Extramuralisering zorgzwaartepakketten (ZZP) ex-ante beleidsevaluatie
Myrte Janssen 3009998 Manu van der Linden 3652637 Eveliene Vossen 3635473 Faculteit Sociale Wetenschappen Universiteit Utrecht
Inhoudsopgave 1. Aanleiding
3
2. Onderzoeksprobleemstelling
3
3. Beleidstheorie
4
4. Stakeholderanalyse
6
5. Effectiviteit
9
6. Conclusie
10
7. Literatuur
13
2
1. Aanleiding In Nederland zal de vergrijzing de komende kwart eeuw aanzienlijk zijn, mede door de toenemende levensverwachting (Van Nimwegen & Van Praag, 2012). Met vergrijzing wordt het stijgen van de gemiddelde bevolkingsleeftijd bedoeld, oftewel de veroudering van de bevolking (Engelen, 2007). De komende jaren verloopt de vergrijzing sneller dan tot nu toe; het CBS verwacht dat tot 2037 jaarlijks meer dan 200.000 mensen de leeftijd van 65 jaar passeren. (Van Nimwegen et al., 2012). Rond 2040 zullen er zo’n 4,5 miljoen 65-plussers in Nederland wonen, dat is ruim 2 miljoen meer dan in 2012. Ook zal het aantal 80-plussers toenemen naar meer dan 1,5 miljoen, in 2012 waren dit er bijna 700.000 (Van Nimwegen et al., 2012). In Nederland maken ouderen veel gebruik van intramurale zorg (Kiers, 2012). Intramurale zorg houdt in dat mensen zorg ontvangen in een instelling waar ze langer dan 24 uur verblijven, zoals verzorgingshuizen (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, 2013). In Nederland wordt zo’n 22,8 procent van alle zorguitgaven besteed aan intramurale zorg (SCP, 2012). Met de toenemende vergrijzing kan er ook een toename worden verwacht in dit percentage (SCP, 2012). Ouderen komen in aanmerking voor intramurale zorg via zogenaamde zorgzwaartepakketten (ZZP). Deze pakketten beschrijven welke ondersteuning of zorg iemand nodig heeft en hoeveel geld een instelling krijgt voor de zorg aan de cliënt (Rijksoverheid, 2013). Er bestaan 53 zorgzwaartepakketten welke verdeeld zijn over drie categorieën, namelijk verpleging en verzorging (VV), verstandelijke gehandicaptenzorg (VG) en geestelijke gezondheidszorg (GGZ) (Rijksoverheid, 2013). Deze ZZP’s worden afgegeven door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Mede door de vergrijzing, ontgroening en het stijgende niveau van de zorgverlening wordt de zorg in Nederland steeds duurder (Atriensis, 2013). Om de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg te waarborgen is ingrijpen door de overheid onvermijdelijk (Rijksoverheid, 2013). Het kabinet wil dat mensen langer thuis worden voorzien van zorg (Rijksoverheid, 2013). Het is de bedoeling dat er een verschuiving plaatsvindt van intramurale naar extramurale zorg. Extramurale zorg is zorg zonder opname, deze zorg wordt vaak in de directe omgeving van de patiënt verleend (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, 2013). 2. Onderzoeksprobleemstelling Om kosten te besparen en de kwaliteit en toegankelijkheid te waarborgen is vanaf 1 januari 2013 de extramuralisering van de ZZP’s 1 en 2 in werking getreden. Vanaf 1 januari 2014 wordt ook ZZP 3 afgeschaft door de regering en per 1 januari 2015 vervalt ZZP 4 (Rijksoverheid, 2013). ZZP 1 staat voor beschut wonen met enige begeleiding en ZZP 2 houdt beschut wonen met begeleiding en verzorging in. ZZP 3 staat voor beschut wonen met begeleiding en intensieve verzorging en ZZP 4 houdt beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide verzorging in (Overheid, 2012). Het gaat in deze evaluatie om ZZP 1-4 in de categorie VV (Rijksoverheid, 2013). Er worden geen intramurale indicaties meer afgegeven voor deze ZZP’s (Nederlandse Zorgautoriteit, 2012).
