A4-kranten bevatten artikelen van NRC Handelsblad over actuele onderwerpen. Deze A4-kranten kunnen worden gebruikt in lessen en bij opdrachten voor scholieren in het ‘Studiehuis’ (hoogste klassen havo/vwo). De A4-kranten zijn gratis te downloaden via www.nrc.nl/ scholieren.
Undercoveracties, infiltratie, pseudokoop, inkijkoperaties, DNA-onderzoek, camera’s, sectie, afluisteren en aftappen, scanners. Het zijn allemaal hulpmiddelen voor de opsporing van criminelen. En omdat de roep om harder optreden en strenger straffen luider wordt, mogen politie en justitie er steeds ruimer gebruik van maken.
De redactie van Stepnet van uitgeverij ThiemeMeulenhoff maakt opdrachten bij artikelen in de A4-kranten. Deze opdrachten zijn te vinden op de website www.stepnet.nl. De artikelen in de A4kranten zijn zo gekozen dat er voor meedere vakken opdrachten bij gemaakt worden. Dit schooljaar maken ook Trouw en de Volkskrant op hun websites A4-kranten voor het Studiehuis.
DNA-sporenonderzoek onder uv-licht , Foto Bas Czerwinski
In 1995 liet de Tweede Kamer een diepgaand onderzoek uitvoeren naar de opsporingsmethoden van politie en justitie. Deze parlementaire enquête werd uitgevoerd door een commissie die onder leiding stond van het PvdA-kamerlid Maarten van Traa. Het rapport van de commissie van Traa wordt nog vaak genoemd als er vragen gesteld worden over de manier waarop Nederland de misdaad aanpakt. Destijds was er veel kritiek op de misdaadbestrijding. De rechercheteams hebben teveel naar Amerikaanse politieseries gekeken, werd wel gezegd. Er gingen verhalen over Nederlandse rechercheurs die undercover grote partijen drugs hadden gekocht om handelaren in de val te lokken; die inbraken pleegden op zoek naar bewijsmateriaal; die dikke maatjes waren met bendeleden om erachter te komen wie de big boss achter de schermen was. Acties met grote risico's, waarvan de resultaten niet eens denderend waren. Bovendien bleek dat de rechercheurs in hun ijver zelf geregeld de wet overtraden. De aanbevelingen van de Commissie van Traa leidden in 2000 tot een nieuwe wet bijzondere opsporingsbevoegdheden (de wet BOB). Maar of er veel veranderd is? In deze A4-krant kun je van alles lezen over de mogelijkheden en hulpmiddelen die politie en justitie hebben om criminelen voor de rechter te krijgen. En over de maatschappelijke discussies die daarmee samenhangen.
Opsporingsmethoden
februari 2004
inhoud Sectie stiekem 3 Preventief fouilleren 5 Opsporingsmethoden 4, 6, 7 Lokroep DNA 9
Snuffelmethoden dijen uit als een olievlek nrc handelsblad A4-krant
De Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden gaf de politie al extra armslag. Er komt meer: bijna de helft van de bevolking wil een DNA-databank. Door F. Kuitenbrouwer
Opsporingsmethoden
2
De wet bob
In 1995 waren bijzondere opsporingsmethoden van politie en justitie goed voor het zogenoemde IRT-schandaal dat leidde tot een parlementaire enquête. Nu hebben ze een eigen wet, de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden (Wet BOB), die op 1 februari 2000 in werking trad. Menige speurder hikte daar aanvankelijk tegenaan. Zou een wettelijke regeling de handen van de politie niet onnodig binden? Maar dat blijkt heel erg mee te vallen. De nieuwe wet geeft de politie enorme bevoegdheden als het om de opsporing gaat. Naast observatie voorziet de nieuwe wet in undercoveroperaties (inclusief pseudokoop en infiltratie), zogenoemde inkijkoperaties in huizen, het onderzoek van telecommunicatie en het aftappen van toetsenbord of muis van computers. Voor het onderzoek naar georganiseerde misdaad zijn enkele speciale bevoegdheden gereserveerd, zoals burgerinfiltratie en het zogenoemde verkennend onderzoek. Vuilniszakken De controle op het gebruik van de opsporingsmethoden is verschoven van de rechter-commissaris (onderzoeksrechter) naar de officier van justitie. In speciale gevallen, zoals ontheffing op het verbod van het ‘doorlaten’ van wapens of drugs, moet hij wel toestemming hebben van de minister van Justitie. Daar staat tegenover dat sommige snuffelmethoden buiten de Wet BOB vallen. Deze wet heeft namelijk alleen betrekking op ‘stelselmatige’ politiepraktijken. Niet-stelselmatige observatie mag dus sowieso wel. Ook het doorzoeken van
Meer armslag voor de politie. FotoVincent Mentzel vuilniszakken heeft geen specifieke wettelijke grondslag nodig omdat het slechts een geringe inbreuk op de privacy heet. Hoe ver dat gaat blijkt uit een uitspraak van de Hoge Raad over een vaste politiecamera die vijf maanden lang op (een deel van) de openbare weg voor de deur van de verdachte werd gezet. Dat was wel stelselmatig, doch zo’n geringe inbreuk op de privacy dat er volgens de Hoge Raad geen sprake was van onrechtmatig verkregen bewijs. Olievlek De uitdijende politiebevoegdheden passen in een algemene trend, die in 1999 werd gesignaleerd door de Leidse hoogleraar strafrecht A.C. ‘t Hart. Vergaande regelingen zijn zeer voorzichtig geïntroduceerd, strikt beperkt tot een kleine groep zeer ernstige zaken, en hebben zich vervolgens als een olievlek uitgebreid tot een veel voorkomende praktijk. Enkele voorbeelden: - De anonieme getuige was bedoeld voor bedreigde getuigen die ernstige risico’s liepen. Nu wordt hij door de politie
gehanteerd bij allerhande minder zware delicten tot aan doorrijden na een aanrijding met uitsluitend blikschade toe. - Het delict van deelname aan een criminele organisatie heeft het risico dat de goeden met de kwaden lijden. Het ging aanvankelijk dan ook uitsluitend om boevenbenden. Nu wordt het toegepast tegen vredesactivisten en bij flessentrekkerij of graffiti. - Undercoverwerk door de politie was bedoeld voor zware (drugs)delicten, maar is uitgebreid tot heling en schilderijendiefstal. DNA-test Ook de DNA-test vormt een sterk voorbeeld van olievlekwerking. Bijna tien jaar geleden kwam al in de wet te staan dat criminelen deze inbreuk op hun lichamelijke en psychische integriteit moesten dulden. Maar toen mocht het alleen bij zeer ernstige delicten, de test moest dringend noodzakelijk zijn en er was toestemming van de rechter-commissaris voor nodig. Onder toenemende druk van de Tweede Kamer is deze regeling in 2000 door minister Korthals van Justitie uitge-
kleed. Hij maakte de DNA-test mogelijk voor veel meer delicten en de rechterlijke toestemming kwam ook hier te vervallen. De Hoge Raad gaf dit proces nog een extra zetje door te bepalen dat de confiscatie van een tandenborstel voor een DNA-test een ‘gewone’ inbeslagneming is en niet onder de speciale DNA-wet valt. Opvallend is hoe snel de publieke opinie ten aanzien van DNA-testen is omgeslagen. In een NIPO-peiling in 2000 verklaarde 91 procent zich bereid DNA af te staan voor politie-onderzoek. En 43 procent vond zelfs dat het DNA van iedereen in een (blijvende) databank moet worden vastgelegd. Dat gaat dus nog verder dan het gebruik van DNA als vingerafdruk. De Rotterdamse criminoloog prof. M.A. Zwanenburg voorspelt dat het daar niet bij blijft: ,,De DNA-database zal worden geïntegreerd met een (elektronisch) gezondheidspaspoort, verzekeraars zullen eruit kunnen putten en niemand die nog protesteert.” Resultaten Een vraag apart is wat de nieuwe bevoegdheden eigenlijk opleveren. Neem invoering van een algemene legitimatieplicht. In december 2003 is de Tweede Kamer akkoord gegaan met de invoering van een identificatieplicht voor iedereen, vanaf veertien jaar. Daarbij gaat het om toonplicht als de politie erom vraagt. Al in de verkiezingsstrijd werd invoering met name door het CDA en de VVD verdedigd. CDA-afgevaardigde Van de Camp werd niet moe te betogen ,,dat mensen best bereid zijn een stukje van hun persoonlijke levenssfeer op te geven in ruil voor meer veiligheid”. Hij beriep zich op een opiniepeiling waarin meer dan 80 procent verklaarde bereid te zijn altijd een identiteitsbewijs bij zich te dragen. Ook werd toen gewezen op landen met legitimatieplicht, zoals Frankrijk. Maar juist uit Frankrijk komen waarschuwende geluiden: misbruik van identiteitscontroles door de politie is een belangrijke bron van spanningen in de gekleurde voorsteden.
