MEDEZEGGENSCHAPSVARIANTEN BIJ EXTRAMURALISERING
Inleiding In deze nota wordt de huidige stand van zaken rondom medezeggenschap van cliënten en huurders beschreven en de knelpunten die zich daarbij voordoen. Daarnaast wordt ingegaan op nieuwe mogelijkheden. Drie wettelijke regelingen Wanneer wonen en zorg worden gescheiden, wordt medezeggenschap erg ingewikkeld. Er zijn dan drie wettelijke regelingen waarnaar moet worden gekeken. Medezeggenschap voor huurders is wettelijk anders geregeld dan voor cliënten van zorginstellingen. Zorgvragers kunnen zich beroepen op de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (WMCZ). Als wonen en zorg zijn gescheiden, zijn de verhuurder en de zorgaanbieder vaak niet dezelfde. Dan kunnen de huurders zich voor het huurdersoverleg niet beroepen op de WMCZ. Maar het is ook niet uitgesloten. De verhuurder van een woonzorgcombinatie mag natuurlijk altijd met de cliëntenraad overleggen en het is toe te juichen als dat gebeurt. Toch kunnen er goede redenen zijn om een aparte huurdersorganisatie of bewonerscommissie op te richten, bijvoorbeeld als de verhuurder de cliëntenraad niet als overlegpartner accepteert. Soms vraagt huurdersoverleg speciale deskundigheid of is het nodig te procederen. Dit kunnen ook goede redenen zijn om een aparte huurdersorganisatie op te richten. Voor huurdersorganisaties is de Wet op het overleg huurders verhuurder (Wohv, ook wel Overlegwet genoemd) van belang. Ook in het Besluit beheer sociale huursector (BBSH) staan een aantal relevante regelingen. Het gaat dus om drie wettelijke regelingen: A. De Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (WMCZ), B. De Wet op het overleg huurders verhuurder (Overlegwet), C. Het Besluit beheer sociale huursector (BBSH). Ad A. WMCZ Uit de wetsevaluatie van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen is naar voren gekomen dat de mogelijkheden van de wet nog niet optimaal worden benut, dat de wet meer mogelijkheden biedt dan die meestal worden gebruikt. De wet is een minimumregeling en door goed te onderhandelen kan een cliëntenraad meer bevoegdheden krijgen. De cliëntenraad kan er óók voor zorgen dat ze op meer terreinen dan de wettelijk verplichte mag meepraten. Denk aan huurdersbelangen, leefbaarheid, kortom de onderwerpen van de Overlegwet. Bevoegdheden 1
De minimale bevoegdheden van de WMCZ zijn: 1. recht op informatie. 2. recht op overleg. 3. adviesrecht: gevraagd en ongevraagd. In de wet is opgesomd voor welke onderwerpen adviesrecht is. Niet alle onderwerpen zijn van belang als het gaat om scheiden van wonen en zorg, maar wel belangrijk kunnen zijn: een wijziging van de doelstelling of grondslag. het overdragen van de zeggenschap, een fusie of een samenwerkingsverband. Zo is het bijvoorbeeld goed mogelijk dat een zorginstelling met een woningcorporatie gaat samenwerken. een gehele of gedeeltelijke opheffing van de instelling, verhuizing of ingrijpende verbouwing. Uiteraard is hier het woonrecht in het geding. Huurders hebben in zulke situaties stevige rechtsbescherming. Zij kunnen alleen na toestemming van de rechter gedwongen kunnen worden hun huis te ontruimen. Voor bewoners van verzorgings- en verpleeghuizen is er op het gebied van het woonrecht veel minder bescherming. Maar voor hen telt woongenot natuurlijk net zo zwaar, misschien nog wel zwaarder, omdat ze kwetsbaar en afhankelijk zijn. een belangrijke wijziging in de organisatie. een belangrijke inkrimping, uitbreiding of andere wijziging van de werkzaamheden. Een verzorgingshuis kan besluiten de woonfunctie af te stoten en de wooneenheden aan de bewoners te verhuren met een bijbehorend woonzorgpakket. het algemeen beleid inzake toelating van cliënten en de beëindiging van de zorgverlening aan cliënten. Een instelling zou in het kader van een project ‘scheiden van wonen en zorg’ bijvoorbeeld kunnen besluiten alleen nog lichte zorg te leveren aan cliënten die zelfstandig wonen. 