Factsheet resultaatafhankelijk beloning Studiewaarde Tweede versie september 2015 1. Doelstelling beloning studiewaarde Het doel van de beloning voor studiewaarde is de instellingen te stimuleren om meer studenten dan voorheen te begeleiden naar een zo hoog mogelijk diploma, gegeven hun vooropleiding; betere resultaten voor studiewaarde worden beloond. 2. Uitgangspunten De beloning van de studiewaarde vormt een stimulans voor alle instellingen om de studiewaarde te verbeteren en/of zeer goede resultaten te behouden. Voor het vaststellen van verbetering worden de prestaties van een instelling in een bepaald schooljaar vergeleken met de prestaties van diezelfde instelling in de basisperiode (gemiddelde van voorafgaande vier schooljaren). De prestaties van een instelling worden gedifferentieerd berekend en weergegeven op het niveau van de afzonderlijke onderwijseenheden. 3. Budget Studiewaarde 2016: € 99 Miljoen 2017 e.v. : € 116 Miljoen Er is op het totale budget een verdeling over verbetering en behoud van goede resultaten. Het aandeel diploma’s met behoud op het totaal aantal diploma’s bepaalt het aandeel van het budget voor behoud. Het budget voor verbetering is het overige deel. 4. Begrenzing van de indicator studiewaarde De beloning van studiewaarde heeft alleen betrekking op bekostigde diploma’s op niveau 2, 3 of 4. Entreediploma’s vallen buiten de indicator, omdat deze niet worden bekostigd. Ook de uitval blijft buiten beschouwing. 5. Diplomawaarde Aan diploma’s wordt een waarde toegekend die overeenkomt met het niveau van de opleiding: basisberoepsopleiding (score 2), vakopleiding (score 3) en middenkader/specialistenopleiding (score 4). De inhoud van deze diplomawaarden wijken af van de diplomawaarden zoals die in de reguliere diplomabekostiging worden gehanteerd. De resultaten van de entreeopleidingen worden niet meegenomen bij de scores voor studiewaarde, parallel aan het gegeven dat er eveneens geen diplomabekostiging is voor het entreeonderwijs. 6. Referentiewaarde De referentiewaarde is de gemiddelde waarde van de behaalde mbo-diploma’s per vooropleiding in de basisperiode op landelijk niveau en is daarmee de referentie voor het verwachte diplomaniveau voor alle studenten met die vooropleiding. De referentiewaarde wordt per vooropleiding empirisch vastgesteld op basis van alle behaalde diploma’s op landelijk niveau in de afgelopen vier jaar (zie onderstaande tabel). Voorlopige referentiewaarden per vooropleiding 2010-11 t/m 2013-14 Vooropleiding
Referentiewaarde
Praktijkonderwijs
1,20
Vmbo zonder diploma
1,72
Havo/vwo zonder diploma
3,66
Vmbo BBL
2,62
Vmbo KBL
3,31
Vmbo GL
3,65
Vmbo TL
3,70
Blz. 1
Havo/vwo
3,69
27+
2,59
Overig
2,25
Totaal
NB Deze voorlopige berekening van de referentiewaarden wordt nog vervangen door een definitieve berekening over dezelfde jaren. 7. Beloning van studiewaarde per eenheid In het mbo onderscheiden we verschillende domeinen (bijvoorbeeld Bouw en Infrastructuur) en niveaus (bijvoorbeeld niveau 4, middenkader/specialist). De combinatie van een domein en niveau wordt een eenheid genoemd en vormt de basiseenheid voor de beloning van studiewaarde. 8. Wat is de studiewaarde van de eenheid in een bepaald jaar? Voor elke eenheid worden per jaar de waarden van de behaalde diploma’s vergeleken met de referentiewaarden die behoren bij de vooropleiding van de gediplomeerde studenten. De studiewaarde van de eenheid wordt per schooljaar bepaald door de positieve verschillen (diplomawaarde – referentiewaarde met een uitkomst groter dan 0) op te tellen en te delen door alle diploma’s van de eenheid in dat schooljaar. Negatieve verschillen worden daarbij op 0 gesteld en de betreffende diploma’s tellen wel mee ter bepaling van de (gemiddelde) studiewaarde van de eenheid. Zie onderstaand voorbeeld.