3
Een ex-ante beleidsevaluatie hierover is van belang om inzicht te krijgen in mogelijke effecten van deze wijzigingen. De onderzoeksvraag luidt dan ook: In hoeverre zal het extramuraliseren van ZZP 1-4 (VV) effectief zijn? Voor het beantwoorden van deze onderzoeksvraag zal eerst de beleidstheorie worden gereconstrueerd. Daarna wordt er een stakeholderanalyse gegeven. Vervolgens wordt de verwachte effectiviteit besproken. Tot slot wordt er een conclusie getrokken en een beleidsaanbeveling gedaan. 3. Beleidstheorie 3.1 Causale beleidstheorie Er liggen verschillende oorzaken ten grondslag aan de vergrijzing van de Nederlandse samenleving (Atriensis, 2013). De eerste oorzaak ligt bij de zogenaamde ‘babyboomgeneratie’. Na de tweede Wereldoorlog is er een geboortegolf geweest, omdat veel gezinnen het krijgen van kinderen hebben uitgesteld tot na de oorlog. Deze generatie zal vanaf 2010 de pensioengerechtigde leeftijd behalen (Mackenback, 2010). De tweede oorzaak is dat mensen steeds ouder worden, waardoor de groep hulpbehoevenden steeds groter wordt. De laatste oorzaak is de daling van het geboortecijfer. Als wapen tegen de vergrijzing wordt vaak gegrepen naar de stijging van het geboortecijfer (Mackenback, 2010). In Nederland zijn sinds 1960 de gezinnen gekrompen van gemiddeld 3.12 kinderen naar 1.79 kinderen in 2009 (Eurostat, 2013). Het aantal kinderen wat vrouwen tegenwoordig krijgen is onder de vervangingsgraad waardoor er uiteindelijk in verhouding meer ouderen zullen zijn dan jongeren. Door
de
vergrijzing
van
de
samenleving
neemt
het
percentage
mensen
met
gezondheidsproblemen toe wat leidt stijgende zorgkosten. Een andere, meer algemene, oorzaak voor de stijging van de zorgkosten is het stijgend niveau van de zorg (Mackenbach, 2010). 3.2 Finale beleidstheorie De doelen die de overheid met dit beleid nastreeft zijn kostenbesparing en waarborging van de kwaliteit en toegankelijkheid van de zorg (Rijksoverheid, 2013). Het middel dat de overheid hiervoor gebruikt is de afschaffing van ZZP 1-4. Het afschaffen van ZZP 1-4 heeft als gevolg dat ouderen langer thuis moeten blijven wonen (Rijksoverheid, 2013). De normatieve veronderstelling van de overheid is dat ouderen zelf graag langer thuis willen wonen. Volgens de overheid zal deze maatregel leiden tot meer betrokkenheid binnen de samenleving, aangezien mensen meer voor elkaar moeten zorgen. Ouderen zijn door de maatregel meer aangewezen op hun sociale netwerk. Dat deze maatregel leidt tot meer betrokkenheid in de samenleving is een normatieve veronderstelling. De overheid gaat er vanuit dat het sociale netwerk voor de ouderen wil zorgen en hier ook toe in staat is.
4
Figuur 1. Beleidstheorie Babyboom generatie
Mensen worden ouder
Vergrijzing van de samenleving
Percentage mensen met gezondheidsproblemen neemt toe
Stijgende zorgkosten
Ontgroening samenleving
Stijgend niveau van de zorg
Kostenbesparing
TENZIJ
Afschaffen ZZP 1-4
Ouderen wonen langer thuis
Meer betrokkenheid in de samenleving
Kwaliteit waarborgen
Toegankelijkheid waarborgen
4. Stakeholderanalyse Bij de extramuralisering van ZZP 1-4 zijn verschillende stakeholders betrokken. Door het analyseren van deze verschillende actoren kunnen voor- en nadelen van dit beleid naar voren komen. Er wordt tevens beoordeeld of er in de beleidstheorie voldoende rekening is gehouden met de belangen en wensen van de stakeholders. Op deze manier worden ook de mogelijke bedoelde effecten en neveneffecten in kaart gebracht. 