Naam student: …………………………………………………………………
Collegekaartnr.: ………………………………
Faculteit der Geneeskunde Tentamen blok
: naam van blok
Datum
: datum van afname tentamen
Tijd
: met RD: zonder RD: Op dit voorblad vindt u belangrijke informatie over het tentamen. Voordat u met het tentamen begint, lees dit voorblad zorgvuldig!
U mag aan dit tentamen deelnemen indien u: voor dit tentamen bent ingeschreven; op de door de Onderwijsadministratie opgestelde deelnemerslijst voorkomt; aan al het verplichte onderwijs van het blok hebt deelgenomen;
Als u niet voldoet aan één of meer van deze voorwaarden, dan bent u niet gerechtigd aan het tentamen deel te nemen. U mag in dat geval alleen “onder voorbehoud” deelnemen aan het tentamen. Als na controle blijkt dat u niet voldoet aan de voorwaarden, dan wordt het tentamenwerk ongeldig verklaard.
Algemene aanwijzingen 1.
Voor het afleggen van het schriftelijk tentamen zijn de door de Examencommissie opgestelde orderegels van toepassing.
2.
Dit tentamen bestaat uit … ( in te vullen) meerkeuzevragen en …..( in te vullen) open vragen. Hiervan behoren ….. ( in te vullen) vragen tot de rode draden.
3.
Het aantal pagina’s van dit tentamen is ….. ( in te vullen) inclusief dit voorblad. Controleer vooraf de paginanummering van dit tentamen. Indien een pagina ontbreekt, steek dan direct uw hand op en vraag een nieuw tentamen.
4.
Voor de beantwoording van de (1-uit-meer) keuzevragen dient u gebruik te maken van het daartoe bestemde scanformulier. Voor alle overige vragen dient u uw antwoorden op dit tentamenblad te schrijven.
5.
Vermeld op elke bladzijde of vraag van het tentamen én op de antwoordformulieren uw naam en studentnummer. Bij het ontbreken van zowel de naam van de student als het studentnummer wordt het betreffende blad niet nagekeken.
6.
Lever alle papieren in bij de surveillant, ook als u niets hebt ingevuld/opgeschreven, en verlaat dan direct de zaal.
7.
De eindtijd van het tentamen is tevens de uiterste tijd waarop al het werk ingeleverd moet worden.
8.
Elke 1-uit-meer keuzevraag levert 1 punt op. Hierbij is maar één antwoord juist. Bij elke open vraag staat het maximaal te behalen punten tussen haakjes.
1
Naam student: …………………………………………………………………
Collegekaartnr.: ………………………………
Aanwijzingen voor beantwoording van 1-uit-meer keuzevragen 1. 2. 3.
Kruis bij elke meerkeuzevraag het alternatief (A, B, C, D of E) aan dat naar uw idee het beste antwoord bevat op de vraag. Doe dit met een HB-potlood of een pen. Indien u uw antwoord wilt veranderen, kleur het vakje van het foute antwoord helemaal in en kruis het goede antwoord aan. Geef in ieder geval een antwoord; foute antwoorden leiden niet tot strafpunten! Aanwijzingen voor beantwoording van open vragen
a. b. c. d. e.
Lees de vragen goed door en geef alleen antwoord op wat (specifiek) gevraagd wordt. Dus als er bijvoorbeeld gevraagd wordt naar 3 kenmerken en u schrijft er 4, dan worden alleen de eerste 3 gelezen en meegeteld bij de beoordeling. Formuleer kort en helder. Schrijf vooral duidelijk, bij voorkeur met pen. Het gebruik van een potlood wordt afgeraden. Formuleer uw antwoord direct in de ruimte onder de vraag. De vragen zijn zo gesteld dat de ruimte voor het antwoord voldoende is. Schrijf niet in de kantlijn of op de achterzijde. Indien u buiten de toegestane ruimte schrijft, wordt dit door de nakijker niet gelezen. Deze tekst maakt dus geen deel uit van het antwoord. Als bij een vraag ook een verklaring, uitleg, motivering of berekening vereist is, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg, motivering of berekening ontbreekt. Aanwijzingen voor beantwoording van rode draad tentamenvragen
1. 2. 3.
In dit tentamen zijn ook vragen van de twee rode draden (= Farmacologie & Farmacotherapie; Klinische & Wetenschappelijke Methodologie) opgenomen. Deze vragen zijn duidelijk herkenbaar gemarkeerd in dit tentamen. De rode draad toetsvragen worden apart van de blokgebonden tentamenvragen gescoord, beoordeeld en geregistreerd. Indien u voor de tweede keer aan dit bloktentamen (= hertentamen) deelneemt, dan hoeft u de vragen van de beide rode draden niet te beantwoorden. Evt extra aanwijzingen/info specifiek voor dit tentamen
* bijv. uitleg van interpretatie van vraagformuleringen ( ‘tenzij anders vermeld is er sprake van…’; ‘u kunt aannemen dat afwijkingen die in de korte beschrijvingen van de patiënten niet genoemd worden ook niet aanwezig zijn’) *bij een aantal meerkeuzevragen kunnen een of meerdere antwoorden goed zijn. Dit zijn de zgn. meer-uit-meer keuzevragen. Bij een volledig juiste antwoordsamenstelling wordt de vraag gehonoreerd met het volledig aantal punten. Etc.
Na afloop van het tentamen 1. Indien er tegen bepaalde vragen een bezwaar is, dan kan dat binnen 1 week na de datum van het tentamen schriftelijk worden gemeld (met vakinhoudelijke redenen omkleed) bij ……… ( in te vullen) kamer ……. ( in te vullen) e-mail ………( in te vullen) 2. Uiterlijk na 20 werkdagen wordt de uitslag van het tentamen bekend gemaakt via Studieweb.
2
Naam student: ………………………………………………………………… 3. 4.
Collegekaartnr.: ………………………………
Na bekendmaking van de uitslag is het tentamen (binnen een termijn van 4 weken) in te zien bij het secretariaat ……( in te vullen), na (telefonische) afspraak met ………( in te vullen), telefoon …….( in te vullen). Tegen de uitslag van een tentamen kan binnen dezelfde termijn van 4 weken na de dag van bekendmaking van de uitslag een verzoek om herbeoordeling bij de coördinator worden ingediend. Tegelijkertijd staat ook een beroep tegen de uitslag open bij het College van Beroep voor Examens. Een verzoek tot herbeoordeling schort de termijn (4 weken) van het indienen van een beroepschrift niet op. Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar de studiegids.
3
Naam student: …………………………………………………………………
Collegekaartnr.: ………………………………
Faculteit der Geneeskunde Orderegels afsluitend bloktentamen 1.
Tijdens het tentamen dient u zich te legitimeren met uw collegekaart. Leg deze zichtbaar op tafel. Als u zich niet kunt legitimeren (ook niet met een officieel geldig identiteitsbewijs, zoals rijbewijs of paspoort), dan wordt u uitgesloten van deelname aan het tentamen.
