EXECUTIVE MASTER OF FINANCE AND CONTROL TIASNIMBAS BUSINESS SCHOOL
Maart 2011
Uitgave: Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) Catharijnesingel 56 Postbus 8035 3503 RA Utrecht Telefoon: Fax: E-mail: Internet:
030 230 3100 030 230 3129
[email protected] www.qanu.nl
© 2011 QANU Tekst en cijfermateriaal uit deze uitgave mogen, na toestemming van QANU en voorzien van bronvermelding, door middel van druk, fotokopie, of op welke andere wijze dan ook, worden overgenomen.
2
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
Inhoudsopgave
Voorwoord
5
Deel I Algemeen deel
7
1. Taak, samenstelling en werkwijze van de commissie
9
2. Algemene indruk van de visitatiecommissie
12
Deel II Opleidingsrapport
17
3. Rapport over de masteropleiding Executive Master of Finance and Control aan de TiasNimbas Business School
19
Bijlagen
53
Bijlage A: Accreditatie Statuut Vereniging van Register Controllers 2012
55
Bijlage B: Curricula Vitae commissieleden
65
Bijlage C: Bezoekprogramma
67
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
3
4
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
VOORWOORD Dit rapport is onderdeel van de kwaliteitsbeoordeling van universitaire bachelor- en masteropleidingen in Nederland. Het doel van het rapport is om een betrouwbaar beeld te geven van de resultaten van de voor beoordeling voorgelegde opleiding, alsmede een terugkoppeling te geven naar de interne kwaliteitszorg van de betrokken organisatie en als basis te dienen voor de accreditatie van de betrokken opleiding(en) door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). De stichting Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) beoogt onafhankelijke, objectieve en kritische beoordelingen te laten plaatsvinden en opbouwende kritiek te leveren, zo veel mogelijk uitgaande van een gestandaardiseerde set van kwaliteitscriteria, maar met oog voor specifieke omstandigheden. De Visitatiecommissie Executive Master of Finance and Control OW 2010 van QANU heeft haar taken met grote toewijding uitgevoerd. De opleidingen zijn beoordeeld op een grondige en zorgvuldige manier en binnen een duidelijk beoordelingskader. Wij verwachten dat de oordelen en de aanbevelingen in zorgvuldige overweging zullen worden genomen door de betrokken opleiding, faculteitsbestuur en College van Bestuur. Wij zeggen dank aan de voorzitter en de leden van de visitatiecommissie voor hun bereidheid deel te nemen aan deze beoordeling en voor de toewijding waarmee ze hun taak hebben uitgevoerd. Ook gaat onze dank uit naar de staf van de betrokken afdeling aan de universiteit voor hun inspanningen en hun medewerking aan deze beoordeling. Quality Assurance Netherlands Universities mr. C.J. Peels directeur
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
drs. J.G.F. Veldhuis voorzitter bestuur
5
6
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
DEEL I: ALGEMEEN DEEL
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
7
8
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
1. Taak, samenstelling en werkwijze van de commissie Op verzoek van het College van Bestuur van de Vrije Universiteit Amsterdam heeft QANU de beoordeling uitgevoerd van de postinitiële opleiding Executive Master of Finance and Control. QANU heeft de beoordeling uitgevoerd in overeenstemming met de eisen van de NVAO. Bij de opstelling van het zelfevaluatierapport heeft de opleiding het kader gehanteerd dat door de NVAO is opgesteld. Het zelfevaluatierapport vormt de basis voor de beoordeling. Samenstelling van de commissie Het QANU-bestuur heeft in overleg met de Vereniging voor Register Controllers (VRC) een voorzitter voor de commissie gezocht en vervolgens in overleg met de voorzitter de verdere samenstelling van de commissie ter hand genomen. Daarbij is gezocht naar een evenwichtige samenstelling met inbreng vanuit de wetenschap, het beroepenveld, het onderwijs en de ervaring als student. A tot voorzitter, tevens lid, van de visitatiecommissie te benoemen: •
prof. dr. J. van der Meer-Kooistra, emeritus hoogleraar Financieel Management, Rijksuniversiteit Groningen;
B tot leden van de commissie te benoemen: • • • • • •
prof. dr. J.G. Kuijl RA, hoogleraar Bedrijfseconomie, Universiteit Leiden; prof. dr. ir. R. Slagmulder, docent Accounting and Control, Vlerick Leuven Gent Management School; drs. M.G. Goedhart RC, onafhankelijk consultant; drs. J.C. Lobbezoo RA, adviseur en commissaris TMC Eindhoven en FEI Inc. Portland USA; drs. H.J. Spee RC, student EMFC Nyenrode Business University; drs. A.J.A. van Dongen, student EMFC VU Amsterdam.
Aan de visitatie van de opleiding EMFC van TiasNimbas is deelgenomen door mevrouw van der Meer, de heer Kuijl, de heer Goedhart en de heer Spee. Als secretaris voor de commissie is opgetreden dr. N.L.C. Stevens van het bureau van QANU. Als bijlage B zijn de curricula vitae van de commissieleden opgenomen. Taak van de commissie De visitatiecommissie kreeg de taak om op basis van de door de opleiding aan te leveren informatie en door middel van ter plaatse te voeren gesprekken: 1. een oordeel te geven over de verschillende kwaliteitsaspecten van de opleiding, zoals beschreven in het NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs; 2. op basis daarvan vast te stellen of de opleiding naar haar oordeel voldoet aan de criteria voor basiskwaliteit; 3. de aspecten van de opleiding te identificeren die naar haar oordeel voor verbetering vatbaar zijn. QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
9
De bevindingen van de visitatiecommissie worden in een rapport vastgelegd volgens het in het genoemde NVAO-kader gegeven model. Het rapport is door de commissie aan het bestuur van de stichting QANU aangeboden. Werkwijze van de commissie De commissie hield op 5 oktober 2010 haar startvergadering. Zij werd namens het QANUbestuur geïnstalleerd door mr. C.J. Peels, directeur van QANU. Tijdens deze vergadering is de commissie geïnformeerd over het NVAO-kader en zijn de procedure en werkwijze van de commissie besproken. Er zijn in de vergadering afspraken gemaakt over de te volgen werkwijze en het programma van het visitatiebezoek. Het NVAO-kader is leidraad geweest voor de werkwijze van de commissie. De voorbereidingsfase Allereerst heeft de secretaris het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid van informatie. Op grond daarvan is bepaald of het rapport bruikbaar was voor het visitatiebezoek. Nadat het zelfevaluatierapport in orde was bevonden, zijn de commissieleden en de secretaris zich inhoudelijk gaan voorbereiden op het bezoek. De commissieleden lazen het rapport (en de bijlagen) en formuleerden vragen die werden besproken tijdens de startvergadering, voorafgaand aan het visitatiebezoek. De commissieleden lazen daarnaast van tevoren een selectie van afstudeerwerken van studenten. Deze afstudeerwerken zijn, in overleg met de voorzitter, door de secretaris geselecteerd op basis van een spreiding naar cijfers, thematiek en afstudeerbegeleider. De volgende documenten zijn tijdens het bezoek ter beschikking gesteld: • • • • • • • •
afstudeerverslagen en gebruikte beoordelingsformulieren; voorlichtingsmateriaal; studiemateriaal: handboeken en syllabi, readers, studiehandleidingen; voorbeelden van werkstukken, portfolio’s, stageverslagen, onderzoeksverslagen; toetsmaterialen; resultaten van cursusevaluaties; verslagen van bijeenkomsten van opleidingsbestuur, curatorium, docenten, examen- en toelatingscommissie en opleidingscommissie; lijst van alumni met huidige werkzaamheden.
Het visitatiebezoek De secretaris maakte in overleg met de opleiding en de voorzitter van de commissie een bezoekprogramma (zie bijlage B). Tijdens het visitatiebezoek is gesproken met het opleidingsmanagement, leden van het faculteitsbestuur, docenten, studenten, afgestudeerden en leden van het curatorium. De commissie gebruikte de laatste middag van het bezoek voor de voorbereiding van de mondelinge rapportage en een discussie over de beoordeling van de opleiding. Beslisregels De visitatiecommissie heeft de opleiding zorgvuldig beoordeeld, waarbij zij de volgende beslisregels heeft gehanteerd: •
10
de beoordeling ‘onvoldoende’ wijst erop dat het facet beneden de gestelde verwachting ligt en dat verbetering op dit punt nodig is; QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
• • •
de beoordeling ‘voldoende’ houdt in dat het facet beantwoordt aan de basisstandaard of basisnorm; de beoordeling ‘goed’ houdt in dat het niveau van het facet significant uitstijgt boven de basiskwaliteit; de beoordeling ‘excellent’ houdt in dat voor het facet een niveau wordt gerealiseerd waardoor de beoordeelde opleiding voor dit aspect zowel nationaal als internationaal als een voorbeeld van goede praktijk kan functioneren.
Door de toepassing van deze beslisregels is ‘voldoende’ de meest gebruikte kwalificatie. Wanneer de commissie een good practice heeft gezien, luidt het oordeel in principe ‘goed’. Het oordeel over een onderwerp is een gewogen oordeel van de verschillende tot dat onderwerp behorende facetten, waarbij de commissie de weging heeft bepaald. Het oordeel over een onderwerp luidt voldoende of onvoldoende. Een onderwerp dat verschillende facetten heeft, waarvan er één als onvoldoende wordt beoordeeld, kan door de overige oordelen aan de basiskwaliteit voldoen, mits de commissie van mening is dat de oordelen over de andere facetten van zwaarder gewicht zijn dan het als onvoldoende beoordeelde facet. De rapportage De secretaris heeft, op basis van de bevindingen van de commissie, een conceptrapport opgesteld. Dit is in een eerste conceptvorm aan de commissieleden voorgelegd. Naar aanleiding van hun commentaar is het conceptrapport bijgesteld. In een tweede conceptvorm is het rapport door de commissie per e-mail vastgesteld. Vervolgens heeft een bestuurlijke toets binnen QANU plaatsgevonden. Bij de daaropvolgende hoor-wederhoorprocedure is het rapport aan de opleiding aangeboden voor het aanwijzen van eventuele feitelijke onjuistheden. Vervolgens heeft de voorzitter de ontvangen reacties bekeken en deze voorgelegd aan de rest van de commissie, waarna de opmerkingen, wanneer daartoe aanleiding was, verwerkt zijn in de formulering van het definitieve beoordelingsrapport.
2. Algemene indruk van de visitatiecommissie De opleiding tot registercontroller / Executive Master of Finance & Control (EMFC) is de opleiding voor iedereen die een financiële of financieel-administratieve topfunctie ambieert. Deze opleiding is in principe bestemd voor universitair afgestudeerden (meestal Bedrijfseconomie of Bedrijfskunde) met enkele jaren ervaring in een financiële of financieeladministratieve functie en op zoek naar kennis, vaardigheden en een sterke persoonlijke groei. De opleiding wordt aangeboden bij zeven universiteiten. In totaal worden er acht opleidingen aangeboden: zeven Nederlandstalige opleidingen en één Engelstalige opleiding die door de Universiteit van Maastricht en de Universiteit van Amsterdam gezamenlijk wordt verzorgd. Afgestudeerden aan de opleiding kunnen lid worden van de Vereniging van Registercontrollers (VRC) en het merk RC voeren. De opleiding heeft zowel een beroepsmatig als een wetenschappelijk karakter. Typerend voor de opleiding is de interactie tussen theorie en praktijk, tussen student en docent en tussen studenten onderling. De opleiding kenmerkt zich door ‘case-gericht’ onderwijs met vernieuwende programma’s, kleine groepen en topdocenten uit het bedrijfsleven en van universiteiten.