4. verzwaard adviesrecht Verzwaard adviesrecht houdt in: dat de zorgaanbieder over een advies waarvan wordt afgeweken moet overleggen. Als hij het besluit toch wil uitvoeren moet hij daarvoor toestemming vragen aan de commissie van vertrouwenslieden. De commissie van vertrouwenslieden beoordeelt of de zorgaanbieder een redelijk besluit heeft genomen. De commissie van vertrouwenslieden kan bemiddelen of een bindend advies geven. Een besluit dat zonder instemming van de cliëntenraad of vervangende toestemming van de commissie van vertrouwenslieden is genomen kan door de clientenraad vernietigd worden (dat moet wel binnen een maand). Dat betekent dat het besluit niet mag worden uitgevoerd. De gevolgen voor cliënten moeten dan teruggedraaid worden. Volgens de wet geldt de regeling van het verzwaard adviesrecht voor de volgende onderwerpen. Ik noem nu alleen de onderwerpen die met het oog op wonen en zorg van belang zijn: beleid op het gebied van veiligheid. Hierbij kan worden gedacht aan brandpreventie, inbraakpreventie en het voorkomen van ongelukken door hindernissen en obstakels weg te nemen. beleid op het terrein van maatschappelijke bijstand, recreatie en ontspanning. Uit diverse onderzoeken is naar voren gekomen dat er voor zelfstandig wo2
nende ouderen en gehandicapten leemten zijn. In een verzorgingshuis, bijvoorbeeld, zijn deze diensten wél vanzelfsprekend in het ‘pakket’ opgenomen. kwaliteit van zorg. Hier zijn ook raakvlakken met wonen. Daarbij is vooral de toegankelijkheid van zorg voor zelfstandig wonende mensen belangrijk. Goede zorg springt ook in op wisselende behoeften. het vaststellen van regelingen op het gebied van het klachtrecht. Een klachtencommissie zou bij voorkeur ook klachten op het gebied van wonen moeten behandelen. alle andere voor cliënten geldende regelingen. Dit adviesrecht is zeer belangrijk. Niet alle huisregels kunnen de toets der kritiek doorstaan. Standaardbedingen in huurovereenkomsten zijn soms onredelijk. Vooral met servicekosten zijn zeer er veel problemen. Vaak is het servicepakket of woonzorgarrangement – of hoe het ook heten mag – ondoorzichtig en onnodig duur. Soms worden de kosten niet verantwoord – zelfs niet achteraf - en moet men gewoon een totaalbedrag betalen. Dan is niet duidelijk waarvoor precies betaald moet worden en is er geen werkelijke keuzevrijheid. Het is niet ondenkbaar dat in zorgpakketten ook diensten zijn opgenomen die op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten vergoed worden. Dan wordt er dubbel voor iets betaald. Of men is verplicht met een bepaalde zorgaanbieder in zee te gaan. Ook is niet altijd duidelijk in hoeverre de kosten van een de conciërge vergoed behoren te worden. 5. het recht om een bindende voordracht te doen voor een lid van de raad van toezicht. (Voor de volledigheid wordt dit recht genoemd.) Financiële ondersteuning. Op grond van de WMCZ artikel 2 lid 2 sub b regelt de zorgaanbieder schriftelijk: “ De materiële middelen van de instelling, waarover de cliëntenraad ten behoeve van zijn werkzaamheden kan beschikken. In de samenwerkingsovereenkomst tussen de zorgaanbieder en de cliëntenraad moet dus geregeld zijn over welke financiële middelen de raad kan beschikken. Ad B. Wohv (Wet op het overleg huurders verhuurder) De Wohv (Overlegwet) is op 1 december 1998 in werking getreden. Vanaf 1 januari 2009 is de wet vernieuwd en zijn de bevoegdheden uitgebreid. In deze wet is de zeggenschap geregeld van huurdersorganisaties en bewonerscommissie waarvan de huurders woningen huren van grote, professionele organisaties. De wet geldt voor de particuliere verhuurder en voor de sociale verhuurder (woningcorporatie). Verhuurders die in Nederland tenminste 25 voor verhuur bestemde zelfstandige woningen hebben, vallen onder het bereik van deze wet. De vraag doet zich voor wie als verhuurder moet worden aangemerkt. Is dat de eigenaar of de beheerder. Van belang bij dit onderscheid is om na te gaan wie het beleid vaststelt. Doet dat de eigenaar zelf dan is het logisch om ook op eigen naam met de huurders te contracteren. Een beheerder kan ook door de eigenaar gemachtigd zijn om als ‘verhuurder’ op te treden en bijvoorbeeld ook het huurcontract met nieuwe huurders ondertekenen en het overleg met de huurdersorganisatie of bewonerscommissie voeren. Is 3
