P
R
A
K
T
I
J
K
G
I
D
Financieel beleid voor KMO Hoe houd ik mijn vennootschap gezond?
SBB
Partner voor bedrijvige mensen
S
Inhoud van deze praktijkgids I. De jaarrekening 1. De balans Wat is een balans? De structuur van de balans De actiefzijde van de balans De passiefzijde van de balans 2. De resultatenrekening Samenstelling van de resultatenrekening Het bedrijfsresultaat Resultaat gewone bedrijfsuitoefening Resultaat voor belastingen Resultaat van het boekjaar Gespreid te belasten gerealiseerde meerwaarden Te bestemmen winst 3. De toelichting
p.3 3 3 4 4 10 10 10 11 11 12 12 13 13
II. Financiële analyse 1. De financiële analyse Doel van de financiële analyse Aanpassing van de jaarrekening De horizontale analyse De verticale analyse 2. De ratioanalyse Wat is een ratioanalyse? De liquiditeit De efficiëntieratio’s De rentabiliteitsratio’s De solvabiliteitsratio’s De toegevoegde waarde Wat u moet onthouden
15 15 15 15 17 19 19 19 21 22 25 28 29
III. Financiering Financieringsmogelijkheden Wanneer ontstaat een financieringsbehoefte? Financieringsmogelijkheden Uw onderneming door de bril van de externe financier Overheidstoelagen Dienstenaanbod van SBB
31 31 35 39 39 42
Inzicht in de financiële structuur en rentabiliteit van uw onderneming De snel evoluerende economie dwingt u er als ondernemer toe om kort op de bal te spelen. Daarbij moet u erover waken dat uw onderneming op alle vlakken structureel goed gewapend is om de ondernemingsdoelen ook in de toekomst te blijven halen. Het hoeft dan ook geen betoog dat een goed inzicht in de financiële structuur van uw onderneming daarbij cruciaal is. Anders gezegd, wat bezit uw onderneming en wat zijn haar schulden? Voor de schulden is het belangrijk om te weten bij wie deze schulden zijn aangegaan en wanneer ze moeten terugbetaald worden. Een gezonde financiële structuur betekent immers dat uw onderneming haar schulden tijdig kan terugbetalen en voldoende middelen genereert om haar activiteit verder te zetten. Deze brochure wil u een hulpmiddel aanreiken om inzicht te verwerven in de financiële structuur en rentabiliteit van uw onderneming. Het instrument bij uitstek voor deze analyse is de jaarrekening van uw onderneming. Naast een korte toelichting bij deze onderdelen, toont deze praktijkgids u hoe u een jaarrekening moet interpreteren en hoe u zelf de vinger aan de financiële pols van uw bedrijf houdt! Veel leesplezier! Herman Vidts, Algemeen directeur
1
I.
De jaarrekening
De jaarrekening van de onderneming bestaat uit de balans, de resultatenrekening en de toelichting. In dit deel bespreken we kort elk van deze onderdelen.
2
De balans
1.2 De structuur van de balans
Overzicht van bezittingen en schulden van een onderneming 1.1 Wat is een balans? Een balans is een overzichtelijke staat die voor een onderneming op een bepaald ogenblik zowel alle schulden als alle bezittingen weergeeft. De bezittingen worden de activa genoemd, de schulden de passiva. Een onderneming kan zich niet meer middelen aanschaffen dan het vermogen waarover ze beschikt. Dit betekent dat het totaal der activa altijd gelijk moet zijn aan het totaal der passiva. In boekhoudkundige termen wordt dit het balansevenwicht genoemd.
Wanneer we de balans van een onderneming wat meer in detail bekijken, merken we dat de bezittingen en schulden niet in willekeurige volgorde worden vermeld, maar een vaste plaats hebben in de balans.
1.2.1 De actiefzijde De activa of bezittingen worden van boven naar onder gerangschikt volgens stijgende graad van liquiditeit. Liquiditeit is de mate waarin iets vlug of minder vlug in geld kan omgezet worden. Helemaal bovenaan staan de bezittingen die het minst snel in geld kunnen worden omgezet en onderaan deze die onmiddellijk in geld kunnen worden omgezet en dus het snelst verkocht kunnen worden. Op basis van liquiditeit worden de activa in twee grote groepen onderverdeeld: VASTE ACTIVA
Gebouw
Kapitaal
Machines
Reserves
Voorraden
Leningen
Handelsvorderingen
Leveranciers
Banktegoeden
Te betalen lonen
Bezittingen of activa
Schulden of passiva
Als de som van de bezittingen steeds gelijk is aan de som van de schulden, betekent dit dan dat de onderneming geen eigen bezittingen heeft? Zeker niet! Het evenwicht wordt bereikt door het kapitaal dat de eigenaars aan de onderneming hebben toevertrouwd en de niet-uitgekeerde winsten, te beschouwen als een schuld aan de aandeelhouders.
Dit zijn investeringen die doorgaans meer dan 1 jaar in de onderneming aanwezig zijn zoals gebouwen, machines, meubilair, rollend materieel (vrachtwagens, bedrijfswagens,...), aandelen, waarborgen, enzovoort. VLOTTENDE ACTIVA
Dit zijn bezittingen die doorgaans minder dan 1 jaar in de onderneming aanwezig zijn en van dag tot dag kunnen variëren. Hieronder vallen de voorraden, de vorderingen op klanten, geldbeleggingen, bank- en kastegoeden, enzovoort.
1.2.2 De passiefzijde In essentie omvatten de passiva de schulden van de onderneming. De passiva worden van boven naar onder geklasseerd volgens hun stijgende graad van opvraagbaarheid. Bovenaan staan de schulden die de onderneming het langst tot 3
haar beschikking heeft, onderaan degene die ze het snelst zal moeten betalen. Een onderneming kan schulden hebben bij haar eigen aandeelhouders (eigen vermogen) en bij derden (vreemd vermogen). Op basis van de graad van opvraagbaarheid wordt de volgende onderverdeling gemaakt: EIGEN VERMOGEN
Wanneer we de actiefzijde van de balans in detail bekijken, onderscheiden we volgende items die ook wel balansposten genoemd worden.
Activa
VREEMD VERMOGEN OP LANGE TERMIJN
(schulden die ten vroegste over een jaar terugbetaald moeten worden) VREEMD VERMOGEN OP KORTE TERMIJN
(schulden die binnen het jaar moeten betaald worden) De som van het eigen vermogen en de schulden op lange termijn vormen het permanent vermogen van de onderneming. Dit is het vermogen waarover de onderneming over een langere periode kan beschikken.
VASTE ACTIVA I. Oprichtingskosten II. Immateriële vaste activa III. Materiële vaste activa IV. Financiële vaste activa VLOTTENDE ACTIVA V. Vorderingen op meer dan één jaar VI. Voorraden en bestellingen in uitvoering VII. Vorderingen op ten hoogste één jaar VIII. Geldbeleggingen IX. Liquide middelen X. Overlopende rekeningen TOTAAL DER ACTIVA
In wat volgt, lichten we elk van deze posten kort toe.
Balans ACTIVA
PASSIVA
vaste activa
eigen vermogen
vlottende activa
vreemd vermogen lange termijn
laag
hoog
1.3.1 Vaste activa
vreemd vermogen korte termijn
laag
hoog
>
>
4
1.3 De actiefzijde van de balans
liquiditeit
opeisbaarheid
OPRICHTINGSKOSTEN
Oprichtingskosten zijn kosten die een onderneming maakt naar aanleiding van de oprichting, een kapitaalverhoging, een uitgifte van een lening, de herstructurering en verdere ontwikkeling van de onderneming. U heeft de keuze om de kosten die in boekjaar X zijn gemaakt, onmiddellijk ten laste te nemen van het resultaat van dat boekjaar of om de last van deze kost over meerdere boekjaren te spreiden. Wanneer de kosten onmiddellijk ten laste worden genomen, worden zij niet genoteerd onder de rubriek van de oprichtingskosten maar volledig in de resultatenrekening (zie later). Wanneer de last wordt gespreid over meerdere jaren, worden zij geactiveerd.
Dit betekent dat zij als een investering worden beschouwd en dat er elk jaar een gedeelte van de kost via afschrijvingen in het resultaat wordt genomen. IMMATERIËLE VASTE ACTIVA
Dit zijn investeringen die de onderneming heeft uitgevoerd in het verwerven van bepaalde rechten zoals vergunningen, octrooien, concessies, knowhow, het op punt zetten van bepaalde procédés, enzovoort. Zij worden immaterieel genoemd omdat ze niet in tastbare vorm aanwezig zijn in de onderneming. Deze investeringen kunnen aangekocht zijn bij derden of zelf door de onderneming ontwikkeld zijn. De ermee gepaard gaande kosten worden over een aantal jaar gespreid. MATERIËLE VASTE ACTIVA
Dit zijn waarschijnlijk de meest bekende en meest voorkomende ondernemingsmiddelen. Ze omvatten: terreinen en gebouwen installaties, machines en uitrusting meubilair en rollend materieel leasing en soortgelijke rechten overige materiële activa activa in aanbouw en vooruitbetalingen FINANCIËLE VASTE ACTIVA
Deze rubriek omvat het ondernemingsvermogen dat duurzaam vastgelegd is in aandelen, deelbewijzen, vorderingen, vastrentende effecten en borgtochten in contanten van andere ondernemingen.
Waardering van de vaste activa De waarde die aan de investeringen op een balans gegeven wordt, wordt nettoboekwaarde genoemd. Dit is niet de oorspronkelijke aankoopprijs, maar wel de waarde die de investeringen hebben volgens de boekhouding. Anders gezegd, de waardering van de vaste activa op de balans is Waarde = aanschafprijs – afschrijving(1) + of – herwaardering(2) (1) Afschrijvingen zijn een spreiding van de kosten van een investering over de vermoedelijke levensduur van de investering. Via afschrijvingen worden de jaarlijkse waardeverminderingen van vaste activa opgenomen in de kosten. Welk bedrag er per boekjaar wordt afgeschreven, wordt bijna altijd bij het begin van de ingebruikname van het vast actief vastgesteld. (2) Na verloop van tijd is het mogelijk dat de boekwaarde van activa heel wat meer bedraagt dan de werkelijke verkoopwaarde van het goed. In dit geval kan een onderneming beslissen om deze activaelementen te herwaarderen.
Voorbeeld In 2006 wordt een machine aangekocht voor 2500 euro. Onder normale omstandigheden is de levensduur van deze machine 5 jaar, wat betekent dat de machine op 5 jaar zal worden afgeschreven. Per jaar zal dus 500 euro worden afgeschreven. Evolutie van de nettoboekwaarde van de machine: Jaar 1 Jaar 2 aankoopprijs: 2.500 2.500 – afschrijvingen: – 500 – 1.000 nettoboekwaarde:
2.000
1.500
De 1.000 euro aan afschrijvingen in jaar 2 zijn samengesteld uit 500 euro afschrijvingen in het eerste jaar en 500 euro afschrijvingen in het tweede jaar. Na 5 jaar zal deze machine volgens de boekhouding geen enkele waarde meer hebben. Zij is dan volledig afgeschreven.
5
1.3.2 Vlottende activa VORDERINGEN OP MEER DAN EEN JAAR
Vorderingen op meer dan één jaar zijn vorderingen met een contractuele looptijd van meer dan één jaar. Deze vorderingen (of het gedeelte ervan dat binnen het jaar zal vervallen) worden uit deze rubriek gelicht en overgebracht naar de vorderingen op ten hoogste één jaar. VOORRADEN EN BESTELLINGEN IN UITVOERING
Er bestaan verschillende soorten voorraad: Grondstoffen, verbruiksgoederen en hulpstoffen
Verbruiksgoederen en hulpstoffen worden door de onderneming aangeschaft om op indirecte wijze bij te dragen tot de productie. In tegenstelling tot de grondstoffen worden deze goederen tijdens het productieproces verbruikt of vernietigd en zijn zij niet meer terug te vinden in het eindproduct. Het gaat hier bijvoorbeeld om brandstoffen, onderhoudsproducten en klein materiaal. Goederen in bewerking zijn alle producten die bij het opmaken
van de balans nog in bewerking zijn en de eindfase van het productieproces dus nog niet bereikt hebben.
Bestellingen in uitvoering hebben betrekking op werkzaam-
heden of producten waarvan het ontvangsttijdstip en het moment van afwerking zich niet in hetzelfde boekjaar situeren en die voor rekening van derden worden uitgevoerd. VORDERINGEN OP TEN HOOGSTE EEN JAAR
In deze rubriek worden de vorderingen opgenomen waarvan de oorspronkelijke looptijd ten hoogste één jaar bedraagt, evenals de vorderingen of de gedeelten van vorderingen met een oorspronkelijke looptijd van langer dan één jaar, maar die binnen twaalf maanden vervallen. Zij worden onderverdeeld in de volgende twee categorieën: Handelsvorderingen zijn vorderingen die ontstaan zijn uit de
lopende handelstransacties die op hun beurt voortkomen uit de verkoop van goederen en/of diensten waarbij uitstel van betaling wordt toegekend. Overige vorderingen zijn vorderingen die de onderneming
normaal binnen de termijn van 1 jaar zal innen en die niet hun oorsprong vinden in een handelstransactie zoals de terug te vorderen BTW of andere belastingen, de borgtochten betaald in contanten, de te innen opbrengsten, enzovoort.
Gereed product zijn door de onderneming vervaardigde en
GELDBELEGGINGEN
afgewerkte producten die bestemd zijn om verkocht te worden.
De onderneming kan onder bepaalde voorwaarden een beperkt gedeelte van haar eigen aandelen kopen. Deze eigen aandelen worden opgenomen tegen de aanschaffingswaarde Onder de overige beleggingen komen de tegoeden aangehouden op termijnrekeningen bij banken en andere financiële instellingen, ongeacht hun looptijd, en de tegoeden van de onderneming bij een andere onderneming die de functie vervult van gecentraliseerd geldbeheer.
Handelsgoederen zijn de goederen die door de onderneming
worden ingekocht om zonder bewerking of na een lichte bewerking te worden verkocht. Deze rubriek is vooral belangrijk voor handelsondernemingen.