De geheimzinnigste afdeling van de Nederlandse politie huist in Driebergen. De ‘Sectie Stiekem’ plaatst zendertjes, camera’s en microfoontjes. nrc handelsblad Door Aranka Klomp
Goed gelogd achter de gebugde boeven aan
A4-krant
Opsporingsmethoden
3
Sectie stiekem
In films en televisieseries gaat het ongeveer zo: er is een boef en die is niet gek. Hij verkoopt ladingen drugs alsof het pakjes boter zijn. De rest van de tijd luiert hij bij zijn privé-zwembad, omringd door voluptueuze blondines met benen tot hun oksels. Dan wordt er aangebeld. De meteropnemer! En omdat zelfs het schuim der aarde niet aan de energierekening ontkomt, mag de man binnenkomen en zijn gang gaan. De meteropnemer verzekert zich ervan dat de boef zich weer bij zijn blondines heeft gevoegd, haalt een piepklein microfoontje uit zijn koffertje, en plakt het onder een lampenkap in de woonkamer. De boef wordt niet veel later betrapt op belastende uitspraken, waarna rechercheurs hem in de Armani-kraag vatten. Maar dat is film en televisie. De dagelijkse opsporingspraktijk in Nederland blijkt heel wat minder heldhaftig. Althans, voor zover de Dienst Specialistische Recherche Toepassingen (DSRT) wil uitweiden over zijn activiteiten. Criminelen lezen immers ook wel eens een krant. De Dienst is hét walhalla der opsporing en is rechercheondersteunend. Dat wil zeggen dat zij niet op eigen houtje werkt, maar de Nederlandse politie dient in grote recherchezaken. Het zwaarbewaakte pand ligt verscholen achter twee lieflijke, lichtgele villa’s in Driebergen. ‘Vreemden’ komen doorgaans niet over de vloer bij de Sectie Stiekem, zoals de Dienst wel wordt genoemd. Wie bij hoge uitzondering toch mag langskomen, krijgt een strak geregisseerd bezoek voorgeschoteld, waarbij tijdens de rondleiding deuren haastig worden dichtgegooid, originele afluistertapes in beveiligde kasten zijn geborgen en geen enkele medewerker zich laat betrappen op een slip of the tongue. Dat kunnen ze ook bijna niet, want niemand binnen de Dienst weet meer dan nodig is. ‘Dat zou alleen maar belastend zijn’, zegt Hans van der Neut, hoofd
DSRT. ‘Het is van belang dat operationele informatie alleen maar op basis van need to know wordt verstrekt. Alleen de mensen die functioneel met een bepaald onderzoek te maken hebben, weten het hoognodige. Iedereen hier beseft wat de impact kan zijn als je op een verjaardagsfeestje vertelt welk werk je precíes doet. Je wilt niet dat criminelen via via horen dat je voor hen interessante informatie hebt.’ Strenge selectie De indeling van het DSRT-gebouw is geheel in de geest van die voorzichtigheid. De trechterconstructie (of in vaktermen ‘compartimentering’) beperkt bij elke ‘sluis’ het aantal mensen dat bevoegd is de volgende afdeling te betreden. Alleen de hoogste bazen, waaronder Van der Neut, beschikken over de magneetpasjes die toegang geven tot de allergeheimste niveaus van de Dienst. En er zijn meer manieren om lekken te voorkomen. Nieuwe collega’s worden ‘aan de voordeur’ streng geselecteerd, waarbij wordt nagegaan of ze chantabel zouden kunnen zijn. Met andere woorden: ze moeten niets op hun kerfstok hebben wat criminelen tegen hen kunnen gebruiken. De ‘mannen en vrouwen van de Dienst’, zoals Van der Neut ze steevast en met enige trots noemt, werken daar een beperkt aantal jaren. Daarna stromen ze door naar andere afdelingen van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD). ‘Het is best een opgave om te moeten zwijgen tegen vrienden en familie over je exacte werkzaamheden. Dat moet je niet te lang doen.’ De Dienst telt momenteel zo’n 250 man personeel, waaronder technici die bestaande apparatuur (zoals camera’s en zendertjes) geschikt maken voor recherchewerk. Maar er werken ook wetenschappers als archeologen en gedragsdes-
kundigen, en ‘mensen die de knoppen kunnen bedienen.’ Van der Neut: ‘Wij zijn rechercheondersteunend. Deels kunnen de regionale korpsen het allemaal zelf, maar soms is benodigde apparatuur zo specialistisch, dat ze iemand van ons nodig hebben die daar mee om kan gaan.’ Alles controleerbaar Over de ‘meteropnemers’ op de loonlijst wil Van der Neut niet veel meer kwijt dan dat ‘het inderdaad voor kan komen dat er een rol wordt aangenomen’ en dat de DSRT beschikt over ruimten waar het plaatsen van zenders en camera's in een echt lijkend decor wordt geoefend. ‘We hebben hier de modernste alarminstallaties opgesteld’, wil Van der Neut na enig aandringen nog wel vertellen. ‘Onze mensen moeten die kunnen uitschakelen als ze heimelijk een woning van een crimineel moeten betreden. Vergeet niet dat criminelen vaak de best beveiligde mensen zijn die er bestaan.’ Veel oefenen dus, geen haast en veel geduld. En dat terwijl Crockett en Tubbs het in Miami Vice toch allemaal in vijftig minuten deden. Met een sigaret in de mondhoek klauterden zij moeiteloos door wc-raampjes. De werkelijkheid blijkt bureaucratischer. De Wet Bijzondere Opsporingsbevoegdheden (BOB) die sinds drie jaar van kracht is, kent strenge voorwaarden voor het betreden van de persoonlijke levenssfeer. Van der Neut noemt de wet het ‘spoorboekje’ voor de DSRT. Het bevoegd gezag van de Dienst is het landelijk parket en elk rechercheonderzoek heeft een zaakofficier, die primair verantwoordelijk is. Daarnaast kijkt ook altijd een DSRT-officier van justitie mee. ‘Alles moet achteraf transparant zijn, ook voor de verdediging van de verdachte. Je kunt het je niet permitteren onrechtmatig bezig te zijn geweest, want daar wordt de Dienst
onmiddellijk op afgerekend.’ Buggen en loggen Om controleerbaar te zijn, wordt elke stap die de Dienst doet, gedocumenteerd. ‘Loggen’ heet het in vakjargon en het betekent dat elke bewerking van bijvoorbeeld een bijna onverstaanbaar afgeluisterd gesprek, automatisch in de computer wordt vastgelegd. Tijdens een zelden gegeven rondleiding door de krochten van het DSRT-gebouw demonstreert een medewerker hoe het loggen werkt. Op een scherm te midden van computers, nog meer schermen en bedieningspanelen, is een in scène gezette overval te zien. De videocamera ter plaatse geeft onscherpe beelden weer, die de DSRT-medewerker zo bewerkt dat uiteindelijk het gezicht van de verdachte is te zien. Met een paar drukken op de knop is nu de log te zien: op het scherm worden alle stappen van de videobewerking achter elkaar weergegeven. Het logboek is onlosmakelijk verbonden met de bewerking, zodat de Dienst niet beschuldigd kan worden van rommelen met bewijsmateriaal. Verderop, na een wandeling door een wirwar van gangen en een aantal sluizen, wordt hetzelfde gedemonstreerd bij de zogenoemde ‘plaatsbepaling’, het traceren en volgen van voertuigen die gebugd zijn. Op een groot scherm vaart een fictief verdacht schip over ‘s werelds wateren. Een satelliet vangt het signaal op van de heimelijk geplaatste zender aan boord. Van der Neut: ‘Je kunt op die manier constateren: hé, wat vreemd dat ze daar plots langzamer varen, zou daar een verdachte lading worden overgedragen?’ Ook hierbij worden alle satellietbeelden gelogd en met een code in de software vastgeklonken. Het is de realiteit achter het sprookje van Miami Vice, waarin de rechercheur tussen twee donuts door in zijn immer gereedstaande speedboot springt om de grote jongens persoonlijk van zee te halen. Don Johnson heeft in zijn rol van Crockett nog nimmer iets gelogd, laat staan dat hij vóór zijn heldendaad uitgebreid overleg voerde met een officier van justitie. Van der Neut: ‘Wie last heeft van juridische kaders, moet hier niet komen werken. Die moet boef worden.’
voorbeeld hoofdhaar versus hoofdhaar). Uit een vergelijking van bijvoorbeeld hoofdhaar met schaamhaar kunnen geen voor het onderzoek relevante conclusies getrokken worden. Verder kunnen haren dienen als leveranciers van DNA en dus voor DNA-analyse.
Opsporingsmethoden
nrc handelsblad A4-krant
Opsporingsmethoden
4
Sectie Lijkopening wordt uitgevoerd in gevallen waarin de arts die de doodsoorzaak heeft vastgesteld geen ‘verklaring van natuurlijk overlijden’ kan geven en een sterk vermoeden heeft dat er sprake is van een misdrijf. Sectie is nodig om een eventuele natuurlijke doodsoorzaak uit te sluiten. Een gerechtelijk patholoog en twee assistenten voeren de sectie uit volgens een reeks vastgelegde handelingen. Allereerst onderzoeken ze het lichaam uitwendig op verwondingen, littekens e.d. Daarna openen ze het lichaam via een snee aan de voorzijde (van borstbeen tot kruis) en wordt in borst en buikholten gekeken naar bloed, lucht, pus. Vervolgens worden alle organen uit het lichaam genomen, gewogen en onderzocht. In de meeste gevallen plaatst de patholoog alle organen terug. Hij naait het lichaam dicht, waarna
de normale lijkbezorgingprocedure kan worden uitgevoerd. Vingerafdrukken Elke vingertop heeft zijn eigen unieke lijntjesprofiel, dat - als gevolg van transpiratievocht en huidvet van de vingers - bij aanraking op voorwerpen achtergelaten wordt. Deze vingerafdrukken zijn met het blote oog vaak niet te zien, maar kunnen met behulp van een aantal verschillende technieken zichtbaar gemaakt worden. Welke techniek gebruikt wordt, hangt af van de ondergrond waarop de technische recherche vingersporen vermoedt. Poeders worden veelal gebruikt om glas, geschilderd hout of metaal te onderzoeken; de Technische Recherche (TR) brengt met behulp van een kwastje aluminium- of carbonpoeder aan op het oppervlak. De poederdeeltjes hechten zich aan de vingerafdruk en maken
Sporenonderzoek Als geen natuurlijke doodsoorzaak wordt vastgesteld, wordt sectie verricht. Foto Bas Czerwinski
Body scanner. Foto Reuters deze zichtbaar. Vingerafdrukken op papier (brieven, facturen) worden zichtbaar gemaakt in een speciaal kastje met behulp van jodiumpoeder, dat reageert met de stoffen in transpiratievocht zodra het kastje verhit wordt. Verder gebruikt de TR laserlicht uit ‘zaklantaarns’ om vingersporen bloot te leggen. Nadat op de verschillende ondergronden afdrukken zichtbaar gemaakt zijn legt de TR ze vast door middel van een foto of speciale ‘afdrukopnemende’ stickers. Scanners Scanners van de nieuwe generatie kunnen nagenoeg alles in en rond het lichaam zichtbaar maken. Ze worden vooral ingezet door luchthavens. Een
apparaat als de ‘full body scanner’ (een soort van pasfotohokje) onderzoekt een verdachte met behulp van zwakke röntgenstraling en toont alle voorwerpen die zich op het lichaam bevinden, ook die dingen (kneedbommen, glas e.d.) die een metaaldetector niet herkent. De Conpass Bodyscanner (een soort metaaldetectorpoortje) werkt ook met röntgenstralen en kijkt dwars door het lichaam heen, waardoor naast wapens ook eventuele cocaïnebolletjes in maag en darm zichtbaar worden. Dan is er nog de ‘walk through explosives detector’, een metaaldetectorachtig poortje dat lucht tegen het lichaam blaast als iemand erdoor loopt. Deze lucht wordt vervolgens opgevangen
en onderzocht op sporen van drugs en explosieven. Haren De kenmerken van een haar (kleur, vorm, dikte, lengte) zijn persoonsgebonden, waardoor haren kunnen dienen als bewijsmateriaal. In elk vooronderzoek wordt naar haren gezocht, vooral op kleding en meubels. Van ieder haartje moet vervolgens worden vastgesteld of het van een dier of van een mens afkomstig is; en er wordt gekeken of het om hoofd-, baard-, schaam-, of andersoortig lichaamshaar gaat. Nadat alle kenmerken van het haar zijn gededuceerd, worden de haren vergeleken met haren van de verdachten en/of het slachtoffer. Het moet daarbij echter wel om dezelfde typen haren gaan (bij-
DNA-onderzoek De forensische wetenschap heeft sinds haar eerste dagen gezocht naar een identificatiemiddel dat niet of nauwelijks te verwijderen is op het plaats delict. Het middel moest bovendien net zo uniek zijn als een vingerafdruk. Toen het mogelijk werd erfelijk materiaal te isoleren en te bekijken, leken de mogelijkheden eindeloos. En DNA-technieken worden steeds geavanceerder. Erfelijk materiaal kan ook verkregen worden uit speeksel (bijvoorbeeld op een sigarettenpeuk die de dader heeft achtergelaten) of uit haarwortels. Ongeveer vijf procent van het menselijk DNA bestaat uit genen. Dit zijn codes die alle levensprocessen in de menselijke cel dicteren, van het maken van een eiwit tot het delen van een cel. Denk bijvoorbeeld aan de aanmaak van eiwit insuline, of de productie van antistoffen tegen ziektes. In totaal bevat het menselijk DNA ongeveer 80.000 genen. Die andere 95 procent van het menselijk DNA wordt restDNA genoemd. Wetenschappers hebben nog geen idee van de Vervolg op p a g i n a 5
nrc handelsblad A4-krant
Opsporingsmethoden
5
In detectives - boeken en televisieseries - figureert behalve een slimme rechercheur meestal ook een forensisch onderzoeker. Het kan een patholoog anatoom zijn of een sporenonderzoeker. Vaak is hij (of zij) een beetje een sta-in-deweg voor de creatief denkende rechercheur. Maar uiteindelijk moet de rechercheur dan toch bakzeil halen: tegen de wetenschap kan hij niet op. Nederlandse politiecorpsen hebben ook zulke forensisch deskundigen achter de hand, al zijn ze waarschijnlijk nooit zo van alle markten thuis als in verzonnen detectives. Het ‘grote’ forensisch werk wordt gedaan op het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) in Rijswijk. Daar werken honderden wetenschappers van zeer uiteenlopende disciplines. Degene die alles van vergiften weet, zal niet ook betrokken zijn bij DNA-onderzoek, en de handschriftdeskundige weet waarschijnlijk niets van papiersoorten of inkt. Het NFI is een onderdeel van het ministerie van Justitie. Zijn voornaamste taak is het wetenschappelijk onderzoeken van sporen van misdrijven. Het heeft daarvoor een eigen budget, maar de minister van Justitie (en niet de politie) is verant-
Het Nederlands Forensisch Instituut woordelijk voor het doen en laten van het Instituut. Dat laatste is zo omdat alle schijn van partijdigheid tijdens het gerechtelijk onderzoek vermeden moet worden. De activiteiten van het NFI zijn er niet alleen op gericht een dader van een misdrijf op te sporen, maar evenzeer mogelijke verdachten uit te sluiten. Het NFI doet sporenonderzoek, maar ontwikkelt ook nieuwe onderzoeksmethoden en -technieken. Allereerst voor zichzelf, maar ook voor verschillende politieteams in het veld. Denk bijvoorbeeld aan apparatuur voor ademanalyse voor de verkeerspolitie. Verder beheert het instituut verschillende landelijke databanken, zoals een hulzen- en kogelverzameling en een collectie schrijfmachines. Alleen politie, rechters en het openbaar ministerie (OM) kunnen het NFI inschakelen. Meestal gebeurt dat wanneer tijdens het onderzoek sporen onderzocht of zichtbaar gemaakt moeten worden met technieken waarover de politie zelf niet beschikt. Slechts bij hoge uitzondering verricht het instituut onderzoek voor derden. Zo heeft zij in het verleden schriftonderzoek gedaan naar het dagboek van Anne Frank. Het NFI bestaat uit drie onderdelen, vakdirecties genoemd. Deze zijn op hun
Opsporingsmethoden Vervolg van p a g i n a 4
Het nfi
functie ervan. Maar wat ze wel weten is, dat de volgorde waarin al die stukjes DNA - de letters op de chromosomen gerangschikt liggen, persoonlijk en uniek zijn. Er zijn geen twee mensen met hetzelfde DNA-profiel. Daarom is zo'n DNAprofiel een prachtig hulpmiddel bij de identificatie van personen, en dus bij de opsporing.