de eigenaar een woningcorporatie, dan is dat altijd de verhuurder die onder de Overlegwet ‘valt’. Aan de huurdersorganisatie worden, wil zij een beroep doen op deze wet, de volgende eisen gesteld. De huurdersorganisatie moet een vereniging of stichting zijn die als doelstelling heeft de belangen van huurders te behartigen. De eis dat de huurdersorganisatie een vereniging of stichting moet zijn is minder strikt dan het lijkt, omdat het ook mogelijk is om met een informele vereniging te overleggen. Een informele vereniging (vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid) moet wel met een vastgesteld reglement werken, maar oprichting bij een notariële acte en inschrijving in het register voor rechtspersonen is voor een informele vereniging niet verplicht, wel voor een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid. De huurdersorganisatie moet aantonen dat zij de huurders vertegenwoordigt en ook werkelijk namens de huurders spreekt. Eisen te stellen aan de interne organisatie namelijk: 1. het bestuur van de huurdersorganisatie wordt gekozen of aangewezen door de huurders die zij vertegenwoordigt. 2. de huurdersorganisatie houdt de huurders op de hoogte van de activiteiten en betrekt hen bij haar standpuntbepaling 3. minimaal een keer per jaar wordt een vergadering uitgeschreven voor de huurders om verantwoording af te leggen en het jaarplan bespreken. 4. de huurdersorganisatie stelt alle huurders van woningen wiens belangen de organisatie behartigt in de gelegenheid lid te worden van de organisatie. Naast de huurdersorganisatie onderscheidt de Overlegwet ook de ‘bewonerscommissie’. De bewonerscommissie behartigt de belangen van de huurders in een bepaald wooncomplex en heeft met de vernieuwde wet vanaf 1 januari 2009 ook recht op informatie, overleg en advies. De bewonerscommissie hoeft geen vereniging of stichting te zijn en het bestuur hoeft ook niet te worden gekozen of aangewezen door en uit de huurders die de commissie vertegenwoordigt. Wel moet de bewonerscommissie: - huurders op de hoogte houden van haar activiteiten en hen betrekken bij haar standpuntbepaling, - ten minste eenmaal per jaar een vergadering uitschrijven, waarin zij verantwoording aflegt en de plannen voor het komend jaar bespreekt. - alle huurders van het wooncomplex in de gelegenheid stellen zich bij haar aan te sluiten.
BEVOEGDHEDEN Op basis van de Wohv hebben de huurdersorganisatie en de bewonerscommissie informatie, overleg- en adviesrecht. De huurdersorganisatie heeft met de nieuwe Overlegwet ook instemmingsrecht gekregen bij wijziging van het servicekostenbeleid. 4
Informatierecht o Het instandhouden van en het treffen van voorzieningen aan woningen en de direct daaraan grenzende omgeving; o Het slopen, renoveren, verwerven, vervreemden en bezwaren van woningen; o Het toewijzings- en verhuurbeleid; o De door de verhuurder te gebruiken algemene voorwaarden bij de huurcontracten; o Het huurprijsbeleid; o De samenstelling, het kwaliteitsniveau en de prijs van het servicekostenpakket; o Een voorstel tot fusie; o Het beleid met betrekking tot leefbaarheid en herstructurering in buurten en wijken; o Het beleid inzake het bijdragen aan het tot stand brengen van huisvesting voor ouderen, gehandicapten en personen die zorg of begeleiding behoeven; o Overeenkomsten met betrekking tot servicekosten en beheer; o Uitspraken van de klachtencommissie o De beoogde inhoud van prestatieafspraken tussen de verhuurder en de gemeente. De verhuurder en de huurdersorganisatie kunnen schriftelijk nadere afspraken maken over de informatieverstrekking. Het adviesrecht Wanneer de verhuurder van plan is het beleid met betrekking tot de bovengenoemde onderwerpen te wijzigen moet hij de huurdersorganisatie en de betrokken bewonerscommissie tenminste zes weken de tijd geven om een schriftelijk advies uit te brengen. Als de huurdersorganisatie of bewonerscommissie advies uitbrengt en de verhuurder wil dit advies niet overnemen dan laat de verhuurder dit binnen 14 dagen na het uitbrengen van het advies schriftelijk weten met motivatie aan de huurdersorganisatie of bewonerscommissie. De verhuurder moet in dat geval nog drie dagen wachten met het uitvoeren van de plannen. In de tussentijd heeft dan de huurdersorganisatie nog gelegenheid stappen te ondernemen. Het instemmingsrecht Als de beleidswijziging het servicekostenbeleid betreft mag de verhuurder zijn voornemen alleen uitvoeren als de huurdersorganisatie daarmee akkoord gaat. De huurdersorganisatie en de bewonerscommissie hebben in ieder geval de hiervoor beschreven bevoegdheden. Men kan samen wel (schriftelijk) afspreken dat de huurdersorganisatie en/of bewonerscommissie meer rechten toekomt. Verhuurderniveau en complexniveau. Het overleg tussen de verhuurder en de huurders vindt plaats op ‘centraal’ of ‘verhuurdersniveau’ en op het buurt- of complexniveau als daar een bewonerscommissie actief is. In de vernieuwde Overlegwet zijn de rechten vastgelegd voor bewonerscommissies die de belangen behartigen van de huurders van een 5