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
11
Omdat het VRC-profiel leidend is voor de inrichting van de opleidingen zijn de overeenkomsten tussen de opleidingen groter dan de verschillen. Alle opleidingen voldoen volgens de commissie aan dit profiel en aan de criteria van het NVAO accreditatiekader. Visie Idealiter is een opleiding meer dan de optelsom van vakken en docenten en is er sprake van een samenhangende en gedeelde visie die richtinggevend is voor strategie en uitvoering. Het helpt docenten om een goede afstemming te bereiken tussen de vakken, zodat de studenten zowel methodisch als inhoudelijk een eenduidige regie ervaren. Het geeft de opleiding een duidelijk eigen gezicht en het helpt in de externe profilering. In de gesprekken van de commissie met de stakeholders bleek een dergelijke visie ook wel degelijk aanwezig, maar er passen wel twee kanttekeningen. In de eerste plaats was de visie meestal impliciet en kostte het vaak enige moeite om het verhaal achter de opleiding te achterhalen. De commissie zou er voor willen pleiten deze visie veel meer expliciet te maken, zodat de rode draad voor iedereen duidelijk is. In de tweede plaats was de visie niet altijd gedeeld met alle stakeholders. Met name docenten waren niet altijd betrokken bij of gecommitteerd aan het gedachtegoed. Daar waren meestal goede verklaringen voor, maar de commissie meent toch dat het goed zou zijn wanneer de docenten de visie mede dragen en uitdragen en gebruiken als inspiratiebron voor onderlinge afstemming. Naast deze algemene opmerking over het belang van een duidelijke en gedeelde visie heeft de commissie ook twee specifieke opmerkingen over het curriculum. Eén element springt er bij de opleidingen uit en dat is het opkomend belang van risk management in de praktijk van de controller. De commissie pleit er - wellicht ten overvloede - voor dat in elk van de relevante vakken op adequate wijze aandacht wordt besteed aan deze nieuwe maatschappelijke urgentie. Een tweede element heeft de commissie enigszins gemist: de dominante aanwezigheid van informatietechnologie in het werk van de controller. Slechts enkele opleidingen hebben er een vak van gemaakt en bij de anderen ontbreekt een duidelijk curriculum. Net zoals controllers de juridische en fiscale aspecten van hun werk voldoende moeten kunnen sonderen, moeten zij ook de logica van de ICT op basisniveau kunnen doorgronden. Governance De opleidingsdirectie speelt een cruciale rol in de aansturing van de EMFC-opleiding. Het gaat daarbij niet alleen om de strategische aspecten van de opleiding (positionering en opzet van de opleiding, toetsbeleid, relatie onderzoek – praktijk e.d.), maar de opleidingsdirectie houdt zich ook bezig met een diversiteit aan operationele activiteiten (zoeken van docenten, voorlichting aan potentiële studenten, intakegesprekken e.d.) en voert dagelijkse klussen uit (blussen van brandjes, vraagbaak voor studenten e.d.). De commissie heeft geconstateerd dat sommige opleidingsdirecties heel veel activiteiten naar zich toe trekken. Dit brengt verschillende risico’s met zich mee. Allereerst is er het risico van overbelasting en bij ziekte ontstaat een gat dat moeilijk opgevuld kan worden. De opleiding maakt zich op deze wijze zeer kwetsbaar. Door zoveel mogelijk zelf te doen bemoeilijkt de opleidingsdirectie het creëren van draagvlak voor de opleiding. 12
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
Door de verschillende groepen van betrokkenen bij de opleiding: docenten, studenten, alumni, beroepenveld, een rol te geven in de aansturing van de opleiding voelen deze groepen zich verantwoordelijk voor de opleiding en vergroten zij hun inzicht in de opleiding als geheel. Op deze wijze kunnen zij hun rol en positie in de opleiding ook beter begrijpen. Een ander risico is het pettenprobleem: de opleidingsdirectie bepaalt niet alleen het beleid, maar fungeert ook als arbiter van het eigen handelen. Op zijn minst wekt dit de schijn van partijdigheid en is het strijdig met de eisen die aan de administratieve organisatie van de opleiding mogen (moeten) worden gesteld. Om bovengenoemde risico’s tegen te gaan adviseert de commissie om de aansturing van de opleiding goed te structureren. De opleidingsdirectie kan worden ondersteund door formele gremia, zoals Curatorium, Academic Council, Docentenoverleg, Examencommissie, Opleidingscommissie en Vakcoördinatoren (per vakgebied of cluster van verwante vakken). De positie en rol van deze gremia moeten expliciet worden aangegeven. Het voorzitterschap van deze gremia moet niet (Examencommissie, Opleidingscommissie en Curatorium) of bij voorkeur niet worden vervuld door de opleidingsdirecteur. Vanwege het karakter van de opleiding is het gewenst dat het toezicht op de opleiding zowel vanuit het beroep (Curatorium) als vanuit de wetenschap (Academic Council) plaatsvindt. Uiteraard dient bij de instelling van deze gremia rekening te worden gehouden met de omvang van de opleiding. Studiepunten en keuzes Het NVAO-kader schrijft voor dat het aantal studiepunten voor de totale EMFC-opleiding minimaal 60 EC bedraagt. Het VRC-profiel (zie bijlage A) schrijft tevens voor dat de helft van het aantal studiepunten besteed wordt aan de vier hoofdvakken. De commissie heeft geconstateerd dat aan beide eisen wordt voldaan, maar dat er tevens sprake is van een uiteenlopende invulling en zwaarte van het programma. Aan de hoofdvakken kennen de opleidingen een verschillende zwaarte toe. De ene opleiding kent soms tweemaal zoveel studiepunten toe aan hetzelfde hoofdvak als de andere opleidingen. Hoewel er door de opleidingen voldaan wordt aan het criterium van minimaal 30 EC voor deze hoofdvakken, is er dus geen sprake van uniformiteit. De commissie meent dat de opleidingen zich hiermee zouden kunnen profileren, mits de keuzes aan de toekomstige studenten goed toegelicht worden. Hetzelfde geldt voor de keuzevakken. Er wordt een breed scala aan keuzevakken aangeboden. De opleidingen zouden zich ook met dit aanbod beter kunnen onderscheiden. In de voorlichting over de opleidingen zou het aanbod aan keuzevakken bijvoorbeeld gekoppeld kunnen worden aan de verwachte ontwikkelingen in het beroepveld van de registercontroller. Ten slotte is het de commissie opgevallen dat de zwaarte van de hele opleiding ook uiteenloopt met, gemeten in studiepunten, een verschil van meer dan 15%. Hoewel er voldaan wordt aan het criterium van minimaal 60 EC, acht de commissie een te grote spreiding niet wenselijk. Met het oog op een verdere verzwaring van het aantal EC voor de afstudeeropdracht tot 15 EC kan dit leiden tot een dermate groot onderscheid in studiebelasting dat de vergelijkbaarheid van de opleidingen afneemt. Persoonlijke vaardigheden Persoonlijke vaardigheden zijn onmisbaar voor de controller op het hoogste niveau. De commissie vindt het daarom van belang dat de opleidingen hier aandacht aan besteden. De commissie zou willen aanbevelen dat de opleidingen expliciet aangeven welke persoonlijke vaardigheden gewenst zijn. Enkele opleidingen hebben er voor gekozen om de training van de persoonlijke vaardigheden in aparte cursussen onder te brengen en er studiepunten aan toe QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
13
te kennen. Anderen hebben deze vaardigheden in verschillende vakken ondergebracht. Beide keuzes hebben hun voordelen. Het is wel van belang dat de ontwikkeling van die vaardigheden in de leerdoelen van de cursussen en de eindkwalificaties van de opleiding worden opgenomen en dat de werkvormen er op af gestemd zijn. Het is verder ook belangrijk dat er een goede afstemming plaatsvindt tussen de vakken waarin de vaardigheden aan de orde komen. Afstudeerwerkstuk Het is de commissie opgevallen dat in alle opleidingen het afstudeerwerkstuk wordt genoemd als studievertragend obstakel. De studenten hebben doorgaans geen moeite met het doorlopen van de twee cursusjaren met vakafsluitende tentamina. De studievoortgang in de twee cursusjaren is behoorlijk. De problemen beginnen bij het afstudeerwerkstuk. De aansluitende zomervakantie aan het eind van het tweede studiejaar betekent niet alleen een definitieve breuk met de wekelijkse vrijdagroutine, de dag waarop de studenten onderwijs genoten, maar ook de start van een langdurige periode die in niet alle gevallen leidt tot het succesvol verdedigen van het werkstuk. De zwaarte van het afstudeerwerkstuk wordt naar het oordeel van de commissie onderschat, zowel door de studenten als de verschillende opleidingen. Een extra dimensie aan het afstudeerwerkstuk van de EMFC-opleiding is, dat het naast de wetenschappelijke component ook nadrukkelijk een praktijkcomponent kent. Mede hierdoor vindt een vertraging plaats bij de afronding. Dit neemt soms zodanige vormen aan dat tentamina dreigen te vervallen en incidenteel zijn zelfs studenten uitgeschreven die weliswaar alle tentamina hadden behaald maar, ook na herhaalde aanmaning, niet konden komen tot afronding van het werkstuk. De opleidingen zouden naar het oordeel van de commissie hierop actie moeten ondernemen. Naar het oordeel van de commissie zou een structurele of projectmatige vorm van begeleiding essentieel onderdeel van het afstudeertraject moeten zijn. De commissie heeft de indruk dat sommige opleidingen in een te laat stadium op reguliere wijze aandacht aan het afstudeertraject schenken. Onderzoeksmethodologie met vraagstukken hierover in het begin van de opleiding en een projectmatige aanpak van het afstudeerwerkstuk zijn naar de mening van de commissie van eminent belang. De commissie doet hierbij enige suggesties voor de inrichting van deze projectmatige aanpak. Te denken valt bijvoorbeeld aan de volgende fasen in het afstudeertraject: - de aanleiding tot en de probleemstelling van het afstudeerwerkstuk; - het uiteenrafelen van de probleemstelling of centrale onderzoeksvraag in deel(onderzoek)vragen; - de hypothesestelling en de toetsingsmethode; - afstemming van de gehanteerde onderzoeksmethode met de praktijkcomponent, in samenwerking met de sponsor/ de werkgever van de student; - opstelling van een voorlopige literatuurlijst. Een essentieel onderdeel van het afstudeerproject is de tijdsplanning. Deze tijdsplanning dient voor drie tot zes maanden gedetailleerd te worden uitgewerkt en voortschrijdend te worden bijgesteld. De planperiode na zes maanden kan globaler van aard zijn. De opleiding maakt vervolgens individuele afspraken met de studenten op basis van een stramien-tijdpad. De student en de begeleider komen in onderling overleg tot een datum waarop een volgend document moet worden ingeleverd. De student wordt strak aan deze planning gehouden. Aan het einde van het traject is een tweede lezer t.b.v. de ‘externe’ validatie noodzakelijk. Een 14
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
afstudeerhandleiding waarin de projectmatige aanpak wordt uiteengezet completeert het geheel. Samenvattend: de commissie is van oordeel dat de opleidingen het afstudeertraject in samenwerking met de werkgever van de student eerder, meer projectmatig, strakker, meer studentgericht en sturender moeten managen, dit ter verbetering van de rendementen van de opleiding, uiteraard onder handhaving van de wetenschappelijke kwaliteitscriteria.
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
15
16
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
DEEL II: OPLEIDINGSRAPPORT
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
17
18
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
3.
Rapport over de masteropleiding Executive Master of Finance and Control aan de TiasNimbas Business School
Administratieve gegevens Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: Naam opleiding: CROHO-nummer: Niveau: Oriëntatie: Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s): Einddatum accreditatie:
Executive Master of Finance and Control 75019 master wo 60 EC Master of Science deeltijd Tilburg, Utrecht 24-4-2012
Het bezoek van de visitatiecommissie Executive Master of Finance and Control aan TiasNimbas Business School vond plaats op 26-27 oktober 2010. 3.0. Structuur en organisatie van de faculteit TiasNimbas is de business school van de Universiteit van Tilburg en de Technische Universiteit Eindhoven. TiasNimbas is in 2006 ontstaan uit een samengaan tussen Tias Business School en Nimbas Universiteit met als doel een internationale allround managementschool te creëren. De combinatie heeft geleid tot het ontstaan van een allround business school met vestigingen in Bonn, Eindhoven, Taipei, Tilburg en Utrecht. TiasNimbas maakt waar mogelijk gebruik van de resources van de Universiteit van Tilburg en de Technische Universiteit Eindhoven. TiasNimbas stelt ‘eigen’ docenten aan als de benodigde expertise niet beschikbaar is aan één van de moederuniversiteiten. TiasNimbas biedt een portefeuille aan opleidingen gericht op managers en professionals in het bedrijfsleven, de overheid en de semioverheid aan. Programma’s zijn onder te verdelen in degree programmes en non-degree programmes. De Executive Master Programmes zoals deze door TiasNimbas Business School worden aangeboden zijn allen post-experience opleidingen ontwikkeld voor deelnemers met een academisch denk- en werkniveau gecombineerd met een aantal jaar professionele werkervaring. De Executive Masters worden onderverdeeld in general management / sectorgerichte opleidingen (4) en functionele opleidingen (4). De Executive Master of Finance and Control (RC/EMFC) behoort tot de tweede categorie en daarbinnen tot het cluster Financial Management. Alle opleidingen binnen de divisie Executive Master Programmes zijn ingebed in een organisatiestructuur waarbinnen verantwoordelijkheden en taken voor de waarborging van de kwaliteit van de opleidingen zijn vastgelegd. De Academic Dean is verantwoordelijk voor de academische inhoud van al het TiasNimbas onderwijsaanbod. Hij wordt daarbij bijgestaan door drie Associate Deans. De Associate Dean Executive Programmes is verantwoordelijk QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
19
voor de academische kwaliteit van het programma-aanbod binnen de divisie Executive Master Programmes. De Academic Dean wordt terzijde gestaan door de Academic Council. De Director Executive Master Programmes is de zakelijke eindverantwoordelijke van de divisie. De Director Executive Master Programmes werkt nauw samen met de Associate Dean Executive Masters, de Academic en Programme Directors van de verschillende opleidingen en wordt ondersteund door de programme managers. Aan het hoofd van elk van de executive master programma’s staat een Academic Director. Dit is altijd een hoogleraar van TiasNimbas of haar moederuniversiteiten. Elk van de Executive Master programma’s beschikt bovendien over opleidingsspecifieke ondersteuning. 3.1.
Het beoordelingskader
3.1.1. Doelstellingen opleiding F1: Domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
Beschrijving De beroepspraktijk van de opleiding wordt vertegenwoordigd door de Vereniging van Registercontrollers (VRC). De VRC is eigenaar van het register en het dienstmerk RC. Afgestudeerden van een geaccrediteerde opleiding tot Executive Master of Finance and Control (EMFC) hebben op grond hiervan het recht zich in te schrijven in het register en daarna het dienstmerk RC te voeren. Inschrijving is overigens niet zonder consequenties: zo werkt men na inschrijving onder de VRC-gedragscode en dient men te voldoen aan eisen met betrekking tot permanente educatie. Afgestudeerden van de Executive Master of Finance en Control-opleiding aan TiasNimbas Business School zijn in staat om (in lijn met de gedragscode van de VRC) in een vertrouwensrol, beheersingsrol en/of ondersteunende rol: • • •
•
•
EK 1: verantwoordelijkheid te dragen met betrekking tot de inrichting van de interne financieel economische informatievoorziening van de organisatie; EK2: verantwoordelijkheid te dragen met betrekking tot de voorbereiding van de externe financieel economische informatievoorziening van de organisatie; EK3: zorg te dragen voor een optimale omloop van operationele, financiële en fiscale geldstromen (dan wel de verantwoordelijke experts in de organisatie hierbij te ondersteunen); EK4: een zo objectief mogelijk oordeel te vellen omtrent de prestaties van de organisatie in samenhang met de doelstellingen en de risico’s die de organisatie hierbij loopt; EK5: beslissingsondersteuning te bieden bij de aanschaf en aanwending van schaarse middelen in de organisatie.
Naast deze vijf domeinspecifieke eindkwalificaties geldt in het algemeen voor een TiasNimbas executive WO-master dat hij/zij: •
20
EK6: in staat is verschillende wetenschappelijke theoretische benaderingen kritisch te beschouwen en te beoordelen op toepasbaarheid voor een concreet en praktisch vraagstuk; QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
•
• • •
EK7: in staat is adequate verbindingen te leggen tussen theorie en praktijk, door (a) relevante vraagstukken binnen de eigen organisatie te herkennen en adequaat te plaatsen in de context van theoretische benaderingen, door (b) theoretische benaderingen adequaat toe te passen op een concreet vraagstuk binnen de eigen beroepspraktijk, en door (c) bevindingen uit onderzoek te vertalen naar oplossingsgerichte toepassingen binnen de eigen beroepspraktijk; EK8: in staat is een complex vraagstuk op een multidisciplinaire wijze te bestuderen en kennis uit verschillende disciplines met elkaar te integreren; EK9: in staat is zelfstandig en methodologisch verantwoord onderzoek te verrichten rond een vraagstuk binnen de eigen beroepspraktijk; EK10: in staat is zelfstandig, onafhankelijk en op adequate wijze te kunnen rapporteren over eigen onderzoek, zowel schriftelijk als mondeling.
De eindkwalificaties komen tot uiting in de volgende leerdoelen: •
• •
• • • •
• • • • • • • •
L1: Kennis van theoretische concepten op het gebied van BIV en Control en van standaardoplossingen. L2: Kunnen creëren van een stelsel van internal controls over financial reporting, inclusief het filteren van informatie, de analyse van de situatie en praktische toepassing. L3: In staat zijn om een oordeel te vormen over een controlsituatie (onder meer op basis van een kritische houding te aanzien van de beschikbare informatie en de synthese hiervan). L4: Bevindingen met betrekking tot de analyse van een controlsituatie helder kunnen communiceren, zowel schriftelijk als mondeling. L5: In staat zijn zelfstandig kennis te ontsluiten ten behoeve van de diverse vakgebieden. L6: Kennis hebben van relevante management control frameworks (bijvoorbeeld Simons, Merchant) en hun toepassingsmogelijkheden. L7: Op de hoogte zijn van alle bekende management accounting tools en concepten die behoren bij de management cyclus, zoals target setting, budgettering, transfer pricing, prestatiemeting, prestatiebeloning, en risicomanagement. L8: Up-to-date zijn met betrekking tot literatuur omtrent costing, inclusief Time-Driven Activity-Based Costing en Customer Profitability Analysis. L9: Kennis omtrent de VRC-gedragscode en de implicaties hiervan voor de eigen beroepspraktijk. L10: Kennis van IT governance en de in de praktijk daarvoor bestaande frameworks (o.a. COBIT). L11: Kennis van de impact van ICT op de externe waardeketen. L12: Kennis van hoe met behulp van ICT de performance van bedrijfsprocessen en mede daardoor de concurrentiepositie kan worden ondersteund en/of verbeterd. L13: Kennis van bedrijfseconomische benaderingen van informatiesystemen: met name het opstellen van business case analyses en kostenverdeelmodellen voor ICT. L14: Kennis van programmamanagement en implementatievraagstukken van grootschalige systemen (ERP). L15: Kennis en inzicht van de aan externe verslaggeving ten grondslag liggende concepten in nationaal en internationaal verband en de verhouding van deze concepten tot de bevindingen in wetenschappelijke literatuur (wo-publicaties op het gebied van accounting theory).