Toch zijn de mogelijkheden niet onbegrensd. DNA wordt in de loop der tijd aangetast. De omgevingsfactoren waar het erfelijk materiaal ligt, zijn daarbij van belang. In veel gevallen wordt DNA overigens niet gebruikt om een dader te identificeren, maar om een verdachte mogelijk te elimineren. Zo kan de recherche een schifting maken in een lijst met verdachten.
Insecten Enkele minuten na het overlijden komen er al insecten op een lijk af. Verschillende stadia van ontbinding trekken verschillende vliegen, wormen en kevers die zich met het lichaam voeden. Insectendeskundigen (entomologen) kunnen aan de hand van de aangetroffen insecten een schatting maken van de tijd die is verstreken tussen het tijdstip van aantreffen van een lijk en het tijdstip van overlijden, het post mortem interval (PMI).
beurt weer onderverdeeld in speciale onderzoeksafdelingen. De vakdirectie Medisch-biologisch onderzoek omvat de secties - Pathologie: verrichten van autopsies. Veel lijkschouwingen (in geval van twijfel over de doodsoorzaak) vinden buiten het laboratorium te Rijswijk plaats. - Biologie: DNA-onderzoek, DNA-verwantschapsonderzoek (DNA-onderzoek ter verificatie van familierelaties, bijvoorbeeld in het kader van gezinshereniging, of bij slachtofferidentificatie) en harenonderzoek - Toxicologie: onderzoek naar chemische stoffen in lichamen, bijvoorbeeld sporen van vergiftiging, maar ook alcoholsporen bij verkeerszaken. De tweede vakdirectie, Chemisch Onderzoek, heeft de afdelingen - Chemie: onderzoek naar verf-, glas-, brandsporen, vingerafdrukken, sporen van explosieven, vezels en textiel - Verdovende middelen: drugsanalyse en onderzoek naar illegale drugsfabricage (veelal onderzoek ter plaatse, wanneer een illegale productieplaats is gevonden: monsters nemen en hulp bieden bij het ontmantelen productieapparatuur) - Milieu: onderzoek naar lucht-, bodem- en waterverontreiniging, onder-
zoek naar afvalstoffen. Daarbij hulp bieden op plaats delict, vaak door het nemen van monsters. De derde vakdirectie behelst het Fysisch-elektronisch onderzoek. Hieronder vallen de afdelingen - Fysische technologie: onderzoek van wapens en munitie, schotresten, verkeersongelukken. En ook voertuigidentificatie: onderzoek van (valse) nummerplaten - Schrift-, spraak- en documentonderzoek: onderzoek naar hand-, schrijfmachine- en printerschriften (bij dreigbrieven en formulieren, maar ook bij tags van graffitispuiters), spraak- en audio-onderzoek (bijvoorbeeld vergelijking van geluidsopnamen), forensische fotografie (bepalen van authenticiteit en herkomst van foto’s) - Digitale technologie: onder andere onderzoek van al of niet beschadigde hardware en software, onderzoek van internetstromen, zoals e-mails. Bij zijn werkzaamheden wordt het NFI ondersteund door een Raad van Advies en een Wetenschappelijke Raad. De eerstgenoemde bestaat uit leden van politie, OM en rechterlijke macht en geeft advies over levertijden van onderzoeksmethoden en technieken. De Wetenschappelijke Raad, met wetenschappers van verschillende universiteiten, geeft het instituut advies over nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen en het samenwerken met andere organisaties.
Afluisteren en aftappen De dienst Specialistische Recherche Toepassingen plaatst, mits de officier van justitie toestemming heeft gegeven, afluisterapparatuur in woningen en besloten plaatsen. Daarnaast kan hij bepaalde informatiestromen (zoals e-mail, fax en telefoon) opvangen en aftappen. Voet- of bandensporen worden met behulp van een gipsafdruk veiliggesteld. Foto Bas Czerwinski
Inkijkoperaties Leden van de dienst Specialistische Recherche Toepassingen mogen met
een schriftelijk bevel van de officier van justitie besloten plaatsen (bijvoorbeeld een loods of een kantoorpand) betreden. Bijvoorbeeld om poolshoogte te nemen, eventuele sporen veilig te stellen of - mits de noodzaak daar is en toestemming is gegeven - afluisterapparatuur te plaatsen. Wapens en munitie Elk vuurwapen laat via de groevenstructuur aan de binnenkant van de loop Vervolg op p a g i n a 7
Het gevoel van veiligheid nrc handelsblad A4-krant
Rotterdam was de eerste stad waar de politie de bevoegdheid kreeg om preventief te fouilleren. Na twijfel heerst nu tevredenheid, al is de oogst aan gevonden wapens nog niet erg spectaculair. Door Gretha Pama
Opsporingsmethoden
6
Preventief fouilleren
Het is vrijdagnacht half één. In de Delftsestraat achter het Weena in Rotterdam staan twee gemeenteraadsleden te kijken hoe vijf agenten preventief fouilleren: ze stoppen alle auto’s, fouilleren blank en zwart, openen elke kofferbak en vragen niet-bestuurders pas om identificatie als ze een wapen vinden. Is dat niet het geval, dan bedanken ze voor de medewerking, ‘prettige avond nog’. Gemeenteraadsleden die toekijken wanneer de politie preventief fouilleert: het is niet ongebruikelijk in de stad. Het moet de argwaan verminderen tegen dit nieuwe, onorthodoxe middel om de veiligheid in de stad te vergroten. Weliswaar wordt er intussen in meer steden preventief gefouilleerd, maar in Rotterdam gebeurde het wel het eerst. En gebeurt het nog steeds het vaakst. Terughoudendheid Preventief fouilleren is de bevoegdheid die de politie sinds september 2003 heeft om in een bepaald, door de burgemeester aangewezen gebied ‘vervoermiddelen te onderzoeken, een ieder aan de kleding te onderzoeken en te vorderen dat verpakkingen die men bij zich draagt worden geopend.’ De wetsartikelen die dit mogelijk maken, zijn te danken aan een uitgebreide lobby van de stad, die werd ingezet na een schietpartij in de metro, nu zes jaar geleden. Vijf jaar geleden mocht de stad er van het rijk ermee experimenteren. Dat gebeurde in de Millinxbuurt. De proef werd door de rechter toen nog beoordeeld als ‘onrechtmatig’. Indertijd heerste er in de gemeenteraad twijfel over de vraag of het mocht. Niet bij CDA, VVD en Leefbaar Rotterdam (LR).
Preventief fouilleren in Rotterdam. Foto Dirk-Jan Visser Gerard Dorsman zei namens LR: ‘Wij verzoeken de burgemeester er niet al te terughoudend gebruik van te maken. Wij horen namelijk van burgers dat zij het juist prettig vinden dat de politie zichtbaar controleert, wat dat betreft komen mijn fractiegenoten en ik kennelijk andere burgers tegen dan sommige andere leden van deze raad.’ De terughoudendheid was er vooral bij de linkse partijen: PvdA, SP, GroenLinks (GL). De partijen waren bang voor stigmatisering van bepaalde wijken en bevolkingsgroepen, voor een onevenredige
inzet van de politie en voor het niet goed kunnen meten van de resultaten. Geen discriminatie Al deze onderwerpen komen ter sprake in Dat ieder menschenkind het hoort: Ontwapen hen! Ontwapen!, het eerste evaluatierapport van het preventief fouilleren in de stad (de dichtregel komt uit C.S. Adama van Scheltema’s Te Wapen). Volgens het rapport is van stigmatiseren geen sprake. Weliswaar worden er relatief veel allochtonen gecontroleerd, maar er wonen nu eenmaal veel allochtonen in Rotterdam.