2.
Tassen moeten op de grond staan (buiten handbereik) en duidelijk gesloten zijn. Zo niet, dan kan de surveillant deze gedurende het tentamen in bewaring nemen. Tijdens het tentamen mag de student niets uit zijn/haar tas halen, zonder vooraf toestemming te vragen aan een surveillant.
3.
Alle benodigdheden voor het tentamen (in ieder geval HB-potlood, pen, gum en rekenmachine) moeten vooraf op tafel gelegd worden. Penetuis mogen niet op tafel liggen. Jassen dienen over de stoel gehangen te worden.
4.
Het gebruik van grafische rekenmachines of rekenmachines met extra opslagruimte is niet toegestaan. Uitsluitend niet-grafische rekenmachines mogen worden gebruikt. Desgevraagd geeft u de surveillant inzage in de meegebrachte rekenmachine.
5.
Uw mobiele telefoon moet tijdens het tentamen volledig uitgeschakeld zijn en mag niet op tafel liggen. Als blijkt dat de mobiele telefoon toch aanstaat en afgaat, dan kan dat worden aangemerkt als fraude. Ook andere, elektronische apparatuur is niet toegestaan.
6.
Het dragen van een zonnebril en/of hoofddeksel (zoals hoed of pet) tijdens het tentamen is niet toegestaan.
7.
Tijdens het tentamen mogen geen syllabi, studieboeken, naslagwerken of aantekeningen op tafel liggen, tenzij nadrukkelijk is afgesproken en beschreven dat het wel toegestaan is. In het laatste geval kan de surveillant het materiaal controleren. Kladpapier kunt u desgewenst van de surveillanten krijgen.
8.
In het eerste uur en het laatste half uur van het tentamen is toiletbezoek niet toegestaan. Daartussen is één toiletbezoek mogelijk. Indien u het toilet wilt bezoeken, steek dan uw hand op. Toiletbezoek is alleen mogelijk onder begeleiding van een surveillant. Tijdens het toiletbezoek mogen geen drink- en etenswaren worden aangeschaft.
9.
U mag de tentamenzaal niet eerder verlaten dan 45 minuten na aanvang van het tentamen en nadat uw aanwezigheid is geregistreerd.
10. De Examencommissie maakt u erop attent dat tijdens dit tentamen het fraudereglement, zoals vermeld in de studiegids, van toepassing is. 11. Studenten die onverhoopt te laat zijn, worden tot uiterlijk 30 minuten na aanvang van het tentamen toegelaten. Degenen die na de aanvangstijd worden toegelaten, krijgen geen extra tentamentijd. 12. In alle gevallen dienen de instructies van surveillanten opgevolgd te worden.
4
Naam student: …………………………………………………………………
Collegekaartnr.: ………………………………
13. Buitenlandse studenten kunnen gebruik maken van een woordenboek en mogen langer (30 minuten extra) over het tentamen doen. Dit is uitsluitend mogelijk als zij uiterlijk 2 weken vóór het tentamen aan de coördinator of zijn/haar secretariaat een schriftelijke verklaring van de studieadviseur overlegd hebben. Het woordenboek mag geen verklarend woordenboek zijn en moet in de tentamenzaal door een surveillant worden gecontroleerd. 14. Dyslectische studenten kunnen extra faciliteiten krijgen (langere tentamentijd, vergroot lettertype, grotere regelafstand, etc.) mits zij uiterlijk 2 weken vóór het tentamen aan de coördinator of zijn/haar secretariaat een schriftelijke verklaring van de studieadviseur overlegd hebben. Voor de verklaring is een IWAL- of een vergelijkbaar rapport nodig. 15. Het is toegestaan door studenten (met mate) zelf meegebrachte drink- en (kleine) etenswaren te consumeren, mits dit op een stille manier gebeurt. 16. Afhankelijk van het soort tentamen kunnen de eerder genoemde orderegels afwijken. Deze worden vooraf bekend gemaakt. Examencommissie Geneeskunde, juli 2006
5
Naam student: …………………………………………………………………
Collegekaartnr.: ………………………………
Casus:1 Een 25-jarige vrouw bezoekt de huisartsenpost in verband met vaginaal bloedverlies en buikpijn. Zij vertelt dat ze voor de derde maal zwanger is. Ze heeft tweemaal een ongecompliceerde zwangerschap gehad en is bevallen van gezonde kinderen. Ze is nu drie weken over tijd. Aanvankelijk was er sprake van krampende buikpijn, enige uren daarna verloor zij bloedstolsels en werd de pijn wat minder. Desgevraagd vertelt zij dat zij zich minder zwanger voelt dan bij haar voorgaande zwangerschappen. De dienstdoend huisarts verricht een speculum onderzoek en ziet daarbij een openstaand ostium van de cervix met enige weefselresten. De hoeveelheid bloedverlies valt mee.
Vraag 1 (1 punt) Geef de meest waarschijnlijke diagnose.
Antwoord: abortus in gang/abortus completus. Vraag 2 (2 punten) Geef aan met welk onderzoek u de waarschijnlijkheidsdiagnose bevestigt. Antwoord: Transvaginaal echoscopisch onderzoek, pathologisch anatomisch onderzoek van het verloren weefsel. Vraag 3 Rode Draad Klinische en Wetenschappelijke Methodologie In de literatuur vindt u een interessante studie over bloedverlies vroeg in de zwangerschap.U wilt de resultaten van dit onderzoek gebruiken voor het beantwoorden van vragen over deze patiënte. Welk(e) aspect(en) van deze studie is/zijn daarbij van belang? (1 punt) I. II.
De validiteit van het onderzoek De resultaten van het onderzoek
a. Alleen I b. Alleen II c. Zowel I als II d. Geen van beide Antwoord: c
6
Naam student: …………………………………………………………………
Collegekaartnr.: ………………………………
Casus 2: Een 'gezonde' boerenzoon van 34 jaar, ongehuwd, momenteel vanwege een verbouwing weer thuiswonend bij zijn ouders, wordt door de huisarts verwezen naar een seksuoloog. Ongeveer 1,5 jaar geleden kreeg hij perineale pijn en werd hij onder de diagnose “acute prostatitis” behandeld met antibiotica. Hij bleef daarna klachten houden van aanhoudende “schrale” pijn tussen anus en balzak. Hij geeft aan sindsdien geen “spontane” erecties meer te hebben (daarvoor regelmatig zowel overdag als 's nachts, geen natte dromen (daarvoor gemiddeld 2 x per maand), moeizamere masturbatie (daarvoor snel en vlot), geen voorvocht bij masturbatie (daarvoor wel), minder harde zich langzamer vullende erecties (daarvoor prima in orde), het duurt langer voordat hij klaarkomt en het geeft hem minder voldoening (daarvoor was het “pittiger” en fijner). Hij is bij twee urologen geweest, maar bij nachtelijke metingen (NPT) is vastgesteld dat zijn nachtelijke en ochtenderecties in orde zijn. Viagra hielp nauwelijks en bovendien vindt hij zichzelf te jong om van pillen afhankelijk te zijn. Momenteel gebruikt hij op voorschrift van de huisarts Paroxetine (Seroxat) omdat hij zich sinds het ontstaan van de klachten tobberig, energielozer en inactiever voelt. Hij piekert erg veel over zijn klachten en heeft het geloof in herstel verloren. Hij heeft 4 jaar geleden voor het eerst en voor het laatst een anderhalf jaar durende relatie gehad. Zijn seksleven was toen “in orde” en hij genoot er erg van. Hij voelt zich nu geen viriele man meer en heeft het gevoel dat hij zo geen relatie meer aan kan gaan.
