Het gezicht van extramuralisering Journaliste Antoinette Reerink in gesprek met ouderen, bestuurders en medewerkers in de sectoren wonen en zorg Maart 2013
[Geef tekst op]
Het gezicht van extramuralisering De overheid zet flink de vaart achter een al eerder ingezette trend, het extramuraliseren: ouderen langer zelfstandig laten wonen en niet zo snel als vroeger naar een verzorgings- of verpleeghuis laten verhuizen. Sinds 2013 komen mensen met een lichte zorgvraag niet meer in aanmerking voor een verblijf in een zorginstelling. Vanaf 2015 (ZZP VG 3 en GGZ 3) en 2016 (gedeeltelijk ZZP VV 4) moeten ook mensen met een zwaardere zorgvraag thuis blijven wonen. Het Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg ging begin 2013 op zoek naar de uitwerking van dit beleid in de praktijk. Hoe kijken zorgaanbieders, woningcorporaties, wetenschappers en gemeenten aan tegen deze maatregelen en wie zijn eigenlijk de hulpbehoevende mensen die dit raakt? Journaliste Antoinette Reerink reisde het land door en sprak zowel met ouderen als met bestuurders en medewerkers in de sectoren wonen en zorg voor haar in de artikelenserie ‘Het gezicht van extramuralisering’.
Artikelen 1. 'Ik zou me buiten het verzorgingshuis geen raad meer weten' Het verhaal van de bewoners van verzorgingshuis De Koperhorst in Amersfoort 2. 'Dronter woonservicegebied voorbeeld voor Nederland' Interview met initiatiefnemers en onderzoekers woonservicegebied Dronten 3. 'De overheid doet alsof mensen met een lichte zorgvraag niet meer bestaan' Interview met Harry Rietveld directeur-bestuurder van woningcorporatie SOR 4. 'Verzorgingshuis weg, hele dorp gedupeerd' Interview met Gerard Schoep, directeur-bestuurder van Zorgcentra Zuidwest Drenthe 5. 'Woningverhuur hoeft voor zorgverlener niet lastig te zijn' Interview met Hans Arnoldy, bestuursvoorzitter van zorgorganisatie Livio 6. VNG wil af van Ciz en compensatiebeginsel Wmo Interview met Erik Dannenberg, voorzitter commissie Gezondheid en Welzijn VNG 7. Buurtzorg vol vertrouwen over hervorming AWBZ Interview met Jos de Blok van Buurtzorg 8. Verzorgingshuis Hoppesteyn is nu 'VPT-huis' Interview met Ronald Hugers, locatiemanager verzorgingshuis Hoppesteyn
www.kcwz.nl
“Ik zou me buiten het verzorgingshuis geen raad meer weten” Door Antoinette Reerink Het kabinet wil ouderen met relatief lichte beperkingen buiten verzorgings- en verpleeghuizen houden. Daarbij wordt gekeken naar de hoeveelheid zorg waarop men recht heeft, wat tot uiting komt in hun zogeheten zorgzwaartepakketten (zzp). Ouderen met de zorgzwaartepakketten 1, 2, 3 en 4 zullen zich in de toekomst moeten redden in een zelfstandige woning, buiten de zorginstelling. Alleen mensen met een hoger zorgzwaartepakket kunnen straks nog naar een verzorgings- of verpleeghuis.
Wat betekenen de zorgzwaartepakketten in de praktijk en welke mensen gaan daar achter schuil? Hieronder vertellen ouderen hun verhalen over de zorg die zij nodig hebben, wat zij zelf nog kunnen en wat niet meer. Hun verzorgers en verpleegkundigen zeggen wat zij denken dat deze ouderen nodig hebben als zij zelfstandig zouden moeten wonen. Alle beschreven ouderen wonen nu in het verzorgingshuis De Koperhorst in Amersfoort en zij kunnen daar ook blijven wonen, maar mensen met vergelijkbare beperkingen die voor het eerst een indicatie zzp 1, 2, 3 of 4 krijgen, komen straks niet meer voor een zorginstelling in aanmerking. Het personeel van de Koperhorst denkt dat een groot aantal ouderen het thuis misschien nog wel zou redden, mits zij in een veilige omgeving wonen, gepaste hulp krijgen en toegang hebben tot de nodige voorzieningen. Maar mensen met zzp 4 alleen laten wonen, dat vinden medewerkers van de Koperhorst echt “een hachelijke zaak”. Meneer De Winter (89) noemt zich een “ras eigen keientrekker” als hem gevraagd wordt of hij uit Amersfoort komt. Hij deed in zijn jonge jaren een opleiding om etaleur te worden, maar na de oorlog was daar geen werk in te vinden. Daarom ging hij aan de slag als autospuiter en kelner. Dat deed hij tot zijn zevenenvijftigste met plezier. Op die leeftijd kreeg hij een hartinfarct. Het werken ging niet meer. Sindsdien moest hij zeventien operaties ondergaan: van een open hart operatie en een verwijdering van zijn blinde darm tot een www.kcwz.nl
oogoperatie vanwege staar. Geestelijk is hij daardoor iets achteruit gegaan, zegt hij zelf en zijn gehoor is ook niet meer helemaal wat het was. Hij heeft nu zorgzwaartepakket 1. In 1996 kwam de heer De Winter naar de Koperhorst. Dat was eigenlijk vanwege zijn vrouw. Zij leed aan longfibrose, ze had chronisch zuurstofgebrek waarvoor ze permanent aan de zuurstoffles zat. Koken mocht ze niet meer en hij kon dat ook niet omdat hij net was geopereerd. “Daarom zijn we naar de Koperhorst gegaan”, vertelt meneer De Winter. In 1998 overleed zijn vrouw. Ook zijn zoon verloor hij, aan kanker. Zijn oudste zoon leeft nog wel. Hij komt regelmatig langs, net als zijn zeven kleinkinderen. “Ik ben langzaam achteruit gegaan”, zegt De Winter, “maar ik ben een doorzetter. Ik heb een elektrische rolstoel maar die gebruik ik zo weinig mogelijk. Je moet aan de gang blijven, anders is het gauw gebeurd. Ik probeer zoveel mogelijk zelf te doen. Douchen kan ik bijvoorbeeld gewoon nog in mijn eentje.” Hij krijgt alleen hulp bij het verschonen van zijn bed en het opmaken. Ook wordt zijn appartement door een hulp schoongehouden. “Dat kan ik allemaal niet. Het lopen gaat moeilijk en ook bukken is een foute boel. Dan krijg ik het in mijn rug.” De Winter zegt meerdere keren dat hij het “geweldig” heeft in de Koperhorst. “Ze komen hier elke dag langs om te vragen wat ze voor me kunnen doen. Dan brengen ze bijvoorbeeld mijn flessen weg. Je krijgt goed te eten en drinken, geen diepvriesgedoe. Ik hoef maar te piepen en ze komen. Het is hier grandioos.” Zelf koken en boodschappen doen? De Winter denkt dat hij het echt niet meer zou kunnen. Een bevriend echtpaar doet nu boodschappen voor hem als hij iets nodig heeft. Wel heeft hij nog een auto, daar kan hij eindjes mee rijden. “Met de rollator loop ik ook nog kleine stukjes, binnenshuis. Naar het toilet bijvoorbeeld, maar als de afstand te groot wordt, durf ik niet meer. Een paar weken geleden lag ik hier plots in de gang, gewoon in elkaar gezakt. Nee, ik had niet graag thuis gewoond. Hier voel ik me veel veiliger.” Meneer De Winter is een van de betere bewoners van de Koperhorst. Hij zou volgens het personeel nog wel in staat zijn zelfstandig te wonen. Maar thuis zou hij wel sociale contacten missen en zich minder veilig voelen. Als in zijn buurt een winkeltje zou zijn, zou hij zich waarschijnlijk nog goed kunnen redden thuis. De Winter wil er liever niet aan denken en is blij dat hij tijdig naar het verzorgingshuis is gegaan. “Ik leef hier als een God in Frankrijk.” Mevrouw Noll-Van Stokkom (82) komt over als een opgewekte vrouw die zich niet gauw laat kisten. Dat lijkt ze te hebben geleerd door de vele tegenslagen in haar leven. Ze ontvangt www.kcwz.nl
haar bezoek in haar rolstoel en valt meteen met de deur in huis. “Ik kan nog heel veel doen. Daar ben ik erg dankbaar voor. God zegene mij dat mijn geheugen nog goed is.” Mevrouw Noll heeft zorgzwaartepakket (zzp) 1, maar er is voor haar zzp 2 aangevraagd. Haar probleem zit in haar beide voeten. Als kleuter onderging ze in haar geboorteland Indonesië een operatie aan haar voeten, om de gevolgen van polio te verhelpen, maar die ingreep mislukte. Haar hele verdere leven bleef zij slecht ter been, maar fietsen kon ze wel. In 1950 kwam mevrouw Noll met haar familie en man naar Nederland. Haar echtgenoot stierf een paar jaar daarna en liet haar alleen achter met vier zoons en een dochter. Inmiddels heeft zij vele klein- en achterkleinkinderen, maar heel vaak ziet zij die niet. Ondanks haar handicap heeft mevrouw Noll nog best lang zelfstandig kunnen wonen. Voor haar verhuizing naar het verzorgingshuis, in 2003, woonde ze vlak bij de Koperhorst, in een woning op de begane grond. Ze had alleen iemand die haar af en toe in het huishouden hielp. Haar eten kookte ze zelf. “Totdat mijn knieën het begaven en ik niet meer kon lopen”, vertelt zij. “Ik had altijd gezegd: als ik in een rolstoel verder moet, ga ik naar de Koperhorst.” Nu krijgt ze een keer per week hulp bij het schoonmaken van haar kamers in het verzorgingshuis. Ze heeft geen hulp nodig bij het uit bed komen en erin gaan, maar eens in de week komt er wel iemand om haar te douchen. “Wassen kan ik zelf”, zegt ze er snel bij. “Even kan ik op mijn benen staan, maar niet lang. Naar de wc gaan, kan ik ook zelf.” Veel geeft mevrouw Noll niet om de activiteiten die de Koperhorst organiseert. De dagelijkse warme maaltijd van het huis eet ze boven op haar kamer. Wel heeft ze veel contact met haar buurvrouw die bij haar op de gang woont. Door haar is ze niet eenzaam. Drie keer per dag krijgen de bewoners thee of koffie aan huis, en soms drinkt mevrouw Noll die met haar buurvrouw op. “Dan lachen we veel.” Sinds vorig jaar stapt ze niet meer zo makkelijk in een auto, maar als het mooi weer is, gaat ze nog wel eens naar de winkels in haar “wagentje”. Dan maakt ze met haar buurvrouw ook nog wel een wandelingetje in de rolstoel. “Gelukkig kan mijn buurvrouw wel nog lopen. Ja, het is best wel zuur dat ik niet méér kan doen. Ik was altijd heel ondernemend. Maar stuntjes durf ik niet langer uit te halen. Ook al kan ik af en toe nog best ondeugend zijn.” Hoofdzuster Ada van de Veen zegt dat mevrouw Noll vergeten is te vertellen dat ze ook nog artrose heeft en in het verleden een herseninfarct heeft gehad. Daar heeft ze www.kcwz.nl
geheugenproblemen aan overgehouden. Soms kan ze erg onzeker zijn. Mevrouw Noll zou volgens het personeel angstig worden als zij alleen zou wonen. Haar medicijnen bijvoorbeeld moet iemand voor haar beheren. Als dingen anders lopen dan zij gewend is, raakt mevrouw Noll van slag en kan zelfs boos worden. Dan helpt een praatje op de gang of bij de receptie. Ze heeft structuur en bevestiging nodig en dat kan de Koperhost haar bieden. Thuis zou ze begeleiding nodig hebben, bijvoorbeeld bij het koken. Een magnetron zou ze niet meer zelf kunnen bedienen. Mevrouw Epskamp (80) heeft alle soorten dokters wel gehad, zegt ze. Drie jaar geleden verhuisde ze van een ‘bejaardenwoning’ naar de Koperhorst omdat het lopen heel slecht ging, zegt ze zelf. Ze heeft zorgzwaartepakket 2. Ze lijdt aan diabetes mellitus 2, heeft in het verleden meerdere tia’s en bypasses gehad en is geregeld gedotterd. “Oh, ik heb zoveel gehad. En vrijdag was ik weer in het ziekenhuis voor mijn nieren. Ja, van mijn lichaam klopt niets meer. Als je eenmaal in het ziekenhuis bent, komen ze van alles tegen.” Ondanks alle gezondheidsproblemen is haar verlangen naar sigaretten niet verminderd. De eerste man van mevrouw Epskamp stierf toen ze 34 was, haar tweede man overleed zeven jaar geleden. Toen moest ze alles zelf doen, van boodschappen tot het vuilnis wegbrengen. Dat lukte haast niet meer, vanwege haar benen. Ze vond het destijds heel erg dat ze haar “huisje” uit moest, maar nu is ze blij in het verzorgingshuis. “Ik zou me in mijn vorige huis geen raad meer weten”, zegt ze eerst resoluut, maar dan begint ze toch te twijfelen. “Als ze daar alles voor me hadden willen doen, had ik daar natuurlijk best graag willen blijven. Maar dan had men het hele huishouden en alle boodschappen voor mij moeten doen.” Mevrouw Epskamp vertelt dat ze altijd “erg op zichzelf is geweest”. Ze eet alleen op haar kamer. Van de zes kinderen die ze heeft, komen slechts de twee jongsten regelmatig. Dat vindt ze jammer. “Mijn kinderen denken: ‘ze heeft het wel best in het verzorgingshuis. Ze hoeft maar op een knopje te drukken en er komt iemand helpen.’ Gelukkig ben ik niet afhankelijk van ze. Ik ben blij dat ik hier woon en mijn kinderen zullen ook wel tevreden zijn. Nu zijn ze overal van af.”