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
21
•
•
•
• • • • • • • • • •
• • • • • •
22
L16: Zodanige kennis van, inzicht in en ervaring met de regelgeving ter zake van financiële verslaggeving en de daaraan ten grondslag liggende theorieën dat men in staat is zelfstandig, op basis van de feitelijke gegevens en de wetteksten en teksten van standaarden welke nationaal en internationaal zijn verschenen, besluiten te formuleren met betrekking tot vraagstukken betreffende externe verslaggeving en daarvan de consequenties te overzien. L17: Zodanige kennis en inzicht in de grondslagen en opbouw van externe verslaggeving door huishoudingen dat men in staat is zelfstandig analyses te maken van verslaggeving door andere huishoudingen dan waarbij men werkzaam is. L18: Bekendheid met het formele kader waarbinnen externe verslaggeving in vennootschappelijk verband functioneert en met materiedeskundige daarover adequaat kunnen communiceren. L19: Kennis en inzicht in de verbanden tussen strategie en prestatiemeting (strategic control) mede in het licht van concurrentie en innovatie. L20: Begrip hebben van strategische outside-in benaderingen om duurzame concurrentiële voordelen te kunnen bepalen en behalen. L21: Begrip hebben van de impact van globalisering en complexe waardeketens (operations) in het proces van strategievorming. L22: In staat te zijn de voor de logistieke processen specifieke kostenplaatsen en kostensoorten alsmede de costdrivers te kunnen bepalen. L23: In staat zijn om de potentiële optimalisatiemogelijkheden, zowel m.b.t. de interne processen alsmede binnen de keten of het netwerk, te onderkennen. L24: In staat te zijn om een concept te ontwerpen voor de inrichting en beheersing van de interne processen rekening houdend met de positie in de keten en/of netwerk. L25: In staat te zijn om de discriminerende factoren, die relevant zijn voor de verdelingsvraagstukken tussen actoren in keten of netwerken, te onderkennen. L26: Het onderkennen van relevante informatie voor financiële beslissingen. L27: Het analyseren van cijfermatige en kwalitatieve financiële informatie aan de hand van methodieken die in de bedrijfspraktijk waardevol zijn. L28: Het nemen van de juiste financiële beslissing in situaties van onvolledige en inaccurate informatie rekening houdend met andere aspecten van de organisatie (zoals strategie, personeel, omgeving, etc.). L29: Het beoordelen van een M&A target zowel wat betreft “strategic fit” als waardering van de onderneming via DCF en multiples. L30: Het kunnen begrijpen van de juridische relevantie van vragen van en adviezen aan de ondernemingsleiding. L31: Het besef hebben van de juridische context en verantwoordelijkheid waarbinnen de ondernemingsleiding functioneert in intern en extern opzicht. L32: Het besef hebben van de juridische context van het fenomeen risicobeheersing en controle. L33: Het begrijpen dat de juridische context waarbinnen de controller functioneert, een proactieve informerende rol naar de ondernemingsleiding veronderstelt. L34: Kennis hebben van en inzicht in de grondbeginselen en systematiek van de vennootschapsbelasting. L35: Het op hoofdlijnen kennis hebben van de hoofdthema’s in de vennootschapsbelasting (rente-aftrekbeperkingen, deelnemingsvrijstelling, fiscale eenheid en verliesverrekening) en in staat te zijn te signaleren in welke situaties zich fiscale problemen kunnen voordoen. QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
•
L36: Door middel van kritisch denkvermogen de cursusstof toepassen op een casus en fiscaaljuridische problemen daarbij op te lossen.
Oordeel De commissie heeft de eindkwalificaties van de opleiding bestudeerd en vergeleken met haar domeinspecifieke referentiekader, dat overeenkomt met het referentiekader dat door de VRC is opgesteld ter voorbereiding op de visitatie van de Executive Master of Finance and Control. Zij heeft vastgesteld dat de eindkwalificaties in voldoende mate aansluiten op het referentiekader (zie bijlage A). De eindkwalificaties verwijzen expliciet naar de kennis en inzichten die studenten verwerven, de vaardigheden om die toe te passen, het vermogen om oordelen te vormen, de communicatieve vaardigheden en de leervaardigheden die in het referentiekader worden beschreven. In de tiende eindkwalificatie komen de communicatieve vaardigheden aan bod. Desondanks mist de commissie een expliciete vermelding van de communicatieve vaardigheden op leiderschapsniveau, waarmee de controller in de beroepspraktijk in staat dient te zijn de door hem gevormde oordelen met succes voor het voetlicht te brengen. Tijdens het bezoek vernam de commissie van de opleiding dat er door de eisen van de VRC vrijwel geen ruimte is om aandacht te besteden aan zaken als leiderschapsvaardigheden. De opleiding gaf aan dat zij het op prijs zou stellen als de VRC in dit opzicht de opleidingen iets meer vrij zou laten, zodat in de eindkwalificaties en het curriculum meer ruimte is voor het verder ontwikkelen van leiderschapsvaardigheden. De commissie is van mening dat het van essentieel belang is dat studenten hun persoonlijke vaardigheden ontwikkelen. Aangezien zij aan het begin van hun carrière staan, is het niet vanzelfsprekend dat zij dergelijke vaardigheden al hebben ontwikkeld, terwijl zij deze in hun functie als controller in hoge mate moeten aanwenden. Om die reden zou de commissie graag zien dat de opleiding meer aandacht besteedt aan de ontwikkeling van persoonlijke vaardigheden, waaronder leiderschapsvaardigheden, bij haar studenten. Omdat de eindkwalificaties in voldoende mate aansluiten bij de eisen die door vakgenoten en de beroepspraktijk worden gesteld aan de opleiding, komt de commissie tot het oordeel dat de opleiding voldoet aan de criteria die betrekking hebben op de domeinspecifieke eisen. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
F2: Niveau: Bachelor en Master De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor of een Master.
Beschrijving Kennis en Inzicht Volgens de zelfstudie biedt de masteropleiding deelnemers aantoonbare kennis en inzicht op het gebied van financieel management en control. Deze kennis bouwt voort op het niveau dat mag worden verwacht van het niveau van een initiële master en overtreft en/of verdiept deze. De opleiding biedt deelnemers een basis om een originele bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in hun eigen organisatie.
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
23
Deze descriptor is volgens de zelfstudie herkenbaar in de eindkwalificaties EK1, EK2, EK3, EK6 en EK7. Dit komt specifiek tot uiting in de leerdoelen L1, L6, L7, L8, L10, L15, L16, L18, L19, L26, L30, L34 en L35. Toepassen kennis en inzicht Volgens de zelfstudie stelt de opleiding deelnemers in staat kennis en inzicht toe te passen binnen een brede, multidisciplinaire, context die gerelateerd is aan hun beroepspraktijk. Deelnemers worden eveneens in staat gesteld hun probleemoplossende vermogen toe te passen op hun beroepspraktijk. Deelnemers kunnen na het succesvol doorlopen van de programma’s bovendien praktijkkennis integreren met academische kennis en complexe vraagstukken analyseren, onderzoeken en verbinden aan mogelijke oplossingsrichtingen. Deze descriptor is volgens de zelfstudie herkenbaar in de eindkwalificaties EK1, EK2, EK3, EK5, EK7, en EK8. Dit komt specifiek tot uiting in de leerdoelen L2, L9, L12, L14, L15, L16, L20, L21, L22, L23, L24, L27, L28, L33, L35 en L36. Oordeelsvorming Volgens de zelfstudie stelt het succesvol doorlopen van de opleiding deelnemers in staat om oordelen te formuleren, ook op grond van onvolledige en beperkte informatie. Bovendien zijn deelnemers in staat rekening te houden met sociaal-maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden die verbonden zijn aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen. Deze descriptor is volgens de zelfstudie herkenbaar in de eindkwalificaties EK4 en EK8. Dit komt specifiek tot uiting in de volgende leerdoelen: L3, L9, L10, L16, L17, L19, L25, L28, L29, L31 en L35. Communicatie Volgens de zelfstudie zijn deelnemers na afronding van het masterprogramma in staat conclusies, samen met de kennis van motieven en overwegingen die daaraan ten grondslag liggen, over te brengen op een publiek van specialisten en niet-specialisten. Deze descriptor is volgens de zelfstudie herkenbaar in eindkwalificatie EK10. Dit komt specifiek tot uiting in de leerdoelen: L4, L18, L33 en L35. Leervaardigheden Volgens de zelfstudie zijn deelnemers na succesvolle afronding van de masteropleiding in staat op zelfstandige en autonome wijze hun eigen leren voort te zetten, in de vorm van vervolgstudie of anderszins. Deze descriptor is volgens de zelfstudie herkenbaar in de eindkwalificaties EK6 en EK9. Dit komt specifiek tot uiting in de volgende leerdoelen: L5, L15, L17, L19, L20, L21, L26, L30 en L36. Oordeel De commissie heeft de eindkwalificaties van de masteropleiding bestudeerd vanuit het perspectief van het niveau. Zij heeft vastgesteld dat die eindkwalificaties in voldoende mate aansluiten bij de Dublin-descriptoren en kan zich vinden in de relatie tussen de eindtermen en de Dublin-descriptoren die in de zelfstudie wordt uitgewerkt. Zij is ook van mening dat de eindkwalificaties het niveau van de opleiding adequaat weerspiegelen. De eindkwalificaties 13, 6 en 7 met betrekking tot kennis en inzicht maken bijvoorbeeld duidelijk dat studenten de reeds in hun wetenschappelijke vooropleiding (initiële masteropleiding) verworven kennis 24
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
vergroten en verdiepen. Studenten leren bijvoorbeeld om verbindingen te leggen tussen theorie en praktijk door relevante vraagstukken binnen de eigen organisatie te herkennen en te plaatsen in de context van theoretische benaderingen. Ook leren zij om theoretische benaderingen toe te passen op een concreet vraagstuk binnen de eigen beroepspraktijk. Bovendien leren zij bevindingen uit onderzoek te vertalen naar oplossingsgerichte toepassingen binnen de eigen beroepspraktijk. Omdat de eindkwalificaties van de opleiding aansluiten bij de algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een masteropleiding, komt de commissie tot het oordeel ‘voldoende’ voor het facet dat betrekking heeft op het niveau van de opleiding. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
F3: Oriëntatie WO: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een Bachelor en een Master: • De eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. • Een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot tenminste één verdere WO-studie op masterniveau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt. • Een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een WO-opleiding vereist is of dienstig is.
Beschrijving De doelstellingen van de opleiding en de aansluiting bij de Dublin-descriptoren laten volgens de zelfstudie zien dat er belang wordt gehecht aan de academische kwalificaties van de deelnemers, zoals vereist vanuit de Vereniging van Registercontrollers. Ondanks het feit dat een aantal vakken een typisch Nederlandse invulling kent (Belastingrecht, Ondernemingsrecht en deels Bestuurlijke Informatievoorziening) wordt door de opleiding toch zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de internationale literatuur. De opleiding wordt naast reflectie over de waarde van de wetenschappelijke theorieën en concepten voor de beroepspraktijk ook gekenmerkt door het ontwerpgericht karakter. Eindkwalificaties 6 tot en met 9 geven aan dat de beroepspraktijk de deelnemer voortdurend confronteert met problemen die opgelost dienen te worden. Bij het werken aan deze problemen doorloopt de deelnemer in het algemeen een regulatieve cyclus, die bestaat uit probleemindicatie, diagnose, verbeterplan (ontwerp), implementatie en evaluatie van het ontwerp. Oordeel De commissie heeft de eindkwalificaties van de postinitiële (executive) masteropleiding bestudeerd vanuit het perspectief van de oriëntatie. Zij heeft onder F1 al vastgesteld dat de eindtermen voldoende aansluiten bij de eisen vanuit de wetenschappelijke discipline en de relevante beroepspraktijk. De opleiding is een wetenschappelijke beroepsopleiding met een postinitieel karakter, die erop is gericht om vraagstukken uit de beroepspraktijk op een wetenschappelijke wijze op te lossen. De commissie stelt vast dat met name de eindkwalificaties 6 tot en met 10 hierbij aansluiten. Wetenschappelijke methoden en technieken, die de studenten tijdens hun wetenschappelijke vooropleiding hebben verworven, komen volgens de eindtermen in voldoende mate aan bod. De commissie is positief over het QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
25
reflectieve karakter van de opleiding. Studenten leren mede aan de hand van hun praktijkervaring te reflecteren over de waarde van de wetenschappelijke theorieën en concepten voor de beroepspraktijk. De commissie is daarom van oordeel dat de opleiding voldoet aan de criteria die betrekking hebben op de oriëntatie. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Doelstellingen opleiding Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Doelstellingen opleiding. Voor de masteropleiding Executive Master of Finance and Control is het oordeel voldoende. 3.1.2. Programma Beschrijving van het programma De opleiding Executive Master of Finance and Control is een executive opleiding, ontwikkeld voor deelnemers met een academisch denk- en werkniveau gecombineerd met minimaal twee jaar professionele werkervaring. De inhoud van de opleiding is in hoge mate voorgeschreven door de VRC. De hoofdvakken van het TiasNimbas curriculum, zoals ook door de VRC voorgeschreven, zijn: • Management Accounting and Control (5 EC); • Financial Accounting and Reporting (10 EC)/ Financial Auditing (1 EC); • Accounting Information Systems (11 EC) en Information Management (6 EC); • Corporate Finance / Treasury Management (5 EC). Ook de andere door de VRC voorgeschreven onderwerpen in de opleiding zijn opgenomen in het programma. De vakken Ondernemingsstrategie (5 EC) en Ondernemings- en Belastingrecht (5 EC) zijn afzonderlijk opgenomen. Risk Management en Compliance zijn niet als apart vak terug te vinden in de opleiding maar zijn na onderling overleg tussen docenten verdeeld over de vakken Management Accounting en Control, Accounting Information Systems en Financial Accounting en Reporting / Financial Auditing. Ethiek en de VRC-gedragscode komen aan de orde in de colleges Management Accounting en Control. Verder is het onderwerp Logisitiek Management (4 EC) opgenomen in het programma. Het afstudeerwerkstuk bedraagt 8 EC. Het programma van de opleidingen in Tilburg en Utrecht is identiek. Semester 1 BIV/AO Management Accounting & Control Semester 2 BIV/AO Informatiemanagement Semester 3 26
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
Financial Accounting and Reporting Financial Auditing Strategisch Management Logistiek Management Semester 4 Financial Accounting and Reporting Financial Auditing Fiscaal Recht Belastingrecht Finance and Treasury Semester 5 Afstudeerwerkstuk
F4: Eisen WO Het programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een HBO- of een WO-opleiding: • Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. • Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. • Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. • Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen.
Beschrijving Deelnemers zijn (voor minimaal 90%) bij instroom al in het bezit van een Master of Sciencediploma. Dit zal in de regel een initiële wo-master zijn waarin veel aandacht wordt besteed aan methoden en technieken van onderzoek (MTO). Deelnemers met een deficiëntie MTO volgen een verplichte cursus op dit gebied. De opleiding hanteert de TiasNimbas-uitgangspunten van frontiers of knowledge en project-based learning. De opleiding werkt met de laatste inzichten op wetenschappelijk gebied (frontiers of knowledge) en verbindt deze direct aan de praktijk van de deelnemers door project-based learning, vormgegeven als paperprojecten, cases en groepsdiscussies. De verbinding tussen onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt op verschillende manieren geborgd: bijvoorbeeld via materialen voor deelnemers en via docenten en gastsprekers. In de opleiding wordt gebruik gemaakt van recente academische literatuur uit (inter-)nationale, peer-reviewed journals. De opleidingen beschikken over docenten met een academische achtergrond en internationale wetenschappelijke ervaring. In het programma wordt zowel gebruik gemaakt van wetenschappelijke literatuur als van literatuur die de brug probeert te slaan naar de praktijk. Het programma kent een aantal opdrachten waarin een beroep wordt gedaan op de onderzoeksvaardigheden van de deelnemers. Als belangrijkste geldt hier het afstudeerwerkstuk. Maar de deelnemers moeten ook papers schrijven voor de vakken Financial Accounting & Reporting, Strategisch Management en Logistiek Management. Bij Informatiemanagement wordt een kort essay bij aanvang van het vak geschreven. Verder wordt een voortdurend beroep gedaan op de reflectieve vaardigheden van de deelnemers.