4.1 Ouderen De doelgroep van dit beleid zijn de kwetsbare ouderen. Deze groep ondervind directe gevolgen van het beleid. Extramuralisering heeft gevolgen voor ouderen die momenteel in een verzorgingshuis verblijven en voor de ‘toekomstige ouderen’. Vroeger konden ouderen een indicatie (ZZP) aanvragen om in een verzorgingshuis terecht te komen, door de extramuralisering zullen ouderen echter langer thuis blijven wonen. Ouderen die liever in een verzorgingshuis willen wonen moeten voortaan zelf de huur gaan betalen (Nieuwsuur, 2013). Volgens staatssecretaris Van Rijn (PvdA, volksgezondheid) is het niet de bedoeling dat ouderen die momenteel al in een verzorgingshuis verblijven worden geraakt door de maatregel (Zorgvisie, 2013). Het aantal ouderen dat verblijft in een verzorgingshuis wordt steeds kleiner omdat er geen nieuwe ouderen bij komen. Dit heeft tot gevolg dat de verzorgingshuizen gedwongen zijn om afdelingen, of zelfs het gehele verzorgingshuis, te sluiten. Hierdoor moeten ouderen overgeplaatst worden of komen zij op straat te staan (Zorgvisie, 2013). Op deze manier worden ook de ouderen die al in een verzorgingshuis verblijven geraakt door de maatregel. Een tweede gevolg van de extramuralisering is dat de eenzaamheid onder ouderen wordt vergroot. Een verzorgingshuis heeft voor veel ouderen een sterke sociale factor, er wordt bijvoorbeeld samen gegeten en bingo gespeeld. Dit geldt niet alleen voor de ouderen die wonen in een verzorgingshuis, maar ook voor de ouderen die zelfstandig wonen. Het verzorgingshuis biedt verschillende activiteiten en voorzieningen voor mensen die nog zelfstandig wonen. Kortom, een verzorgingshuis heeft een grote maatschappelijke functie voor ouderen in de buurt (Actiz, 2013). Uit bovenstaande blijkt dat in de beleidstheorie met een aantal neveneffecten geen rekening is gehouden. Er wordt in de beleidstheorie verondersteld dat ouderen zelf langer thuis willen blijven wonen. Het is de vraag of ouderen die veel verzorging nodig hebben wel thuis willen wonen. Hiernaast is het vergroten van de eenzaamheid van ouderen een neveneffect waar geen rekening mee gehouden wordt. Tot slot wil de overheid niet dat de huidige bewoners die via een intramurale indicatie in een verzorgingshuis verblijven, worden geraakt door de beleidsmaatregel, hetgeen nu wel het geval is.
6
4.2 De overheid Zoals reeds in de inleiding genoemd is het beleid met betrekking tot het extramuraliseren van de ZZP’s opgesteld door de regering. In het begrotingsakkoord 2013 is aangekondigd om de ZZP voor nieuwe cliënten per 1 januari 2013 te extramuraliseren. Volgens de toenmalige staatsecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Mevrouw Veldhuijzen van Zanten-Hyllner sluit dit aan bij het concept van zorg in de buurt. Een uiteindelijk doel van de beleidsmaatregel is kostenbesparing. Zoals in de beleidstheorie genoemd wordt dit getracht te bereiken door meer betrokkenheid in de samenleving te creëren en ouderen langer thuis laten wonen. Hiernaast beoogd de regering met de maatregel een meer gevarieerd extramuraal woon- en zorgaanbod, grotere toegankelijkheid van de zorg en het waarborgen van de kwaliteit van de zorg (Ministerie van VWS, 2013). 4.3 Gemeenten De gemeenten krijgen een grote rol in de uitvoering van het beleid. De huidige staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Martin van Rijn, roept de gemeenten op om goed te luisteren naar de behoeften en vragen van mantelzorgers en vrijwilligers (In voor zorg, 2012). De maatregelen zullen tevens leiden tot een grotere druk op de gemeenteloketten. Doordat de ZZP’ verdwijnen ontbreken voor veel ouderen de faciliteiten en de directe nabijheid van begeleiding uit de beschermde woonvorm. Hierdoor zal er meer vraag zijn naar Wmo voorzieningen zoals hulp bij het huishouden, aanpassingen in de woning, maaltijdverzorging en begeleiding bij de administratie (Wmokantoor, 2013). Ook is het de taak van de gemeenten
om, in samenwerking met