www.kcwz.nl
Mevrouw Epskamp heeft geen rolstoel, alleen een “onmisbare” rollator. Ze heeft geen lichamelijke verzorging nodig, wel begeleiding voor haar diabetes. “De laatste tijd ben ik wel wat angstig omdat ik niet lang geleden een beroerte heb gehad. Toen was ik helemaal weg. Ik ben een tijd bang geweest dat die beroerte terug zou komen en dorstte niet alleen te douchen, maar het personeel heeft me toen twee keer geholpen en nu doe ik het weer alleen. Ik probeer zoveel mogelijk zelf te doen. Ach, ik kan me redelijk redden.” Medewerkers van de Koperhorst vertellen dat mevrouw Epskamp snel zenuwachtig kan zijn en een inprentingsstoornis heeft. Wat haar wordt verteld, blijft niet altijd hangen. Ze leed vroeger zelfs aan straatvrees en was thuis zo angstig dat ze naar het verzorgingshuis moest. In de Koperhorst is zij opgeknapt omdat ze de straat niet meer op hoeft. Als ze zelfstandig zou wonen, is de kans groot dat haar fobie weer terugkomt. Van Mevrouw Van Essen (97) zou je niet zeggen dat ze al bijna honderd is. In een legging en op sokken hupt ze door haar appartement. Ze is ook rap van tong. Wel is ze bijna blind. Door haar oogaandoening (macula) moest ze zes jaar geleden van een seniorenflat verhuizen naar het verzorgingshuis. De slijtage van haar ogen begon een jaar of tien geleden en werd geleidelijk erger. Nu kan mevrouw Van Essen niet meer lezen, geen tv meer kijken en ook geen gezichten meer onderscheiden. Verder is ze “redelijk goed”. Ze heeft zorgzwaartepakket 3. Het besluit om naar het verzorgingshuis te gaan vond ze niet moeilijk. “Ik zie het allemaal niet zo zwaar in. Ik kon me zelf nog wel redden, maar ik verhuisde uit voorzorg. Mijn kinderen waarschuwden dat als ik zou wachten tot ik helemaal blind was, ik naar het blindeninstituut moest. Dat wilde ik echt niet.” Haar man, van wie ze een zoon en een dochter kreeg, is 27 jaar geleden overleden. Mevrouw Van Essen heeft geluk met haar zoon. Die woont in Nijkerk en is gepensioneerd. Elke ochtend komt hij langs om zijn moeder te wassen. “Ik vond dat eerst wel gênant, maar toen zei hij: je hebt mij toch ook onder de douche gezet tot mijn veertiende? Nu vind ik het wel fijn. Zonder hem zou ik maar twee keer in de week een douchebeurt krijgen.” De Koperhorst is blij met de hulp van buiten. Dat is overigens niet altijd zo. Als familieleden willen helpen omdat ze ontevreden zijn over het personeel, wordt de hulp niet op prijs gesteld. Maar in dit geval wil de zoon van mevrouw Van Essen helpen omdat hij haar thuis www.kcwz.nl
ook altijd hielp. Een voortzetting van oude gebruiken wordt in De Koperhorst graag gefaciliteerd. Deze week is de zoon van mevrouw Van Essen op vakantie. Ze merkt dat ze nu soms geen zin heeft haar bed uit te komen, maar dan vermand ze zich. “Ik kan nog heel veel zelf. Vandaag heb ik me helemaal alleen gewassen en aangekleed. Ook boodschapjes doe ik af en toe nog zelf. Wel krijg ik hulp in het huishouden.” Ze vertelt dat ze onlangs is overgegaan van zzp2 naar zzp 3, maar dat ze nog geen extra hulp heeft gekregen. Als het aan mevrouw Van Essen ligt, wordt zij zeker honderd. “ Ik beleef nog plezier aan van alles”, zegt ze. “Ik was drie jaar geleden nog de koningin van het dansen. Al die oude mannen vonden mij wel leuk. Ik heb een vlot praatje, ben ad rem en hou van moppen. Nu durf ik helaas niet meer te dansen, maar ik moet je zeggen dat mijn benen nog jeuken.” Hoofdzuster Ada van de Veen vertelt dat mevrouw Van Essen zeker niet meer thuis zou kunnen koken, boodschappen doen gaat door haar blindheid ook haast niet meer Als ze zelfstandig zou wonen, zou ze daar begeleiding bij nodig hebben. Misschien dat haar zoon die taak ook nog op zich zou kunnen nemen, maar dat dan blijft er voor hem weinig ruimte voor andere activiteiten. En of het plezierig is voor mevrouw Van Essen is de vraag. Ze is heel sociaal en gaat nu geregeld beneden met andere mensen koffie drinken. Die contacten zou ze dan waarschijnlijk moeten missen. Mevrouw Berghorst (96) zit met plastic schort in een grote bruine leren fauteuil aan de middaglunch. Voor haar stoel heeft het zorgpersoneel een plateau gezet waar haar warme maaltijd op staat. Behoedzaam brengt mevrouw Berghorst een lepel naar haar mond en als die leeg is, begint ze geanimeerd over haar komst naar het verzorgingshuis te vertellen. Ze weet nog precies wanneer ze naar de Koperhorst ging; het was 23 augustus 2003. Niet lang daarvoor was ze gevallen, ze had een gebroken pols en “alles deed zeer”. Ze kon een poos niet goed meer lopen. Haar man, die zijn hele leven als verpleger had gewerkt, was niet in staat om voor haar zorgen. Hij wilde ook niet met haar naar het verzorgingshuis. Zo scheidde het leven van het echtpaar zich. Na haar val tien jaar geleden, herstelde mevrouw Berghorst wel enigszins. Door oefeningen kon ze weer lopen met een rollator. Dat kan ze nu nog steeds, zij het erg moeizaam. Onlangs liep ze een zware longontsteking op en lag ze dagen verzwakt in bed. Inmiddels heeft ze zorgzwaartepakket 4 en draagt ze onder haar kleding een alarmsysteempje. “Ik heb een hele www.kcwz.nl
tijd alles nog zelf gedaan, maar nu krijg ik hulp om uit bed te komen en er in te gaan. Ook moet ik naar de wc worden gebracht. Als ik zou willen, zou ik nog wel zelf uit bed kunnen komen, maar er is altijd hulp voor me.” Ze benadrukt een paar keer hoe tevreden ze is. “Ik zou me schamen als ik ontevreden was.” Mevrouw Berghorst heeft één kind, een dochter die vaak langs komt, soms met haar man en de kleinkinderen. “Ze helpen me veel. Het gaat allemaal pico bello”, zegt ze monter. Ze is blij dat haar “hersenen altijd goed zijn gebleven”. In haar kamer hangen een paar zelf gemaakte schilderijtjes. Tekenen doet mevrouw Berghorst naar eigen zeggen nog graag. Maar buiten komt ze niet meer zo vaak. “ Ik zou wat meer naar buiten moeten gaan, maar soms heb je er geen zin in. Als het mooi weer is, gaat er wel weer iemand met me mee.” Haar lusteloosheid weet ze maar gedeeltelijk te verbergen. Ze zegt dat ze elke dag nog plezier beleeft, maar laat zich ook ontvallen dat ze het liefste in bed ligt. “Ik slaap heel veel nu, te veel.” Het personeel zegt dat ze sinds haar longontsteking moeilijk te motiveren is. Mevrouw Berghorst lijdt al langere tijd aan depressiviteit en heeft geregeld geheugenproblemen. Ze zou niet zelfstandig kunnen wonen, meent hoofdzuster Ada van de Veen. Ze heeft bij praktisch alles hulp nodig, behalve met eten. Maar als dat niet vlak voor haar neer wordt gezet, pakt ze het niet. Thuis zou ze in bed blijven liggen en mogelijk niet meer eten en drinken. Antoinette Reerink, 29 januari 2013
www.kcwz.nl
‘Dronter woonservicegebied voorbeeld voor Nederland’ Door Antoinette Reerink In Dronten worden ouderen goed bediend. Ze zijn tevreden over de zorg die ze krijgen, maar ze zijn vooral blij dat ze in deze noordelijke hoek van Flevoland relatief lang zelfstandig kunnen blijven wonen. Ze gaan langzamer achteruit dan veel senioren elders, omdat er om hen heen een goed geolied netwerk is gespannen. Dat is de verdienste van het zogeheten woonservicegebied in Dronten, zegt George de Kam, emeritus hoogleraar maatschappelijk ondernemen. Hij rondde een half jaar geleden een onderzoek af van de Radboud Universiteit Nijmegen naar tien woonservicegebieden in Nederland.
In de jaren negentig zijn de eerste woonservicegebieden ontstaan. Inmiddels zijn er meer dan tweehonderd van deze speciale zones in Nederland. Gemeenten, woningcorporaties, welzijnsorganisaties en zorgorganisaties werken intensief samen aan een veilig woon- en leefklimaat voor kwetsbare mensen, zoals ouderen. Veel van de 200 initiatieven stellen nog niet zo veel voor, ze bestaan vooral op papier. Maar niet in Dronten. Daar heeft het woonservicegebied concreet vorm gekregen. Twaalf jaar geleden nam de gemeente, samen met zorgaanbieder Coloriet en woningcorporatie OFW, het initiatief voor een woonservicegebied, genaamd Rond de Regenboog. Het gebied met een straal van zo’n 700 meter is, zoals de naam aangeeft, geconcentreerd rond het woonzorgcentrum De Regenboog van Coloriet. Deze zorgorganisatie is de voortrekker van het initiatief. Hier in Dronten ontlook al vroeg het streven om hulpbehoevende mensen zo veel mogelijk in hun eigen woning te verzorgen. Precies hetgeen het kabinet nu in hoog tempo in heel Nederland wil doorvoeren: het zogeheten extramuraliseren, waarbij mensen alleen nog aanspraak maken op zorg buiten de muren van een instelling, zoals thuiszorg. Alle huisvestingskosten moeten zij zelf betalen. Roel Faas is de trotse maar ook bescheiden locatiedirecteur van De Regenboog. Op de vraag of hij begin deze eeuw de actuele ontwikkelingen al zag aankomen, antwoordt hij: “Je kan ons een vooruitziende blik toedichten, maar voor ons was het pure noodzaak. Er was hier nauwelijks seniorenhuisvesting. Wij nemen mensen zónder complexe zorgbehoefte al helemaal niet op en laten zien dat dat heel goed kan. Dat is een succesverhaal voor heel
www.kcwz.nl
Nederland geworden. Ik zie het nieuwe kabinetsbeleid dan ook met vertrouwen tegemoet.” De infrastructuur van nieuw land loopt altijd achter bij de behoefte. De eerste bewoners van Flevoland arriveerden in 1962, toen er nog niets in de polder was. De nieuwkomers van toen - overwegend agrariërs - gaan nu een beroep doen op seniorenhuisvesting, maar daar is Flevoland niet rijk mee bedeeld. Het eerst volgende verzorgingshuis staat in Elburg of Lelystad, vertelt Faas in zijn werkkamer. De gemeente, Coloriet en OFW besloten in 2000 de kansen te benutten van de situatie destijds. Voor de huisvesting van senioren moest een inhaalslag gemaakt worden en de Regenboog stond aan de vooravond van een renovatie. Dat heeft geresulteerd in een woonzorgcentrum met 132 intramurale plaatsen. Hieronder vallen groepswoningen voor ouderen met dementie en een multifunctioneel dienstencentrum voor de wijk, inclusief een overdekt wijkplein met restaurant. In de 120 aanleunwoningen naast De Regenboog kunnen zowel mensen mét als zonder indicatie voor intramuraal verblijf terecht. Op directe loopafstand van De Regenboog is het wit-lichtblauwe wooncomplex De Woonark in de vorm van een schip verrezen. Hierin zijn 82 zelfstandige appartementen gebouwd voor ouderen en gehandicapten, met een denksportcentrum op de begane grond. Een derde van de bewoners van de Woonark krijgt zware zorg, een derde lichte en een derde is niet zorgbehoevend. De Woonark is via een overdekte luchtbrug verbonden met De Regenboog. Omdat er ook veel fitte mensen wonen, die het een geruststellende gedachte vinden dat ze later op deze plek zorg kunnen krijgen, helpen bewoners elkaar veel. Dat draagt bij aan de gemeenschapszin en een goede sfeer. Professor De Kam vindt Dronten een goed voorbeeld hoe een woonservicegebied ingericht kan worden. Er zijn bijna 14.000 mensen gehuisvest, waarvan 1.630 zelfstandig wonende 70plussers. Slechts één op de 150 ouderen zit er in een verzorgings- of verpleeghuis, terwijl die verhouding in het woonservicegebied De Bilt-West bijvoorbeeld, dat ook goed staat aangeschreven, 1 op de 12 is. “Coloriet heeft zich heel erg ingespannen zorg aan huis te brengen”, zegt De Kam. “Dronten heeft bijna geen intramurale plaatsen en doet het voortreffelijk. De extramuralisering is er heel ver doorgevoerd. Dat is misschien wel de toekomst voor Nederland.”