LIQUIDE MIDDELEN
Deze geldmiddelen staan onmiddellijk ter beschikking van de 6
onderneming. Ze omvatten de gelden in kas, de te incasseren vervallen waarden (coupons, obligaties,...) en de tegoeden op zicht bij kredietinstellingen. OVERLOPENDE REKENINGEN VAN HET ACTIEF
Overlopende rekeningen hebben als bedoeling om een correctie door te voeren op de in rekening gebrachte kosten en opbrengsten. Door de opname van kosten en opbrengsten in de overlopende rekeningen kunnen de resultaten van een bepaalde periode aan die periode verbonden worden. Er kunnen immers reeds uitgaven gedaan zijn in het huidige boekjaar die betrekking hebben op het volgende boekjaar, of er moeten nog ontvangsten worden geïnd in het volgende boekjaar die in feite opbrengsten van het huidige boekjaar zijn.
1.4 De passiefzijde van de balans Wanneer we de passiefzijde van de balans in detail bekijken, onderscheiden we volgende balansposten:
Passiva EIGEN VERMOGEN I. Kapitaal II. Uitgiftepremies III. Herwaarderingsmeerwaarden IV. Reserves V. Overgedragen kapitaal VI. Kapitaalsubsidies VII. VOORZIENINGEN EN UITGESTELDE BELASTINGEN SCHULDEN VIII. Schulden op meer dan één jaar IX. Schulden op ten hoogste één jaar X. Overlopende rekeningen TOTAAL DER PASSIVA
1.4.1 Het eigen vermogen Het eigen vermogen van de onderneming zijn de financiële middelen die de aandeelhouders aan de onderneming hebben verschaft. Anders gezegd, het gaat om het vermogen dat aan de onderneming zelf toegewezen is en wordt ook wel nietopeisbaar vermogen genoemd. Naar soort wordt een onderscheid gemaakt tussen zes rubrieken die we hieronder kort zullen toelichten. De terbeschikkingstelling van de financiële middelen gebeurt bij de oprichting van de onderneming, maar kan ook tijdens het verdere bestaan van de onderneming gebeuren onder de vorm van een kapitaalverhoging. De onrechtstreekse terbeschikkingstelling gebeurt door de winsten die de onderneming behaalt, niet te verdelen onder de aandeelhouders, maar in de onderneming te houden. Daarnaast kan het eigen vermogen ook gevormd worden door herwaarderingsmeerwaarden en kapitaalsubsidies (zie later). KAPITAAL
Het kapitaal is het vermogen dat door de aandeelhouders aan de onderneming is toegekend, hetzij bij oorsprong hetzij bij een latere kapitaalverhoging. Wanneer aandeelhouders intekenen op kapitaal, zijn zij niet altijd verplicht om het volledige bedrag onmiddellijk te storten. In de wetgeving zijn er wel minimumnormen die verschillend zijn per vennootschapsvorm, van volstorting bepaald. Binnen het kapitaal wordt een onderscheid gemaakt tussen geplaatst en niet-opgevraagd kapitaal. Het geplaatst kapitaal is het kapitaal dat de aandeelhouders definitief hebben toegezegd aan de onderneming, ook wel het onderschreven kapitaal genoemd. Het niet-opgevraagd kapitaal is het onderschreven kapitaal dat nog niet door de onderneming werd opgevraagd. UITGIFTEPREMIES
Uitgiftepremies ontstaan wanneer, in het kader van een
7
kapitaalverhoging, aandelen worden uitgegeven tegen een hogere prijs dan de nominale waarde van de bestaande aandelen. Het verschil tussen de uitgifteprijs van de nieuwe aandelen en de nominale waarde van de bestaande aandelen wordt onder de rubriek uitgiftepremie geboekt. HERWAARDERINGSMEERWAARDEN
Na verloop van tijd is het mogelijk dat de boekwaarde van activa heel wat meer bedraagt dan de werkelijke verkoopwaarde van het goed. In dit geval kan een onderneming beslissen om deze activa-elementen te herwaarderen. Het activa-element in kwestie wordt dan in waarde verhoogd en de meerwaarde wordt op het passief in de rubriek herwaarderingsmeerwaarden uitgedrukt. De herwaardering mag in geen enkel geval in het resultaat van het boekjaar worden opgenomen en is aan strenge wettelijke voorwaarden onderworpen. RESERVES
Het resultaat van de onderneming wordt elk boekjaar verdeeld. Het is de jaarvergadering die beslist welke bestemming er aan het resultaat wordt gegeven. De winsten die niet onder de vorm van een dividend worden uitgekeerd aan de aandeelhouders blijven in de onderneming ter versteviging van het eigen vermogen. Ze worden uitgedrukt onder de rubriek van de reserves. Binnen de reserves wordt een onderscheid gemaakt tussen wettelijke reserves, onbeschikbare reserves, belastingvrije reserves en beschikbare reserves. Conform de structuur van de passiefzijde van de balans, staan de reserves die het minst beschikbaar zijn bovenaan: De wettelijke reserve is verplicht aan te leggen.
Vennootschappen zijn verplicht om 5% van de jaarlijkse nettowinst in te houden tot de wettelijke reserve 10 % van het geplaatst kapitaal heeft bereikt. De wettelijke reserve is onbeschikbaar, wat betekent dat de jaarvergadering ze nooit 8
kan uitkeren. Zij vormt dus een echte waarborg voor derden. Onbeschikbare reserves zijn verplicht aan te leggen wanneer
eigen aandelen worden ingekocht. Ten belope van het bedrag van eigen aandelen moet een onbeschikbare reserve worden gevormd. Daarnaast kan er door de Algemene Vergadering vrij beslist worden om een onbeschikbare reserve aan te leggen. De Algemene Vergadering kan bij gewone meerderheid niet vrij beschikken over deze reserves en vennoten hebben hier geen recht op bij uittreding of uitsluiting. Belastingvrije reserves moeten onder andere aangelegd worden wanneer een onderneming investeringsgoederen verkoopt en de meerwaarde die hierop gerealiseerd wordt tijdelijk vrijgesteld is van belastingen. Beschikbare reserves worden gevormd door de jaarvergadering bij eenvoudige meerderheid van stemmen. Dit zijn de reserves waarover de onderneming vrij kan beschikken. OVERGEDRAGEN WINST / VERLIES
Dit is het gedeelte van het resultaat waarvoor nog geen definitieve bestemming is voorzien. De overdracht wordt gevormd door het saldo van het vorige jaar en het saldo van het huidige jaar. Indien dit saldo positief is, betekent dit een overgedragen winst; wanneer het negatief is, is er een overgedragen verlies. Elk jaar zal bij de resultatenverwerking rekening gehouden worden met dit overgedragen resultaat. KAPITAALSUBSIDIES
Wanneer een onderneming investeringen doet, kan er onder bepaalde voorwaarden een tussenkomst van de overheid bekomen worden. Indien er een lening wordt afgesloten voor de financiering van de investering kan de overheid een gedeelte van de interestlast voor haar rekening nemen. Wanneer de investering volledig met eigen middelen wordt gefinancierd, kan de overheid een subsidiebedrag toekennen. Onder de rubriek kapitaalsubsidies worden de subsidies opgenomen die
van overheidswege werden verkregen voor investeringen gefinancierd met eigen middelen. De verkregen subsidie wordt dus niet onmiddellijk als opbrengst in het resultaat van de onderneming geboekt. Zij komt geleidelijk in het resultaat volgens hetzelfde ritme als de afschrijvingen van de vaste activa waarvoor ze werden verkregen of ten belope van het saldo bij realisatie of buitengebruikstelling van de betrokken vaste activa.
1.4.2 De voorzieningen Voorzieningen zijn kosten die de onderneming in de toekomst zal hebben. Deze kosten zijn op dit ogenblik nog niet opeisbaar en het bedrag ervan staat ook nog niet definitief vast. De onderneming moet deze toekomstige kosten echter volgens het principe van de voorzichtigheid inschatten en op afzonderlijke rekeningen van het passief zetten. De voorzieningen worden onderverdeeld in vier categorieën: pensioenen belastingen grote herstellings- en onderhoudswerken overige risico’s en kosten zoals waarborgverplichtingen en hangende geschillen.
1.4.3 Schulden VREEMD VERMOGEN OP LANGE TERMIJN
In deze rubriek worden de schulden opgenomen met een contractuele looptijd van meer dan één jaar. Het gaat onder meer om financiële schulden, handelsschulden, ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen en overige schulden. De schulden of de gedeelten van de schulden op meer dan één jaar die binnen de twaalf maanden vervallen, worden uit deze rubriek gelicht en overgebracht naar rubriek Schulden op meer dan 1 jaar die binnen het jaar vervallen. SCHULDEN OP TEN HOOGSTE EEN JAAR
Dit zijn de schulden die een contractuele duurtijd hebben van minder dan 1 jaar en de schulden of het gedeelte van de schulden op meer dan één jaar die binnen de twaalf maanden vervallen. Zij worden verder onderverdeeld in: schulden op meer dan 1 jaar die binnen het jaar vervallen handelsschulden ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen schulden met betrekking tot belastingen, bezoldigingen en sociale lasten overige schulden OVERLOPENDE REKENINGEN VAN HET PASSIEF
Voorbeeld Het bedrijfsgebouw moet om de 10 jaar volledig herschilderd worden. De kostprijs van dit werk wordt op ongeveer 12.500 euro geraamd. Elk jaar zal er een voorziening van 1.250 euro worden aangelegd. Deze 1.250 euro komt ten laste van het resultaat van het boekjaar. Wanneer de werken worden uitgevoerd kan de voorziening hiervoor aangewend worden.
Overlopende rekeningen hebben tot doel een correctie door te voeren op de in rekening gebrachte kosten en opbrengsten. Door de opname van kosten en opbrengsten in de overlopende rekeningen kunnen de resultaten van een bepaalde periode aan die periode verbonden worden. Er kunnen immers reeds nog kosten betaald moeten worden in het volgende jaar die betrekking hebben op het huidige jaar of er zijn reeds ontvangsten geïnd in het huidige boekjaar voor prestaties die slechts in het volgende boekjaar zullen worden geleverd.
9
De resultatenrekening
2.2 Het bedrijfsresultaat
De resultatenrekening geeft het resultaat dat door de onderneming werd gerealiseerd in een bepaalde periode.
Bedrijfswinst (-verlies) is het positief (negatief) verschil tussen de bedrijfsopbrengsten en de bedrijfskosten. We gaan na wat precies onder bedrijfsopbrengsten en -kosten dient verstaan te worden.
2.1 Samenstelling van de resultatenrekening De resultatenrekening is samengesteld uit volgende onderdelen:
Resultatenrekening Bedrijfsopbrengsten – bedrijfskosten
]
bedrijfsresultaat
]
financieel resultaat
]
uitzonderlijk resultaat
Bedrijfsresultaat + financiële opbrengsten – financiële kosten
Resultaat boekjaar voor belastingen – belastingen Resultaat boekjaar
Het is zeer belangrijk om naar de samenstelling van het resultaat van het boekjaar te kijken en te onderzoeken hoe dit resultaat gerealiseerd is. Een onderneming kan winst maken en toch een zeer slecht resultaat hebben omdat de winst bijvoorbeeld gerealiseerd werd door een uitzonderlijke opbrengst tijdens het boekjaar. 10
De bedrijfsopbrengsten zijn alle opbrengsten van niet-financiële of uitzonderlijke aard. Het gaat om: omzet (exclusief BTW) voorraadwijzigingen, goederen in bewerking en gereed product en in de bestellingen in uitvoering zelf geproduceerde vaste activa andere bedrijfsopbrengsten zoals huuropbrengsten, commissielonen en gefactureerde voordelen van alle aard BEDRIJFSKOSTEN
Resultaat gewone bedrijfsuitvoering + uitzonderlijke opbrengsten – uitzonderlijke kosten
BEDRIJFSOPBRENGSTEN
De bedrijfskosten zijn kosten die hun oorsprong vinden in de eigenlijke exploitatie van de onderneming. Het gaat om de volgende kosten: de kostprijs van de aankopen van handelsgoederen, gronden hulpstoffen diensten en diverse goederen zoals huur, onderhoud gebouwen, verzekeringen, telefoon, publiciteit, erelonen en autokosten bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen afschrijvingen en waardeverminderingen waardeverminderingen op voorraden, bestellingen in uitvoering en handelsvorderingen voorzieningen voor risico’s en kosten andere bedrijfskosten die niet hun oorsprong vinden in een dienstverlening of een levering door derden binnen het kader van de gewone bedrijfsuitoefening en niet als financiële of uitzonderlijke kost kunnen worden aangeduid. Voorbeelden
zijn bedrijfsbelastingen, minderwaarde op de courante realisatie van vaste activa en minderwaarde op de realisatie van handelsvorderingen. als herstructureringskosten geactiveerde bedrijfskosten.
2.3 Resultaat gewone bedrijfsuitoefening Het resultaat van de gewone bedrijfsuitoefening is het totaal van de bedrijfswinst of het bedrijfsverlies en het verschil tussen de financiële opbrengsten en financiële kosten. Er wordt hierbij nog geen rekening gehouden met de uitzonderlijke kosten en opbrengsten. FINANCIËLE OPBRENGSTEN
Voor financiële opbrengsten wordt steeds het brutobedrag, inclusief de eventuele roerende voorheffing, vermeld. Deze rubriek telt drie subrubrieken. Opbrengsten uit financiële vaste activa zijn opbrengsten
(dividenden, interesten) die voortkomen uit deelnemingen met een duurzaam karakter. Deze deelnemingen vinden we op de balans terug bij financiële vaste activa. Opbrengsten uit vlottende activa zijn opbrengsten die voortkomen uit vorderingen op meer dan 1 jaar en op ten hoogste 1 jaar, geldbeleggingen en liquide middelen. Voorbeelden zijn onder meer interesten van geldbeleggingen en interesten ontvangen met betrekking tot handelsvorderingen. Andere financiële opbrengsten is een restrubriek met betrekking tot de financiële opbrengsten. Bij deze rubriek worden onder meer de als opbrengst geboekte kapitaal- en interestsubsidies en de wisselresultaten bij verrichtingen in vreemde valuta genoteerd.
