Paul Steenhuis
Scherpe letters 40 jaar vorm van NRC Handelsblad
NRC Boeken 2010
tekst Paul Steenhuis eindredactie Sabien Stols, Nico Klein beeldredactie Jan Paul van der Wijk, Tessa van der Waals ontwerp Tessa van der Waals illustraties Pepijn Barnard fotografie/lithografie Fotodienst NRC druk-en bindwerk Drukkerij Wilco, Amersfoort © 2010 Paul Steenhuis & NRC Handelsblad
isbn 978 90 79985 23 4 nur 680 www.nrcboeken.nl www.nrc.nl www.nrcnext.nl
Inhoud 7
De vorm van de krant: inleiding
10
Van zwart-wit nieuws naar kleur: voorpagina’s
25
1 De eerste Handelsblad NRC
30
De eerste cultuurbijlage: Cultureel Supplement
47
2 Hoe maak je een krant in glas-in-lood
52
Achtergronden met wrijfletters: Zaterdags Bijvoegsel
71
3 Een kleine revolutie in Lux et Libertas
76
Fictie en non-fictie komen samen: Boeken
89
4 De naakte krantenletter zonder kraalrand
94
De groei van het zakelijk nieuws: Economie
105
5 Foto’s: liever een kolibrie op Texel
110
Gedeelde kennis in katernen: Wetenschap
123
6 Een halve eeuw Bommel
128
Verdieping in beeld: Profiel en Thema
136
Kampioenen in oranje inkt: Sport
145
7 Van achter naar voren met Kamagurka
150
Levenskunst met opinieschok: Agenda, Leven &tcetera, Opinie & Debat
161
8 Broekloze humor van Fokke & Sukke
164
Jonge ochtendkrant op tabloid: nrc.next
175
9 De krant vernieuwt zich: nrc.next
180
Weekeditie en eenmalige bijlagen: speciale uitgaven
189
10 Van digitaal experiment tot e-paper nrc.nl
194
Beeldexperimenten in broadsheet: Donderdag Agenda
5
Dit boek is opgedragen aan alle opmaakredacteurs, vormgevers, beeldredacteuren, fotografen en illustratoren vanaf 1970
vormgevers in de periode 1970-2010 die – voor zover te achterhalen bijdroegen aan de pagina’s die zijn opgenomen in dit boek Paula van Akkeren, Pepijn Barnard, Jade van Beek, Henk van den Berg, Roland Blokhuizen, Steven Boland, Jeannette van Bommel, Wilfred Boom, Fiona Broese van Groenou, Robert Buizer, Henry Cannon, Ebbo Clerkx, Doutsen Ebbendorf, Kees Endenburg, Joris Fiselier, Ron Fontijn, Eric van Gameren, Fokke Gerritsma, Bart Grätz, Sanne van Griensven, Ingrid van Halteren, Evert Hermans, Sjoerd Hesselbach, Marien Jonkers, Jim Karstel, Wibbine Kien, Marike Knaapen, Bas van Kooij, Hans van Laarhoven, Nandan Lemmers, Roos Liefting, Viola Lindner, Henk Marseille, Karin Mathijssen Gerst, Tamyra Meesters, Vincent Mentzel, Peter ter Mors, Willum Morsch, Jan Muijers, Ris van Overeem, Wendy Panders, Marinka Reuten, Nicole Robbers, Stephan Saaltink, Yassine Salihine, Rik van Schagen, Joyce Siahaya, Colette Sloots, Koen Smeets, Stella Smienk, Sterre Sprengers, Lisette Swart, Ank Swinkels, Wilma Tichelaar, Liesbeth van Trigt, Robbert van Venetië, Marloes Verduin, Reinout Versteeg, Miriam Vieveen, Tessa van der Waals, Jan Paul van der Wijk en Willem van Zoetendaal
fotoredactie 2010 Nicole Robbers, Evert Hermans, Joyce Siahaya, Sterre Sprengers en Robbert van Venetië Met dank aan de redactie vormgeving en fotografie van NRC Handelsblad
6
De vorm van de krant Het was een goed idee om in 1970 twee noodlijdende kranten samen te voegen. De fusiekrant NRC Handelsblad, geboren uit de Nieuwe Rotterdamse Courant en het Algemeen Handelsblad, is in veertig jaar tijd uitgegroeid tot een belangrijk landelijk Nederlands dagblad, met inmiddels vele verschijningsvormen. Naast de oorspronkelijke avondkrant is er sinds 2006 een zusterkrant, het ochtendblad nrc.next, met deels dezelfde inhoud. Er is een weekeditie voor het buitenland, en digitaal wordt NRC Handelsblad anno 2010 op vijftien verschillende manieren gepubliceerd, in toepassingen als iPhone, iPad, e-readers en gewoon op de website nrc.nl. Tel je de abonnees van al die verschillende vormen van NRC Handelsblad op, dan groeit het abonneebestand nog steeds. Maar het moederschip is nog altijd de papieren avondkrant NRC Handelsblad, die zes keer per week verschijnt. Op groot papierformaat, broadsheet, zoals de vakterm luidt, net zoals het eerste nummer in 1970. Dat is opmerkelijk, omdat de internationale ontwikkeling bij kwaliteitskranten die van krimp in het formaat is: veel serieuze kranten zijn in het eerste decennium van de 21ste eeuw van groot naar klein formaat gegaan. Die compacte vorm zou moderner en handiger zijn. Bij nrc verschijnen alleen de bijlagen op tabloid, halfformaat. De ‘Schat, ze krimpen de kranten’-trend heeft NRC Handelsblad dus maar deels beïnvloed. Opmerkelijk veel nrc-lezers hebben de redactie laten weten dat zij aan dat grote formaat van hun nieuwskant gehecht zijn. Vreemd op het eerste gezicht, want het gaat bij kranten toch vooral om de inhoud, het nieuws, de manier waarop de redactie de actualiteit duidt en becommentarieert. Wat zou de vorm er dan toe doen? Maar blijkbaar schuilt er veel waars in de beroemde uitspraak van de Canadese mediafilosoof Marshall McLuhan: ‘Mensen lezen eigenlijk geen kranten. Ze stappen er in [...] als in een warm bad.’ De vorm van de krant is voor de lezer belangrijk. Die zorgt mede voor het vertrouwde gevoel. Het lijkt alsof alleen de inhoud van de krant steeds verandert. Elke dag is er vers nieuws, elke dag zijn er nieuwe foto’s. De manier waarop dat nieuws elke dag gestructureerd wordt, de vorm van de krant, lijkt bijna abstract onaantastbaar, altijd dezelfde. Maar dat is niet zo.
7
Kranten veranderen steeds een beetje van uiterlijk. Ook de digitale versies. Alleen gaat dat doorgaans zo geleidelijk, dat het nauwelijks opvalt. Een krant van een jaar oud heeft vaak nog wel iets vertrouwds, maar een krant van vijf, tien, twintig jaar oud – die ziet er echt heel anders uit. De vorm is niet meer vertrouwd. De letters zijn anders, de bladspiegel is anders, de foto’s zijn anders afgedrukt: niet alleen het nieuws in die oude krant is dan inmiddels geschiedenis geworden, ook de vorm waarin dat nieuws is gegoten is historie. Over die geschiedenis van de veranderde vorm van NRC Handelsblad gaat dit boek. Het eerste nummer van die krant verscheen op donderdag 1 oktober 1970, en kwam zoals gezegd voort uit de samenvoeging van twee min of meer gelijkgestemde, liberale kranten: het Amsterdamse Algemeen Handelsblad, opgericht in 1828, en de Nieuwe Rotterdamse Courant, opgericht in 1844. Historica Pien van der Hoeven werkt aan een gedegen inhoudelijke studie over de geschiedenis van de eerste kwarteeuw van de fusiekrant NRC Handelsblad. Bij haar komen zaken aan de orde als: hoe verliep de fusie precies, wat was het redactionele beleid, welke maatschappelijke functie vervulde de krant. Die aspecten worden in dit boek slechts zijdelings belicht. Scherpe letters gaat over de zichtbare structuur van de krant, de herkenbare vormelementen van NRC Handelsblad, en hoe die de afgelopen veertig jaar zijn veranderd. Niet alleen grote, ook kleine wijzigingen in het uiterlijk van de krant kunnen lezers soms enorm beroeren. Toen de chef vormgeving en beeld van NRC Handelsblad Jan Paul van der Wijk in 2007 besloten had om bij een restyling de verticale lijnen tussen bepaalde berichten en kolommen te verwijderen, de zogenaamde ‘verticale standlijnen’, en hoofdredacteur Birgit Donker dit meldde in een stukje, was Leiden in last. Boze brieven stroomden binnen: de lezers vonden een krant zonder standlijnen niet langer hun krant. Of ze zich vóór het berichtje bewust waren van die standlijnen, of ze het woord kenden – het is zeer de vraag. Maar nu ze er op attent waren gemaakt, voelden de geschrapte lijntjes als een gemis. Zo is het vaak met vormelementen in de krant: het is onopvallend meubilair, dat wel 8
zeer sfeerbepalend is, zoals NRC Handelsblad-hoofdredacteur Folkert Jensma ooit formuleerde toen hij de invoering van een nieuwe letter (de Lexicon) in de krant aankondigde. Die nieuwe letter, benadrukte hij, had een serieus karakter. Want vorm en presentatie in de krant bepalen mede hoe serieus een lezer de informatie in zijn dagblad neemt. Grote vormveranderingen van de krant, zoals de eerste digitale nrc-pagina’s op internet, in 1993, komen in dit boek aan bod. Maar ook bij het onopvallend
meubilair, zoals de letters, staan we stil. En een paar opvallende meubelstukken worden belicht, zoals de sfeerbepalende strip- en cartoonfiguren die dagelijks NRC Handelsblad bevolkt hebben en bevolken: Ollie B. Bommel, Kamagurka en Fokke & Sukke. We hebben voor een vorm gekozen waarin tekst- en beeldhoofdstukken elkaar afwisselen. In teksthoofdstukken komen uiteenlopende vormelementen aan bod, zoals het logo Lux et Libertas van NRC Handelsblad, de letters, veranderende druktechnieken, de geboorte van nrc.next en het ontstaan van de digitale versies. De beeldsecties daartussendoor tonen selecties van de voorpagina’s van de afgelopen veertig jaar en de vele verschillende bijlagen van NRC Handelsblad. Die rijke bijlagencultuur, met een even rijke illustratiecultuur, is een belangrijk kenmerk van NRC Handelsblad. De ontwikkeling daarin, ondermeer van het Cultureel Supplement, het Zaterdags Bijvoegsel en de Wetenschapsbijlage, worden vooral in beeld gepresenteerd, omdat zo de geleidelijke veranderingen daarin goed zichtbaar worden. Compleet pretendeert deze uitgave geenszins te zijn: als werktitel hebben we ‘een kleine grafische geschiedenis van NRC Handelsblad’ gebruikt, niet ‘de complete grafische geschiedenis van NRC Handelsblad’. Het is bedoeld voor de geinteresseerde krantenlezer. We hebben dit boek Scherpe letters genoemd omdat, hoe belangrijk beeld ook is, kranten als NRC Handelsblad en nrc.next de lezers toch in de eerste plaats geschreven informatie aanbieden. En zolang dat het geval is, blijft er zowel op papier als in pixels de behoefte bestaan aan scherpe letters. De titel is ontleend aan het geschiedenisboek uit 1953 van W. Visser over 125 jaar Algemeen Handelsblad, getiteld De papieren spiegel. Hij schrijft daarin: ‘Op 5 Januari 1828 verschijnt het eerste nummer van het Algemeen Handelsblad. Het papier is stevig, de letter scherp.’ De tekst van dit boek werd gezet uit de Lexicon A en D, de bijschriften zijn gezet uit de Futura ND. Het papier van omslag en binnenwerk is Cyclus offset.
9
VOORPAGINA’S
Van zwart-wit nieuws naar kleur Keuze uit de voorpagina’s van NRC Handelsblad van 1970 tot 2010. Tot in de jaren tachtig veel nieuwsberichten op de voorpagina, met de Bodoni als kopletter; aanvankelijk nog loodzetsel. De voorpagina van 1986 toont de overgang naar de letter Times; de kolommen fotozetsel worden geplakt. De aard van voorpagina-foto’s verandert eind jaren tachtig: minder nieuwsfoto’s, meer sfeerfoto’s (1989). Ook komen er langere achtergrondstukken en reportages op de voorpagina. Korte nieuwsberichten staan sinds 1989 links op de pagina in de ‘kolom kort’. De voorpagina krijgt meer kleur in de jaren negentig, van steunkleur tot kleurenfoto; de eerste voor op de speciale editie van 20 januari 1991 over de Amerikaanse inval in Irak. Vanaf 1997 worden de artikelen in blokvorm opgemaakt: gevolg van de elektronische paginavormgeving. Het inhoudskader evolueert in 1999 tot de ‘lichtbalk’ bovenin. Op 23 juli 2001 wordt een nieuwe letter ingevoerd, de Lexicon. Ongewijzigd al die jaren: het grote formaat, broadsheet. NRC Handelsblad kiest voor een grote nieuwskrant omdat dit formaat de mogelijkheid biedt om meerdere berichten van verschillend gewicht op een pagina te plaatsen, aldus chef vormgeving en beeld Jan Paul van der Wijk: ‘Zo kan de lezer zelf zijn eigen weg op de pagina’s zoeken, in de door de redactie aangebrachte hiërarchie.’
10
24
1 De eerste Handelsblad nrc Een mottig klein, deftig heertje staat arm in arm met een enorme, zuur kijkende deftige dame. Hij heeft een hoed op, zij draagt een hoedje met een veer. Hij is het Algemeen Handelsblad, zij is de nrc. Hoewel ze een paraplu delen, drupt er regen op hen. Erg gelukkig kijken ze niet. Zo vatte Peter van Straaten in een spotprent de samenwerking tussen beide kranten samen. Die prent werd afgedrukt in het eerste nummer van de bespotte fusiekrant, NRC Handelsblad van 1 oktober 1970. Van Straatens tekening gaat niet over de krantenfusie zelf, maar over het voorspel daarvan, de fusie van hun uitgevers. Die waren in 1964 al gefuseerd tot de Nederlandse Dagblad Unie (ndu). Om de smalle financiële basis – het ging slecht met beide kranten – uit te breiden, zocht de ndu-directie in die dagen samenwerking met uitgeverij Elsevier en het dagblad De Telegraaf. Vandaar dat in Van Straatens spotprent nog deels de naam Telegraaf op de paraplu te zien is. Maar die samenwerking ketste af. Eigenlijk heeft de vrijage tussen beide kranten heel lang geduurd. Hun directies zouden in 1914 al eens overwogen hebben de kranten samen te voegen, en in 1922 was er weer zo’n plan. Ze hadden veel gemeen: beide waren deftige, liberale kranten uit havensteden, die aanvankelijk vooral een zakelijke elite, de gegoede burgerij, van nieuws voorzagen. Maar het kwam er steeds niet van, van een samengaan. Bij de viering van het 100-jarig jubileum van het Algemeen Handelsblad in 1928 waren directeur en hoofdredacteur van de Nieuwe Rotterdamsche Courant welkome gasten. Zij prezen ‘de vriendschappelijke samenwerking’ tussen beide bladen, en spraken de hoop uit dat die nog maar lang zou aanhouden.
Het Algemeen Handelsblad als deftig heertje, gearmd met NRC als deftige dame: spotprent van Peter van Straaten uit 1970 over aanstaande fusie van beide kranten.
Het bleef eind jaren zestig slechter gaan met de oplage van de beide kranten, zodat de directie, om het tij te keren, een fusie voorstelde tussen de nrc (opgericht 1844) en het Handelsblad (opgericht 1828). Zo is het huwelijk tussen het deftige heertje en de deftige dragonder tot stand gekomen. Over de verschillen in cultuur tussen de redacties van nrc aan de Witte de Withstraat in Rotterdam en het Handelsblad aan de Nieuwezijds Voorburgwal in Amsterdam is al veel geschreven: in Rotterdam droegen de redacteuren vlinderstrikken en pakken, in Amsterdam waren het meer spijkerbroekendragers die vaker in het
25
scherpe letters
26
De letters van ‘naamplaat’ van Algemeen Handelsblad lijken vanaf de eerste dag op die van de naamplaat van NRC Handelsblad. Het Lux et Libertas-logo staat in 1929 naast, niet in de titel.
De Nieuwe Rotterdamsche Courant heeft altijd een naamplaat zonder opsmuk gehad: geen vignet of tierlantijnen, gewoon de naam in zakelijke, vette letters, zoals deze uit 1904 en 1930.
