met buitendijkse kerk 1694 aan het 'afbrekend schaar'.
De opmerkelijke ligging van de kerk van Kekerdom stamt dus uit de periode 1640 - 1700, toe de zuidwaarts gerichte waalbocht het dorp passeerde. De volgende hypothese is gerechtvaardigd. Er moet door de bewoners van het dorp en de bestuurders van het Graafschap Kleve - Kekerdom was Kleefs - hard gewerkt zijn om het dorp van de volledige ondergang te redden. Bij het terugleggen van de aangetaste dijk is deze aan de zuidkant van de kerk terecht gekomen. De kerk zelf heeft men kunnen behouden. Links op deze kaart zijn de eerste zandbanken van de Millingerwaard te zien, die in de komende jaren tot voorbij Kekerdom zullen aangroeien, waarna het gevaar geweken zal zijn. Rechts, bij het woord 'sant' is de aangroeiende punt van de gendtse waard te zien.
Afb. 9. De loop van de Waal in 1694, geprojecteerd op de topkaart van 2003.
Afb.10. De Millingerwaard en de delen van de uiterwaard die op de kaarten van 1638 en 1694 staan, en nog bestaan.
De kaart van van Hooff uit 1785
Afb. 11. Kaart van Van Hooff, 1785. Nationaal Archief, ś-Gravenhage
De beide Waarden, de Millingse en de Gendtse, brokkelen aan de stroomopwaartse kant af, en groeien aan de stroomafwaartse zijde aan, en schuiven zo langzaam stroomafwaarts.
De kaart van 1764/65 Op een kaart van 1764/1765 is aan de stroomopwaartse kant van de Millingerwaard te zien (kaarten 12, 13, 14 en 15), dat het schaar daar nog weer verder afgebroken is. De oever lag daar toen ongeveer op de plek waar ook de huidige oever ligt. In het oude stuk van de Millingerwaard zijn nog, vaag, de contouren van de oude strangen te vinden. Aan de westelijke kant (links) is de waard aanzienlijk aangegroeid, en er ligt een lange zandplaat langs de westelijke oever. De oude strang die begint bij het Colebrandersbos loopt voorbij Kekerdom verder langs de dijk. Het wordt duidelijk, dat deze strang, de Oude Waal, nooit in zijn geheel en tegelijkertijd de Waal is geweest. Steeds zijn stukjes van deze strang bedding van de Waal geweest. Het bovenste stuk stamt uit 1638, en op deze kaart is nu, in 1765, het stuk bij het begin van de Erlecomse dam aan de beurt. De Waal is langs de lijn van deze bedding steeds een stukje opgeschoven. De strang door de Millingerwaard is de verzamellijn van de punten waar de Waal in het verleden zijn zuidelijke buitenbocht heeft gehad. die buitenbochten waren diep, en bleven dan ook het langst bestaan. Omdat bij hoog water de hele uiterwaard mee stroomt, is er later nog van alles aan de morfologie van de geulen gebeurt. Het gevaar voor het dorp Kekerdom is geweken: de zuidelijke bocht van de Waal is het dorp ruimschoots voorbij. In de strang oostelijk van Kekerdom liggen de aanzetten van twee dammen, die daar ook nu nog als toegangswegen liggen. De grens tussen Kerkerdom en Millingen, en dus tussen Kleve en gelre, staat duidelijk op de kaart. Rivieren mogen dan al hun lopop verleggen, politieke grenzen worden door mensen hardnekkig verdedigd.
Afb.12. Millingerwaard in 1765. Gelders Archief, Nederrijn en Ijssel, 244.
Afb. 13. Millingerward ion 1764. Gelders Archief, AV 366.
Afb. 14. De kaart van 1765 op de topkaart van 2003, met de huidige loop van de Waal er overheen gelegd.
Afb. 15. De Millingerwaard in 1765, met de gedeelten die ook op de kaarten van 1638 en 1695 stonden, en nog bestaan.
De situatie omstreeks 1803 Om de situatie kort na 1800 weer te geven zijn twee kaarten gebruikt. De eerste is de Tranchot-kaart, een door Franse ingenieurs gemaakte kaart , die dit stuk omstreeks 1803 hebben gekarteerd, (kaart 16) Deze opname bevestigt het beeld van de kaart van 1765, zij het dat aan de linkerkant (in de huidige Erlecomse Waard) de Waal nog weer een stukje verder naar het westen is opgeschoven. De langgerekte zandbank van de kaart van 1765 is begroeid geraakt met ooibos. Op kaart 17 is te zien, dat de waard in zuidwestelijke richting nog een stukje aangroeide.Op de kaart van Beijerinck van 1805/1806 is ook de Pannerdense kant van de Waal goed te zien. Aan de kavelgrenzen (sloten) in de Pannerdense Buijtelanden / de Lobberde is de vroegere loop van de Waal van 1638 nog te herkennen (kaart ontbreekt).
Afb.16. Tranchtkaart, 1803
Afb.17. De loop van de Waal in 1805, met de gedeelten van de Waard die ook op de kaarten van 1638, 1695 en 1765 stonden, en nog bestaan.