Klachten over (vermeende) discriminatie zijn er vrijwel niet: drie tot nu toe. Anderzijds was de inzet van de politie in het begin aan de grootschalige kant. Dat kostte veel geld en was bovendien erg bewerkelijk. Daarom wordt er nu gewerkt in kleine groepjes van een stuk of vier, vijf agenten die niet een heel gebied afzetten, maar alleen op een bepaalde plek in dat gebied mensen en auto’s aanhouden. Elk wapen is er één En dan de resultaten. Die zijn ‘zo vlug na de acties moeilijk te beoordelen’, aldus de evaluatie. Natuurlijk wordt er een optelsom gemaakt van alle in beslag genomen wapens: vuurwapens, slagwapens en vooral steekwapens, tot nu toe enkele honderden. Het zijn wapens in de zin van de wet: alleen bij een bepaalde afmeting, en gedragen op een bepaalde plek, kunnen ze worden ingenomen. Een honkbalknuppel in een sporttas met honkbalkleren mag wel, een Zwitsers zakmes in een jaszak onder handbereik wordt ingenomen. Maar ook al vindt het college dat ‘elk in beslag genomen wapen er één is’, dat wil niet zeggen dat de in beslag genomen wapens anders zouden zijn gebruikt bij een roofoverval of in een straatgevecht. Een trendbreuk in het aantal gewelds- en wapenincidenten is in elk geval nog niet zichtbaar, al stijgen de meldingen ook niet. Toch is het college tevreden. Het publiek heeft tijdens de acties ‘positief tot enthousiast gereageerd’ en onder de bevolking en in de media zouden zelfs al stemmen opgaan voor nog meer bevoegdheden voor de politie. Fouilleren op scholen en in het openbaar vervoer bijvoorbeeld. Deze vrijdagnacht houden de gemeenteraadsleden Bea Kruse (GL) en Gerard Dorsman (LR) het tegen een uur of één voor gezien: het fouilleren verloopt naar wens. Kruse tegen de agenten: ‘Jullie vinden het geloof ik ook wel stoer. Een beetje Amerikaans’. De actie, twee nachten lang van elf uur ‘s avonds tot zes uur ‘s morgens, zal uiteindelijk 2 vuurwapens, 6 slagwapens en 36 steekwapens opleveren. Er zijn dan 313 auto’s aangehouden, 928 mensen gefouilleerd en 44 mensen gearresteerd.
nrc handelsblad A4-krant
In Groot-Brittannië moeten tientallen rechtszaken worden heropend omdat ouders waarschijnlijk onterecht zijn veroordeeld voor moord op hun baby’s. De kinderen stierven aan wiegedood, maar volgens een belangrijke getuigedeskundige was er eigenlijk vaak sprake van moord. Nu blijkt dat de statistische wet die hij daarbij hanteerde niet klopt. Door Claudia Kammer en Joke Mat
Opsporingsmethoden
7
Wiegedood is een nog onverklaard verschijnsel. Niemand weet echt hoe het kan dat baby’s soms in hun eerste jaar ineens ophouden met ademen en doodgaan. In Engeland worden alle baby’s op die manier doodgaan door Justitie onderzocht. Dat komt regelmatig tot rechtszaken, zeker als in een gezin meer dan een kind sterft. Lange tijd werd in zulke rechtszaken de deskundigheid ingeroepen van een Britse professor die deskundig was op een bepaalde psychologische afwijking die ‘Münchausen by Proxy’ wordt genoemd. Mensen, meestal vrouwen, die daaraan lijden, hebben de neiging hun kinderen ziek te maken of te mishandelen. De bewuste professor heeft in heel veel wiegedood-zaken ouders beschuldigd van moord. Hij hanteerde daarbij een eigen gemaakte statistische ‘wet’: Eén dode baby door wiegedood is tragisch, twee kinderen in één gezin is verdacht, drie kinderen moet wel moord zijn.’ Inmiddels is vast komen te staan dat wiegedood heel goed kan samenhangen met een erfelijke afwijking. De deskundigheid van de professor wordt nu ernstig
Kansberekening als bewijs in rechtszaken in twijfel getrokken. Wat heel tragisch is voor de tientallen ouders die voor moord veroordeeld zijn. Geen toeval? In Nederland wordt wiegedood niet op die manier bekeken. Maar vorig jaar speelde ook hier kansberekening een rol bij de bewijsvoering in een rechtszaak. In de zaak tegen Bianca K., een voormalige kinderleidster die werd verdacht van twaalf pogingen om zes baby’s te laten stikken. In 2001 werd ze vrijgesproken bij gebrek aan bewijs. Tijdens het hoger beroep riep het openbaar ministerie (OM) een statisticus op om te getuigen dat het geen toeval kan zijn geweest dat K. bij alle incidenten met de baby’s was betrokken. En in maart vorig jaar werd de Haagse verpleegkundige Lucia de B. tot levenslang veroordeeld voor de moord op vier patiënten en drie pogingen tot moord. Zij werd verdacht van dertien moorden en vijf pogingen. Ook in haar zaak trad een statisticus op als getuige-deskundige. Hij berekende dat de kans dat zij bij toeval betrokken was bij alle incidenten tijdens haar diensten, één op de 342 miljoen was. De advocaat van Bianca K., M. de Klerk noemde het een noodgreep omdat er verder onvoldoende bewijs was. Maar volgens statisticus H. Elffers van het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving is kansberekening waardevol. ‘Als een ooggetuige iets verklaart, weet je ook nooit helemaal zeker of het klopt.’ Het OM heeft statisticus Elffers zowel
Opsporingsmethoden Statistiek
Vervolg van p a g i n a 5 sporen na op de kogels die ermee worden afgevuurd. Deze structuur - die veel weg heeft van schroefdraad - verschilt
per merk vuurwapen. Zo hebben de Colt en de Browning elk zes groeven, maar die van de eerste draaien linksom en van de tweede rechtsom. Webley-revolvers hebben
ook rechtsdraaiende groeven, maar dat zijn er dan zeven. Zelfs per individueel vuurwapen van hetzelfde merk, zijn er minieme verschillen te vinden. Elke afgevuurde kogel draagt dus als het ware de vingerafdruk van de loop waaruit hij gekomen
voor Bianca K. als Lucia de B. geraadpleegd. Hij legt zijn werkwijze uit met een fictief voorbeeld. ‘In een fabriek valt steeds de stroom uit als een bepaalde monteur dienst heeft en de directeur wil weten of dat toeval is. Eerst bereken je dan hoeveel procent van de diensten de monteur heeft gedraaid. Als dat 23 procent is, verwacht je dat hij ook ongeveer 23 procent van de incidenten heeft meegemaakt. Was hij er veel vaker bij, dan lijkt er meer aan de hand te zijn. Je kunt uitrekenen hoe groot de kans is dat hij al die incidenten louter bij toeval heeft meegemaakt.’ Die kans wordt dan vergeleken met soortgelijke kansberekeningen voor de collega’s van de verdachte. Dienstroosters Om de aanwezigheid van Lucia de B. en Bianca K. bij verdachte voorvallen te verifiëren, raadpleegde Elffers dienstroosters en lijsten met geregistreerde incidenten, ook incidenten die collega’s meemaakten. ‘Of de registratie altijd nauwkeurig is gebeurd, is soms moeilijk na te gaan. Het kan natuurlijk zijn dat iemand de pik op je heeft. Dan wordt een incident waar jij bij aanwezig bent misschien eerder vastgelegd.’ De rechters van Bianca K. en Lucia de B. zeiden in hun vonnissen dat een statistische samenhang niet hoeft te betekenen dat de verdachte de incidenten heeft veroorzaakt. De rechter die Lucia de B. veroordeelde, zei dat statistische berekeningen wel een bijdrage tot de bewijsvoering kunnen vormen maar dat aanvullend is. Afgevuurde kogels kunnen onder een loep met elkaar worden vergeleken; als blijkt dat zij dezelfde ‘looplittekens’ dragen, betekent dat dat zij afkomstig zijn uit hetzelfde wapen. Ook kan aan de hand van kogels een vuurwapen als
bewijs noodzakelijk is, zoals sporen van middelen bij de baby’s. Ook moet onomstotelijk vaststaan dat er geen alternatieve verklaring is voor het statistische verband tussen verdachte en incident. In het geval van Bianca K. is zo’n verklaring er wel, vindt haar advocaat. In deze zaak vertoonde een aantal baby’s verstikkingsverschijnselen zonder sporen van geweld (ALTE’s genoemd) kort nadat zij door Bianca K. waren verzorgd. Maar wie zegt, aldus de advocaat, dat K. deze incidenten op waarde heeft geschat? ‘Het kan ook zijn dat ze uit onervarenheid heel snel alarm heeft geslagen.’ Koos Zwinderman, hoogleraar biostatistiek in het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam (AMC) berekende op verzoek van de rechter-commissaris in het hoger beroep van Bianca K. hoe groot de kans was dat al die ALTE’s haar overkwamen. ‘Mijn conclusie is dat het onwaarschijnlijk is dat het zich in deze periode twaalf keer heeft voorgedaan.’ Zwinderman vindt statistiek in de rechtszaal zinvol, maar waarschuwt dat het zeer zorgvuldig moet worden toegepast. ‘Als statistici moeten wij zonodig zeggen: dáár kunnen we geen antwoord op geven. Dat zie je weleens mis gaan.’ Professionele rechters kunnen moeite hebben met de duiding van statistisch bewijs. ‘Juristen reageren vaak heel krampachtig op cijfers, zo van: sorry, ik ben niet goed in wiskunde’, zegt statisticus Marjan Sjerps van het Nederlands Forensisch Instituut. ‘Terwijl ze zelf eigenlijk ook een soort kansberekeningen maken, door telkens de waarschijnlijkheid van bewijs af te wegen.’ Overigens is Bianca K. ook in hoger beroep vrijgesproken. De rechter vond de statistische gegevens niet voldoende als bewijs dat zij de baby’s inderdaad had gedood.