1
de eerste handelsblad nrc
café zaten dan op de redactie. Dat is althans het beeld dat naar voren komt uit de verhalen. Maar hoe zat dat met de redactieleden die verantwoordelijk waren voor de vorm van de krant, de vormgevers? ‘Nou vormgevers... die had je aanvankelijk niet bij de nrc,’ zegt Jim Karstel met een lach. Hij wil ook geen vormgever genoemd worden. Hij was opmaakredacteur bij NRC Handelsblad en daarvoor bij de nrc, waar hij in de jaren zestig, na een opleiding aan de kunstacademie in Rotterdam, in dienst trad. ‘Er werd toen ik bij de nrc kwam helemaal niet aan vormgeving gedaan. Elke ochtend hoorden we hoeveel kopij er kwam; dat werd allemaal in lood gezet, en met een touwtje werd dan gemeten hoe lang dat was. En dat werd dan verdeeld over het aantal pagina’s dat we die dag maakten. Dat werd elke ochtend beslist aan de hand van de hoeveelheid advertenties. De opmaakredacteuren zetten dan eerst de ingezonden mededelingen, de advertenties tussen de berichten, mooi op de pagina, want die hadden tenslotte betaald voor hun plek in de krant. Daarna werd de rest van de pagina gevuld met redactionele tekst.’ De verhoudingen waren nog erg hiërarchisch op de nrc-redactie in die dagen, herinnert hij zich. ‘De hoofdredacteur, mr. A. Stempels, die kreeg koffie in een kop en schotel met een gouden randje. Op de redactie kregen de redacteuren koffie in een kop en schotel. En op de zetterij, daar kregen ze koffie in een mok. Nou was ik opmaakredacteur, dus de ene keer op de redactie, en dan weer op de zetterij. Als ik op de zetterij was, leverde dat voor de koffiejuffrouw altijd een dilemma op: “wilt u een kop of een mok?” vroeg ze dan altijd.’ Bij het Algemeen Handelsblad was eind jaren zestig wel al sprake van vormgeving: hoofdredacteur H.J.A. Hofland en zijn adjuncten André Spoor en Wout Woltz hadden een plan bedacht om de dalende lezerstrend te keren. Ze wilden een frisse, moderne krant ‘voor de toekomst’
maken, en daarbij paste een frisse, moderne opmaak. De gerenommeerde ontwerper Wim Crouwel werd ingeschakeld. Hij ontwierp een nieuwe basislay-out voor de krant. Om te beginnen werden de kolommen smaller gemaakt: van zeven kolommen ging de krant naar een achtkoloms opmaak. Het idee was dat je daardoor een meer horizontaal gericht ‘grid’ (stramien) op je pagina’s kreeg, met minder brede tekstbanen: dat was luchtiger en dynamischer; je kon meer variëren met koppenbreedtes. De artikelen werden in overzichtelijke blokken opgemaakt. En de kopletter werd schreefloos, dat was modern in die tijd, een letter dus zonder dwarsstreepjes aan de uiteinden. Schreefletters werden in die tijd (de jaren zestig) als oudezakkenletters gezien. Ook de krantentitel kreeg een moderner, meer antiautoritair uiterlijk: niet langer Algemeen Handelsblad helemaal in hoofdletters, maar alleen met beginkapitalen. André Spoor, toen al voorstander van een fusie tussen de nrc en zijn Handelsblad, zag het als een voorproefje op de nieuwe fusiekrant. Maar het liep anders. ‘Toen onze “krant voor de toekomst” in de zomer van 1969 werd gelanceerd, verloren we prompt weer een paar duizend abonnees.’ Over de nieuwe, door Wim Crouwel ontworpen lay-out ‘ontstond een enorme deining. Crouwels schreefloze letter en zijn strakke, in blokken opgemaakte pagina’s werden door het gros van de lezers niet op prijs gesteld: men vond het een vieze, zwarte troep. Over de gelijktijdig ingevoerde opiniepagina werd nauwelijks gerept, iedereen praatte over de vormgeving,’ vertelde Spoor aan Lien Heyting in een interview in NRC Handelsblad in 1995. De schreefloze letter bleef in gebruik tot de fusie in 1970. Noch de nrc-redactie noch de Algemeen Handelsblad-redactie was erg enthousiast over een fusie. Maar die leek onafwendbaar. De parlementaire en economieredacties werkten al samen. Dat de twee noodlijdende kranten ten slotte toch gingen fuseren kwam doordat de
27
scherpe letters
28
Nederlandse Dagblad Unie (ndu) toen inmiddels een pers had die groot genoeg was om een avondkrant met hoge oplage te drukken. En zo verscheen op donderdag 1 oktober 1970 de eerste fusiekrant NRC Handelsblad. Het is de moeite waard om even bij de vorm van die eerste voorpagina stil te staan. Eigenlijk waren het er twee, want op de persen in Rotterdam werden twee versies van de nieuwe krant gedrukt. Weliswaar met dezelfde inhoud, maar de voormalige abonnees van de Nieuwe Rotterdamse Courant kregen NRC Handelsblad thuisbezorgd. En bij de voormalige abonnees van het Algemeen Handelsblad viel Handelsblad NRC op de mat. Dat bleef zo tot 1972, toen het definitief alleen NRC Handelsblad werd. Niet dat het aanvankelijk veel hielp, die verschillende titels om abonnees te paaien. Joost van der Vaart, later adjunct-hoofdredacteur van NRC Handelsblad, was eind oktober 1970 nog krantenbezorger in Rotterdam. Zijn herinnering aan het bezorgen van de fusiekrant beschreef hij als volgt: ‘Op de elfde verdieping van een galerijflat gooit een boze nrc-lezer zijn krant voor de ogen van de verbaasde bezorger over de balustrade. De wind grijpt de pagina’s, de krant fladdert weg. Die lezer loopt naar binnen, komt terug met een pak oude kranten en smijt dat beheerst de kolkende diepte in. “Handelsblad? Ik heb met handel niets te maken. Ik wil de nrc en als jij die niet hebt, moet je hier niet meer komen’’.’ En dat terwijl er zoveel werk van was gemaakt om NRC Handelsblad een degelijk én aantrekkelijk aanzicht te geven. Zo is de naam van de nieuwe krant op de voorpagina weergegeven in een robuuste, vette, wat zwierige letter. Het is de Modern No. 20, ontworpen door de Amerikaanse letterontwerper Ed Benguiat, die populair was in de jaren zestig: hij ontwierp ook titellogo’s voor bladen als Playboy, Esquire en The New York Times. Benguiats letter Modern No. 20 is een gemoderniseerde versie van een Britse drukletter uit
1905, die in de Victoriaanse tijd in zwang was: dik, met in verhouding heel dunne, om niet te zeggen haardunne schreven of dwarslijntjes. Benguiat heeft overigens niet de krantentitel voor NRC Handelsblad getekend. Een niet bij naam bekende graficus van de krant heeft zijn letters tot het krantenlogo in hoofdletters gevormd. Wie de beslissing genomen heeft om de Modern No. 20 voor de titel van de fusiekrant te gebruiken, heb ik niet kunnen achterhalen. Hoofdredactieleden die bij de fusie betrokken waren, zoals André Spoor, Wout Woltz en Max van Rooy, kunnen zich het niet meer herinneren. Van Rooy: ‘Het is geloof ik uit de opmaakredacties en vormgeving van de krant zelf gekomen. Ik geloof dat Wim Crouwel ook nog een basisontwerp voor de fusiekrant heeft gemaakt, maar daar zijn we niet mee doorgegaan.’ Ook van nrc-zijde is het geheugen blanco over de besluiten over de vormgeving van de nieuwe krantentitel. ‘Ik kan me nog wel vergaderingen herinneren waarin we verschillende versies bespraken. Maar wie het gemaakt heeft, ik weet het niet,’ zegt Jim Karstel. De NRC Handelsblad-krantentitel, ‘nameplate’ noemen Engelstalige grafici die, heeft meer Handelsblad-dna dan nrc-dna. De krantentitel van de Nieuwe Rotterdamse Courant is altijd tamelijk onopgesmukt geweest. Gewoon de krantennaam in vette kapitale schreefloze letters, meer niet. Het Amsterdamse Handelsblad was iets krulleriger: de krantentitel is vrijwel altijd een kapitale schreefletter geweest. En het vignet met Lux et Libertas werd er in het oprichtingsjaar 1828 al aan toegevoegd. Dat Lux et Libertas-logo ging met de fusie mee naar de nieuwe krant. ‘Het was een mooi beeldelement, iets dat de Amsterdammers inbrachten. Zoiets hadden wij niet,’ herinnert Karstel zich. Op de voorpagina van dat eerste nummer staat het logo er wel wat onwennig bij. Het lijkt wel of
1
de eerste handelsblad nrc
een dronken stempelaar het nog even haastig in kleur aan het zwart-witgeheel heeft toegevoegd: het staat wat scheef, onderuitgezakt, in de krantentitelregel van de Handelsblad nrcversie. De basislay-out van de nieuwe krant is ‘in huis’ ontwikkeld, herinnert Jim Karstel zich, die erbij betrokken was. Er zijn toen verschillende proefnummers gemaakt. De achtkoloms basislay-out werd van het vernieuwde Handelsblad overgenomen. De kopletter van de nieuwe krant kwam uit de nrc-zetkast van de Rotterdamse drukkerij van de Nederlandse Dagblad Unie. Het was de Bodoni, een stevige, wat verticale schreefletter, die ook al in de nrc gebruikt was en die zo’n tien jaar zou meegaan. In vergelijking met voorpagina’s van NRC Handelsblad van veertig jaar later valt de samenstelling op van die eerste voorpagina: inclusief de driekoloms Koude-Oorlogsnieuwsopening ‘Datum van gesprek over Berlijn vervroegd’ van correspondent Sytze van der Zee, telt die acht reguliere nieuwsberichten en drie zwart-witnieuwsfoto’s. Een voorpagina uit 2010 ziet er heel anders uit. Een groot achtergrondverhaal bij het nieuws, met een grote kleurenfoto, kan de opening zijn, in plaats van louter een nieuwsbericht. Soms opent de krant met een reportage, die verder in de krant doorloopt. Er staan veel meer verwijzingen op de huidige voorpagina, die de lezer wijzen op wat er verder in de krant allemaal nog te vinden is: ze helpen bij de navigatie door de krant. Dan staan er nog een paar nieuwsberichten op, en links een kolom korte berichtjes: een soort overzicht van belangrijk nieuws in telegramstijl, van de afgelopen 24 uur, ook vaak weer met verwijzing naar uitgebreidere berichten of achtergrondstukken binnen in de krant. Dat de huidige voorpagina zo verschilt in indeling en inhoud van die van het eerste NRC Handelsblad, komt doordat de krant een andere functie heeft gekregen. In de jaren zeventig was
de krant nog meer het voornaamste nieuwsmedium, het venster op de wereld voor de lezer, waardoor hij of zij het nieuws tot zich nam. Tegenwoordig is er een bredere nieuwsstroom, zijn lezers van veel nieuwsfeiten al op de hoogte en biedt de krant meer achtergrond en verdieping. Die veranderde functie heeft ook het gezicht van de krant veranderd.
29
CULTUREEL SUPPLEMENT
De eerste cultuurbijlage Keuze uit voorpagina’s van het Cultureel Supplement van 1970 tot 2010. Op vrijdag 2 oktober 1970 verschijnt bij de nieuwe fusiekrant NRC Handelsblad, een dag oud, iets nieuws in Nederland: een culturele krantenbijlage, het Cultureel Supplement, (CS), opgezet door K.L. Poll. Het logo van het eerste CS is een ontwerp van vormgever Karst Zwart. Dat logo wordt na een paar jaar iets aangepast (1987). Sfeerfotografie en illustraties zijn van groot belang in de bijlage. Het CS krijgt ook een aparte sectie voor literatuur, aanvankelijk CS Boeken (1980), later CS Literair (1991). Kunstenaars krijgen voor het CS ook opdrachten foto’s of tekeningen te maken, zoals Marlene Dumas, die de cover voor de bijlage van 29 mei 1995 levert. Het in 1988 verder aangepaste logo CS verdwijnt in 2001, als alle bijlagen van NRC Handelsblad met hun volledige naam worden aangeduid, na de invoering van de nieuwe krantenletter de Lexicon. Vanaf 2007 treedt een grote vormverandering op voor alle bijlagen van NRC Handelsblad: ze verschijnen op halfformaat, tabloid, bij de grootformaat nieuwskrant. ‘Lezers gaven aan dat ze de bijlagen langer bewaarden en dit formaat prefereerden. Daarom zijn de bijlages op tabloid gegaan,’ zegt chef vormgeving Jan Paul van der Wijk.
30
46
2 Hoe maak je een krant in glas-in-lood ‘Kenmerkend voor de grafische nijverheid is het tempo waarin ze zich door de eeuwen heen heeft vernieuwd, of liever gezegd: niet heeft vernieuwd. Nog halverwege de jaren zestig hadden Gutenberg of Laurens Janszoon Coster probleemloos hun weg kunnen vinden in een moderne zetterij of drukkerij,’ schrijft Jan Blokker in zijn boek Nederlandse Journalisten houden niet van journalistiek (2010). Want, zegt hij: handzetten was machinezetten geworden, en de drukpersen draaiden veel sneller – maar wezenlijk anders dan in de tijd van de uitvinding van de boekdrukkunst ging het niet. Ook niet bij het maken van kranten. Blokker heeft het over halverwege de jaren zestig, maar hij had ook ‘begin jaren zeventig’ kunnen zeggen. De manier waarop de eerste NRC Handelsblad-edities toen geproduceerd werden, verschilde immers niet wezenlijk van hoe het Handelsblad in 1928 gedrukt werd. Hoe dat ging, is gedocumenteerd in een uniek kunstwerk waarin het productieproces van de krant in beeld gebracht is. Het gaat om een bijna verloren gegaan glas-in-loodraam, ontworpen door kunstenaar Harm Kamerlingh Onnes, in 1928. Het is vier meter hoog en vier meter breed – een van de grootste niet-religieuze glas-inloodramen in Nederland – met twintig kleurige panelen in vier reeksen van vijf ramen. Daarin wordt uitgebeeld hoe journalisten, opmakers, drukkers en lezers samen de schakels vormen in het bedrijf van het Algemeen Handelsblad. Het bijzondere raam is gemaakt ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van het Algemeen Handelsblad in Amsterdam. Dat werd in januari 1928 groots gevierd, met dagenlang durende festiviteiten, speciale bijlagen en feestelijke diners met prominenten als de minister van
Arbeid en de burgemeester van Amsterdam, zakenlui en de top van de krant. Koningin Wilhelmina en koningin-moeder Emma, alsmede prins-gemaal Hendrik zonden een felicitatietelegram aan de jarige krant. De redactie en administratie boden het grote glas-in-loodgedenkraam aan de krantendirectie aan tijdens het jubileum. Het raam kreeg een ereplaats in het trappenhuis van het Handelsblad-gebouw aan de Nieuwezijds Voorburgwal in Amsterdam. Het werd onthuld met lof en toespraken, en de genodigden, onder wie Amsterdams burgemeester De Vlugt, zongen er het Handelsblad-lied bij, dat directeur ir. A. Heldring (oom van NRC Handelsbladcolumnist J. Heldring) speciaal voor het 100-jarig bestaan van zijn krant geschreven had: ‘Wie onzer, hoe hoog ook de scheppingsvlam laait,/ Mag oogsten wat hij heeft gezaaid?/ Zijn zaaisel, als eenmaal de zomerwind waait/ Wordt zeker in rijpheid gemaaid./ Zoo geeft ons het leven/ Bij ’t moeizaamste streven/ Een lichtende toorts in de hand./ Die troost blijft ons sterken;/ Wij weten te werken/ Voor de eer van ons blad en ons land.’ Het waren mooie momenten. Toch was het kunstwerk bijna voor eeuwig verloren gegaan. Het is aan een besluiteloze boer in de buurt van Amsterdam te danken dat dit uitzonderlijke gedenkraam nog bestaat. Want de toekomst voor het Handelsblad, die nog gloorde in het jubeljaar 1928, verbleekte na de Tweede Wereldoorlog. Het Handelsbladgebouw kwam leeg te staan in de jaren zeventig, na de fusie met de nrc. Het gebouw werd gekraakt, en het grote gedenkraam weggebroken. De Handelsblad-redactie was te druk met overleven om zich erom te bekommeren. André Spoor, adjunct-hoofdredacteur van het Han-
47
scherpe letters
48
Zo ging het vroeger: het krantenbedrijf uitgebeeld in glas- in-lood, in een gedenkraam van 4 x 4 meter ontworpen voor het Algemeen Handelsblad in 1928 door de kunstenaar Harm Kamerlingh Onnes. Het staat tegenwoordig in het Museum De Lakenhal, Leiden. Rechts: een moderne, digitale versie van het ‘glas-inloodraam’ die het krantenbedrijf van NRC Handelsblad en nrc.next anno 2010 toont, gemaakt voor dit boek door Pepijn Barnard.
delsblad en de eerste hoofdredacteur van NRC Handelsblad, kan zich er in ieder geval niets van herinneren. Het glas-in-loodraam is waarschijnlijk verkocht – niet als kunstwerk, maar als schroot dat kostbaar lood bevatte. Een boer in de buurt van Amsterdam kocht het, omdat hij het lood er ooit nog eens uit wilde peuteren. Hij legde het ergens achter in zijn stal. En vergat het. In kunst-
2
hoe maak je een krant in glas-en-lood
kringen werd het raam als verloren beschouwd. Na ruim dertig jaar, in 2004, werd het gehavende, in losse, gestapelde panelen opgeslagen gedenkraam in de stal ontdekt door een kunsthandelaar, Pieter Overduin. Omdat de ontwerper Kamerlingh Onnes (1893-1985) een Leids kunstenaar was, kocht de Vereniging Belangstellenden van het Leidse museum De Lakenhal het aan. Ze lieten het door glaskunstenaar Lou
Asperslagh uitgevoerde gedenkraam restaureren. En het is nu onderdeel van de vaste collectie van De Lakenhal. Daar is te zien hoe Kamerlingh Onnes, beïnvloed door Stijlkunstenaars als Theo van Doesburg en Bart van der Leck, de mensen en apparaten in het krantenbedrijf dynamisch vormgaf. De kunstcriticus van De Groene Amsterdammer had het gedenkraam in 1928 vol lof
49
scherpe letters
50
besproken. Het is ‘de groote verdienste van den begaafden ontwerper’ Kamerlingh Onnes, een jonge kunstenaar toen nog, ‘dat hij, zelfs op het nuchtere af, den zakelijken kant van het courantenbedrijf en al wat daar aan vast zit, zoodanig heeft weten te verwerken, dat hij toch de schoonheid raakt.’ De kunstcriticus prijst het ‘rhythmisch gebarenspel in de samenwerking van mensch en machine’ in het krantenraam. Het was modern voor die tijd. Het raam is eigenlijk een ‘infographic’ avant la lettre: een informatieve illustratie waarin zonder woorden het proces van kranten maken, en de verschillende mensen die erbij betrokken zijn, in beeld wordt uiteengezet. De uitleg van de vier stroken met vijf ramen is te lezen in het Handelsblad-jubileumboek van 1928: ‘De bovenste rij gebrandschilderde ruiten geeft de financieele zijde van het bedrijf te zien. In het midden boven zetelt de kassier, die in zijn nappen de advertentie-gelden en abonnementsgelden ontvangt.’ Op het linkerraam in die bovenste rij zien we twee mensen, die een advertentie brengen voor de rubriek Treffer, zoals ook de rubrieksadvertenties in NRC Handelsblad nog lange tijd heetten. Boven beide advertentiebrengers is het beeldmerk van die rubriek te zien: een boogschieter die doel treft. In het raam daarnaast zien we een dame die de brieven met reacties op de advertenties ontvangt. Rechts van de kassier zit de krantenlezer, die de krant leest onder een lamp. En op het raam in de bovenste rij helemaal rechts ‘biedt een quitantie-looper de bekende gele abonnementsquitantie aan,’ aldus het gedenkboek. De tweede rij van boven ‘is gewijd aan de typografische afdeelingen. In het midden de opmaker, bezig met een tweekoloms “ingezonden meededeeling” in den vorm te plaatsen. Links van hem de buizenpost, die de kopij van verschillende afdeelingen naar de zetterij voert; nog verder links de zetkasten der handzetterij, waar advertenties, staatjes enz. worden gezet.
Rechts van den opmaker is het voorstuk der zetmachine met het toetsenbord afgebeeld – het snelwerkende mechanische deel der zetterij,’ waar vooral de nieuwsberichten en dergelijke uit vloeibaar lood gezet werden. ‘Daarnaast een gegoten plaat voor de rotatiepers, die juist uit den gietvorm wordt genomen,’ meldt het jubileumboek. De krant werd dus op een snel ronddraaiende (rotatie)pers gedrukt; niet meer vel voor vel, zoals het eerste Algemeen Handelsblad in 1828. Om op die sneldraaiende persen krantenpagina’s te kunnen drukken, werden de platte pagina’s met loden drukletters die de zetters maakten, steeds omgevormd tot halfronde platen, gegoten in lood, die op de rollen van de pers pasten. Dan komen we bij de derde rij gebrandschilderde ramen over het krantenbedrijf. Deze ‘geeft een beeld van de redactie. In het midden de redacteur aan zijn schrijftafel, omringd van de attributen – telefoon, radio-luidspreker, enz. – van de diensten die het nieuws aanvoeren, geheel links een verslaggever die een sportwedstrijd “verslaat”; geheel rechts een fotograaf die een kiek neemt voor de fotopagina. De beide kleine tusschenruiten verbeelden den band van het blad met zijn lezers; links de ingezondenstukken-schrijver, rechts de vragende liefdadigheid, die zoo vaak met zulk schitterend succes, een beroep doet op de Handelsblad-lezers.’ Het Handelsblad wilde in dit gedenkraam toch ook laten zien dat het als krant van de gegoede burgerij wel degelijk oog had voor de noden der armen. En dat de lezers in de buidel zouden tasten. We zien op het raam een vrouw met een arm, hongerig kindje. Nog steeds heeft ook NRC Handelsblad een lezersfonds voor goede doelen, dat rond kerst geld inzamelt. Dan komen we aan de onderste rij ramen: ‘Links worden de zware rollen papier voor de rotatiepers aangevoerd, daarnaast is [...] de vouwmachine afgebeeld. De Jacobsladder in het midden voert de gevouwen nummers der courant naar
2
hoe maak je een krant in glas-en-lood
het expeditielokaal waar, zie volgende afbeelding, de pakken voor de verzending worden gereed gemaakt. De slotvoorstelling (rechtsonder) geeft ons een courantenverkoper, die op straat het pas uitgekomen nummer van het Handelsblad te koop aanbiedt.’ De klok op de laatste gebrandschilderde ruit geeft vier uur aan. De middagkrant is op straat. Net zoals NRC Handelsblad nu nog altijd rond die tijd te koop is. Wat dat betreft is er niet veel veranderd. Toen de eerste fusiekrant NRC Handelsblad op 1 oktober 1970 van de persen rolde, ging het in het grafisch bedrijf niet echt heel anders toe dan in 1928. Natuurlijk, er waren nylonkousen, er was televisie, de eerste mens had op de maan gestaan. Maar Jim Karstel, opmaakredacteur van NRC Handelsblad vanaf het begin, herinnert zich nog dat na de fusie in 1970 de krant nog steeds uit lood werd gezet. En de krant ‘zakte’ ook nog steeds: de uit lood gezette pagina’s zakten van de zetterijafdeling naar de afdeling waar de drukpers stond. Nog steeds spreken Nederlandse journalisten van de ‘zaktijd’ van de krant, als de pagina’s naar de drukkerij moeten. Toch was het zetten uit lood op zijn retour. In de jaren zeventig werd lood gaandeweg vervangen door fotozetsel; in plaats van met lappen tekst van lood te slepen, waren grafici bezig stroken papier waarop de teksten fotografisch gezet waren, te plakken tot een pagina. Die pagina werd weer gefotografeerd, en als geheel verstuurd naar de drukkerij, waar er een haarscherpe afdruk op een dunne drukplaat werd gemaakt, die op de rotatiepers paste. In die overgangstijd, herinnert Karstel zich, kwamen er op de krant steeds minder zetters, en werden ook nog wel pagina’s van NRC Handelsblad bij een loonzetterij gezet. Van die uit lood gezette pagina’s werd dan een scherpe proefdruk getrokken, die werd gefotografeerd en als ‘fotozetsel’ gebruikt.