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
27
De aansluiting met het relevante beroepenveld vindt niet alleen plaats via de VRC, maar ook via de inbreng van het curatorium van de opleiding waarin hooggeplaatste functionarissen uit de controllingpraktijk zitting hebben. Tijdens het bezoek kreeg de commissie de indruk dat de betrokkenheid van de leden van het curatorium niet optimaal is. Zo is het curatorium niet gekend in het opstellen van het zelfevaluatierapport ten behoeve van de huidige visitatie en ook ontbreekt betrokkenheid van de curatoriumleden bij de belangrijkste discussiepunten van de opleiding. Oordeel De commissie heeft het programma van de opleiding bestudeerd vanuit het perspectief van de eisen die aan een wetenschappelijke beroepsopleiding mogen worden gesteld. Zij heeft vastgesteld dat het programma zo is ingericht dat de interactie tussen onderwijs en onderzoek in voldoende mate aan bod komt. De commissie waardeert het gebruik van een mengvorm van wetenschappelijk hoogstaande literatuur en literatuur die een brug probeert te slaan naar de praktijk en oordeelt dat de gebruikte literatuur zonder uitzondering up to date is. De commissie waardeert de verbeterslag die naar aanleiding van de visitatie van 2005 is gemaakt met betrekking tot het verkleinen van de afstand tot de wetenschap. Naar het oordeel van de commissie verschaffen gastdocenten met een sterke wetenschappelijke achtergrond, die werkzaam zijn aan onder meer de Universiteit van Tilburg en die dikwijls op structurele basis op TiasNimbas optreden, de studenten voldoende inzicht in de relevante ontwikkelingen in het wetenschappelijk onderzoek. Studenten worden naar het oordeel van de commissie door middel van het schrijven van papers, een essay en ten slotte het afstudeerwerkstuk voldoende uitgedaagd om hun onderzoeksvaardigheden te ontwikkelen in relatie tot vraagstukken uit de beroepspraktijk. Hierbij hebben studenten profijt van de ervaring die zij dagelijks naast hun studie in de beroepspraktijk opdoen. De commissie is van mening dat de opleiding er baat bij zal hebben als zij het curatorium meer bij de opleiding betrekt dan momenteel het geval is. Omdat het programma zo is ingericht dat de interactie tussen onderwijs en onderzoek in voldoende mate aan bod komt, concludeert de commissie dat het programma voldoet aan de eisen die aan een wetenschappelijke beroepsopleiding mogen worden gesteld. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
F5: Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
Beschrijving De onder F1 genoemde eindkwalificaties komen volgens de zelfstudie in elk van de vakken in het curriculum aan de orde. Bij sommige vakken wordt nadrukkelijker aandacht besteed aan bepaalde eindkwalificaties (zie tabel 1.1).
28
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
Eindkwalificatie nr: Bestuurlijke Informatievoorziening Management Accounting & Control Informatiemanagement Financial Accounting & Reporting Financial Auditing Strategisch Management Logistiek Management Finance (& Treasury) Belastingrecht Ondernemingsrecht Afstudeerwerkstuk
1 x
2 x
3 x
x x
x x
4 x
5
6 x
x
x
x
7
8
9
10 x x
x x
x
x x x
x
x x
x
x
x
x
x
x x x
x x x x x
x
x
x
x
Tabel 1.1 Eindkwalificaties en de vakken waarin deze vooral aan de orde komen.
De 36 leerdoelen waarin deze eindkwalificaties zijn vertaald en de spreiding van deze leerdoelen over het programma zijn opgenomen in een tabel in de zelfstudie. In alle onderdelen wordt bovendien aandacht besteed aan het vijfde leerdoel, ‘in staat zijn zelfstandig kennis te ontsluiten ten behoeve van de diverse vakgebieden’. Tijdens het bezoek werd duidelijk dat studenten van mening zijn dat de vakken goed toepasbaar zijn op hun werkzaamheden in de beroepspraktijk. Wel geven zij aan dat het vak Bestuurlijke Informatievoorziening ten koste dreigt te gaan van het vak Management Accounting, ook al erkennen zij dat Bestuurlijke Informatievoorziening de basis van de opleiding is. De studenten zouden graag meer verdieping van het vak Management Accounting willen door de opleiding heen. Men geeft wel aan dat het van het werkgebied van de individuele student afhangt, welke vakken het meest nuttig zijn. Oordeel De commissie concludeert dat het programma een adequate concretisering van de leerdoelen en eindkwalificaties is. De 36 leerdoelen worden naar haar oordeel op een evenwichtige manier over het programma verspreid. Ook de inhoudelijke eisen die de opleiding stelt aan de afstudeerwerkstukken corresponderen in voldoende mate met de eindkwalificaties van de opleiding. Daaruit blijkt dat het programma studenten de mogelijkheid biedt om die eindkwalificaties te behalen. De commissie concludeert dat de inhoud van het programma degelijk en klassiek genoemd kan worden en voldoet aan de criteria van het facet dat betrekking heeft op de relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
29
F6: Samenhang programma Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma.
Beschrijving Volgens de zelfstudie wordt het fundament van het programma gelegd door het vak Bestuurlijke Informatievoorziening. De kerntaken van de moderne controller worden onderwezen in het vak Management Accounting & Control. Het gaat erom informatie aan te leveren waardoor het management optimale beslissingen kan nemen. De relatie naar de buitenwereld komt aan bod bij het vak Financial Accounting & Reporting. De controller is vaak sparring partner van de externe accountant, vandaar dat hier ook een relatie is met het vak Financial Auditing. Het ‘cement’ wordt gevormd door de ondersteunende vakken. Integratie van de vakken vindt uitdrukkelijk plaats bij het afstudeerwerk waarbij een probleem uit de praktijk van de eigen organisatie centraal staat (project-based learning). De inhoud van het programma wordt in hoge mate bepaald door de eisen van de VRC en daarmee door de beroepspraktijk. Volgens de opleiding gaat het om 90% van het programma, wat door de opleiding als een keurslijf wordt beschouwd. Tijdens het bezoek is naar voren gekomen dat er geen formeel overleg tussen de docenten plaatsvindt om vakken en de colleges van de individuele docenten op elkaar af te stemmen. Vanwege de kleinschaligheid van de opleiding zijn de lijnen kort, waardoor het mogelijk is om op informele basis te overleggen. Oordeel De commissie vindt dat de opleiding erin geslaagd is om een programma te ontwikkelen dat voldoende inhoudelijke samenhang vertoont. De commissie is van mening dat de opleiding de eisen van de VRC ten onrechte als een keurslijf beschouwt. De VRC schrijft weliswaar vakgebieden voor, maar deze vakgebieden worden niet nader ingevuld. De VRC-eisen bieden derhalve voldoende ruimte voor eigen accenten. De commissie is van oordeel dat de opleiding meer eigen accenten zou kunnen aanbrengen in het programma. De commissie acht het wenselijk dat de docenten in de toekomst frequenter samenkomen voor overleg ter bevordering van de samenhang van het programma en voor het afstemmen van de vakken en de colleges. De commissie is van oordeel dat het aantal studiepunten voor de verschillende hoofdvakken onevenwichtig is verdeeld. Uitgaande van de taken van de controller is het vak Management Accounting & Control, dat met slechts 5 EC wordt gehonoreerd, in haar ogen ondervertegenwoordigd. Aangezien zowel in het bedrijfsleven als bij de overheid kennis van Risicomanagement momenteel onontbeerlijk is, mist de commissie het als zelfstandig vak in het curriculum, hoewel zij waardeert dat er in een aantal vakken aandacht aan wordt besteed, waardoor steeds een context voor het vak wordt gecreëerd. Omdat de opleiding erin is geslaagd om een programma te ontwikkelen dat voldoende inhoudelijke samenhang vertoont, komt de commissie tot het oordeel ‘voldoende’ voor het facet dat betrekking heeft op de samenhang van het programma.
30
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
F7: Studielast Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
Beschrijving Het postinitiële karakter van de studie waarbij werk in de beroepspraktijk wordt gecombineerd met een deeltijdstudie maakt dat de opleiding per definitie zwaar genoemd kan worden. De studielast bedraagt inclusief de onderwijsdag op donderdag (Utrecht-cohort) of vrijdag (Tilburg-cohort) 20 uur per week. Toch geven deelnemers niet aan dat het programma te zware eisen stelt. De opleiding streeft ernaar om de studielast goed te verdelen over de semesters. Dit heeft bijvoorbeeld geleid tot een andere examenplanning met betrekking tot het vak Bestuurlijke Informatievoorziening en een herschikking van papers en tentamens in semester 4. De commissie heeft tijdens het bezoek geconstateerd dat het grootste struikelblok van de opleiding het afstudeerwerk is. Wanneer na afronding van het cursorische deel studenten niet langer één dag in de week aanwezig hoeven te zijn, wordt er over het algemeen door de werkgevers van de studenten weer onverminderd een beroep op hen gedaan, waardoor het afstudeerwerkstuk geheel naast een fulltime baan dient te worden vervaardigd. Oordeel De commissie heeft vastgesteld dat de opleiding bij het inrichten van het programma aandacht besteedt aan de studeerbaarheid en dat het programma vol maar toch redelijk studeerbaar is. Dat neemt niet weg dat het vak Bestuurlijke Informatievoorziening erg zwaar wordt gevonden door de studenten en dat de studiedruk bij het betreffende vak hoog is. De commissie constateert dat dit ten koste gaat van andere vakken. In dat kader is zij positief over de gewijzigde examenplanning met betrekking tot dit vak. De commissie waardeert de inspanningen van de opleiding om studenten te stimuleren tijdig aan het afstudeerwerkstuk te beginnen, maar doet een aantal suggesties ter verhoging van het rendement. Als studenten nog tijdens het cursorische deel van de opleiding nadenken over het onderwerp van het afstudeerwerkstuk of als studenten een onderwerp behandelen dat hun eigen werkgever zeer relevant vindt, waardoor zij mogelijk hun afstudeerwerkstuk onder werktijd mogen vervaardigen, is het in de ogen van de commissie mogelijk om binnen de gestelde tijd het afstudeerwerkstuk te voltooien (zie ook onder F21). Omdat het programma naast het afstudeerwerkstuk geen serieuze struikelvakken kent, komt de commissie tot het oordeel ‘voldoende’ voor het facet dat betrekking heeft op de studeerbaarheid van het programma. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
31
F8: Instroom Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: WO-bachelor: VWO, HBO-propedeuse of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. WO-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie.
Beschrijving Deelnemers zijn toelaatbaar met een doctoraal examen (drs/MSc) met tenminste twee jaar werkervaring. In het vakkenpakket moeten de volgende vakken in voldoende mate zijn vertegenwoordigd: • • • • • • • • •
Management Accounting Financial Accounting Finance Organisatie/Strategie Marketing Voortgezet Boekhouden Administratieve Organisatie Belastingrecht Ondernemingsrecht
Als deze niet voldoende zijn afgedekt in de vooropleiding, dan stelt de Academic Director de deficiënties vast tijdens het intakegesprek. Vervolgens moet de deelnemer deze wegwerken door tentamens op universitair niveau af te leggen (bijvoorbeeld aan de Open Universiteit Nederland). Drie vakken zijn veruit het vaakst deficiënt: Administratieve Organisatie, Belastingrecht en Ondernemingsrecht. TiasNimbas werkt samen met de Open Universiteit Nederland om deelnemers deze deficiënties te laten wegwerken. In theorie kan men maximaal acht deficiënties hebben. Bij een dergelijk groot aantal besteedt men over het algemeen een jaar voor het wegwerken ervan alvorens aan het EMFC-programma te beginnen. Bij een gering aantal deficiënties kan men alvast starten met het programma, mits deze zijn weggewerkt voordat de betreffende vakken beginnen. Tijdens het bezoek vernam de commissie van studenten dat degenen met een deficiëntie voor een vak soms zelfs in het voordeel zijn ten opzichte van degenen die niet deficiënt zijn, aangezien de kennis voor eerstgenoemden vers in het geheugen ligt. De studenten gaven aan dat de toelatingseisen en het deficiëntiebeleid strikt worden gehandhaafd door de opleiding, wat als positief wordt beschouwd. Een deficiëntie op het vakgebied MTO komt zelden voor. De reglementen van de VRC met betrekking tot toelating voorzien hier ook niet in. Het is thans beleid van TiasNimbas Business School om voor deze deelnemers een cursus Methoden en Technieken van Onderzoek (MTO) (verplicht) aan te bieden. Hiervoor is een fulltime docent aangesteld in 2010. Hoewel, zoals gezegd, de deficiëntie MTO maar zelden voorkomt bij de instroom in de opleiding, is besloten om het beleid van TiasNimbas met betrekking tot MTO ook van toepassing te laten zijn bij de EMFC opleiding. Dit betekent dat met ingang van het volgende cohort, deelnemers in principe tien (in plaats van negen) vakken in voldoende mate in hun vooropleiding succesvol moeten hebben afgerond. Uitzonderingen in de toelatingsprocedure mogen worden gemaakt mits gemotiveerd en gedocumenteerd. Als belangrijke vuistregel geldt hier dat de Academic Director tien procent deelnemers per jaargang mag toelaten die een afwijkende vooropleiding hebben gevolgd. In 32
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
de regel zullen dit heao-ers met een post-hbo controllersopleiding zijn. Heao-ers zonder posthbo vervolgtraject zijn niet toelaatbaar. Deze potentiële deelnemers wordt aangeraden om elders een post-hbo traject dan wel master of science-traject te starten. Er zijn in totaal 18 deelnemers (van de 207) toegelaten met een post-hbo vooropleiding via de zogenaamde 10%-regeling. Het aantal deelnemers met een post-HBO vooropleiding bedraagt hiermee in totaal 8,6%. De opleiding hanteert een strikt vrijstellingsbeleid, waarbij studenten slechts worden vrijgesteld van de toets maar niet van de overige werkzaamheden voor het betreffende vak. Omdat de registercontroller moet beschikken over een combinatie van professionele vakkennis en vaardigheden, brede business oriëntatie en begrip en effectieve persoonlijke vaardigheden, is het belangrijk dat deze vaardigheden al aanwezig zijn bij de student. De directie van de opleiding handhaaft deze instroomeisen door elke deelnemer een persoonlijk intakegesprek af te nemen. Dit gesprek wordt samengevat in een toelatingsbrief die de potentiële deelnemer na afloop van de intake via de post ontvangt. Oordeel De commissie heeft vastgesteld dat de kwalificaties waarover studenten die instromen in de opleiding moeten beschikken, formeel zijn vastgelegd en in overeenstemming zijn met de relevante eisen. Zij heeft geen informatie ontvangen die erop wijst dat de studenten niet over de kwalificaties beschikken die nodig zijn om het programma te volgen. De commissie heeft geconstateerd dat de opleiding voor aanvang van het programma beoordeelt of individuele instromende studenten een deficiëntie hebben voor één of meer vakken en dat de opleiding de toelatingscriteria strikt handhaaft, wat het niveau van de cohorten ten goede komt. De commissie is minder positief over het gemak waarmee studenten aan de opleiding kunnen beginnen zonder de deficiënties vooraf weg te werken. De commissie heeft namelijk geconstateerd dat, in tegenstelling tot het beleid, studenten soms aan de opleiding beginnen zonder dat zij de deficiënties hebben weggewerkt. Voor zover de commissie kan nagaan, zijn er geen aansluitingsproblemen. De commissie komt daarom tot het oordeel ‘voldoende’ voor dit facet. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
F9: Duur De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: WO-bachelor: in de regel 180 studiepunten. WO-master: minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding.