www.kcwz.nl
Een enquête onder senioren en andere betrokkenen diende als basis voor het ontwerp van het woonservicegebied. Daaruit bleek dat ouderen twee dingen heel belangrijk vinden. Zij willen andere mensen ontmoeten en zoeken veiligheid, vertelt Faas. Met die twee aspecten, ontmoeting en veiligheid, wordt voortdurend rekening gehouden. “Wij waren aanvankelijk van plan een boodschappenservice op te zetten, maar die bleek helemaal niet gewenst”, legt locatiedirecteur Faas uit. “Ouderen vinden het fijn hun boodschappen zelf te doen, dan komen ze andere mensen tegen. Wel vinden ze het prettig als de tassen bij hun woning worden afgeleverd.” Ook evenementen brengen ontmoetingen tot stand. Daarom werkt De Regenboog samen met het algemeen sociaal culturele centrum de Meerpaal, nu partner van de initiatiefnemers van het woonservicegebied. De Meerpaal staat in het (winkel)centrum van Dronten, een halve kilometer verderop. De Regenboog en De Meerpaal proberen hun activiteiten op elkaar af te stemmen, maar Faas voelt ook een zekere ‘concurrentie’ van de Meerpaal. De Regenboog wil dat evenementen zorgen voor een ‘bruisend wijkplein’ in het woonzorgcomplex. De meeste ouderen aarzelen echter om er naar toe te gaan omdat het toch doet denken aan het klassieke bingoën in het bejaardenhuis. “Daar ga je pas heen als je oud bent”, zeggen veel senioren. Naast een levendige omgeving is veiligheid cruciaal. Faas: “Als je ouderen de zekerheid kan bieden dat er altijd zorg op afroep beschikbaar is, dus ook ’s nachts, dan geeft hen dat het vertrouwen om thuis te blijven wonen. Bij ons is de responstijd maximaal een kwartier. We bieden bovendien een samenhangend pakket van zorg en diensten. Daar zijn we best trots op.” Uit het onderzoek onder leiding van professor De Kam naar de effecten van woonservicegebieden in Nederland bleek dat ouderen er minder snel achteruit gaan en langer zelfstandig blijven wonen dan ouderen in een ‘gewone’ wijk. Ze functioneren er beter omdat ze er aandacht krijgen van elkaar en gekend worden door professionals en hun sociale omgeving. Woonservicegebieden doen dus waar ze voor zijn bedoeld: ouderen zo lang mogelijk zelfstandig laten wonen. Inzoomend op Dronten, constateren de onderzoekers dat de zorg voor ouderen er beter is geregeld dan in vergelijkbare gemeenten. Ouderen wonen in Dronten langer thuis. Volgens Faas komt dat omdat in Dronten heel bewust eerst naar versterking van de eigen regie en www.kcwz.nl
het netwerk van ouderen wordt gekeken en pas daarna professionele hulp wordt overwogen. De initiatiefnemers van het woonservicegebied kijken scherp naar de ‘vraag achter de vraag’ en niet zozeer naar bestaande ‘rechten’ en ‘voorzieningen’. Het woonservicegebied is daar een goed vehikel voor omdat het zo geconstrueerd is dat het maatwerk kan bieden. Als iemand zijn welbevinden op peil kan houden, stelt hij de vraag naar zorg uit, ervaart Faas. Het is door de onderzoekers van de Radboud Universiteit niet precies uitgezocht, maar zij vermoeden het ook. Faas vertelt over een echtpaar met wie het prima ging vanwege de ondersteuning van hun dochter. Die dochter ging twee weken op vakantie waardoor het snel minder goed ging met haar ouders. Na contact met de gemeente, kreeg het echtpaar uiteindelijk een scootmobiel, maar uiteindelijk bleek dat ze daar helemaal niet op zaten te wachten. Ze hadden in de vakantie alleen twee keer een ritje naar het centrum gewild. Ter illustratie geeft de directeur van De Regenboog ook het voorbeeld van iemand die goed woonde maar zijn tuin niet kon onderhouden en daardoor zijn huis dreigde te verlaten. “Wij hebben verhuizing ontraden en bieden nu hulp bij het tuinonderhoud aan. Ik geloof echt dat een investeringen in welzijn de zorgvraag vermindert.” Daar kleeft wel een lastig probleem aan, vertellen zowel Faas als De Kam. De investeerder in welzijn en aangepaste woningen, meestal de gemeente, profiteert niet van zijn inspanningen. Het is de zorgverzekeraar die incasseert. Die hoeft immers minder zorg te vergoeden. Volgens Faas is dat probleem alleen te ondervangen als behalve de huishoudelijke hulp, ook de begeleiding en persoonlijke verzorging van ouderen bij gemeenten worden ondergebracht. Oftewel, als nog meer AWBZ-zorg naar de Wmo gaat. Dan voelen gemeenten de opbrengst van investeringen in welzijn van ouderen ook in hun eigen portemonnee. De Kam zou het wel een goed idee vinden als zorgverzekeraars aan investeerders, zoals de gemeente Dronten, een zekere vergoeding zouden geven. “Want zoals het nu gaat, zien wethouders de extramuralisering met gemengde gevoelens tegemoet”, constateert De Kam. Dronten laat zien dat het woonservicegebied een grote aantrekkingskracht op ouderen heeft. Bij de laatste telling stonden er maar liefst 600 mensen op de wachtlijst. De Kam ziet hierin het bewijs van een succesformule, maar tegelijkertijd ook een risico. “Sommige ouderen voelen zich genoodzaakt naar het woonservicegebied te verhuizen omdat de hulp daar zo goed is en elders wordt verwaarloosd.”
www.kcwz.nl
Die exclusiviteit wijst De Kam af, want die zou mensen noodzaken hun eigen omgeving en sociaal netwerk te verlaten, precies tegengesteld aan wat beleidsmakers beogen. Het viel de onderzoekers bovendien op dat nieuwkomers in het woonservicegebied Dronten niet zo makkelijk aansluiting bij de buurt vinden. De Kam zou het liefst zien dat er een landelijk dekkend netwerk van woonservicegebieden zou zijn. Ook is er wel wat kritiek op de samenwerking met andere zorgverleners. Zorgaanbieder Icare is geen partner van het woonservicegebied en maakt dus ook geen deel uit van het zogeheten integrale wijkzorgteam, omdat organisatiebelangen dat belemmeren – elke organisatie wil zelf zo veel mogelijk klanten. De relatie met huisartsen is bovendien zwak. Er is volgens De Kam nog geen woonservicegebied dat alles 100 procent in orde heeft, en daar moeten ook geen blauwdrukken voor worden ontwikkeld, want elke regio heeft zijn eigen problemen en kansen. Wel is duidelijk welke bouwstenen nodig zijn voor een goed functionerend woonservicegebied: aangepaste woningen, een goede afstemming tussen zorg en welzijn en tenslotte een stevig netwerk om ouderen heen. Faas zegt dan ook dat hij de afgelopen jaren veel heeft geleerd. Hoe tevreden hij ook is, sommige dingen zou hij toch anders doen. Het stempel van de zorgaanbieder is hier te duidelijk zichtbaar. “Je wilt geen aparte zorgentiteit zijn, maar zo wordt het wel gevoeld. Ja, De Regenboog is en blijft een zorginstelling.” De hoofdingang van De Regenboog is daar een toonbeeld van. “Die ademt te veel een zorgsfeer”, vindt Faas. “Voordat je bij het restaurant komt, moet je langs een servicebalie met een medeweker die vraagt wat je komt doen. Dat werpt een drempel op voor de toegang naar het restaurant. Dat zou ik nu zeker anders doen. “ Hij heeft ook een dubbel gevoel over de regierol die zijn eigen organisatie zo nadrukkelijk op zich heeft genomen. “Eigenlijk hoort die regie bij de gemeente te liggen. Wij zijn altijd heel erg enthousiast geweest over het concept en bereid er veel energie in te steken. Daardoor lijkt het dat de gemeente en de woningcorporatie wat achterover leunden. Liever had ik meer met hen gedeeld.”
www.kcwz.nl
Volgens De Kam is het woonservicegebied beslist geen achterhaald concept. “Het kan heel veel betekenen nu het kabinet vaart zet achter het scheiden van wonen en zorg en extramuralisering”, zegt hij. “In Nederland zou het aantal woonservicegebieden uitgebreid moeten worden, dat helpt als mensen straks geen indicatie meer krijgen voor een verzorgings- of verpleeghuis. In principe is dit een deel van de oplossing.” Een kritische kanttekening wil Faas hierbij nog wel plaatsen. “Op een gegeven moment bereik je een grens en moet je je afvragen hoeveel het kost om zorg bij mensen thuis te brengen. Misschien blijkt het dan toch goedkoper om mensen binnen een instelling te helpen. Die moeilijke discussie zullen we op een gegeven moment zeker nog krijgen.”
Antoinette Reerink, 7 februari 2013
www.kcwz.nl
‘De overheid doet alsof mensen met een lichte zorgvraag niet meer bestaan’ Door Antoinette Reerink Nederland heeft een groot tekort aan aangepaste woningen voor ouderen. Dat stelt Harry Rietveld, directeur-bestuurder van woningcorporatie SOR. Wie een dag met hem meeloopt, krijgt in korte tijd een levendig beeld van de ontwikkeling van de seniorenhuisvesting, inclusief de ingrijpende veranderingen die aanstaande zijn. Als de kabinetsmaatregelen ter sprake komen die de toegang tot verzorgings- en verpleeghuizen beperken, is zijn boodschap helder: “Natuurlijk is extramuraliseren een goede trend maar doe het langzamer, zodat we voldoende geschikte seniorenwoningen kunnen bouwen. Anders gebeuren er ongelukken.”
In Rietveld (59) trad 27 jaar geleden aan als hoogste man van SOR en bracht er het aantal woningen, bedrijfsruimten en verzorgingsplaatsen van 1.000 naar 8.000. SOR is met 65 gebouwen en een jaarlijkse huuropbrengst van 65 miljoen euro een van de drie grootste corporaties in ons land die zich louter richten op 55-plussers. Anders dan Woonzorg Nederland en Habion, werkt SOR niet landelijk maar alleen in de regio Rotterdam en de Hoeksche Waard. Ferme uitspraken schuwt Rietveld niet. Zoals: “Vóór 2020 moeten we in Nederland de helft van alle verzorgingshuizen sluiten.” En: “Ik hoop dat er binnenkort ophef ontstaat over de sluiting van een verzorgingshuis, want mensen hebben geen idee wat er allemaal staat te gebeuren.” Om zijn verhaal kracht bij te zetten, rakelt Rietveld uit het hoofd indrukwekkende cijfers van het ministerie van VWS op. Bijvoorbeeld dat sinds 1980 het aantal 80-plussers meer dan verdubbeld is (tot 648.000) terwijl de het aantal plaatsen in verzorgings- en verpleeghuizen met een vijfde afnam (tot 158.000). Met andere woorden: Nederland mag dan nog steeds doorgaan voor kampioen intramuraliseren, inmiddels worden bejaardenhuizen al jaren langzaamaan afgebouwd. De komende tijd zet het kabinet echter flink de vaart achter dit zogeheten extramuraliseren. Over drie jaar mogen mensen die intensieve begeleiding en uitgebreide verzorging nodig hebben, in jargon mensen met een zorgzwaartepakket (zzp 4), niet meer naar een verzorgings- of verpleeghuis. Dit jaar al moeten ouderen met wat minder ernstige klachten ( www.kcwz.nl
zpp 1 en 2) zichzelf thuis redden. Rietveld voorspelt dat over zeven jaar zeker de helft van het huidige aantal verzorgingshuisplaatsen, 84.000 in totaal, opgedoekt is. Eenvoudig zal dat voor ouderen niet zijn, meent Rietveld, omdat er een groot tekort is aan aangepaste woningen. In Oud-Beijerland zet SOR daarom nu 203 appartementen neer volledig op de doelgroep afgestemd (zzp 1-4). In 2010 werd met de bouw aan het Koninginneplein begonnen, waar voorheen een klassiek verpleeghuis stond. Onderdeel van het project De Gravin is de bouw van winkels, een supermarkt en een kleinschalige woonvorm voor 42 ouderen met dementie (mensen met zzp 4 of hoger). Ook dagverzorging voor mensen met een verstandelijke beperking en een kinderdagverblijf zitten er bij. “Een geïntegreerd geheel van wonen, zorg, winkels en dienstverlening neerzetten, is de kern van onze filosofie”, licht Rietveld toe.” De ruime lichte appartementen (minimaal 85 m2 en drie kamers) voor zelfstandig wonende senioren, zijn allemaal bereikbaar met een lift en hebben een luxe uitstraling; hout aan de gangwanden, geen ziekenhuisachtige linoleumvloeren. Tussen woon-, slaap- en logeerkamers zitten schuifdeuren zodat bedlegerige bewoners met hun huiskamer in verbinding kunnen blijven. De badkamers zijn groot, drempels ontbreken drempels, de brede deuren gaan met één druk op de knop vanzelf open, ook in de fietskelder. Alle appartementen hebben domotica waarmee onder andere een Skype-verbinding via de intercom te realiseren is. Daarmee kunnen bewoners niet alleen zien wie er voor de deur staat, maar kunnen zij ook non-stop live met familie of zorgverleners praten. Er komt een restaurant voor bewoners en andere bezoekers, geëxploiteerd door de zorgorganisatie. In de zeven gesloten woongroepen voor dementerenden aan de andere kant van het Koninginneplein zit nog meer technologie. Bewoners leven in een huiselijke omgeving, maar hebben door de volgsystemen weinig privacy. Veiligheid staat voorop. De bewegingsvrijheid van de patiënten is er beperkt maar in een afgesloten tuin kunnen zij wel de benen strekken.