FINANCIËLE KOSTEN
Wanneer we de rubriek financiële kosten bekijken, kunnen we volgende onderdelen onderscheiden: kosten van schulden zoals interesten, commissies en de afschrijving van kosten bij uitgifte van leningen waardeverminderingen op vorderingen, behalve handelsvorderingen (deze worden verantwoord onder de bedrijfskosten), op geldbeleggingen en op liquide middelen andere financiële kosten
2.4 Resultaat voor belastingen Het resultaat van het boekjaar voor belastingen is de globale winst of verlies van de onderneming voor belastingen. Vertrekpunt om het resultaat te berekenen is het resultaat van het boekjaar uit de gewone bedrijfsvoering. Hierbij wordt het uitzonderlijk resultaat (verschil tussen de uitzonderlijke opbrengsten en uitzonderlijke kosten) gevoegd. In dit resultaat zijn dus alle kosten en opbrengsten verwerkt. UITZONDERLIJKE OPBRENGSTEN
Dit zijn opbrengsten die geen verband houden met de gewone bedrijfsactiviteit en die niet bestendig zullen gerealiseerd worden: terugnemingen van afschrijvingen en waardeverminderingen op materiële en immateriële vaste activa terugnemingen van waardeverminderingen op financiële vaste activa terugnemingen van voorzieningen voor uitzonderlijke risico’s en kosten meerwaarden bij de realisatie van vaste activa. Indien het gaat om meerwaarden op materiële vaste activa, mogen deze meerwaarden onder de andere bedrijfsopbrengsten worden 11
opgenomen op voorwaarde dat de realisatie ervan kadert in de gewone bedrijfsuitvoering van de onderneming. Dit laatste zal blijken uit de regelmaat waarmee de onderneming deze meerwaarden realiseert en het normale karakter ervan. Dit is bijvoorbeeld het geval bij transportondernemingen die een vrachtwagen verkopen en hierop een meerwaarde realiseren. andere uitzonderlijke opbrengsten. UITZONDERLIJKE KOSTEN
Dit zijn kosten die geen verband houden met de gewone bedrijfsactiviteit en die niet bestendig betaald moeten worden: uitzonderlijke afschrijvingen en waardeverminderingen op oprichtingskosten en (im)materiële vaste activa waardeverminderingen op financiële vaste activa voorzieningen voor uitzonderlijke risico’s en kosten minderwaarde bij de realisatie van vaste activa. Indien het gaat om minderwaarden op materiële vaste activa, mogen deze meerwaarden bij de andere bedrijfskosten worden opgenomen op voorwaarde dat de realisering kadert in de gewone bedrijfsuitvoering van de onderneming. Dit laatste zal blijken uit de regelmaat waarmee de onderneming deze minderwaarden realiseert en het normale karakter ervan. andere uitzonderlijke kosten.
2.5 Resultaat van het boekjaar Dit is het uiteindelijke resultaat dat de onderneming tijdens een boekjaar heeft gerealiseerd en waarbij bij de berekening ervan rekening is gehouden met alle soorten opbrengsten en kosten, inclusief belastingen.
12
Onder de rubriek belastingen komen onder meer: de vooruitbetalingen van de vennootschapsbelasting en de effectief betaalde of ten laste van de onderneming ingehouden voorheffingen die op deze belasting toerekenbaar zijn. de fiscale voorzieningen ten laste van het boekjaar gevormd bij ontoereikendheid van de vooruitbetalingen en aanrekenbare voorheffingen ten opzichte van het geraamde bedrag van de verschuldigde belastingen. de in het buitenland betaalde of verschuldigde inkomstenbelasting. De onroerende voorheffing wordt niet in deze rubriek opgenomen. We vinden dit terug bij de andere bedrijfskosten.
2.6 Gespreid te belasten gerealiseerde meerwaarden ONTTREKKING (OVERBOEKING) AAN (NAAR) DE UITGESTELDE BELASTINGEN
Wanneer er een meerwaarde wordt gerealiseerd waarbij er wordt gekozen om deze gespreid te laten belasten in de tijd, moet de belasting die in de toekomst zal verschuldigd zijn, op een afzonderlijke rekening worden geboekt. Naarmate de meerwaarde belast wordt, vermindert deze voorziening. ONTTREKKING (OVERBOEKING) AAN (NAAR) DE BELASTINGVRIJE RESERVES
Overboekingen naar belastingvrije reserves In deze rubriek staan de bedragen (bepaalde opbrengsten of een gedeelte van de winst) die naar de belastingvrije reserves worden geboekt wanneer hun fiscale vrijstelling afhankelijk is van hun behoud in het vermogen van de onderneming.
Onttrekkingen aan de belastingvrije reserves Onttrekkingen ontstaan wanneer de vroeger gevormde belastingvrije reserves een andere bestemming krijgen. Dit kan het geval zijn bij uitkering van een dividend, verzaken aan de belastingsvrijstelling, toevoeging aan het kapitaal, enzovoort.
2.7 Te bestemmen winst De te bestemmen winst of te verwerken verlies van het boekjaar is het uiteindelijke resultaat van de onderneming waarover de aandeelhouders kunnen beslissen. De beslissingen die zij genomen hebben, kunnen afgelezen worden in de resultaatsverwerking.
De toelichting De toelichting vormt het derde luik van de jaarrekening. De toelichting geeft, zoals het woord zelf zegt, bepaalde toelichtingen bij de cijfers die in de balans of de resultatenrekening vermeld staan. Anders gezegd, in de toelichting wordt alle informatie opgenomen die nodig is om derden behoorlijk in te lichten over het vermogen, de financiële positie en het resultaat van de onderneming. De toelichting maakt de balans en de resultatenrekening beter verstaanbaar voor derden. Volgende onderwerpen kunnen in de toelichting worden opgenomen: belangrijke rechten en verbintenissen die niet becijferd kunnen worden waarderingsregels een staat van het kapitaal een staat van de schulden een staat met betrekking tot de vaste activa ... De sociale balans vormt een belangrijk onderdeel van de toelichting. Het geeft een beeld van de tewerkstelling in de onderneming, het personeelsverloop tijdens het afgelopen boekjaar, de maatregelen die de onderneming genomen heeft om de werkgelegenheid te bevorderen en het beleid inzake opleidingen voor de onderneming.
13
II.
De financiële analyse
De jaarrekening vormt in de eerste plaats een interne informatiebron: ze is de basis voor beslissingen met betrekking tot het algemeen beleid van de onderneming. Daarnaast bevat de jaarrekening ook een schat aan informatie voor derden en wordt ze dus ook voor extern gebruik opgesteld. Om een goed beeld te krijgen van de financiële positie van een onderneming en daaruit prognoses af te leiden over haar toekomstige evolutie, passen belangstellenden verschillende analyses toe op de gegevens uit de jaarrekening waarop we in dit deel verder zullen ingaan.
14
De financiële analyse
1.2 Aanpassing van de jaarrekening
1.1 Doel van de financiële analyse
Voor de financiële analyse wordt de balans op een aantal punten aangepast:
De cijfers van een jaarrekening geven al heel wat informatie. Door het feit dat de jaarrekening steeds de cijfers van het huidige en vorige boekjaar vermeldt, kan er al een eerste vergelijking gebeuren. Doorgaans is dit echter onvoldoende om een goed beeld van het financiële prestaties van de onderneming te krijgen. De cijfers hebben een verdere analyse nodig. Deze informatie kan achterhaald worden via de ratioanalyses. Daarnaast bestaan ook nog de horizontale en verticale analyse. Elke analysetechniek op zich geeft wel een aantal inzichten in de onderneming, maar vaak is het aangewezen om de diverse technieken met elkaar te combineren. Voor de volledigheid vermelden we nog dat er naast bovengenoemde analyses ook andere technieken als de vermogensstroomanalyse en de multiple lineaire discriminantanalyse bestaan. Deze vallen echter buiten de doelstelling van deze brochure.
concurrent 3 concurrent 2 concurrent 1
ONDERNEMING jaar N–1
balans
1
>
<
>
>
ratio’s <
resultaten 3
2
jaar N–2
> > >
>
jaar N
>
4
Bij de activa op de balans wordt een onderscheid gemaakt tussen vaste en vlottende activa. In de jaarrekening behoren de vorderingen op meer dan één jaar tot de vlottende activa. Vanuit het standpunt van de liquiditeit in de financiële analyse behoren deze vorderingen echter tot de vaste activa. Om deze reden worden zij bij de vaste activa gerangschikt. In dit geval wordt er gesproken van uitgebreide vaste activa en beperkte vlottende activa. Voorzieningen worden gerangschikt onder de schulden op meer dan 1 jaar. De overlopende rekeningen van het passief worden aanzien als schulden op korte termijn.
1.3 De horizontale analyse Met een horizontale analyse kan de evolutie van de verschillende financiële gegevens uit de balans, de resultatenrekening en de resultaatverwerking in de tijd worden weergegeven. Dit gebeurt door de waarde van elke balans- of resultaatspost, voor een bepaald referentiejaar, gelijk te stellen aan 100%. De andere jaren worden dan uitgedrukt in een percentage ten opzichte van het gekozen referentiejaar. Soms is het aangewezen om de wijzigingen over de jaren heen ook in absolute cijfers weer te geven. Kleine wijzigingen inzake bedragen kunnen in percentage groot zijn en kleine procentuele wijzigingen kunnen betrekking hebben op grote bedragen. Een horizontale analyse laat toe de richting en de grootte van de wijzigingen in de tijd per balans of resultaatspost vast te stellen. Uiteraard moet er rekening gehouden worden met
1 horizontale analyse, 2 verticale analyse, 3 ratioanalyse, 4 sectoranalyse
15
Voorbeeld van een horizontale analyse van de balans ACTIVA Oprichtingskosten Materiële vaste activa Voorraden Handelsvorderingen Liquide middelen TOTAAL
JAAR 1 100 5.000 500 300 600 6.500
PASSIVA Kapitaal Reserves Leningen > 1jaar Leningen < 1 jaar Leveranciers TOTAAL
80 6.000 800 500 400 7.780
JAAR 1 2.500 100 2.000 800 1.100 6.500
RESULTATENREKENING Omzet – bedrijfskosten = bedrijfsresultaat – financiële kosten + financiële opbrengsten = resultaat gewone bedrijfsuitoef. – belastingen = WINST
100% 100% 100% 100% 100% 100%
JAAR 2
100% 100% 100% 100% 100% 100%
100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
60 5.800 1.000 800 200 7.880
JAAR 2 2.500 150 2.250 1.000 1.630 7.780
JAAR 1 1.600 1.140 460 300 40 200 100 100
80% 120% 160% 166% 66% 120%
JAAR 3
100% 150% 125% 125% 148% 120%
JAAR 3 2.500 180 2.220 1.200 1.800 7.880
JAAR 2 1.800 1.350 450 350 10 110 60 50
112% 118% 98% 117% 25% 55% 60% 50%
60% 116% 200% 266% 33% 121%
100% 180% 110% 150% 164% 121%
JAAR 3 1.950 1.500 450 400 20 70 40 30
122% 131% 98% 133% 50% 35% 40% 30%
In het voorbeeld is de omzet in jaar 3 gestegen met 22% in vergelijking met jaar 1 daar waar de openstaande handels-vorderingen bijna verdrievoudigen (266%). De bedrijfskosten stijgen ook meer (31%) dan de omzet (22%). Voor deze verschillen in evoluties moet naar een verklaring gezocht worden.
tijdsverschillen (inflatie, prijsevolutie,...) en de keuze van het referentiejaar. De verschillende evoluties kunnen met elkaar in verband gebracht worden.
16
1.4 De verticale analyse 1.4.1. Verticale analyse van de balans Met een verticale analyse van de balans wordt de structuur van de balans onderzocht: welke zijn de belangrijkste aanwendingen en bronnen van vermogen en is daarbij een evolutie in de tijd op te merken? Het balanstotaal wordt gelijkgesteld aan 100%. Elk cijfer van de balans wordt dan uitgedrukt als een percentage van dit totaal.
Verticale analyse van de balans =
Een verticale analyse geeft aan in welke mate de verschillende onderdelen van de passief-zijde bijdragen tot de financiering van de onderneming en wat de samenstelling is van de geïnvesteerde activa. Met een verticale analyse kan ook een verschuiving in het belang van de verschillende rubrieken worden ontdekt.
waarde balanspost x 100 waarde balanstotaal
Voorbeeld van een verticale analyse van de balans ACTIVA Oprichtingskosten Materiële vaste activa Voorraden Handelsvorderingen Liquide middelen TOTAAL
JAAR 1 100 5.000 500 300 600 6.500
PASSIVA Kapitaal Reserves Leningen > 1jaar Leningen < 1 jaar Leveranciers TOTAAL
1,55% 76,75% 7,75% 4,65% 9,30% 100%
JAAR 2 80 6.000 800 500 400 7.780
JAAR 1 2.500 100 2.000 800 1.100 6.500
38% 2% 31% 12% 17% 100%
1% 77,1% 10,3% 6,4% 5,2% 100%
JAAR 3 60 5.800 1.000 800 200 7.880
JAAR 2 2.500 150 2.500 1.000 1.630 7.780
32% 2% 32% 13% 21% 100%
0,8% 73,6% 12,7% 10,2% 2,7% 100%
JAAR 3 2.500 180 2.200 1.200 1.800 7.880
32% 2% 28% 15% 23% 100%
In het voorbeeld stijgt het belang van de voorraad in het totaal actief en de liquide middelen dalen van 9,3% naar 2,7%. Aan de passiefzijde stijgt het aandeel van de schulden op korte termijn. Zo stijgen de leningen < 1 jaar van 12% naar 15% en de leveranciers van 17% naar 23%.
17
1.4.2 Verticale analyse van de resultatenrekening Met een verticale analyse van de resultatenrekening wordt de structuur van de resultatenrekening (kosten en opbrengsten) onderzocht. De vertreksbasis bij de verticale analyse is de behaalde omzet die gelijkgesteld wordt aan 100%. Alle kostenen opbrengstencomponenten worden uitgedrukt als een percentage hiervan. Op deze wijze bekomen wij een inzicht in het belang van de kosten ten opzichte van de bekomen omzet. Anders gezegd, met een verticale analyse kan nagegaan worden welke uitgaven er nodig zijn om dergelijke omzetten en resultaten te bereiken.
vergelijken. Deze tijdsanalyse laat toe na te gaan of de relatieve samenstelling van de balans en resultaten gewijzigd is en vervolledigt op deze manier de horizontale analyse, die aangeeft welke verschuivingen zich doorheen de tijd voordoen in een post onafhankelijk van de evolutie van het totaal.