wooncomplex. Op het moment dat een verhuurder het plan heeft om een complex te slopen, te renoveren, te verkopen of om bijvoorbeeld het servicekostenpakket te veranderen, is de verhuurder verplicht hierover met de bewonerscommissie te overleggen. De praktijk is echter niet altijd beperkt tot huurdersorganisaties (op verhuurdersniveau) en bewonerscommissies (op complexniveau). Er doen zich allerlei overlegvormen op diverse niveaus voor, van stedelijke huurderskoepels tot huurdersorganisaties die actief zijn in een deel van het werkgebied van een grote corporatie. Financiële ondersteuning De huurdersorganisatie moet over voldoende financiële middelen beschikken om haar taak goed uit te voeren. Art. 7 Wohv regelt dat de verhuurder de kosten vergoedt die rechtstreeks samenhangen met en redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor de vervulling van de taken. Onder deze kosten vallen ook scholingskosten. De wettelijke vergoedingsplicht geldt in principe niet voor bewonerscommissies. Geschillenregeling Art. 8 Wohv bepaalt dat geschillen die voortvloeien uit de Wohv met een verzoekschrift aan de kantonrechter kunnen worden voorgelegd. De Wohv voorziet (nog) niet in een sectorspecifieke geschillenregeling. Ad C. Besluit beheer sociale huursector (BBSH) In de sociale huursector zijn met name woningcorporaties actief. Deze verhuurders zijn de zogenaamde toegelaten instellingen op grond van art. 70 Woningwet. Woningcorporaties hebben een maatschappelijk taak, namelijk het huisvesten van mensen die om financiële of andere redenen niet in staat zijn daar volledig zelf in te voorzien. De woningcorporatie is mede verantwoordelijk voor de kwaliteit van de woningvoorraad. Door een goed beheer, nieuwe bouwprojecten en aankopen moet zij ervoor zorgen dat er voor deze doelgroep voldoende en behoorlijke woningen beschikbaar zijn. Daarbij mag de financiële continuïteit niet uit het oog worden verloren. Verder draagt de woningcorporatie ook medeverantwoordelijkheid voor de leefomgeving in buurten en wijken. Zij heeft op dat punt een heel stuk beleidsvrijheid. Ten slotte is de woningcorporatie verplicht haar huurders te betrekken bij het door haar gevoerde beleid. Prestatieveld wonen en zorg Woningcorporaties moeten ook inspanningen leveren op het terrein van wonen en zorg. Dit is het zesde prestatieveld van het BBSH. De woningcorporaties leveren een bijdrage aan het tot stand brengen (bouwen) van geschikte huisvesting voor ouderen, gehandicapten en personen die zorg of begeleiding nodig hebben.. Het is niet de bedoeling dat corporaties zelf de zorg of begeleiding leveren. Vele corporaties werken daarom samen met zorginstellingen. Een corporatie is verplicht vooraf de gemeente op de hoogte te stellen van haar voorgenomen activiteiten. Veel gemeenten hebben een woonvisie opgesteld en 6
maken op basis daarvan prestatieafspraken met corporaties. ‘Wonen en zorg’ kan deel uitmaken van die prestatieafspraken. Invloed op samenstelling toezichthoudend orgaan In het BBSH is geregeld dat de huurdersorganisatie voor twee leden van het toezichthoudend orgaan (Raad van Commissarissen) een bindende voordracht kunnen doen. Individueel klachtrecht Verder heeft iedere woningcorporatie de verplichting een klachtencommissie in te stellen. De klachtencommissie dient onafhankelijk te zijn. Aanvullend recht op informatie, overleg en advies Huurdersorganisaties van corporaties hebben ook recht op informatie, overleg en advies over producten als het overzicht van voorgenomen activiteiten, meerjarenplannen, de jaarrekening en het jaarverslag, het volkshuisvestingsverslag. De verschillende varianten Als gevolg van de toename van scheiden van wonen en zorg komen met betrekking tot de medezeggenschap in de praktijk allerlei varianten voor. Een aantal varanten zullen we kort bespreken. 