moordwapen ontmaskerd worden. Wanneer er een verdacht vuurwapen gevonden is, vuren forensische specialisten in hun laboratorium een aantal testschoten af, waarna de ‘testkogels’ vergeleken kunnen worden met de kogels waarmee het
slachtoffer is omgebracht. Wonden Wondonderzoek kan helpen bij het vaststellen van het soort wapen waarmee geschoten is: een schot hagel uit een afgezaagd Vervolg op p a g i n a 8
‘Schaf bekentenis als bewijsmiddel af’ nrc handelsblad A4-krant
Minister Donner van Justitie wil de status van de bekentenis als bewijsmiddel vergroten. Hij stuit op tegenstand. Door Tom Kreling
Opsporingsmethoden
8
“De verdachte heeft inmiddels bekend.” Het is een terugkerende zinnetje van politie en justitie, dat suggereert dat een zaak zo goed als rond is. Om het strafproces efficiënter te maken en de werkdruk van rechtbanken te verlichten, wil minister Donner (Justitie) de status van de bekentenis als bewijsmiddel vergroten. Hij heeft daarvoor een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gestuurd. Voortaan zouden rechters bij verdachten die hebben bekend en daartegen geen beroep hebben aangetekend, in het vonnis de bewijsmiddelen niet meer hoeven uit te werken. Rechtspsychologen en advocaten zijn het daar volstrekt niet mee eens. Volgens hen is de bekentenis juist achterhaald als bewijsmiddel. Valse bekentenis In Nederland is nog nooit onderzocht hoeveel mensen de gevangenis in zijn gedraaid na een valse bekentenis. Wel zijn er voorbeelden van mensen die een bekentenis aflegden, maar later werden
vrijgesproken. Het recentste voorbeeld is de Puttense moordzaak, waarbij twee mannen bijna zeven jaar vastzaten voor verkrachting en na een herzieningsverzoek alsnog onschuldig werden verklaard. Advocaat en hoogleraar strafrecht aan de Universiteit Utrecht Geert-Jan Knoops, die in deze zaak optrad als advocaat, vindt de wetswijziging die Donner voorstelt een gevaarlijke ontwikkeling. ‘Ik kan een aantal zaken opnoemen waarbij verdachten pas na het vonnis durfden te vertellen hoe het werkelijk gegaan was en alsnog hun verklaring herriepen.’ Hoogleraar rechtspsychologie Peter van Koppen, verbonden aan het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving in Leiden, vindt dat de bekentenis als bewijsmiddel volledig moet worden afgeschaft. ‘Als voorafgaand aan een verhoor al voldoende bewijs van schuld aanwezig is, voegt de bekentenis weinig meer toe. En als een bekentenis niet strookt met de feiten, dan moet je twijfelen aan de validiteit van de verklaring.’ Uitgangspunt bij politieverhoren moet volgens Van Koppen altijd zijn dat een onderzoek bij een bekentenis pas begínt. Hij vreest dat het voorstel van Donner in de hand zal werken dat ook de politie meer waarde gaat hechten aan de beken-
Opsporingsmethoden Vervolg van p a g i n a 7
Bekentenis als bewijs
jachtgeweer geeft een andere wond dan een revolverkogel. Daarbij kan wondinspectie uitwijzen van welke afstand en richting iemand is neergeschoten. Dat kan van groot belang zijn bij het onderzoek: een verdachte die bijvoorbeeld beweert uit zelfverdediging te hebben geschoten, staat ster-
ker als blijkt dat het slachtoffer van zeer dichtbij (zeg minder dan één meter) neergeschoten is in plaats van op dertig meter afstand. Een schot dat van zeer dichtbij of tegen het lichaam van het slachtoffer is afgevuurd laat roetsporen na rond de wond (de hete kruitdampen uit de huls die vrijkomen bij het schot kunnen zich moeilijk verspreiden
en branden zich in de huid), een schot van langere afstand doet dat niet. Daarbij verschillen de wonden op de plekken waar een kogel het lichaam binnenkomt, respectievelijk verlaat. Aan de hand van deze verschillen kan men vaststellen of iemand bijvoorbeeld in de rug geschoten is. Verder laten de bij elk schot vrijkomende kruitdampen via de zij-, boven- en onderkanten van het wapen sporen na
tenis. ‘Een heel slecht voorstel. De politie zorgt dan dat er een bekentenis ligt, en dan is het voor hen einde verhaal.’ Experiment Psycholoog Robert Horselenberg is het daarmee eens. Op verzoek van advocaten en rechter-commissarissen onderzocht Horselenberg de afgelopen jaren samen met hoogleraar rechtspsychologie Harald Merckelbach en rechtspsycholoog Marko Jelicic talloze strafzaken, met name het verloop van de strafzaken. Een van hun conclusies was: je kunt iedereen iets laten bekennen. In 2001 hielden de onderzoekers een experiment onder studenten. Die moesten op het toetsenbord zo snel mogelijk letters natypen die op het beeldscherm verschenen. Meedoen leverde een vergoeding op van 25 gulden. Maar, werd er gezegd, als je de shift-toets aanraakt, crasht de computer en krijg je slechts vijf gulden. Na een minuut lieten de onderzoekers opzettelijk alle computers uitvallen en beweerde de proefleider gezien te hebben dat de proefpersonen de shifttoets ingedrukt hadden. 82 procent van de deelnemers onderschreef deze verklaring. Bij een volgende proef werd de druk op de deelnemers opgevoerd. Wie de shift-toets indrukte, zou aansprakelijk worden gesteld voor de totale schade. ‘En die liep, zo hielden wij de studenten voor,
Bij lijken in verregaande staat van ontbinding kan soms DNA worden verkregen uit botten. Foto Bas Czerwinski
op tot honderden guldens.’ 22 procent tekende de schuldbekentenis en was bereid de kosten te betalen. Volgens Horselenberg kan het in politieverhoren net zo gaan. ‘Schermen met andere getuigen werkt uitstekend als een verdachte langdurig is verhoord, daardoor moe is en aan zichzelf begint te twijfelen. Als anderen het gezien hebben, dan zal het wel zo zijn, denkt een verdachte dan al gauw.’ Daarnaast kan de politie ook onbewust daderkennis overdragen, door in vragen details te melden of foto’s te laten zien. ‘In een later verhoor komt de verdachte opeens met die kennis. Hé, denkt de politie dan, die persoon moet wel de dader zijn.’ Richtlijnen voor politieverhoren bestaan wel, maar het is naïef om te denken dat die altijd gevolgd worden, zegt Horselenberg. De politie is ook niet wettelijk verplicht de verhoren te verbaliseren of op te nemen. Voor rechters is daardoor dikwijls niet meer na te gaan hoe een bekentenis tot stand kwam. Mocht de bekentenis blijven gelden als bewijsmiddel, of zelfs meer waarde krijgen in het strafproces, dan moet verbalisering volgens Horselenberg wel verplicht worden. Ook zou de duur van verhoren beperkt moeten worden. ‘Dat komt de zorgvuldigheid en concentratie van de verdachte ten goede.’
op de handen en armen van de schutter. Met behulp van een elektronenmicroscoop en röntgenanalyse kunnen deze schotresten op een huidmonster van de hand of arm van een verdachte zichtbaar gemaakt worden. De resten zijn zo klein dat het afvegen van de handen na het schot niet afdoende is. Profiling Profilers (vaak psychologen, maar ook recher-
cheurs met een dosis praktijkervaring) analyseren alle aspecten van een misdrijf. Ze bestuderen onder andere de plaats van het delict, het slachtoffer, alle relevante achtergelaten sporen, de aard en de wijze waarop de misdaad is begaan. Aan de hand van deze gegevens stellen ze een gedetailleerd profiel van de dader op, compleet met geschatte leeftijd, huwelijkse staat, werk, sekse, strafblad en ras.
Duizend jaar speuren naar de sleutel nrc handelsblad A4-krant
Digitale opsporingsmethoden worden steeds geavanceerder. Verdachten hoeven hun wachtwoord niet prijs te geven.
die door beveiligingscamera’s worden gemaakt. Deze camera’s registreren veel misdaden bij bijvoorbeeld geldautomaten of in parkeergarages. Een nadeel van de camera’s is dat de beelden meestal van slechte kwaliteit zijn, waardoor de daders moeilijk te herkennen zijn. In de VS worden beelden van beveiligingscamera’s vergeleken met foto’s uit politiedossiers. De software die dit doet, kijkt naar bijzondere kenmerken als opvallende neuzen, piercings en tatoeages.
Door Marie-José Klaver
Opsporingsmethoden
9
Digitale opsporing
Hoe spoor je een kinderpornoverdachte op die foto’s van internet haalt en deze onder vrienden verspreidt? De politie kan om te beginnen de internetprovider van de verdachte verzoeken om de naam- en adresgegevens die bij het e-mailadres van de verdachte horen. Providers zijn niet wettelijk verplicht deze gegevens te verstrekken, maar willen vaak wel meewerken als het om een kinderpornozaak gaat. Daarna kan de politie de loggegevens van de verdachte opvragen om te zien op welke momenten hij verbinding met internet had en wat hij deed in cyberspace. Als er niet genoeg bewijsmateriaal is, kan de politie via een bevel van de rechter-commissaris de provider vragen het internetverkeer van de verdachte af te tappen. Via een internettap, waaraan internetaanbieders volgens de Telecommunicatiewet moeten meewerken, kan de politie stap voor stap volgen wat een verdachte doet. Een internettap klinkt misschien als het ideale digitale opsporingsmiddel, maar dat is het (nog) niet. Toen voor het eerst enkele kinderpornoverdachten voor de rechter moesten komen in wier zaak een internettap was gebruikt, heeft de zaak vier jaar geduurd omdat de politie volgens de officier van justitie grote moeite had om de digitale tapgegevens te lezen. Alleen de afgetapte tekstgegevens (e-mailberichten, websites, chatsessies, nieuwsgroepberichten) konden leesbaar gemaakt worden, de afbeeldingen niet. Analyse Als de verdenking voldoende onderbouwd is, kan de verdachte gearresteerd worden en wordt zijn computer in beslag genomen. De harde schijf wordt meestal ter plekke gekopieerd en ook van cd-roms en andere opslagmedia (bijvoorbeeld zipdrives) worden kopieën gemaakt.
Het programma EnCase maakt duidelijk welke bestanden een verdachte heeft geopend. De harde schijf wordt geanalyseerd met het programma EnCase. EnCase is sinds enkele jaren het standaard onderzoeksmiddel van de bureaus Digitale Expertise van de politie. Het programma laat onder meer zien op welk moment de verdachte bepaalde bestanden voor het laatst heeft geopend en wat hij heeft weggegooid. Alle gewiste bestanden kan EnCase tevoorschijn halen. De data van downloaden, openen en weggooien zijn belangrijk voor de bewijsvoering. Als een verdachte bijvoorbeeld drie kinderpornoplaatjes op zijn pc heeft staan die hij alleen heeft gedownload en nooit heeft geopend, en tienduizenden nudistenfoto’s die hij regelmatig bekijkt, dan kan dat betekenen dat de man of vrouw er niet op uit was om kinderporno te verzamelen. Naast EnCase zijn er tal van programma’s die de politie kan gebruiken voor het analyseren van digitale gegevens. Analyst’s Notebook bijvoorbeeld is een programma om inzicht te krijgen in fraude. Het programma geeft digitale informatie visueel weer zodat verbanden tussen verdachte personen en bedrijven snel duidelijk worden. Dergelijke
software wordt niet alleen door de politie gebruikt, maar ook door de douane, de belastingdienst en financiële instellingen (banken en creditcardbedrijven). Analyse van telefoongesprekken wordt eenvoudiger gemaakt door programma’s die belpatronen in kaart brengen. Zo kan de politie bijvoorbeeld zien wie met wie belde voor een bepaalde drugsdeal. Ook kan de politie zien of bepaalde woorden, bijvoorbeeld codewoorden voor xtc of pseudoniemen, vaker gebruikt worden. Infiltreren In Groot-Brittannië en de VS, waar de opsporingsbevoegdheden ruimer zijn dan in Nederland, gebruikt de politie speciale software om te infiltreren in chatrooms waar pedofielen zich ophouden. In sommige chatrooms wordt real time kinderporno uitgewisseld; in andere worden kinderen belaagd door pedofielen die afspraakjes willen maken of proberen kinderen te corrumperen door ze seksfoto’s te sturen. Een relatief nieuwe digitale opsporingsmethode in de VS is de analyse van beelden
Onleesbaar maken De digitale opsporingsmethoden werken niet altijd. Slimme criminelen maken gebruik van encryptie (versleuteling) en weten dat bestanden weggooien door ze naar de prullenbak te slepen nogal dom is. Met gratis encryptiesoftware als Pretty Good Privacy (PGP) kunnen e-mailberichten en bestanden onleesbaar worden gemaakt voor derden. Alleen degene die over de juiste sleutels en wachtwoorden beschikt, kan bij de gegevens. Ook zijn er programma’s om harde schijven te versleutelen. De politie kan de informatie dan wel kopiëren, maar niet lezen. Een verdachte is in Nederland niet verplicht zijn wachtwoord aan de politie te geven. Verdachten hoeven namelijk nooit informatie af te staan die in hun nadeel kan werken. Een belangrijk principe van de rechtsstaat is dat een verdachte niet hoeft mee te werken aan zijn eigen veroordeling. De politie kan wel proberen om de wachtwoorden en sleutels tkraken.Wachtwoorden kraken lukt vaak wel als het gaat om wachtwoorden die worden gebruikt om een Windows-computer of een elektronische agenda te beveiligen. Als het gaat om een wachtwoord dat bij een versleutelingsprogramma hoort, is het al een stuk moeilijker. De meeste mensen die van versleuteling gebruik maken, weten hoe ze een sterk wachtwoord moeten kiezen. Een sleutel kraken kan in principe ook, maar kost erg veel tijd. Als een verdachte kiest voor de langste sleutel is de politie vele duizenden jaren bezig om de computer de juiste code uit te laten rekenen.