Beschrijving Het programma van de masteropleiding Executive Master of Finance and Control omvat 60 EC en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum.
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
33
Oordeel De masteropleiding Executive Master of Finance and Control voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum.
F10: Afstemming tussen vormgeving en inhoud Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
Beschrijving De onderwijskundige visie van TiasNimbas Business School wordt volgens de zelfstudie samengevat door de reeds genoemde begrippen frontiers of knowledge en project based learning. Hiermee wordt bedoeld het streven om te werken met de laatste inzichten op wetenschappelijk gebied (frontiers of knowledge) en deze direct te verbinden met de praktijk van de deelnemers door project-based learning. De opleiding werkt hierbij met paperprojecten, cases en groepsdiscussies. Zo vormen case studies een belangrijk onderdeel van de vakken Management Accounting en Control, Bestuurlijke Informatievoorziening en Finance (& Treasury). De docenten hebben een hoge mate van academische vrijheid en zijn zelf verantwoordelijk voor de complete inrichting van de onderwijsbijeenkomsten (werkvormen, literatuur, et cetera) zolang de leerdoelen worden behaald. In de filosofie van de opleiding stimuleert deze vrijheid en faciliteert tevens innovatie in de opleiding wat in lijn is met het uitgangspunt frontiers of knowledge. Project based learning is volgens de zelfstudie bij uitstek geschikt voor een executive masteropleiding. De deelnemers betrekken individueel of in groepsvorm actief hun beroepspraktijk bij het onderwijsproces. Dit kan door middel van projecten (bijvoorbeeld een afstudeerproject dat leidt tot een masterthesis) maar ook door middel van reflectie en ontwerpgericht onderzoek (deze laatste twee rekent de opleiding ook tot project based learning). De TiasNimbas opleiding wordt in hoge mate gekenmerkt door het reflectieve aspect. Dit blijkt uit het feit dat de colleges in hoge mate interactief van opzet zijn. Als voorbeeld noemt de zelfstudie de collegecyclus Management Accounting & Control. Een college duurt ongeveer 3 tot 3,5 uur en is vrijwel altijd opgebouwd uit de volgende drie elementen: • • •
een inleiding op de stof door de docent; een bedrijfspresentatie door een groep deelnemers; een analyse van een case gevolgd door een casepresentatie door een groepje deelnemers.
De bedrijfspresentatie wordt verzorgd door een wisselende groep deelnemers. Zij bereiden een presentatie voor over het onderwerp van het college in relatie tot hun eigen beroepspraktijk. De bedoeling is dat men reflecteert over de waarde van concepten als bijvoorbeeld budgettering, Time-Driven Activity-Based Costing en Enterprise Risk Management voor de eigen beroepspraktijk. Bedrijfspresentaties vinden ook frequent plaats tijdens de colleges Bestuurlijke Informatievoorziening. Reflectie vindt plaats door middel van (Harvard) case studies. De deelnemers dienen voor iedere onderwijsbijeenkomst thuis een case met vragen voor te bereiden. Tijdens het college werken de deelnemers in groepen in de break-out rooms aan een gezamenlijke case uitwerking per groep. Eén groep presenteert zijn resultaten voor de plenaire groep aan het 34
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
eind van de onderwijsbijeenkomst. Discussie en commentaar leiden uiteindelijk tot een uitwerking die door de betreffende break-out groep in de virtual classroom wordt geplaatst. Reflectie vindt ook plaats in de vorm van papers. Een aantal vakken (Strategisch Management, Logistiek Management en Financial Accounting & Reporting) wordt afgesloten door middel van een paperopdracht. Bij het vak Strategisch Management dienen de deelnemers de strategie van de eigen organisatie te analyseren. Ook in de traditionele schriftelijke tentamens worden momenten van reflectie zoveel mogelijk ingebouwd. Zo bestaat het tentamen Management Accounting & Control voor 50% uit een voor de deelnemers nog onbekende Harvard case (van hetzelfde type als in de colleges). Uiteindelijk dient een en ander te leiden tot het afstudeerwerkstuk, waarin een realistisch controlprobleem doorgaans uit de eigen organisatie wordt gedefinieerd en geanalyseerd met behulp van inter- en multidisciplinaire wetenschappelijke inzichten. Oordeel De commissie heeft vastgesteld dat de opleiding de uitgangspunten voor de inrichting van het programma op een goede en doordachte manier heeft uitgewerkt en op basis daarvan een afgewogen keuze voor de werkvormen per vak en per studiefase heeft gemaakt. De commissie is positief over de TiasNimbas-uitgangspunten van frontiers of knowledge en project-based learning die de opleiding hanteert. De commissie waardeert de hoge mate van interactief onderwijs, afgewisseld met frontaal onderwijs in de vorm van hoorcolleges, doorgaans binnen het kader van één vak. Vanwege de sterke koppeling tussen wetenschap en praktijk en de nadruk op reflectie concludeert de commissie dat het didactisch concept in lijn is met de doelstellingen en dat de werkvormen aansluiten bij het didactisch concept. De commissie komt daarom tot het oordeel ‘voldoende’ voor het facet dat betrekking heeft op de afstemming tussen vormgeving en inhoud. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
F11: Beoordeling en toetsing Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
Beschrijving Volgens de zelfstudie is er voor docenten een hoge mate van academische vrijheid als het gaat om de keuze van de toetsvorm: papers, mondelinge en schriftelijk examens, presentaties, boek- en casebesprekingen. Om de kaders aan te geven waarbinnen docenten en deelnemers moeten handelen, beschikt de opleiding over een examenreglement. Het vak Bestuurlijke Informatievoorziening (twee semesters) kent een landelijk schriftelijk, een landelijk mondeling en een instellingsexamen. De deelnemers worden toegelaten tot deze examens als zij individueel tien cases hebben geschreven met resultaat cijfer 6 of hoger. Bij het vak Financial Accounting & Reporting (twee semesters) is er sprake van participatie QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
35
tijdens de onderwijsbijeenkomsten die expliciet beoordeeld wordt. Daarnaast moeten de deelnemers een individueel mid-term paper schrijven gevolgd door een duo-paper dat zij aan het einde van het tweede semester dienen te presenteren en verdedigen voor docenten en collega-deelnemers. Het vak Informatiemanagement kent een ingangsessay en een schriftelijk tentamen. De vakken Management Accounting en Control, Belastingrecht en Ondernemingsrecht worden door middel van een schriftelijk tentamen getoetst. Voor de vakken Strategisch en Logistiek Management dienen de deelnemers papers te schrijven. Voor Logistiek Management gaat het om een paper die door vier studenten samen moet worden uitgewerkt. Participatie en een take-home case is de toetsing van Finance (and Treasury). Tijdens het bezoek gaven de studenten aan dat de toetsing over het algemeen – een enkele uitzondering daargelaten – de inhoud dekt. Het afstudeerwerkstuk wordt afgerond door middel van een symposium. Hierin presenteert en verdedigt de deelnemer zijn afstudeerwerkstuk voor de examencommissie en de medeafstudeerders. Onder F20 zal dieper op het symposium worden ingegaan. Tijdens het bezoek heeft de commissie enkele tentamens en andere toetsen en schriftelijke werkstukken bestudeerd. Zij heeft vernomen dat studenten de opleiding waarschuwen toen iedereen eens hetzelfde hoge cijfer had behaald, terwijl er over het algemeen een grote variatie aan cijfers bestaat. Oordeel De commissie heeft tijdens haar bezoek vastgesteld dat de opleiding gevarieerde toetsvormen hanteert die voldoende aansluiten op de werkvormen en de leerdoelen van een onderdeel. Enige uitzondering hierop is in de ogen van de commissie het ondersteunende vak Logistiek. Omdat de paper voor het betreffende vak door vier studenten samen dient te worden uitgewerkt is het volgens de commissie de vraag of elk van de vier studenten alle leerdoelen behaalt wanneer de taken worden verdeeld. Wel krijgt men een individueel cijfer, waardoor free riders niet onopgemerkt blijven. De commissie heeft kennis genomen van de tentamens en andere toetsen en schriftelijke werkstukken bestudeerd en komt op basis daarvan tot de conclusie dat de kwaliteit en het niveau van de toetsen zeker aan de maat is. Zij is positief over het bestaan van een behoorlijke variatie aan cijfers. De commissie is van mening dat de examencommissie vaker bijeen zou kunnen komen en proactiever zou kunnen optreden ten aanzien van de evaluaties van de kwaliteit van de toetsing en de toetsresultaten. Tenslotte is de examencommissie formeel eindverantwoordelijk voor de toetsuitslagen. Ook raadt de commissie aan om een onafhankelijke voorzitter van de examencommissie aan te wijzen. De commissie heeft vastgesteld dat de opleiding gevarieerde toetsvormen hanteert die voldoende aansluiten op de werkvormen en de leerdoelen van een onderdeel en komt op grond daarvan tot het oordeel ‘voldoende’ voor het facet dat betrekking heeft op de beoordeling en de toetsing. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
36
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
Oordeel over het onderwerp Programma Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Programma. Voor de masteropleiding Executive Master of Finance and Control is het oordeel voldoende. 3.1.3. Inzet van personeel F12: Eisen WO De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een WO-opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied.
Beschrijving Beleid van TiasNimbas is om opleidingen aan te bieden die aansluiten bij de sterkten van haar moederuniversiteiten en daar waar mogelijk deze programma’s aan te laten sturen door leden van het docentencorps van deze universiteiten. Docenten moeten in staat zijn om state-of-the-art wetenschappelijke inzichten en resultaten van wetenschappelijk onderzoek aan de orde te stellen tijdens de onderwijsbijeenkomsten. Dit betekent dat de docenten veelal gepromoveerd zijn dan wel hoogleraar zijn op het betreffende vakgebied. De hoofdvakken staan onder de verantwoordelijkheid van een hoogleraar. (Gast-)docenten uit de praktijk selecteert de opleiding op basis van positie en/of reputatie. Zij dragen niet bij aan de wetenschappelijke component van de opleiding en kunnen dan ook geen coördinerende functie vervullen. De wetenschappelijke staf van TiasNimbas sluit aan bij onderzoeksprogramma’s bij de faculteiten van de Universiteit van Tilburg. Dat is ook mogelijk omdat ze ook onderzoekstijd hebben in hun aanstelling bij TiasNimbas. Met de Universiteit van Tilburg is afgesproken dat de docenten zelf geen onderzoeksprogramma’s opstarten binnen TiasNimbas maar participeren in onderzoeksprogramma's van de universiteit. Daarnaast participeert de wetenschappelijke staf van TiasNimbas in het onderzoek dat wordt verricht binnen de TiasNimbas competentiecentra. In deze centra wordt toegepast onderzoek gedaan, waarbij academisch onderzoek en kennis uit de managementpraktijk worden samengebracht. Volgens de zelfstudie hebben de externe docenten over het algemeen ervaring in de internationale context, een academische achtergrond en dragen bij aan de wetenschappelijke ontwikkeling van hun vakgebied door publicaties in internationaal erkende journals. Oordeel De commissie heeft vastgesteld dat de opleiding sinds de vorige visitatie vooruitgang heeft geboekt waar het gaat om het beleid het onderwijs te laten verzorgen door gepromoveerde docenten, hoewel nog altijd niet alle docenten daadwerkelijk gepromoveerd zijn. De commissie is positief over de universitaire inbedding van TiasNimbas als Business School van de Universiteit van Tilburg en de Technische Universiteit Eindhoven en de intensieve betrokkenheid van capabele wetenschappers van die universiteiten bij het onderwijs van TiasNimbas.
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
37
De commissie is positief over het feit dat de wetenschappelijke staf van TiasNimbas participeert in het onderzoek binnen competentiecentra, plaatsen waar academisch onderzoek en kennis uit de beroepspraktijk worden samengebracht. De commissie concludeert dat het onderwijs in voldoende mate wordt verzorgd door actieve onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied door middel van deelname aan onderzoeksprogramma’s binnen zowel de universiteit als competentiecentra. Zij constateert dat de eindverantwoordelijkheid voor het onderwijs bij deze actieve onderzoekers ligt en komt daarom tot het oordeel ‘voldoende’ voor dit facet. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
F13: Kwantiteit personeel Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
Beschrijving Voor de Executive Masters hanteert TiasNimbas een staf-student ratio van 1:30 exclusief onderzoekstijd. De groepsgrootte varieert en bedraagt maximaal ongeveer 40 studenten. TiasNimbas beschikt over een bescheiden eigen docentencorps, aangevuld met docenten van de moederuniversiteiten. Naast deze docenten beschikt TiasNimbas over ongeveer zestig vaste externe docenten. Naast de bestaande basis aan docenten is er een netwerk om bij extra behoefte aan onderwijsen begeleidingstaken extra capaciteit in te zetten. TiasNimbas beschikt over een uitgebreide database waarin docenten, hun expertisegebieden en evaluaties zijn opgenomen. Deze docenten worden aangetrokken om invulling te geven aan de specifieke behoeften binnen het programma. De benodigde hoeveelheid docenten wordt bepaald aan de hand van het aantal te verzorgen dagdelen, de wijze van toetsing, de benodigde begeleiding en het aantal studenten. Dit wordt jaarlijks op basis van de ervaringen uit het verleden tijdens de budgetronde voor de komende leergang bepaald. Hierbij wordt een schatting gemaakt van de instroom van studenten. Wanneer de gerealiseerde instroom significant afwijkt van de begrote instroom, wordt voorafgaand aan de start van het programma de benodigde resources bijgesteld. De benodigde staf wordt aangepast aan de instroom en het didactisch concept. De instroom varieert tussen 16 en 40 deelnemers per opleiding. Oordeel De commissie heeft vastgesteld dat de kwantiteit van het personeel wordt afgestemd op de behoefte aan docenten binnen het programma, waardoor de omvang van de staf voldoende is om het onderwijs op een adequate manier te verzorgen. Wel meent de commissie dat wanneer een groep uit 40 studenten bestaat, het wellicht beter zou zijn om deze te splitsen, zoals elders gebeurt.
38
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
De commissie stelt vast dat de opleiding vrijwel geheel wordt gerund door de huidige Academic Director, die niet alleen de directie van de opleiding vormt en diverse gremia voorzit, maar die daarnaast ook voor een belangrijk deel colleges verzorgt. Zij adviseert daarom naast de Academic Director een tweede directielid aan te stellen en daarnaast een deeltijdhoogleraar die een deel van de onderwijstaak van de Academic Director kan overnemen. Verder acht de commissie het vanuit een oogpunt van onafhankelijkheid wenselijk als de Academic Director een bescheidener rol zou gaan spelen in de diverse gremia. Hoewel zij veel waardering heeft voor de grote betrokkenheid van de Academic Director bij de opleiding en de studenten, vreest zij kortom dat de opleiding te zeer afhankelijk is van één persoon. Omdat de omvang van de staf voldoende is om het onderwijs op een adequate manier te verzorgen, komt de commissie tot het oordeel ‘voldoende’ voor het facet dat betrekking heeft op de kwantiteit van het personeel. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
F14: Kwaliteit personeel Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Beschrijving Het curriculum wordt door de opleiding als uitgangspunt genomen bij het aanstellen van geschikte docenten. In het kader van de ontwikkeling van de docenten wordt met betrekking tot het onderwijskundig aspect een aantal procedures gevolgd. Bij de benadering van nieuwe docenten wordt sterk de nadruk gelegd op het onderwijspotentieel. Hierbij worden drie essentiële criteria gehanteerd: • • •
Zij zijn academisch geschoold, en bij voorkeur gepromoveerd, en hebben een substantieel aantal (internationale) onderzoeken en publicaties op hun naam staan; Zij beschikken over ruime ervaring in het verzorgen van executive education. Dit dient formeel aangetoond te worden door middel van het overleggen van oude evaluaties; Zij beschikken over praktijkervaring in het bedrijfsleven- en /of consultancy ervaring, gericht op bedrijfsleven en/ of overheidsinstellingen.