wooncorporaties, een aanpassing in het woningaanbod te realiseren. Deze moet aangepast worden aan de vraag naar levensloopbestendige woningen (Nederlandse zorgautoriteit, 2012). In het beleid is geen duidelijk plan voor de gemeenten. Volgens het Kenniscentrum Wonenzorg worden gemeenten de belangrijkste financiers van verzorgingshuizen. Het is aan de gemeenten om te bepalen hoe zij het verzorgingshuisconcept vormgeven in de hele lokale voorzieningenstructuur op het gebied van zorg, wonen en welzijn (Kenniscentrum Wonen-Zorg, 2012). In de beleidstheorie is weinig rekening gehouden met de wensen en belangen van de gemeenten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VGN) heeft in 2012 aangegeven dat het schrappen van de ZZP’s te overhaast en riskant is. Tevens zijn er onvoldoende geschikte woningen voor ouderen. Ook zorgt de extramuralisering voor extra uitgaven van de gemeenten, er is echter geen duidelijk plan voor de financiering. De VGN wilt hier een structurele oplossing voor. De VGN geeft aan dat de tijd te kort is om tot een zorgvuldig beleid te komen (Vereniging van Nederlandse Gemeenten, 2013). 4.4 Verzorgingshuizen Eerder is al benoemd dat de maatregel niet alleen de nieuwe gevallen raakt, maar ook de ouderen die reeds in een verzorgingshuis verblijven. Door de extramuralisering komen er nauwelijks nieuwe bewoners bij in verzorgingshuizen, dit resulteert uiteindelijk in leegstand. Dit leidt tot omzetverlies en
7
kan als gevolg hebben dat een afdeling of een geheel verzorgingshuis gesloten moet worden. Volgens Bureau Berenschot zullen in 2020 alle achthonderd verzorgingshuizen gesloten zijn als gevolg van het afschaffen van de ZZP 1-4 (Kenniscentrum wonen-zorg, 2013). Er wordt in de beleidstheorie onvoldoende aandacht besteed aan de gevolgen voor verzorgingshuizen. De overheid oppert dat de lege woningen in de verzorgingshuizen verhuurd kunnen worden aan studenten. Volgens Actiz bagatelliseert de overheid de gevolgen van de extramuralisering. Studentenhuisvesting is volgens Actiz pas een optie als het verzorgingshuis voor een groot deel of geheel leegstaat. Hiernaast heeft niet elke gemeente behoefte aan studentenwoningen (Actiz, 2013). 4.5 Sociaal netwerk van ouderen Door de extramuralisering komt de zorg voor thuiswonende ouderen meer op mantelzorg aan (Ministerie Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 2013). Mantelzorg wordt door de overheid gedefinieerd als langdurige en onbetaalde zorg voor iemand die chronisch ziek, gehandicapt of hulpbehoevend is en met wie hij of zij een persoonlijke band heeft. Dit kan een familielid zijn, maar ook een buur, vriend of kennis (Rijksoverheid, 2013). Kortom, mensen uit de sociale netwerken van ouderen zullen een grotere rol krijgen in de extramurale zorg van ouderen. Echter is het de vraag of mensen uit de sociale netwerken van ouderen bereid en in de gelegenheid zijn om voor hun familielid, buur of kennis te zorgen. Staatssecretaris van Rijn zegt dat mantelzorgers niks worden verplicht, maar in de beleidstheorie wordt er wel van een grotere betrokkenheid in de samenleving uit gegaan. De vraag is of deze betrokkenheid er daadwerkelijk is en of deze betrokkenheid anders gecreëerd kan worden. Hiernaast hecht de overheid ook veel waarde aan een grote arbeidsparticipatie. Dit kan in strijd zijn met de mantelzorg. Als mensen voor hun ouders 'moeten' zorgen kan dit als gevolg hebben dat ze niet meer fulltime kunnen werken. In het beleid is hier enigszins rekening mee gehouden door een project Werk en Mantelzorg in de periode 2010-2012. De overheid wil werkgevers stimuleren om een mantelzorgvriendelijk personeelsbeleid te voeren (Ministerie Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 2013). 4.6 Woningcorporaties In samenwerking met gemeenten is het van belang dat er meer geschikte ouderenwoningen komen. Onder andere als het gevolg van de vergrijzing en specifiek door de extramuralisering van de ZZP 1-4 verandert de behoefte aan woningen, het is de taak van woningcorporaties om hier goed op in te spelen. Zoals eerder genoemd zal er, in samenwerking met de gemeenten, gezorgd moeten worden voor een aanpassing in het woningaanbod zodat er meer levensloopbestendige woningen beschikbaar komen. In het oorspronkelijke plan van de overheid zouden ZZP 1-3 afgeschaft worden met ingang van januari 2013. Later is besloten om de ZZP 3 pas met ingang van 2014 af te schaffen. Een van de