Naast de analyse van de structuur en resultaten op één ogenblik, is het ook mogelijk de balans en de resultaten van enkele opeenvolgende jaren verticaal te analyseren en te
Voorbeeld van een verticale analyse van de resultatenrekening RESULTATENREKENING Omzet – bedrijfskosten = bedrijfsresultaat – financiële kosten + financiële opbrengsten = resultaat gewone bedrijfsuitoef. – belastingen = WINST
JAAR 1 1.600 1.140 460 300 40 200 100 100
100 euro 71,2 euro 28,8 euro 18,8 euro 2,5 euro 12,5 euro 6,2 euro 6,2 euro
JAAR 2 1.800 1.350 450 350 10 110 60 50
100 euro 75 euro 25 euro 19,4 euro 0,6 euro 6,1 euro 3,4 euro 2,8 euro
JAAR 3 1.950 1.500 450 400 20 70 40 30
100 euro 76,9 euro 23,1 euro 20,5 euro 1,0 euro 3,6 euro 2,1 euro 1,5 euro
Tegenover elke 100 euro dat er verkocht wordt, wordt er in jaar 1 71,2 euro bedrijfskosten gemaakt, 75 euro in jaar 2 en 76,9 euro in jaar 3. Ook de financiële kosten stijgen meer dan de omzet, terwijl de financiële opbrengsten dalen. Dit alles heeft tot gevolg dat er in jaar 3 nog maar 1,5 euro winst overblijft per 100 euro verkopen waar dit nog 6,2 euro was in jaar 1.
18
De ratioanalyse 2.1 Wat is een ratioanalyse? Naast een horizontale en een verticale analyse worden op de gegevens uit de jaarrekening ook ratioanalyses uitgevoerd. De ratioanalyse is de meest klassieke financiële analysetechniek. Een ratio is een verhoudingsgetal waarbij 2 of meer gegevens uit de balans, resultatenrekening of de toelichting aan elkaar gerelateerd worden. Theoretisch kan er een oneindig aantal ratio’s berekend worden, maar een groot deel daarvan heeft weinig of geen concrete betekenis. We beperken ons tot de meest algemene ratio’s die voor de meeste ondernemingen relevant zijn.
Liquiditeit: kan de onderneming haar schulden op korte termijn betalen? Efficiëntie: hoe gaat de onderneming om met haar middelen? Rentabiliteit: hoe presteert de onderneming? Solvabiliteit: is de financiële structuur gezond? Toegevoegde waarde: welke waarde wordt door de onderneming gecreëerd?
2.2 De liquiditeit De liquiditeitsratio laat toe na te gaan in welke mate de onderneming aan haar schulden op korte termijn kan voldoen. De middelen die in aanmerking komen om de schulden op korte termijn te voldoen zijn de beperkte vlottende activa.
2.2.1 De algemene liquiditeitsratio of 'current ratio' De 'current ratio' geeft een eerste evaluatie van de liquiditeitsgraad en vergelijkt het totaal van de realiseerbare en beschikbare activa met de schulden op korte termijn, inclusief de overlopende rekeningen. 'current ratio' =
beperkte vlottende activa schulden op korte termijn
BETEKENIS EN INTERPRETATIE VAN DE 'CURRENT RATIO'
Om een veiligheidsmarge te hebben moet de 'current ratio' groter zijn dan 1. Hoe groter de 'current ratio', hoe groter het overschot of de veiligheidsmarges van de vlottende activa boven de schulden op korte termijn en hoe sterker de liquiditeitstoestand. Wanneer de 'current ratio' gelijk is aan of kleiner dan 1, kan dit erop wijzen dat de onderneming financiële moeilijkheden ondervindt. De kritische waarde van de 'current ratio' is 1.
2.2.2 De beperkte liquiditeitsratio of ‘acid test’ De voorraden in de vlottende activa zijn niet altijd even makkelijk realiseerbaar. Enerzijds heeft de onderneming steeds een minimumvoorraad nodig en anderzijds zijn er misschien een aantal goederen die niet verkocht kunnen worden. De 'quick ratio' of 'acid test' houdt enkel rekening met de activa-elementen die gerealiseerd kunnen worden, zonder afbreuk te doen aan de continuïteit van de onderneming. Voorraden worden dus buiten beschouwing gelaten. Ook de overlopende rekeningen worden buiten beschouwing gelaten omwille van het heterogene karakter. De overlopende rekeningen van het actief omvatten namelijk zowel over te dragen kosten als verkregen opbrengsten, terwijl de overlopende rekeningen van het passief zowel uit toe te rekenen 19
kosten als over te dragen opbrengsten bestaan. 'Acid test' = beperkte vlottende activa – voorraden – overlopende rekeningen
bedrijfskapitaal betekent dat er permanente middelen worden gebruikt voor de financiering van de exploitatiecyclus. Lange termijnmiddelen worden dus aangewend voor de financiering van korte termijnoperaties.
vreemd vermogen korte termijn – overlopende rekeningen
Nettobedrijfskapitaal BETEKENIS EN INTERPRETATIE VAN DE 'ACID TEST'
Omdat er geen rekening wordt gehouden met de voorraden als realiseerbaar actief, is de ‘acid test’ een stuk strenger dan de ‘current ratio’. Wanneer deze ratio groter is 1, heeft de onderneming een gezonde liquiditeitstoestand. Hoe hoger de waarde van deze ratio, hoe meer activa aanwezig zijn die op korte termijn kunnen omgezet worden om de verplichtingen op korte termijn na te komen.
PASSIVA
ACTIVA
eigen vermogen
vaste activa ................................... bedrijfskapitaal
vreemd vermogen lange termijn
................................... vlottende activa
vreemd vermogen korte termijn
2.2.3 Het nettobedrijfskapitaal De beperkte vlottende activa vormen het brutobedrijfskapitaal van de onderneming. Wanneer we deze beperkte vlottende activa verminderen met de schulden op korte termijn bekomen we het nettobedrijfskapitaal. Dit nettobedrijfskapitaal vormt de veiligheidsmarge van de onderneming. Nettobedrijfskapitaal =
BETEKENIS EN INTERPRETATIE VAN HET NETTOBEDRIJFSKAPITAAL
Met de berekening van het nettobedrijfskapitaal wordt in feite hetzelfde gemeten als met de ‘current ratio’, maar dan in absoluut bedrag. Wanneer de ‘current ratio’ groter is dan 1, is het nettobedrijfskapitaal positief. Is de ‘current ratio’ kleiner dan 1, dan is het nettobedrijfskapitaal negatief. Het bedrag geeft aan hoe groot de veiligheidsmarge of het tekort is.
beperkte vlottende activa – schulden op korte termijn
Het netto bedrijfskapitaal kan positief of negatief zijn afhankelijk van of er een overschot of een tekort is aan middelen op lange termijn om de nettovastleggingen te financieren. Een belangrijk negatief nettobedrijfskapitaal wijst op een ernstige onevenwichtigheid in de financiële structuur van de onderneming: er kan in dit geval reeds twijfel rijzen omtrent de overlevingskansen van het bedrijf. Een positief 20
Het nettobedrijfskapitaal kan ook uitgedrukt worden in een percentage: nettobedrijfskapitaal x 100 totaal der activa
2.3.2 Dagen klantenkrediet
2.3 De efficiëntieratio’s De efficiëntieratio’s geven aan hoe efficiënt de exploitatiecyclus verloopt in de onderneming en hebben tot doel om na te gaan hoe liquide de elementen van het nettobedrijfskapitaal wel zijn. Ze leggen ook enkele pijnpunten bloot waar nood is aan optimalisatie in het kader van de financieringsbehoeften.
Het aantal dagen klantenkrediet geeft aan wat de gemiddelde tijdsduur is die verloopt tussen het ontstaan van de handelsvorderingen en de inning ervan. Het bepaalt enerzijds de liquiditeitsgraad van de vorderingen en anderzijds de efficiëntie van het debiteurenbeheer. Aantal dagen klantenkrediet =
2.3.1 De voorraadrotatie De voorraadratio’s laten toe de liquiditeitsgraad van de voorraden en de efficiëntie van het voorraadbeheer te bepalen. Met andere woorden, hoe lang duurt het gemiddeld voor de voorraden en bestellingen in uitvoering verkocht worden? Alle ondernemingen moeten streven naar een zo hoog mogelijke voorraadrotatie: hoe sneller de voorraden gerealiseerd worden, hoe hoger hun liquiditeit is en hoe minder er moet gefinancieerd worden. De grootheid van de voorraadrotatie hangt evenwel af van de aard van de geproduceerde en/of verkochte goederen en van de economische sector waartoe de onderneming behoort.
Voorraadrotatie =
omzet voorraden en bestellingen in uitvoering
Deze ratio kan opgesplitst worden in meerdere ratio’ s. Zo kan de rotatie van de grondstoffen, goederen in bewerking, handelsgoederen, enzovoort afzonderlijk bepaald worden. Wanneer de ratio omgedraaid en vermenigvuldigd wordt met 365 bekomen wij het aantal dagen dat een voorraadbestanddeel gemiddeld in de onderneming aanwezig is.
handelsvorderingen omzet inclusief BTW
x 365
Om schommelingen uit te vlakken kan een gemiddelde genomen worden van de uitstaande handelsvorderingen bij het begin en op het einde van het jaar. De uitkomst van deze bewerking kan vergeleken worden met de betalingstermijnen die de onderneming op de factuur vermeldt. Het is niet noodzakelijk dat de toestand per einde boekjaar representatief is voor het dagelijkse gemiddelde van het boekjaar. Dit is bijvoorbeeld het geval bij seizoensgebonden verkopen. BETEKENIS EN INTERPRETATIE VAN HET AANTAL DAGEN KLANTENKREDIET
Hoe kleiner het aantal dagen klantenkrediet, hoe sneller de vorderingen ten gelde gemaakt kunnen worden, wat duidt op een hoge liquiditeitsgraad. Een te klein aantal dagen klantenkrediet kan echter wijzen op een te strenge kredietpolitiek, wat verlies aan klanten kan betekenen. Een te lange inningperiode kan wijzen op een te losse kredietpolitiek of een slechte debiteurenopvolging.
2.3.3 Dagen leverancierskrediet Aantal dagen voorraad =
voorraad omzet
x 365
Het aantal dagen leverancierskrediet is het gemiddeld aantal dagen dat verloopt tussen het ontstaan van de handelsschulden en de betaling ervan. 21
Aantal dagen leverancierskrediet =
handelsschulden aankopen + BTW
2.4 De rentabiliteitsratio’s x 365
BETEKENIS EN INTERPRETATIE VAN AANTAL DAGEN LEVERANCIERSKREDIET
Het aantal dagen leverancierskrediet moet met de nodige omzichtigheid worden geïnterpreteerd. Een hoog aantal dagen leverancierskrediet kan wijzen op betalingsmoeilijkheden van de onderneming of een zeer hoog vertrouwen van de leveranciers in de onderneming. Een laag aantal kan wijzen op een wantrouwen van de leveranciers die dan een directe betaling eisen. Leverancierskrediet kan wel een dure financieringsvorm zijn, omdat in dit geval geen gebruik gemaakt kan worden van eventuele kortingen voor contante betalingen die de leveranciers kunnen toestaan.
Leverancierskrediet dure financieringsvorm? De financiële kost van het derven van de korting voor contante betaling kan berekend worden met volgende formule: I=
K 100 – K
x
365
Voorbeeld Er wordt een korting gegeven van 3% wanneer er binnen de acht dagen wordt betaald. In elk geval moet er op 30 dagen na het einde van de maand betaald worden. Het intrestpercentage bij continue facturering is dan. 3 100 - 3
x
365 (45 - 8)
= 30,5%
45 = gemiddelde termijn zijnde de 15de van de maand + 30 dagen einde maand
22
2.4.1 Het bedrijfsresultaat als vertrekpunt Voor de berekening van de eerste twee vormt het bedrijfsresultaat de basis. Zonder verrekening van de niet-kaskosten wordt het brutobedrijfsresultaat bepaald, met verrekening van de nietkaskosten het nettobedrijfsresultaat. Niet-kaskosten zijn kosten die geen uitgaande kasstromen veroorzaken zoals afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen voor risico’s en kosten. Door de niet-kaskosten niet op te nemen in de berekening van het brutobedrijfsresultaat, wordt de invloed ervan uitgeschakeld. Het bedrag van de niet-kaskosten kan immers fiscaal beïnvloed zijn (snelle afschrijving om de winst te drukken). Toch moet er ook telkens gerekend worden met het nettobedrijfsresultaat want de niet-kaskosten zijn uiteraard ook kosten. Het bruto- en nettobedrijfsresultaat worden als volgt berekend:
T
I = financiële kost op jaarbasis K = kortingspercentage T = leverancierskrediet bij niet contante betaling
I=
De rentabiliteitsratio’ s hebben tot doel om het resultaat van de onderneming te bestuderen in functie van: de omzet om de verkoopmarges te bepalen. de ingezette activa om de rentabiliteit van de gebruikte middelen na te gaan. het eigen vermogen om het rendement voor de aandeelhouder te bepalen.
Berekening bedrijfsresultaat BEDRIJFSOPBRENGSTEN – kosten verkochte goederen – kosten diensten en diverse goederen – personeelskosten – andere exploitatiekosten BRUTOBEDRIJFSRESULTAAT – afschrijvingen – waardeverminderingen – voorzieningen NETTOBEDRIJFSRESULTAAT
2.4.2 De bruto- en nettoverkoopmarge DE BRUTOVERKOOPMARGE
De brutoverkoopmarge is één van de meest gebruikte rentabiliteitsratio’s en wordt als volgt berekend: De brutoverkoopmarge = brutobedrijfsresultaat voor niet-kaskosten omzet
x 100
Verkoopmarges geven dus een eerste indicatie over de winstgevendheid van een onderneming omdat ze het bedrijfsresultaat in verband brengen met de verkopen. Anders gezegd, ze geven aan hoeveel een onderneming wint op een verkoop ter waarde van 100 euro. Het is aangewezen om beide ratio’s samen te bekijken en interessant om deze ratio’s te vergelijken met die van ondernemingen uit dezelfde sector.