1. Er is een verzorgingshuis en daarbij een aantal aanleunwoningen of serviceflats. Met betrekking tot de medezeggenschap voor de zorg kan de medezeggenschap worden ondergebracht bij de cliëntenraad van het verzorgingshuis. In de cliëntenraad kunnen vertegenwoordigers van de aanleunwoningen of serviceflat zitting hebben en meepraten over de zorgaspecten. Wat betreft de huurdersaangelegenheden het volgende. Het is belangrijk om eerst na te gaan wie de verhuurder is. Is de verhuurder dezelfde rechtspersoon als de zorgaanbieder dan kan de cliëntenraad, waarin ook huurders vertegenwoordigd zijn de WMCZ gebruiken als instrument om de medezeggenschap voor het huurdersgedeelte vorm te geven. Maar het is ook te overwegen om de bevoegdheden van de overlegwet toe te voegen aan de bevoegdheden van de WMCZ. Immers de WMCZ is een minimumregeling, dus in overleg kan geprobeerd worden om de bevoegdheden te verruimen. Is de verhuurder niet dezelfde rechtspersoon als de zorgaanbieder maar bv. een woningcorporatie dan kan er mogelijk een huurdersorganisatie worden opgericht en kan men gebruik maken van de bevoegdheden van de Overlegwet. Maar twee zaken zijn hierbij van belang. Niet iedere verhuurder valt onder de Overlegwet en niet iedere huurdersorganisatie. Beide, zowel de verhuurder als de huurdersorganisatie moeten aan een aantal criteria voldoen voordat de Overlegwet van toepassing is. Het is altijd van belang om na te gaan hoe de medezeggenschap bij die betreffende verhuurder is geregeld. Mogelijk is er al een huurdersorganisatie en kan er ook een vertegenwoordiger van het complex aanleunwoningen in deel nemen. Of 7
er kan een bewonerscommissie opgericht worden die de belangen van de huurders van het complex behartigt. Is er sprake van een grote woningcorporatie bv. Woonzorg Nederland of SGBB, dan is het van belang te weten dat er een getrapte vorm van medezeggenschap is. Met name is dan belangrijk welke zaken op complexniveau besproken worden. 2. Woonzorgcomplexen. In deze nota wordt daarmee bedoeld gebouwen voor ouderen waarbinnen het scheiden van wonen en zorg is toegepast. Bewoners huren een woning van een woningcorporatie en ontvangen zorg van een of meerdere zorgaanbieders. Welzijnsdiensten worden door een welzijnsorganisatie of een zorgaanbieder geboden. Veel verzorgingshuizen worden omgevormd naar woonzorgcomplexen, maar er verschijnen evenzeer nieuwe woonzorgcomplexen. In een woonzorgcomplex kan de cliënt voor zijn zorg onder de cliëntenraad van de zorgaanbieder vallen. Dit kan de thuiszorgorganisatie zijn, maar ook het (vroegere) verzorgingshuis. Voor de huurdersaangelegenheden moeten er afspraken over de medezeggenschap met de verhuurder gemaakt worden. En dan is van toepassing datgene wat reeds onder 1 de aanleunwoningen, vermeld staat. 3. Er is sprake van een Vereniging van Eigenaren. Met betrekking tot de medezeggenschap voor het wonen is dit een heel eigen structuur en valt buiten de hierboven besproken wettelijke regelingen. Mogelijk is dat door de zorgaanbieder ook zorg geleverd wordt in de appartementen van eigen woningbezitters. Voor wat hun zorg betreft zou men dan onder de WMCZ vallen. Immers in de WMCZ is geregeld dat de cliëntenraad representatief moet zijn. De diverse doelgroepen die door een zorgaanbieder worden bediend moeten dan ook via de diverse kiescommissies in de cliëntenraad vertegenwoordigd zijn. 4. De verhuurder is zelf huurder van een woningcorporatie. In deze situatie is er sprake van onderhuur van de verhuurder aan de huurders van aanleunwoningen. De verhuurder is degene met wie de huurder zijn huurcontract heeft afgesloten. 5. De zorgaanbieder is niet de verhuurder, maar treedt namens de verhuurder op als beheerder van de woningen. Vooral in deze situatie doen zich veel problemen voor. Vaak worden de huurders dan tussen de beheerder en verhuurder heen en weer gestuurd omdat niet duidelijk is wie waarvoor verantwoordelijk is. Vooral in een dergelijke situatie is het van belang dat helder is wie de gesprekspartner is van de huurders en welke bevoegdheden er zijn.