Maar ook dat fotozetsel-procedé verdween uiteindelijk, door de digitalisering. Tegenwoordig typt een journalist zijn stuk op de computer, de vormgever past dat stuk in zijn computer in een krantenpagina, en met één druk op de knop gaat het verschillende kanten op: het wordt online gepubliceerd op internet, het gaat via applicaties naar e-readers en smartphones zoals de iPhone of een iPad. En het gaat ook naar de drukkerij of – in het geval van NRC Handelsblad – naar verschillende drukkerijen. De letters en afbeeldingen worden door de computer rechtstreeks op een buigzame plaat gezet die op de rotatiepers gaat. En dan kan de pers draaien en wordt de papieren krant gedrukt.De moderne versie van Kamerlingh Onnes’ glas-in-loodraam mist dus de ramen met zetters en opmakers die met lood in de weer zijn – de taferelen die Gutenberg en Coster nog zouden herkennen. Wat ook verdwenen is dankzij de digitalisering: de buizenpost. In zijn eerder aangehaalde boek herinnert Jan Blokker zich nog de op het gedenkraam afgebeelde buizenpost in het gebouw van het Algemeen Handelsblad, waar hij werkte in 1954. De hoofdportier van het gebouw, geüniformeerd, beheerde de centrale van die Handelsblad-buizenpost. ‘Jarenlang,’ schrijft Blokker, ‘circuleerde op de redactie de anekdote dat in 1922 een door hoofdredacteur Jan Kalff geschreven commentaar (god mag weten waarover: de vlootwet? ons gezantschap bij het Vaticaan? de partij van Hadjememaar?) in een buis moet zijn vastgelopen, waardoor die avond het hoofdartikel in de krant ontbrak. Maar in 1936 viel de oude koker mét het artikel van veertien jaar geleden alsnog uit het niets op de verdeeltafel ter zetterij, het stuk werd volgens de regels van de routine onmiddellijk gezet (“Spoed! Zetterij!!” zal Kalff ook ongetwijfeld op zijn kopijvelletjes hebben geschreven), en stond nog dezelfde avond in de krant. Niemand heeft ooit iets gemerkt.’
51
ZATERDAGS BIJVOEGSEL
Achtergronden met wrijfletters Keuze uit voorpagina’s van het Zaterdags Bijvoegsel van 1970 tot 2010. Vanaf de derde dag van zijn bestaan, zaterdag 3 oktober, verschijnt bij NRC Handelsblad het Zaterdags Bijvoegsel, met achtergronden bij het nieuws. Z heet het ook wel, en ontwerper Karst Zwart maakte het eerste Z-logo, dat later aangepast werd. Omdat de NRC-drukkerij niet veel lettervariatie biedt, gebruiken de vormgevers wrijfletters voor koppen. Er wordt ingenieus met illustraties en steunkleuren gewerkt om de zwart-wit krant kleur te geven (1977-1980). Als de revolutie in Iran uitbreekt in 1979, en er nauwelijks informatie is, lossen correspondent Wout Woltz en vormgever Henry Cannon dat op met een selectie van Iraanse spotprenten. Cannon ontwerpt een nieuwe basis lay-out voor het Zaterdags Bijvoegsel, niet langer Z, in 1985, omdat de chef Adriaan van Dis Z geen goede naam vindt. 1988: de eerste volledige kleurenillustratie in Z. Foto’s afdrukken gaat steeds beter: aan de jaarlijkse foto-reportageopdracht Document Nederland, die de krant samen het Rijksmuseum Amsterdam organiseert, wijdt het Zaterdags Bijvoegsel een heel nummer. Vanaf 2008 wordt het Zaterdags Bijvoegsel op tabloidformaat gecombineerd met de lifestyle-bijlage Leven &cetera tot Zaterdag &cetera. In 2009 gaat het Zaterdags Bijvoegsel op in het zaterdagse fullcolourmagazine NRC Weekblad.
52
70
3 Een kleine revolutie in Lux et Libertas Tot in de hoogste kringen is er over onderhandeld, bij de fusie in 1970. Het Lux et Libertaslogo, het vignet van het Algemeen Handelsblad, waarin de verlichtingsidealen van licht en vrijheid verbonden werden met de symbolen van voorspoedige handel over zee. De hoofdredactie van het Handelsblad wilde dat dit embleem ook in de titelregel van de nieuwe fusiekrant NRC Handelsblad werd opgenomen. Het heeft ‘maar een haar gescheeld of dit inspirerende plaatje was aan de vernieuwing ten prooi gevallen,’ schreef H.J.A. Hofland, destijds als lid van de Handelsblad-hoofdredactie betrokken bij de fusie, in 2003 over die periode. Het embleem overleefde de fusie. Hofland: ‘Het is toen wel een beetje gemoderniseerd, maar bleef in wezen onaangetast. Dit logo mag van geluk spreken. Laten we het goed bewaren.’ Goed beschouwd is het Lux et Libertas-logo het oudste beeldelement van NRC Handelsblad. Op ‘zaturdag den 22 maart 1828’ prijkte het voor het eerst in de titel op de voorpagina van het Algemeen Handelsblad. Dat was drie maanden na de oprichting van de krant; het vignet nam de plaats in van een scheidingsornamentje uit de zetkast, dat tot die tijd de krantentitel van de berichten had gescheiden. Wie het logo met motto heeft ontworpen is niet bekend, maar het lijkt speciaal gemaakt voor de nieuwe krant uit 1828. Veel kranten in steden waren, net als de Nederlandse Staatscourant, organen die meer of minder aan de overheid verbonden waren, en ze hadden meestal een wapen in de titel: de Amsterdamsche Courant voerde het stadswapen van Amsterdam, de Staatscourant het wapen van Nederland. Het gaf de krant een officieel aanzien, en het zei iets over het karakter van de krant. Een krant die zichzelf respecteert heeft
een logo – dus het Algemeen Handelsblad verschafte zichzelf ook een logo. Voor een krant die in de eerste plaats als onafhankelijke informatiebron voor zakenlieden was opgezet, om de handel te bevorderen, en die voorpagina’s vol schreef met lijsten van scheepvaartberichten over zeilschepen, was een op handel en scheepvaart gericht vignet logisch. Vandaar dat in het hart van het logo een schip met wind in de zeilen staat, een galjoen, het type schip dat Nederland in de Gouden Eeuw rijkdom bracht. Daaromheen staan zeevaart- en handelsattributen. Zoals rechts de drietand, symbool voor de Romeinse zeegod Neptunus. Links de gevleugelde staf en een deel van de gevleugelde helm van de Romeinse god van de handel en winst, Mercurius. Dergelijke symboliek was in vignetten gebruikelijk sinds de Renaissance. Mercurius is nog steeds het symbool van de Amsterdamse Koopmansbeurs, de kraamkamer van het Algemeen Handelsblad. Het geheel van symbolen van handel en welvaart wordt geschraagd door het motto ‘Lux et Libertas’, licht en vrijheid. Alsof de krantenoprichters zeggen willen: licht en vrijheid zijn het fundament onder de welvaart. De krant plaatst zich met dit motto duidelijk in de liberale traditie van de Verlichting: door kennis en informatie te verspreiden, het licht van de rede te laten schijnen, bevorder je vrijheid. Op basis van betrouwbare informatie kan een individu zelf zijn eigen handel en wandel bepalen. Door ‘waarlijk voor te lichten, licht te verspreiden, beschavend te werken, en de vaan der vrijheid hoog te houden’ wilde hoofdredacteur J. Kalff het Lux et Libertas-ideaal van zijn krant waarmaken, zei hij tijdens het 100-jarig jubileum van zijn krant. Het ‘libertas’ in het motto verwijst ook naar de
71
scherpe letters
72
Geheel boven: het Lux et Libertas-logo zoals dat in 1970 voorop NRC Handelsblad stond. Gebaseerd op het vignet van het Handelsblad uit 1828. Daaronder een aangepaste versie uit de jaren zeventig. Geheel onder: het door Gerrit Noordzij gemoderniseerde Lux et Libertas-logo dat NRC Handelsblad sinds 2001 gebruikt. Mercurius’ gevleugelde helm is in zijn geheel zichtbaar, het Oranje vaandel is verwijderd.
ongebondenheid van de krant: het Handelsblad was een van de eerste Nederlandse kranten die niet verbonden waren aan een zuil, een partij of geloofsrichting. Het logo stond jarenlang op het Handelsblad, verdween een tijd, maar na de 100ste jaargang in 1929 werd het in ere hersteld op de voorpagina. Het Algemeen Handelsblad was toen allang veel meer dan een serviceblad voor zakenlui; het was een algemene nieuwskrant voor een breed publiek. Maar men was trots op de liberale traditie. Zeilschepen voor de vrachtvaart had je niet meer, maar het liberale motto Lux et Libertas, dat gold nog altijd. En dat geldt nog steeds, zoals elke dag op de voorpagina van de opvolger NRC Handelsblad uitgedragen wordt. Toch is al die symboliek van het Lux et Libertaslogo voor moderne, hedendaagse lezers niet altijd even duidelijk. De redactie krijgt er wel eens brieven over. Zo schreef in 2001 een zevenjarig meisje uit Oudkerk, Valentina Tóth, een uitgebreide brief aan de Kinderpagina van NRC Handelsblad. Ze wilde weten wat ‘het plaatje voor op de krant’ betekende. Ze had er een tekening bij gemaakt, ze had het Lux et Libertas-logo met allerlei kleuren bedekt. ‘Over elke kleur heb ik een vraag,’ schreef ze. Dit waren haar vragen: ‘oranje (vraag 1): Is het schip van Amsterdam of van Rotterdam? Hoe heet het? Hoe oud is het? bruin (vraag 2): Waarom is er een ketting op? rood-wit-blauw (vraag 3): Waarom is er een vlag en welke kleuren heeft die, gewoon rood, wit blauw? geel (vraag 4): Waarom is er een trommel of is dat iets anders? zalmroze (vraag 5): Waarom is er die doktersstaf, wat doet die, zit er bovenop een elfje of een vogel? Waarom zitten er slangen op? donkerblauw (vraag 6): Waarom is er dat puntending. Mama zegt dat dat een drietand is, waar is dat voor?
3
een kleine revolutie in lux et libertas
Een zevenjarig meisje kleurde in 2001 het Lux et Libertas-logo van NRC Handelsblad in, stuurde
het naar de krant en vroeg wat al die verschillend gekleurde onderdelen betekenden.
rood/blauw (vraag 7): Waarom staat er lux et libertas? Waarom staat dat niet in het Nederlands? Mama zegt dat libertas vrijheid is en lux is licht. blauwgroen (vraag 8): Wat doet het bloemetje onderaan? rozepaars (vraag 9): Wat is het blok of is het een doos? Donkergroen (vraag 10): Wat zijn de strepen of is dat een trap? lichtpaars (vraag 11): Wat is dat muziekinstrument of is het iets anders? alle kleuren (vraag 12): Wat is deze sliert? rood (vraag 13): Is dit een eend of een hoedje met een vleugel, mama zegt dat het hoedje is van Mercurius en dat dat een verhaaltjesgod is van de handel voor mensen die verkopen leuk vinden, of geld verdienen.
donkerrood (vraag 14): Wat doet het SintMaarten lantaarntje? Of is het iets anders?’ Als lid van de kunstredactie, waar de Kinderpagina onder viel, heb ik toen onder meer dit geantwoord op de vragen. ‘Het zal wel een Amsterdams zeilschip zijn (antwoord 1) dat op het plaatje staat, want het stond voor het eerst op de Amsterdamse krant het Algemeen Handelsblad van 1828. Je ziet allemaal zaken die met zeevaart en handel te maken hebben: een scheepsroer, geen muziekinstrument (11), een scheepsketting (2), een scheepstouw (12), een kist met lading (9), en een ton met scheepslading (antwoord 4 en 10). De vlag is Nederlands (3). Ook zie je een wimpel die achter de ton is gezakt, geen lampion (14). Verder zie je een drietand (6), dat is een wapen waarmee je vis
73
scherpe letters
Het Franse aanhalingsteken de guillemet dat ontwerpbureau Thonik in 2010 tot beeldmerk van NRC Handelsblad-uitgaven koos. Het is een leesteken uit Bram de Does’ letterontwerp de Lexicon.
kunt spietsen en waar de oude Romeinse god van de zee Neptunus altijd mee afgebeeld wordt. Zoals de zee met voorwerpen aangegeven wordt, zo zijn er ook dingen waarmee de handel aangeduid wordt, en dat is de hoed (met vleugeltjes) en de staf (een soort toverstaf met slangen en vleugeltjes) van de Romeinse god van de handel, beschermer van zakenlui, Mercurius (5 en 13). Mercurius kon zich heel snel verplaatsen, en snel nieuws overbrengen, daarom wordt hij altijd afgebeeld met vleugels aan zijn sandalen, op zijn hoed en aan zijn staf, al eeuwenlang. Onder het plaatje zit een soort versiering, als draagbalk, met een bloemetje (8). De oprichters van de krant vonden dat ieder mens zelf moet kunnen bepalen wat hij ergens van vindt. Ieder mens moet zijn eigen licht over
74
de zaken kunnen laten schijnen. Maar dan moet je wel weten hoe het zit. Anders tast je in het duister. Je hebt betrouwbare informatie nodig, dat kan je zien als “licht”. Je moet vrij zijn te zeggen en te denken wat je wilt. Om te laten zien dat ze bij de krant die twee dingen, het “licht” en de “vrijheid”, belangrijk vinden, is voor op de krant Lux et Libertas gezet, als een soort wapenspreuk. Dat betekent licht en vrijheid, in het Latijn. Die taal gebruiken mensen vaak als ze iets deftig willen zeggen (antwoord op vraag 7).’ Deze vragen van een kind maakten duidelijk dat sommige zaken op het Lux et Libertas-logo niet allemaal duidelijk herkenbaar meer waren. Omdat de nieuwe letter Lexicon in 2001 werd ingevoerd, om de krant een helderder typografisch karakter te geven, besloot de toenmalige chef vormgeving, Stephan Saaltink, dat ook het logo gemoderniseerd moest worden. Hij vroeg de bekende grafische ontwerper Gerrit Noordzij het logo onder handen te nemen.
3
een kleine revolutie in lux et libertas
Tegelijk met de introductie van de nieuwe krantenletter Lexicon verscheen daarom op 23 juli 2001 het nieuwe Lux et Libertas-logo op de voorpagina. Noordzij hertekende het mercantiel-nautische krantenlogo niet alleen, hij veranderde ook een paar dingen, om de helderheid van het vignet te vergroten. Zo pakte hij de helm van Mercurius aan: dat was niet langer een weggezakte vlek met een vleugel (‘Is dit een eend?’), maar hij liet de complete helm boven het geheel zweven. Het motto van de krant ‘Lux et Libertas’ zette hij in krachtiger letters, duidelijker leesbaar neer. Hij wiedde in de bloemrijke draagbalk onder het embleem. De ton met scheepslading rechts en de scheepskist met drietand tekende hij duidelijker. En hij veranderde nog iets. Noordzij liet het vaandel weg, dat oorspronkelijk rechts over de ton hing en al enigszins weggemoffeld was. ‘Dat hing er wat druilerig bij,’ was zijn commentaar. Hij had gelijk.
Vreemd genoeg is die kleine revolutie door de nauwgezette en kritische lezers van NRC Handelsblad niet opgemerkt. Want symbolisch was deze grafisch volkomen te verdedigen ingreep van enorme betekenis. Het vaandel dat verwijderd is uit het embleem van NRC Handelsblad is zo goed als zeker het Oranjevaandel geweest. In 1828, toen het Algemeen Handelsblad werd opgericht, was Willem I aan de macht, de eerste Koning der Nederlanden, als een soevereine Oranjevorst. Allicht werden de Oranjes met een vaandel in het Handelsblad-logo van toen geeerd. Sinds 2001 is NRC Handelsblad, althans in zijn logo, een stuk republikeinser geworden. Er heeft geen haan naar gekraaid.
75
BOEKEN
Fictie en non-fictie komen samen Keuze uit de voorpagina’s van het Boekenbijvoegsel. Het aan boeken gewijde deel van het Cultureel Supplement gaat zich in de jaren tachtig steeds meer op literaire fictie richten: CS Literair. In het Zaterdags Bijvoegsel worden daarom in een aparte sectie non-fictie boeken besproken. Dat leidt in 1990 tot een aparte bijlage Boeken op zaterdag voor non-fictie. Uiteindelijk in 1998 worden de literatuur uit CS en de zaterdagse non-fictie bijlage gecombineerd tot de vrijdagse bijlage Boeken voor fictie en non-fictie. Beeldmerk in de basislay-out van chef vormgeving Stephan Saaltink voor deze boekenbijlage is een valk, de volgende vogel in het dierenalfabet na de uil, die als te voor de hand liggend wordt afgewezen. De valk verdwijnt na een paar jaar bij een restyling. In november 2007 gaat Boeken net als de andere bijlagen van NRC Handelsblad van broadsheet over naar tabloid. Waar de tabloiduitgave van het Cultureel Supplement een volledige beeldcover heeft, onderscheidt Boeken zich, ook in de speciale zomeruitgaves, zoals het voorbeeld uit 2010, met een voorpagina waarop meteen een artikel te lezen is.
76
88
4 De naakte krantenletter zonder kraalrand Zonder dat er iets aan de letter veranderd was, regende het midden jaren negentig ineens klachten bij NRC Handelsblad over de leesbaarheid van de krant. De letter was niet kleiner gemaakt, het was hetzelfde type letter, de Times, die al tientallen jaren voldeed. En nu ineens klachten van lezers: hij was niet scherp genoeg meer. Te grijs. Niet dik genoeg. Vooral onder een lamp was de krant niet meer te lezen. Honderden brieven kreeg de hoofdredactie. Dit was meer dan zomaar een golfje van de vaste zeurende ingezondenbrievenschrijvers. De hoofdredactie besloot tot een noodmaatregel. De letter werd een tikje groter gemaakt. Daardoor kon er weliswaar minder informatie op een pagina, maar wat heb je eraan als je belangwekkende stukken wilt publiceren en niemand kan het lezen. Met de grotere, en dus dikkere letter was de krant voorlopig weer leesbaar. Maar er was een wezenlijk probleem, dat was wel duidelijk. Wat was er aan de hand? NRC Handelsblad was zeer tevreden met de krantenletter Times. Een gedistingeerde, zakelijke letter, met een internationale, serieuze uitstraling – precies zoals de krant wilde. Het probleem was dat de grafici van NRC Handelsblad, en niet alleen van die krant, steeds beter konden drukken. Ze slaagden er steeds beter in de letter, zoals die ooit door de ontwerper getekend was, op het krantenpapier te krijgen. Dat kwam in de eerste plaats doordat het krantendrukprocedé van hoogdruk naar vlakdruk was overgegaan. Niet langer werden letters als stempeltjes op pagina’s gedrukt; ze werden nu van een vlakke plaat overgezet op het papier. Bovendien was de krant midden jaren negentig overgegaan van fotozetsel op computerzetsel en computervormgeving (de zogenoemde elektro-
nische paginavormgeving). De computer tekende voortaan precies de letters op de drukplaat. Je kon niet meer door een plaat wat korter of langer te belichten de letters wat dikker of dunner maken. En daar zat het probleem.Want de krantenletter Times stamt uit 1932. Hij is ontworpen door Stanley Morison, grafisch adviseur van The Times in Londen. Hij ergerde zich aan de onscherpe letters en het typografische rommeltje dat zijn krant was. Toen hij zijn letter ontwierp, werd de krant nog op hoogdrukrotatiepersen gedrukt. Wanneer een loden letter als een stempeltje op papier wordt gedrukt, vloeit er altijd wat inkt onder de randen van de letterstempel uit: de zogenoemde kraalrand. Daardoor lijkt hij wat dikker. Om een loden letter de goede, leesbare dikte te geven, moet je de letterlijnen dus iets dunner ontwerpen. Anders lopen de open ruimtes in letters als e of a dicht, en dan heb je een regel vol vlekken. Door de opeenvolging van verbeterde technieken in de loop der jaren kregen NRC Handelsbladlezers in de jaren negentig voor het eerst de ‘naakte’ krantenletter Times te zien, zoals die ontworpen is: te schraal. Het krantenletterontwerp uit de tijd van hoogdruk voldeed niet meer. Een krant verandert het lettertype niet graag. ‘Lezers houden doorgaans niet van grote veranderingen, en de letter hoort tot het meestal onopgemerkte meubilair dat de sfeer van de krant mede bepaalt,’ schreef hoofdredacteur Folkert Jensma in 2001 over dit probleem. Nu deed ditzelfde proces zich voor bij andere kranten – dus ook bij The Times. Daar werd eind jaren negentig een nieuwe letter ontwikkeld: dikker, zwarter, beter leesbaar. Maar de Britse
89
scherpe letters
90
Niet zulke scherpe letters: het lettertype Excelsior waarmee de berichten uit lood gezet werden in de eerste jaren van NRC Handelsblad na de fusie in 1970.