Vraag 4 (1 punt) De uroloog heeft geen anatomisch substraat kunnen vinden voor de klachten. De (peri) genitale en seksuele klachten kunnen echter alle goed worden verklaard door een lichamelijk verschijnsel . Welk lichamelijk verschijnsel wordt bedoeld? Antwoord: Bekkenbodemhypertonie
Vraag 5 (2 punten) Welke aanvullende anamnestische vragen moet u zeker stellen om uw waarschijnlijkheidshypothese te toetsen? Antwoord: Vragen betreffende eventuele obstuctieve mictie en defaecatie
Vraag 6 (2 punten) Wat zijn mogelijke niet-somatische onderliggende oorzaken van zowel de (peri) genitale en seksuele klachten.? Antwoord: Psychoseksuele problematiek traumatisering
Vraag 7 (1 punt) Wat is het mogelijke effect van paroxetine op de seksuele problemen van deze patiënt? Antwoord: Negatief effect op seksuele respons, verergering van seksuele klachten
7
Naam student: …………………………………………………………………
Collegekaartnr.: ………………………………
Vraag 8 (1 punt) Welke structuur bevindt zich bij de man caudaal van de blaas? a. de prostaat b. de zaadblaasjes c. het os pubis d. de ureter Antwoord: a
Vraag 9 Rode draad Farmacologie & Farmacotherapie (1 punt) Welk van de volgende effecten wordt door sildenafil (Viagra®) veroorzaakt? a. stijging van het cGMP b. daling van het cGMP c. daling van het adenylylcyclase d. stijging van het adenylylcyclase e. verhoogde aanmaak van het fosfodiësterase enzym Antwoord: a
Casus:3 Bij een paar (vrouw 37 jaar, man 39 jaar) is er sprake van primaire subfertiliteit sinds twee jaar. Na Orienterend Fertiliteit Onderzoek (OFO) wordt een dubbelzijdige tubafactor vastgesteld. De gynaecoloog adviseert In Vitro Fertilisatie (IVF).
Vraag 10 (3 punten) Noem 3 andere IVF indicaties. 1. 2. 3. Antwoord: mannelijke factor, endometriose, onverklaarde subfertiliteit, cervixfactor, 6 x IUI Vraag 11 (1 punt) In een IVF cyclus kunnen meer dominante follikels verkregen worden. Leg uit hoe dit bereikt kan worden
Antwoord: suprafysiologische hoeveelheden FSH, waardoor overschrijding FSH drempel
8
Naam student: …………………………………………………………………
Collegekaartnr.: ………………………………
Vraag 12 (2 punten) Noem vier potentiële complicaties van IVF. 1. 2. 3. 4.
Antwoord: infectie, EUG, OHSS, bloeding, meerlingen Vraag 13 (3 punten) Wat zijn de 3 belangrijkste factoren die de kans op succes (zwangerschap) bij deze patiënte beïnvloeden? 1. 2. 3.
Antwoord: IVF laboratorium , leeftijd vrouw, indicatie voor IVF Vraag 14 (1 punt) Hoe heet bij de vrouw de ruimte tussen het diafragma pelvis en het perineum? a. cavum Douglasi oftewel excavatio recto-uterina b. excavatio vesico-uterina c. de fossa ischio analis oftewel de fossa ischio rectalis d. de lacuna vasorum Antwoord: c Vraag 15 (1 punt) Welke ‘barrières’ moet een spermatozoön achtereenvolgens overwinnen voordat deze de oöcyt kan bereiken? a. vagina, baarmoederholte, eileider, corona radiata en zona pellucida b. vagina, eileider, zona pellucida, perivitelline ruimte en corona radiata c. vagina, baarmoederholte, eileider, zona pellucida en corona radiata d. vagina, eileider, perivitelline ruimte en zona pellucida
9
Naam student: …………………………………………………………………
Collegekaartnr.: ………………………………
Antwoord: a Vraag 16 (1 punt) Welke gebeurtenis start de zona reactie? a. de acrosoom reactie b. de corticale reactie c. de binding van de zaadcel aan de zona pellucida d. capacitatie Antwoord: b
Vraag 17 Rode Draad Klinische en Wetenschappelijke Methodologie U wilt opzoeken in de literatuur of IVF bij deze patiënt een effectievere behandeling is dan tubachirurge. Formuleer een PICO voor deze casus (2 punten). Antwoord: P. Vrouw met dubbelzijdige tubafactor I. IVF C.tubachrurgie O. Zwangerschap/ tijd tot zwangerschap
10
Naam student: …………………………………………………………………
Collegekaartnr.: ………………………………
Casus:4 Een 23-jarige vrouw komt samen met haar vriend naar de huisartsenpost. Ze heeft acuut buikpijn gekregen. De pijn zit laag onderin haar buik. Ook klaagt ze over pijn tussen de schouderbladen. Er is enig vaginaal bloedverlies. Dit is minder dan een normale menstruatie en een paar dagen later dan ze verwacht had. Patiënte heeft een vaste partner. Ze heeft sinds twee jaar onbeschermde coïtus omdat er een zwangerschapswens is. Op 18 jarige leeftijd is zij behandeld in verband met een chlamydia-infectie.
Vraag 18 (1 punt) Geef de meest waarschijnlijke diagnose. Antwoord: EUG Vraag 19 (2 punten) Geef aan met welk onderzoek u de waarschijnlijkheidsdiagnose bevestigt.