www.kcwz.nl
De Gravin is gebouwd volgens het programma van eisen van SOR en de huurder, Stichting Zorgwaard. De huurprijs van de zelfstandige woningen is 630 euro (exclusief servicekosten), net onder de huursubsidiegrens. SOR zegt dat deze woningen door alle aanpassingen 15.000 tot 20.000 duurder zijn om te bouwen dan gewone appartementen. Mensen die bij SOR een woning in de vrije sector huren, compenseren die kosten met relatief hogere huren. Wat hier verrijst, lijkt in niets op de bejaardenoorden uit de jaren ‘50 en ‘60. Die werden gebouwd om de woningnood van jongeren te leningen. Ouderen, soms amper 60-jaar, trokken er na de oorlog en masse in, om hun woningen vrij te maken voor de jongere generatie en leefden soms met meerderen op één kamer. Dat komt steeds minder vaak voor. Ziet u ook de voordelen van scheiden van wonen en zorg? “Jazeker, ik denk dat de burger er aan toe is. De regie uit handen moeten geven, is een schrikbeeld van babyboomers. We weten dat over tien jaar de vraag naar specifieke woningen erg hoog zal zijn omdat de babyboomers dan 75-plus worden. We zullen veel meer moeten bouwen voor mensen met specifieke leefstijlen. We weten ook dat het aantal mensen met dementie in 2050 tot meer dan een half miljoen zal oplopen en dat zelfstandig wonen voor hen heel lastig is. We zullen dus hoe dan ook een klein segment verpleeghuizen nodig hebben.” Had u de kabinetsmaatregelen niet al lang kunnen zien aankomen? “Natuurlijk wel. Daarom hebben we al veertien jaar geen klassieke verzorgingshuizen meer gebouwd. Maar nu gaat de overheid het extramuraliseren ineens versneld doorvoeren. De bouw van aangepaste seniorenwoningen kan je niet per decreet opleggen. Het versneld afschrijven van bestaande verzorgingshuizen is in werkelijkheid niet zo eenvoudig. Als een gebouw nog niet is afgeschreven, moet iemand de onbetaalde rekening betalen. De zorgsector wordt nu ineens in drie jaar geconfronteerd met een grote krimp, terwijl er minstens 150.000 aangepaste woningen te weinig zijn. De overheid en lokale politiek hebben het te lang af laten weten. Zij doen nu net alsof mensen met zzp 1 en 2 niet meer bestaan.”
www.kcwz.nl
Is een tekort aan woningen niet in uw belang? “Dat is waar. Corporaties zorgen er zelf altijd voor dat er een tekort is. Anders bouwen we niet. In Rotterdam zijn veel te veel verzorgingshuizen (4.000 bedden waarvan SOR er zeker 1.500 heeft). Daar moeten we er gewoon een paar van sluiten. In Ommoord stonden maar liefst 10 verzorgingshuizen in één wijk. Dat is te veel. En misschien moet het enige verzorgingshuis in het dorp wel dicht als het niet meer voldoet aan de eisen van deze tijd. Dat is een hard besluit, dat we niet moeten nemen voordat er vervangende seniorenwoningen staan.” U sloot onlangs een alliantie met Lelie Zorgroep. Om problemen te ondervangen? “Het kabinetsbeleid versterkt de behoefte aan allianties, ja. Woningcorporaties en zorgorganisaties zullen beter van elkaar op de hoogte moeten zijn. De zorg loopt meer risico en daar ben ik ook bij betrokken. Zorgorganisaties met een lange termijnvisie zullen het redden, kleine instellingen die alleen vanuit hun aanbod denken, verliezen de wedstrijd.” Een nieuwe tijd is aangebroken. Zorgkantoren kopen in 2013 twaalf procent minder zorg in, omdat mensen met de lichtere beperkingen niet meer in het verzorgingshuis komen. “Zorgorganisaties moeten buiten de AWBZ huurders zoeken voor hun lege kamers. Dat wordt een ernstig probleem. Wie gaat daar wonen? Volgens het woningwaarderingsstelsel kan een zorginstelling 350 euro vragen voor een appartement, waar het zelf 800 euro voor moet betalen. Moet de zorgaanbieder zelf opdraaien voor die 450 euro extra kosten voor algemene ruimten en veiligheidsvoorzieningen? Instellingen dreigen kapot te gaan. Met onze alliantie zorgen wij dat Lelie Zorggroep niet door het ijs zakt.” Wat moet er concreet gebeuren om narigheid te voorkomen? “Een transitiefase van zeven tot acht jaar zou de pijn verzachten. De overheid denkt er te zijn als oude verzorgingshuizen worden omgezet in zelfstandige woningen: een huisnummer erop en klaar is Kees. Maar het bestaande vastgoed is niet geschikt om bewoners met een lichte zorgvraag huisvesting zelf te laten betalen. Zelfstandig wonen is heel wat anders dan een kamertje verhuren. Wie betaalt dan de recreatiezaal en de receptionist? Alleen ‘omkatten’ is een doodlopende weg.” Bestaande contracten tussen de corporaties en zorgorganisaties zijn vroeg of laat onhoudbaar, meent Rietveld. “Zorgaanbieders worden verhuurders bij scheiden van wonen en zorg. Maar zij hebben een huurovereenkomst met mij. Moet de zorgorganisatie straks een Alzheimerpatiënt uit huis zetten, omdat hij de huur niet betaalt? Alleen op papier omzetten van de huidige voorraad gebouwen is niet de oplossing. We moeten via investeringen de ombouw versneld stimuleren.”
www.kcwz.nl
U bepleit dus een overgangsfase en stimulering van investeringen? “Ik heb al vijf jaar geleden gezegd dat de overheid investeringen moet stimuleren. Nu ligt de bouw stil. Vastgoedorganisaties floreren bij hoge inflatie en de keuze om weinig te investeren. Als je niets doet, heb je geen zorgen. Wij hebben het onszelf moeilijk gemaakt door extreem veel te bouwen in crisistijd. Dat levert me soms hoofdpijn op. De overheid zou investerende corporaties, die iets toevoegen, juist moeten belonen met een investeringsaftrek. Nu scheert de overheid ons kaal met heffingen, dat is onverstandig. Liggen veel projecten van u stil? “Ja, we hadden nog 600 woningen in voorbereiding. In Oostvoorne en ergens anders in OudBeijerland ben ik voorlopig met bouwen gestopt. In het midden van het dorp Oud-Beijerland is nu een gapend gat, omdat ik daar een project heb stilgelegd. SOR is een normaal bedrijf. Ik kon elk jaar 50 miljoen euro investeren, maar we gaan per jaar 5 miljoen aan heffingen betalen. We hadden een bedrijfsresultaat tussen de 3 en 5 miljoen euro. Dat is nu negatief. Over 2012 hebben wij een gigantisch verlies geleden van 3,5 miljoen euro. Voor het eerst in 27 jaar.” Rietveld vertelt dat corporaties in een “verkeerde periode heel veel woningen hebben opgeleverd”, ze konden de crisis niet voorzien. Mensen werden voorzichtig met verhuizen, ze konden hun koophuizen moeilijk kwijt. “Daardoor hebben we in de vrije sector met veel meer leegstand te maken gekregen”, zegt de directeur. “Daar zijn de vennootschapsbelasting en heffingen van de overheid bovenop gekomen. Gelukkig kunnen we tegen een stootje, maar ik kan niet elk jaar 3 miljoen verlies maken. Daarom leggen we de nieuwbouw stop. Ik moet mensen ontslaan. De afdeling vastgoedontwikkeling van tien man is bijna gehalveerd in een jaar tijd.” Profiteert u niet ook van de crisis? “Ik klaag niet. SOR heeft voordelen omdat we alleen voor ouderen bouwen, dat betekende tot voor kort bijna geen leegstand en weinig vandalisme, maar de risico’s nemen toe door veranderende regels. Ik heb inderdaad ook voordelen van de crisis. Ons grootste risico is het renterisico. De rente is veel verder gedaald dan gedacht. De projecten die worden opgeleverd hebben veel lagere bouwkosten dan begroot, omdat de concurrentie in de aannemersmarkt extreem is toegenomen.”
www.kcwz.nl
“Van onze jaarlijkse 65 miljoen euro huur opbrengt, gaat 35 miljoen onmiddellijk de deur uit aan rentebetalingen. Corporaties hebben het geluk dat de rente al tien jaar dalende is en dat zij oud bezit konden verkopen voor fantastische prijzen. Wij teren op de lage rentes waarmee ik bedrijfsruimten en middeldure woningen heb kunnen bouwen voor verhuur. Dat is 20 procent van ons bezit. In die zin is SOR heel atypisch.” Kunt u uw bedrijfspanden dan niet verkopen? “Misschien moeten we die verkopen ja, maar het is juist één van mijn kurken. Die wil ik niet kwijt, daarom stop ik liever met investeren. Bovendien is verkopen lastig in een markt die niet koopbereid is. Ik hoop dat het nieuwe kabinet een realistische kijk op de sector krijgt. Iedereen is gebaat bij een gezond investeringsklimaat, maar natuurlijk vooral onze huurders.”
Antoinette Reerink, 12 februari 2013
www.kcwz.nl
‘Verzorgingshuis weg, hele dorp gedupeerd’ De imposante entree van woonzorgcentrum De Weyert ademt bepaald niet de sfeer van een klassiek bejaardentehuis. Met zijn ruime constructie van glanzend hout en glimmend glas is dit complex een van de grootste gebouwen in het Drentse dorpje Dwingeloo. Een moderne blikvanger, die niettemin goed in de landelijke omgeving past. Na een verbouwing van circa 5,5 miljoen euro, die in november 2012 werd afgerond, denkt De Weyert voorbereid te zijn op de toekomst. Als de jongste maatregelen van het kabinet tenminste geen roet in het eten gooien.