De klassieke krantenletter de Times, die NRC Handelsblad jarenlang gebruikte. Bij hoogdruk krijgt iedere letter een vet inktrandje, de kraalrand, die bij moderne druktechnieken verdwijnt.
krant wil die letter, na het fenomenale succes van de eerdere Times-letter, exclusief voor zichzelf houden. Gewoon overgaan op de nieuwe Times-letter zat er voor NRC Handelsblad dus niet in. Aanvankelijk probeerden de vormgevers, typografen en drukkers van NRC Handelsblad de Times nog ‘te redden’. Jensma: ‘Er werd aan de computers gemorreld, de drukkers stelden de persen bij, maar het resultaat bleef onbevredigend. Na twee jaar sleutelen moest de conclusie zijn: de vertrouwde Times is niet geschikt te maken voor moderne productietechnieken.’ NRC Handelsblad moest dus op zoek naar een nieuwe letter. Veel andere kranten over de hele wereld hadden dat inmiddels al gedaan. Zij kozen opmerkelijk vaak voor letters van Neder landse ontwerpers. Zo gebruiken USA Today, de Scotsman, de Stuttgarter Zeitung en Het Parool al jaren letters als de Swift en Gulliver, van de Nederlandse typograaf Gerard Unger. Chef vormgeving van NRC Handelsblad in die jaren, Stephan Saaltink, liet ook zijn oog vallen op een Nederlandse letterontwerper. Met de hoofdredactie koos hij uiteindelijk voor een letter van Bram de Does: de Lexicon. Die letter is
speciaal voor nieuwe druktechnieken ontworpen en koppelt een hoge, duidelijke leesbaarheid aan zuinigheid – dat wil zeggen, je kunt veel letters, en dus veel informatie, kwijt op een pagina. Vandaar dat de letter al gebruikt werd voor de Van Dale-woordenboeken. Bram de Does (1934), die onder meer typografisch ontwerper was bij drukkerij Joh. Enschedé en Zonen, baseerde zich bij zijn ontwerp van de Lexicon op zijn studies van letters die de beroemde zestiende-eeuwse Antwerpse meesterdrukker Christoffel Plantijn gebruikte. Die gebruikte onder meer de letters Philosophie en Gaillarde, die ook als ze klein gedrukt werden nog uiterst leesbaar waren en niet dichtklonterden. Niet met inkt, maar ook niet optisch, dus ook niet voor het oog. Het geheim van de goede leesbaarheid zit hem onder meer in de korte ‘stokken’ (zoals bij b, d en h) en ‘staarten’ (j,g,y), in combinatie met een grote x-hoogte: de hoogte van de stok- en staartloze letter, zoals de x, de o, of de n. ‘Daardoor wordt een letter ruimer, opener en toegankelijker,’ zei De Does, die ik interviewde toen NRC Handelsblad overging op deze nieuwe letter: 23 juli 2001.
4
de naakte krantenletter zonder kraalrand
Het ging hem niet alleen om de letter apart, maar ook om het beeld van gezette stukken tekst. Letters moeten onderling goed te onderscheiden zijn, ze moeten als het ware ‘pittig’ getekend zijn, maar samen, als woorden, moeten ze weer een eenheid vormen, zodat ze moeiteloos op te nemen zijn voor het oog. ‘Daarom heb ik gezocht naar een harmonisch, rustig beeld van het zetsel, zodat je makkelijk de informatie tot je neemt.’ Voor rust in het tekstbeeld zorgt De Does onder meer door de hoofdletters niet veel groter te maken dan de gewone letters, zodat het oog geen al te grote horde hoeft te nemen als het H.A.F.M.O. van Mierlo leest. Voor rust zorgen ook de dunne dwarsstreepjes in de e en de a, veelvoorkomende letters in teksten, die anders een te sterke, horizontale streperigheid zouden geven. De Lexicon is breder en dikker dan de Times, die De Does wat ‘spichtig’ vindt. Bij de o is dat goed zichtbaar: de Lexicon-o is een stevige ronde dikkerd, de Times-o veel scharminkeliger. De Lexicon is een degelijke, serieuze letter, met een zwierig trekje. Vooral in de cursieve en vette letters is dat te zien, met soms sierlijk ronde staarteinden. En in bijvoorbeeld het uitroepteken, met een schuine bovenkant. Daarin verraadt de ontwerper zijn voorkeur voor de handgeschreven letters uit de renaissance, waarin drukletters hun oorsprong vinden. ‘Ik heb eerder een letter ontworpen, de Trinité, die ik als letter zo harmonisch mogelijk wilde maken, met mooie verhoudingen van diktes en stoklengtes,’ zegt De Does. ‘Ik dacht dat je daarmee automatisch leesbare teksten kon maken, maar ik ben tot het inzicht gekomen dat dat niet zo is. Bij de Lexicon heb ik me in de eerste plaats gericht op informatieoverdracht. Ik ben een idealist, dus ik denk dat ik met de Lexicon een optimaal leesbare letter heb gemaakt.’ De Does ontwikkelde de letter in 1992 samen met Matthias Noordzij, van de ‘digitale’ letter-
?
De Lexicon die NRC Handelsblad sinds 2001 gebruikt blijft altijd scherp. Bram de Does ontwierp de letter voor digitale druktechnieken. Boven: het Lexicon vraagteken
91
scherpe letters
Het lettertype Ennerçe (later Elsschot) dat typograaf Chris Brand speciaal voor NRC Handelsblad ontwierp in de jaren negentig, maar dat nooit door de krant is gebruikt.
De schreefloze variant van de Ennerçe
92
gieterij de Enschedé Font Foundry. Speciaal voor NRC Handelsblad tekende De Does de Lexicon-kopletters, die iets smaller zijn dan de gewone tekstletter. Er werd na de introductie van de letter een speciaal e-mailadres geopend,
[email protected], waar ruim tweehonderd lezers reageerden. Er was kritiek. Teksten in de krant, gezet uit de ‘wulpse’ Lexicon, leden aan een ‘ernstige vervlakking’, schreef een geschokte lezer, terwijl diezelfde teksten gezet uit de ‘zakelijke’ Times, met zijn ‘lekkere scherpe puntjes’ als ‘gerijpt’ overkwamen. Maar deze lezer vond weinig medestanders. De meeste lezers van NRC Handelsblad waren tevreden over de nieuwe letter. Hun leeservaring sloot aan bij die van de hoofdredacteur, die uitgelegd had dat de keuze voor de Lexicon, naast de leesbaarheid, ook met het karakter van de letter te maken had, die volgens hem aansloot bij ‘het serieuze karakter van de krant’. Inmiddels klaagt niemand meer over de Lexicon. Sterker nog, het Amsterdamse ontwerpbureau Thonik, dat in 2009 een nieuwe communicatie- en reclamecampagne voor nrc Media (NRC Handelsblad, nrc.next, nrc.nl) ontwikkelde, gebruikte een door De Does ontworpen leesteken uit de Lexicon als hét symbool voor alle uitingen van de krant: de guillemet, het Franse hoekige aanhalingsteken ›. Dat is nu een terugkerend herkenningssymbool voor uitgaven van nrc Media en vervangt ook het Lux et Libertaslogo van NRC Handelsblad op de webpagina’s van de krant op nrc.nl. De guillemet – in het Nederlands ook wel ganzenvoetje genoemd – is vernoemd naar een Franse zestiende-eeuwse drukker en letterontwerper die dit teken als eerste gebruikt zou hebben, Guillaume le Bé. Het achtervoegsel -ette is een verkleinwoordje, dus het leesteken heet eigenlijk ‘Willempje’. Ontwerpers Thomas Widdershoven en Nikki Gonnissen van Thonik hebben dit weinig gebruikte leesteken van de Lexicon als grafisch
4
de naakte krantenletter zonder kraalrand
beeldmerk van hun nrc-campagne gekozen, omdat ze het letterontwerp van De Does zo mooi vinden, en op die manier aansluiten bij zowel grafische uitstraling van NRC Handelsblad als die van nrc.next. Bij next zijn niet alleen de artikelen, maar is ook de krantentitel gezet uit de Lexicon. Blijft de vraag waarom een krant als NRC Handelsblad niet, net zoals The Times, een eigen krantenletter heeft laten ontwerpen. Nog even los van de esthetische en typografische stammenstrijd die daarover op een redactie zou kunnen ontstaan: het is waarschijnlijk te duur. Toch was het er in de jaren negentig van de vorige eeuw bijna van gekomen. Het proces om voor NRC Handelsblad een eigen letter te ontwerpen, die de naam Ennerçe zou krijgen, is toen in gang gezet. Dat was mede op initiatief van vormgever Henry Cannon, die onder meer de lay-outs voor het Zaterdags Bijvoegsel en de Wetenschap & Onderwijs-bijlage ontwierp. Adjunct-hoofdredacteur Max van Rooy wilde toen graag een kleurenbijlage bij de krant, en vroeg verschillende vormgevers van de krant daarvoor een basislay-out te maken, onder wie Cannon. Die stelde voor dan ook meteen maar een eigen krantenletter te ontwerpen, als onderdeel van dat proces. De hoofdredactie was nieuwsgierig. Cannon vroeg de letterontwerper Chris Brand (1921-1998) zo’n nieuwe krantenletter te ontwerpen. Brand was een gerenommeerd typograaf en kalligraaf. Hij ontwierp de nog altijd gebruikte lettering van de krantentitel van de Volkskrant in 1965. Hij voltooide in dat jaar ook de letter Albertina. Dat werd de eerste letter die Stanley Morison (de ontwerper van de letter Times) kocht als art director van het internationaal opererende fotozetsysteembedrijf Monotype. En het werd de huisletter van de Brusselse Koninklijke Bibliotheek Albert I. Brand was enthousiast over de opdracht om een nrc-letter te ontwikkelen en maakte een begin: met een hard potlood tekende hij een paar let-
ters van de Ennerçe, om een beeld te geven. Het opmerkelijke aan de letter was dat Brand er zowel een variant met schreven als een schreefloze variant van ontwierp. Maar uiteindelijk ging het feest niet door. Het project kleurenbijlage werd afgeblazen, en Brand kreeg een brief dat het nrc-letterproject ook niet doorging: te duur. Zo kreeg NRC Handelsblad geen eigen letter. Toch liet het project Brand, die ook docent typografie aan de Academie Sint Joost in Breda was, niet los. Hij bleef eraan werken, omdat hij het lettertekenen niet laten kon, en ontwierp met potlood vellen vol letters en leestekens. Zo heeft hij tot zijn dood in 1998 doorgewerkt aan het verder ontwikkelen van de letter, die hij een andere naam gaf, omdat de nrc er niet mee in zee ging. De naam van zijn nieuwe letter werd Elsschot, en niet Ennerçe.
93
EC ONOMIE
De groei van het zakelijk nieuws Keuze uit voorpagina’s van het economiekatern van NRC Handelsblad. In de jaren tachtig is er aanvankelijk een economie bijlage die op woensdag verschijnt, het Supplement Mens & Bedrijf. Opmerkelijk in de bijlagekop in de basislayout van Henry Cannon is het gebruik van het Lux et Libertas-logo van de krant als silhouet, waarin het &-teken is vervat. De kopletters zijn wrijfletters, en illustraties gecombineerd met foto’s en steunkleuren geven de zwart-wit krant kleur in de jaren tachtig. Omdat de bijlage titel Mens & Bedrijf eind jaren tachtig iets te veel de softe geur van de jaren zeventig ademt, en de business bijlage zakelijker moet worden, verandert de naam in 1989 in Supplement Economie. Als NRC Handelsblad 25 jaar bestaat in 1995 worden vorm en inhoud aangepakt: de krant krijgt een dagelijks zakenkatern, getiteld Economie, als bijlagetitel eerst in de onderkast letter Modern 20, later kapitaal in 1998; alsof het een voorpagina van een zakenkrant binnen de krant is, compleet met cartoon linksonder. In navolging van de letternamen van andere bijlagen van de krant, zoals CS en Z, wordt rond 2001 besloten de bijlage Economie om te dopen in de bijlage E, in de hoop dat die letter ook sterk merk binnen de krant zal worden. Eerst is de E nog de E gezet uit de krantentitelletter, de Modern 20, later wordt het de Lexicon. E wordt weer Economie in 2006, met ondermeer als vast beeldonderdeel de rubriek Lux, met een zakenkrant zalmroze ondergrond.
94
104
5 Liever een kolibrie op Texel De meest ontnuchterende definitie van fotojournalistiek die ik ken, komt van een oudhoofdredacteur van The Times, Harold Evans. Hij schreef er een boek over met de titel Pictures on a Page. Bondiger kun je het amper omschrijven: ‘foto’s op een pagina’. Hoewel de functie en vorm van foto’s in de krant sinds de eerste NRC Handelsblad in 1970 enorm zijn veranderd, zijn foto’s voor de papieren krant nog steeds beeldbepalend. De wereld wordt er even mee stilgezet. Voor digitale vormen van de krant is inmiddels ook bewegend beeld van belang; in die zin zijn we dicht bij de kranten uit de tovenaarswereld van Harry Potter. Schrijfster Joanne Rowling beschrijft in haar Potterboeken magische kranten van papier met daarin bewegende foto’s, als filmpjes. Op krantenpagina’s op iPhone en internet is al bewegend beeld te zien. En er zijn proeven gedaan met kranten van oprolbaar elektronisch ‘papier’, waarop ook ‘bewegende foto’s’ vertoond kunnen worden. Eigenlijk is Harry Potters magische krant al realiteit voor de moderne krantenmaker en krantenlezer. Voor NRC Handelsblad begon de fotojournalistiek in 1923. Het Algemeen Handelsblad had toen, als eerste krant in Nederland, een fotopagina. Daarvoor, in 1916, had die krant ook al de primeur van de eerste kleurenadvertentie gehad. En de eerste kleurenillustratie in een Nederlands dagblad, op 10 augustus in 1877, stond ook al in het Algemeen Handelsblad. Maar dat was een ingeplakt kleurenplaatje. In ieder geval was het Algemeen Handelsblad Nederlands meest vooruitstrevende krant op dit gebied van vormgeving en fotojournalistiek. Dat stelt communicatiewetenschapper Elsje de Ruijter, die een inventarisatie maakte van NRC Handels-
blad en zijn voorlopers op vormgevingsgebied (De vorm en de lezer, 2007). Technisch was het vanaf 1900 mogelijk om met rotatiepersen foto’s in kranten af te drukken. De New York Daily had in 1880 al de primeur gehad de eerste dagbladfoto af te drukken. Bij de andere voorloper van NRC Handelsblad, de Nieuwe Rotterdamsche Courant, hadden ze niet zo’n haast met al die nieuwerwetse grafische ontwikkelingen. In 1927 drukte die krant de eerste foto af: een portret van koningin Emma. Een nieuwsfoto kun je dat nauwelijks noemen. Er was ook een zekere weerstand tegen fotografie in de krant, meldt De Ruijter, en ze citeert Bernadette Kester, die een artikel over het ontstaan van fotojournalistiek in Nederland schreef: ‘Vooral in liberale kringen werd het bepaald niet chique geacht wanneer een krant al te opvallend gebruikmaakte van foto’s.’ In veel journalistieke kringen, zeker in kringen die zich tot de kwaliteitspers rekenen, bestaat die koudwatervrees voor foto-illustraties in de krant nog steeds. Serieuze Duitse kranten zijn nog altijd bijzonder zuinig met foto’s. Ook NRC Handelsblad-journalisten roepen nog wel eens: ‘snij maar wat van de foto’ als ze weer een te lang stuk hebben ingeleverd; ik heb het als eindredacteur in ieder geval vaak gehoord. Daar staat tegenover dat fotografen bij de krant me wel eens met ontslag gedreigd hebben, als hun foto niet paginabreed, maar slechts op twee kolom meeging in de krant. nrc-fotograaf Vincent Mentzel zei ooit: ‘Ik moet nog altijd mijn best doen om mijn foto’s erin te krijgen omdat er vaak geen ruimte is. Beeld is de sluitpost.’ De strijd tussen woord en beeld is bij een krant heviger dan bij een tijdschrift. Vandaar dat de
105
scherpe letters
‘Zendfoto’ van persbureau Reuters, met bijgeplakt bijschrift: Afrikaanse leiders bijeen in Abuja, Nigeria, bij de Organisatie van Afrikaanse Eenheid met president Babangida op 3 juni 1991.
106
echt grote fotoreportages, waarin het verhaal in de eerste plaats met foto’s verteld wordt, vooral in tijdschriften verschenen. Inmiddels is er een tendens van fotojournalisten om meteen maar een boek te maken van hun fotoreportages. Dat neemt niet weg dat foto’s van groot belang voor een krant zijn. Lezers waarderen beeldinformatie en gebruiken foto’s behalve als bron van informatie ook om te bepalen of ze een stuk zullen gaan lezen, is uit onderzoek gebleken. Toch is er een enorm verschil tussen de foto’s die in 1970 in NRC Handelsblad stonden, en de foto’s die veertig jaar later het beeld van de krant bepalen. In die eerste decennia werden nieuwsfoto’s alleen in zwart-wit geplaatst: foto’s die
het visuele bewijs van nieuwsfeiten leverden. Beelden van een ramp of aardbeving. Een ontmoeting van wereldleiders. Vaste prik als prent op de voorpagina. Maar gaandeweg, eind jaren tachtig, veranderde dat. Lezers kregen veel vaker via televisie, later via internet, al direct beelden te zien van de actualiteit. De krant verloor gaandeweg haar functie als brenger van zulke directe nieuwsbeelden. De foto’s in de krant moesten anders worden, iets speciaals toevoegen: ‘Vorm en stijl, daar kwam het voortaan op aan,’ schreef Arjen Ribbens, fotoredacteur van NRC Handelsblad, in een artikel over die ontwikkeling. En hij citeerde de visie van de chef vormgeving van de krant in die jaren, Willem van Zoetendaal, over wat een goede voorpaginafoto was: ‘Liever een kolibrie op Texel dan de laatste foto van de aardbeving in Helmond.’ Vandaar dat NRC Han-
5
liever een kolibrie op texel
delsblad op 19 januari 1989 prominent een foto van nrc-fotograaf Leo van Velzen op de voorpagina plaatste van de Russische clown Popov, die, geschminkt, treurig naar zijn dikke buik kijkt. Dat zou tien of vijftien jaar eerder niet gebeurd zijn. Ook foto’s van kunstwerken en sportevenementen vonden vaker hun weg naar de voorpagina. Jan Paul van der Wijk, chef vormgeving en beeld van de krant sinds 2001: ‘Foto-illustratie was altijd al een heel belangrijk element in onze bijlagen, zoals het Zaterdags Bijvoegsel en het Cultureel Supplement. Daar ging het veel meer om bijzondere fotografie en sfeer, dan om nieuwsregistratie. In feite is die kunstzinniger benadering van foto-illustratie, die we bij NRC Handelsblad altijd al in de bijlagen hadden, naar voren in de nieuwskrant gegaan.’ Van der Wijk wijst op nog een ander gevolg van de veranderende functie van fotografie in de krant: de opkomst van de ‘infographic’, of informatie-illustratie, zoals een Nederlandse omschrijving luidt. Daarin wordt met een tekening
Koos Breukel fotografeerde schrijver Jan Wolkers voor het maandblad M van NRC in 2007, naast Rembrandts schilderij van een oude man. Het werd het laatste portret van Wolkers voor zijn dood.
of reeks tekeningen een (nieuws)gebeurtenis of een ingewikkeld proces uitgebeeld. Het raakte in zwang bij Amerikaanse bladen als Time en de krant USA Today, en vormgever Kees Endenburg begon er midden jaren tachtig in het supplement Mens en Bedrijf mee te experimenteren. Tegenwoordig heeft NRC Handelsblad een studio waar dagelijks infographics voor de krant gemaakt worden. De krant heeft ook meer kleur gekregen in de afgelopen jaren. Vincent Mentzel won in 1973 de prijs voor de beste nieuwsfoto van Nederland met een prachtige zwart-witfoto van ministerpresident Joop den Uyl, die omhoogkijkt tijdens een debat. En Leo van Velzens voorpaginafoto van de clown Popov in 1989 was ook nog zwart-wit. Maar in dat jaar verscheen dan toch de eerste kleurenfoto in NRC Handelsblad: een foto van een zeehondje dat slachtoffer was van
107
scherpe letters
Reikhalzend publiek bij de voetbalwedstrijd Ajax– Feyenoord op 2 november 1969, gefotografeerd voor de Nieuwe Rotterdamse Courant door Vincent Mentzel.