2.4.3 De rentabiliteit van de bedrijfsactiva BETEKENIS EN INTERPRETATIE BRUTOVERKOOPMARGE
De brutoverkoopmarge geeft aan hoe groot het brutobedrijfsresultaat is in verhouding met de omzet. Deze brutomarge houdt enkel rekening met de directe kosten die nodig zijn om de omzet te realiseren. Het bepaalt hoeveel euro bedrijfsresultaat er overgehouden wordt per 100 euro verkopen zonder rekening te houden met de niet-kaskosten (afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen). Wanneer ook met deze laatste wordt rekening gehouden, wordt de nettoverkoopmarge bekomen. DE NETTOVERKOOPMARGE
De nettoverkoopmarge houdt in tegenstelling tot de brutoverkoopmarge wel rekening met de kaskosten. Dit heeft tot gevolg dat dit bedrag beïnvloed wordt door de politiek die de onderneming volgt inzake het boeken van afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen voor risico’s en kosten. Bovenstaande formule wordt dan ook aangepast: De nettoverkoopmarge = nettobedrijfsresultaat omzet
x 100
Het bedrijfsresultaat kan ook bekeken worden in functie van de ingezette activa om de rentabiliteit van de gebruikte middelen na te gaan. Deze ratio brengt het gerealiseerde resultaat (winst of verlies) van het boekjaar in verband met het totale geïnvesteerde vermogen (zowel eigen als vreemd vermogen). De formule ziet er als volgt uit: De rentabiliteit van de bedrijfsactiva = bruto- of nettobedrijfsresultaat totaal actief
x 100
Wanneer het totaal der activa beperkt worden tot de vlottende activa kan de bruto- of nettorentabiliteit van de vlottende activa berekend worden. BETEKENIS EN INTERPRETATIE
De rentabiliteit van het totaal actief verduidelijkt het gerealiseerde resultaat per 100 euro geïnvesteerd vermogen en is vooral vanuit investeringsstandpunt belangrijk. Potentiële beleggers zijn namelijk vooral geïnteresseerd in de opbrengst per 100 euro van de geïnvesteerde middelen en niet zozeer in de opbrengst per 100 euro verkopen.
23
Deze ratio laat ook toe het eigen bedrijfsresultaat te vergelijken met dat van andere ondernemingen met een verschillende financiële structuur. De rentabiliteit van het totaal actief is immers onafhankelijk van het aandeel van het eigen en vreemd vermogen in het totaal vermogen (financiële kosten en opbrengsten zijn niet opgenomen in het bedrijfsresultaat). De verdeling van het globaal resultaat onder de verschillende begunstigden (schuldeisers, overheid, aandeelhouders) speelt evenmin een rol.
BETEKENIS EN INTERPRETATIE
2.4.4 De rentabiliteit van het eigen vermogen na belastingen
2.4.5 Verband tussen liquiditeit en rentabiliteit
Het resultaat van het boekjaar kan gerelateerd worden aan het eigen vermogen op voorwaarde dat dit positief is. De berekening van deze ratio heeft bij een negatief eigen vermogen geen zin. Indien een onderneming naast een negatief eigen vermogen ook een negatief bedrijfsresultaat realiseert, zou immers een positief rendement behalen bij de berekening van deze ratio. Nettorentabiliteit eigen vermogen = Resultaat van het boekjaar na belastingen Eigen vermogen
x 100
Om de invloed van de niet-kaskosten uit te schakelen, kan eveneens de brutorentabiliteit van het eigen vermogen berekend worden. Brutorentabiliteit van het eigen vermogen = Resultaat van het boekjaar na belastingen + niet-kaskosten Eigen vermogen
24
x 100
Het nettoresultaat dat de onderneming boekt na de betaling van alle bedrijfs-, financiële en uitzonderlijke kosten en belastingen is in principe ter beschikking van de aandeelhouders. Het hoeft dus geen betoog dat zij, meer nog dan in de rentabiliteit van het totaal geïnvesteerde vermogen, geïnteresseerd zijn in de rentabiliteit van het eigen vermogen van de onderneming. Deze rentabiliteit geeft hen een indicatie van de opbrengst van hun belegging.
Om de continuïteit van de onderneming te verzekeren, moet er aan twee voorwaarden voldaan zijn. De onderneming moet over een minimum aan rentabiliteit beschikken. over voldoende liquiditeiten beschikken om haar schulden op korte termijn te kunnen inlossen. Op basis van deze criteria kan een classificatie van ondernemingen opgesteld worden. Deze classificatie is uiteraard niet absoluut, maar geeft wel een goede indicatie.
Rentabiliteit
+
Liquiditeit
–
GEZOND
+
–
Een onderneming met een goede liquiditeit en rentabiliteit. Zij heeft geen financiële problemen en zal deze ook niet krijgen in de nabije toekomst.
CHRONISCH ZIEK Op dit ogenblik heeft de onderneming nog geen financiële problemen, maar de slechtere resultaten zullen op termijn aanleiding geven tot problemen.
TIJDELIJK ZIEK
STERVEND
De onderneming heeft liquiditeitsproblemen, maar nog een positieve rentabiliteit. Zij kan nog bijkomende middelen aantrekken of deze in de toekomst zelfs genereren.
De onderneming heeft financiële problemen en kan hieraan geen oplossing geven omwille van de negatieve rentabiliteit. Er zullen geen financiers gevonden worden om bijkomende financiële middelen te verschaffen.
2.5 De solvabiliteitsratio’s
BETEKENIS EN INTERPRETATIE
Als we solvabiliteitsratio’s bepalen, is het de bedoeling om na te gaan in hoeverre de onderneming aan al haar schulden zal kunnen voldoen. Met andere woorden, deze ratio’s geven een beeld van de kredietwaardigheid van de onderneming. Externe financiers hechten zeer veel belang aan de solvabiliteit van de onderneming.
2.5.1 De algemene solvabiliteit De algemene solvabiliteit wordt bepaald door het eigen vermogen van de onderneming te relateren aan het totaal vermogen: eigen vermogen Algemene solvabiliteit =
De solvabiliteit geeft weer hoeveel procent van het totaal vermogen van de onderneming bestaat uit eigen vermogen. Hoe groter het percentage, hoe minder schulden de onderneming heeft; hoe kleiner het percentage, hoe meer schulden de onderneming heeft. Bij de aanvraag van nieuwe leningen bekijken banken altijd deze ratio. Het geeft immers een indicatie van de veiligheidsmarge voor geldschieters bij verliezen, waardedaling van activa of waardeverlies bij gedeeltelijke of volledige liquidatie van de onderneming. Voor productieondernemingen wordt 33% als maatstaf beschouwd, voor dienstenondernemingen 25% en voor handelsondernemingen zonder productie 30%. Hoe hoger de solvabiliteit, hoe hoger de kredietwaardigheid.
x 100 totaal vermogen
25
2.5.2 Schuldgraad op lange termijn
2.5.3 De cashflow na belastingen
Een aantal schulden op korte termijn zijn vanuit financieel oogpunt zo goed als permanent. Om deze reden wordt ook de schuldgraad op lange termijn berekend:
De term ‘cashflow’ kan verschillende betekenissen hebben. Letterlijk vertaald betekent cashflow ‘geldstroom’ of het verschil tussen ontvangsten en uitgaven gedurende een bepaalde periode. In het kader van een financiële analyse heeft de cashflow een andere definitie gekregen. De cashflow is hier het resultaat na belastingen vermeerderd met de niet-kaskosten.
Schuldgraad op lange termijn = vreemd vermogen op lange termijn eigen vermogen
x 100
Cashflow =
Om na te gaan hoeveel schuldfinanciering aangewend werd per 100 euro financiële middelen waarover op meer dan 1 jaar beschikt kan worden, kan volgende ratio berekend worden:
resultaat na belastingen + afschrijvingen + waardeverminderingen + voorzieningen
BETEKENIS EN INTERPRETATIE
Schuldfinanciering = vreemd vermogen op lange termijn permanent vermogen
x 100
BETEKENIS EN INTERPRETATIE
Wanneer een onderneming groeit, zijn bijkomende investeringen in vlottende activa nodig. Deze bijkomende financiering kan doorgaans bekomen worden bij leveranciers. Het zijn vooral de schulden op lange termijn die het financieel risico van de onderneming bepalen. Hierop is er immers zowel een interest- als een aflossingsverplichting. Hoe hoger de interest en hoe korter de aflossingstermijn, hoe groter het financiële risico. De schulgraad houdt hier geen rekening mee en moet dus als een ruwe indicator beschouwd worden.
De cashflow van een onderneming geeft niet het bedrag aan liquide middelen weer die de onderneming gedurende een bepaalde periode heeft gegenereerd. Wanneer een onderneming bijvoorbeeld goederen verkoopt op het einde van het boekjaar en een betalingsuitstel verleend van 90 dagen, is het bedrag van de verkoop wel opgenomen in de cashflow, maar zijn de geldmiddelen nog niet in de onderneming. Met de cashflow worden de geldmiddelen bedoeld die de onderneming via de exploitatiecyclus kan verkrijgen en die niet besteed moeten worden aan normale exploitatie-uitgaven. De cashflow vertegenwoordigt dus het bedrag dat de onderneming overhoudt van haar exploitatie tijdens het boekjaar. De cashflow is een maatstaf ter beoordeling van de mate waarin de onderneming erin slaagt interne financiële middelen tot stand te brengen die bestemd zijn om haar activiteit te financieren. Deze middelen kunnen gebruikt worden voor de financiering van investeringen, de aangroei van vlottende activa, aflossing van schulden en winstuitkeringen. Financiële instellingen hechten veel belang aan de cashflow
26
omdat hierdoor wordt gemeten in welke mate de onderneming in staat is om de middelen voor te brengen om het geleende kapitaal terug te betalen zonder haar financieel evenwicht in gevaar te brengen. Indien de cashflow onvoldoende is om de annuïteit van een lening jaarlijks terug te betalen, is de onderneming verplicht uit haar bedrijfskapitaal te putten. Voor de vergelijking van de prestaties van een onderneming met deze van andere ondernemingen is de cashflow soms meer aangewezen dan een winstvergelijking. Zoals reeds eerder aangehaald, zijn de niet-kaskosten immers soms fiscaal geïnspireerd. Met de berekening van de cashflow wordt dit geneutraliseerd.
2.5.4 Dekkingsratio van het vreemd vermogen Om na te gaan of de onderneming in staat is om zijn financiële verplichtingen ten opzichte van derden te voldoen, wordt de dekkingsratio van het vreemd vermogen berekend. De formule ziet er als volgt uit:
2.5.5 De gemiddelde aflossingsduur van vreemd vermogen Wanneer de formule van de dekkingsratio van het vreemd vermogen wordt omgedraaid, is de gemiddelde aflossingsduur van het totaal vreemd vermogen uit de cashflow van een bepaald jaar het resultaat: Gemiddelde aflossing van vreemd vermogen = vreemd vermogen cashflow na belastingen
BETEKENIS EN INTERPRETATIE GEMIDDELDE AFLOSSINGSDUUR
Deze ratio geeft weer op welke termijn een onderneming haar volledige schuld zou kunnen betalen wanneer zij de middelen die door de cashflow worden gegenereerd, volledig zou gebruiken om de schulden terug te betalen. Een kleine gemiddelde aflossingsduur geeft aan dat een onderneming nog bijkomende schulden en de daaraan verbonden aflossingen kan dragen.
Dekkingsratio van het vreemd vermogen = cashflow na belastingen vreemd vermogen
x 100
BETEKENIS EN INTERPRETATIE
Deze ratio geeft aan welk deel van het vreemd vermogen zou kunnen afgelost worden uit de cashflow van een bepaald jaar wanneer de volledige cashflow zou gebruikt worden om het vreemd vermogen terug te betalen. Hoe groter de dekkingsratio, hoe groter het deel van het vreemd vermogen dat door de cashflow kan worden afgelost.
2.6 De toegevoegde waarde De toegevoegde waarde is de waarde die de onderneming toevoegt aan de goederen en diensten die zij van derden bekomt. Het meet dus de waarde van de productie verminderd met het intermediair verbruik. Deze waarde wordt eveneens gebruikt om het binnenlands product van het land te berekenen. Deze is gelijk aan de optelsom van de toegevoegde waarde in de bedrijven en de overheid. Toegevoegde waarde = output – input
27
De bruto toegevoegde waarde wordt gebruikt om volgende kosten te dekken: niet-kaskosten personeelskosten financiële kosten van het vreemd vermogen belastingen
waardeverminderingen en voorzieningen. Wanneer de niet-kaskosten van de bruto toegevoegde waarde worden afgetrokken bekomt men de netto toegevoegde waarde. BETEKENIS EN INTERPRETATIE TOEGEVOEGDE WAARDE
Een vergelijking tussen het bedrag van deze bruto toegevoegde waarde en bepaalde gegevens uit de jaarrekening geeft inzicht in:
Wat overblijft na verrekening van deze kosten, is de toegevoegde winst. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen bruto en netto toegevoegde waarde. Tijdens het productieproces verbruiken de bedrijven niet alleen goederen en diensten die ze inkopen (intermediair gebruik), maar maken ze ook gebruik van kapitaalgoederen zoals machines en gebouwen. De kost van deze kapitaalgoederen krijgt vorm door de afschrijvingen. Daarnaast zijn er nog een aantal andere niet-kaskosten zoals de
INTERMEDIAIR > VERBRUIK (directe kosten bij derden)
de globale prestatie van de onderneming en de efficiëntie van de ingezette middelen. Dit is het geval voor de ratio’s ‘toegevoegde waarde per personeelslid’ en ‘toegevoegde waarde/bruto materiële vaste activa’. een deel van de activiteit van de onderneming dat overeenkomt met een inkomenscreatie (toegevoegde waarde/bedrijfsopbrengsten). het relatief belang van de kosten van schulden, de personeelskosten en de niet-kaskosten.