8
redenen hiervoor was om woningcorporaties meer tijd te geven om op een goede manier voldoende woningaanbod voor ouderen te creëren. Kortom, in de beleidstheorie is in beperkte mate rekening gehouden met de veranderende vraag naar woningen als gevolg van de extramuralisering (Actiz, 2013). 4.7 Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) De lichte ZZP’s worden verstrekt door Centrum indicatiestelling zorg. Door het extramuraliseren van ZZP 1-4 zal het CIZ geen indicaties voor intramurale zorg in de vorm van een licht zorgzwaartepakket meer verstrekken. In plaats hiervan kunnen cliënten bij het CIZ een indicatie voor extramurale zorg krijgen (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 2012). 5. Effectiviteit De effectiviteit van beleid kan worden gemeten op basis van een aantal criteria (Van Heffen, 2003). De eerder getoonde beleidstheorie voldoet aan de wetenschapstheoretische criteria. Er zijn duidelijke, eenzijdige begrippen gebruikt. Verder wordt alles toegelicht, waardoor misverstanden worden uitgesloten. Het informatiegehalte van de beleidstheorie is hoog. Daarnaast is de beleidstheorie helder, stellig en consistent. Er is geen ruimte voor meerdere mogelijkheden. Tot slot is de beleidstheorie mede gebaseerd op bevindingen uit onderzoeken, zoals het rapport Advies: Scheiden van wonen en zorg in de AWBZ (Nederlandse Zorgautoriteit, 2012). De implementaire criteria brengen mogelijke verbeteringen aan het licht. Er kunnen toepasbare richtlijnen worden afgeleid uit de beleidstheorie. Deze heeft de overheid reeds vastgelegd in het beleid, zoals de gefaseerde extramuralisering. Het is echter de vraag of extramurale zorg in staat is de benodigde zorg in de eigen omgeving te bieden. ZZP 3 en 4 kunnen in ieder geval niet probleemloos thuis worden verzorgd (Nederlandse Zorgautoriteit, 2012). Hier is sprake van een gebrek aan toepasbaarheid. Daarnaast wordt er in de beleidstheorie geen onderscheid gemaakt tussen oorzaken en gevolgen die wel of niet manipuleerbaar zijn. De overheid gaat er vanuit dat mensen bereid en in staat zijn elkaar te helpen, dit is echter niet manipuleerbaar. De betrokkenheid in de samenleving kan niet worden afgedwongen. Op strategisch gebied is er sprake van verschillen tussen de maatschappelijke randvoorwaarden uit de beleidstheorie en de feitelijke randvoorwaarden. Er bestaat, zoals reeds aangegeven, een verschil tussen het thuis kunnen toepassen van ZZP 1-4 volgens de beleidstheorie en het daadwerkelijk thuis kunnen bieden van deze zorg. Daarnaast gaat de beleidstheorie uit van voldoende extramurale verzorgers voor de verschuiving van de zorg. In de praktijk zijn er echter te weinig extramurale verzorgers om de verschuiving op te vangen (Nederlandse Zorgautoriteit, 2012). In de beleidstheorie is rekening gehouden met de invoeringstijd, toch gaat de gefaseerde invoering te snel voor verschillende stakeholders. Woningcorporaties hebben bijvoorbeeld een uitdaging op tijd voldoende levensbestendige woningen voor ouderen te creëren. Daarnaast wordt er vanuit gegaan dat
9
gemeenten de toename in taken aan kunnen. Gemeenten zijn echter niet ingericht op de toename in aanvragen voor Wmo voorzieningen (Wmokantoor, 2013). Een mogelijk neveneffect van het beleid is de omzetderving van intramurale zorgaanbieders. Zij kunnen mogelijk niet voldoende extramurale zorg leveren om hun omzet gelijk te houden (Nederlandse Zorgautoriteit, 2012). De zorgkosten zullen naar verwachting niet snel dalen vanwege de kosten die deze zorgaanbieders hebben (Nederlandse Zorgautoriteit, 2012). Doordat de vraag naar extramurale zorg toeneemt zal er zelfs sprake zijn van stijgende zorgprijzen op korte termijn en minder toegankelijkheid van de zorg (Nederlandse Zorgautoriteit, 2012). Met betrekking tot de kostenbesparing kan worden gesteld dat deze slechts beperkt plaats zal vinden. Er is eerder sprake van een verschuiving. De afname in intramurale zorgkosten, vergoed vanuit de AWBZ, leidt tot een kostenbesparing. Naast de stijgende prijzen voor extramurale zorg zal er echter meer geld worden uitgegeven aan onder andere huurtoeslag en Wmo (Nederlandse Zorgautoriteit, 2012). 