De opvallende gevel, nadrukkelijk gericht op de oude Brink van Dwingeloo, mocht beslist geen zorguitstraling krijgen. Dat wilden woningcorporatie Actium (de eigenaar) en zorgverlener ZZWD (de huurder) niet. De ingang van het complex, bestaande uit 28 aanleunwoningen en een verzorgingshuis voor maximaal 60 ouderen waarvan 12 plaatsen voor ouderen met dementie in twee groepswoningen, moet gastvrijheid uitstralen: niet alleen voor bewoners en personeel van het woonzorgcentrum, maar voor het hele dorp. Gerard Schoep, directeur-bestuurder van Zorgcentra Zuidwest Drenthe (ZZWD), vertelt tijdens een rondleiding langs de geclusterde woningen dat de aangekondigde bezuinigingen op de ouderenzorg weleens heel verkeerd kunnen uitpakken in krimpgebieden zoals rond Dwingeloo. Ze leiden volgens hem tot uitkleding of zelfs sluiting van verzorgingshuizen op het platteland, waardoor ontmoetingsplekken en algemene voorzieningen verdwijnen voor hele dorpen. En die sluiting zou weer een averechts effect hebben op wat de overheid beoogt; namelijk dat ouderen langer in hun eigen omgeving kunnen blijven wonen, ondersteund door hun persoonlijke netwerk. De Weyert biedt volgens Schoep allerlei algemene voorzieningen die een functie hebben voor de hele dorpsgemeenschap. Zo zijn in het restaurant van het woonzorgcomplex ook ‘buitenstaanders’ welkom. In de volwaardige horeca-keuken bereiden koks dagelijks 150
www.kcwz.nl
warme maaltijden voor senioren uit de regio die niet meer zelf kunnen koken. In de Weyert vinden ook dagactiviteiten plaats, zoals geheugentrainingen, en er is een kapsalon die volgens Schoep een wijkfunctie heeft. Natuurlijk is er nog een klein winkeltje waar iedereen terecht kan. Dat winkeltje kan dan wel niet opboksen tegen de prijzen van de nabije C1000 maar de mensen die moeilijk naar de gewone winkels kunnen, zijn er blij mee. In het regeerakkoord is afgesproken dat ouderen die naar een instelling verhuizen, zelf gaan betalen voor hun huisvesting, gas, licht, water en voorzieningen. Alleen de zorg zal nog worden vergoed. Mensen met een relatief beperkte zorgbehoefte kunnen niet langer in het verzorgings- of verpleeghuis terecht. Op de vrijgekomen plaatsen kunnen ‘gewone’ huurders komen, maar als zij niet meebetalen aan de algemene voorzieningen in het woonzorgcomplex, komen die onder druk te staan. “Ik denk dat zorgaanbieders in krimpgebieden op termijn gedwongen worden huizen te sluiten”, zegt Schoep. “Verzorgingshuizen zullen met leegstand te maken krijgen, terwijl er tegelijkertijd een tekort dreigt aan geschikte huisvesting voor zelfstandig wonende ouderen.” Het aantal ouderen in de regio groeit de komende tijd nog wel, maar het inwonertal loopt in dit gebied terug. Deze krimp van het aantal inwoners leidt tot een relatief hogere vergrijzing en dat zet de voorzieningen onder druk. Schoep maakt zich zorgen dat er onvoldoende jongeren zijn om de ouderen thuis te ondersteunen en ook onvoldoende passende seniorenwoningen met goede faciliteiten. Zijn organisatie heeft drie relatief kleine locaties. Naast Dwingeloo zijn er in Ruinen en Havelte woonzorgcomplexen waar aanleunwoningen gebouwd zijn rond een verzorgingshuis (met lichte zorg maar ook verpleeghuiszorg). “De tafeltje-dekjeservice die wij niet alleen vanuit onze locatie in Dwingeloo organiseren maar ook in Ruinen en Havelte, komt onder druk te staan”, specificeert Schoep zijn betoog. “Misschien is het straks niet meer mogelijk mensen warme maaltijden thuis te brengen. Wellicht verdwijnt ook de kapsalon uit het woonzorgcentrum. De eigenaar hoeft bij ons nu niet de volledige huur te betalen.” Kunt u dan niet meer huur vragen aan de kapper, en iets meer voor de bezorgde maaltijden die nu 7 euro 50 kosten? “Dat soort vragen stellen wij ons ook. Wij willen graag dat het woonzorgcentrum een ‘reuringgebied’ is. Er moet wat te beleven zijn, dat vinden mensen belangrijk. Maar wat hebben zij daar voor over? Natuurlijk kunnen ouderen ook thuis kant en klare maaltijden in www.kcwz.nl
de magnetron opwarmen. Maar de vrijwilligers die hen een warme maaltijd brengen, signaleren ook problemen. Wij hechten aan dit nabuurschap. Wij willen in ons restaurant niet concurreren met de lokale horeca, maar toch ook geen restaurantprijzen vragen voor onze maaltijden. Want anders komt hier niemand meer.” Tijdens de rondleiding is het stil in De Weyert. Het loopt tegen de avond, de bewoners zitten op hun kamer, het restaurant is alleen tussen de middag open, en over de biljarttafel hangt een groen doek. Even verderop, op het dorpsplein, is wel leven. De eettentjes daar hebben aardig wat klandizie. Maar dat is niet Schoeps doelgroep. “Wij richten ons nadrukkelijk op ouderen die bij het leuk vinden bij anderen aan te schuiven. In de dorpshoreca komt een ander publiek.” Aan Gerard Schoep de vraag voor welke van zijn locaties sluiting dreigt? “De Weyert hier in Dwingeloo is nu toekomstbestendig en in Ruinen begint de nieuwbouw bijna, maar voor de Molenhof in Havelte voorzie ik problemen. Dat is nog een klassiek verzorgingshuis. Die locatie is 40 jaar oud, heeft relatief kleine appartementen en is aan renovatie toe. De woningcorporatie heeft zijn bouwprojecten nu echter voor een half jaar stilgelegd.” Betreffen uw zorgen niet vooral eigen lijfsbehoud? Is het realistisch drie grote keukens te hebben in drie nabijgelegen dorpen? Kleine streekziekenhuizen bieden toch ook niet meer alle operaties aan? “Ik spreek natuurlijk als directeur van een zorgorganisatie, maar vind dat de gemeenschap net zo zou moeten denken. Havelte kan toch eigenlijk niet zonder een woonzorgcentrum. Het is voor mensen heel belangrijk om in hun eigen dorp te kunnen blijven wonen. We hebben het hier niet over een tijdelijke opname. Is het credo nu juist niet dat mensen zo lang mogelijk in hun eigen omgeving moeten blijven wonen en daar met hun netwerk zo veel mogelijk hun eigen zelfredzaamheid organiseren? Ik ben niet de enige die problemen voorziet. Collega Arend Schenkel van de zorggroep Tellens in Bolsward schreef de staatssecretaris hier al maanden geleden een brandbrief over.” Waar moeten mensen heen als het zorgcentrum in Havelte dicht zou gaan? “Wij vragen ons af of er dan wel voldoende geschikte huisvesting voor ouderen is. Senioren die geen boterbrief meer krijgen voor verblijf in een intramurale instelling maar wel kampen met regieverlies, zoeken een beschutte leefomgeving. Die vinden zij niet zomaar achter in de straat. Wij ondervinden een zekere concurrentie van particuliere initiatieven. In Havelte is www.kcwz.nl
niet alleen een klein particulier verzorgingshuis gekomen maar ook een particulier initiatief voor groepswoningen voor dementerenden, hetgeen wij ook in onze plannen hebben staan. De initiatiefnemers veronderstellen dat er bij ons iets ontbreekt. Dat heeft te maken met het beeld van het klassieke bejaardenhuis. Uit een imago-onderzoek van drie jaar geleden bleek dat regionale inwoners de zorg in onze huizen goed vinden en de zusters lief, maar ze zeiden dat ze er niet wilden wonen omdat je er alleen maar zou kunnen sjoelen en bingoën.” Wat is er nodig? “We moeten meer aantrekkelijke activiteiten naar onze woonzorgcentra halen. Dan durf ik de concurrentie met particuliere initiatieven wel aan. De oplossing vraagt inspanningen van alle partijen, van gemeenten tot welzijnsorganisaties. We moeten partners vinden om de handen op elkaar te krijgen. Nu hebben we hier in Dwingeloo een zorgcentrum met allerlei activiteiten en even verderop een welzijnsgebouw, ook met activiteiten en drie biljarttafels. We onderzoeken of we dingen samen kunnen doen. Daar is bereidheid tot loslaten voor nodig. We mogen niet te bezitterig zijn. Elke organisatie wil graag laten zien wat hij allemaal presteert, maar in de toekomst moeten we vooral trots zijn als we iets realiseren waar de gemeenschap heel blij mee is. Het gaat niet om de eer en glorie van jou als directeur, maar om de wezenlijke verbeteringen voor een gebied en zijn inwoners.”
Wat kunt u samen doen? “Gemeentelijke voorzieningen staan ook onder druk. Daarom kijken we wat er in een dorp te combineren valt. Het idee in Dwingeloo is nu een deel van de bibliotheekcollectie, de boeken voor ouderen, naar De Weyert verplaatsen en de jongerencollectie naar een school. Niet al onze ruimten worden zeven dagen per week, drie dagdelen per dag gebruikt. We zouden voor bepaalde activiteiten best een welzijnsclub binnen kunnen halen. Wij huren van Actium, maar zouden ruimte aan de Stichting Welzijn kunnen onderverhuren. Daar wordt iedereen beter van, maar je moet wel bereid zijn concessies te doen. Misschien kunnen we leerlingen van scholengemeenschappen in Assen, Meppel of Hoogeveen hierheen halen voor een koksopleiding. Vanaf 14 uur gebeurt er in onze keukens toch niets meer.”
www.kcwz.nl
Schoeps organisatie ZZWD heeft net met de Stichting Welzijn De Wolden laten onderzoeken of ze de beschikbare vierkante meters in Ruinen beter kunnen benutten. Een optie is om alle welzijns- en kantoorfuncties van het sociaal-cultureel centrum De Tump (4000 m2) in de nieuwe algemene ruimten van het nieuwe Ruinse woonzorgcentrum Priensenije onder te brengen. Kunt u overzien wat u de komende tijd te wachten staat? Het is deels koffiedik kijken. We weten bijvoorbeeld niet of onze zorgorganisatie vrijkomende appartementen mag toekennen aan cliënten met grote beperkingen als bewoners met lichtere klachten wegblijven. Er zijn voorlopig nog voldoende ouderen met een hoge zorgzwaarte, maar krijgen we straks nog een vergoeding voor hen? Ons zorgkantoor heeft te kennen gegeven 12 procent minder zorg in te kopen in 2013 en dus niet meer voor alle plaatsen te betalen. Dan krijgen wij leegstand en omzetverlies. Momenteel heeft de helft van onze bewoners een zorgzwaartepakket 1 tot en met 4. Als die mensen hier straks niet meer wonen en we mogen hun plaatsen niet opvullen met cliënten met hogere ZZP’s dan hebben we over een paar jaar flinke leegstand.” U kunt de vrijgekomen plekken toch ook verhuren als zelfstandige appartementen aan mensen met een indicatie voor extramurale zorg? “Dat kan ook, dan moet je verzorgingshuisplaatsen hebben die ook als volwaardige seniorenwoning of aanleunwoning verhuurd kunnen worden. Daar werken we in Ruinen nu aan. Daar zouden de wetten van de huurmarkt moeten gaan gelden. Nu brengen verzorgingshuisappartementen 700 à 800 euro per maand op omdat de bewoners een automatische vergoeding meebrengen voor de algemene ruimtes, maar zo’n bedrag kan je nooit aan kale huur voor een aanleunwoning vragen. De vraag blijft dus: hoe financieren we de algemene voorzieningen? Maar laten we het niet al te somber zien. Ik was onlangs op vakantie in Kameroen. Jongens, waar maken wij ons druk over, vraag je je dan af.” Antoinette Reerink, 19 februari 2013
Fotos: De Weyert en Antoinette Reerink
www.kcwz.nl
‘Woningverhuur hoeft voor zorgverlener niet lastig te zijn’ Aan het verzorgingshuis Broekheurnerstede in Enschede is op het eerste gezicht niets bijzonders te zien. Maar wie goed kijkt, leert echter dat op deze locatie van de Twentse zorgorganisatie Livio toch iets speciaals gebeurt. Hier wonen niet alleen ouderen die vanwege hun fysieke of geestelijke problemen het recht hebben gekregen op een plek in het verzorgingshuis, maar ook mensen zónder zo’n zogeheten verblijfsindicatie. Gezondere mensen dus, die zelf betalen voor voorzieningen van het woonzorgcentrum. Dit gemengde wonen is interessant nu het kabinet heeft besloten om ouderen langer zelfstandig te laten wonen en ze pas als ze dat echt niet meer kunnen, in het verzorgingshuis toe te laten.
Het nieuwe kabinetsbeleid kan voor verzorgingshuizen klantenverlies en dus ook een behoorlijke leegstand betekenen. Zorgorganisaties zullen daarom op zoek moeten naar alternatieven: bijvoorbeeld vrijgekomen appartementen aan ‘gewone’ belangstellenden verhuren. Dat kunnen senioren zijn die verwachten in de toekomst (meer) zorg nodig te hebben. Zij vinden het een veilig idee dat ze snel hulp kunnen in schakelen als dat later nodig mocht zijn. Het kunnen ook partners zijn van mensen die in het verpleeghuis zijn opgenomen. Zij vinden het fijn om in een woonzorgcomplex te wonen dat in verbinding staat met het verpleeghuis, zodat ze hun echtgenoot dan nog regelmatig kunnen zien en bijvoorbeeld toch nog samen kunnen eten elke dag. De verhuur van appartementen aan mensen zonder verblijfsindicatie gebeurt al jarenlang in Broekheunerstede. Zorgorganisatie Livio huurt het hele gebouw van woningcorporatie Ons Huis te Enschede en verhuurt door aan de individuele bewoner. Door het beleid van het huidige kabinet zal dit model in de toekomst nog wel eens een grote vlucht kunnen nemen. Veel zorgorganisaties en kenners van de woningmarkt waarschuwen echter dat dat een heidens karwei is. De verhuur van appartementen is een vak apart, luidde bijvoorbeeld de boodschap Carolien Vermaas, directeur vastgoed van zorgorganisatie Laurens tijdens een congres hierover eind vorig jaar. Zorgaanbieders moeten zich bij verhuur aan de gebruikelijke huurwetgeving houden en die is complex. Huurders hebben invloed en rechten, en de mogelijkheden voor huurverhogingen zijn begrensd.