108
de lekkende olietanker Exxon Valdez. Lezers stuurden boze brieven: foto’s in de krant in kleur afdrukken, dat gaf toch geen pas. Sinds 2007 worden evengoed alle foto’s in NRC Handelsblad in kleur gedrukt (tenzij het een zwartwitfoto is, uiteraard). Nieuwe technieken hebben de kwaliteit van de foto’s in de krant dramatisch verbeterd.Om te beginnen is door de digitalisering de kwaliteit van de foto’s die bij de redactie aangeleverd worden, enorm verbeterd. Tot eind jaren tachtig werden nieuwsfoto’s verzonden via telefoonlijnen. Op de redactie stonden enorme apparaten om door persbureaus verzonden foto’s te ontvangen, later ook wel fotofaxen genoemd,
die aan de lopende band zwart-wit nieuwsfoto’s uitspuwden. Dat waren niet de allerscherpste foto’s; soms waren het voornamelijk grijze vlekken en af en toe liepen er zwarte strepen over het beeld vanwege storingen. ‘Het loonde in die jaren om eigen fotografen naar het buitenland op nieuwsreportage te sturen,’ zegt Van der Wijk, ‘die kwamen met prachtige reportagefoto’s terug, die scherp waren, beter dan wat de persbureaus leverden.’ Het werk op de fotoredactie veranderde begin jaren negentig door de digitalisering, herinnert chef van de fotoredactie Nicole Robbers zich: ‘Voortaan meldde de fotoredacteur zich aan bij Het Geheimzinnige Scherm om vervolgens een stortvloed van digitale beelden over zich heen te krijgen en de stapels foto’s op het bureau werden kleiner.’ Net als de donkere kamer, waar persfotografen
5
liever een kolibrie op texel
De achterkant van de afdruk van Vincent Mentzels krantenfoto van Ajax–Feyenoordfoto uit 1969. Met stempels en zetaanwijzingen: de foto werd in een 2 punts-kaderlijn afgedrukt in NRC.
nog snel hun foto’s afdrukten, is de foto als object, als afdruk op papier, eigenlijk van de krantenredactie verdwenen. Bij uitzondering duikt er soms nog zwart-witfoto op uit het archief, zo een die aan de achterkant vaak vol staat met zetaanwijzingen, bijschriftinformatie en stempels van de maker. Ook de verandering in druktechniek heeft het beeld van de krant veranderd. Aanvankelijk, in de tijd van hoogdruk, moesten van foto’s clichés gemaakt worden, een soort stempels van metaal, later kunststof, met puntjes in verschillende dichtheden om de grijs- en zwartwaarden aan te geven: raster werd dat puntjespatroon genoemd. Een grof gerasterde zwart-witafdruk
van een foto staat nog altijd symbool voor een ouderwetse nieuwsfoto in de krant. Met de huidige computergestuurde vlakdruk zie je van dat raster amper nog iets; de techniek is zo verfijnd dat de rasterpunten voor het blote oog vrijwel helemaal wegvallen. Alleen als de vormen voor de kleuren (die apart gedrukt worden) niet goed op elkaar passen, dus als er iets mis gaat, dan valt het drukproces op. NRC Handelsblad gebruikt veel foto’s van internationale persbureaus, maar werkt ook met een vaste kern eigen fotografen zoals Roel Rozenburg, Leo van Velzen, Rien Zilvold en vele anderen, en heeft een uitgebreide fotoredactie die dagelijks de digitale stroom foto’s schift. De krant verleent samen met het Rijksmuseum in Amsterdam sinds 1997 jaarlijks een grote documentaire foto-opdracht aan een fotograaf, Document Nederland. En voor het kleurenmagazine, nrc Weekblad, en vooral van de voorloper daarvan, het maandblad M, werden fotografen op pad gestuurd om uitgebreide beeldreportages of portrettenseries te maken. Zo’n blad op glanzend papier, met hoogwaardige kleurendruk, is het medium bij uitstek voor moderne fotojournalistiek. Het gaat dan niet alleen om documentaire fotojournalistiek, die de dingen laat zien ‘zoals ze zijn’. Ook kunstzinnige fotoprojecten hebben daarin een plek gevonden. Zo is bijvoorbeeld de portretfoto die Koos Breukel van de oude, breekbare Jan Wolkers maakte een Nederlands icoon geworden: het was de laatste portretfoto van Wolkers voor zijn overlijden in 2007, op Texel. 109
WETENSC HAP
Gedeelde kennis in katernen Keuze uit de voorpagina’s van de bijlage Wetenschap & Onderwijs. Vormgever Henry Cannon heeft verschillende basislay-outs gemaakt voor de wetenschapsbijlage. In de jaren tachtig onderscheidt die zich onder meer door de dubbele standlijn: twee dunne verticale lijntjes tussen de tekstkolommen. Die lijnen werden niet geplakt, zoals de meeste lijnen en het fotozetsel toen, maar voorgedrukt op de vellen die de opmaakredacteuren gebruikten. Geplakte dunne lijntjes braken nogal eens, of stonden scheef. Met de elektronische paginavormgeving rond 1998 verdwijnt de dubbele standlijn. De vormgevers kiezen zorgvuldig ondersteunend beeld bij het wetenschappelijk artikel, van wiskundige figuren tot weckflessen met misvormde embryo’s. De bijlage Wetenschap verliest in 2007 de toevoeging ‘& Onderwijs’, omdat dat gedeelte voortaan in nieuwskrant behandeld wordt. De bijlage over alfa- en bètawetenschappen gaat dan ook op tabloid over, zoals alle bijlagen. Het omslagbeleid van de bijlage Wetenschap verschilt van andere bijlagen: er wordt gekozen voor een pakkend wetenschappelijk beeld, dat niet verwijst naar een groot verhaal binnenin. Het coverbeeld is een opzichzelfstaand kleurig onderdeel van de bijlage, dat binnenin nog kort toegelicht wordt.
110
122
6 Een halve eeuw Bommel Ze zijn nog altijd de beroemdste stripfiguren van Nederland: Ollie B. Bommel en Tom Poes. En dat terwijl er al tientallen jaren geen nieuwe avonturen meer van hen verschijnen, noch in de krant noch in boekvorm. Woorden die tekenaar en schrijver Marten Toonder zijn Bommelstripfiguren in de mond legde, zijn spreekwoordelijk geworden, zoals ‘hij is een minkukel’, of ‘geld speelt geen rol’ en ‘als je begrijpt wat ik bedoel’. Hoewel de avonturen van de beer en zijn ‘jonge vriend’ Tom Poes in verschillende kranten zijn afgedrukt, is Bommel toch vooral de strip van NRC Handelsblad geworden. Dat komt doordat Bommel in zijn krantenleven het langst, ruim een halve eeuw, als dagstrip verscheen in de nrc en NRC Handelsblad. Eerst, vanaf 1947, in de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Bij de fusie van de nrc met het Algemeen Handelsblad verhuisde Bommel mee naar NRC Handelsblad, Het Algemeen Handelsblad plaatste als eerste Nederlandse krant een strip in 1929, de Britse creatie Bruintje Beer, die na de fusie nog een paar jaar in NRC Handelsblad stond, naast Bommel.
Marten Toonders eerste berenstripfiguur, de ijsbeer Thijs IJs (rechts) uit 1934, die ook in de Nieuwe Rotterdamsche Courant verscheen, als concurrent van Bruintje Beer in het Handelsblad.
waar de dagstrip tot in 1998 verscheen. Zodoende publiceerden beide krantentitels samen 154 van in totaal 177 Bommel-verhalen die hij maakte. Omdat Toonder zijn laatste Bommelverhaal ‘Het einde van eindeloos’ in 1986 maakte, verschenen er bijna dertien jaar lang herhalingen van bestaande avonturen in de krant. Bommel en NRC Handelsblad pasten goed bij elkaar. Het karakter van de stripbeer, een welgestelde heer die ‘zijn eigen eenzame weg’ gaat, sloot nauw aan bij het imago van de liberale, soms wat deftige krant als NRC Handelsblad. Die ging immers ook zijn eigen eenzame weg, getuige de beginselverklaring van de krant in het eerste nummer uit 1970, met zinsneden als: ‘Alles wat [de] vrije ontplooiing remt of verkrampt, stuit op ons wantrouwen,’ en ‘Ons wantrouwen [geldt] in beginsel iedere collectiviteit.’ Bommel zou het gezegd kunnen hebben, filosoferend met een goed glas wijn bij het haardvuur in Slot Bommelstein, na een eenvoudige doch voedzame maaltijd.
123
scherpe letters
De plaatjesstrook van de Bommelstrip zoals hij tientallen jaren in NRC Handelsblad stond.
124
De Bommel-strip werd vooral geroemd om zijn verhalen, om Toonders literaire kwaliteiten: schrijver Jan Wolkers zei bij de dood van Toonder in 2005 dat het een schande was dat Toonder nooit een belangrijke literaire prijs zoals de P.C. Hooftprijs had gekregen. De Bommel-strip is een typische krantenfeuilleton-strip, met een strook plaatjes en daaronder het verhaal als lopende tekst, in gezette letters. Er bestaan ook wel Tom Poes- en Bommel-verhalen met ballonteksten, maar die verschenen in bladen voor een jong publiek, zoals Donald Duck. Het is vooral de Bommel zoals die in NRC Handelsblad zijn avonturen beleefde die uitgroeide tot een nationale figuur van bijna mythische proporties, met personages die nog altijd tot de verbeelding spreken, zoals de schilder Terpen Tijn, de ambtenaar Dorknoper en de duivelse geleerde professor Sickbock. Het viel de krant dan ook zwaar om in 1998 de strip te beëindigen. Maar, zoals de hoofdredactie schreef, nadat er een stroom protestbrieven van bedroefde en boze lezers was binnengekomen: ‘De krant kan aan het oeuvre van Toonder weinig meer bijdragen. Hoezeer wij onze Heer van Stand ook waarderen, geen strip, geen auteur en geen krantenpagina is bestand tegen jarenlange herhalingen. Ook in de keuze van een beeldverhaal kan een krant niet stil blijven staan.’
Niet alleen Bommels krantenleven voltrok zich grotendeels in NRC Handelsblad. Ook op de geboorte van de stripbeer hadden de beide voorlopers van die krant een belangrijke invloed, en wel door de stripfiguren die de Nieuwe Rotterdamsche Courant en het Amsterdamse Algemeen Handelsblad publiceerden. De krantenstrips zoals wij die kennen zijn rond 1900 in de Verenigde Staten ontstaan. De Amerikaanse stripcultuur waaide al snel over naar Europa. Zo vroeg de Britse krantenmagnaat Lord Beaverbrook in 1920 aan de tekenares Mary Tourtel om Rupert Bear te maken voor zijn krant The Daily Express. Die beren-strip was een succes, ook internationaal. In 1929 was het Algemeen Handelsblad de eerste krant in Nederland die een strip in de kolommen opnam: Bruintje Beer, de vertaling van Rupert Bear. Zeker tot in de jaren vijftig was hij een populaire stripbeer in die krant – en zette daarmee de toon voor de Nederlandse krantenstrip. Andere Nederlandse kranten wilden ook strips als Bruintje Beer, en publiceerden die soms ook, zoals de Nieuwe Rotterdamsche Courant. In 1934 kreeg het Algemeen Handelsblad de alleenrechten voor Bruintje, en moesten de andere kranten, zoals de nrc, een list verzinnen. De jonge, beginnende striptekenaar Marten Toonder had de oplossing. Hij had zich al verdiept in Amerikaanse krantenstrips, die zijn vader, die kapitein was, had meegenomen. Hij schiep een stripijsbeertje: Thijs IJs, die onder
6
een halve eeuw bommel
meer in het Nieuwsblad van het Noorden en in de Nieuwe Rotterdamsche Courant verscheen. Diens eerste avontuur begint in 1934 in de nrc als volgt: ‘Thijs IJs, een verre neef van Bruintje Beer, liep op zijn grote ijsschots heen en weer en dacht “Het is niet waar, hij kan ’t niet meenen!” Hij kreeg – dat moet je weten, zoo juist bericht dat neefje Bruin voor altijd was verdwenen. ‘Maar ja,’ vond Thijs, ‘hij schrijft het zelf, dus is het waar. Wat moeten nu die menschen? Zij hielden veel van hem, maar zullen toch wel nieuwe avonturen wenschen. Zeg – weet je wat? Ik zal, als Witte Beer, hun iets van mijn belevingen verhalen!’ En vlug pakt Thijs zijn bullen bij elkaar en gaat naar Nederland, zonder ook nog maar een dag te dralen.’ Zo verschijnt de eerste Nederlandse krantenstripbeer in druk, van de hand van de jonge Marten Toonder. Stripdeskundige Kees Kousemaker, samensteller van de website Nederlandse Stripgeschiedenis (lambiek.net), heeft opgemerkt dat verschillende avonturen van Thijs IJs uit de jaren dertig later min of meer terugkeerden in de eerste avonturen van Tom Poes en zijn berenvriend – Thijs IJs in de nrc was dus de voorloper van Ollie B. Bommel. Toonder bevestigt dat ook in zijn autobiografie. Er was nog een tweede stripbeëindiging nodig om Ollie B. echt tot leven te laten komen. Dat gebeurde in het oorlogsjaar 1941, toen De Telegraaf stopte met de Amerikaanse dagstrip van Walt Disney, Mikkie Muis. Toonder bezocht de
redactie van De Telegraaf en de hoofdredacteur koos de tekening van de kat, die Tom Poes zou gaan heten, als opvolger voor de Amerikaanse muis. En in het derde Tom Poes-verhaal ‘In den toovertuin’ verscheen een parvenu ten tonele, de beer Ollie B. Bommel, rijk geworden van een olie-erfenis, om eigenlijk nooit meer uit de strip te vertrekken. Over die B. in Ollie B. Bommels naam is veel gespeculeerd, de naam Berendinus is wel eens genoemd, maar Toonder zei dat het gewoon B. was, naar Amerikaans voorbeeld, zoals Franklin D. Roosevelt, en John F. Kennedy. Toen Bommel pas in de Tom Poes-verhalen verschenen was, begin jaren veertig, kwam de jonge Telegraafjournalist Joop Lücker bij Toonder voor een interview. Want Tom Poes was een succes. Lücker was ook geïnteresseerd in die nieuwe figuur in het stripverhaal ‘met grote ruiten op zijn jas’ die volgens het verhaal een verre reis had gemaakt over land en zee. ‘Doet me denken aan een Amerikaan, is dat juist?’ vroeg Lücker volgens Toonder in zijn autobiografie. De stripauteur gaf toe dat hij inderdaad Bommel een Amerikaanse achtergrond wilde geven, iemand uit een ver en vrij land, dat in die oorlogsdagen nog neutraal was. Maar Lücker raadde Toonder af Bommel een Amerikaanse nationaliteit te geven. Dat was te riskant in oorlogstijd: ‘Beter niet. Amerika gaat meedoen. Kwestie van maanden. En dan is Ollie besmet; dat zou jammer zijn. Hij is een aan-
125
scherpe letters
Zelfportret van Marten Toonder
126
winst. Tom Poes alleen is te kaal,’ aldus Lücker, volgens Toonder. Tom Poes sloeg aan, zoals gezegd. Er was weinig vertier in de oorlogsjaren, en men las zijn avonturen graag. Er verschenen puzzels met en boekjes over Tom Poes. En Toonder zette in de oorlogsjaren zelfs de Toonder Studio’s op, waar onder meer aan een nooit voltooide Tom Poestekenfilm werd gewerkt, door jonge mannen die om die reden niet naar Duitsland hoefden, om te werken. De studio werd ook dekmantel voor een illegale drukkerij, De Algemene Vrije Illegale Drukkerij, kortweg David. Zelfs onder de bezetters was de strip populair. Toonder vertelt in zijn autobiografie dat hij gebeld werd door de Kommandantur der Stadt Amsterdam, terwijl er mensen van het verzet in zijn Amsterdamse woning aanwezig waren. De commandant kwam zelf aan de telefoon: ‘Wie geht’s mit dem Tom Puss?’ wilde hij weten. Want in de strip van die dag was de poes in een benarde situatie beland. En de hoge Duitser wilde een boekje hebben van het eerste avontuur, dat even later door een gewapende soldaat
in een Duitse overvalwagen bij Toonder thuis gehaald werd. Kort daarna, in 1944, eindigen de avonturen van Tom Poes en Ollie B. Bommel in De Telegraaf abrupt, omdat een ss-er de krant ging leiden. Tot dan toe was De Telegraaf, zoals alle andere Nederlandse kranten, verplicht geweest de Duitse censuur te volgen. Maar om onder direct nazi-bewind te werken, dat ging Toonder te ver. De hoofdredactie had hem ook gewaarschuwd: met doorwerken voor de krant zou hij na de oorlog problemen kunnen krijgen. Toonder liet zich manisch-depressief verklaren. Tom Poes dook, met Bommel, in de strip letterlijk onder: onder water. Pas in 1947 doken Bommel en Tom Poes weer op. Dat kwam door de toenmalige hoofdredacteur van de Volkskrant, Joop Lücker, die eerder al als Telegraaf-journalist voor Bommels voortbestaan had gepleit. Als stripfanaat wilde hij Tom Poes in zijn krant, en hij regelde ook plaatsing in andere kranten zoals de nrc. De Telegraaf had toen nog een verschijningsverbod. Toen Lücker in 1965 met bonje bij de Volkskrant vertrok, liet Toonder uit solidariteit ook Bommel uit de Volkskrant vertrekken. In de nrc en in andere kranten bleef hij verschijnen als dagstrip. Bommel en Tom Poes ontwikkelden zich. ‘Het werd een beeldverhaal voor volwassenen, waarin de tijdgeest subtiel werd becommentarieerd en wanverhoudingen aan de kaak werden gesteld,’ schreef toenmalig NRC Handelsblad-hoofdredacteur Folkert Jensma in 1998 in een speciale Bommel-afscheidsbijlage. ‘Van een schreeuwerige avonturier was Bommel veranderd in een rijke luiaard, die zich in het moderne leven staande moest zien te houden.’ In de loop der jaren ontstond de verzameling Bommelverhalen, die inmiddels wel de ‘Bommelsaga’ genoemd worden, met hoogtepunten als De Zwarte Zwadderneel, De bovenbazen en De Bommellegende, aldus de huidige chef Boeken, Pieter Steinz.
een halve eeuw bommel
6
De strip over Ollie B. Bommel en Tom Poes van Marten Toonder zoals hij van 1970 tot en met 1998 in NRC Handelsblad verscheen. Daarvoor stond hij al in de Nieuwe Rotterdamse Courant sinds 1947.
Dat in 1998 na dertien jaar verhalen herhalen NRC Handelsblad uiteindelijk toch stopte met de Bommel-strip kon zelfs Toonder begrijpen. Hij schreef bij het afscheid van zijn stripheld in de krant: ‘Ik heb begrip voor het standpunt van de redactie, en ik dank de lezers voor de trouw waarmee ze de loopbaan van een heer van stand op zijn eenzame weg hebben gevolgd. Voor mij was het beschrijven ervan in een achtenswaardige krant als de nrc altijd een genoegen, en de band met de lezers die daardoor ontstond is me bijzonder dierbaar.’ Het is ook niet het einde van Toonders stripbeer gebleken. Bommel is niet dood. Hij leeft. Want in samenwerking met NRC Handelsblad en de Toonder Compagnie is Uitgeverij de Bezige Bij een langlopend project begonnen, waarbij alle Bommelverhalen opnieuw worden uitgegeven. Bommel en NRC Handelsblad hebben elkaar niet losgelaten.