Toekomstige ontwikkelingen 8
De ontwikkelingen op het terrein van scheiden van zorg en wonen gaan door. In steeds meer situaties zullen cliënten huurder blijven van een woning en zal de medezeggenschap van huurders van belang zijn. In de nieuwe Overlegwet zijn ook rechten toegekend aan bewonerscommissies. Hierdoor ontstaan nieuwe kansen. Een cliëntenraad van een woon-zorgcomplex kan ook de functie van bewonerscommissie op zich nemen en daarmee informatie- , overleg- en adviesrecht krijgen over zaken die het complex aangaan. Evenals bij cliëntenraden is het ook voor huurdersorganisaties vaak moeilijk om voldoende vitale leden te vinden. Laten de reglementen van cliëntenraden in de regel uitdrukkelijk de mogelijkheid open dat ook derden in de cliëntenraad zitting kunnen nemen, die mogelijkheid is er in de reglementen van huurdersorganisaties van grote woningcorporaties vaak niet. Ook daarin zou geregeld moeten zijn dat derden (in dit geval dus een niet-huurder) in de huurdersorganisatie zitting kunnen nemen. Ook kan gedacht worden aan het inruimen van de mogelijkheid van kwaliteitszetels. WMO-adviesraden Sinds de invoering van de WMO functioneren in de gemeenten WMO-raden. De gemeente wordt steeds meer een belangrijke samenwerkingspartner voor welzijn en een aantal zorgtaken. In ieder geval wordt het vorm geven van medezeggenschap complexer. Er is geen wettelijke regeling die de medezeggenschap voor alle terreinen regelt. Per situatie zal dan ook gekeken moeten worden welk instrument het beste benut kan worden. Daarbij zal ook gelet moeten worden op de mogelijkheden die er lokaal zijn om mensen voor de diverse medezeggenschapsorganen in te zetten. Omdat het wettelijk kader van de medezeggenschap achterblijft bij de ontwikkelingen in de praktijk worden in de praktijk ook modellen ontwikkeld om de medezeggenschap vorm te geven. Een van deze modellen is het model dat ontwikkeld is in een project in Groningen. Hierbij wordt uitgegaan van een geïntegreerd medezeggenschapsorgaan voor zorg, wonen en welzijn binnen een complex. De WMCZ is als uitgangspunt genomen en de bevoegdheden van de Overlegwet zijn toegevoegd. Dit model gaat uit van de idee dat zowel de zorgaanbieder, de woningcorporatie als de welzijnsstichting hetzelfde medezeggenschapsorgaan erkennen en daaraan ook bevoegdheden willen toekennen. Een ander model is het platform waarin een huurdersorganisatie, de cliëntenraad, de welzijnsaanbieder, de zorgaanbieder, de woningcorporatie elkaar ontmoeten en zaken van gezamenlijk belang bespreken. Deze vorm is echter vrijblijvender dan een medezeggenschapsorgaan voor de drie sectoren. Conclusie Als gevolg van de ontwikkeling in het kader van scheiden wonen en zorg volstaat de WMCZ in de huidige vorm niet om de medezeggenschap van cliënten voldoende vorm te geven. Er is geen afdoend wettelijk kader om de medezeggen9
schap op terrein van zorg, wonen en welzijn vorm te geven. In de praktijk moet per situatie naar de meest wenselijke situatie worden gezocht voor de medezeggenschap. De verschillende varianten die in de praktijk ontstaan moeten op een centraal niveau gebundeld worden. Daarnaast moeten in overleg met samenwerkingspartners voorstellen worden ontwikkeld richting politiek om te komen tot een aangepast wettelijk kader.
Februari 2009 Rina Meijer
10