Antwoord: Zwangerschapstest in urine, eventueel HCG gehalte in serum, transvaginaal echoscopisch onderzoek, eventueel diagnostische laparoscopie. Vraag 20 (1 punt) Pijn tussen de schouderbladen (schouderpijn) past bij: a. chlamydia trachomatis infectie b. trichomonas vaginalis infectie c. torsie van een adnex d. diafragmaprikkeling bij bloed in de vrije buikholte Antwoord: d
11
Naam student: …………………………………………………………………
Collegekaartnr.: ………………………………
Casus5: Vera, 18 jaar, heeft sinds een jaar haar eerste seksuele relatie. Als anticonceptie gebruikt ze Diane 35®(monofasisch preparaat met 35 μg ethinyl oestradiol en 2 mg cyproteronacetaat),die ze enkele jaren voor de sexarche al was gaan gebruiken in verband met een wat seborrhoische huid en “puistjes”. Ze heeft regelmatig ontrekkingsbloedingen in de stopweek met minder bloedverlies en pijn dan tijdens de menstruatie vóór pilgebruik. Haar klacht is dat ze sinds een half jaar bijna altijd pijn heeft bij gemeenschap. Soms is er geen pijn, maar meestal doet het vooral bij penetratie pijn. Die pijn verdwijnt tijdens gemeenschap meestal wel na verloop van tijd. Na de coïtus heeft ze steeds vaker een branderig, schrijnend gevoel aan de vulva, dat een paar uur aanhoudt. Doordat het met de seks allemaal niet echt lekker loopt, neemt de zin in seks steeds meer af en dat begint ook een negatief effect op de relatie te krijgen, terwijl er verder geen problemen in de relatie zijn. Er zijn geen klachten van toegenomen afscheiding of jeuk. Mictie en defaecatie zijn onveranderd probleemloos. Bij inspectie van de vulva worden geen anatomische of dermatologische afwijkingen gezien
Vraag 21 (3 punten) Noem de drie belangrijkste voorwaarden voor een plezierige en pijnloze coïtus. Antwoord: Zin (relatie, context en stimuli), in gang zijnde genitale respons (lubricatie en zwelling) en (bekkenbodem)ontspanning
Vraag 22 (3 punten) Nu is er nog sprake van een wisselende situatieve dyspareunie. Deze jonge vrouw loopt echter het risico dat er een klinisch beeld gaat ontstaan met chronische dyspareunie en vulvodynie. Geef de naam van dit klinisch beeld en geef twee onderzoeksbevindingen die kenmerkend zijn. Antwoord: -Vulvaire Vestibulitis Syndroom(VVS){Focale Vulvitis. Provoked vestibulodynia}met pijnlijke (touch test)- en erythemateuze vestibulaire foci
Vraag 23 (2 punten) Hoe dient u het probleem in deze fase aan te pakken? Geef doel en werkwijze van uw aanpak (behandelplan) van dit probleem (in het stadium zoals in de stam beschreven) Antwoord: Voorlichting en counseling ; voorkomen van ‘unaroused intercourse”
Vraag 24 (1 punt) Met welke aandoening wordt het klachtenpatroon van de vrouw vaak ten onrechte verward? Antwoord: Candida albicans
Vraag 25 (1 punt) Welke onderzoeksmethode moet gebruikt worden indien u de onder d) bedoelde aandoening wilt uitsluiten?
12
Naam student: …………………………………………………………………
Collegekaartnr.: ………………………………
Antwoord: Direkt KOH preparaat
Vraag 26 (2 punten) In hoeverre heeft het type pil dat deze vrouw gebruikt, in vergelijking tot andere pillen, een mogelijk negatief effect op de seksuele respons? Licht uw antwoord toe.
Antwoord: door de wat hogere oestrogeen dosering, 35 μgEE, en daardoor grotere stijging van het SHBG, en het sterk anti-androgene type progestageen (cyproteronacetaat) verwacht je juist van “Diane” de sterkste negatieve effecten op de seksuele respons.
13
Naam student: …………………………………………………………………
Collegekaartnr.: ………………………………
Casus:6 Een 85 jarige patiënt bezoekt uw spreekuur. Zij vertelt dat zij last heeft van een verzakking. Toen zij 45 jaar oud was is de baarmoeder via de vagina verwijderd omdat zij hevige menstruaties had. Patiënte vertelt dat er in de avond een bal uit de vagina komt. Zij heeft moeite om de blaas goed leeg te plassen en heeft het afgelopen jaar 4 keer een blaasontsteking gehad. Ook heeft zij altijd problemen met de ontlasting. Ondanks dagelijks proberen en veel persen lukt het maar 2 keer per week om tot defaecatie te komen.
Vraag 27 (3 punten) Benoem de drie vormen van verzakking die worden onderscheiden. Antwoord: Voorste compartiment (cystocele), middelste compartiment (descensus uteri, vaginatopprolaps), achterste compartiment (rectocele, enterocele)
Vraag 28 (3 punten) Welke drie soorten behandeling bestaan er voor verzakkingen? Antwoord: Bekkenfysiotherapie, pessarium, chirurgie
Vraag 29 (2 punten) a) Geef de belangrijkste reden om de ontlastingsproblemen bij deze patiënte te behandelen b) Leg uit voor welke behandelmethode u in dit geval kiest. Antwoord:a) reduceert vermoedelijk het risico op een recidief, b) vezels
Vraag 30 Rode draad Farmacologie & Farmacotherapie (1 punt) Recidiverende blaasontstekingen kunnen bij postmenopauzale vrouwen een gevolg zijn van urogenitale atrofie. Wat is de beste causale preventieve farmacotherapeutische behandeling van deze vrouwen?(1 punt) a. clonidine b. cyproteronacetaat c. estradiol/estriol vaginaal d. hormonale anticondeptiepil met ethinylestradiol en levonorgestrel e. tibolon Antwoord c
14
Naam student: …………………………………………………………………
Collegekaartnr.: ………………………………
Casus:7 Een meisje van 14 jaar is verwezen naar de gynaecoloog wegens een primaire amenorroe. Bij onderzoek wordt Tanner stadium I vastgesteld. De progestageen provocatie test is negatief en de oestrogeen provocatie test is positief. Vraag 31 (1 punt) Bij welke leeftijd treedt gemiddeld de menarche op? Antwoord: 12 jaar Vraag 32 (2 punten) Geef twee definities van primaire amenorrhoe. Antwoord: 1. geen menstruatie op 14 jarige leeftijd bij afwezigheid van groei of secundaire geslachtskenmerken 2. geen menstruatie op 16 jarige leeftijd ongeacht aanwezigheid van groei of secundaire geslachtskenmerken Vraag 33 (1 punt) Onderstaand een drietal conclusies die zou u kunnnen trekken met behulp van de gegevens uit de casus. Welke twee van de volgende conclusies zijn mogelijk juist? 1. patiënte is hypo-gonadotroop en hypo-oestrogeen 2. patiënte is hyper-gonadotroop en hyper-oestrogeen 3. patiënte is hyper-gonadotroop en hypo-oestrogeen a.1 en 2 b 1 en 3 c. 2 en 3 d 1, 2 en 3 Antwoord: b Vraag 34 (1 punt) Onderstaand een drietal oorzaken voor de geschetste primaire amenorrhoe. Welke oorzaken zijn mogelijk juist? 1. gonadale dysgenesie 2. anatomische afwijkingen tractus genitalis 3. ovariele oorzaak a. oorzaak 1 en 2 zijn mogelijkjuist b. oorzaak 1 en 3 zijn juist c. oorzaak 2 en 3 zijn juist d. oorzaak 1, 2 en 3 zijn juist Antwoord: b