6. Conclusie 6.1 Conclusie In dit ex-ante onderzoek is getracht een antwoord te vinden op de volgende onderzoeksvraag: In hoeverre zal het extramuraliseren van ZZP 1-4 (VV) effectief zijn? De overheid wil middels het extramuraliseren van ZZP 1-4 kosten besparen binnen de zorg. Dit effect zal slechts matig optreden aangezien een verschuiving zal plaatsvinden in de middelen waarmee de zorgkosten vergoed worden. De overheid heeft naast kostenbesparing ook als doelstelling om de kwaliteit en toegankelijk van de zorg te waarborgen, echter is de toegankelijkheid in het gedrang door afschaffing van ZZP 1-4. Mensen die momenteel in verzorgingshuizen wonen zitten in onzekerheid aangezien ze niet weten of ze over een paar jaar nog steeds gebruik kunnen maken van dezelfde zorg. Daarnaast is er ook een groep ouderen die door de extramuralisering lastiger hulp zullen ontvangen aangezien ze geen indicatie meer krijgen voor een zorgzwaartepakket en geen sociale contacten hebben van wie ze mantelzorg kunnen ontvangen. Het beleid leidt tot veel neveneffecten, en daardoor kostenposten, waar van te voren geen rekening mee is gehouden. Ten eerste zal de maatregel leiden tot leegstand van verzorgingstehuizen en aanpassingen van ouderenwoningen. In het beleid wordt hier te weinig rekening mee gehouden, er wordt geen oplossing geboden voor deze problemen. Ten tweede zal met de verdwijning van de verzorgingshuizen een belangrijk sociaal component voor bewoners en omwoners wegvallen. Ten derde zal de werkdruk bij gemeentelokketten toenemen. Ouderen zullen meer gebruik maken van Wmo voorzieningen om langer thuis te kunnen blijven wonen. Ten vierde wordt er te weinig rekening gehouden met het sociale netwerk. De overheid veronderstelt dat het sociale netwerk zorgtaken op zich gaat nemen. Om deze zorg te kunnen leveren kan het zijn dat mensen werkuren moeten inleveren en de arbeidsproductiviteit afneemt.
10
Om de effectiviteit van het beleid te bepalen is gebruik gemaakt van evaluatiecriteria (Van Heffen,
2003).
Als
eerste
kan
worden
geconcludeerd
dat
beleid
voldoet
aan
de
wetenschapstheoretische criteria. Wat betreft de implementaire criteria zijn er wel enkele kritiekpunten. Ten eerste lijkt in de beleidstheorie niet alles manipuleerbaar te zijn, zoals de betrokkenheid van de samenleving. Ten tweede is het niet duidelijk of de extramurale zorg voor ZZP 3 en 4 probleemloos in de thuissituatie kan worden geboden. Vervolgens is er gekeken naar de strategische criteria. Er is een discrepantie tussen de zorg volgens de randvoorwaarden van beleidstheorie en de daadwerkelijk randvoorwaarden. De beleidstheorie houdt bijvoorbeeld te weinig rekening met het feit dat er te weinig extramurale verzorgers zijn. Hiernaast gaat de gefaseerde afschaffing van ZZP 1-4 nog te snel voor sommige stakeholders. Samenvattend zal het extramuraliseren van ZZP 1-4 weinig effectief zijn. De kwaliteit en toegankelijkheid worden niet gewaarborgd. Daarnaast is er nauwelijks sprake van een kostenbesparing, eerder van een kostenverschuiving. 