Input
Output
kost van handelsgoederen, grond- en hulpstoffen
omzet
kost van diensten en diverse goederen WAARDE
niet-kaskosten BRUTO TOEGEVOEGDE WAARDE
personeelskosten
>
NETTO TOEGEVOEGDE WAARDE
>
financiële kosten belastingen toegevoegde winst
28
geproduceerde vaste activa
productie in voorraad
> VAN DE PRODUCTIE
2.7 Wat u moet onthouden Het belangrijkste voordeel van ratio’s is dat het om een eenvoudige, gestandaardiseerde en objectieve meting gaat. De bekomen waarden kunnen vergeleken worden in de tijd om de evolutie te onderzoeken met bepaalde objectieven met andere bedrijfsonderdelen met andere ondernemingen binnen de sector. Een financiële analyse van een onderneming krijgt veel meer waarde wanneer de bekomen resultaten worden vergeleken met andere ondernemingen uit dezelfde sector. Voor een sectorale analyse vergelijkt u de resultaten uit de horizontale, verticale en ratioanalyse met die resultaten die in de sector van de onderneming van toepassing zijn. Het is immers duidelijk dat de financiële kengetallen sectorgebonden zijn. Zo zal bijvoorbeeld de brutomarge van een onderneming die machines bouwt sterk verschillen van deze van een meststoffenfabrikant. Bij een vergelijking van uw cijfers met cijfers van een andere onderneming, is het aangewezen om een onderneming te kiezen met een vergelijkbare bedrijfsomvang. Om u een handje te helpen, kunt u volgende vragen stellen: Heeft de onderneming een positief nettobedrijfskapitaal (current ratio >1)? Komt het aantal dagen klantenkrediet overeen met de factuurvoorwaarden? Is het aantal dagen leverancierskrediet normaal? Is er voldoende voorraadrotatie? Hoe ligt de bruto- en nettoverkoopmarge in vergelijking met de sector? Is de nettorentabiliteit van het eigen vermogen voldoende? Is de onderneming kredietwaardig (solvabiliteit)? Hoeveel bedraagt de gemiddelde aflossingsduur van het vreemd vermogen? Hoe evolueert de cashflow? Hoeveel toegevoegde waarde wordt er gecreëerd per personeelslid?
29
III.
De financiering Een onderneming wordt van bij haar start geconfronteerd met financieringsproblemen: hoeveel eigen vermogen zal er door de aandeelhouders beschikbaar gesteld worden en voor welk bedrag zal er een beroep gedaan worden op vreemd vermogen? Financieringsproblemen beperken zich echter niet tot de start van een onderneming. Het is veeleer een constante factor waarmee elke ondernemer vroeg of laat geconfronteerd wordt. Vooral bij ondernemingen die volop aan het uitbreiden zijn, komt de financiële structuur onder druk te staan. Het is daarom essentieel om er met kennis van zaken over te waken dat de financiële structuur van de onderneming gezond blijft. Daarom moet elke onderneming streven naar een optimale financieringsmix: enerzijds moet er rekening gehouden worden met een gezonde verhouding tussen eigen en vreemde middelen; anderzijds is het belangrijk dat de looptijden van de financiering en de levensduur van de activa die hiermee gefinancierd worden, op elkaar zijn afgestemd.
30
Financieringsmogelijkheden
Nettobedrijfskapitaalbehoefte = vlottende bedrijfsactiva (exclusief de financiële rekeningen) – vreemd vermogen op korte termijn (exclusief financiële schulden)
1.1 Wanneer ontstaat een financieringsbehoefte?
De vlottende bedrijfsactiva, exclusief de financiële middelen, bestaan uit de voorraden, de vorderingen op ten hoogste 1 jaar en de overlopende rekeningen op de actiefzijde van de balans. Het vreemd vermogen op korte termijn, exclusief de financiële schulden, zijn de schulden op meer dan 1 jaar die binnen het jaar vervallen, de handelsschulden, de schulden met betrekking tot de belastingen en sociale lasten, de overige schulden en de overlopende rekeningen op de passiefzijde van de balans.
Doorgaans ontstaan financieringsbehoeften wanneer een onderneming investeert in vaste activa en bij de exploitatiecyclus van de onderneming.
1.1.1 Investeringen in vaste activa Investeren in vaste activa is de meest gekende vorm van investeren. Wanneer een onderneming een nieuw gebouw of machine nodig heeft, moet zij hiervoor de nodige financiële middelen hebben.
1.1.2 Exploitatiecyclus Voor een onderneming geld ontvangt uit haar verkopen, moeten een aantal dingen voorgefinancierd worden zoals de aankopen en het in voorraad houden van grondstoffen en handelsgoederen. Het is pas na betaling van de verkoopfacturen dat er opnieuw geld in het laadje komt. De nettobedrijfskapitaalbehoefte bepaalt het overschot of tekort aan finaciële middelen dat uit de exploitatie van de onderneming ontstaat.
<
goederen of diensten
Bij een negatieve nettobedrijfskapitaalbehoefte is er geen behoefte aan bijkomende financieringsmiddelen. In dat geval volstaan de huidige middelen. Dit overschot wordt gebruikt als financieringsbron voor de vaste activa en leidt tot een positieve kas. De behoefte zal positief zijn wanneer de financieringsbehoeften uit de exploitatiecyclus (betalingsuitstel aan klanten en voorraadrotatie) groter zijn dan de bekomen financieringsbronnen (betalingsuitstel bij leveranciers, belastingen, sociale en andere schulden). Een positief nettobedrijfskapitaal kan deze behoefte opvangen. Is het nettobedrijfskapitaal echter negatief, dan ontstaat een financieringsbehoefte en moet er
< productieproces
<
voorraad
<
voorraad
<
Verkoop <
Aankoop liquide middelen
<
inning facturen
handelsvorderingen
31
bijgevolg gezocht worden naar bijkomende financieringen op korte termijn. Deze aanpak is een goede oplossing voor tijdelijke tekorten, maar wanneer het gaat om een structureel probleem, moeten andere paden bewandeld worden. De oplossing kan er in dit geval in bestaan bijkomende middelen op lange termijn aan te trekken (verhoging kapitaal, meer winstreservatie,financieringen op lange termijn) of de exploitatiecyclus verder te optimaliseren. Een goede beheersing van het werkkapitaal is dus uitermate belangrijk. Volgende aandachtspunten zijn: aankoop en andere betalingen voorraadbeheer en productieproces het debiteurenbeheer AANKOOP
Het is al te eenvoudig om, in het kader van de optimalisatie van de financiering, te stellen dat de leveranciers later wel betaald zullen worden. Een dergelijke houding kan negatieve reacties teweegbrengen: de leveranciers zullen prijsverhogingen doorrekenen, contante betaling eisen of zelfs weigeren om nog verder te leveren. Bovendien kan de kredietwaardigheid van uw onderneming in het gedrang komen doordat uw betalingsgedrag via de leveranciers kan doorgegeven worden aan andere ondernemingen. Het is daarom aangewezen om op voorhand met de leveranciers te onderhandelen over de betalingstermijnen waarover de onderneming kan beschikken. Een eventuele beperking van het aantal leveranciers kan de aankooppositie van uw onderneming verstevigen. Probeer eveneens om stocks in consignatie te nemen. Hierdoor vermindert de financieringsbehoefte aanzienlijk.
32
VOORRAADBEHEER
De voorraden die een onderneming stockeert, zijn aanzienlijk. Deze voorraad moet uiteraard gefinancierd worden en een belangrijk gedeelte van het werkkapitaal kan in de voorraad vervat zitten. De onderneming heeft er dus alle belang bij om het voorraadniveau zo laag mogelijk te houden. Lage voorraden mogen er uiteraard niet toe leiden dat verkoopsopportuniteiten gemist worden. Optimalisatie, en niet minimalisatie, is dus aan de orde! Bij de optimalisatie van het voorraadbeheer komt het “Just in time”-principe om de hoek kijken: de voorraad moet er dus precies op het juiste moment zijn. Het hoeft geen betoog dat een goede verkoopsplanning hierbij van levensbelang is. Om de efficiëntie van het voorraadbeheer te meten kan er onder andere gebruik gemaakt worden van de voorraadrotatie, zoals aangehaald in deel 2. De voorraadrotatie kan verder verfijnd worden door deze per type voorraad te berekenen. Voor traag roterende voorraadtypes kan er geopteerd worden om te werken met bestellingen door de klant. DEBITEURENBEHEER
De klanten kunnen eveneens een aanzienlijk deel van het werkkapitaal in beslag nemen. Naast de financieringsbehoeften die hier uit voortvloeien, is er bovendien nog het risico dat de klant nooit zal betalen. Dit risico, ook wel debiteurenrisico genoemd, sluit u uit door een contante betaling te vragen aan uw nieuwe klanten. Kredietverlening
Wanneer u uitstel van betaling verleent aan een klant, ontstaat het risico dat deze klant nooit zal betalen. Om de kredietwaardigheid van uw klant te bepalen en te achterhalen of u hem uitstel van betaling kunt verlenen, is een financieel onderzoek van de klant in kwestie vereist. Een kredietonderzoek is steeds een aanrader, tenzij het gaat om relatief kleine bedragen. Een kredietonderzoek is bovendien
niet enkel aangewezen voor nieuwe klanten. Het loont ook de moeite om de kredietwaardigheid van bestaande klanten na te gaan om te onderzoeken of de aan hen toegekende kredietlimieten en betalingsvoorwaarden nog verantwoord zijn.
verhouding tussen eigen middelen en schulden?, waaruit bestaan de bezittingen van de klant?, welke resultaten behaalt de klant?, enzovoort. Voor een antwoord op deze vragen kunt u de absolute cijfers of ratio’s van de onderneming raadplegen.
Hoeveel informatie inwinnen ?
Naast de financiële gegevens wint u best ook informatie in over enkele andere elementen zoals de situatie van de sector, de positie van de afnemer in de sector, de ouderdom van de onderneming (starter - gevestigde), het verkoopbeleid, de juridische vorm, enzovoort. Deze informatie is doorgaans aanvullend, maar laat toe om na te gaan hoe de financiële positie van de onderzochte onderneming verder zal evolueren.
De kredietwaardigheid moet voor elke klant afzonderlijk worden uitgezocht. Het is niet mogelijk om hier universeel bedrag op te kleven omdat meerdere factoren zoals onder meer winstmarge, betalingstermijn en binnen- of buitenland, een rol spelen. U werkt het best een regeling uit waarin u stelt dat - bij een bedrag lager dan bedrag X geen onderzoek wordt verricht; - bij een bedrag tussen bedrag X en Y een gewoon onderzoek wordt uitgevoerd; - bij een bedrag hoger dan bedrag Y een uitgebreid onderzoek wordt ingesteld. Naast het debiteurenrisico speelt de tijd waarbinnen de beslissing over het al of niet uitstel geven van betaling genomen moet worden, eveneens een rol. In bepaalde situaties dienen zich opportuniteiten aan die niet toelaten dat er lang gewacht wordt met het nemen van de beslissing. Het gevaar bestaat er dan in dat hoe sneller u een beslissing moet uitvoeren, hoe minder diepgaand u het onderzoek kunt verrichten.
Bureaus voor handelsinlichtingen
Een aantal ondernemingen zijn gespecialiseerd in het verschaffen van financiële informatie over andere bedrijven. De informatie die zij verschaffen, gaat van de aflevering van een gevraagde jaarrekening tot een uitgebreide analyse van de onderneming vergeleken met deze van de concurrenten binnen de sector. Zij kunnen u ook vertellen of er geprotesteerde wissels van de onderneming bestaan en of er dagvaardingen van de RSZ aan de onderneming zijn gericht. Bovendien bewaren een aantal van deze bureaus persartikels over ondernemingen om een oordeel over de betrokken ondernemingen te vormen.
Welke informatie inwinnen?
De informatie die u voor het verlenen van uitstel van betaling moet inwinnen, is vooral financiële informatie. Het is de financiële sterkte en betrouwbaarheid van de klant die doorslaggevend zal zijn: hoeveel eigen vermogen is er aanwezig?, hoeveel schulden heeft de klant?, wat is de 33
Checklist ondernemingen in moeilijkheden Aan het faillissement van een onderneming gaat meestal een periode van financiële moeilijkheden vooraf. Heel wat schade kan dan ook vermeden worden wanneer tijdig geanticipeerd wordt op de financiële situatie van de onderneming. Dit kan door bijvoorbeeld de kredietlimieten en betalingstermijnen kritisch te evalueren of bijkomende waarborgen, zoals een persoonlijke waarborg, te eisen. Hierna volgen een aantal knipperlichten die erop kunnen wijzen of een bepaalde onderneming zich in financiële moeilijkheden bevindt. De meeste van deze indicatoren op zich zijn niet doorslaggevend, maar het geheel moet tot een beslissing leiden.
Intern Stelt u een vertraging in de betalingen vast? Zijn er ongedekte of in de toekomst gedateerde cheques? Is er een opvallende wijziging in het koopgedrag?
Extern Zijn er geprotesteerde wissels? Bestaan er achterstallige schulden bij de RSZ of de belastingen? Is de firma gedagvaard door de RSZ ? Hebben er recentelijk inbeslagnames plaatsgevonden? Is er een schrapping als erkende of geregistreerde aannemer? Heeft de jaarlijkse algemene vergadering plaatsgevonden? Is de jaarrekening tijdig neergelegd? Zijn de liquiditeit en solvabiliteit voldoende hoog? Zijn er recente bedrijfsverliezen? Heeft de bedrijfsrevisor een ongunstig advies gegeven? Zijn er ontslagen van zaakvoerders/bestuurders/directieleden? Zijn er wijzigingen in adres, benaming of financiële instelling? Staat de onderneming abnormale kortingen toe? Zijn de producten nog concurrentieel?