127
PROFIEL EN THEMA
Verdieping in beeld Keuze uit de voorpagina’s van de bijlagen Profiel en Thema. Tussen 1996 en 2002 verschijnt bij NRC Handelsblad elke week een bijlage gewijd aan een apart onderwerp, om dat thema uit te diepen. Aanvankelijk heet het Profiel: het eerste nummer is gewijd aan ‘Geboorte’ (29 augustus 1996). De bijlages zijn behalve proeves van journalistieke verdieping ook experimenten in vorm. Informatie wordt in verschillende vormen gepresenteerd, nadrukkelijk ook in beeld en in infographics, naast langere artikelen. Na de millenniumwisseling wordt Profiel omgedoopt in Thema. Na 2002 verschijnt af en toe nog bij speciale gelegenheden een themanummer. Zoals bij het 25-jarig jubileum van Beatrix als koningin op 29 april 2005, met op het omslag de profielfoto die NRC staffotograaf Vincent Mentzel van haar maakte. De foto is later gebruikt voor de afbeelding van de koningin op Nederlandse munten. In de jaren van Profiel en Thema groeit de grafische studio van NRC Handelsblad: voor de ontwikkeling van het gebruik van infographics, kaarten en beeld in de krant is deze bijlage van groot belang geweest.
128
SPORT
Kampioenen in oranje inkt Keuze uit voorpagina’s van sportkaternen van NRC Handelsblad. Of het opzet of toeval was is onduidelijk, maar de oranje kleur in de rubriekskop Sporttotaal verbleekt van links naar rechts, voor op de sportpagina van maandag 8 juli 1974: ‘Het beste team geen wereldkampioen’ schrijft NRC-voetbalcommentator Hans Kraay over Oranje dat het Wereldkampioenschap legendarisch verliest van Duitsland. In een vette kop, gezet uit de letter Bodoni, meldt ook sportverslaggever Dick Ariese: ‘Het betere voetbal niet beloond.’ Vier jaar later is het al evenmin feest, als Argentinië het WK wint van Oranje: de kop boven de wedstrijdanalyse van sportverslaggever Marc Serné danst haast, zo schots en scheef staan de schreefloze letters: ‘Wereldvoetbal wordt vermoord door systemen’. Opnieuw vloeit oranje inkt in de krant van 27 juni 1988, als Oranje wel iets wint: het Europees kampioenschap. Inmiddels is de krant overgegaan op de letter Times. Behalve een gedicht van dan nog sportcolumnist Youp van ’t Hek staat er een infographic op de pagina, waarin beeldend uitgelegd wordt hoe de twee Nederlandse doelpunten tegen Rusland werden gescoord. Beeld wordt steeds belangrijker op de sportpagina’s, bijvoorbeeld als Bart Veldkamp Europees kampioen schaatsen wordt (1990) en als drievoudig Olympisch kampioen wielrenner Leontien van Moorsel bij de Spelen in Athene in 2004 ten val komt.
136
144
7 Van achter naar voren met Kamagurka Kamagurka tekent sinds 2002 elke dag een cartoon op de voorpagina van NRC Handelsblad. Met zijn absurde, surrealistische stifttekeningen en tekstjes relativeert hij daar de vaak bloedige ernst van het nieuws. Maar hij begon heel anders bij de krant – en niet voorop, maar achterin. ‘Je mag de kleine zijn oorsmeer wel eens verversen... snif... snif...’ Dat is de eerste zin in de eerste strip die Kamagurka tekende voor NRC Handelsblad. In 1979; Kamagurka (kunstenaarsnaam van Luc Zeebroek, die werd geboren in 1956 in Nieuwpoort, België) was toen 22 jaar. Met die eerste zin in die eerste strip zette hij ook direct de toon: het ruikt hier, om een titel van een van zijn albums te parafraseren, meteen al naar onzin. En het is aldoor maar meer naar onzin gaan ruiken in het oeuvre van de Vlaming, die behalve tekenaar ook performer is, toneel- en liedjesschrijver, tv-persoonlijkheid, dichter en muzikant. ‘Het was een rare tijd,’ herinnert Kamagurka zich over de periode dat hij voor het eerst contact legde met NRC Handelsblad. Hij was nog in de dienstplichtige leeftijd. ‘Ik wilde afgekeurd worden voor militaire dienst en at haast niets meer.’ Zo kwam hij ook bij Adriaan van Dis, de chef van het Zaterdags Bijvoegsel. Van Dis vroeg de in Nederland amper bekende Kamagurka wekelijks een strip te tekenen voor de laatste pagina van zijn bijvoegsel. ‘We hadden,’ schreef Van Dis over Kamagurka in het maandblad M, ‘destijds het ambitieuze plan een hele strippagina te maken, nota bene op de “rug” van het Zaterdags Bijvoegsel, een winstgevende advertentiepagina. We hadden verschillende tekenaars gevraagd mee te werken, onder anderen de te jong gestorven Marc
Prins Claus zonder das aan de hemelpoort bij Petrus. Voorpaginacartoon van Kamagurka in NRC Handelsblad in 2002, naar aanleiding van het overlijden van de prins, die de stropdas verwierp.
Smeets, een briljante en eenzame krabbelaar die in de stijl van Hergé tekende, maar dan surrealistischer. Ook Remco Campert leverde strips in – over het kunstenaarsleven in het Parijs van de jaren vijftig. Het zou prachtig worden, maar helaas, de pagina zelf kwam nooit beschikbaar.’ nrc-vormgever Henry Cannon had Van Dis op het werk van Kamagurka geattendeerd. ‘Hij liet me een aantal van zijn tekeningen zien. Absurd, bizar en totaal anders dan we destijds in eigen
145
scherpe letters
De eerste strip van Kamagurka in NRC Handelsblad ‘Willy Toeter Vercomputer en de bloedraket’ verscheen op 7 april 1979 in het Zaterdags Bijvoegsel.
146
land gewend waren. Er staat me nog heel goed een tekening bij van een jongetje dat de deur opendoet en naar zijn moeder, zichtbaar achter in het huis, roept: “Mama er staat een boom voor de deur.” Waarop moeder antwoordt: ‘Wel, laat hem binnen.’ Flauw, maar van het soort waar ik de slappe lach van krijg. ‘We maakten een afspraak bij mij thuis in Amsterdam, om nader kennis te maken. Op een zaterdag, Smeets en Cannon waren er ook bij. Ik had weer eens pijn in mijn rug en ontving kreunend op de bank. Wel had ik allerhande lekkers in huis gehaald. Kamagurka sloeg echter alles af, de koekjes, en ook de koffie en de thee. Hij had zijn eigen kruiden en sappen bij zich en terwijl wij ons te goed deden aan heerlijke broodjes, nam Kamagurka zijn trommeltje met in zeewier gerolde “bollekes” rijst op schoot. Hij bleek zwaar aan de macrobiotiek en zag er dan ook broodmager, zo niet slecht uit.’ Al de eerste minuut van zijn bezoek was het voor Van Dis duidelijk dat Kamagurka anders naar
de wereld keek dan een normale sterveling. Van Dis: ‘Hij vertelde droogkomisch over zijn doen en laten. Op een gegeven moment wilde hij ook even naar de televisie kijken, er werd op de (toen nog) brt een programma uitgezonden waarin hij te gast was. Het ging onder andere over jeugdwerkloosheid. “En Kamagurka, wat vindt u daarvan?” vroeg de interviewer. “Ik ben er tegen”, antwoordde Kamagurka. “Ik ben er tegen.” En daar hield de gast het op. Tegen werkloosheid zijn, kon het duidelijker. Toen Kamagurka zichzelf zag, barstte hij in lachen uit, niet zomaar, nee hij loeide en kwam er adem bij tekort.’ Voor Van Dis was het duidelijk: ‘Die gek moesten we hebben. Een goeie krant maak je met gekken.’ Zodoende begon op 7 april 1979 in Z de strip Willy Toeter Vercomputer En De Bloedraket, een vrolijk, surreëel beeldverhaal, waarin Willy, een jonge huisvader, in de door bloed aangedreven raket uitgevonden door Professor Driehoekswortel, naar een verre planeet reist – op verzoek van een vrouw die zo’n grote neus heeft, dat ze voortdurend met een smak voorover valt. Ze wil graag naar een planeet met
7
va n a c h t e r n a a r v o r e n m e t k a m a g u r k a
minder zwaartekracht, zodat ze minder hard de grond raakt. Kamagurka deelde de laatste pagina van het Zaterdags Bijvoegsel onder anderen met de toen bekende Franse striptekenares Claire Brétecher, die de wereld van ‘De Gefrustreerden’ schetst: jongvolwassen vrouwen, die zich hun feministische leven anders hadden voorgesteld. Ook schrijver Remco Campert tekende een strip. En Kama was de hekkensluiter op de pagina. Bij zijn eerste strip stond een korte introductie waarin hij zelf uit de doeken doet hoe het allemaal begonnen is: ‘Toen ik heel lang geleden vernam dat mijn lievelingsstrip (te weten Bolleke en de lustige kapoentjes) getekend werd door een mens, besloot ik striptekenaar te worden.’ Op zijn twaalfde stuurde hij al tekeningen naar het stripblad Robbedoes, en kreeg van Robbedoes-tekenaar Tillieux een bemoedigend antwoord. Kama tekende door. Hij ontdekte meer volwassen Franse stripbladen als Pilote en het sarcastisch satirische maandblad Harakiri, met tekeningen ‘die mij zeer verheugden door hun grofheid’. Op zijn 17de, tijdens een schoolreis naar Parijs, zag hij toevallig Gébé (Georges Blondeau), de hoofdredacteur van Harakiri, lopen. Hij sprak hem aan, en de volgende dag, zijn klas bezocht het Louvre, toonde Kama zijn tekeningen op de redactie: ‘“Tu dois faire quelque chose de plus fou,” ik moest gekkere strips maken. Koortsachtig begon ik eraan te werken. Niets was nog gek genoeg. Twee jaar tekende ik slechts met één bekommernis: is het wel gek genoeg?’ aldus de 22-jarige Kama. Wat hij tekende was gek genoeg voor Guy Mortier, toen hoofdredacteur van het Vlaamse tv-blad Humo. Hij begon midden jaren zeventig tekeningen van Kamagurka te publiceren. Kamagurka, in die tijd nog student aan de kunstacademie in Gent, hakt de knoop door als Mortier zijn werk plaatst. Hij verlaat de academie om fulltime striptekenaar te worden. In
Frankrijk neemt Harakiri zijn werk af, in België Humo. De lezers van NRC Handelsblad hebben de afgelopen decennia kunnen zien hoe veelzijdig Kamagurka zich ontwikkelde. Van de nog tamelijk prille, vrolijke strip Willy Toeter Vercomputer evolueerde Kama naar de strip Bert’s Brein op Zaterdag, waarin de sukkelige Bert Vanderslagmulders met zijn hondje Bobje licht absurde tot schrijnende overpeinzingen op het leven losliet. Zoals deze: ‘Eigenlijk ben ik toch maar een gewone boerenlul’, zien we Bert denken. ‘Maar dan wel een die beseft dat hij maar een gewone boerenlul is. Want de meeste boerenlullen, hoe gewoon ook, denken desondanks, dat ze hele pieten zijn. En dat terwijl ze gewoon boerenlullen zijn. Hahahaha!’ In het laatste plaatje zien we Bert lachend in bed liggen, met de tekst daarboven: ‘Die nacht kon ik de slaap niet vatten.’ Niet iedereen kon deze overpeinzingen van Bert in de zaterdagkrant waarderen. Af en toe dringen brieven van boze, geshockeerde nrc-lezers tot de kolommen door, waarin ze hun gram over Kamagurka halen. Zoals deze uit 1994: ‘Als lezer van uw kwaliteitskrant erger ik me mateloos aan de ziekelijke en vulgaire fantasieën van Kamagurka. (...) Zijn tampax- en klotenproza wijst veeleer in de richting van een “puber met puisten” dan dat het aan een volwassene denken doet. Met humor heeft het niets te maken, in hoge mate wel met smakeloosheid.’ Toch zijn er ook weer briefschrijvers die zich afvragen of Kama zulke brieven zelf heeft geschreven. Zij eisen dat Kamagurka in de krant blijft. Die reacties stammen nog uit de tijd dat Kamagurka alleen op zaterdag in de krant stond. Hij kreeg achter in de krant een eigen rubriek, Planeet Kamagurka, waar hij dagelijks begon te tekenen of waar hij soms ook teksten in schreef. Kamagurka beoefent in de klassieke zin ‘grafiek’: de kunst van het tekenen en schrijven. Taal speelt bij het ontstaan van zijn grappen ook
147
scherpe letters
Omstreden cartoon van Kamagurka in NRC Handelsblad naar aanleiding van de tsunami in de Indische Oceaan in 2004
148
vaak een belangrijke rol. Hij is in sommige opzichten een tekenende schrijver – in die zin lijkt hij wel op Marten Toonder, die overigens vond dat ‘Kamagoeoerka’, zoals hij hem noemde, als zijn opvolger niet echt verhalen kon vertellen, en ook geen geschoolde tekenaar was. Maar Kamagurka groeide op in de opstandige punktijd – hij speelde onder meer in de Vlaamse punkband de Gurka’s – en heeft eigenwijze opvattingen over tekenkunst. Zijn lange kunstenaarsnaam (kama van seks, als in kamasoetra, en gurka van strijder) is een typisch voorbeeld van die tegendraadse houding: hij koos die naam, nadat hij het advies had gekregen om als cartoonist een zo kort mogelijk, makkelijk te onthouden pseudoniem te kiezen, zoals zoveel tekenaars hebben, zoals Sempé, GéBé of WiBo. Vanaf 2002 gaat Kamagurka zich ook met het dagelijks nieuws bezighouden in NRC Handelsblad. Op de voorpagina van de krant verschijnt dagelijks zijn cartoon, waarin hij in woord en beeld commentaar geeft op de actualiteit. Elke dag dat de krant verschijnt, is er rond twaalf uur in de ochtend telefonisch contact tussen de voorpaginaredactie en Kamagurka. De nieuwsberichten van de dag worden doorgenomen, en Kamagurka tekent en faxt daarna binnen een uur een of meer cartoons. Ook vrijdagnacht, voor de zaterdagkrant, soms
na een optreden. ‘Ik teken graag voor de krant, anders houd je dat niet vol. Zeker geen dertig jaar,’ zei hij in het nrc-maandblad M in 2009: ‘En als ik ’n goede bril vind, doe ik het nog ’ns dertig jaar.’ Kamagurka denkt en tekent snel, en maakt zijn tekeningen graag onmiddellijk als het idee er is, ook als hij onderweg is. Daarom paste hij ook de keuze van zijn auto er op aan. Hij koos een bmw, omdat hij na testritten in verschillende merken tot de conclusie kwam dat hij, op de achterbank van die wagen, bestuurd door een chauffeur, het beste zonder schokken, zijn tekeningen maken kon. Zo kan hij doorwerken voor de krant als hij van Gent naar een optreden in Winschoten of Leeuwarden moet. Foto’s van rampen, ongelukken, oorlogsleed, ze staan dagelijks in de krant, maar ze leiden nauwelijks tot boze ingezonden brieven. Maar als Kamagurka in een voorpaginatekeningetje verwijst naar een ramp, dan heeft de Opinieredactie het druk. Er is een reeks voorpaginacartoons van Kamagurka waar veel lezers zich aan gestoord hebben. Zoals de tekening na het overlijden van prins Claus, eind 2002: we zien Petrus bij de hemelpoort opendoen voor Claus, die zoals bekend de stropdas had afgezworen. Jarenlang tekende Kamagurka voor het Zaterdags Bijvoegsel de avonturen van Bert Vanderslagmulders en zijn hond Bobje, onder de titel ‘Berts brein op zaterdag’.
7
va n a c h t e r n a a r v o r e n m e t k a m a g u r k a
Kamagurka ontwikkelde een nieuwe kunststroming in 2008: het accidentalisme. Hij schildert uit zijn hoofd een portret, en zoekt daar via de media degene bij die hij bij toeval geportretteerd heeft.
‘Zonder das? Dat zal ik even moeten navragen,’ zegt Petrus-met-das. Een mild grapje over het deurbeleid aan de hemelpoort, een hommage aan de overleden dasverwerper Claus, zou je denken. Helemaal mis. Lezers reageerden geschokt, stuurden brieven met opmerkingen als ‘banaal’, ‘totaal ongepast’ en: ‘Als de tekenaar enige ontwikkeling zou hebben en even zou hebben nagedacht, dan had hij of zij uit het boek Genesis kunnen weten, dat God de mens in eerste aanleg naakt geschapen heeft. Het ontbreken van een stropdas zal aan de hemelpoort daarom geen bezwaar zijn.’ Soms komt de hoofdredactie er aan te pas om de vrijheid van de cartoonist te verdedigen. Grap pen van Kamagurka over de tsunami of de bomaanslag in Madrid vielen verkeerd bij sommige lezers. Toenmalig hoofdredacteur Folkert Jens ma schreef als antwoord op zulke protesten in 2003 onder meer: ‘Zwarte humor, de macabere grap, galgenhumor, ze kunnen ook letterlijk “verlichting” brengen. Socrates zegt in Plato’s
Symposion: “De ware dichter moet tragisch en komisch tegelijk zijn, en het hele leven van de mens moet beschouwd worden als een mengeling van tragedie en komedie”.’ Humor is in Kamagurka’s werk van groot belang, want ‘met humor werk je alle ballast weg’, zoals hij het zelf wel eens uitgedrukt heeft. Zijn doel, of het nu om een tekening, schilderij of optreden in een theater gaat, is om ons in contact te brengen met wat hij noemt ons ‘collectief onzinbewustzijn’. En het menselijk tekort, het feit dat we kwetsbaar zijn, klungelen, net de verkeerde dingen doen, bewust of onbewust, de menselijke wreedheden – het is een onuitputtelijke bron van inspiratie. Adriaan van Dis volgt Kamagurka nog altijd: ‘Als ik in Nederland ben en soms op de webpagina van NRC Handelsblad. Ik vind het geweldig hoezeer hij zichzelf is gebleven. Zijn absurdistische blik overstijgt ons dagelijks gewirwar en zelfs zijn commentaren op de actualiteit blijven langer hangen dan de actualiteit zelf.’
149
AGENDA , LEVEN &CETERA , OPINIE & DEBAT
Levenskunst met opinieschok Keuze uit de voorpagina’s van de bijlages Agenda, Leven &cetera en Opinie & Debat. In de jaren negentig evolueert de wekelijkse bijlage met de culturele agenda en filmrecensies steeds meer tot een gids op het gebied van levenskunst. Daarom wordt in 2002 de stap genomen om een speciale zaterdagse bijlage op het gebied van lifestyle te maken: de zaterdagse lichtvoetige bijlage Leven &cetera, met stukken over de aangename kant van het leven, over vrije tijd, persoonlijk leven en populaire cultuur. Er wordt veel geëxperimenteerd met vrijstaande foto’s: met beeld wordt iets brutaler omgegaan dan in de serieuzere bijlagen. In 2007 fuseert Leven &cetera met het Zaterdags Bijvoegsel tot Zaterdag &cetera. Daarnaast groeit de behoefte aan meer en langere opinieartikelen in de krant. Omdat vanuit de ‘choc des opinions’ de waarheid naar voren springt, zoals de Fransen zeggen, verschijnt vanaf 2003 de zaterdagse bijlage Opinie & Debat. Met experimenteel lange kopregels met vette trefwoorden. In 2007 gaat ook deze bijlage over op halfformaat.