nrc handelsblad A4-krant
Opsporingsmethoden
10
In juli 2000 maakten Amerikaanse wetenschappers bekend dat ze het menselijk genoom - het erfelijke materiaal hadden ontcijferd. In dezelfde tijd voltrok zich een omslag in de publieke opinie over de aanpak van de criminaliteit. Die combinatie heeft het forensisch DNAonderzoek een geweldige impuls gegeven. Een korte geschiedenis. - Begin jaren negentig van de vorige eeuw werd voor het eerst schoorvoetend gesproken over de mogelijkheden om DNA-analyses in strafzaken te gebruiken. Sceptici wezen meteen op de risico’s: als de ontwikkeling van DNA-technologie het mogelijk zou maken steeds meer persoonlijkheidskenmerken vast te stellen, hoeveel zou justitie straks dan van verdachten weten? Wie mocht gegevens uit een DNA-databank gebruiken? Hoe voorkom je dat de privacy van verdachten in gevaar komt? Ruim drie jaar werd er gediscussieerd. Totdat op 1 september 1994 het ‘besluit DNA-onderzoeken’ kracht van wet kreeg. Vanaf dat moment konden verdachten van een misdrijf waarop een celstraf van ten minste acht jaar staat - voornamelijk moord en doodslag - worden gedwongen tot bloedafname voor een DNA-test. Bij zeden- en geweldsmisdrijven gold een minimum gevangenisstraf van zes jaar. Ook kreeg het NFI toestemming een DNA-databank te vullen, maar daarvoor moest een rechter-commissaris of officier van justitie per geval opdracht geven. In de databank mochten alleen DNA-profie-
Effect van camera vaak niet bekend
Dna Camera’s
Meer dan de helft van de gemeenten die gebruik maken van cameratoezicht, heeft het effect niet onderzocht. Het evalueren van cameratoezicht is nu nog niet verplicht. Binnenkort wordt deze verplichting opgenomen in een aanvul-
De lokroep van DNA len worden opgeslagen van daders en nog anonieme profielen uit biologische sporen die bij misdrijven waren aangetroffen. In de praktijk gebeurde dat toen bijna nooit, de databank bleef lange tijd leeg.
staan er ruim 4000 profielen in de databank. Nu gaat de vlag nog uit als er een hit gevonden wordt. Maar het NFI verwacht dat dit heel binnenkort routine wordt en dat er op den duur dagelijks hits uit de computer zullen rollen.
- 1996 werd het jaar van de omslag. Om te beginnen maakte het DNA-onderzoek een grote sprong voorwaarts. Er is nu geen crimineel meer die vermijden kan dat hij bij een misdrijf DNA-sporen achterlaat. 1996 was ook het jaar van de zaak Marc Dutroux. Daardoor kwam er heel veel meer publiciteit en angst voor zedenmisdrijven. De tijd was rijp om vooral daders van dit soort criminaliteit niet te sparen. De combinatie van onrust en vooruitgang in de DNA-techniek maakte dat de politiek rijp werd voor nieuwe wetgeving. Als met DNA zoveel mogelijk was, moest het dan ook niet meer mogelijkheden krijgen als opsporingsmiddel? In 1997 stelde de toenmalige minister van Justitie Sorgdrager voor om de passage in de wet waarin stond dat een gedwongen DNA-test ‘dringend noodzakelijk’ moest zijn, te vervangen door ‘nodig in het belang van het onderzoek’? Onder minister Benk Korthals werd de wet daadwerkelijk in die zin veranderd. Vanaf dat moment begon de DNA-databank zich te vullen. In de zomer van 1999 stonden er circa 2000 DNA-profielen in en toen gaf de databank voor het eerst een hit, in een verkrachtingszaak. De verdachte bekende onmiddellijk. Inmiddels
- Benk Korthals heeft, ook in 2001, de wetgeving ten aanzien van DNA-onderzoek nog verder verruimd. DNA-onderzoek mag nu geëist worden tegen verdachten van misdrijven waarop maximaal vier jaar gevangenisstraf staat. Daaronder vallen ook inbrekers met geweldpleging en bijvoorbeeld vrouwenhandelaars. Regelmatig zeggen met name korpschefs van politie dat de opsporing van criminelen een stuk makkelijker zou worden als voortaan van elke verdachte standaard een DNA-monster zou worden afgenomen. Daarmee zou de DNA-databank een mooie en zinvolle uitbreiding krijgen. Zelfs is er al wel eens onderzoek gedaan onder Nederlanders of niet van alle in Nederland levende mensen zo’n DNAmonster zou moeten worden afgenomen en opgeslagen. Het schijnt dat een meerderheid van de Nederlanders daar niet zoveel problemen mee heeft. Maar dit zijn allemaal nog vrij wilde voorstellen die voorlopig nog niet wetten vertaald zullen worden.
ling op de Gemeentewet. Volgens het College Bescherming Persoonsgegevens ( CBP) vindt inmiddels in 93 gemeenten cameratoezicht plaats, bijna eenvijfde van alle gemeenten. De camera's staan of hangen in uitgaanscentra, op stations, bij haltes van het openbaar vervoer en bij openbare gebouwen. Grote gemeenten maken vaker gebruik van came-
- Een ander discussiepunt is de vraag of DNA de politie ook kan helpen aan gegevens over het uiterlijk van de dader. Het
ratoezicht dan kleinere. In 45 procent van de gemeenten met cameratoezicht is het effect ervan wél gemeten. Van deze groep rapporteert 46 procent dat het aantal vermogensdelicten (zoals straatroof) is afgenomen, en 35 procent constateert dat er minder geweldsdelicten (zoals mishandeling) worden gepleegd. Twee gemeenten melden juist een toename van
idee is: vind je DNA-sporen op de plek van het misdrijf en je hebt nog geen verdachte, dan zou je via onderzoek van het DNA wellicht te weten kunnen komen hoe die dader eruitziet en dan gericht kunnen zoeken. Minister Korthals heeft, ook in 2001, die mogelijkheid in de wet ingebouwd. Maar eigenlijk lijkt dat nogal voorbarig. Deskundigen zeggen dat het nog een hele tijd zal duren voordat er werkelijk uiterlijke kenmerken uit het DNA zijn af te lezen. Op dit moment is alleen het geslacht met zekerheid vast te stellen. In Groot-Brittannië zeggen deskundigen dat ook het ‘ras’ binnenkort zal kunnen worden bepaald. Andere doorbraken op het gebied van DNA-onderzoek zijn de komende jaren niet te verwachten. Maar dan nog. Stel dat je na sporenonderzoek weet dat het misdrijf gepleegd moet zijn door een bruinogige, zwartharige man van Aziatische afkomst, wat weet je dan eigenlijk helemaal? In ieder geval niet genoeg om zondermeer te kunnen zeggen: die is het. Aan dit soort gegevens heb je pas iets als je een aantal mogelijke verdachten hebt. En als je daarna die verdachten een DNA-onderzoek kunt opleggen. Of als je in een DNA-databank iemand met hetzelfde profiel hebt zitten. Maar het idee dat je met behulp van een DNA-profiel een dader kunt opsporen lijkt voorlopig in ieder geval een illusie. En dan is er nog de privacy. Bij het maken van een DNA-profiel zouden heel wat meer gegevens dan alleen uiterlijke worden bepaald. Het DNA geeft ook informatie over bijvoorbeeld erfelijke afwijkingen en ziektes. In de wet zou toch vastgelegd moeten worden dat dat soort gegevens niet worden onderzocht. Met andere woorden: hoe waarborg je dat de privacy van mensen niet wordt geschaad?
beide. Ruim een kwart van de gemeenten stelt dat er door het cameratoezicht meer misdrijven zijn opgelost. Acht procent meent dat de camera's geen enkel effect hebben gehad. Uit een ander onderzoek door TNO in Delft, bleek dat de camera's vaak onbemand zijn. In vier op de vijf gemeenten wordt niet live meegekeken door bijvoorbeeld de politie. In iets
meer dan een derde van de gemeenten worden de beelden op vaste tijdstippen live bekeken en verder alleen achteraf, als zich op straat iets bijzonders heeft afgespeeld. In bijna de helft van de gemeenten worden camerabeelden alleen achteraf bekeken als daarvoor aanleiding is.
Stuifmeel
Tentvormige boog
‘Een telling van het stuifmeel in de longen verklapt waar de dode was toen hij het laatst inademde, in een dennenbos of op de hei.’ Het stuifmeel van bomen, grassen en onkruid laat ongemerkt sporen achter op lichamen, kleren en voorwerpen. Sporen die vertellen in welk bos iemand heeft gewandeld en welke route hij heeft afgelegd. Werd dit onderzoek tot voor kort toegepast op de maaginhoud en het longweefsel van veenlijken en gletsjermannen, tegenwoordig gebruikt de politie die microscopisch kleine pollensporen ook om misdaden op te lossen. Want de crimineel die een slachtoffer in een weiland achterlaat, neemt een hele serie pollensporen met zich mee: op zijn huid, in het profiel van zijn schoenen en in het luchtfilter van zijn auto. Sinds een jaar telt Bunnik in opdracht van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) pollenkorrels op menselijke huid, neusslijmvlies, kledingstukken en tassen. Zijn bijdrage aan het recherchewerk is simpel. Stel: een vrouw wordt vermist, de verdachte heeft een schep in zijn schuur en verklaart dat de moddersporen afkomstig zijn uit zijn tuin. Vergelijk je het pollenbeeld van die modder met dat van de
Miljoenen korrels Een mannelijke plant produceert miljoenen stuifmeelkorrels, ofwel pollen. Gemiddeld is een stuifmeelkorrel 30-50 micrometer in door-
Stuifmeelpollen snee, te klein om met het blote oog te zien. De verspreiding varieert. De den heeft bijvoorbeeld een pact gesloten met de wind voor het verspreiden van zijn genenmateriaal. Honderden kilometers ver, tot in de Atlantische Oceaan, kom je dennenstuifmeel tegen. Vind je stuifmeel van een roos, dat wordt verspreid door insecten, dan is er ook een rozenstruik te vinden binnen enkele tientallen meters. De openingen en deukjes in de pollenwand verraden van welke plant of boom het stuifmeel afkomstig is. Voordat het stuifmeel uit een bodemmonster onder een microscoop wordt herkend, moet het een reeks chemische aanvallen door-
Gewone boog
staan: een zoutzuurbad, een loogdouche en een spoeling van fluorwaterstof verwijderen kalk, klei en zand uit het monster, maar tasten de pollenwand niet aan. Een lichte verkleuring maakt de wandstructuur juist makkelijker herkenbaar onder de microscoop. Gebruik van DNA-technologie en gedetailleerde databestanden moeten de prestaties in dit nieuwe vakgebied naar een hoger plan tillen. ‘Zie je dat rijtje populieren daarbuiten?’ vraagt Bunnik, ‘Allemaal klonen van één en dezelfde boom. Als we bomenfamilies genetisch kunnen onderscheiden, kun je iedere pollenkorrel weer terugbrengen naar het bosje waar hij vandaan komt. Ik zag op een documentaire op Discovery Channel al wat je daarmee kunt doen: een bijzonder boomzaadje uit de auto van het slachtoffer bracht de politie via DNA-onderzoek op de plek van de misdaad, tot op de boom nauwkeurig.’ Een groot voordeel is dat je een boomzaadje of een stuifmeelkorrel niet om toestemming hoeft te vragen voor een DNA-onderzoek. ‘Geleidelijk aan komen we er achter waar je allemaal informatie uit kan halen’, vertelt Bunnik. ‘Neem de rouwranden onder de nagels van een verdachte. Als hij heeft gegraven zitten die vol grond, en dus vol stuifmeel. Knip je die nagels, dan heb je een schat aan informatie over waar hij heeft zitten woelen en hoe diep. Eigenlijk moet je ook direct op de plaats van het delict bodemmonsters nemen. Constateer je een verschil tussen lijk en vindplaats, dan weet je bijna zeker dat er met het lichaam is gesleept. ‘Drie maanden later bemonsteren levert niks meer op. Het pollenbeeld verandert van seizoen tot seizoen. Veel bomen bloeien in het voorjaar, gras bloeit in de zomer. Het zou daarom mooi zijn als stuifmeelonderzoek voortaan standaard wordt uitgevoerd bij delicten.’