6.2 Aanbeveling Het advies is het oude ZZP systeem herstellen, maar de bekostiging anders verzorgen; laat mensen met indicaties voor ZZP 1-4 zelf voor een groot deel hun intramurale zorg betalen. Hierdoor worden een aantal van de te verwachten neveneffecten ondervangen, komt de kwaliteit van de zorg niet in het gedrang en is er wel sprake van een kostenbesparing. Mogelijk levert dit netto gezien zelfs meer op voor de overheid. Echter, de toegankelijkheid blijft wel een risicofactor, niet iedereen is in staat om de intramurale zorg voor een groot deel zelf te betalen. Om de toegankelijkheid te waarborgen kan er een inkomensafhankelijke eigen bijdrage aan de intramurale zorg ingevoerd worden. Het extramuraliseren van de ZZP’s is echter al vanaf januari 2013 ingevoerd, daarom zal er ook een aanbeveling worden gedaan waarbij het huidige beleid kan worden behouden. De aanbeveling luidt dat de verzorgingshuizen veranderen in een woningcorporatie. Hierdoor kunnen de kamers los worden verhuurd, waardoor ouderen hier zelfstandig kunnen wonen. Doordat de ouderen zelf de huur betalen is er sprake van kostenbesparing. Ouderen wonen ‘thuis’ in hun eigen appartement, ze zorgen zoveel mogelijk voor zichzelf. Waar nodig kunnen ze aanspraak maken op Wmo voorzieningen, zoals huishoudelijke hulp. Doordat de ouderen op een centrale plek wonen wordt er winst behaald in de reistijd en –kosten van de extramurale verzorgers. Bovendien is de zorg toegankelijker doordat de ouderen makkelijker in contact komen met de zorgverleners. Belangrijke winst van dit beleid is dat de voormalige ZZP 3 en 4 wel in deze omgeving kunnen worden verzorgd. In deze gebouwen zijn reeds meer aanpassingen aanwezig die de woning hiervoor geschikt maakt. Zo wordt de kwaliteit van de zorg gewaarborgd. Een positief neveneffect van de beleidsaanbeveling is de sociale controle die ontstaat binnen deze nieuwe woonvorm. Ouderen zijn minder eenzaam dan in een ‘los’ huis doordat ze meer contact hebben en elkaar in de gaten kunnen houden. Op deze manier wordt het sociale aspect van de
11
vroegere verzorgingshuizen behouden. Het is gemakkelijker gezamenlijke activiteiten te organiseren doordat er reeds gemeenschappelijke ruimtes aanwezig zijn in het gebouw. Eventueel kan ter tegemoetkoming aan de huur van deze ruimten een kleine bijdrage worden gevraagd voor de activiteiten.
12
7. Literatuur Actiz (2013). Afschaffen zzp 3 uitgesteld, risico leegstand in verzorgingshuis blijft. Geraadpleegd op 23 september 2013, van http://www.actiz.nl/nieuwsberichten/ website/nieuws/afschaffen-zzp-3-uitgesteld-risico-leegstand-in-verzorgingshuis-blijft. Atriensis (2013). Extramuralisering in de zorg heeft grote gevolgen voor energiehuishouding. Geraadpleegd
op
23
september
2013,
van
http://atriensis.nl/nieuws/actueel/198/
extramuralisering_in_de_zorg_heeft_grote_gevolgen_voor_energiehuishouding. Engelen, Th. L. M. (2007). Vergrijzing in Nederland, 1899-2000. De historische wortels van een modern probleem. In O. W. A. Boonstra, P. K. Doorn, M. P. M. van Horik (red.), Twee eeuwen Nederland geteld. Onderzoek met de digitale Volks-, Beroeps- en Woningtellingen 1795-2001 (pp. 51-72). Den Haag: DANS. Eurostat (2013). Total fertility rate, 1960-2011 (live births per woman). Geraadpleegd op 2 oktober 2013, van http://epp.eurostat.ec.europa.eu/statistics_explained/index.php?title=File:Total_ fertility_rate,_1960-2011_(live_births_per_woman).png&filetimestamp=20130129121040. Heffen, O. van (2003). Beleidstheorieën uit de beleidspraktijk. In A. Hoogerwerf, & M. Herweijer (red.), Een inleiding in de beleidswetenschap (225-240). Alphen a/d Rijn: Kluwer. In voor zorg (2012). Extramuralisering lichte ZZP’s: VWS geeft uitleg. Geraadpleegd op 22 september
2013,
van
http://www.invoorzorg.nl/ivzweb/Overzichten-In-Voor-Zorg!/map-
interviews/Extramuralisering-lichte-ZZPs-VWS-geeft-uitleg.html Kenniscentrum wonen-zorg (2013). Sluiting dreigt voor het verzorgingshuis. Geraadpleegd op 26 september 2013 van http://www.kcwz.nl/dossiers/scheidenwonenenzorg/ sluiting_dreigt_voor_het_verzorgingshuis. Kenniscentrum wonen-zorg (2012). Extramuralisering kleedt dienstverlening verzorgingshuis uit. De impact van extramuralisering op de exploitatie van zorg- en dienstverlening in het verzorgingshuis.