15
Naam student: …………………………………………………………………
Collegekaartnr.: ………………………………
Vraag 35 (2 punten) Stelt u verder aanvullend onderzoek in? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welk aanvullend onderzoek en waarom? a) Stelt u verder aanvullend onderzoek in: Ja/Nee b) Argumenten voor uw keuze bij a: c) Noem twee soorten aanvullend onderzoek waarvoor u zou kiezen indien u aanvullend onderzoek zou doen Antwoord: ja, volgens de definitie is er sprake van primaire amenorrhoe, hier ligt een oorzaak aan ten grondslag, waardoor zij niet spontaan in de puberteit kan komen. Chromosomen onderzoek, hormoonbepalingen
Vraag 36 (1 punt) Welke stelling met betrekking tot oöcyten is juist? a. tijdens de embryogenese migreren primaire oöcyten uit de dooierzak naar de ovaria b. bij de geboorte bevat géén van de oöcyten een dubbele hoeveelheid DNA c. tussen de geboorte en de puberteit neemt het aantal oöcyten toe d. het overgrote deel van de primaire oöcyten bereikt nooit het secundaire stadium Antwoord: d Vraag 37 (1 punt) Welke uitspraak met betrekking tot het ovarium en de baarmoeder is niet juist? a. het ligamentum ovarii proprium verbindt het ovarium met de uterus b. het ovarium bevindt zich aan de ventrale zijde van de baarmoeder c. de baarmoeder wordt middels het ligamentum teres uteri verbonden met de voorste buikwand d. de baarmoeder en het ovarium zijn beide bedekt met peritoneum Antwoord: b Vraag 38 (1 punt) In welk deel van het mesoderm ontwikkelt zich het urogenitale systeem? a. in het axiale mesoderm b. in het paraxiale mesoderm c. in het intermediaire mesoderm d. in het laterale plaat mesoderm (= zijplaat mesoderm) Antwoord: c
16
Naam student: …………………………………………………………………
Collegekaartnr.: ………………………………
Casus:8 Een jonge vrouw van 28 jaar bezoekt uw spreekuur vanwege ongewenst urineverlies bij hoesten en onverwachtse bewegingen. Patiënte heeft hier last van. Zij gebruikt incontinentiemateriaal vanwege deze klachten. Zij plast 7 keer per dag en 1 keer ’s nachts. Zij hoeft niet te haasten om het toilet op tijd te halen. Zij is 4 maanden tevoren bevallen en geeft nog borstvoeding. De bevalling is zonder problemen verlopen, zij heeft een dochter gekregen van 7 pond. Een kleine 2e graads ruptuur werd gehecht en is goed genezen. De patiënte hoopt in de toekomst nog vaker te bevallen.
Vraag 39 (1 punt) Hoe heet de vorm van incontinentie voor urine die deze patiënte heeft?
Antwoord: Stress-incontinentie Vraag 40 (3 punten) Welke drie vormen van reguliere behandeling bestaan er voor deze vorm van urine incontinentie? Antwoord: Chirurgie, bekken-fysiotherapie, medicamenteus
Vraag41 (1 punt) Welke behandeling is voor deze patiënte de eerste keus?
Antwoord: Bekken fysiotherapie Vraag 42 Rode Draad Klinische en Wetenschappelijke Methodologie U wilt deze patiënte een Evidence Based advies geven over het beleid bij een volgende bevalling. Welke overwegingen betrekt u bij een besluit in de praktijk?(1 punt). Welke overwegingen zijn bij een Evidence Based besluit in de praktijk van belang? I. De wens van de patiënte II. Ervaringen van de behandelend arts met dergelijke patiënten in het verleden III. De resultaten van recente studies a. b. c. d. e.
III I en II I en III II en III I, II en III
Antwoord: e
17
Naam student: …………………………………………………………………
Collegekaartnr.: ………………………………
Vraag 43 (1 punt) Is een keizersnede bij een volgende zwangerschap van deze patiënte geïndiceerd? Licht uw antwoord toe. a) Ja/Nee b) Toelichting: Antwoord: Nee, mw heeft in feite een ongecompliceerde partus gehad Vraag 44 Rode draad Farmacologie & Farmacotherapie (1 punt) Deze patiënte wil weer anticonceptie gaan gebruiken en overweegt een “hormoonspiraaltje” (Mirena®). Wat is de werkzame stof in het IUS “Mirena®”? a. cyproteronacetaat b. desogestrel c. estradiol d. ethinylestradiol e. levonorgestrel Antwoord: e
18
Naam student: …………………………………………………………………
Collegekaartnr.: ………………………………
Casus 9: Een 27 jarige G1, P0 wordt bij een AD van 30 weken opgenomen in een derdelijnsziekenhuis wegens een hoge bloeddruk. Zij heeft bij opname een bloeddruk van 165/110, en klaagt over pijn in de bovenbuik, wazig zien en hoofdpijn. Ze heeft 3 +++ eiwit in de urine.
Vraag 45 (1 punt) Wat is uw exacte diagnose op grond van deze bevindingen? Antwoord: Preëclampsie Vraag 46 (4 punten) Welk laboratorium onderzoek vraagt u aan? Antwoord: Hb, Ht, Trombo’s;leverfuncties (ASAT ALAT LDH), nierfunctie (creat, ureum) urinezuur, totaal eiwit 24 uurs urine Vraag 47 (4 punten) Voor welke complicaties moet u beducht zijn? Antwoord: Eclampsie (hersenbloeding), HELLP, subcapsulair leverhematoom, foetale nood/IUVD Vraag 48 (1 punt) Deze moeder kunt u als profylaxe van ernstige complicaties behandelen met: a. aspirine b. calciumgluconaat c. magnesiumsulfaat d. morfine Antwoord: c Vraag 49 Rode draad Farmacologie & Farmacotherapie (1 punt) U gaat bovengenoemde vrouw een geneesmiddel voorschrijven ter behandeling van de hypertensie. De farmacokinetiek van geneesmiddelen wordt beïnvloed door de lichamelijke veranderingen tijdens de zwangerschap. Welk van de volgende beweringen beschrijft de farmacokinetiek van de zwangere het best? a. toegenomen binding aan albumine, afgenomen glomerulaire filtratie en afgenomen hepatische klaring b. toegenomen binding aan albumine, toegenomen glomerulaire filtratie en afgenomen hepatische klaring c. toegenomen binding aan albumine, toegenomen glomerulaire filtratie en toegenomen hepatische klaring d. verminderde binding aan albumine, afgenomen glomerulaire filtratie en toegenomen hepatische klaring e. verminderde binding aan albumine, toegenomen glomerulaire filtratie en toegenomen hepatische klaring Antwoord e
19
Naam student: …………………………………………………………………
Collegekaartnr.: ………………………………
Vraag 50 (1 punt) Tijdens welk ontwikkelingsproces ontstaat de syncytiotrofoblast? a. tijdens plooivorming b. tijdens nidatie c. tijdens hatching d. tijdens gastrulatie Antwoord: b Vraag 51 Rode Draad Klinische en Wetenschappelijke Methodologie Zwangerschapsdiabetes komt voor bij ca. 5% van de zwangere vrouwen. Om die reden wordt bij alle zwangere vrouwen tijdens de zwangerschap het glucose bepaald. Hoe noemen we deze interventie? (1 punt). a. b. c. d.