Na afloop van de module worden docenten geëvalueerd door de deelnemers. Zij geven hierbij aan of docenten kundig zijn op hun vakgebied en of zij deelnemers in staat stellen doelstellingen en eindtermen van de verschillende programmaonderdelen te bereiken en zodoende te voldoen aan de verwachtingen. Deze evaluaties worden door de Associate Dean van TiasNimbas en de Academic Director van het programma beoordeeld. De Associate Dean spreekt de Academic Director aan indien de geleverde kwaliteit van het onderwijs achter blijft. De evaluaties zijn, met waarborging van de anonimiteit van docenten, voor de leden van de Academic Council ter inzage beschikbaar. Docenten van TiasNimbas voeren jaarlijks een functioneringsgesprek met de Dean en Academic Dean van TiasNimbas, waarbij wordt ingegaan op de onderwijsprestaties. Indien blijkt dat een specifieke docent structureel onvoldoende presteert (structureel lager dan 3 op een schaal van 5 bij vakevaluaties), of de feitelijke inhoud van het college toch niet past binnen het curriculum, kan, op basis van overleg tussen Associate Dean en Academic QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
39
Director, worden besloten deze persoon niet meer in te zetten. Dit geldt tevens voor docenten met een vast dienstverband. Hoewel het merendeel van docenten aan bovenstaand profiel voldoet, wordt ook nieuwe docenten op het gebied van executive education de gelegenheid gegeven ervaring op te doen met deze doelgroep. Dit biedt tevens de mogelijkheid het docentcorps te verbreden. Nieuwe docenten worden aangemoedigd, om bij wijze van voorbereiding, colleges van ervaren docenten (op hun eigen vakgebied) bij te wonen. Op deze manier kunnen ervaringen over lesstijl, methoden van onderwijs worden uitgewisseld; executive education stelt, gezien het profiel van de deelnemers – zij beschikken over tenminste twee jaar werkervaring, zijn mondig en kritisch – andere eisen aan docenten dan regulier universitair onderwijs. De Academic Director draagt, voor aanvang van het nieuwe programma, zorg voor een goede voorbereiding van nieuwe docenten. Hij voorziet de nieuwe docent van alle benodigde programma-informatie en opleidingsvereisten. Hierbij wordt ingegaan op de programmainhoud en de werkwijze binnen het programma maar ook op de samenstelling en achtergrond van de deelnemersgroep. Bovendien stuurt de Academic Director de nieuwe docent aan in de ontwikkeling van eigen cursusmateriaal. Indien een docent hier behoefte aan heeft, bestaat de mogelijkheid dat een collega de colleges bijwoont om de docent van feedback te voorzien. TiasNimbas streeft ernaar om docenten cursussen op het gebied van doceren aan ervaren praktijkmensen aan te bieden. Door middel van interne workshops wordt aandacht besteed aan specifieke aandachtsgebieden zoals behandeling, uitwerking en follow-up van cases. Ook externe experts zullen hun bijdragen aan deze trainingen leveren. Daarnaast kunnen nieuwe docenten ook gebruik maken van de faciliteiten zoals deze worden aangeboden binnen de Universiteit van Tilburg. Tijdens het bezoek heeft de commissie meerdere evaluaties van colleges en docenten bestudeerd en geconstateerd dat studenten over het algemeen tevreden zijn over de kwaliteit van deze docenten. Oordeel De commissie is van oordeel dat de docenten door hun achtergrond en ervaring capabel zijn voor het geven van kwalitatief hoogstaand onderwijs. De commissie waardeert de inspanningen van de opleiding om het onderwijs uitsluitend te laten verzorgen door docenten met grote bekwaamheid op zowel didactisch als vakinhoudelijk gebied en de acties ter zake wanneer uit evaluaties blijkt dat een docent onder de maat presteert. De commissie komt op grond van bovenstaande overwegingen tot het oordeel dat de opleiding voldoet aan het criterium dat betrekking heeft op de kwaliteit van het personeel. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Inzet van personeel Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Inzet van personeel. Voor de masteropleiding Executive Master of Finance and Control is het oordeel voldoende.
40
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
3.1.4. Voorzieningen F15: Materiële voorzieningen De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
Beschrijving In november 2001 heeft TiasNimbas zich in een apart gebouw gevestigd op de campus van de Universiteit van Tilburg. Dit gebouw herbergt tien collegezalen die ruimte bieden aan 35 tot 75 personen en beschikken over diverse presentatiemogelijkheden: dataprojectie via een beamer, overheadprojectie, whiteboard. De collegezalen zijn uitgerust met CD- en DVD afspeelapparatuur. Tevens is iedere studentenplek in de collegezalen uitgerust met data aansluiting. Dit maakt internetgebruik door de deelnemers met behulp van een eigen laptop mogelijk. Een aantal grotere collegezalen is uitgerust met video conferencing apparatuur. Ook is het mogelijk om colleges in deze zalen met behulp van videoapparatuur op te nemen. Deze opzet maakt het mogelijk om ook bij groepen van 40 deelnemers interactief college te geven. In aanvulling op de collegezalen beschikt het gebouw over 42 break-out rooms; deze worden gebruikt om individueel- of in kleine studiegroepen te werken en om deel te nemen aan online discussies of business games. Iedere break-out room is uitgerust met een multimediacomputer die is aangesloten op internet en het TiasNimbas netwerk. Dit netwerk maakt de uitwisseling van bestanden tussen studenten, docenten en medewerkers mogelijk. Deelnemers aan de opleiding hebben toegang tot de bibliotheek van de Universiteit van Tilburg en kunnen gebruik maken van alle diensten die de bibliotheek aan alle studenten aanbiedt. Ook beschikt de universiteit over een talencentrum waaraan TiasNimbas deelnemers en medewerkers taalonderwijs kunnen volgen. Dit kan in kleine groepjes of op individuele basis. Ten slotte kunnen zij gebruik maken van de andere onderwijsfaciliteiten van de universiteit, zoals repro- en printservice, audiovisuele ondersteuning en technische ondersteuning. De colleges in Utrecht vinden plaats op de onderwijslocatie van TiasNimbas in de historische binnenstad van Utrecht. TiasNimbas beschikt over een monumentaal pand aan de Kromme Nieuwegracht. Het pand is voorzien van up-to-date (computer) faciliteiten. Het beschikt over break-out rooms, studieruimtes, computerzalen en een kantine. Er is een bibliotheek aanwezig en in het gehele pand is wireless internet beschikbaar. Naast de eigen onderwijslocatie in Utrecht wordt soms wegens drukte ook gebruik gemaakt van conferentiecentrum Regardz La Vie, dat vlakbij Utrecht Centraal Station gelegen is. In het geval hiernaar uitgeweken wordt, is de programma manager aanwezig gedurende de dag in het conferentiecentrum zodat de deelnemers gewoon een beroep op haar kunnen doen. Indien dit voor een programma wenselijk is, of indien er sprake is van een samenwerking met een andere universiteit, maakt TiasNimbas incidenteel gebruik van andere locaties. TiasNimbas heeft geen onderwijsvoorzieningen in eigen bezit. De panden waarover TiasNimbas beschikt, worden gehuurd op basis van langlopende contracten met mogelijkheid tot verlenging. Alle TiasNimbas opleidingen beschikken over een digitale leeromgeving, Virtual Campus. De commissie heeft tijdens het bezoek een rondleiding gekregen langs de onderwijszalen en de break out ruimten (Tilburg). QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
41
Oordeel De commissie is op basis van haar eigen observatie en informatie uit de zelfstudie tot het oordeel gekomen dat de materiële voorzieningen adequaat zijn en meer dan voldoende zijn om het programma op een adequate manier uit te voeren. De commissie is onder de indruk van de kwaliteit van de onderwijsruimten met onder meer internettoegang voor de studenten, en de bijbehorende faciliteiten. Zij is verder van mening dat de gesepareerde break-out rooms het interactieve onderwijs bijzonder goed ondersteunen. De commissie komt vanwege de extra voorzieningen tot het oordeel ‘goed’ voor het facet dat betrekking heeft op de materiële voorzieningen. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is goed.
F16: Studiebegeleiding De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
Beschrijving Volgens de zelfstudie maken de intensiteit van de modulestructuur in combinatie met de relatief kleine groepen een persoonlijk en intensief contact mogelijk tussen de deelnemers en de docenten enerzijds en tussen de deelnemers en het programma management (Academic Director en Programme Manager) anderzijds. Deelnemers worden regelmatig geïnformeerd over hun vorderingen. Op basis van deze informatie kunnen de deelnemers werken aan hun competenties, groei en ontwikkeling. Feedback wordt, op individuele basis, gegeven door de Academic Director of een specifieke vakdocent. Op basis van deze feedback kan, in gezamenlijkheid, worden besloten extra studiebegeleiding te geven. Het gaat hier bijvoorbeeld om extra individuele (bij)les of het verschaffen van extra studiemateriaal. Het is het beleid van de opleiding om studenten tijdens het schrijven van het afstudeerwerkstuk geen afstudeerbegeleider toe te wijzen. Overigens staat het studenten vrij om indien gewenst toch contact te zoeken met een docent in het kader van het afstudeerwerkstuk (F20). Tijdens het bezoek kwam naar voren dat de studenten tevreden zijn over de studiebegeleiding. Men onderschrijft de filosofie van de opleiding om tijdens het schrijven van een afstudeerwerkstuk geen begeleider toe te wijzen, opdat de student geheel zelfstandig een proeve van bekwaamheid kan afleggen. In de gesprekken werd tevens duidelijk dat staf en studenten bijzonder tevreden zijn over het secretariaat. De commissie heeft echter wel ervaren dat informatie niet altijd gemakkelijk opvraagbaar is, zoals een overzicht over de achtergrond (hbo of wo) van alle studenten of het onderwijsrendement. Tijdens het bezoek heeft de commissie geen klachten gehad over de toegankelijkheid van de staf. Oordeel De commissie heeft geconstateerd dat de studiebegeleiding goed functioneert. Zij is zeer positief over de korte lijnen tussen deelnemers, docenten en het programmamanagement, waardoor problemen gemakkelijk en op efficiënte wijze kunnen worden verholpen en studievragen snel beantwoord.
42
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
Minder enthousiast is de commissie over het beleid van de opleiding om studenten geen afstudeerbegeleider toe te kennen tijdens het vervaardigen van het afstudeerwerkstuk, waarop in het oordeel onder F20 dieper zal worden ingegaan. De opleiding beschikt over een goed werkend secretariaat, dat volgens de commissie echter wel gebaat zou zijn bij een beter digitaal registratiesysteem, zodat informatie over de studenten als groep toegankelijker en overzichtelijker zou zijn, waardoor de opleiding beter zou kunnen inspelen op bepaalde ontwikkelingen. De commissie heeft geen klachten ontvangen over de informatievoorziening naar de studenten toe en is van oordeel dat deze in het algemeen adequaat is. De commissie komt vanwege de korte lijnen tussen deelnemers, docenten en het programmamanagement tot het oordeel ‘goed’ voor het facet dat betrekking heeft op de studiebegeleiding. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is goed. Oordeel over het onderwerp Voorzieningen Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Voorzieningen. Voor de masteropleiding Executive Master of Finance and Control is het oordeel voldoende.
3.1.5. Interne kwaliteitszorg F17: Evaluatie resultaten De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
Beschrijving De kwaliteit van de opleidingen wordt structureel tegen het licht gehouden en beoordeeld op academisch niveau, de inhoud van het programma en de tevredenheid van de deelnemers. Dit gebeurt op een aantal manieren, namelijk door middel van: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Periodieke evaluatie door de Academic Council ten aanzien van de academische kwaliteit; Jaarlijks overleg met het Adviesorgaan van de opleiding; Jaarlijks overleg met de Associate Dean; Periodiek overleg tussen coördinerende docenten en docenten; Periodieke evaluatie door deelnemers; Opleidingscommissie.
Deze vorm van kwaliteitszorg is van toepassing op alle opleidingen van TiasNimbas. Afgezien van de gestandaardiseerde vormen van kwaliteitszorg zijn de betrokken Academic Directors vrij om additionele eigen waarborgen voor kwaliteit op te nemen. De Academic Council is in het leven geroepen door de Universiteit van Tilburg om op structurele wijze de academische kwaliteit van de programma’s te waarborgen. De Academic Council bestaat uit vijf gerenommeerde hoogleraren van de Universiteit van Tilburg, Technische Universiteit Eindhoven en TiasNimbas en wordt voorgezeten door de Academic Dean. Bestaande Executive Master opleidingen worden om de drie jaar door de Associate Dean aan de Academic Council ter auditing voorgelegd en op verschillende criteria beoordeeld. Mocht een evaluatie van de Academic Council leiden tot suggesties, dan besluit QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
43
deze vaak om een opleiding op korte termijn opnieuw voorgelegd te krijgen. Nieuwe opleidingen worden in een vroeg stadium voorgelegd. De council beoordeelt de opleiding op inhoud en academische kwaliteit en geeft advies aan het College van Bestuur van de Universiteit van Tilburg inzake het verlenen van de Executive Master titel door de Universiteit van Tilburg. De Director Executive Master Programmes heeft wekelijks overleg met de Programme Managers van de opleidingen. Bijzonderheden worden gesignaleerd en teruggekoppeld naar de Academic Director. Deze bijzonderheden kunnen betrekking hebben op zowel onderwijskundige- als organisatorische aspecten van de opleiding. De Academic Director voert periodiek overleg met de (coördinerende) docenten van de opleiding. Deelnemers evalueren iedere module van het curriculum. Docenten worden, op basis van de opmerkingen, suggesties en aanbevelingen van deelnemers, op de hoogte gesteld van hun resultaten, zodat zij hun individuele presentaties kunnen aanpassen. Tevens worden de evaluaties gebruikt om de opbouw en de inhoud van het programma aan te passen / te verbeteren. Beoordelingen dienen gemiddeld boven een 3,5 op een 5-puntssschaal te liggen. Indien er structureel sprake is van scores onder de 3,0 zal de Academic Director contact opnemen met de docent om te bepalen op welke wijze het toekomstig prestatieniveau kan worden verbeterd. Bij herhaald lagere scores wordt vervanging overwogen. In het verleden beschikten de programma’s van TiasNimbas niet over een opleidingscommissie. Dit proces was ingebed in de structuur en opzet van de programma’s; door de toegankelijkheid van de Academic Director was er regelmatig sprake van feedback door deelnemers. Er is besloten om dit proces te formaliseren door middel van een Opleidingscommissie. Deze bestaat voor 50% uit docenten en voor 50% uit studenten. De Academic Director brengt één keer per jaar verslag uit aan de Associate Dean. Tijdens deze jaarlijkse evaluaties wordt het programma geëvalueerd (onder andere op basis van de evaluaties van deelnemers, feedback van de docenten, alsmede de aanbevelingen van het adviesorgaan en de opleidingscommissie), worden afspraken gemaakt tussen de Academic Director en de Associate Dean om het programma te verbeteren. Deze afspraken worden door de Associate Dean periodiek gemonitord. Tijdens het bezoek vernam de commissie dat het beleid van de opleiding is om de resultaten van evaluaties en ter zake ondernomen acties niet terug te koppelen naar de studenten. De reden hiervoor is het beschermen van de privacy van niet-functionerende docenten die bijvoorbeeld van een college afgehaald zijn. Oordeel De commissie heeft geconstateerd dat het systeem van interne kwaliteitszorg naar behoren functioneert. Het onderwijs wordt integraal en systematisch geëvalueerd. De opleiding hanteert streefcijfers voor de evaluatie van de blokken en onderneemt actie wanneer die streefcijfers niet worden gehaald.