9. Eerder behaalde diploma’s Indien een gediplomeerde eerder een diploma behaalde boven de referentiewaarde dan wordt deze eerdere studiewaarde afgetrokken van de nieuwe studiewaarde. Dat is ook toegepast bij de bepaling van de basiswaarde. In bovenstaand voorbeeld is er vanuit gegaan dat dat niet het geval is. 10. Wanneer is sprake van verbetering van de studiewaarde van de eenheid? Voor elke eenheid wordt de basiswaarde (‘nulmeting’) voor studiewaarde vastgesteld door het gemiddelde te berekenen van de studiewaarde over de schooljaren 2010/11 t/m 2013/14). Vanaf 2014/15 e.v. wordt jaarlijks gekeken of de studiewaarde van de eenheid hoger is dan deze basiswaarde. Zo ja, dan is sprake van verbetering.
Blz. 2
11. Grenswaarde voor de topgroep Voor elke eenheid wordt landelijk, op grond van de basiswaarden, een grenswaarde voor zeer goede resultaten vastgesteld voor de gehele periode. Deze grenswaarde wordt rekenkundig bepaald op de beste 20% eenheden met de hoogste studiewaarde. 12. Het behoud van zeer goede resultaten wordt beloond Een eenheid met een basiswaarde boven de landelijk bepaalde grenswaarde heeft zeer goede resultaten geboekt. Als deze eenheid in het volgende jaar weer zeer goede resultaten realiseert, komt de instelling in aanmerking voor extra beloning voor het behoud van zeer goede resultaten. Een eenheid die met haar basiswaarde niet tot de top 20% behoort krijgt de eerste keer dat men tot die top 20% behoort een beloning voor verbetering; de tweede keer dat men tot de bovenste 20% behoort krijgt men een beloning voor het behoud van zeer goede resultaten. Onderstaande variabelen staan voor drie jaar vast: ongewijzigd voor 2015-16 t/m 2017-18: Naam
Beschrijft
over / per /van de
Gemiddelde van schooljaren
Referentiewaarde
het verwacht diploma
Vooropleiding
2010/11 t/m 2013/141
Basiswaarde
de uitgangssituatie
Eenheid per instelling
2010/11 t/m 2013/14
Grenswaarde van
voor behoud van een
Eenheid landelijk
2010/11 t/m 2013/14
de topgroep
topresultaat
13. Peildata en beloningsmomenten voor de resultaatafhankelijke beloning in 2016 over het schooljaar 2014/15 In april 2016
Terugkoppeling door DUO van de inschatting van het aandeel van de resultaatafhankelijke beloning van studiewaarde voor behoud en verbetering, inclusief individuele gegevens van studenten, op basis van voorlopige gegevens
Oktober 2016
Definitieve gegevens 2014/2015 vastgesteld
November 2016
De instellingen ontvangen van DUO de resultaatafhankelijke beloning van studiewaarde met een beschikking, inclusief de definitieve individuele gegevens?