Primaire preventie Secundaire preventie Tertiaire preventie Interventie
Antwoord: b, het gaat om vroegtijdige ontdekking van een aandoening nog voor er symptomen bestaan.
Vraag 52 Rode Draad Klinische en Wetenschappelijke Methodologie In de epidemiologische literatuur (bijvoorbeeld het boek van Bouter), wordt wel gesproken over de preventie-paradox. Wat wordt hiermee bedoeld? (1 punt) a. b. c. d. e.
Dat een grote risicoreductie bij de hele bevolking vaak leidt tot een toename in het absolute aantal ziektegevallen. Dat een geringe risicoreductie bij de hele bevolking vaak leidt tot een toename in het absolute aantal ziektegevallen. Dat een grote risicoreductie bij de hele bevolking vaak leidt tot een minimale afname van het absolute aantal ziektegevallen. Dat een geringe risicoreductie bij de hele bevolking vaak leidt tot een grotere afname van het absolute aantal ziektegevallen. Dat een grote risicoreductie bij de hele bevolking vaak leidt tot een grotere afname van het absolute aantal ziektegevallen.
Antwoord: d
20
Naam student: …………………………………………………………………
Collegekaartnr.: ………………………………
Casus:10 U bent huisarts en een 32-jarige vrouw komt op uw spreekuur. Zij gebruikt al een jaar Microgynon 20. De onttrekkingsbloedingen duren kort en het bloedverlies is gering. Tijdens de laatste twee pilstrips was er spontaan kortdurend tussentijds bloedverlies in de eerste week van de pilstrip. Ze moest er wel een verbandje voor dragen. Er is geen buikpijn. Patiënte heeft een vaste relatie en regelmatig coïtus. Er is geen bloedverlies na gemeenschap. Als bijzonderheid moet worden gemeld dat zij 20 sigaretten per dag rookt. Bij onderzoek ziet u dat de mucosa van de vagina en cervix een wat paarse kleur hebben. Er is weinig fluor. Palpatoir zijn de genitalia interna normaal.
Vraag 53 (1 punt) Hoe worden deze bloedingen die kunnen optreden bij pilgebruik genoemd? Antwoord: doorbraakbloedingen, spotting Vraag 54 (1 punt) Heeft het roken van deze patiënte mogelijk te maken met het tussentijdse bloedverlies? Licht uw antwoord toe.
Antwoord: Ja; door het lichaam opgenomen stoffen in tabaksrook verlagen de concentratie oestrogenen Vraag 55 (3 punten) Om zeker te zijn over de oorzaak van het tussentijds bloedverlies kiest u voor aanvullend laboratorium onderzoek. Welke drie laboratoriumonderzoeken zijn nodig en waarom? Keuze aanvullend laboratoriumonderzoek 1
Doel/reden
2
3
Antwoord: Chlamydia-PCR, cervixuitstrijk voor cytologisch onderzoek, zwangerschapstest Vraag 56 (2 punten) De aanvullende laboratoriumonderzoeken geven geen aanvullende informatie. U besluit een ander combinatiepreparaat voor te schrijven. Kiest u een preparaat met a) een hogere dosering van de oestrogene component of b) juist met een sterkere progestatieve component? Motiveer uw antwoord. Antwoord: a) hogere oestrogeendosering; er zijn atrofische bloedingen door onvoldoende opbouw van het endometrium
21
Naam student: …………………………………………………………………
Collegekaartnr.: ………………………………
Vraag 57 Rode draad Farmacologie & Farmacotherapie (3 punten) Tien jaar later komt dezelfde vrouw op uw spreekuur in verband met klachten van hooikoorts. Zij is nog steeds tevreden met de anticonceptiepil die u destijds heeft voorgeschreven. Zij is inmiddels wel bekend met hypertensie, zonder medicamenteuze behandeling is de bloeddruk ongeveer 180/95 mmHg. Het is haar nog niet gelukt het roken te minderen, zij rookt nog steeds meer dan 20 sigaretten per dag. Zij wil graag doorgaan met de pil en wil beslist geen IUD of IUS. a. b.
wat is voor deze vrouw nu de meest geschikte anticonceptiepil? (1punt) Verklaar uw antwoord. ( 2punten)
Antwoord: a. de minipil met alleen progestagenen b. oestrogenen verhogen het risico op hart- en vaatziekten, vooral bij vrouwen boven de 40 die roken. De progesteron- alleen-pil heeft dit risico niet. Waller 511-512 , Heineman hfdst 26
22
Naam student: …………………………………………………………………
Collegekaartnr.: ………………………………
Casus:11 Een 35-jarige G6P5 zwangere wordt midden in de nacht wakker in een plas bloed. De zwangerschapsduur nu is 28 weken. De vorige zwangerschappen en bevallingen zijn probleemloos verlopen, ze is steeds thuis bevallen en wil dit nu uiteraard weer, zij is dus ook onder controle van de eerste lijn. Ze heeft in paniek haar verloskundige gebeld en die heeft mevrouw met spoed ingestuurd. Bij onderzoek wordt een bleke mevrouw gezien met een bloeddruk van 90/40, een pols van 120. Ze heeft een met bloed doordrenkte handdoek tussen de benen. De fundus staat 4 vingers boven de navel, de uterus is soepel niet pijnlijk, de baby ligt in stuitligging, de foetale hartactie is positief.
Vraag 58 (2 punten) Is het terecht dat deze mevrouw onder controle is in de eerste lijn? Licht uw antwoord toe. Geef hiervoor twee argumenten. Antwoord:Nee, zij is een “grande multipara” en heeft een risico op fluxus pp agv uterusatonie, en kans op liggingsafwijkingen Vraag 59 (2 punten) Geef de differentiaal diagnose van bloedverlies in de 2e helft van de zwangerschap en plaats de oorzaken in volgorde van waarschijnlijkheid. Antwoord: Placenta Praevia, Abruptio placentae, Dreigende vroeggeboorte, pl circumvallata, bloeverlies eci, cervixpathologie. Vraag 60 (1 punt) Welk aanvullend onderzoek is bij deze patiënte relevant? a. Een echoscopisch onderzoek, om vitaliteit vast te stellen en bloedverlies te verklaren b. een inwendig onderzoek om een vroeggeboorte uit te sluiten c. stollingsonderzoek om een trombofilie uit te sluiten d. een foetale geslachtsbepaling om hereditaire hemofilie uit te sluiten Antwoord: a Vraag 61 (1 punt) In welk deel van de uteruswand bevinden zich de spiraalarteriën? a. perimetrium b. myometrium c. lamina basalis van het endometrium d. lamina functionals van het endometrium Antwoord: c Vraag 62 (1 punt) Welke stelling met betrekking tot de bouw van de placenta is niet juist? a. in de rijpe placenta wordt de begrenzing tussen foetaal en maternaal bloed gevormd door de cyto-trofoblast b. gedurende de zwangerschap wordt het amnion volledig omgeven door het chorion c. tijdens de rijping van de placenta wordt de vlokkendiameter steeds kleiner en de vlokkendichtheid steeds groter d. tijdens de eerste helft van de zwangerschap liggen de foetale bloedvaten voornamelijk centraal in de vlokken.