34
Tien vuistregels om het risico van niet-betaling te verminderen Een oude volkswijsheid stelt dat voorkomen beter is dan genezen. Deze wijsheid is meer dan terecht in het kader van het debiteurenbeheer. Het invorderen van onbetaald gebleven vorderingen is geen aangename taak en het realiseren van verliezen door oninbare vorderingen maakt bij weinig bedrijven deel uit van de basisdoelstellingen. 1. Wees selectief bij de toekenning van krediet. 2. Maak goede verkoopsvoorwaarden. 3. Werk met kredietlimieten. 4. Bepaal zo kort mogelijke betalingstermijnen. 5. Vrijwaar uw rechten als onbetaalde verkoper. 6. Probeer bijkomende waarborgen te bekomen. 7. Gebruik veilige betaalmiddelen. 8. Organiseer overleg tussen de financiële en commerciële afdeling. 9. Werk met kredietverzekeringen voor buitenlandse klanten. 10. Hanteer een efficiënte en effectieve klantopvolging.
<
< EXTERNE FINANCIERING
eigen vermogen
vreemd vermogen
<
Bij de afweging van de verschillende financieringsmogelijkheden moet u rekening houden met volgende elementen: 1. Welke invloed heeft de gekozen financieringsvorm op de solvabiliteit en liquiditeit van mijn onderneming? 2. Hoe lang moeten de middelen ter beschikking zijn? 3. Welke rente is verschuldigd? Om de verschillende rentes met elkaar te kunnen vergelijken, worden ze best uitgedrukt op jaarbasis. 4. Hoeveel eigen middelen heb ik om een investering aan te gaan? 5. Is mijn onderneming bereid om de rente te laten aanpassen gedurende de looptijd van de financiering? Bij een aantal kredietvormen bestaat de keuze tussen een vaste of een variabele rente. Een vaste rente heeft het voordeel dat u op voorhand weet wat u moet betalen, maar u kunt niet profiteren van een tussentijdse rentedaling. 6. Op welke steunmaatregelen van de overheid kan er een beroep gedaan worden bij de voorgestelde financieringen? 7. Welke waarborgen worden er gevraagd?
ZELFFINANCIERING
<
Keuze financieringsvorm
Financieringsvormen
<
Wanneer een onderneming een duidelijk zicht heeft op haar financieringsbehoeften, moet zij bepalen welke financieringsvorm wenselijk is. Bij deze keuze is het belangrijk om de financieringsvorm af te stemmen op de financieringsbehoefte. Zo zorgt u er best voor dat behoeften op lange termijn gefinancieerd worden met middelen op lange termijn en moet u erover waken dat een structureel positief nettobedrijfskapitaal niet permanent gefinancierd wordt met dure financieringen op korte termijn.
Er bestaan verschillende vormen van financiering die schematisch als volgt kunnen worden samengevat:
<
1.2 Financieringsmogelijkheden
korte termijn
lange termijn
1.2.1 Zelffinanciering Zelffinanciering is de generatie van middelen door de onderneming zelf. De mate van zelffinanciering kan eenvoudig berekend worden door de som te maken van de nietuitgekeerde winsten en de niet-kaskosten (afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen). De som vertegenwoordigt de financiële middelen die uit de werking van de onderneming zijn ontstaan gedurende een bepaald jaar waarover de onderneming kan beschikken. Door de winsten van de onderneming te reserveren, wordt het eigen vermogen van de onderneming versterkt. Toch gaat u best na of er geen overtollige middelen in de onderneming worden gecreëerd 35
waarop onvoldoende rendement aan de aandeelhouders gegeven kan worden.
1.2.2 Externe financiering met eigen vermogen Wanneer de onderneming behoefte heeft aan bijkomende financiële middelen, kan er beslist worden om een kapitaalverhoging door te voeren. Meteen wordt ook de solvabiliteit van de onderneming verhoogd. Een kapitaalverhoging impliceert dat er, in tegenstelling tot vreemd vermogen, geen financiële druk tot kapitaalterugbetaling en interestbetaling bestaat. Bovendien kan de onderneming in de toekomst tegen betere voorwaarden nieuwe leningen opnemen: het risico voor de kredietverschaffer vermindert wanneer het eigen vermogen wordt verstevigd. Tenslotte zijn er fiscale stimuli zoals de investeringsreserve en notionele interestaftrek, om de financiering met eigen vermogen aan te moedigen.
1.2.3 Externe financiering met vreemd vermogen op lange termijn Wanneer er een beroep gedaan wordt op vreemd vermogen op lange termijn, moeten afspraken worden gemaakt over op welke tijdstippen de interestvergoeding en de kapitaalaflossingen moeten gebeuren. Er bestaat een enorme waaier van mogelijkheden om een financiering aan te gaan. We bespreken hieronder enkel die mogelijkheden die het meest voor KMO voorkomen. DE ACHTERGESTELDE LENING
Een kredietverschaffer die een achtergestelde lening toekent, verklaart zich akkoord dat bij faillissement eerst de andere schuldeisers worden betaald. Hij wordt als het ware achtergesteld ten opzichte van de andere schuldeisers. Deze laatsten krijgen hierdoor een iets grotere waarborg. Wanneer de overheid leningen toekent aan een onderneming, 36
zijn dit soms achtergestelde leningen. Hierdoor zullen andere kredietverschaffers gemakkelijker bereid zijn om andere leningen toe te kennen. Een achtergestelde lening komt ook voor wanneer de aandeelhouders bijkomende financiële middelen niet onmiddellijk onder de vorm van kapitaal ter beschikking willen stellen. HET INVESTERINGSKREDIET
Het investeringskrediet is een kredietvorm op halflange of lange termijn. Het is bedoeld voor de aankoop van kapitaalgoederen zoals grond, gebouwen en machines die op duurzame wijze worden gebruikt in de onderneming. De termijn van het krediet mag de economische levensduur van het onderliggend activabestanddeel niet overschrijden. Er is veelal een ruim aanbod van terugbetalingsmogelijkheden. De terugbetalingen kunnen maandelijks, driemaandelijks, zesmaandelijks of jaarlijks in gelijke schijven of volgens een vooraf bepaald terugbetalingsplan gebeuren. Het gaat om een vrij stabiele en zekere kredietvorm waarbij de financiële instellingen gewoonlijk bereid zijn om 80 % van de investering te financieren. De overige 20% moet met eigen middelen gefinancierd worden. Meestal zal de kredietverschaffer wel bijkomende waarborgen vragen. HET WENTELKREDIET
Het wentelkrediet, ook wel een investeringskrediet met vlottende rentevoet of 'roll over' (krediet) genoemd, is een krediet op middellange en lange termijn dat bestaat uit opeenvolgende vaste voorschotten. Het ene vaste voorschot volgt het andere op ('roll over') en dit gedurende een periode van drie tot tien jaar. De opnames en terugbetalingen gebeuren in één of verschillende malen volgens een vooraf opgemaakt schema. De rentevoet is meestal gebaseerd op de EURIBOR,
vermeerderd met een commerciële marge voor de bank. Dit betekent dat de rente van een 'roll over'-krediet eigenlijk variabel is. Daarom is dit type krediet soms meer aangewezen dan een krediet op lange termijn, vooral wanneer de rente op korte termijn onder de rente op lange termijn blijft en het ernaar uitziet dat dit in de toekomst zo zal blijven. Het is echter nooit uit te sluiten dat er, gedurende de looptijd van het krediet, een inverse rentestand ontstaat (rente op korte termijn hoger dan die op lange termijn). FINANCIËLE LEASING
Leasing wordt dikwijls geassocieerd met personenwagens. Theoretisch kunnen alle roerende goederen (machines, meubilair, enzovoort) gefinancierd worden met een leasingcontract. Ook onroerende goederen komen hiervoor in aanmerking. Financiële leasing is een vorm van financiering waarbij de cliënt het voorwerp van de leasing in zijn balans mag activeren en afschrijven. Gedurende de looptijd van het contract heeft de onderneming een gebruiksrecht en blijft de leasingmaatschappij de eigenaar. Op het einde van het contract kan de onderneming gebruik maken van een aankoopoptie die meestal maximaal 15% van de aankoopprijs bedraagt. Leasing vertegenwoordigt in sommige gevallen 100% financiering zonder eigen inbreng en zonder waarborgen: dit is mogelijk doordat de leasingmaatschappij de juridische eigenaar van de investering blijft. Wanneer niet betaald wordt, kan de leasingmaatschappij het goed veel eenvoudiger terugnemen dan een financiële instelling die een klassieke financiering heeft toegekend. De leasingmaatschappij moet geen rekening houden met andere schuldeisers van de onderneming. Een ander voordeel van leasing is dat de BTW door de leasingmaatschappij wordt voorgefinancierd. Zij koopt immers de investering en moet daarop de BTW betalen die zij
recupereert. De onderneming betaalt de BTW via de leasingbedragen gespreid in de tijd. LENING OP AFBETALING
Voor de aanschaf van bepaalde goederen met een gebruiksduur van enkele jaren bestaat in een aantal gevallen de mogelijkheid om de aankoop te financieren met een lening op afbetaling. Op vaste tijdstippen, meestal elke maand, moet er dan een vast bedrag afbetaald worden aan de kredietverschaffer. Deze vorm van financieren wordt eerder voor privé-doeleinden gebruikt dan voor professionele doeleinden en voor kleinere investeringen. Het is doorgaans een relatieve dure vorm van lenen.
Kostprijs van leningen op afbetaling Bij de lening op afbetaling is meestal sprake van een maandelijks lastenpercentage. Dit lastenpercentage wordt steeds berekend op het oorspronkelijk bedrag. Om het lastenpercentage om te zetten naar de werkelijke jaarlijkse intrest die wordt aangerekend, kan gebruik gemaakt worden van de volgende formule: aantal betalingen
Maandelijks lastenpercentage x 24 x
aantal betalingen + 1
Voorbeeld De aankoopprijs van een wagen bedraagt 21.500 euro, het maandelijks lastenpercentage is 0,32% met een afbetalingsperiode van 48 maanden. Er is geen voorschot verschuldigd. Maandelijkse afbetaling: Terugbetaling: 21.500 : 48 = Lasten: 21.500 x 0,32% =
447,92 68,8
Totaal:
516,72
Werkelijke intrest:
0,32 x 24 x
48 49
= 7,52%
37
1.2.4 Externe financiering met vreemd vermogen op korte termijn KASKREDIET
Het kaskrediet biedt u de mogelijkheid om tot een bepaald bedrag in het rood te gaan op uw bankrekening. Naast de rente die betaald wordt op de debetstand van de rekening, moet ook een reserveringscommissie betaald worden. Die is een bepaald percentage op de niet opgenomen bedragen. Het grote voordeel van een kaskrediet is zijn soepelheid om tijdelijke tekorten in het bedrijfskapitaal op te vangen. Het is bedoeld om voor aanvullende middelen te zorgen voor de exploitatie van uw commerciële activiteiten, bijvoorbeeld de financiering van de voorraad, het verlenen van betalingsuitstel aan uw klanten. De rente wordt ook alleen maar aangerekend op het opgenomen gedeelte. Het nadeel van het kaskrediet is dat het een vrij dure financiering is waardoor het bij onoordeelkundig gebruik duur kan uitvallen. ‘STRAIGHT LOANS’
Een ‘straight loan’ of voorschot op vaste termijn is een thesaurievoorschot op de zichtrekening van de onderneming binnen een toegekende kredietlijn van een vast bedrag voor een vaste duurtijd (minder dan een jaar) en tegen een vooraf bepaalde vaste rente. Deze rente is gelijk aan de EURIBOR voor dezelfde termijn als de ‘straight loan’, verhoogd met een variabele marge van 1 tot 3%, afhankelijk van de kredietwaardigheid van de kredietnemer en de grootte van het krediet. De ‘straight loan’ is een alternatief voor een kaskrediet. Ze is minder soepel, maar de rente is voordeliger. Ondanks het feit dat een ‘straight loan’ aan dezelfde behoefte tegemoet komt (een welbepaald bedrag gedurende een welbepaalde periode tegen een vaste rentevoet), is ze tevens voordeliger dan het discontokrediet.
38
DISCONTOKREDIETEN
Discontokrediet is een kredietvorm die gebaseerd is op een wisseltrekking tussen een kredietnemer en een derde. Door de wissels te verdisconteren koopt de bank de schuldvordering over van de kredietnemer onder voorbehoud van een correcte inning op de vervaldag. Het door de bank overgedragen bedrag stemt overeen met de nominale waarde van het effect verminderd met de intrest berekend op de vervaldag en een provisie (discontokosten). Er heerst een sterke concurrentie tussen het discontokrediet en het voorschot op vaste termijn, omdat beide vormen van krediet aan dezelfde behoefte tegemoet komen, namelijk een bepaald bedrag gedurende een bepaalde periode tegen een vaste rentevoet. Het discontokrediet is echter 2 tot 3% duurder dan een voorschot op vaste termijn. 'FACTORING'
'Factoring' is een vorm van debiteurenfinanciering waarbij de klantenportefeuille wordt uitbesteed aan een extern bedrijf die zorgt voor de afhandeling van de debiteuren. Het externe bedrijf of de factor neemt de afhandeling van debiteuren over en ontvangt daarvoor meestal een percentage van de omzet (0,15 tot 3%). Het bedrijf dat de debiteuren uitbesteedt, ontvangt direct bij verkoop bijna het gehele verkoopbedrag. De factor financiert immers 80 tot 90% van het factuurbedrag. De factor geeft per klant limieten op waarbinnen de aangesloten onderneming kan leveren. 'Factoring' is vooral interessant voor bedrijven die snel groeien en dus permanent over de nodige financiële middelen moeten beschikken. De onderneming blijft wel het debiteurenrisico houden, tenzij er een afzonderlijke verzekering wordt genomen. Indien zou blijken dat de klant niet betaalt, moet het geld teruggestort worden aan de factor.
VOORSCHOT OP FACTUREN
Een onderneming kan haar verkoopfacturen overdragen aan een financiële instelling die op basis van dit pand bereid is om aan de onderneming een voorschot toe te staan. Op de factuur moet vermeld worden dat de factuur enkel op een bepaalde bankrekening mag betaald worden. De kostprijs is vergelijkbaar met de rente op een kaskrediet.