www.kcwz.nl
Niet ingewikkelder maken dan het is Sceptici menen bovendien dat het dagelijks leven in een woonzorgcentrum erg ingewikkeld wordt als er ouderen wonen met een AWBZ-vergoeding voor de aangeboden voorzieningen, náást mensen die alles uit eigen zak moeten betalen. Hans Arnoldy, voorzitter van de Raad van Bestuur van Livio, moet daar een beetje om lachen. Hij en zijn 3.000 medewerkers verzorgen al tien jaar dit gemengde wonen, alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Niet alleen in Broekheurnerstede, maar in al hun elf locaties in Enschede, Haaksbergen en Berkelland. “Laten we het nou vooral niet ingewikkelder maken dan het is”, zegt hij. “Bij ons wonen mensen met verschillende regimes probleemloos naast elkaar.” Een blik op Livio’s jaarverslagen maakt duidelijk dat de organisatie al langer streeft naar een gemengde bewonerssamenstelling. Ook al zijn mensen oud en hulpbehoevend, ze verdienen volgens Livio een zo gewoon mogelijk leven. Daar past bij dat gezonde en zieke mensen niet gescheiden van elkaar leven, maar mét elkaar. Bij de toelating van nieuwkomers let Livio daarom goed op de zorgbehoefte van de toekomstige bewoners en hun leeftijd. Zo heeft in Broekheurnerstede de helft van de 180 bewoners een indicatie voor verblijf en de andere helft niet. “Wij vinden onze locaties meer aansluiten bij het normale leven als ze qua leeftijd en zorgbehoefte zo gemêleerd mogelijk zijn, dan als er alleen mensen met beperkingen wonen”, licht Arnoldy toe. Voor dat gemengde wonen is veel animo. Livio vreest daarom ook niet voor leegstand. Tegen de gescheiden financiering van wonen en zorg, waarbij mensen zelf voor hun appartement in een woonzorgcomplex betalen en zorg vergoed kunnen krijgen, ziet de organisatie ook niet op. “De politiek heeft zich bij ons gedachtegoed aangesloten”, zegt Arnoldy tevreden. Verwachtingen van klanten goed managen Voorwaarde om dit succesvol te doen, zegt de bestuursvoorzitter van Livio, is een goede administratie. “Je moet de centjes niet uit het oog verliezen. Daarnaast moet je de verwachtingen van klanten goed managen. Je moet heel duidelijk communiceren wat klanten krijgen en tegen welke prijs. Als mensen dan bereid zijn de huurprijs en de servicekosten te betalen, zijn zij welkom.” Dat alle huurappartementen van Livio onder de sociale huurgrens liggen, maakt de verhuur wel overzichtelijk. De bewoners zijn niet vermogend en maken veelal aanspraak op een huurtoeslag. Toch beschikt vrijwel elk appartement in
www.kcwz.nl
Broekheurnestede over een woonkamer, keuken, aparte slaapkamer, badkamer, berging en balkon of loggia. Daarnaast is er een Grand Café waar bewoners dagelijks een kop koffie of maaltijd kunnen krijgen. Het winkeltje is vijf ochtenden per week open. Op vrijdagmiddag komt de visboer en op zaterdag de bakker. In het woonzorgcomplex kunnen de ouderen ook naar de kapper, de wasserette en de huisarts. Het oefen- en adviescentrum biedt onderdak aan een diëtist en een fysiotherapeut. En op vaste dagen is in Broekheurnerstede zelfs een prikpoli van het ziekenhuis en een trombosedienst aanwezig. Dit is service waar de ouderen in Broekheurnestede aan hechten, of ze nu een verblijfsindicatie hebben of niet. Om maar niet van de vele activiteiten te spreken, zoals biljarten, Tai Chi, sjoelen, gym, koor, bloemschikken, de jaarlijkse concerten en kledingverkoop. Geen scheve ogen Bewoners met een verblijfsindicatie brengen een vergoeding voor algemene voorzieningen mee. Bewoners zònder betalen er “evenveel” voor, maar dan via hun serviceovereenkomst. “Het gaat om dezelfde bedragen”, zegt Arnoldy. Zo heeft Livio geen probleem met het overeind houden van de centrale voorzieningen en zijn er ook geen scheve ogen. Voor aanvullende diensten, die niet in het zorgpakket zitten, kunnen bewoners zelf kiezen. De was laten doen en gestreken thuis bezorgd krijgen bijvoorbeeld; dat kan maar hoeft niet. De tarieven hiervoor stelt Livio jaarlijks vast. “Dat wordt niet zo ingewikkeld gevonden bij ons”, herhaalt Arnoldy nog maar eens. “Als je de zaken waar mensen recht op hebben maar goed communiceert, en alle extraatjes in rekening brengt. Dan is er niets aan de hand.” Het dienstenaanbod neemt Livio regelmatig onder de loep, samen met de afnemers en deskundigen. “Is er geen vraag naar, dan halen we het er uit. Blijken bewoners aan iets anders behoefte te hebben, dan voegen we het toe. Zo blijft ons aanbod een dynamisch geheel. Onze klantenadviseurs staan elke dag in contact met onze klanten. Het is bijna een marketingvraagstuk”, meent Arnoldy die tien jaar geleden overstapte van het bedrijfsleven naar de zorg. Elke verandering leidt tot gedoe Het is wel zo dat er steeds meer zaken voor eigen rekening van bewoners komen. “Eerst deden wij er een heleboel dingen als vanzelfsprekend bij”, vertelt de bestuursvoorzitter. “Maar daar komt de dienstverlening mee in de knel. Daar moet je zakelijk mee omgaan.” www.kcwz.nl
Tien jaar geleden konden cliënten van Livio hun schoenen nog buiten op de gang zetten. Dan werden ze opgehaald en de volgende dag gepoetst teruggezet. Men vond dat dat bij de service van het bejaardenhuis hoorde. Inmiddels vraagt Livio daar geld voor. Bewoners vinden dat natuurlijk niet leuk. “Elke verandering leidt tot gedoe”, zegt Arnoldy. “Het zij zo”. “Na enige tijd hebben klanten er begrip voor. Sommige mensen kiezen nu voor het schoenenpoetsen, anderen niet. Je kan zo ver gaan als je wilt met het aanbieden van diensten.” De zakelijke aanpak van Arnoldy weerspiegelt zich in de bedrijfsvoering van Livio. De organisatie zegt veel aandacht te besteden aan de selectie van leveranciers, de kwaliteitseisen en de prijs. “Het is een ontwikkeling waar wij veel toegevoegde waarde in zien voor klanten”, aldus Arnoldy. “Je bent goed bezig als je diensten kostenneutraal aanbiedt, maar als je er geld aan overhoudt, kan je nog iets extra’s aanbieden. We hebben een afdeling die zich alleen met dit soort zaken bezig houdt. We zien wat dat betreft ook veel in ict-toepassingen, waarmee vrijwilligers, excursies en ritten naar het ziekenhuis kunnen worden geregeld. Zo blijf je in ontwikkeling. Dat maakt ons vak boeiend.” Dienstverlening moet concurrerend zijn Een gevarieerd aanbod van diensten, levert geen grote verschillen tussen bewoners op, meent Arnoldy. “Mensen zien niet van elkaar of ze veel of weinig diensten afnemen. Er is geen verschil tussen bewoners. Het is niet zo dat de een hier voor de koffie moet betalen, en de ander niet. De koffie is voor iedereen gratis. De sfeer is in onze huizen ook niet veranderd sinds wij aan gemengd verhuren doen.” Dienstverlening moet wel concurrerend zijn. “Maaltijden moeten goed zijn en niet duurder dan bij Albert Heijn. Voor de thuiszorg geldt hetzelfde.” De concurrenten van Livio zouden theoretisch net zo goed thuiszorg kunnen bieden aan de bewoners van de woonzorgcomplexen van Livio, als de thuiszorgteams van Livio zelf. De klant is immers vrij in zijn keuze. Maar omdat Livio’s eigen zorgteams vaak in de woonzorgcentra van Livio zijn, kennen zij daar de weg. Ze werken in een geoliede machine waar concurrenten lastig tussen komen. Een enkele keer gebeurt het dat een nieuwe bewoner met zijn thuiszorgorganisatie blijft werken waar hij eerder aan gewend was, maar dat duurt dan meestal niet lang. Arnoldy: “Het is voor ons een sport om de gunst van klanten te krijgen. Marktwerking heet dat. Daar hebben we mee te leven, of we willen of niet.” www.kcwz.nl
Meer zelf betalen leidt tot tevreden klanten Het lijkt allemaal heel eenvoudig, als Arnoldy er over praat, maar hij geeft toe dat het even slikken zal zijn voor organisaties die deze omslag nog niet hebben gemaakt. “Als je nooit van doen hebt gehad met de financiële afwikkeling van dit soort zaken, wordt het natuurlijk wel wennen. Dan komt er wel wat bij kijken. Dan merk je dat niet meer alles uit een potje kan komen en dat je huurbetalingen en servicekosten in tweeën moet knippen. Voor de nieuwkomers loopt het wel los, maar men is bang voor bestaande bewoners van zorginstellingen. Er zal wat tijd overheen gaan, voordat iedereen deze andere werkwijze in de vingers heeft.” Niet alleen voor de zorgorganisatie, maar ook voor familieleden van ouderen is dat wennen. “Voor bewoners en hun naasten kan het tot vervelende verrassingen leiden. Met een huurlast van 500 euro, servicekosten van 150 euro en dan ook nog een eigen bijdrage voor de zorg, gaat het gauw in de papieren lopen. Veel mensen zullen dat niet op kunnen brengen.” Desondanks staat Arnoldy wel achter de kabinetsmaatregelen. “De tijd ligt achter ons dat mensen op hun 65ste naar het bejaardenhuis gingen, geadopteerd werden en alles voor ze geregeld werd. Meer eigen regie voor ouderen is beter en meer zelf betalen is ook niet zo gek. Dit leidt tot tevreden klanten. Ook al kunnen de veranderingen pijn doen en vervelend zijn.” Antoinette Reerink, 5 maart 2013
www.kcwz.nl
VNG wil af van CIZ en compensatiebeginsel Wmo “Almeerders maken de stad! We vragen u om u in te zetten voor de stad en de mensen in de buurt.” Met deze tekst op de gemeentelijke website probeert Almere inwoners op te porren om stadsgenoten te helpen en de handen uit de mouwen te steken. De gemeente wil inwoners die er alles aan doen om voor zichzelf en anderen te zorgen, geen inwoners die vooral denken aan verworven rechten. Dit alles moet worden gezien in het licht van de nieuwe taken die gemeenten de komende jaren krijgen, niet alleen op het gebied van werk en jeugdzorg, ook op het terrein van zorg en wonen. Nooit eerder vond zo’n omvangrijke decentralisatie plaats in Nederland.
Voor alle 408 gemeenten heeft deze omvangrijke decentralisatie grote gevolgen. Gemeenten worden bijvoorbeeld over twee jaar verantwoordelijk voor de begeleiding en persoonlijke verzorging van mensen met een beperking, waaronder veel ouderen. Nu zijn dat nog aanspraken die onder de volksverzekering AWBZ vallen, ofwel de verantwoordelijkheid van het Rijk. Straks zijn het voorzieningen waarvoor burgers bij hun stad of dorp aan moeten kloppen. Het kabinet wil zo miljarden op de AWBZ besparen: 25 procent op het budget voor begeleiding en persoonlijke verzorging van hulpbehoevende mensen. Daarnaast wordt het totale bedrag dat voor huishoudelijke hulp beschikbaar is met maar liefst 75 procent gekort. Gemeenten zullen bovendien merken dat mensen minder snel in een verzorgings- of verpleeghuis terecht kunnen, en dus langer thuis moeten blijven wonen. Dat zullen zij niet altijd kunnen zonder woningaanpassing of ondersteuning. Om die reden trommelt Almere de eigen inwoners alvast op en vraagt de burger om hulp om al deze ouderen bij te staan. Samen tot een oplossing komen Een Almeers initiatief van een aantal bevriende stellen tussen de 47 en 70 jaar lijkt daar perfect bij aan te sluiten. Negen paren kochten onlangs tegelijk negen woningen in één straat in de wijk Almere-Hout. Allemaal zijn ze actief (geweest) in de zorgsector en tijdens hun werk zagen ze hoe zij het zelf vooral níet willen als ze hulpbehoevend worden. Bewust van de toekomstige miljardenbezuinigingen en bevreesd voor een verschraling van de zorg in www.kcwz.nl
Nederland, werkten zij het plan uit om bij elkaar te gaan wonen. Ze spraken af voor elkaar te zorgen als dat nodig mocht zijn. De stellen wonen apart, hebben hun eigen privacy, maar weten zich verzekerd van een warm netwerk dat voor goedkope opvang kan zorgen als de ouderdomsgebreken op gaan spelen. Het idee kreeg veel lof, bijvoorbeeld van Guus Montfort, voorzitter van brancheorganisatie ActiZ. Hij noemde het ‘fantastisch’ dat mensen zelf het heft in eigen hand nemen ‘om samen tot een oplossing voor de ouderenzorg van de toekomst te komen’. Onverwacht verzet Maar geheel onverwacht kwam er ook fel verzet. Een tiental anonieme omwonenden heeft bij de gemeente bezwaar gemaakt tegen de verbouwactiviteiten. Ze menen dat er een hospice in aanbouw is en ze willen geen lijkwagens in de Koekoeklaan. Daar is helemaal geen sprake van, zeggen de initiatiefnemers op hun beurt. Zij denken dat het verzet voortkomt uit angst voor het onbekende. Intussen voelen zij zich wel onzeker en geïntimideerd bij elke activiteit die zij ondernemen en hebben de gemeente om hulp gevraagd. Zou de gemeente zo’n initiatief niet moeten omarmen, er niet trots op horen te zijn en moeten zorgen dat het alle ruimte krijgt? Het college houdt zich echter al tijden stil en antwoordt niet op vragen van de achttien nieuwe bewoners van de Koekoeklaan. Het Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg benaderde wethouder Smidt (Participatie en Zorg, PvdA) maar zij kon niet ingaan op een interviewverzoek wegens een drukke agenda en verlof. Annemarie Jorritsma, burgemeester van Almere en voorzitter van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), wilde niet reageren omdat Erik Dannenberg van de VNG het zorgdossier beheert. Erik Dannenberg heeft als voorzitter van de commissie Gezondheid en Welzijn van deze belangenorganisatie goed zicht op de kansen en risico’s voor gemeenten bij de nieuwe zorgtaken van het lokaal bestuur. Dannenberg, zelf wethouder in Zwolle, kent de casus Almere-Hout niet persoonlijk, maar vindt wel dat de gemeente Almere het signaal af zou kunnen geven dat het initiatief van de negen stellen prachtig is. Mensen die hun toekomstige zorg voor zichzelf en elkaar met eigen middelen en eigen netwerk kunnen organiseren zijn volgens hem te prijzen. “Zij verdienen een pluim. Dit zijn pioniers die elkaar helpen in plaats van naar het overheidsloket te lopen. Dat zou de gemeente moeten omarmen als goed voorbeeld. Het verzet is waarschijnlijk alleen koudwatervrees. De gemeente zou kunnen zorgen dat de angst van omwonenden verdwijnt.”