44
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
De commissie betreurt het beleid van de opleiding om de resultaten van evaluaties en ter zake ondernomen acties niet terug te koppelen aan de studenten. Hierdoor blijft onduidelijk welke acties op basis van hun feedback zijn ondernomen. De commissie waardeert het dat de opleiding een Opleidingscommissie heeft ingesteld. Zij betreurt het echter dat dit pas zeer recent is gedaan, aangezien de Opleidingscommissie een zeer nuttig en voor reguliere opleidingen zelfs wettelijk verplicht gremium is. Zij meent dat het wenselijker zou zijn als er één algemene Opleidingscommissie zou bestaan waarin alle jaargangen vertegenwoordigd zijn in plaats van een aparte Opleidingscommissie voor elke jaargang. Verder zou het wenselijk zijn als er ook in dit stadium al een afvaardiging van derdejaars studenten deel zou uitmaken van de Opleidingscommissie. Als ervaringsdeskundigen zijn zij het meest geschikt om de problematiek rond het afstudeerwerkstuk als struikelblok van de opleiding voor het voetlicht te brengen. De commissie constateert dat er veel feedback vanuit de evaluaties komt, en acht het bij uitstek de taak van de Opleidingscommissie om deze feedback om te zetten in advies. Omdat het systeem van de interne kwaliteitszorg naar behoren functioneert, komt de commissie tot het oordeel ‘voldoende’ voor het facet dat betrekking heeft op de evaluatie van de resultaten. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
F18: Maatregelen tot verbetering De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen.
Beschrijving De zelfstudie bevat een aantal voorbeelden van vernieuwingen en verbeteringen die de afgelopen jaren zijn geïmplementeerd naar aanleiding van de uitkomsten van evaluaties en de vorige visitatie van de opleiding in 2005. Zo is vijf maal besloten tot vervanging van docenten wegens herhaald tegenvallende onderwijsevaluaties. Als gevolg van de uitkomsten van de periodieke monitoring is een aantal programma’s aangepast. Dit kan betekenen dat er modules worden toegevoegd. Zo is bijvoorbeeld de module Business Research Methods toegevoegd aan programma’s waarin methoden en technieken van onderzoek in het oorspronkelijke curriculum onvoldoende aandacht kregen. Er zijn wijzigingen doorgevoerd rondom de afstudeertrajectbewaking (zie F20) ter verkorting van de duur van het afstudeertraject. Zoals vermeld bij facet 4, is een aantal docenten ingezet met een goede onderzoeksreputatie om de afstand tot het wetenschappelijk onderzoek te verkleinen. Tijdens de visitatie van 2005 werd geconcludeerd dat de component Finance in de meeste opleidingen onvoldoende aanwezig was. Voor Tilburg gold dit punt van zorg in het bijzonder. De volgende maatregelen zijn inmiddels getroffen. Het vak Finance (and Treasury) is QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
45
uitgebreid van 3 naar 5 EC en is daarmee van vergelijkbare omvang als bijvoorbeeld het vak Management Accounting & Control. Naast deze maatregelen is de herkenbaarheid van sommige Finance-onderwerpen in de opleiding vergroot. Zo is het vak Financial Auditing nadrukkelijk apart geplaatst en is het vak Externe Berichtgeving omgedoopt tot Financial Accounting & Reporting. Oordeel De commissie heeft kennis genomen van de maatregelen die in het recente verleden zijn genomen om problemen of tekortkomingen in het programma op te lossen. Zij is van mening dat de opleiding erin is geslaagd om de verbetermaatregelen naar aanleiding van de visitatie van 2005 door te voeren. De afstand tot het wetenschappelijk onderzoek is met het aantrekken van docenten met een goede onderzoeksreputatie daadwerkelijk verkleind en de Finance-component is inmiddels voldoende aanwezig. De commissie is positief over het hands on management van de opleiding waarbij indien gewenst onmiddellijk actie wordt ondernomen. De commissie concludeert dat de opleiding erin slaagt om de uitkomsten van evaluaties en de vorige visitatie om te zetten in verbetermaatregelen die vaak het gewenste effect hebben. Zij komt daarom tot het oordeel ‘voldoende’ voor het facet dat betrekking heeft op de maatregelen tot verbetering. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
F19: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
Beschrijving TiasNimbas heeft een aantal mogelijkheden om de kwaliteit op informele wijze te waarborgen. Betrokkenen bij het programma (medewerkers, deelnemers, alumni, werkveld) krijgen de mogelijkheid om geactiveerd te worden doordat er bij formele en informele gelegenheden iemand van TiasNimbas aanwezig is. De Opleidingscommissie borgt de onderwijskwaliteit. Tijdens het bezoek heeft de commissie vernomen dat de Opleidingscommissie wordt voorgezeten door studenten. Tijdens de lunch, die met de groep deelnemers plaatsvindt, is de Programme Manager, Academic Director en/of de docent aanwezig. Op deze wijze kunnen deelnemers in een informele setting terugkoppeling geven aan het programmamanagement. Gastsprekers sluiten aan bij vraagstukken vanuit de praktijk. Het bedrijfsleven wordt ook door de studenten zelf bij de opleiding betrokken door het voorleggen van cases uit hun eigen beroepspraktijk aan de medestudenten tijdens de colleges. Ook in het afstudeerwerkstuk wordt bij voorkeur een case uit de eigen beroepspraktijk behandeld. De opleiding EMFC beschikt bovendien over een Adviesorgaan (i.e. het curatorium) samengesteld uit leden uit de wetenschap en uit de praktijk in sommige bijeenkomsten aangevuld met alumni. Deze gekwalificeerde experts bewaken de kwaliteit van het programma met betrekking tot de aansluiting bij de praktijk. Door hun betrokkenheid en affiniteit met het 46
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
werkveld zorgen zij voor de aansluiting van het programmacurriculum bij de beroepspraktijk en de actualiteit van het vakgebied. Het curatorium komt tweemaal per jaar bijeen. Deze vergaderingen worden genotuleerd en er wordt minstens eenmaal per jaar een eindverantwoordelijke docent uitgenodigd om zijn/haar vak inhoudelijk te presenteren en in te gaan op suggesties van het curatorium. Deelnemers worden bovendien gemotiveerd zich ook na hun opleiding te blijven ontwikkelen onder andere door deel te nemen aan het TiasNimbas Lifelong Learning programma. Dit geeft afgestudeerden toegang tot het omvangrijke alumninetwerk. Deelnemers aan dit programma zijn via de website in staat om waar ook ter wereld in contact te blijven met elkaar en worden bovendien uitgenodigd voor masterclasses en Knowledge Updates. De georganiseerde activiteiten richten zich hierbij niet uitsluitend op het vakgebied van hun opleiding maar behandelen in een bredere context ook trends op het gebied van innovatie, duurzaamheid en leiderschap. De activiteiten van de alumnivereniging leveren de deelnemers tien PE-punten (Permanente Educatie) per jaar op, noodzakelijk voor het behouden van de RC-titel. Oordeel De commissie heeft geconstateerd dat de docenten en de studenten op de gebruikelijke manier, met name via de Opleidingscommissie, de evaluaties van het onderwijs en de informele lunchbijeenkomsten betrokken zijn bij de kwaliteitszorg. De commissie adviseert om daarnaast een docentenoverleg in te stellen. Zij vindt de huidige situatie waarbij docenten slechts worden ‘ingevlogen’ voor een enkel college niet ideaal en adviseert de opleiding om dit tenminste eenmaal per jaar te organiseren ter bevordering van de samenhang binnen het docentencorps, wat weer ten goede komt aan de samenhang en de kwaliteit van het programma. De commissie is positief over het recentelijk oprichten van een Opleidingscommissie. Haar advies is om voort te gaan op de ingeslagen weg. De commissie vindt het een goede ontwikkeling dat de Opleidingscommissie wordt voorgezeten door studenten. De commissie waardeert het alumninetwerk, dat voor alumni op diverse gebieden van grote waarde is. Het curatorium zou in de ogen van de commissie een actievere rol kunnen spelen binnen de opleiding. Het zou meer betrokken kunnen worden bij de opleiding en van de expertise van de leden zou meer gebruik kunnen worden gemaakt dan nu het geval is. Ook voor contacten met bedrijven in de regio verwacht de commissie dat het curatorium een rol van betekenis kan spelen. Zij zou kortom het curatorium vanwege zijn potentie graag als drijvende kracht achter de opleiding zien. De commissie is positief over de wijze waarop het bedrijfsleven ook door de studenten zelf bij de opleiding betrokken wordt door de behandeling van cases uit hun eigen beroepspraktijk tijdens de colleges en in het afstudeerwerkstuk. Op grond van bovenstaande overwegingen komt de commissie tot het oordeel ‘voldoende’ voor het facet dat betrekking heeft op het betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld.
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
47
Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Interne kwaliteitszorg Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Interne kwaliteitszorg. Voor de masteropleiding Executive Master of Finance and Control is het oordeel voldoende.
3.1.6. Resultaten F20: Gerealiseerd niveau De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
Beschrijving Er is een masterclass afstuderen, waaraan deelname verplicht is. Om de duur van het afstudeertraject te bekorten vindt al aan het einde van het vierde semester in plaats van aan het begin van het vijfde semester de eerste masterclass plaats. Het onderwerp is: ‘Adviezen voor een succesvol afstudeerwerkstuk’. De tweede bijeenkomst vindt vlak daarna - liefst ook voor de vakantie - plaats en in deze bijeenkomst dienen de deelnemers individueel hun onderwerp en probleemstelling (en –aanpak) te presenteren voor de groep. De derde bijeenkomst gaat in op onderzoeksvragen en methodologie en de laatste bijeenkomst betreft zaken als de eisen, afwerking en presentatie(techniek). De opleiding biedt studenten bij wie het afstudeertraject moeizaam verloopt de mogelijkheid om onbeperkt opnieuw deel te nemen aan deze masterclass, indien gewenst samen met ‘lotgenoten’. Tijdens het bezoek heeft de commissie vernomen dat studenten de kennismaking met medeafstudeerders waarderen en het plezierig vinden om van elkaar te leren. Bovendien worden studenten door de sociale druk extra gestimuleerd om te presteren, hoewel door de groepsgrootte niet iedereen aan bod komt waar het om de presentatie van het eigen onderwerp gaat. Naast deze workshops dient de deelnemer zelfstandig zijn werkstuk voor te bereiden, waarbij de student verplicht is zich te houden aan een door de opleiding vastgestelde hoofdstukopbouw. Het is toegestaan om de docenten te raadplegen, maar de opleiding kent geen afstudeerbegeleider in de traditionele zin. Tijdens het bezoek is duidelijk geworden dat de opleiding bewust ervoor kiest een student niet te laten begeleiden door een afstudeerbegeleider, omdat het afstudeerwerkstuk wordt beschouwd als een zelfstandige ‘meesterproef’ om te mogen toetreden tot het ‘gilde’ van register controllers. Op het moment dat de deelnemer denkt dat hij een verdedigbaar werkstuk heeft geproduceerd, vindt er een ingangscontrole plaats. Het werkstuk wordt dan op dertien criteria getoetst, waaronder probleemstelling, methode en werkwijze, opbouw van het betoog, eigen inbreng, annotatie en taalgebruik, en voorzien van desnoods uitgebreide feedback. Indien aan alle criteria is voldaan, ontvangt de deelnemer een uitnodiging om zijn werkstuk te presenteren en te verdedigen tijdens een symposium (afstudeerworkshop). De deelnemer presenteert zijn werkstuk en verdedigt het voor de examencommissie (die het uiteindelijke cijfer vaststelt), collega-afstudeerders, curatoriumleden en bedrijfsbegeleiders.
48
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
Het uiteindelijke cijfer voor het afstudeerwerkstuk wordt door de examencommissie vastgesteld en betreft een oordeel over het afstudeerwerkstuk. Dit bepaalt het startcijfer. Dat kan met een half punt worden verhoogd dan wel verlaagd als gevolg van de presentatie, verdediging en participatie van de deelnemer. De voorzitter van de examencommissie deelt de deelnemer gemotiveerd het eindcijfer mee aan het einde van het symposium. De eindkwalificaties van de opleiding worden volgens de zelfstudie gewaardeerd door de arbeidsmarkt. Afgestudeerden hebben nagenoeg voor 100% betaald werk en maken tijdens de opleiding al vaak een carrièresprong. Vrijwel alle deelnemers worden gesponsord door hun werkgever. De commissie heeft twaalf recente afstudeerwerkstukken bestudeerd om een oordeel te kunnen vormen over het realiseren van de eindkwalificaties. Oordeel Afstudeerwerkstukken die de commissie heeft bestudeerd voldeden aan de eisen en het niveau dat daarvan verwacht mag worden, hoewel zij naar het oordeel van de commissie wel ruimhartig zijn beoordeeld. Het valt de commissie op dat de werkstukken over het algemeen zeer praktijkgericht zijn. Dit is echter niet verwonderlijk gezien de aard van de opleiding. Het gebruik van de literatuur beperkt zich voornamelijk tot de basiswerken, waardoor de nuance soms in het betoog ontbreekt. De wijze van annoteren en refereren is volgens de commissie voor verbetering vatbaar. De commissie betreurt het ontbreken van een afstudeerbegeleider. Zij is van mening dat een afstudeerbegeleider bij uitstek sturing kan geven bij het opstellen van een literatuurlijst, waardoor het wetenschappelijk gehalte van de afstudeerwerkstukken wordt vergroot. De commissie is positief over de masterclass afstuderen. Zij heeft vernomen dat studenten de kennismaking met medeafstudeerders leerzaam vinden en dat de sociale druk die van deze bijeenkomsten uitgaat, een positief effect op de prestaties heeft. De commissie adviseert wel om maatregelen te nemen ter verbetering van de groepsgrootte, zodat iedereen aan bod komt waar het om de presentatie van het eigen onderwerp gaat. De eisen van de opleiding met betrekking tot de hoofdstukopbouw zijn in de ogen van de commissie te procedureel van aard en houden te weinig rekening met de inhoud. Niet alle problemen worden op dezelfde wijze opgelost. Daarom pleit de commissie voor iets meer vrijheid met betrekking tot de hoofdstukopbouw. Verder adviseert zij het toevoegen van een hoofdstuk waarin het theoretische raamwerk uiteengezet wordt in het afstudeerwerkstuk op te nemen voorafgaand aan het hoofdstuk ‘oplossingen’. Ook hierdoor zou de wetenschappelijke component van het werkstuk kunnen worden vergroot. De commissie is positief over de checklist van dertien criteria waaraan een afstudeerwerkstuk moet voldoen alvorens de student zijn werkstuk mag presenteren tijdens de afstudeerworkshop. Uit gesprekken met studenten en alumni en door eigen expertise is de commissie van mening dat de opleiding voldoende aansluit op de beroepspraktijk, wat wordt bewezen door de in het bovenstaande beschreven waardering van de afgestudeerden door de arbeidsmarkt.