1.3 Uw onderneming door de bril van de externe financier Wanneer een onderneming een financiering wenst aan te gaan bij een financiële instelling, zal deze een grondige analyse van de onderneming doorvoeren. Zij moet beslissen of zij een financiering toekent en onder welke voorwaarden. Onder deze voorwaarden vallen de waarborgen die zij zal eisen en de rente die zal aangerekend worden. Deze beide voorwaarden zijn in functie van de inschatting van het risico dat de financiële instelling loopt bij het toekennen van de financiering. Het risico bestaat uit het niet nakomen van de verplichtingen door de onderneming. Hoe hoger het risico hoe meer waarborgen en rentevergoeding er gevraagd wordt. Sinds 1 januari 2007 zijn financiële instellingen, bij het verlenen van kredieten aan ondernemingen, gevonden aan de Basel II normen. Deze bepalen onder meer dat zij meer eigen vermogen opzij moeten zetten voor risicovolle leningen dan voor leningen met een laag risico. Dit betekent dat deze kredieten duurder zullen zijn. De financiële ratio’s van de onderneming zijn hier van wezenlijk belang. Waar er vroeger door de huisbankier rekening werd gehouden met relatie met de onderneming, de plannen van de
ondernemer, enzovoort, tellen nu de keiharde cijfers. Er wordt meer gekeken naar de reële situatie dan naar toekomstplannen. Ook het feit dat de reële rentabiliteit van de onderneming omwille van fiscale optimalisatie hoger ligt dan de officiële zal geen verandering brengen in het oordeel van de financier. Zijn berekeningsprogramma’s houden hier geen rekening mee. Wat niet op papier staat, telt niet. Bij de bepaling van het risicoprofiel van de onderneming houdt de financiële instelling onder andere rekening met de liquiditeit van de onderneming (bedrijfskapitaal), de solvabiliteit, de rentabiliteit, de terugbetalingscapaciteit en de verstrekte waarborgen.
1.4 Overheidstoelagen De overheid geeft op diverse manieren steun aan ondernemers. Deze steun kan de vorm aannemen van subsidies, het verstrekken van waarborgen, het verschaffen van risicokapitaal, enz. Gezien de veelheid aan steunmaatregelen, beperken we ons tot een bondige bespreking van een aantal vaak voorkomende vormen van overheidssteun.
1.4.1 Participatiefonds Het Participatiefonds, opgericht door de overheid ter bevordering van het zelfstandig ondernemerschap, verstrekt achtergestelde leningen tegen heel interessante voorwaarden. ‘STARTEO’ helpt de ondernemer door de opstartfase. Deze lening richt zich tot zelfstandigen, zaakvoerders of bestuurders van een vennootschap, die hun activiteit als zelfstandige sinds minder dan vier jaar in hoofdberoep uitoefenen. Ze is bestemd voor de financiering van de startinvesteringen, samen met een eigen inbreng en een aanvullend bankkrediet. 39
Een gelijkaardig project, ‘OPTIMEO’, richt zich tot bestaande zelfstandigen en ondernemingen die de uitbreiding van hun activiteit wensen te financieren. Voor ondernemingen in ontwikkeling is er ‘BUSINESS ANGELS +’ waarbij de ondernemer kan rekenen op de financiële begeleiding van een of meerdere Business Angels. Het Participatiefonds ondertekende hiertoe een samenwerkingsakkoord met het BAN Vlaanderen (Business Angels netwerk). > Meer informatie? Surf naar www.fonds.org.
1.4.4 Waarborgregeling De waarborgregeling van de Vlaamse overheid biedt de bank of kredietverschaffer meer zekerheid wanneer een ondernemer als starter, kmo of vrij beroep - onvoldoende zekerheden kan voorleggen. Door de terugbetaling van kapitaal en intresten aan de financiële instelling te waarborgen, vergemakkelijkt ze de toegang tot de gewone bancaire kredieten en leningen. > Meer informatie? Surf naar www.waarborgregeling.be.
1.4.3 Ecologiepremie De ecologiepremie werd ingevoerd als financiële stimulans voor KMO’s die ecologie-investeringen zullen realiseren in het Vlaams Gewest. Onder ecologie-investeringen worden milieuinvesteringen en investeringen op energiegebied verstaan. De subsidieaanvraag gebeurt volgens een call-systeem, waarbij de minister na een oproep een vooraf bepaalde subsidieenveloppe verdeelt over de best gerangschikte subsidieaanvragen, tot het budget opgebruikt is. > Meer informatie? Surf naar www.vlaanderen.be/ecologiepremie.
40
1.4.4 Win win-lening Met de win win-lening wil de Vlaamse overheid particulieren fiscaal aanmoedigen om geldmiddelen ter beschikking te stellen aan startende ondernemingen. De kredietnemer wordt als starter beschouwd zolang hij voor nog niet langer dan 3 jaar is ingeschreven bij de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO). Wie als vriend, familielid of kennis gedurende een vaste looptijd van 8 jaar tot 50.000 euro leent aan een startend Vlaams bedrijf, krijgt hierop jaarlijks een belastingvermindering, gekoppeld aan een eventuele fiscale recuperatie indien de kredietnemer het bedrag niet kan terugbetalen. > Meer informatie? Surf naar www.winwinlening.be.
1.4.5 Strategische investerings- of opleidingssteun Kleine, middelgrote en grote ondernemingen die omvangrijke beroepsinvesteringen of een omvangrijk opleidingsproject uitvoeren in het Vlaams Gewest, kunnen via deze maatregel financieel ondersteund worden. De strategische investeringssteun richt zich tot projecten met een subsidiabel investeringsbedrag van meer dan 8 miljoen euro. Inzake opleidingssteun gaat het om opleidingsprojecten vanaf 450.000 euro gedurende een periode van maximaal 3 jaar. > Meer informatie? Surf naar www.vlaanderen.be/ondernemen.
De overheid verleent op verschillende manieren financiële steun aan KMO’s. Er bestaan nog heel wat andere vormen van steun dan die hierboven werden opgesomd. Het is zeker de moeite waard om na te gaan of u, in het kader van bepaalde plannen, een graantje kunt meepikken.
41
Dienstenaanbod van SBB voor de startende ondernemer Opstartformaliteiten • controle startvoorwaarden • nazicht nodige vergunningen • inschrijving Kruispuntbank van Ondernemingen • activering BTW-nummer • registratie als aannemer • aandachtspunten sociaal statuut • verplichte en vrije verzekeringen • steunmaatregelen
Juridische begeleiding bij opstart • opmaak financieel plan (vennootschap) • keuze eenmanszaak of vennootschap • contracten en overeenkomsten
Boekhouding en fiscaliteit • opmaak jaarrekening • BTW-verplichtingen • personenbelasting- en vennootschapsbelasting • analyse bedrijfsresultaat • fiscale optimalisaties • bijstand fiscale controles
Milieuadvies • opmaak en begeleiding milieudossiers • opmaak en begeleiding socioeconomische vergunning
42
Dienstverlening van SBB Accountancy • Boekhouding • Budgettering • Kostprijsberekening • Financieel plan • Subsidies en financieringsmaatregelen • Investeringsadvies • Analyse van de bedrijfsresultaten • Automatisering administratieve organisatie • Bedrijfsovernames • Eerste vestiging • Oprichting vennootschappen
Fiscaliteit • Wettelijke verplichtingen en advies op het vlak van personen- en vennootschapsbelasting • BTW-formaliteiten en -advies • Fiscale optimalisaties • Bijstand fiscale controles • Bezwaarschriften en procedures • Fiscaliteit inzake tewerkstelling
Bedrijfseconomisch advies • Begeleiding van bedrijfsovernames • Onteigeningen en berekening uittredingsvergoeding • Expertises en schattingen • Leefbaarheidsstudie (o.a. in het kader van sommige bouwberoepen) • Intensieve bedrijfsbegeleiding • Melkquotaoverdrachten • Invullen van VLIF-aanvragen en informatiefiches • Bespreking van VLIF- en milieuboekhouding • Bedrijfsaudit ter voorbereiding van een bedrijfsoverdracht
Strategisch advies • Waardebepaling van ondernemingen • Overnameconstructies en successieplanning (holding, managementvennootschap, patrimoniumvennootschap) • Grondige investerings- en risicoanalyse • Financieringscalculatie • Administratieve en financiële auditing • Internationale belastingvraagstukken • Personeelsfiscaliteit (statuutkeuze, fiscaalvriendelijk belonen,...) • Fiscale optimalisaties
Juridisch advies ondernemingsgebonden aspecten van: • burgerlijk recht • ondernemingsrecht • familierecht • erfrecht • milieurecht • agrarisch recht
Advies inzake milieu en ruimtelijke ordening • Milieuvergunningsdossiers, evenals de eventuele beroepsdossiers • Milieu-audits • Decretale milieu-audits • MER-dossiers • Extern milieucoördinator • Diverse aangiftes • Planologische attesten • Alle adviezen omtrent milieu en ruimtelijke ordening in het algemeen en begeleiding bij bijhorende dossiers • Milieuboekhoudingen
Agro Bouwadvies • Conceptstudies • Ontwerpen veestallen en loodsen • Erfordening • Emissiearme gebouwen • Wetgeving dierenwelzijn • Renovatie stallen • Ventilatie- en klimaatadvies
43
Wij zijn in de buurt www.sbb.be Colofon Verantwoordelijke uitgever: Herman Vidts, Vuurkruisenlaan 2, 3000 Leuven Auteurs: SBB dienst financiën/studiedienst Coördinatie en eindredactie: SBB dienst marketing en communicatie Vormgeving: Factum, Puurs Alle rechten voorbehouden. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie en de uitgever streven naar de betrouwbaarheid van de informatie opgenomen in deze uitgave. Zij kunnen evenwel niet aansprakelijk worden gesteld voor de informatie en de toepassing ervan. Evenmin zijn zij gehouden tot een resultaatsverbintenis mochten bepaalde wijzigingen aan hun waakzaamheid ontsnapt zijn. Deze uitgave werd bijgewerkt in november 2008.
44
Antwerpen Vaartstraat 79, 2960 Brecht tel. 03/330 16 30 | fax 03/633 05 22
[email protected] Lintsesteenweg 27/1, 2500 Lier tel. 03/480 20 92 | fax 03/488 23 48
[email protected] Mechelsestw. 109A, 2860 St.-Katelijne-Waver tel. 015/56 06 60 | fax 015/55 02 97
[email protected] Kempenlaan 29, 2300 Turnhout tel. 014/43 64 21 | fax 014/44 22 55
[email protected] Antwerpseweg 10, 2440 Geel tel. 014/56 29 80 | fax 014/59 03 43
[email protected]
Limburg Peerderbaan 21, 3960 Bree tel. 089/46 07 60 | fax 089/46 19 45
[email protected] Europaplein 43 bus 1, 3620 Lanaken tel. 089/71 03 33 | fax 089/71 03 45
[email protected] Rijksweg 371, 3630 Maasmechelen tel. 089/75 63 08 | fax 089/75 46 08
[email protected] Tongersestw. 100, 3800 Sint-Truiden tel. 011/68 80 28 | fax 011/69 18 70
[email protected] Achttiende Oogstwal 9, 3700 Tongeren tel. 012/23 63 43 | fax 012/39 11 24
[email protected]
Vlaams Brabant Vuurkruisenlaan 2, 3000 Leuven tel. 016/24 51 59 | fax 016/24 51 54
[email protected] Assesteenweg 100, 1742 Ternat tel. 02/454 13 30 | fax 02/454 13 49
[email protected] Staatsbaan 57, 3460 Diest tel. 013/33 44 57 | fax 013/32 25 07
[email protected] A. Biesmanslaan 16, 1560 Hoeilaart tel. 02/657 58 73 | fax 02/657 77 23
[email protected]
Oost-Vlaanderen Oostveldstraat 17, 9900 Eeklo tel. 09/377 54 08 | fax 09/377 50 88
[email protected] Wortegemstraat 22, 9700 Oudenaarde tel. 055/33 94 40 | fax 055/30 13 68
[email protected] Poolse Winglaan 2, 9051 Gent (St.-Denijs-Westrem) tel. 09/243 89 70 | fax 09/243 89 79
[email protected] Denen 157, 9080 Lochristi tel. 09/337 00 26 | fax 09/337 00 19
[email protected] Kleine Laan 26b, 9100 Sint-Niklaas tel. 03/760 10 30 | fax 03/766 06 37
[email protected] Moorselbaan 391, 9300 Aalst tel. 053/78 35 42 | fax 053/78 23 76
[email protected]
West-Vlaanderen Kasteelstraat 30, 8600 Diksmuide tel. 051/50 08 33 | fax 051/51 01 22
[email protected] Witte Molenstraat 45 B1, 8200 Brugge tel. 050/40 48 80 | fax 050/38 92 63
[email protected] Diksmuidseweg 95, 8900 Ieper tel. 057/20 82 65 | fax 057/21 82 89
[email protected] Diksmuidsestw. 406, 8800 Roeselare tel. 051/26 08 80 | fax 051/22 07 34
[email protected] Felix d’Hoopstraat 181, 8700 Tielt tel. 051/42 61 11 | fax 051/40 75 43
[email protected] H. Verriestlaan 151, 8500 Kortrijk tel. 056/24 17 20 | fax 056/25 82 96
[email protected]
Oostkantons Herbesthaler Straße 82, 4700 Eupen tel. 087/59 16 90 | fax 087/59 16 97
[email protected] Malmedyer Straße 63, 4780 Sankt Vith tel. 080/28 03 50 | fax 080/22 92 99
[email protected]
Hoofdzetel Vuurkruisenlaan 2, 3000 Leuven tel. 070/222 673 | fax 070/222 672
[email protected]
www.sbb.be
SBB. Partner voor bedrijvige mensen. SBB is een accountants- en advieskantoor met vestigingen in heel Vlaanderen. Onze medewerkers staan ten dienste van ruim 18.000 klanten uit alle sectoren. Starters, zelfstandige ondernemers, vrije beroepen, VZW’s en KMO’s kunnen bij SBB terecht voor een volledige begeleiding inzake boekhouding en accountancy, fiscaliteit, juridisch en milieuadvies. Dankzij een centraal uitgebouwde studiedienst, een solide IT-ondersteuning en duidelijke prijsafspraken kunnen de klanten van SBB rekenen op een kwalitatieve en performante dienstverlening.