Geraadpleegd
op
22
september
2013,
van
http://www.kcwz.nl/doc/scheiden_wonen_zorg/Artikel_Extramuraliseren_Van_Ginneken.pdf Kiers, B. (2012). Zelfredzaamheid. Geraadpleegd op 24 september 2013, van http://www.zorgvisie.nl/Huisvesting/Verdieping/2012/6/ZelfredzaamheidZVS014169W/. Ministerie Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2013). Kamerbrief over mantelzorg en langdurige zorg. Geraadpleegd op 1 oktober 2013, van http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/vws/documenten-enpublicaties/kamerstukken/2013/07/20/kamerbrief-over-mantelzorg-en-langdurige-zorg.html. Ministerie Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2012). Kamerbrief over het extramuraliseren van lichte zorgzwaartepakketten. Geraadpleegd op 25 september 2013, van http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/kamerstukken/2012/09/28/kamerbrief-over-het-extramuraliseren-van-lichte-
13
zorgzwaartepakketten.html Nederlandse zorgautoriteit (2012). Advies: Scheiden van wonen en zorg in de AWBZ. Extramuraliseren ZZP’s. Geraadpleegd op 26 september 2013, van http://www.nza.nl/ 104107/139830/465987/Advies-Scheiden-van-Wonen-en-Zorg-in-de-AWBZ.pdf. Nieuwsuur (2013). Help het bejaardenhuis gaat dicht. Geraadpleegd op 26 september 2013 van http://nieuwsuur.nl/onderwerp/476269-help-het-bejaardenhuis-gaat-dicht.html Nimwegen, N. van, & Praag, C. van (2012). Een andere kijk op vergrijzing. Demos, 28, 1-3. Overheid (2012). Regeling zorgaanspraken AWBZ. Geraadpleegd op 24 september 2013, van http://wetten.overheid.nl/BWBR0014855/geldigheidsdatum_09-01-2012#Bijlage2. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (2013). Wat is gezondheidszorg? Geraadpleegd op 24 september 2013. Rijksoverheid (2013). Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Geraadpleegd op 23 september 2013, van http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/algemene-wetbijzondere-ziektekosten-awbz/vraag-en-antwoord/wat-is-een-zorgzwaartepakketzzp.html. Rijksoverheid (2013). Ontwikkelingen in de AWBZ. Geraadpleegd op 23 september 2013, van http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/algemene-wet-bijzondere-ziektekostenawbz/ontwikkelingen-in-de-awbz. Rijksoverheid (2013). Hervorming van de langdurige ondersteuning en zorg. Geraadpleegd op 23 september 2013, van http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/publicaties/2013/04/25/hervorming-van-de-langdurige-ondersteuning-enzorg.html. Rijksoverheid (2013). Mantelzorg. Geraadpleegd op 26 september 2013, van http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/mantelzorg/vraag-en-antwoord/wat-ismantelzorg.html. Sociaal en Cultureel Planbureau (2012). Countries compared on public performance. Geraadpleegd op 24 september 2013, van http://www.scp.nl/english/Publications/ Publications_by_year/Publications_2012/Countries_compared_on_public_ performance. Trimbos (2013). Maatschappelijke beroering over extramuralisering in de ouderenzorg. Geraadpleegd
op
26
september
2013
van
http://jaarverslag.trimbos.nl/wegwijzer-
ambulantisering/maatschappelijke-beroering-over-extramuralisering-in-de-ouderenzorg. Vereniging van Nederlandse Gemeenten (2012). Schrappen AWBZ-zorgzwaartepakketen overhaast
en
riskant.
Geraadpleegd
op
28
september
2013,
van
http://www.vng.nl/onderwerpenindex/maatschappelijke-ondersteuning/nieuws/schrappenawbz-zorgzwaartepakketten-overhaast-en-riskant. Wmokantoor (2013). Meicirculaire bereidt gemeenten financieel voor op nieuwe taken.
14
Geraadpleegd op 26 september 2013 van http://www.wmokantoor.blogspot.nl/. Zorgvisie (2013). Ouderen met lage zorgzwaarte uit verzorgingshuis gezet. Geraadpleegd op 26 september 2013 van http://www.zorgvisie.nl/Huisvesting/Nieuws/2013/6/Ouderen-metlage-zorgzwaarte-uit-verzorgingshuis-gezet
15