Dubbele lus
Door Henk Leenaers
tuinaarde, dan ben je er snel achter of de verklaring klopt. Zo niet, dan is de zaak nog niet rond. Bunnik: ‘Want waar heeft de verdachte dan wel gegraven? Zo’n vraag kunnen we nog niet beantwoorden. Ook kan een pollenbeeld je op het verkeerde been zetten. Een groot deel van de Nederlandse tuinaarde wordt uit het Oostblok geïmporteerd. Dus als ik niet oppas, zet ik de politie op een dwaalspoor naar Rusland.’
Gewone spiraal
,,Wat heeft ze het laatst gegegeten en waar ging ze dood? Of je nou onderzoek doet naar het meisje van Yde, het beroemde veenlijk uit Drenthe, of het meisje van Nulde: de onderzoeksvragen zijn hetzelfde.” Een gesprek met Frans Bunnik, als bioloog werkzaam bij Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen TNO.
Classificatie van vingerafdrukken
Lus met centrale kern
Dubbele lus
11
Stuifmeel, een waardevolle stille getuige
Ellepijplus
Opsporingsmethoden
Tentvormige boog II
A4-krant
Toevallig kenmerk
nrc handelsblad
Straalsgewijze lus
Classificatie van vingerafdrukken
‘Recht op privacy is schuilplaats voor het kwaad’ nrc handelsblad A4-krant
Namens de Raad van Hoofdcommissarissen pleit korpschef Welten om de politie meer mogelijkheden te geven DNA en andere technische opsporingsmiddelen in te mogen zetten. ‘Vergelijk het met de klapschaats. Die gebruik je toch ook?’
Wie de wet overtreedt, verspeelt zijn rechten. ‘Ja. Ik vind dat mensen, naarmate ze meer strafbare feiten plegen, navenant hun recht verspelen op privacy.’ U heeft daar ook bij gezegd: “ als ze hier te gast zijn”. ‘Juridisch gezien is dat natuurlijk ingewikkeld, maar het knaagt.’ Op een symposium zei Welten letterlijk dat het koppelen van politiebestanden ‘van mensen die zich niet aan de spelregels houden of hier te gast zijn’ gelegitimeerd is. Begin 2004 beginnen politie en justitie namelijk met een nieuwe sporendatabank. Daarin komen zowel vingerafdrukken van bij de politie bekende personen als ‘clusters’van DNA-sporen. Het betreft dan sporen met hetzelfde DNA-profiel, die op verschillende plaatsen zijn gevonden waar misdrijven zijn gepleegd. Het gaat met name om veelvoorkomende criminaliteit, zoals inbraken en autodiefstallen. Als een vingerafdruk matcht met één of meer DNA-sporen, kan van de persoon die bij de vingerafdruk onder dwang een DNA-profiel worden afgenomen. Matcht die ook, dan kunnen met een minimale inspanning in één keer tientallen zaken worden opgelost.
Door Margriet Oostveen Welten is binnen de Raad van Hoofdcommissarissen woordvoerder op het gebied van nieuwe ontwikkelingen in de opsporing, zoals het DNA-onderzoek. Opsporingsmethoden
12
Juristen zijn het vaak niet eens met de mogelijkheden die hij de politie rond DNA-onderzoek wil geven. Ze vinden dat hij te ver wil gaan. ‘Ik weet dat ik klink als iemand die de wet wel heel ver wil oprekken en daar worstel ik mee hoor’, zegt Welten. Hij kijkt daarbij opvallend opgewekt - en doet er vervolgens nog een schepje bovenop: ‘Wij bij de politie moeten van de politiek doelmatiger werken, terug naar onze kerntaken: opsporing en handhaving. En dat wordt straks allemaal afgerekend met prestatiecontracten. Dus natúúrlijk is de kunst in de eerste plaats om met zo min mogelijk inspanning zoveel mogelijk zaken op te lossen.’
En in die sporenbank wilt u ook de vingerafdrukken opnemen die asielzoekers bij aankomst in ons land moeten afgeven? Welten pakt een papiertje en tekent een vierkant. ‘Dit is Havank, het computersysteem van de politie waarin alle vingerafdrukken zijn opgeslagen.’ Hij deelt het vierkant in tweeën en wijst op de ene helft. ‘Hier zitten alle vingerafdrukken die te maken hebben met strafbare feiten.’ Wijst op de andere helft: ‘En hier, in een gescheiden databank, zitten de vingerafdrukken die ter identificatie van asielzoekers zijn afgenomen.’
U schetst de toekomst door sience-fiction films als The Matrix en Robocop te noemen. Agenten controleren burgers daarin compleet. ‘En dat meen ik serieus. We kunnen straks, onder meer dankzij de DNA-techniek, heel makkelijk bepalen wat iemand heeft gedaan. En je zou als politie wel gek zijn als je daarvan geen gebruik maakte. Vergelijk het met de klapschaats. Daar kun je ook sneller mee, en die gebruik je toch ook?’ Privacy En het recht op privacy? ‘Het recht wordt tegenwoordig als schuilplaats voor het kwaad gebruikt, zeg ik altijd maar. Daarvoor is het recht helemaal niet bedoeld.’
Korpschef B. Weltens. Foto Sake Elzinga
En die wilt u koppelen. ‘Er zijn momenten dat rechercheurs ons vragen naar vingerafdrukken uit de
databank met asielzoekers. En we weten: er komen hits uit.’ Dus die vingerafdrukken van asielzoekers zijn wel eens vrijgegeven? Welten haast zich nu: ‘Nee, nee, dan zeggen wij natuurlijk: “Jongen, dat mág niet.” Maar zelf vinden we het ook raar: je hebt die informatie in je bestand. Maar je wil het niet weten. Ik vind dus wel dat die bestanden gekoppeld moeten worden, al weet ik dat het ingewikkeld is.’ Het nieuwste DNA-wetsvoorstel, gaat u niet ver genoeg. Terwijl die wet het vanaf volgend najaar mogelijk moet maken bij álle veroordeelden van delicten waarop vier jaar celstraf of meer staat, onderdwang DNA af te nemen. Wat wilt u nog meer? ‘Ik vind dat iedereen die aangehouden wordt onmiddellijk na die aanhouding DNA zou moeten afgeven.’ En als de aanhouding onterecht was? ‘Dan kunnen we het DNA weer vernietigen. Het heeft ook met vertrouwen te maken. De rechtstatelijkheid van de opsporing vind ik echt heel belangrijk.’ U stelt dat vertrouwen met uw voorstellen wel op de proef. ‘Maar kijk nu eens naar de consequentie van dat wetsvoorstel. Als dat doorgaat, dan moet het eerste jaar bij ongeveer 11.000 veroordeelden DNA worden afgenomen. Dacht u dat die allemaal in de cel zaten? We hebben het over delicten waarop vier jaar of meer celstraf staat. Maar zoveel wordt niet altijd door de rechter opgelegd. Van de 11.000 veroordeelden krijgen er dus zo’n 8.500 helemaal geen vrijheidsstraf. En die moeten wij voor een tweede keer opsporen? Alleen om DNA af te nemen? Doe me een lol! ‘Bedenk liever een systeem, zeg ik dan, om dat DNA-materiaal al meteen bij de aanhouding af te nemen. Het presteren van de politie staat nu al enorm onder druk. En het aanhouden van een persoon, omdát hij al veroordeeld is, dat heeft niets meer met een politietaak te maken.’
Den Haag is strenger dan Brussel nrc handelsblad A4-krant
Vergroting van veiligheid en terrorismebestrijding zijn voor Europa prioriteit nr. 1. Hoewel Brusselse maatregelen zoals het Europees arrestatiebevel op veel kritiek stuiten, zijn het de nationale regeringen die de meest ingrijpende maatregelen nemen. Door Caroline de Gruyter en Michèle de Waard
Opsporingsmethoden
13
Europa
Eerst stel je in de computer een profiel op van de potentiële terrorist. Dan laat je daar databestanden van allerlei instanties op los, zoals universiteiten, de vreemdelingendienst, sociale diensten, banken of zelfs sportclubs. De namen die eruit rollen, komen op een lijst. In tijden van nood houdt de politie deze mensen in de gaten. Zodra een potentiële verdachte zijn bankpas in de automaat steekt, springt bij de recherche het licht op rood. Deze methode, de zogenaamde Rasterfahndung, is in Duitsland een beproefd middel om terroristen te vangen. Menig lid van de linkse terreurorganisatie Rote Armee Fraktion verdween in de jaren zeventig op deze manier achter slot en grendel. Daarom leek deze methode de Duitsers ook wel wat voor Europa. Suspecte figuren kunnen zich na het wegvallen van de grenzen vrijelijk door de hele Europese Unie bewegen. Politie en inlichtingendiensten moeten van Spanje tot Nederland extra alert zijn op aanslagen door Al-Qaedastrijders of andere moslimterroristen. Drie van de vier terroristen die de Twin Towers lieten exploderen, konden immers jarenlang ongestoord hun gang gaan in Europa. Ondanks een intensieve lobby vangen de Duitsers bot. De meeste lidstaten vinden deze manier van opsporen een ernstige schending van de privacy, die de liberale rechtsstaat ondermijnt. De kans dat de Duitse methode een Europese methode wordt, lijkt nihil. Europese regels op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken komen er alleen als àlle vijftien lidstaten het eens zijn.