23
Naam student: …………………………………………………………………
Collegekaartnr.: ………………………………
Antwoord: a Vraag 63 (1 punt) Hieronder een aantal uitspraken over de arteria uterina. Welke uitspaak is juist? a. de arteria uterina kruist de ureter onderlangs b. de arteria uterina is een aftakking van de arteria iliaca interna c. de arteria uterina bevindt zich in het ligamentum teres uteri d. de arteria uterina is niet at risk bij het uitvoeren van een keizersnede Antwoord: b Vraag 64 (1 punt) Welke 2 soorten extra embryonale cellen/weefsels ontstaan uit de epiblast? a. de cytotrofoblast en de syncytiotrofoblast b. de cytotrofoblast en de hypoblast c. het extra embryonale mesoderm en de syncytiotrofoblast d. het extra embryonale mesoderm en de amnionepitheelcellen Antwoord: d
24
Naam student: …………………………………………………………………
Collegekaartnr.: ………………………………
Casus:12 Via de EHBO van het AMC wordt een 33 jarige vrouw doorgestuurd naar de verloskamers, die zegt zwanger te zijn, ongeveer 5 maanden. Ze heeft geen vaste woon of verblijfplaats. Ze komt nu omdat haar buik de laatste week zo enorm gegroeid is. Bij onderzoek ziet u een magere onverzorgde vrouw, met een forse zwangere buik. Ze spreekt gebrekkig Nederlands. De fundushoogte is vrijwel tot aan de ribbenboog, de buik is pral gespannen, u kunt geen kind of kindsdelen voelen, met de doptone zijn foetale harttonen te horen.
Vraag 65 (2 punten) Noem twee vragen die u aan deze mevrouw stelt om de zwangerschapsduur zo exact mogelijk te achterhalen. 1. 2.
Antwoord: ELM, conceptiedatum, datum eerste positieve test. Vraag 66 (4 punten) a.Routinelaboratoriumonderzoek wordt ingezet. Wat zijn de routine lab bepalingen bij een zwangere? Noem er minstens vier. b.Welk laboratorium onderzoek is belangrijk om cito aan te vragen? Antwoord: Bloegroep + irr antistoffen, lues, rubella, Hbs ag,Hb, glucose, Cito HIV Vraag 67 (1 punt) Welke klinische diagnose is op grond van de anamnese en het lichamelijk onderzoek al zeker? Antwoord: Hydramnion Vraag 68 (4 punten Geef de differentiaal diagnose voor het klinisch beeld waarmee patiënte wordt ingestuurd(minimaal 4 ziektebeelden). Antwoord: Congenitale afwijkingen: neurale buis, oesophagus/duod atresie, slikstoornissen obv neuromusculaire afwijkingen, hydrops. Diabetes. Rhesusantagonisme. Lues. Gemelli met TTTS. Vraag 69 (1 punt) Welke 2 delen van het mesoderm dragen bij aan de wervelkolom (= wervellichamen en tussenwervelschijven)? a. paraxiaal mesoderm en axiaal mesoderm b. paraxiaal mesoderm en intermediair mesoderm c. axiaal mesoderm en lateraal plaat mesoderm (= zijplaat mesoderm) d. intermediair mesoderm en lateraal plaat mesoderm (= zijplaat mesoderm) Antwoord: a
25
Naam student: …………………………………………………………………
Collegekaartnr.: ………………………………
Vraag 70 Rode Draad Klinische en Wetenschappelijke Methodologie Bij vrouwen die tijdens hun zwangerschap in Nederland onder controle zijn wordt, na toestemming van de zwangere, altijd een HIV-test uitgevoerd. Voldoet deze test aan alle voorwaarden voor een goede screeningstest? Beschrijf de 3 voorwaarden voor een goede screeningstest en geef bij iedere voorwaarde aan of de HIV-test bij zwangere vrouwen daaraan voldoet en licht dit toe (3 punten). Voorwaarde screeningstest 1
voldoet HIV-test voor zwangere vrouwen aan deze voorwaarde? Ja/Nee, ….
2
Ja/Nee, …
3
Ja/Nee, …
Antwoord: Goede test/ non-invasief: ja alleen bloed prikken Goede behandeling mogelijk: ja, zeker voor de baby sterke reductie risico overdracht, voor moeder behandeling sterk levensverlengend effect Minder klinisch manifeste ziekte/ sterfte: ja zeker voor de baby sterke reductie risico overdracht Vraag 71 Rode Draad Klinische en Wetenschappelijke Methodologie U wilt weten wat bij een eventuele HIV-besmetting het risico is op overdracht op het kind. U wilt dit probleem volgens de Evidence Based methode benaderen en u heeft een PICO geformuleerd. Wat is de volgende stap in het beantwoorden van deze vraag, volgens het 5staps model van EBM? (1 punt) a. b. c. d. e.
Critical Appraisal Evalueren van het proces Toepassen van het gevonden bewijs Vertalen van de vraag naar de patiënt Zoeken van literatuur
Antwoord: e
26
Naam student: …………………………………………………………………
Collegekaartnr.: ………………………………
Casus:13 Een zwangere van 39 jaar vraagt bij een zwangerschapsduur van 9 weken aan haar verloskundige om prenatale diagnostiek in verband met haar leeftijd. Zij is voor de tweede keer zwanger en heeft één gezonde dochter van 3 jaar. Bij 11 weken wordt in een academisch ziekenhuis een vlokkentest verricht. Op de indicatie: maternale leeftijd van 36 jaar en ouder. Bij cytogenetische analyse wordt na twee dagen een chromosoomafwijking gevonden. Het gaat om een trisomie 13 in alle onderzochte cellen.
Vraag 72 (2 punten) Is op basis van deze test 100% zeker dat het kind een trisomie 13 heeft? Licht uw antwoord toe. Antwoord: Nee, na 2 dagen kan alleen het resultaat van de korte termijnkweek (cytotrofoblastcellen) bekend zijn. De uitslag is “waarschijnlijk trisomie 13”. Daar zijn echter fout-positieve uitslagen bij gevonden, zoals op college is besproken. Vraag 73 (2 punten) Is vervolgonderzoek nodig? Licht uw antwoord toe. Antwoord: De definitieve uitslag behoort gebaseerd te zijn op zowel de korte termijnkweek als de lange termijnkweek (10 dagen, mesenchymcellen). Ook echo-onderzoek van de foetus is geïndiceerd, zeker bij discrepanties tussen de resultaten van beide kweekmethoden.