14. Beslisregels voor beloning van de resultaten voor studiewaarde 1. Een instelling ontvangt voor een eenheid een beloning voor betere resultaten die afhangt van de grootte van de verbetering van de studiewaarde en de grootte van de eenheid (aantal diploma’s in dat jaar). 2. Een instelling ontvangt voor een eenheid in de topgroep voor het behoud van zeer goede resultaten een beloning per diploma. De grootte van de beloning wordt (alleen) bepaald door de grootte van de eenheid (aantal diploma’s in dat jaar). NB. Een instelling kan in een schooljaar zowel voor behoud van goede resultaten (topgroep) als voor verbetering van resultaten een beloning ontvangen. 15. Minimale omvang van een eenheid De minimale omvang van een eenheid is vastgesteld op gemiddeld 50 diploma’s per jaar in de basisperiode. Voor eenheden met gemiddeld minder dan 50 diploma’s per jaar in deze periode wordt de score bepaald door naar de studiewaarde van het domein als geheel te kijken. Is het gemiddelde aantal diploma’s in het domein over die jaren ook minder dan 50, dan wordt de
1
De telgegevens van 1 oktober 2014 zijn in oktober 2015 definitief. De referentiewaarden per vooropleiding worden gepubliceerd in/tegelijk met de wijziging van de regeling KA (eind 2015). Dit geldt ook voor de grenswaarden voor de topgroep. De basiswaarde van de eenheden van de instellingen worden binnen twee maanden na publicatie van de gewijzigde regeling kwaliteitsafspraken, door DUO per brief (beschikking) aan de instellingen medegedeeld.
Blz. 3
studiewaarde van de betreffende eenheid bepaald door de studiewaarde van de instelling als geheel. 16. Begrenzing maximale resultaatafhankelijke beloning voor studiewaarde De resultaatafhankelijke beloning voor studiewaarde per instelling wordt vastgesteld op ten hoogste 8% van de rijksbijdrage voor exploitatie en huisvesting. Met als onderbouwing dat de resultaatafhankelijke beloning als een stimulans wordt beschouwd, die niet een al te zwaar effect op de bedrijfsvoering moet hebben. Het landelijke budget voor resultaatafhankelijke beloning is ongeveer 3% van het macrobudget voor exploitatie en huisvesting. Het maximum van 8% is ongeveer 2,5 keer het gemiddelde van de resultaatafhankelijke beloning. 17. Communicatie en Informatie Om de instellingen en de sector als geheel als snel van informatie te voorzien worden verschillende communicatiemomenten gepland en verscheidene informatieproducten gepubliceerd. Hieronder staat de planning hiervan: Onderdeel Indicatieve berekening 2013-2014, inclusief onderliggende gegevens
Wanneer? Augustus 2015
Bijeenkomst van het Kwaliteitsnetwerk mbo Publicatie stelselbeeld door MiB met doorkijkje naar kwaliteitsplannen Publicatie gewijzigde regeling KA voor studiewaarde Beschikking van DUO met de basiswaarden van de eenheden van de instellingen voor studiewaarde
1 oktober 2015
Voortgangsgesprekken per instelling door MBO in Bedrijf en mboaccountmanagement van OCW Indicatieve berekening 2014-2015, inclusief onderliggende gegevens
Vanaf 15 maart t/m april 2016
DUO levert de bekostigingsinformatie op individueel niveau terug aan de instellingen (met de vooropleidingscategorie van de student) Definitieve berekening voor beloning 2014-2015, bekostiging in 2016 en terugkoppeling van de definitieve individuele gegevens?
April 2016
Bijzonderheden Basiswaarde o.b.v. gediplomeerden in Schooljaren 2009-10 – 2012-13. Indicatieve berekening 2013-2014, inclusief onderliggende gegevens M houdt daar een inleiding
oktober 2015 1 januari 2016 Januari/februari 2016
Maart-april 2016
November 2016
De basiswaarde wordt vastgesteld o.b.v. gediplomeerden in schooljaren 2010-11 t/m 2013-14. Dit moet bekend worden gemaakt binnen twee maanden na publicatie van de wijziging van de Regeling KA voor studiewaarde
Basiswaarde o.b.v. gediplomeerden in Schooljaren 2010-11 – 2013-14. Indicatieve berekening 2014-2015, inclusief onderliggende gegevens Dit is de onderliggende informatie van de indicatieve berekening
Basiswaarde o.b.v. gediplomeerden in Schooljaren 10-11 – 13-14. Definitieve berekening voor beloning 2014-2015, bekostiging in 2016
Nu volgen twee definities van indicatoren die, naast studiewaarde, inzicht bieden in de onderwijsopbrengsten. 18. Diplomaresultaat en jaarresultaat Twee indicatoren die ook over onderwijsopbrengsten gaan maar buiten de regeling vallen zijn: Het jaarresultaat: het aantal gediplomeerden in het jaar als percentage van hetzelfde aantal gediplomeerden plus de ongediplomeerde instellingsverlaters in hetzelfde jaar.