Het voorbeeld van de Rasterfahndung illustreert hoe ver ‘Brussel’ kan gaan in gezamenlijke terrorismebestrijding - niet ver. Toch hebben de Europese landen de aanslagen van 11 september aangegrepen om omstreden maatregelen in te voeren die voorheen ondenkbaar waren. Burgeren mensenrechtenorganisaties als State Watch en Amnesty International voeren heftig campagne tegen wat zij noemen ‘de uitverkoop van het recht op privacy’. Deskundigen Internationaal Recht waarschuwen voor schending van mensenrechtenverdragen. Nieuwe wetten Het internationale terrorisme moet in alle hevigheid worden bestreden, was de boodschap van de Europese regeringsleiders, die direct na de aanslagen op Amerika spoedberaad hielden. De aanslagen hadden pijnlijk aangetoond dat terrorismebestrijding in Europa te wensen overliet. De Europese leiders spraken af extra veiligheidsmaatregelen te nemen en de antiterreurwetgeving te verscherpen. Sindsdien zijn de landen druk bezig om de voorstellen in wetgeving om te zetten. Zo bereikten de Europese ministers eind 2001 een akkoord over een Europees aanhoudingsbevel en een gemeenschappelijke definitie van terrorisme. De richtlijnen moeten eind dit jaar in alle vijftien landen geldig zijn. Verder kreeg Europol, het ‘Europese politiebureau’ in Den Haag, extra bevoegdheden. Europol mag voortaan persoonsgegevens uitwisselen met Amerikaanse veiligheidsdiensten. Ook hebben landen als Engeland, Duitsland, Frankrijk èn Nederland onder het mom van antiterreurwetgeving maatregelen doorgevoerd die voorheen niet door het parlement kwamen omdat de privacy in het geding was. In zijn ijver de balans tussen vrijheid en veiligheid te herstellen, stelt Nederland zelfs maatregelen voor die in andere EU-landen zeer controversieel zijn. Zo wil minister Donner (Justitie) de privacyregels versoepelen ten behoeve van de strijd tegen terrorisme en zware misdaad. Waar in Engeland een voorstel door het parlement is getorpedeerd om alle
ambtenaren zonder gerechtelijk bevel inzage te geven in alle persoonsgegevens, wil Donner de informatieuitwisseling zonder gerechtelijk bevel vergroten. Volgens de wet mag de politie ‘zachte informatie’ nu maar maximaal een half jaar vastleggen. Donner wil die tijdslimiet oprekken. Ook wenst hij dat informatie over niet-verdachte personen wordt opgeslagen. Politie en justitie moeten gemakkelijker bij persoonsinformatie kunnen, variërend van bank tot sportvereniging. Verder heeft Nederland maatregelen verruimd om uitvoerige DNA-analyse bij verdachten toe te staan bij delicten waarop vier jaar of meer celstraf staat. In de meeste Europese landen is zo’n uitvoerige DNA-analyse verboden. Heel Europa In Nederland, maar ook in andere lidstaten, wordt de Europese antiterreurwetgeving vaak aangehaald als bewijs van de stelling dat mensenrechten en het recht op privacy op de helling zijn gegaan. In werkelijkheid heeft 11 september alleen als katalysator gefungeerd. Zo had een aantal landen in Europa al langer een definitie van terrorisme in de wet staan. Nederland niet. Met instemming van Den Haag is niet alleen in Brussel afgesproken wat een terroristische groepering is, ook wordt het leiden van en het deelnemen aan een terroristische groep in de hele EU strafbaar. Helpers van terreurgroepen krijgen straffen die ,,hoger zijn dan de straffen die het nationale recht kent”. Ook worden terroristen en hun helpers uitgesloten van uitkeringen, andere overheidssteun en commerciële activiteiten. En ze moeten kunnen worden uitgeleverd aan andere lidstaten volgens het Europees arrestatiebevel. Het ontwerp voor deze richtlijn lag al klaar vóór de aanslag op New York. Als de lidstaten ergens niet voor voelen, zoals voor de Duitse Rasterfahndung, gaat het feest simpelweg niet door. De angst van sommigen dat heel Europa binnenkort ‘op last van Brussel’ militaire tribunalen zal kennen (zoals Spanje en Groot-Brittannië) of dat mensen waar ook
in de hele Unie gefouilleerd gaan worden, lijkt voorbarig. Wel is het debat over dergelijke maatregelen opgeflakkerd. Dat begon enkele jaren geleden onder invloed van de stijgende grensoverschrijdende criminaliteit in Europa, de groeiende migratieproblemen en het algehele gevoel van burgers dat ‘de slinger te veel naar de tolerante kant is doorgeslagen’. 11 september heeft die tendens versterkt. Het meest omstreden blijft de Britse maatregel (Anti-Terrorism, Crime and Security Act) van december 2001, die het mogelijk maakt potentiële terroristen zonder Brits paspoort voor onbeperkte tijd zonder proces gevangen te zetten. Burgerbewegingen protesteren hevig tegen ‘Guantánamo in het klein’, dat in de Belmarsh-gevangenis in Londen is ontstaan waar deze verdachten vastzitten. Net als de 660 gevangenen die de VS gevangenhouden op de Amerikaanse basis Guantánamo Bay op Cuba, zitten ze vast zonder aanklacht, zonder uitzicht op een proces. In Amerika zelfs zonder advocaat. Voor zulke draconische maatregelen, zeggen internationale juristen, is in de meeste andere EU-staten simpelweg geen draagvlak. Mensenrechten In Nederland is er discussie over het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het College Bescherming Persoonsgegevens vindt zelfs het invoeren van een identificatieplicht in strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Minister Donner laat dat koud. In het kielzog van terrorismebestrijding trekt Nederland de liberale juridische teugels aan. Ook wettelijke minimumstraffen en meer man in één cel zijn geen taboes meer. ,,Het is voorbij met de liberale rechtsstaat”, meent hoogleraar Klip. Volgens anderen moet Nederland juist strenger worden om het land weer in het gareel te krijgen. Eén ding is duidelijk: onder druk van de internationale terrorismebestrijding krijgt de Nederlandse rechtsstaat een ander karakter. Maar die tendens was in Europa al aan de gang vóór 11 september.
Politiedatabank voor sporen nrc handelsblad A4-krant
Politie en justitie zijn op 1 januari begonnen met een landelijke sporendatabank. De databank moet het mogelijk maken reeksen misdaden op te lossen dankzij een combinatie van DNA-sporen en vingerafdrukken. Zodra één spoor is geïdentificeerd als afkomstig van een bepaalde persoon, kan dat een hele reeks delicten oplossen. Door Margriet Oostveen
Opsporingsmethoden
14
Korte berichten
Nederland is het eerste land dat een proef met deze ‘informatiegestuurde opsporing’ neemt. De politieregio’s Utrecht en Midden-West-Brabant beginnen met de sporendatabank. Minister Donner van Justitie heeft dit in gang gezet omdat er in de praktijk bij DNAonderzoek nog ,,te weinig gebeurt met de mogelijkheden die de wet biedt”. De afgelopen jaren zijn de technische en juridische mogelijkheden voor forensisch DNA-onderzoek fors verruimd. Sinds twee jaar kan ‘in het belang van het onderzoek’ bij delicten waar vier jaar celstraf of meer op staat zonodig onder dwang celmateriaal worden afgenomen voor DNA-onderzoek. Voorheen lag de grens op een celstraf van zes tot acht jaar en moest de DNA-afname nog ‘dringend noodzakelijk’ zijn. Volgens Donner worden aan forensisch DNA-onderzoek sindsdien juridisch geen zwaardere eisen gesteld dan aan bijvoorbeeld het gebruik van vingerafdrukken. Zo kan DNA-onderzoek volgens de minister van Justitie ook ‘in het belang van het onderzoek’ zijn als een verdachte al heeft bekend, omdat een bekentenis later vals kan blijken of kan worden ingetrokken. De minister sluit bovendien niet uit dat het mogelijk wordt ook onder dwang DNA af te nemen om de identiteit vast te stellen van een verdachte die deze weigert prijs te geven. ,,Zou blijken dat DNAafname ook voor identiteitsvaststelling
de bekendmaking van de landelijke sporendatabank niet uit dat het mogelijk wordt in de toekomst ook onder dwang DNA af te nemen. Op deze manier kan de identiteit worden vastgesteld van verdachte die weigeren te zeggen wie ze zijn.
Het spoor vanaf ‘plaats van delict’ Meteen na vaststelling van een misdrijf wordt de plaats delict afgezet. Foto Bas Czerwinski nuttig is, dan wil ik daarover nadenken.” Korpschef Welten van de politie in Groningen legt uit wat de ‘informatiegestuurde’ opsporing in de praktijk voor gevolgen kan hebben: ,,Als we de sporen gaan combineren, wordt het mogelijk dat we ‘s morgens op de recherchevergadering (over een verdachte) zeggen: Haal hem maar op, we weten al dat die het gedaan heeft.’
Justitie wil DNA vragen van jonge delinquenten Justitie wil vanaf komend voorjaar alle gedetineerden in jeugdinrichtingen vragen vrijwillig een DNA-monster af te staan. De DNA-profielen worden opgenomen in de landelijke DNA-databank in Rijswijk. Uit een enquête onder de jonge delinquenten blijkt dat een aanzienlijk deel van hen bereid is mee te werken aan het opslaan van hun DNA-profiel. Om hoeveel jongeren het precies gaat kan het ministerie van Justitie nog niet zeggen. Er loopt al een proef voor vrijwillige afgifte van een DNA-monster bij gevangenen die ter beschikking van de regering zijn gesteld (tbs’ers). Afgelopen jaar lieten
honderd tbs-patiënten na een voorlichtingscampagne hun DNA-profiel opslaan in de landelijke databank. Een enquête onder deze groep gaf aan dat twintig procent aan de afgifte zou willen meewerken. Volgens Justitie ligt het animo onder de jongeren hoger. Justitie wil de profielen van jeugdcriminelen twintig tot dertig jaar bewaren. Met het vrijwillig afstaan van een DNAmonster kunnen zij laten zien dat ze, na het uitzitten van hun straf, niet willen terugvallen in hun oude gedrag. Het idee om veroordeelden te vragen vrijwillig DNA-materiaal af te staan stamt uit 2001. De Tweede Kamer vroeg toen aan toenmalig minister Korthals van Justitie om deze maatregel te onderzoeken. De DNA-profielen zouden van pas kunnen komen bij onopgeloste misdrijven en tevens een preventieve werking kunnen hebben op gedetineerden. ‘Voor gedetineerden kan het een steuntje in de rug zijn om niet terug te vallen in crimineel gedrag’, aldus een woordvoerder van Justitie. Een verplichte afgifte van DNA-materiaal is op dit moment alleen mogelijk ‘in het belang van het onderzoek’ bij delicten waar vier jaar celstraf of meer op staat. In de DNA-databank van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) zijn op dit moment bijna 14.500 DNA-profielen opgeslagen. Politie en justitie zijn op 1 januari begonnen met een landelijke sporendatabank. De databank moet het mogelijk maken om reeksen misdaden op te lossen dankzij een combinatie van DNA-sporen en vingerafdrukken. De minister sloot bij
Welke route leggen sporen af voordat ze door het Nederlands Forensisch Instituut worden onderzocht? Een voorbeeld. Plaats van delict (PD): een garage, waarin een auto staat met daarin een lijk. Zodra de politie poolshoogte heeft genomen, licht zij de technische recherche (TR) in. De TR bezoekt de plek en als hij vermoedt of vaststelt dat het hier om een misdrijf gaat, schakelt hij de (tactische) recherche in. Vervolgens is het aan de TR om alle mogelijke sporen veilig te stellen en de PD in kaart te brengen. De garage wordt daarbij hermetisch afgesloten en elk detail in de ruimte, van auto tot lijk en van voetafdrukken tot openstaande deur, wordt op foto, video en een getekende plattegrond vastgelegd. Tegelijkertijd voert de TR een standaard sporenonderzoek uit: vingerafdrukken, bloedsporen, haren, vezels, band- en voetsporen. De TR kan daarbij de hulp inroepen van specialisten van het Nederlands Forensisch Instituut. Zodra de TR alle mogelijke sporen heeft verzameld, gaan deze naar de leiding van het rechercheteam dat met het onderzoek naar de zaak is belast. De teamleiding beslist vervolgens in overleg met de TR en het NFI welke van de sporen naar het NFI moeten voor nader onderzoek. In dit geval zal de teamleiding zonder meer het lijk (voor autopsie) en alle aangetroffen biologische sporen zoals vingerafdrukken en haren, laten onderzoeken. De uitkomsten van dit onderzoek zijn vervolgens voer voor de rechercheurs van het team, die met de uitslag in de hand gaan speuren.