De negentiende eeuw In de loop van de negentiende eeuw veranderde er weinig in deze uiterwaarden. De eerste steenfabrieken vestigden zich. Er vond afslag plaatslangs de Millingerdam, maar dit euvel werd steeds hersteld, omdat het splitsingspunt tussen Waal en Nederrijn stabiel gehouden moest worden In grote lijnen hadden de Millingerwaard en de Kekerdomse Waard al in 1805 hun huidige contouren. Natuurlijk is er in deze eeuw wel veel klei en zand in de waarden afgezet. Zand op de oeverwallen langs de rivier, en klei in het meer dijkwaards gelegen deel. Alleen de Erlecomse waard groeide nog wat aan. Op het eind van de negentiende eeuw werd de Waal genormaliseerd. Dat wil zeggen, er werden kribben aangelegd, loodrecht op de stroomrichting, die tot doel hadden om de stroomgeul min of meer op constante breedte te houden, en ook de diepte van de stroomgeul te waarborgen. Hierdoor werd voorkomen, dat zich zandbanken en eilanden in de vaargeul vormden. Wanneer bij ijsgang de drijvende schotsen op de rivier vastliepen op zulke ondieptes, dan vormden zich maar al te vaak ijsdammen, die het water opstuwden. Dijkdoorbraken werden vaak door zulke ijsdammen veroorzaakt. Natuurlijk profiteerde de scheepvaart enorm van deze nieuwe, constante en diepe vaargeul.
Afb. 18. Topografische kaart 1903.
Op de topografische kaart7 van 1903 (kaart 18) is deze eerste fase van de riviernormalisatie te zien. In de bocht bij Erlecom dwingen lange kribben de stroomdraad van de schaardijk af. De ligging van de toenmalige oever is weergegeven op kaart 19. In de twintigste eeuw raakte de ruimte tussen deze lange kribben opgevuld met zand en slib. Bij een tweede fase van normalisatie, in de dertiger jaren, werd de oever nog iets opgeschoven.
Afb. 19. Millingerwaard 1895, met de gedeelten van de Waard die ook op de kaarten van 1638, 1695, 1765 en 1803 stonden, en nog bestaan.
De riviernormalisaties van het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw waren zeer suksesvol, vanuit technisch standpunt bezien. Zij haalden evenwel het 'leven' uit de rivier. Erosie ('afbrekend schaar') van oevers, zandtransport over korte afstanden, zandplaten, nevengeulen, eilanden, heel dit proces kwam tot stilstand. De meanders hielden op met wandelen. Zandafzettingen in de uiterwaarden werden zeldzaam. Dikke kleilagen daarentegen werden achter de zomerkades in de uiterwaarden over het oude reliëf heen afgezet. Vanaf de twintiger jaren werd er in de Millinger- en Kekerdomse Waarden diep geticheld: er ontstonden kleiputten tot onder het grondwaterniveau. Hier en daar is de loop van oude geulen en laagtes nog in de vorm van de oude geulen te herkennen. Tot omstreeks 1995 werd kleiwinning vooral in de vorm van min of meer rechthoekige kleiputten verricht. De vklei werd afgevoerd per smalspoor, waarvoor karakteristieke dammen bleven liggen. (afb. 20). Na 1995 is men overgeschakeld op reliëfolgende ontkleiing. Daarbij werd de klei als het ware van het xzandreliëf in de ondergrond afgeschraapt, zodat het oorspronkelijk reliëf en de authentieke geulen weer tevoorschijn kwamen. (afb. 21.)
Afb. 20, Klassieke perceelsgewijze ontkeliing met dammen van smalspoorrails
Afb. 21. Reliefvolgende ontkleiing Millingerwaard, waarbij het authentieke zandreliëf weer tevoorschijn komt.
Samenvatting
afb. 22. Millingerwaard, samenvatting morfologie 1600-2003
Bijlagen: overige kaarten Er bestaan nog veel meer kaarten van de Millingerwaard, die voor een uitgebreide kennis van de waard verdere studie behoeven. In het Nationaal Archief en het Gelders Archief bevinden zich nog een hele serie kaarten uit de 17de en 18de eeuw. De reeks topografische kaarten uit de 19de en 20 ste eeuw volgt hieronder, zonder commentaar.
Afb.23. Millingerwaard en Gendtsche Waard, Eerste rivierkaart 1830.
Afb. 24. Topografische kaart 1844. Nationaal Archief, ś-Gravenhage.
Afb. 25. Topografische kaart 1865. Topografische Dienst / Kadaster, Emmen
Afb. 26. Topografische kaart 1887. Topografische Dienst / Kadaster, Emmen
Afb. 27. Topografische kaart 1903. Topografische Dienst / Kadaster, Emmen
Afb. 28. Topografische kaart 1920. Topografische Dienst / Kadaster, Emmen
Afb. 29. Topografische kaart 1928. Topografische Dienst / Kadaster, Emmen
Afb. 30 en 31 en. Topografische kaart 1953. (boven ) en 1969 (beneden) TopDienst / Kadaster, Emmen
Afb. 32 en 33. Topografische kaart 1974 (boven) en 1985 (beneden). TopDienst / Kadaster, Emmen
Afb. 34. Topografische kaart 2003 Topografische Dienst / Kadaster, Emmen