Blz. 4
Het diplomaresultaat: het aandeel van de instellingsverlaters in een schooljaar dat een diploma heeft behaald tijdens het verblijf op de instelling.
19. Hoe de basiswaarde en studiewaarde te berekenen (hoofdlijnen)? 1. Bereken de studiewaarde per gediplomeerde in het betreffende schooljaar en de schooljaren in de basisperiode, dat zijn de vier voorliggende schooljaren: a. b. c. d. e. f.
Diploma’s op niveau 1 worden niet meegerekend Lees in de betreffende tabel de referentiewaarde van de vooropleiding van de student Bepaal de diplomawaarde van het diploma (2, 3 of 4) Als de diplomawaarde boven de referentiewaarde ligt: studiewaarde is diplomawaarde minus referentiewaarde Als de diplomawaarde onder de referentiewaarde ligt: studiewaarde = 0 Als de student eerder een diploma met studiewaarde heeft gehad wordt dit van de studiewaarde van het huidige diploma afgetrokken; de waarde van het eerdere diploma vervangt dan de referentiewaarde in de aftreksom.
2. Bereken de basiswaarde en studiewaarde per eenheid (=domein x niveau combinatie) als er gemiddeld minimaal 50 gediplomeerden (inclusief degenen met een studiewaarde van 0) per schooljaar in de basisperiode zijn: a.
b.
c.
Sommeer de studiewaardes van alle gediplomeerden uit stap 1 per onderscheiden schooljaar en deel deze door het aantal gediplomeerden (inclusief degenen met een studiewaarde van 0) Het resultaat voor het laatste schooljaar wordt de studiewaarde genoemd, het gemiddelde resultaat voor de 4 voorliggende schooljaren wordt de basiswaarde genoemd Bereken de grenswaarde van de topgroep (alleen bij de eenheden met gemiddeld minimaal 50 gediplomeerden in de basisperiode) door de 80e percentiel van de basiswaarde te bepalen op basis van het aantal eenheden
3. Bereken de basiswaarde van de overige eenheden (dat zijn de eenheden die gemiddeld minder dan 50 gediplomeerden telden per schooljaar in de basisperiode): a. b. c.
Doe de berekening uit 2 voor het betreffende domein als op dat niveau er gemiddeld minimaal 50 gediplomeerden per schooljaar in de basisperiode zijn. Doe de berekening uit 2 voor het betreffende brin als er voor het domein minder dan 50 gediplomeerden per schooljaar in de basisperiode zijn. Resultaat van a of b zijn de basis-, studie- en grenswaarde van deze eenheden.
4. Beloning van de eenheid op basis van het laatste schooljaar: a.
b.
c.
d.
Er is op het gehele budget een verdeling over verbetering en behoud. Het aandeel diploma’s met behoud (de topgroep) op het totaal aantal diploma’s bepaalt het aandeel van het budget voor behoud. Het budget voor verbetering is het overige deel. Voor behoud (=topgroep). Als de basis- en studiewaarde van de eenheid boven de grenswaarde liggen krijgt de eenheid een deel van het sectorale bedrag voor behoud ter grootte van het aantal diploma’s in de eenheid/landelijk aantal diploma’s binnen alle eenheden met behoud. Voor verbetering: als de studiewaarde van de eenheid hoger is dan de basiswaarde krijgt de eenheid een deel van het sectorale bedrag voor verbetering ter grootte van het aantal diploma’s in de eenheid vermenigvuldigd met de grootte van de verbetering/de landelijke som van het aantal diploma’s x grootte van de verbetering. Een eenheid kan dus zowel op behoud als verbetering scoren.
Blz. 5