www.kcwz.nl
Veel meer zouden gemeenten niet moeten doen om dit soort burgerinitiatieven te stimuleren, meent Dannenberg. Gemeenten horen hun energie niet te steken in mensen die prima voor zichzelf op kunnen komen, vindt hij. “De nieuwe zorgtaken van gemeenten liggen echt bij de kwetsbare inwoners, bij mensen die de benodigde zorg niet zelf met hun eigen netwerk kunnen organiseren en mensen met een dunne portemonnee. Burgers die goed voor zich zelf kunnen zorgen, komen er wel. De ondersteuning van mensen die geld hebben, zullen gemeenten straks ook niet gaan betalen.” Op de vraag of je de decentralisatie van zorgtaken in dat licht als een grote nivelleringsoperatie zou kunnen zien, antwoordt hij: “Ja, als je dat zo wilt zien, zou je dat zo kunnen noemen.” Belangrijke omslag Gemeenten bereiden zich nu voor op een belangrijke omslag. Zij willen hulpbehoevende inwoners anders gaan benaderen: ‘wat heeft u nodig’, zullen zij hen vragen, in plaats van ‘waar heeft u recht op?’ De focus zal verschuiven van het individu naar huishoudens en families. Sociale wijkteams zullen inventariseren wat mensen zelf kunnen doen, regelen en betalen en als dat nodig is welke ‘arrangementen’ van wonen, zorg en welzijn het beste bij mensen passen. Dat brengt kansen met zich mee, meent Dannenberg, maar ook risico’s. “Er ontstaat opeens heel veel creativiteit bij gemeenten, zorgorganisaties en woningcorporaties om mensen goedkoper en slimmer te helpen. Maar de bezuinigen zijn heel fors en komen angstwekkend snel op ons af. Dat zal een paar jaar onrust opleveren. Mensen zijn aan een overaanbod van zorg gewend geraakt.” De ingrijpende hervormingen kunnen volgens de VNG alleen goed verlopen als gemeenten maximale vrijheid krijgen. “Gemeenten willen hun budgetten bijvoorbeeld naar eigen inzicht kunnen inzetten”, zegt Dannenberg. “Niets ‘oormerken’ dus en afzonderlijk registreren, maar al het geld in één pot.” De VNG wil daarnaast nog meer wettelijke aanpassingen. “Gemeenten willen geen gebruik maken van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)”, vervolgt Dannenberg. “Het CIZ kijkt alleen wat mensen níet kunnen en of iemand recht heeft op zorg. Dat kan niet zo blijven, dat is veel te duur. Gemeenten willen dat wijkteams kijken wat buurtbewoners nog wél kunnen en zélf bepalen welke hulp deze mensen krijgen.” Het compensatiebeginsel van de Wmo, zoals dat nu geldt, is volgens de VNG in de toekomst onuitvoerbaar met de aangekondigde bezuinigingen. Daar wil de VNG dus eveneens van af. Nu zijn gemeenten (volgens de rechter) nog verplicht mensen bepaalde voorzieningen te verstrekken. Dat zou volgens Dannenberg snel moeten veranderen. “Met kleine budgetten is het anders gewoon niet op te brengen.” Onvoldoende zicht op gevolgen voor lokale samenleving Eerder sprak de VNG al zijn zorg uit over de kabinetsmaatregelen. “Gemeenten hebben onvoldoende zicht op wat al die maatregelen betekenen voor de lokale samenleving, voor www.kcwz.nl
gezinnen, voor individuen”, liet voorzitter Annemarie Jorritsma in een persbericht weten. Dannenberg houdt vooral zijn hart vast voor de gevolgen van het besluit dat mensen die behoorlijk wat zorg nodig hebben, straks niet meer in een zorginstelling worden toegelaten. “De afgelopen jaren hebben wij daklozen zeer succesvol van straat gekregen, door ze in opvanghuizen onder te brengen. Deze mensen moeten straks zelfstandig gaan wonen, een huurovereenkomst afsluiten. Dementerende ouderen ook. Van dat idee word ik benauwd”, zegt Dannenberg. “Gaat dat wel goed? Gemeenten hebben hier nog geen oplossing voor.” Gemeenten proberen zich door deze vrees niet te laten verlammen. Ze zien ook een markt in alle nieuwe ontwikkelingen. Een deel van de zorg zal de komende jaren vervangen worden door commerciële dienstverlening. Vindingrijke organisaties zien kansen om geld te verdienen aan taken die de overheid niet langer op zich neemt. In Flevoland stimuleert de stichting EDBA (Economic Development Board Almere) zulke ondernemers. De stichting voert beleidsdoelstellingen van de gemeente uit. Kort gezegd komen die er op neer dat een economisch offensief moet leiden tot 100.000 extra banen in 2030. Een van de sectoren waarop Almere zijn hoop heeft gevestigd, is de zorg. Ondernemers storten zich op de zorg “Wij zien een trend dat ondernemers zich op de zorg storten”, zegt Vivian Vijn, algemeen secretaris van de EDBA. “En wij willen hen helpen.” Zo zijn er vastgoedbedrijven die inzien dat er te weinig aangepaste ouderenwoningen in Almere zijn. Zij willen nu graag seniorenwoningen gaan bouwen in Almere Haven, maar zijn onbekend met de complexe wereld van de zorg. De EDBA brengt partijen bij elkaar in de hoop dat dit een zwengel aan de lokale economie zal geven. Eerder leverden vijfentwintig nieuwe woningen voor gehandicapten in Almere 500 nieuwe fulltime zorgbanen op, vertelt Vijn. De bouw van nieuwe seniorenwoningen zou ook veel nieuwe banen kunnen brengen. De secretaris van de EDBA is optimistisch: “Zou het niet mooi zijn als ouderen hier straks zelfstandig kunnen wonen in de nabijheid van hun kinderen en dat de stad daar ook nog economisch beter van wordt?” Antoinette Reerink, 5 maart 2013
www.kcwz.nl
Buurtzorg vol vertrouwen over hervorming AWBZ Nog altijd heeft Jos de Blok het druk met de pers. Al jaren is zijn thuiszorgorganisatie Buurtzorg in Nederland de lieveling van politici en journalisten. Inmiddels geniet Buurtzorg ook in het buitenland belangstelling; het Nederlandse thuiszorgbedrijf heeft al een vestiging in Zweden en dit jaar hoopt De Blok in Japan, Amerika en België te beginnen. Vandaag zijn het de Britse BBC en een Japanse tv-ploeg die alles over het Buurtzorg-model willen weten. Weer legt De Blok uit dat bij zijn organisatie de cliënt centraal staat, de wijkzuster uiterst zelfstandig opereert, administratieve lasten uit den boze zijn en managers niet bestaan. Tussendoor heeft Buurtzorgoprichter Jos de Blok nog wel wat tijd voor een gesprek over de gevolgen van het kabinetsbeleid.
Wat Buurtzorg al jaren bepleit, gaat nu in versneld tempo gebeuren: mensen zullen langer zelfstandig in hun eigen vertrouwde omgeving blijven wonen en niet meer zo snel als vroeger in een verzorgings- of verpleeghuis worden opgenomen. De vraag dringt zich op of de thuiszorg dit zogenoemde extramuraliseren aan kan. Komt er niet in rap tempo erg veel werk op de schouders van schaars rakende thuiszorgmedewerkers en zijn zij wel in staat er voor te zorgen dat ouderen met een grote hulpbehoefte het kunnen bolwerken in hun eigen huis? Jos de Blok is daar helemaal niet pessimistisch over. Prima thuis verpleegd en verzorgd worden In de beleving van De Blok kunnen mensen die veel zorg nodig hebben, prima thuis verpleegd en verzorgd worden. Hij heeft daar ook talloze voorbeelden van. Hij vertelt over een gelukkig getrouwd ouder echtpaar uit Elst. De man zorgde voor zijn vrouw sinds bij haar Multiple Sclerose was geconstateerd. Maar toen hij hoorde dat hij longkanker had, ging hij op zoek naar een verpleeghuis. Hij was bang dat hij op den duur niet meer voor zijn vrouw kon zorgen, wilde graag met haar mee verhuizen, maar dat kon helaas niet. In het verpleeghuis werd zijn vrouw depressief en daar werd hij ook somber van. Hij vroeg daarom het plaatselijke Buurtzorgteam om hulp en samen besloten ze de vrouw weer thuis te brengen. “De zorg valt erg mee”, vertelt De Blok. “De man en de vrouw zijn ontzettend opgeknapt.”
www.kcwz.nl
Kwetsbare mensen zo lang mogelijk thuis Kwetsbare mensen zo lang mogelijk thuis laten wonen, is hét uitgangspunt van Buurtzorg. De organisatie die in zeven jaar tijd is uitgegroeid tot 540 vestigingen, vindt dat veel ouderen onnodig naar een verzorgings- of verpleeghuis verhuizen. Vanwege de druk op de mantelzorgers lijkt het vaak thuis niet langer te gaan. Dat komt, meent Jos de Blok, omdat de mogelijkheden thuis onvoldoende worden benut. “De manier waarop de zorg is georganiseerd, maakt mensen onrustig.” De oplossing daarvoor zoekt Buurtzorg in medewerkers die met ouderen meedenken en zo rust weten te brengen. “Er is een verschil of je bij ouderen binnenkomt om de was te doen of om te kijken hoe je rust brengt zodat mensen het thuis met hun eigen netwerk blijven redden. Dat vergt een andere manier van werken”, aldus De Blok. In de filosofie van Buurtzorg is daar hoger opgeleid personeel voor nodig. “Wijkverpleegkundigen met een hbo-diploma zijn in staat om zelfstandig voor complexe vragen een oplossing te vinden”, zegt De Blok. Lager opgeleiden zouden te veel geneigd zijn hun bazen in te schakelen voor een oplossing. Extra hoogopgeleide wijkverpleegkundigen nodig Als dit het model is dat werkt, dan heeft Nederland de komende jaren heel wat extra hoogopgeleide wijkverpleegkundigen nodig. Gaat dat geen problemen opleveren in de zorg, met de voorspelde arbeidsmarktkrapte in de sector? De Blok gelooft daar niets van. “De maatregelen van het kabinet lijken heel snel ingevoerd te worden en heel veel mensen te treffen. Maar als je goed kijkt valt het nog wel mee.” Jaarlijks gaat het volgens hem om tientot vijftienduizend extra mensen die thuis blijven wonen, maar dat schat hij uit de losse pols. www.kcwz.nl
“Vergeet niet: je gaat iets doen voor mensen waar zij een beter gevoel bij hebben. Ze worden niet uit huis gezet!” Het is zijn stellige overtuiging dat ouderen die in een verzorgings- of verpleeghuis wonen, op zich niet méér zorg nodig hebben dan mensen die Buurtzorg verzorgt. “Kijk naar patiënten met terminale zorg. Die krijgen soms dertig, soms wel tachtig uur zorg per week. Deze mensen hebben veel verpleging nodig en dat kan prima bij hun thuis. Daar ben ik echt gerust op.” Over mensen met psychogeriatrische klachten, zoals Alzheimerpatiënten, denkt De Blok niet anders. De technologie is volgens hem zo ver dat zwervende ouderen goed gevolgd kunnen worden, en met een goede ondersteuning van de familie en omgeving van de patiënt, zou verhuizing naar het verzorgings- en verpleeghuis niet meer nodig zijn. Extra personeel zou daar niet voor nodig zijn. Want als zorg zich verplaatst van zorginstellingen naar de eigen huizen van mensen, zal personeel zich ook verplaatsen. Waardering voor vakmanschap Mensen die nu in een verpleeg- of verzorgingshuis werken, gaan naar de thuiszorg, voorspelt De Blok. “Als we het werk aantrekkelijk houden, komen de medewerkers wel. Wij hebben geen probleem om mensen aan te trekken.” Dat dit geen grootspraak is, blijkt uit de prijs voor de beste werkgever die Buurtzorg twee jaar op rij heeft gewonnen in de categorie voor organisaties met meer dan 1000 werknemers. Medewerkers geven aan dat ze door de zelfsturende teams er echt kunnen zijn voor de patiënt en hun beroep weer kunnen uitoefenen. Ze ervaren waardering voor hun vakmanschap. Volgens Buurtzorg zal het de komende jaren een uitdaging worden om werk dat niet door professionals gedaan hoeft te worden, aan mantelzorgers over te laten. Dat betekent overigens niet dat thuiszorgmedewerkers verantwoordelijkheden maar even bij familieleden van de patiënt moeten droppen, zegt de zorgdirecteur er snel bij. “Het duurt een tijdje om iemand na een hersenbloeding zich zelf te leren wassen. Maar uiteindelijk neemt het aantal uren zorg dat iemand nodig heeft af. Hiervoor is alleen een andere benadering nodig, een andere kwaliteit van zorg.” De afgelopen tien jaar heeft de ouderenzorg zich te veel gericht op de verzorging van patiënten, meent Blok. “Daardoor worden mensen afhankelijk van zorg. Je zou kunnen zeggen dat organisaties de laatste jaren te veel zorg hebben aangeboden. Dat ligt www.kcwz.nl
niet aan patiënten. Voor hen is het vaak moeilijk in te schatten wat ze echt nodig hebben en wat niet.” Vanuit humaan oogpunt, vindt De Blok, zou Nederland de sluiting van zoveel mogelijk verzorgings- en verpleeghuizen moeten nastreven. Of anders gezegd: het normale leven van mensen versterken in plaats van ze uit hun normale dagritme halen. Mensen thuis op een fatsoenlijke manier verzorgen Nederland spant nog altijd de kroon met het aantal mensen dat in een zorginstelling woont. “Je kan je afvragen of we mensen daar een betere kwaliteit van leven geven. Ik geloof er geen hout van!” De komende jaren zal het er dus om gaan om mensen thuis op een fatsoenlijke manier te verzorgen. “Soms”, erkent Jos de Blok, “zal je zien dat het thuis niet meer gaat. Dat mantelzorgers overbelast raken, dat de onrust te groot is.” Opmerkelijk genoeg, kiest Buurtzorg in die gevallen sinds kort ook voor een soort ‘instellingszorg’. In Zierikzee werkt Buurtzorg nu in het voormalig Rode Kruis Ziekenhuis samen met de Victoriakliniek, een zelfstandig behandelcentrum voor verzekerde zorg. Na een operatie in de kliniek, kunnen patiënten in het Buurtzorg pension verblijven totdat ze weer voldoende zijn opgeknapt om naar huis te gaan. Naast deze revalidatie functie kunnen in het zorgpension ook ouderen terecht als hun mantelzorgers het even te zwaar hebben. Voor een soort respijtzorg dus. Gasten kunnen tijdelijk verzorgd worden terwijl de rest van het gezin in de buurt in een vakantiepark verblijft. Dit soort zorghotels wil Buurtzorg nu overal openen waar er maar behoefte aan is, laat Jos de Blok weten. Buurtzorg gaat niet intramuraal Is het niet eigenaardig dat de thuiszorgorganisatie die zo luid verkondigt dat instellingszorg vrijwel altijd een zwaktebod is, nu op eigen zorglocaties mensen gaat verzorgen? “Nee”, zegt Jos de Blok ferm. “Buurtzorg gaat niet intramuraal! Er is een groot verschil tussen ons en verzorgings- en verpleeghuizen die zich richten op groepen mensen. Wij richten ons op individuen en gezinnen. Iedereen krijgt bij ons zorg zoals hij die ook thuis zou krijgen.” Zo investeert Buurtzorg ook in aangepaste woningen voor mensen die bijvoorbeeld geen trappen meer kunnen lopen. En ook in kleinschalige woongroepen. Daartoe voert De Blok gesprekken met woningcorporaties, investeerders en projectontwikkelaars. Nee, De Blok ziet vooral kansen en geen belemmeringen in alle ontwikkelingen die op de zorg afkomen. Hij is niet bang ten onder te gaan aan expansiedrang. Wel ervaart hij de betaling van de zorg nog steeds als een grote hindernis. Wijkverpleegkundigen worden betaald per www.kcwz.nl
activiteit en worden op die manier gestimuleerd zo veel mogelijk activiteiten te verrichten: wassen, nagels knippen, wonden verbinden. “Terwijl zij eigenlijk moeten kijken naar wat het netwerk voor mensen kan betekenen, hoe lotgenotencontacten hen kunnen helpen. Je kan allemaal zinvolle dingen bedenken waar zorgmedewerkers nu niet voor worden betaald. De financiering moet echt anders, en dan is de uitkomst waarschijnlijk dat de zorg goedkoper wordt, maar dat is een ander verhaal.” Antoinette Reerink, 18 maart 2013
www.kcwz.nl
Verzorgingshuis Hoppesteyn is nu ‘VPT-huis’ Toen mevrouw Leewis-de Bruin vreemde mensen uit ging nodigen voor de thee en soms verdwaalde in haar eigen buurt, vond haar dochter het tijd om een veilige omgeving voor haar moeder te zoeken. Zo kwam de vrolijk ogende 87-jarige, die altijd in is voor een praatje, terecht in een modern ingericht tweekamerappartement in het Rotterdamse Hoppesteyn, onderdeel van zorgorganisatie Aafje. Hoppesteyn wás een verzorgingshuis, maar is dat nu niet meer. Net als ruim honderd andere senioren woont mevrouw Leewis er nu met een Volledig Pakket Thuis-arrangement (VPT).