150
160
8 Broekloze humor van Fokke & Sukke Toen Fokke & Sukke vijf jaar oud waren, zochten ze een nest. De cartoon-eend en -piet, die elke dag op de Achterpagina van NRC Handelsblad staan, zijn in studentenkringen geboren. Een van hun eerste cartoons verscheen in het studentenblad Propria Cures, in 1993. Hij was getiteld Fokke & Sukke zoeken paaseieren. Daaronder zien we Sukke de kanarie, met zijn baseballpet achterstevoren op, die handschoenen aandoet. Daarnaast staat Fokke, het eendje met de matrozenmuts, die we op de rug zien. Omdat beide figuurtjes geen broek aan hebben, zien we duidelijk het sterretje onder zijn staart. Sukke, de handschoen aantrekkend, zegt: ‘Zelfde plek als vorig jaar, neem ik aan.’ Bij Propria Cures vonden ze vooral die anaal gefixeerde humor van Fokke & Sukke leuk. Maar dat vonden hun bedenkers, de studenten JeanMarc van Tol (1967), Bastiaan Geleijnse (1967) en John Reid (1968) niet genoeg. Ze wilden meer. Fokke & Sukke zijn bij toeval ontstaan. Van Tol en Geleijnse studeerden Nederlands in Amsterdam, Reid rechten, en ze hadden samen het plan opgevat een lang stripverhaal te schrijven, over een jonge jonkheer, Peer van Ruysteren. Maar het verhaal en het tekenwerk stokten, en er kwam uiteindelijk niets van terecht. Als grapje tussendoor verzonnen ze Fokke en Sukke, als bijfiguren bij een type uit de strip Peer, een student die Wisse heette. De namen Fokke en Sukke lijken direct afgeleid van de Engelse vierletterwoorden fuck en suck, maar dat is volgens tekenaar Van Tol niet zo: ‘Fokke en sukke is studentenjargon. “Zit niet te sukke”, dat is als je zit te zuigen tot iemand helemaal gek wordt van je gezeur. “Zit niet te fokke” is bijna hetzelfde, maar sukke is net iets geniepiger.’
Jonkheer Peer van Ruysteren, student, de eerste stripfiguur van Reid, Geleijnse en Van Tol, begin jaren negentig. Wisse is de naam van een medestudent, net als aanvankelijk Fokke en Sukke.
Ze hadden de namen, maar nog niet de figuurtjes, toen een kennis bij Propria Cures hun in 1993 vroeg een cartoontje te tekenen. Geleijnse vertelde daarover in het Stripschrift: ‘We hadden ons Fokke en Sukke eerst als twee mannetjes voorgesteld. Zoiets als: Fokke & Sukke, aspirant-redacteuren bij pc. En dan twee jongetjes die constant vervelend liepen te doen. Maar we hadden al snel door dat we daarmee niet veel verder kwamen dan: “Slager, heeft u varkenspootjes?” Daarop zei Jean-Marc: “We kunnen ook richting Disney verhuizen.” Toen hebben we die vogeltjes met die piemeltjes verzonnen, omdat we wisten dat er bij Disney heel lang over gepraat is of Donald Duck nou een broek aan moest of niet.’ Het broekloze duo was geboren. Van Tol: ‘We vonden het ook wel passen bij Propria Cures. Maar ook weer niet, omdat het van die pluizige poppetjes zijn. We hebben ook echt onze plaats moeten veroveren in Propria
161
scherpe letters
De Fokke & Sukke-scheppers Bastiaan Geleijnse, John Reid en Jean-Marc van Tol, getekend door Van Tol begin jaren negentig.
162
Cures. [...] Er zaten jongens bij Propria Cures die er echt niets aan vonden. Die snapten niet dat een eendje praten kon en zo.’ De drie makers hadden schik in Fokke & Sukke en probeerden ze in meer bladen te krijgen. Er verschenen ook cartoons van de eend en de kanarie in het onbekend gebleven literaire studentenblaadje Poesjkin Wat. Maar dat had geen geld. Net als Martin van Amerongen, toen hoofdredacteur van de Groene Amsterdammer, die Fokke en Sukke wel goed vond, maar steeds geen budget had. Inmiddels waren de zwart-wit getekende eend en kanarie wel opgevallen. Uitgever Jaco Groot van De Harmonie (ook uitgever van Kamagurka) zocht contact met de makers, en gaf de eerste boekjes uit, zoals Fokke & Sukke hebben altijd wat. Maar de makers van Fokke & Sukke gunden hun geesteskinderen een steviger nest, een groter publiek. Ze begonnen in 1998 een campagne om de cartoons in landelijke bladen gepubliceerd te krijgen. Dat had matig succes, tot de cartoons ook de leden van de stripcommissie van NRC Handelsblad, Jan Paul van der Wijk en mij, onder ogen kwamen. Er was nog steeds een ‘stripgat’ in NRC Handelsblad sinds Bommel was verdwenen, dat opgevuld moest worden. Na enig aandringen – waren een eend en kanarie met hun altijd zichtbaar bungelende geslachtsdelen en studentikoze humor wel iets voor een keurige krant als de nrc? – ging de hoofdredactie overstag. En zo verschenen Fokke & Sukke op 30 augustus 1999 voor het eerst in
NRC Handelsblad. Aanvankelijk op de mediapagina, en later, toen Kamagurka naar de voorpagina ging, op de Achterpagina. Fokke & Sukke hadden hun nest gevonden. En ze deden een plechtige belofte, in het introductie-interview, waarin ze aan de lezers van NRC Handelsblad werden voorgesteld: ‘Nu we in de nrc staan zullen we ons in onze humor beperken tot de beroemde filosofen, de Russische literatuur en de Dow Jones Index.’ Dát had natuurlijk de doorslag gegeven voor de hoofdredactie. Fokke & Sukke groeiden in de krant uit tot volwassen cartoonvogels. In 2003 kregen hun scheppers de Stripschapsprijs. In het juryrapport werd onder meer geschreven dat de makers van Fokke & Sukke een ‘succesvolle slag gemaakt [hebben] van studentikoze humor naar humor voor een breed publiek’. Daar waren Reid, Geleijnse & Van Tol het wel mee eens. Harde grappen over anale seks worden hooguit nog één keer per jaar gemaakt. ‘Ze zijn op één kont te tellen,’ zei Geleijnse daarover in NRC Handelsblad: ‘We doen het alleen als het echt leuk is. Onze humor is veel grilliger en veelvormiger. We maken niet alleen maar één categorie humor. We leveren commentaar op allerlei zaken. Fokke & Sukke zijn wat dat betreft lege hulzen die we steeds per grap een ander karakter geven. Dat maakt het voor ons leuk.’ In feite ontstaan de grappen voor Fokke & Sukke nog altijd precies zoals in de begintijd: door overleg. Reid en Geleijnse bellen of mailen voor ze aan hun dagelijkse werk beginnen (ze hebben niet-Fokke & Sukke-werk) met tekenaar Van Tol, die zich helemaal aan Fokke & Sukke wijdt. Elke dag worden de actualiteiten van satirisch commentaar voorzien, en daaruit kiezen ze de beste grappen. Van Tol moet inmiddels veel meer dan alleen een dagelijkse nrc-grap tekenen, want Fokke & Sukke verschijnen ook dagelijks in nrc.next, en sinds 2007 zijn ze elke avond behalve in de nrc ook nog met een verse
8
b r o e k l o z e h u m o r va n f o k k e & s u k k e
grap op tv te zien, in het programma De Wereld Draait Door. Ook op internet hebben Fokke en Sukke een plek, en er is een iPhone-applicatie. Van Tol, die ook een eigen stripuitgeverij is begonnen, Catullus, werkt aan een meerdelige graphic novel over De Opkomst & Ondergang Van Fokke & Sukke. Dat NRC Handelsblad graag het nest van Fokke & Sukke is, bleek op 1 september 2009. Toen werd gevierd dat de kanarie en eend tien jaar lang dagelijks een cartoon in de krant hadden. Dat gebeurde met een speciale uitgave, een unicum in de grafische geschiedenis van NRC Handelsblad. Alle voornaamste illustraties op de nieuwspagina’s waren Fokke & Sukke-cartoons. Een van de redenen van het succes van Fokke & Sukke is de vorm van de cartoon. Die is steeds opgebouwd volgens een vast patroon. Tekenaar Jean-Marc van Tol: ‘Het ziet eruit als een éénplaatje-cartoon, maar de caption, de kop, heeft eigenlijk de functie van een apart plaatje, waarin verteld wordt wat er aan de hand is.’ Sommige Fokke & Sukke-cartoons moeten het hebben van een woordspelige caption, zoals ‘Fokke & Sukke scheppen een president’ (Fokke aan het stuur, ster in de voorruit, Sukke, achteromkijkend: ‘Fokke!.. Zag je dat!!?’). In veel Fokke & Sukkes dient de caption om het hele plaatje in De millenniumwisseling was het onderwerp van de eerste grap die Fokke & Sukke in NRC Handelsblad maakten op 30 augustus 1999.
Als Fakko & Sakko (‘hebben altijd wat’) probeerden Fokke & Sukke in 2006 in Sint-Petersburg, Rusland een voet aan de grond te krijgen.
een ander daglicht te stellen, als in ‘Fokke & Sukke praten juist heel openlijk over hun gevoelens’ (‘Hoe gaat het?’ ‘Goed’), of relativeert het plaatje juist de caption, als in ‘Fokke & Sukke stellen zich even voor’ (‘Hoi!’ ‘Neuken?’). Deze vorm, van een ‘avontuur in één plaatje’, past goed in de tijd, waarin lezers voor lange stripverhalen toch weinig geduld meer hebben. Fokke & Sukke lijken wat minder studentikoos sinds de nrc hun nest is. Dat neemt niet weg dat lezers zich soms nog wel storen aan de broekloze humor van de eend en de kanarie. Van Tol: ‘Vroeger kregen we iedere boze brief die naar de krant gestuurd werd doorgestuurd. Die beantwoordde ik dan. Legde de grap uit. En legde uit dat wij nooit de bedoeling hebben om mensen te beledigen. Maar soms kreeg je dan nog bozere brieven terug. Ik heb toen gevraagd of de krant de brieven wil beantwoorden, want je schiet er niks mee op.’ Kritiek is onvermijdelijk, vindt Van Tol. Want: ‘Humor gaat altijd over de grenzen van wat mag. Humor moet schrijnen.’
163
NRC.NEXT
Jonge ochtendkrant op tabloid Keuze uit de proefcovers en verschenen covers van nrc.next. De tabloid zusterkrant voor een jonger lezerspubliek van NRC Handelsblad, nrc.next, verschijnt voor het eerst in 2006. Maar al vanaf 2004 zijn er plannen voor zo’n uitgave. Een proefkrant van de halfformaat ochtendeditie van NRC Handelsblad wordt aan bezoekers van de Bijenkorf uitgedeeld. De reacties zijn bemoedigend. Maar men wil een andere krantentitel. Eerst is de naam Focus. Er wordt geëxperimenteerd hoe nieuws in beeld gebracht moet worden. In 2005 wordt het concept van nrc.next zoals de tabloid dan al heet verder uitgewerkt. Aanvankelijk met meer tekst op de cover, en de punt tussen nrc en next is nog onder op de regel (19 mei 2005). De volgende proef (11 oktober 2005) heeft de rode punt al als beeldmerk tussen nrc en next, en rechts een tekstkolom met kort nieuws. In 2006 verschijnt nrc.next werkelijk, in een basislay-out ontworpen door Jan Paul van der Wijk en Ank Swinkels. Beeld op de cover is van groot belang, als foto óf in de vorm van speciaal gemaakte illustraties, de nieuwskolom is naar onderen verlegd.
164
174
9 De krant vernieuwt zich: nrc.next De grootste verandering in de vorm die NRC Handelsblad heeft meegemaakt, is het verschijnen van de zusterkrant nrc.next, vanaf 14 maart 2006. Vanaf die dag kent de avondkrant op groot formaat ook een andere verschijningsvorm: een ochtendkrant op halfformaat. Voor een deel is de inhoud van beide kranten precies het zelfde, maar vorm en presentatie verschillen aanmerkelijk. Dat komt doordat de functies van beide kranten verschillen. Vorm volgt functie, fff (Form Follows Function) is een leidend begrip in moderne architectuur en industrieel ontwerp – en het geldt ook gedeeltelijk voor de krant, die naast waakhond van de democratie, brenger van nieuws en wat al niet, ook gewoon een industrieel product is. Amerikaanse onderzoekers, die de vorm van kranten bestudeerden (Barnhurst & Nerone, The Form of News, 2002), hebben geconcludeerd dat culturele en economische factoren van groter belang zijn voor grote veranderingen in het uiterlijk van kranten dan technologische vernieuwing. Een van die culturele factoren is de behoefte en gewenning van de lezersgroepen die de krant bedient. Net zoals de gewenning van de makers van de krant, uiteraard. Kranten zijn, hoewel ze over de dynamiek van de wereld gaan, trage veranderaars. En de meeste vaste lezers vinden dat prima. NRC Handelsblad is een broadsheet avondkrant voor de hoger opgeleide lezers, die over het algemeen wat ouder zijn: de gemiddelde nrc-lezer is eerder veertig, vijftig, of zestig jaar, dan twintig. Het overheersend idee is: hij of zij waardeert een grote broadsheet krant, met veel stukken op een pagina, waarin de lezer zelf uit de veelheid iets zoekt wat hem bevalt: nieuwsberichten, uitgebreide achtergrondver-
halen, reportages en analyses, een stevig opiniestuk. Beeld in de krant is aangenaam, maar het moet niet te gek en te wild worden. Lezers laten dat soms weten, in oudere journalistenkringen heerst die mening ook. Zo ergerde de eerste hoofdredacteur van NRC Handelsblad, André Spoor, zich in een interview in 2009 aan de grote foto’s die NRC Handelsblad tegenwoordig afdrukt. Zoiets zou een krant als The International Herald Tribune volgens hem nooit doen: ‘Wat zij niet doen is die krankzinnig grote foto’s brengen die NRC Handelsblad vaak heeft. Met zulke foto’s geef je een heel ander signaal dan je zou verwachten van een type kwaliteitskrant zoals wij die maken.’ (Na een restyling kort na dat interview, plaatste ook The International Herald Tribune soms grote foto’s). Niet te grote foto’s, veel tekst, in een grote krant die je over de tafel kan uitspreiden ’s avonds, of waarachter je je goed kan verschuilen. Dat is het beeld van wat een serieuze krant moet zijn, dat
175
scherpe letters
176
overheerst. Toen de Volkskrant begin 2010 besloot om naar een tabloidformaat te gaan, reageerde Derk Sauer, een van de eigenaren van NRC Handelsblad, kort daarop in het blad Adformatie: ‘Een tabloid staat voor snel en oppervlakkig, wij blijven groot. Een big paper voor big ideas.’ Met ‘wij’ bedoelde hij NRC Handelsblad. De nieuwe hoofdredacteur van NRC Handelsblad Peter Vandermeersch (afkomstig van De Standaard in België), vertelde in een radiointerview kort na zijn aanstelling in juni 2010, dat hij wel gecharmeerd is van een kleiner formaat krant, tussen tabloid en broadsheet in, het zogenoemde Berliner-formaat. Maar omdat die tussenmaat krant niet gedrukt kan worden op de persen van NRC Handelsblad, is zo’n formaatwijziging van de krant vooralsnog niet aan de orde. In de jaren negentig zakten internationaal de verkoopcijfers en lezersaantallen van grote serieuze kranten in West-Europa en de Verenigde Staten in. In het Verenigd Koninkrijk begonnen kwaliteitskranten met eigen marktonderzoek en pogingen een jonger publiek aan te spreken. Jongeren staan meer in de moderne informatie-
maatschappij dan oudere krantenlezers; ze halen hun nieuws eerder en vaker van alternatieve media, zoals internet. Ze willen sneller geïnformeerd worden en hebben meer affiniteit met beeldcultuur. En ook als ze een diepgravend stuk willen lezen, moet dat smakelijk gepresenteerd worden. In 2003 ging The Independent als eerste broadsheet quality paper over op het tabloidformaat, omdat dat jongere lezers zou aanspreken en een andere presentatie van nieuws vraagt. Omdat het tabloidformaat voor een krant in de Angelsaksische wereld tot dan toe vooral met populaire, volkse sensatiekranten geassocieerd werd, gaf The Independent zijn halfformaat krant de wat deftiger naam ‘compact’. Die krant als tablet-achtige (het woord tabloid is afgeleid van een tablet, een pil, een snelle gecomprimeerde manier om medicijnpoeder te slikken) sloeg aan. Vele kwaliteitskranten volgden die moderne, gecomprimeerde vorm, en gingen over op tabloid, zoals de Britse Times (2003, na meer dan 200 jaar in broadsheet te zijn verschenen), maar ook bijvoorbeeld De Standaard in België (2004). In Nederland gingen na
9
de krant vernieuwt zich: nrc.next
Het Parool (2004) onder meer ook Trouw (2005) en de Volkskrant (2010) over op halfformaat. Die overgang naar tabloid is mede in gang gezet door het succes van gratis kranten als Metro en in Nederland Spits. In verschillende landen verschenen sinds eind jaren negentig gratis kranten in tabloidformaat, die veelal bij treinof metrostations worden uitgedeeld – vandaar de naam van een van de internationaal gratis opererende kranten, Metro. Ze zijn serieuzer dan de standaard tabloid schandaalkranten, maar minder serieus dan kwaliteitskranten. Ze zijn onder meer halfformaat omdat ze daardoor makkelijker in trein of metro te lezen zijn. Het succes van deze gratis tabloids deed de losse verkoop van betaalde kranten dalen. Daardoor werd bij de bestaande kranten het idee ontwikkeld om iets van die populaire, moderne krantenvorm over te nemen. Ook kwaliteitsjournalistiek kon blijkbaar in een krant van halfformaat gedijen. Met name jongere lezers waardeerden die moderne, compacte presentatie van nieuws en achtergronden. Ze willen to-thepoint informatie, dat is de voornaamste functie die een moderne krant voor hen heeft. Ook bij NRC Handelsblad werd intussen nagedacht over hoe je een jonger lezerspubliek kan binden aan kwaliteitsjournalistiek. In 2003 werden de eerste pogingen gedaan. Proefnum-
mers van een weekkrant op tabloidformaat, afgeleid van NRC Handelsblad, werden verspreid op universiteiten. Uit onderzoek bleek echter dat studenten zo’n speciaal op henzelf gericht weekblad niet hoefden. Ze wilden serieus genomen worden als krantenlezers. Zo ontstond het idee een echte krant gericht op jongeren te maken. Een projectteam van adjunct-hoofdredacteur Gijsbert van Es, uitgever Willem Jan Makkinga en chef vormgeving Jan Paul van der Wijk begon in 2004 dat project verder uit te werken: er moest een dagelijkse krant, met zo veel mogelijk stukken uit NRC Handelsblad, ontwikkeld worden. Niet een gratis krant, maar een waarvoor je betaalt. Want je koopt kwaliteit. Er werden in grote oplage proefnummers gemaakt, en die werden besproken met lezers uit de doelgroep. Zo ontstond uiteindelijk de vorm van nrc.next. In vergelijking met het ‘klassieke’ NRC Handelsblad lijkt nrc.next meer op een tijdschrift, dat vooruitblikt, dan op een krant, die vooral het nieuws van de afgelopen 24 uur samenvat. Next heeft een cover met een alles overheersen-
177
scherpe letters
178
de foto op het omslag, die het ‘verhaal van de dag’ aankondigt, dat binnenin op twee pagina’s uitgewerkt wordt. Dat geeft meteen al het signaal dat in deze krant ook beeld belangrijk is: beeldinformatie overheerst de voorpagina. Bovendien wordt er altijd een speels verband gelegd in vorm tussen het beeld (illustratie of foto) op de cover van next, en het beeld bij de bijbehorende featurepagina’s binnenin; van de nrc.next-lezer wordt verwacht dat hij of zij een dergelijk speelse en doordachte omgang met beeld begrijpt en waardeert. De indeling in de rest van de krant is streng: je moet snel je weg kunnen vinden, vrijwel alle pagina’s bevatten reeksen korte berichten, waarin nieuws compact wordt verteld. Al die informatie kun je als lezer snel in je opnemen. Daarnaast staan er consequent grote stukken, vaak over twee pagina’s uitgespreid, waarin meer in de diepte gegaan wordt: uitgebreide reportages, opiniestukken. Voor die stukken moet je gaan zitten. Het is een krant van twee snelheden. Het aanbod om snel nieuws te scannen of uitgebreid tot je te nemen is in nrc.next dwingender dan in NRC Handelsblad, en dat komt door de vorm en de presentatie. Er is een duidelijke focus. Focus was ook eerst de werktitel van nrc.next, waarmee onderzoek werd gedaan. In het boek
De krant moet kiezen (2008) van Warna Oosterbaan en Hans Wansink vertelt de ontwerper van de basislay-out, Jan Paul van der Wijk, over het onderzoek van het Focus-proefnummer met de beeldcover onder twintig proefpersonen: ‘Zestien van de twintig waren heel negatief over die Focus. Dat was toch geen krant, vonden ze. Maar er waren vier die het juist wél zagen: dat dit een andere manier van kranten maken was en wel eens heel aantrekkelijk zou kunnen zijn. Dat zette ons aan het denken. We wisten dat we niet iedereen als lezer hoefden te hebben. Als we tien procent van de doelgroep zouden krijgen, hadden we 150.000 lezers, ruim voldoende.’ Van der Wijk ging door met het ontwikkelen van deze basislay-out, en deed dat mede op basis van internationaal lezersonderzoek. Verschillende onderzoeken, waarbij lezers brillen ophadden die hun oogbewegingen tijdens het lezen volgen (eyescanners), maakten duidelijk dat lezers hun krant veel eerder wat doorgrazen, scannen, dan ieder bericht of artikel lezen. Ze kijken naar foto’s en onderschriften, koppen, blokjes met info, tussenkoppen. En op basis daarvan beslissen ze of ze een artikel echt gaan lezen. Over het algemeen lezen krantenlezers alleen korte berichten helemaal uit. Een krantenlezer scharrelt dus veel meer door een krant,
9
de krant vernieuwt zich: nrc.next
Rubrieken en verwijzingen in nrc.next
op zoek naar iets van zijn gading, dan dat hij lappen tekst leest. Hij springt van instappunt naar instappunt, en zulke instappunten zijn beeld, koppen, tussenkoppen, puntsgewijs opgeschreven kaders. De basislay-out van nrc.next houdt nadrukkelijk rekening met zulk gedrag: er zijn veel ‘instapmomenten’ gecreëerd – meer dan in een klassieke krant als NRC Handelsblad. Omdat de doelgroep nietjes in de halfformaat krant zeer op prijs stelde, zoals in het onderzoek bleek, kreeg de nieuwe krant ook nietjes. En de onderzochte proeflezers vonden de naam Focus niet goed. Met behulp van een gespecialiseerd bureau werd uit namen als
Focus, Compri, nrc.nu uiteindelijk nrc.next gekozen. Maar dat de snelle focus die nrc.next biedt belangrijk is voor het karakter van de nieuwe krant, weerspiegelt zich in de krantentitel die Van der Wijk ontwierp. De titel is gezet uit de nrc-letter, de Lexicon, maar in onderkast. In tegenstelling tot de krantentitel NRC Handelsblad, die uit statige kapitalen is gezet. En waar NRC Handelsblad het traditionele, grafisch complexe Lux et Libertas-vignet als beeldmerk heeft, is dat bij nrc.next een felle rode punt: een focuspunt. Ook de toon in de koppen en artikelen in nrc.next is, waar de inhoud dat toestaat, wat speelser of, zoals Oosterbaan en Wansink het noemen, wat minder ‘tobberig’ dan in NRC Handelsblad. Zo wordt met een groot deel van de zelfde kopij van NRC Handelsblad, soms aangepast, bekort of juist aangevuld en langer gemaakt, een kwaliteitskrant voor een jongere lezersgroep gemaakt. En dat experiment met een modernere vorm en presentatie van kwaliteitsjournalistiek is een succes geworden. De oplage van nrc.next is in vier jaar tijd naar zo’n 80.000 exemplaren gestegen, en de krant bereikt grotendeels een groep relatief jongere lezers die eerder geen abonnement op een krant hadden.