Vraag 74 Rode draad Farmacologie & Farmacotherapie (1 punt) Bovengenoemde patiënte is in de eerste maand van de zwangerschap behandeld met cotrimoxazol in verband met een hardnekkige urineweginfectie. Co-trimoxazol wordt volgens de Zweedse classificatie ingedeeld in zwangerschapscategorie B3. Wat is de betekenis van deze categorie? a. Het geneesmiddel is veilig te gebruiken in het eerste deel van de zwangerschap maar moet in het derde trimester vermeden worden. b. Veel vrouwen hebben het tijdens de zwangerschap gebruikt en de incidentie van aangeboren afwijkingen is ongeveer 3 maal verhoogd ten opzichte van vrouwen die niets gebruikt hebben. c. Veel vrouwen hebben het tijdens de zwangerschap gebruikt, het geneesmiddel is niet teratogeen maar kan wel farmacologische effecten hebben op het ongeboren kind d. Weinig vrouwen hebben het tijdens de zwangerschap gebruikt, in dierproeven is het middel schadelijk gebleken voor de ongeboren vrucht e. Weinig vrouwen hebben het tijdens de zwangerschap gebruikt, maar het geneesmiddel is bewezen teratogeen Antwoord d.
27
Naam student: …………………………………………………………………
Collegekaartnr.: ………………………………
Vraag 75 (1 punt) Welke stelling omtrent de vroege embryonale ontwikkeling tot aan de vorming van de blastocyste is niet juist? a. de blastomeren delen mitotisch maar nemen niet in volume toe b. de vrucht wordt omgeven door de zona pellucida c. de blastomeren differentieren zich in embryoblastcellen en trofoblastcellen d. nidatie en compactie maken van een morula een blastocyste Antwoord: d Vraag 76 (1 punt) Uit welke 2 weefsellagen bestaat de amnionwand? a. extra embryonaal mesoderm en hypoblastcellen b. amnionepitheelcellen en extra embryonaal mesoderm c. epidermaal ectoderm en chorionvlies d. amnionepitheelcellen en epidermaal ectoderm Antwoord: b
Casus:14 U wordt geroepen bij een a terme pasgeborene met een slechte start (Apgar score 1 minuut na de geboorte: 1 en 5 minuten na de geboorte: 3). Het geboortegewicht is 3600gram. Er is meconiumhoudend vruchtwater gezien. Om de juiste vragen snel aan de obstetricus te kunnen stellen bereid u zich onderweg naar de verloskamer voor.
Vraag 77 (3 punten) Noem drie maternale risicofactoren voor perinatale asfyxie. 1. 2. 3. Antwoord: shock, ernstig longlijden, cyanotische hartgebreken, vena-cavacompressie. Vraag 78 (3 punten) Noem drie placentaire factoren voor asfyxie. 1. 2. 3.
28
Naam student: …………………………………………………………………
Collegekaartnr.: ………………………………
Antwoord: abruptio placentae, placenta praevia met ernstig bloedverlies, hypertensie, préeclampsie, placenta-insufficiëntie, weeënstorm, uterushypertonie Vraag 79 (3 punten) Noem drie foetale en –of navelstreng risicofactoren voor asfyxie. 1. 2. 3. Antwoord: compressie van het hoofd door abnormale presentatie of wanverhouding, ernstig bloedgroepantagonisme, ernstige intra-uteriene infecties, foeto-foetale of foeto-maternale transfusie, ritmestoornissen, navelstrengknoop, uitgezakte navelstreng, omstrengeling en afklemming. Vraag 80 (2 punten) Wat zegt de Apgar score na 5 minuten over de ernst van de asfyxie van deze pasgeborene en welk aanvullend onderzoek geeft nog meer informatie over de ernst van de asfyxie? Antwoord: Apgarscore na 5 minuten geeft een indicatie van de ernst van de asfyxie echter deze score heeft een lage voorspellende waarde. Verdere informatie over de ernst van de asfyxie kan verkregen worden uit de navelstreng pH.
Vraag 81 (3 punten) Na reanimatie en stabilisatie neemt u de pasgeborene op op de intensive care. Noem vier problemen die u op de korte termijn kunt verwachten na deze slechte start en benoem twee problemen die u op de lange termijn kunt verwachten. Korte termijn: 1. 2. 3. 4. Lange termijn: 1. 2. Antwoord: Korte termijn: Hersenbeschadiging, convulsies, longbloeding, myocardinsufficiëntie, leverfunctiestoornissen, nierfunctiestoornissen en diffuse intravasale stolling.
29
Naam student: …………………………………………………………………
Collegekaartnr.: ………………………………
Lange termijn: Spasticiteit en psychomotore retardatie. Vraag 82 (2 punten) Wat gebeurt er bij aspiratie van meconium?
Antwoord: Obstructie van de luchtwegen en het ontwikkelen van een chemische pneumonie met hierdoor ademhalingsproblemen. Vraag 83 (1 punt) Tijdens welk ontwikkelingsproces ontstaat de navelstreng? a. tijdens plooivorming b. tijdens nidatie c. tijdens hatching d. tijdens gastrulatie Antwoord: a
30
Naam student: …………………………………………………………………
Collegekaartnr.: ………………………………
Casus:15 Bij een 27-jarige vrouw wordt een hysterosalpingografie (HSG) verricht in het kader van een fertiliteitsonderzoek. Bij toeval wordt een uterus unicornus vastgesteld.
Vraag 84 (1 punt) Beschrijf hoe een hysterosalpingogram (HSG) gemaakt wordt. Antwoord: Onder Röntgendoorlichting wordt een contrastvloeistof via de baarmoederhals in het cavum uteri en tubea gebracht
Vraag 85 (1 punt) Bij uterus unicornus moet worden gedacht aan de gestoorde aanleg van een ander orgaan. Welk orgaan betreft dit? Antwoord: nier
Vraag 86 (1 punt) Is de uterus unicornus een verklaring voor haar vruchtbaarheidsprobleem (infertiliteit)? Licht uw antwoord toe. Antwoord: Nee, de kans op zwangerschap is bij uterus unicornus niet significant verlaagd
Vraag 87 (2 punten) Noem twee obstetrische problemen die geassocieerd zijn met deze uterusafwijking. 1. 2.
Antwoord: partus praematurus, partus immaturus, liggingsafwijkingen foetus, retentio placentae, fluxus Vraag 88 (1 punt) In welk deel van het mesoderm ontstaan de buizen van Müller? a. paraxiale mesoderm b. intermediair mesoderm c. parietale mesoderm d. viscerale mesoderm Antwoord: b
31
Naam student: …………………………………………………………………
Collegekaartnr.: ………………………………
Vraag 89 (1 punt) Welke spieren komen samen in het centrum tendineum perineii (perineal body)? a. de m. bulbospongiosus, m. ischiocavernosus, m. coccygeus b. m. levator ani, m. transversus perinei superficialis c. m. sphincter ani externus, m. levator ani, m. bulbospongiosus, m. coccygeus d. m. transversus perinei superficialis, de m. bulbospongiosus, m. sphincter ani externus Antwoord: d
32