Het Volledig Pakket Thuis werd in 2007 geïntroduceerd om de zogeheten scheiding van wonen en zorg te bevorderen, waarbij ouderen zelf de huur betalen van hun appartement in een verpleeg- of verzorgingshuis maar de zorg die zij ontvangen wel vergoed krijgen. Zelfs als ouderen een indicatie voor verblijf in een verzorgingshuis op zak hebben, zoals alle bewoners van Hoppesteyn, kunnen zij er voor kiezen zelfstandig te blijven wonen in hun eigen woning. Daar kunnen ze dan een totaalpakket aan zorg- en dienstverlening ontvangen. Het verschil tussen het Volledig Pakket Thuis en de thuiszorg is dat zorgorganisaties ruimte hebben om binnen een vast budget afspraken te maken met hun cliënten over de invulling van de zorg. In de thuiszorg staat precies vast welke hulp iemand moet ontvangen in hoeveel uur. Verder biedt het VPT ook diensten zoals maaltijden, activiteiten en wasverzorging. Anders dan bij het Persoonsgebonden Budget (PGB) beheert niet de klant, maar de zorgaanbieder het budget waarmee hij een pakket op maat kan aanbieden. In razend tempo omgevormd tot VPT-huis Locatiemanager Ronald Hugers heeft de afgelopen maanden zijn klassieke verzorgingshuis in razend tempo omgevormd tot zogenoemd VPT-huis, een huis voor mensen met een Volledig Pakket Thuis. Samen met het VPT-projectteam heeft hij in niet meer dan drie maanden de contracten van de ruim honderd bewoners weten ‘om te zetten’. Vrijwel het hele huis valt onder het nieuwe regime, alleen voor de gesloten afdeling en de kamers voor tijdelijke opname is niets veranderd. www.kcwz.nl
Voor die omschakeling was een acute aanleiding. Nadat het kabinet bekendmaakte dat het ouderen langer zelfstandig wil laten wonen, kondigden zorgkantoren aan tot wel twaalf procent minder zorg in te kopen bij Aafje. Dat stelde de locatie voor een groot probleem. “In augustus 2012 bedachten we daarom dat we een verzorgingshuis konden omzetten naar VPT-huis, om productie te behouden”, vertelt Ronald Hugers. Duidelijke doelgroep voor ogen Dat was een risico omdat de ervaringen in Nederland met VPT, vooral in de thuiszorg, niet al te best waren. Maar uiteindelijk is het Hoppesteyn gelukt. Hugers: “Het is een enorm succes. Hadden we dit niet gedaan, dan hadden we enkele miljoenen omzet verloren.” Het specifieke bedrag wil hij niet noemen. Wat de doorslag gaf voor het succes is vrij duidelijk in dit geval. Allereerst durfde Aafje dit experiment aan omdat Hoppesteyn eigen bezit is en niet van een woningcorporatie wordt gehuurd. Ook had de organisatie een hele duidelijke doelgroep voor ogen: alle mensen die al in Hoppesteyn woonden. Daar kwam bij dat Hoppesteyn zich de luxe kon permitteren van een speciaal VPT-team dat tijdelijk kantoor hield op de locatie. Daardoor kon het team de bewoners en hun familieleden nauwgezet betrekken bij alle plannen. Ook organiseerde het projectteam veel informatiebijeenkomsten in kleine settings, waar iedereen persoonlijke aandacht kreeg. “Mensen voelden zich veilig vragen te stellen”, vertelt Hugers. “Hadden bewoners daarna nog vragen, dan waren onze medewerkers altijd bereikbaar.” Ten slotte was het cruciaal dat Hoppesteyn de bewoners een berekening kon voorleggen waaruit bleek dat zij ofwel quitte zouden spelen ofwel er op vooruit zouden gaan. En dat terwijl iedereen hetzelfde pakket behield aan zorg en activiteiten. Niemand ging er dus op achteruit. Naast zorgorganisatie ook woningcorporatie Hoe dat kan? Een onafhankelijk instantie had berekend welke huur er objectief gevraagd kon worden voor een appartement. Bijna alle bewoners konden onder de huursubsidiegrens blijven en in aanmerking komen voor een huurtoeslag. De bewoners betalen nu bovendien een lagere intramurale eigen bijdrage. Sommige bewoners zouden er een euro of acht op achteruit gaan, vanwege gaten in hun AOW-opbouw. Die mensen komt Aafje tegemoet door het verschil bij te leggen. In feite is Hoppesteyn naast zorgorganisatie woningcorporatie geworden. De verhuuradministratie heeft Hoppesteyn uitbesteed aan een bedrijf met een persoonlijke benadering. Mocht een bewoner de huur niet betalen, zal deze niet direct een incassobureau inschakelen, maar eerst kijken wat er aan de hand is. www.kcwz.nl
Overlijden ouderen, dan wordt een nieuwe bewoner benaderd zodat de ‘zorgproductie’ niet terugloopt. Als verhuurder is Hoppesteyn daarbij gewoon gehouden aan de huurwetgeving, maar als het gaat om de gewenste oplevertermijn kunnen nabestaanden individuele afspraken maken met Hoppesteyn. Vergeleken met de oude situatie biedt dat nabestaanden meer armslag, maar dat is tegelijkertijd een nadeel voor de Hoppesteyn, erkent locatiemanager Hugers. “Daar moet je in je planning sterk rekening mee houden, net als met het feit dat mensen wel eens tijdelijk in het ziekenhuis worden opgenomen. In die periode nemen bewoners geen zorg bij ons af. Als het om meerdere ouderen tegelijk gaat, kan dat zo een werknemer schelen.” Al met al moet personeel in een VPT-huis extra flexibel inzetbaar zijn, maar dat waren de medewerkers van Hoppesteyn al. In dat opzicht is er weinig veranderd. Gevoel van vrijheid Tot nu toe overheersen de positieve indrukken over het ‘nieuwe huis’. Bewoners van Hoppesteyn kregen de vrije keus. Ze konden voor een VPT kiezen, maar ze konden ook onder het oude regime blijven. Bijna niemand koos voor dat laatste. De bewoners zagen in dat de omschakeling vooral een papieren operatie betrof waar ze financieel niet slechter van zouden worden. Ze kozen er daarom massaal voor om over te gaan op twee contracten, een huurcontract en een zorgcontract. Tot veler verrassing gaf het hen een gevoel van vrijheid. De bewoners kregen hun AOW opeens op hun eigen rekening gestort en kunnen daar nu zelf over beschikken. Voorheen hield het Centraal Administratiekantoor de AOW in en kregen zij nog wat zak- en kleedgeld na. Nu betalen de ouderen het zorgcentrum huur, inclusief energie- en servicekosten. Als ze dat wensen kunnen ze daar in de toekomst zelf extraatjes bijkopen. Bijvoorbeeld een driesterrenmaaltijd in plaats van de standaard driegangen maaltijd. Sommige bewoners hebben tot wel 160 à 200 euro per maand meer te besteden, en zouden daarmee extra diensten van Hoppesteyn af kunnen nemen. Hoppesteyn biedt nu al diensten aan, die het voorheen niet in huis had. Hugers: “Bewoners hebben meer geld om uit te geven aan dingen die zij belangrijk vinden en zo draagt het VPT bij aan een zinvolle dagbesteding en een groter welbevinden van onze cliënten. Iedereen is er dus op vooruitgegaan.” Daar lijkt het in eerste instantie wel op, maar de eindbalans moet nog worden opgemaakt. Aafje moet nog zien of Hoppesteyn ook daadwerkelijk positief kan draaien. Het zou straks uiteindelijk toch nog kunnen blijken dat de locatie verlies draait. Maar zeker is dat het grote productieverlies dat dreigde, is afgewend.
www.kcwz.nl
Verdere ontwikkeling Voor de langere termijn is het nog onduidelijk of de nieuwe constructie in zijn huidige vorm toekomstbestendig is. “Het is niet ondenkbaar dat het kabinet het Volledig Pakket Thuis schrapt”, zegt Hugers. “Eigenlijk is het van de oude tijd. Een VPT is immers een manier om een zorgzwaartepakket te verzilveren.” Hier op inspelend, heeft Aafje inmiddels een voorstel neergelegd bij de staatssecretaris van VWS, de wethouder van Rotterdam en bij Achmea voor de voortzetting van het Volledig Pakket Thuis in een verbeterde vorm. Om mensen langer thuis te laten wonen, wil Aafje cliënten iets kunnen bieden tussen de huidige thuiszorg en het intramurale pakket. Daarom heeft het een thuisarrangement ontwikkeld dat meer omvat dan thuiszorg en een samenhangend geheel vormt. Volgens Aafje is zo’n arrangement essentieel, omdat huishoudelijke zorg, maaltijd aan huis, boodschappendiensten, persoonlijke verzorging en verpleging, administratieve ondersteuning, schuldhulpverlening en vervoer op een gegeven moment niet meer volstaat. Aafje verwacht dat ouderen het door dit thuisarrangement langer thuis kunnen redden. Met de klant wordt gekeken welke oplossing het beste past. En die oplossing zou ook gevonden kunnen worden in mantelzorg, vrijwilligersdiensten of voorzieningen zoals de was- en maaltijdservices. Sfeer in huis niet veranderd Omdat de ‘verbouwing’ van Hoppesteyn hoofdzakelijk een papieren operatie is geweest, is de sfeer in huis niet veranderd. Wie er rond etenstijd een kijkje neemt, treft een levendig huis aan waar ouderen geanimeerd met elkaar keuvelen in restaurant of bibliotheek. Dat is niet anders dan een half jaar geleden. De verwachting is wel dat het aanbod van diensten in Hoppesteyn zal toenemen nu mensen wat geld overhouden om uit te geven. De nieuwe bewoonster, mevrouw Leewis-de Bruin, weet nog niet of ze daar gebruik van zal maken. Ze wil het eerst allemaal aanzien en dan pas beslissen. Vooralsnog zegt ze dik tevreden te zijn in haar netjes verzorgde appartement in Hoppesteyn. Over de activiteiten, de aandacht en de zorg heeft ze ook niets te klagen. Ze grapt er liever over. “Als je hier ziek wordt mag je ziek zijn. Als je dood gaat mag je nog dood gaan ook!” Antoinette Reerink, 26 maart 2013 Meer informatie over extramuralisering op: www.kcwz.nl/extramuralisering
www.kcwz.nl