179
SPECIALE UITGAVEN
Weekeditie en eenmalige bijlagen Keuze uit voorpagina’s van bijzondere uitgaven van NRC Handelsblad. De voorloper van de krant, de Nieuwe Rotterdamsche Courant, had sinds 1846 al een maandelijkse editie voor West- en Oost-Indië, die in 1947 overging in een Overzeese Weekeditie. Na de fusie krijgt ook NRC Handelsblad een Weekeditie voor het buitenland (1975), die in 2000 Web- en Weekeditie voor het buitenland wordt. Sinds 2010 heet die editie, met samenvatting van Nederlands nieuws voor lezers in het buitenland, NRC De Week. Daarnaast geeft NRC Handelsblad soms speciale, eenmalige bijlages bij de krant uit. De kerstbijlage in 1985 bijvoorbeeld is een bundeling persoonlijke observaties van onze correspondenten, getiteld ‘Door onze correspondent’. Jarenlang geeft de krant bij het verschijnen van de Rijksbegroting een aparte bijlage uit, zoals in 1991. Hoe Nederland zich aanpast aan de Europese Unie, is onderwerp van een speciale bijlage ‘Het vaderland in Europa’ uit datzelfde jaar. De worsteling van België met het Vlaamse en Waalse deel van de staat is aanleiding tot een portret van dat land in de bijlage ‘België (voor het te laat is)’ in 1992.
180
188
10 Van digitaal experiment tot e-paper nrc.nl ‘Het loopt helemaal uit de hand. Het moet stoppen.’ Hoofdredacteur Ben Knapen zei dat, of woorden van die strekking, tegen systeemredacteur Dirk Limburg. Het was duidelijk dat de top van NRC Handelsblad voorjaar 1994 niets moest hebben van Limburgs eerste experimenten met de krant op het nieuwe wereldwijde web – net zomin overigens als mensen uit de uitgeverij. ‘Ze hadden geloof ik neefjes in Amerika, en die hadden op onze experimentele nrc-site gratis en voor niets zogenaamd de hele krant kunnen lezen. Ze vreesden dat de nrc Weekeditie voor het Buitenland zo ondermijnd zou worden. Terwijl we toen alleen nog maar dagelijks een paar berichten per rubriek online hadden gezet in de experimentele Digitale Stad,’ vertelt Dirk Limburg. In januari 1994 begon hij met experimentele webpagina’s voor de nrc, nadat hij in Antwerpen als verslaggever bij een discussie was geweest van de makers van het ‘tijdschrift voor techno-anarchisten’ Hack-Tic. Mede-oprichter van internetprovider xs4all, Rop Gonggrijp, was ook betrokken bij het opzetten van een internet-netwerk voor burgers, de zogenoemde Digitale Stad. ‘Om mensen een idee te geven van wat je allemaal kon op het nieuwe internet hadden zij het beeld van een stad gekozen. Met pleinen waar je elkaar kon ontmoeten, plekken waar je informatie kon halen, en ook kranten,’ legt Limburg uit. ‘Ze wilden in Antwerpen een Digitale Stad opzetten, net als in Amsterdam. Op die bijeenkomst heb ik gezegd dat we als NRC Handelsblad daaraan mee wilden doen. Ook het blad De Groene Amsterdammer deed mee.’ En zo werd NRC Handelsblad in 1994 het eerste algemene landelijke dagblad in Nederland dat op het internet te vinden was. Binnen
Digitaal dagblad: NRC Handelsblad op iPad
de Digitale Stad. Maar in maart 1994 werd dat al weer van hogerhand kaltgestellt. De angst voor kannibalisering, dat mensen voor niets de krant op internet lazen en hun abonnement opzegden, was te groot. Toch had Limburg verschillende mensen op de redactie, onder wie adjuncthoofdredacteur Hubert Smeets, en ook mensen van de commerciële kant van de uitgeverij weten te overtuigen dat NRC Handelsblad iets op dat nieuwe internet moest doen. Er kwam een werkgroepje dat nrc-webpagina’s begon te ontwikkelen, met onder anderen vormgever Joep Bovendeaard. Internet werd steeds geschikter voor kranten omdat het in de loop van 1994 mogelijk werd meer dan alleen tekst op het scherm van de lezer te tonen. ‘Ik weet nog dat ik thuis bij Felipe Rodriquez, een van de oprichters van xs4all, in Amsterdam voor het eerst een webpagina zag. Met opgemaakte tekst en foto’s. Enorm fascinerend was dat,’ vertelt Limburg.
189
scherpe letters
De eerste webpagina’s van NRC Handelsblad uit 1995. Rechts: voorpagina van de krantensite die op 1 mei 2001 online ging.
190
‘In feite zijn de problemen waar we toen voor stonden nog steeds dezelfde als nu,’ zegt Limburg. ‘Wat presenteer je op internet van de krant, hoe geef je dat vorm, hoe deel je dat in, hoe vraag je er geld voor en welke ruimte geef je adverteerders. De technische mogelijkheden waren toen natuurlijk minder. Met plaatjes, foto’s, laat staan filmpjes moest je zuinig zijn. Niemand had nog een kabelaansluiting of ander snel internet. Het ging tergend traag via modems en telefoonlijnen. Je moest dus rekening houden met hoe lang het duurde voordat zo’n pagina op het scherm van de lezer opgebouwd was. Een krantenlogo was al problematisch. Dan moesten we Lux et Libertas zo klein mogelijk maken in bites, terwijl het nog wel herkenbaar was. En het was ook zo dat wij wel een letter konden kiezen, maar iedereen kon thuis een andere letter selecteren zodat je hele mooie opmaak in duigen viel. Zoals het nu gaat, dat de krant vrijwel helemaal de vorm bepaalt die de webpaginalezer ziet, dat kon toen nog niet.’ Toch werkten de internetpioniers verder en in 1995 hadden ze een vorm voor de nrc-webpagina’s waar iedereen achter kon staan. En zo kwam het dat op 1 juli 1995 de eerste complete webkrant van NRC Handelsblad op internet on-
line ging. Met verschillende pagina’s, en ook advertenties, onder meer van de Postbank. ‘Wij hadden ver uitgewerkte plannen. We wilden naast nieuws ook verschillende diensten aanbieden, discussieforums maken. We hadden plannen voor adverteerders. We hadden zelf een soort dating-plein voor nrc-lezers in de maak. We hadden een begroting voor die plannen gemaakt – maar toen werden we verkocht aan pcm en die gingen meteen dwarsliggen. Wat mij betreft stopte toen alles. Ik ben wat anders gaan doen binnen de redactie.’ PCM Uitgevers, eigenaar van de Volkskrant, Trouw en Het Parool, namen in 1995 de eigenaar van de nrc, de Nederlandse Dagbladunie, over. pcm wilde niets weten van afzonderlijke kranten die op internet van alles ontwikkelden, maar alles pcm-breed doen. De plannen van de nrc-internetpioniers werden aan de kant geschoven. De krantenwebpagina bleef wel bestaan, maar verder begon pcm langzamerhand grootse, concernbrede interactieve dromen te koesteren. Onder leiding van oud-nrc-hoofdredacteur Ben Knapen, inmiddels lid van de raad van bestuur. PCM Interactieve Media (pim) werd opgericht, eind jaren negentig, een pcmpoot die los van de kranten tal van sites moest gaan exploiteren: een nieuwssite, een reizigerssite, een consumentensite. De kranten van pcm, zoals de nrc, zouden mondjesmaat aan internet moeten doen, want dat zou maar kannibaliserend werken, aldus Knapen. Het was de tijd van de internetbubbel, waarin zakenlui gouden bergen in internetactiviteiten zagen, zonder dat ze veel verstand van het nieuwe medium hadden. In 2001 kondigde de pcmdirectie aan dat pim, na dertien maanden gefunctioneerd te hebben, opgeheven werd. Het project had zo’n dertig miljoen euro gekost, en bitter weinig opgeleverd. De internetbubbel was gebarsten. NRC Handelsblad mocht zijn internetactiviteiten zelf weer verder uitbreiden. Er wordt nog
10
va n d i g i t a a l e x p e r i m e n t t o t e - pa p e r n r c . n l
voortdurend aan de vorm en inhoud van de site nrc.nl gesleuteld, er zijn discussies over wat wel en wat niet betaald online moet staan. En ondertussen zijn de digitale activiteiten van NRC Handelsblad enorm uitgebreid. Je kunt een digitaal abonnement nemen: je krijgt dan elke dag digitaal alle pagina’s van de krant te zien. Die is wat uiterlijk en inhoud betreft dus identiek aan de papieren krant. NRC Handelsblad was in 2008 ook de eerste krant in Nederland die op een e-reader te lezen was. De nrc is dus ook een e-paper. Ook voor de iPhone van Apple is er een speciale NRC Handelsblad-applicatie, voor wie betaald de krant op zijn smartphone wil lezen. Tekst en beeld van de krant wordt automatisch, als de papieren krant naar de drukker gaat, omgezet in speciale vormgeving voor de iPhone en de iPad. Je kan dan op je scherm krantenpagina’s bekijken die eruitzien zoals de papieren krant, en als je een artikel aantikt, opent zich een apart scherm waarop alleen dat artikel met illustraties te bekijken is. Je kunt ook per rubriek (sport, wetenschap) artikelen zoeken.
‘We zijn allang niet meer een krant alleen op papier, maar een bron van hoogwaardige informatie, kwaliteitsjournalistiek, die je op allerlei mogelijke manieren, in allerlei vormen tot je kunt nemen. Onze digitale abonnee-aantallen groeien enorm,’ zei nrc-hoofdredacteur Birgit Donker in 2009. De vormgeving van de nrc als e-paper ontwikkelt zich nog steeds, zegt chef vormgeving Jan Paul van der Wijk. In de zomer van 2010 is de vernieuwde website van NRC Handelsblad gelanceerd. ‘Het grappige is,’ zegt Van der Wijk, ‘dat we de webpagina’s weer meer op krantenpagina’s laten lijken. In de begintijd leken krantensites op teletekstpagina’s. Nieuwssites zoals nu.nl hebben nog steeds zo’n vorm. Maar je ziet internationaal dat krantensites er weer meer als echte krantenpagina’s uit gaan zien. Met drieof tweekoloms openingen. Wel of geen foto.’ Dat komt, volgens Van der Wijk, omdat krantensites zich willen onderscheiden van snelle alleen-maar-nieuwssites. ‘Toen ik in 2001 chef vormgeving van NRC Handelsblad werd, was ik alleen verantwoordelijk voor de vormgeving
191
scherpe letters
192
De voorpagina van de website van NRC Handelsblad uit 2010
De site van de krant krijgt een nieuwe vormgeving en nieuwe naam: nrc.nl
van één avondkrant. In 2010 ben ik verantwoordelijk voor de vormgeving en de herkenbaarheid van een mediamerk, dat zijn informatie verspreidt op wel vijftien platforms, digitaal en in druk. Dat vraagt een heel andere benadering.’ Om de gezamenlijke herkenbaarheid van verschillende NRC Media-uitgaven te vergroten, is ook voor het overal terugkerende guillemetlogo van Thonik gekozen: het komt terug in NRC Handelsblad, in nrc.next, en op webpagina’s. En om herkenbaar te zijn als aanbieder van kwaliteitsnieuws- en achtergrondinformatie, die NRC Handelsblad wil zijn, heeft Van der Wijk ook gekozen voor een meer krantenpagina-achtige vorm van de webpagina’s. ‘Wij willen op internet laten zien dat je misschien niet het snelst het nieuws hebt, maar wel de beste achtergrondinformatie, de beste verslaggeving over nieuwsontwikkelingen. Natuurlijk hebben wij ook zo’n Laatste Nieuws teletekst-achtig kolommetje op onze site. Maar daarnaast
wegen wij ook nieuwsfeiten, zoeken wij zaken uit. We schiften, brengen verbanden aan. Dat vertaalt zich in de vorm van de informatie die we aanbieden. Wij brengen hiërarchie aan. En daartoe is een flexibele vorm, als op een krantenpagina, ook zeer geschikt op onze webpagina’s. Je voelt dat je bij de krant bent, bij NRC Handelsblad. En tegelijk gaan we op onze webpagina’s verder waar de krant stopt, met bewegend beeld, bewegende infographics.’ Als sluitstuk van die krant op internet zou het voor de herkenbaarheid mooi zijn als daar de zelfde letter, de Lexicon, gebruikt zou worden als in de papieren krant. Maar die is nog niet voor webpublicaties beschikbaar. Van der Wijk wil voorlopig een letter die bij de Lexicon in de buurt komt. Want ook op internet wil NRC Handelsblad zijn inhoud presenteren in heldere, goed leesbare letters. Scherpe letters.
Bronnen
Barnhurst, Kevin G. John Nerone, The Form of News: a History, New York, 2002 Blokker, Jan Nederlandse journalisten houden niet van journalistiek, Amsterdam 2010 Bruin, Ellen de ‘De mop van de kanarie en de eend’, in: NRC Handelsblad , 14 mei 1999
Steenhuis, Paul, ‘Kamagurka in NRC Handelsblad, De eerste 30 jaar’, in maandblad M, bij NRC Handelsblad, 9 maart 2009 Steenhuis, Paul ‘Fokke en Sukke doen het al 10 jaar’, in: NRC Handelsblad, 1 september 2009 Steenhuis, Paul ‘Lexicon: een degelijke letter met een zwierig trekje’, in: NRC Handelsblad, 23 juli 2001
Hofland, H.J.A ‘Logo’s in opkomst en verval’, in:
NRC Handelsblad, 12 december 2003 Dis, Adriaan van, ‘Hoe Kama bij de krant kwam’, in: Maandblad M bij NRC Handelsblad, 7 maart 2009 Jensma, Folkert ‘Met uw welnemen’, in bijlage Profiel gewijd aan Marten Toonder, bij NRC Handelsblad, 2 april 1998 Jensma, Folkert ‘Een nieuwe letter’, in: NRC Handelsblad 23 juli 2001 Kester, Bernadette ‘Onder vuur: het ontstaan van de Nederlandse fotojournalistiek’, in: Journalistieke cultuur in Nederland. Amsterdam 2002 Oosterbaan, Warna en Hans Wansink, De krant moet kiezen, Amsterdam 2008
Steinz, Pieter ‘De man die ’s werelds gekte te kijk zette’, necrologie Marten Toonder, in: NRC Handelsblad, 28 juli 2005 Toonder, Marten Het geluid van bloemen, deel ii, Autobiografie 1939-1945. Amsterdam 1998 Vaart, Joost van der De krant komt altijd vol, NRC Handelsblad 1970 -1995, Rotterdam 1995 Visser, Cees ‘Gevierde fotojournalist Vincent Mentzel’, e-zine www.fotografie.nl. 2009, online Visser, W. De papieren spiegel, honderdvijfentwintig jaar Algemeen Handelsblad 1828 -1952, Amsterdam 1953 Algemeen Handelsblad, Gedenkboek van de jubileumfeesten 1828 5 januari 1928, ter gelegenheid van het 100jarig bestaan Algemeen Handelsblad. Amsterdam 1928
Panzer, Mary Things as they Are, Photojournalism in Context 1955, World Press Photo, Amsterdam/Londen 2005
Gerrit Noordzij geciteerd in bericht ‘Lux-nieuwe stijl’, in: NRC Handelsblad 23 juli 2001
Ribbens, Arjen ‘De buik van Popov en de Bush van Molle, in: ‘Stilstaande beelden, Ondergang en opkomst van de fotografie’, artikel in: Kunst en beleid in Nederland nr 7. Boekmanstichting Amsterdam, 1995
Met dank aan Daan Diederiks
Ruijter, Elsje de De vorm en de lezer, Een inventarisatie van NRC Handelsblad en zijn voorgangers, 2007, online: www.eader.nl Shafer, Jack Honey They Shrunk the Newspaper, Slate, 2004 (online) Steenhuis, Paul ‘Wat betekent dat plaatje voor op NRC Handelsblad’, in: NRC Handelsblad, 15 juni 2001 Steenhuis, Paul, ‘Op NRC volgt voortaan een guillemet’, in: NRC Handelsblad, 4 januari 2010 Steenhuis, Paul, ‘De knetterende onzin van het leven’, NRC Handelsblad, 6 december 2002
193
DONDERDAG AGENDA
Beeldexperimenten in broadsheet Keuze uit de voorpagina’s van de bijlage Donderdag Agenda (korte tijd ook Woensdag Agenda). De covers van deze bijlage die van eind jaren tachtig tot begin jaren negentig bij NRC Handelsblad verschijnt, hebben een afwijkende vormgeving. De uitgebreide agenda, inclusief filmrecensies, is bedoeld om lezers inspiratie te bieden voor uitstapjes en culturele genietingen in de komende week. Om het speciale karakter van de bijlage te benadrukken, kiest chef vormgeving Willem van Zoetendaal ervoor om de hele broadsheet voorpagina van de Donderdag Agenda met beeld te vullen, gebaseerd op een van de in de bijlage aangekondigde activiteiten. Daarmee is NRC Handelsblad de eerste krant in Nederland die een hele voorpagina van een bijlage elke week met een beeldexperiment, fotografie of illustratie vult. Soms is het beeld met wat korte informatie het complete item. Soms is het beeld op de voorpagina een cover, dat verwijst naar een stuk binnenin, zoals Lenin met een Gorbatsjov-wijnvlek op zijn voorhoofd.
194