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
49
De commissie vindt dat het gerealiseerde niveau in alle gevallen minimaal voldoende is en komt daarom tot het oordeel ‘voldoende’ voor het facet dat betrekking heeft op het gerealiseerd niveau. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende. F21: Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
Beschrijving De opleiding streeft naar een studierendement van 100%. Volgens de zelfstudie kan dit rendement worden gehaald gezien de zorgvuldigheid van de intakeprocedure en de instroomeisen die aan de deelnemers worden gesteld. TiasNimbas voert thans het beleid dat dossiers van deelnemers gesloten worden nadat de eerste tentamenresultaten vervallen. Dit is conform het examenreglement vijf jaar na behalen van het resultaat. Dit betekent dat ongeveer 5,5 jaar na de start bekend is of een deelnemer definitief uitvalt. Van tevoren wordt een intensieve correspondentie met deelnemers gevoerd om daadwerkelijke uitval te vermijden. Een tabel in de zelfstudie toont een gemiddeld uitvalspercentage van circa 22% in de jaren 1998 tot en met 2003. De doelstelling van 100% geslaagden wordt dus niet gehaald. Vrijwel alle uitval ontstaat in het afstudeertraject. Meer dan 85% van uitvallende deelnemers heeft alle vakken in het cursorische deel gehaald. Het afstudeerproces wordt bewaakt met een aantal maatregelen (zie F20). Omdat de betreffende cohorten nog in de pijplijn zitten, kan nog niet worden geconcludeerd of deze aanpak werkt. Tijdens curatoriumvergaderingen bleek wel dat de doorstroming in ieder geval versnelt en dat meer deelnemers nu eerder hun diploma behalen. Uit de door de commissie opgevraagde grafieken blijkt dat de studieduur over het algemeen tussen de twee en vier jaar ligt, waarbij twee derde van de studenten minder dan drie jaar nodig heeft om af te studeren. Oordeel De commissie heeft kennis genomen van de rendementen van de opleiding en van de maatregelen van de afdeling om die te verbeteren. Zij is tevreden over het rendement van het cursorische deel, maar betreurt de vertraging tijdens het afstudeerproces. De commissie heeft vastgesteld dat de streefcijfers die de opleiding hanteert te ambitieus zijn en derhalve ook niet worden gehaald. Zij waardeert de maatregelen van de opleiding om het rendement te verhogen, waardoor in elk geval de doorstroom al versneld is. Wel adviseert zij om studenten beter te begeleiden tijdens het afstudeertraject. Zij denkt hierbij bijvoorbeeld aan het toewijzen van afstudeerbegeleiders. Ook zou het in de ogen van de commissie de voorkeur verdienen als de opleiding de werkgevers van de studenten er (nog beter) van kan overtuigen dat het van groot belang voor alle partijen is dat de student ook na afloop van het cursorische deel één dag in de week aan zijn afstudeerwerkstuk kan werken, ook al hoeft hij niet langer aan colleges deel te nemen. De commissie is ervan overtuigd dat het rendement significant zal stijgen en het uitvalspercentage zal dalen als de werkgevers van de studenten bereid zijn deze studenten te ontzien om hen de kans te geven een dag in de week te werken aan hun afstudeerwerkstuk. Verder adviseert zij de opleiding te overwegen ter stimulering de checklist al in een eerder stadium van het afstudeertraject niet op het afstudeerwerkstuk zelf maar op de outline ervan los te laten en op basis daarvan een go of no go-besluit te nemen. In dit kader adviseert de commissie dat studenten een onderwerp kiezen dat ook voor zijn of haar 50
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
werkgever interessant is, zodat ook de werkgever betrokken is en er baat bij heeft dat de betreffende student snel afstudeert. De commissie is tevreden over de studieduur, het rendement en de maatregelen van de opleiding om de duur van het afstudeerproces te verkorten en komt tot het oordeel ‘voldoende’ voor het facet dat betrekking heeft op de rendementen. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Resultaten Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Resultaten. Voor de masteropleiding Executive Master of Finance and Control is het oordeel voldoende.
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
51
Samenvatting van de oordelen van de commissie Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding
Oordeel Voldoende
2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen Voldoende 5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Oordeel Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoet Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
Eindoordeel van de commissie over de masteropleiding Executive Master of Finance and Control De commissie komt, op grond van haar oordelen voor de onderwerpen en facetten uit het accreditatiekader, tot het volgende eindoordeel: De masteropleiding Executive Master of Finance and Control voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie.
52
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
BIJLAGEN
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
53
54
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
Bijlage A: Accreditatie Statuut Vereniging van Register Controllers 2012 1. Introductie 1.1. Visitatie als vorm van externe kwaliteitszorg Erkende opleidingen dienen er voor te zorgen dat het hoge niveau van hun opleiding in de loop van de tijd gehandhaafd blijft en dat het programma van hun opleiding wordt aangepast aan de ontwikkelingen die in de theorie en in de praktijk plaatsvinden, in de vakgebieden die in de opleiding worden onderwezen. De kwaliteitszorg en actualisering van een opleiding is in de eerste plaats de taak van die opleiding zelf (de programmaleiding, de docenten en het curatorium). De eigen verantwoordelijkheid van de opleidingen voor een kwalitatief hoog niveau van hun opleiding staat dus voorop. Opleidingen zullen daaraan inhoud geven door een adequaat systeem van interne kwaliteitszorg. Visitatie is een daarop aansluitende vorm van externe kwaliteitszorg. De visitatie 2010 heeft een viertal doelstellingen, te weten: 1. (inter)Nationale erkenning van de opleiding. De VRC en de opleidingen hebben de ambitie aan te sluiten bij het nationale accreditatiesysteem voor het hoger onderwijs en vullen de kwaliteitstoetsing in conform de richtlijnen van de NVAO. 2. Het leveren van een verdere bijdrage aan ‘kwaliteitsverbetering’. 3. Een derde doelstelling van visitatie is het leveren van een bijdrage aan ‘het afleggen van verantwoording’. Het dragen van de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de eigen opleiding brengt met zich mee dat de opleidingen niet alleen het overeengekomen kwaliteitsniveau extern moeten garanderen, maar dat zij ook de plicht hebben daarover naar de beroepsgroep (de VRC) en naar de afnemers (de werkgevers die cursisten naar de opleiding sturen) verantwoording af te leggen. In haar eindrapport geeft de commissie als het ware een ‘verklaring’ af met betrekking tot de (nadere invulling van de) doelstellingen van de opleidingen en het (onderwijs)proces waarmee die doelstellingen worden gerealiseerd. De commissie geeft tevens een ‘verklaring’ af over de wijze waarop het bestuur van de opleiding omgaat met de “zorg” voor de kwaliteit van haar opleiding. 4. Een vierde doelstelling van visitatie is het leveren van een bijdrage aan zelfregulering. De uitkomsten van de zelfstudie en de bevindingen van de visitatiecommissie dienen binnen de opleidingen onderwerp van discussie te zijn en waar nodig te leiden tot bijstellingen en eventueel zelfs tot ingrijpende veranderingen. 1.2 Positie in de markt van controllersopleidingen De controllersopleiding (EMFC-opleiding) is in Nederland de aangewezen opleiding voor een ieder die een financiële of financieel administratieve topfunctie ambieert. De EMFC-opleiding neemt in dit segment een unieke positie in door het (postinitiële) niveau dat ze aanbiedt. Dit hoge niveau wordt ten eerste gewaarborgd door de inbreng van praktijkervaring van de docenten die in hoog aanzien staan in het bedrijfsleven, ten tweede de inbreng van de studenten die moeten voldoen aan de toelatingseis van minimaal 2 jaar praktijkervaring, en ten derde door de focus op het eindprofiel, te weten de controller als het bedrijfseconomisch geweten van de organisatie. De behoefte vanuit het bedrijfsleven aan hoogwaardige financiële opleidingen is onverminderd aanwezig.
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
55
Financiële schandalen en de recente financiële crisis hebben een duidelijke stempel gedrukt op de afgelopen periode, hetgeen de noodzaak van een sterke en integere financiële functie verder heeft aangetoond. Daarbij is het internationale karakter van de financiële functie in toenemende mate belangrijker geworden. Dit vraagt om een hoogwaardige financiële beroepsopleiding met een internationale focus die de concurrentie met vergelijkbare buitenlandse opleidingen kan weerstaan. Afgestudeerden van de EMFC-opleidingen hebben het recht zich in te schrijven als lid van de VRC. Dat geeft hen het recht om het dienstmerk Registercontroller en RC te voeren. De VRC stelt zich ten doel deze dienstmerken als kwaliteitsstandaard in de markt te borgen en te handhaven. Deze kwaliteitsstandaard wordt allereerst bepaald door het beroepskarakter van de opleiding en voorts door het wetenschappelijk karakter. Dat maakt het voor de VRC belangrijk dat de kwaliteit van deze opleidingen (maar ook van de voortgezette educatie) voortdurend wordt gewaarborgd en getoetst. Het statuut zal daarom zijn gericht op een outputgerichte kwaliteitsbewaking met inbouw van een waarborg voor aansluiting op het beroepsprofiel van de controller, zoals gedefinieerd door de VRC en het postinitieel niveau van de opleidingen. Hiertoe is in het volgende hoofdstuk een beroeps- en opleidingsprofiel voor de op te leiden registercontroller ontwikkeld. Het beroeps- en opleidingsprofiel dient als leidraad voor de EMFC geaccrediteerde opleidingen waarvan de afgestudeerden na inschrijving bij de VRC het RCdienstmerk mogen voeren. Dit profiel en de door de NVAO voorgeschreven toetsingscriteria dienen gezamenlijk het niveau en de exclusiviteit van de EMFC-opleidingen te waarborgen en daarmee de kwaliteit van de instroom in het RC-register. 2. Beroeps- en opleidingsprofiel 2.1 Inleiding De VRC en de opleidingen hebben als eerste doelstelling van het visitatie- en accreditatietraject de ambitie uitgesproken aan te sluiten bij het nationale accreditatiesysteem voor het hoger onderwijs. Dit betekent dat de kwaliteitstoetsing in ieder geval uitgevoerd dient te worden conform de richtlijnen van de NVAO. Deze richtlijnen (opleidingsdoelstellingen en toetsingscriteria) komen in hoofdstuk 3 aan de orde. Naast kwaliteitsverbetering en zelfregulering is er nog een belangrijke doelstelling geformuleerd en die betreft het verband tussen het beroepsprofiel van de controller (zoals dat wordt gezien door de VRC) en de wijze waarop de opleidingen dit profiel gestalte geven in het onderwijs. Deze doelstelling wordt in dit hoofdstuk nader uitgewerkt. Het beroepsprofiel van de controller komt daarbij in paragraaf 2.2 aan de orde. De taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden komen aan de orde evenals de rollen waarin de controller deze kan vervullen. Het beroepsprofiel heeft geleid tot een aantal inhoudelijke eisen die aan de opleiding worden gesteld. Het betreft hier een aantal onderwerpen dat van oudsher in voldoende mate aan bod dient te komen in de opleidingen. Dit wordt nader uitgewerkt in paragraaf 2.3. De VRC en de opleidingen hebben een duidelijke keuze gemaakt bij de ambitie aan te sluiten bij het nationale accreditatiesysteem door de opleidingen te laten accrediteren als een wetenschappelijke master. Dit heeft uiteraard consequenties voor de aansluiting tussen het beroepsprofiel en het opleidingsprofiel. Het is daarnaast zo dat het een postinitiële 56
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
masteropleidingen betreft waarin de studenten beschikken over werkervaring en WO-niveau bij instroming. De opleidingen zijn ook parttime hetgeen mogelijkheden biedt om voortdurend te reflecteren over de waarde van academische concepten in de dagelijkse praktijk. Paragraaf 2.4 gaat hier verder op in. De omgeving van de controller (in het bijzonder “de financiële wereld”) is de laatste jaren sterk veranderd en zelfs turbulent te noemen. Dit dient waar nodig zijn weerslag te krijgen in het beroeps- en opleidingsprofiel. Paragraaf 2.5 bespreekt een aantal van deze ontwikkelingen en hun mogelijke impact. Deze ontwikkelingen zijn het resultaat van een schriftelijke enquête onder de curatoriumleden van de opleidingen. Paragraaf 2.6 tenslotte, is een handreiking naar de opleidingen met betrekking tot het komende accreditatieproces. Er worden onder meer suggesties gedaan hoe dit hoofdstuk een rol kan spelen bij het schrijven van de zelfstudie. 2.2 Beroepsprofiel De controllerfunctie is historisch gezien geworteld in de financieel-economische en administratieve functie van de organisatie. Dit is nog steeds een belangrijke kerntaak: de controller is de functionaris die er zorg voor moet dragen dat interne en externe participanten worden voorzien van de juiste financiële informatie. De moderne controller laat het echter niet bij de informatievoorziening (hoe belangrijk ook) en voegt een aantal functionaliteiten toe. Een eerste belangrijke toevoeging is de bewaking van de economische levensvatbaarheid van de organisatie. Dit betreft de interpretatie van de financiële informatie om de vraag te kunnen beantwoorden of de (strategische) doelen van de organisatie bereikt (gaan) worden. Deze toevoeging heeft vooral een ex-post karakter: de controller stelt achteraf vast in hoeverre de doelen bereikt zijn en de organisatie dus in control is gebleken. Er is nog een tweede belangrijke toevoeging en deze is meer ex-ante van karakter. Het betreft de taak om te zorgen dat besluitvormingsprocessen economisch rationeel plaatsvinden binnen de organisatie. Samengevat: de kerntaken zijn drievoudig: (1) interne en externe financieel-economische informatievoorziening, (2) prestatiemeting en –beoordeling en (3) beslissingsondersteuning. Om zijn taken goed te kunnen vervullen, heeft een controller in beginsel de verantwoordelijkheid voor de financieel-economische kant van de besluitvormingsprocessen in de organisatie (zoals planning, budgettering, beslissingscalculaties, e.d.), maar ook voor de financieel-economische berichtgeving en voor de bestuurlijke informatieverzorging (administratieve organisatie en de bijbehorende informatietechnologie). Tevens heeft hij veelal de zorg voor fiscale aangelegenheden en verzekeringszaken en is er een intensieve betrokkenheid bij financiering en treasury management en het logistieke systeem. De controller analyseert bedrijfsprocessen en levert een bijdrage aan de strategiebepaling en de (be)sturing van de organisatie. De controller vervult op bedrijfseconomisch terrein een spilfunctie en is daarom nauw verbonden met de topleiding van de organisatie. Soms wordt wel gesproken over het “bedrijfseconomisch geweten van de organisatie”. Er kunnen drie rollen worden onderscheiden die de controller hierbij vervult: een vertrouwensrol, een beheersingsrol en een ondersteunende rol. In de vertrouwensrol verleent de controller betrouwbaarheid aan de accountingcijfers en bewaakt de aansluiting op wet- en regelgeving. Het gaat hier om informatievoorziening en deze taak is essentieel voor controllers. De achtergrond van deze functie is dat managers onzekerheid kunnen reduceren, omdat betrouwbare informatie hen in staat stelt betere QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
57
beslissingen te nemen en zij erop kunnen vertrouwen dat de door hen genomen beslissingen worden weerspiegeld in de rapportages. Een tweede kenmerk is dat managers in de hiërarchie beter afspraken kunnen maken. De prestaties die een managers realiseert, kunnen niet worden betwist doordat managers de cijfers naar hun belang “bijstellen”. Een winstgevend project kan dus niet ineens verlieslatend blijken te zijn. De beheersingsrol vertegenwoordigt de controller in zijn rol van toezichthouder op de adequate bedrijfsvoering. In deze functie geeft de controller oordelen over decentraal opgestelde planningen en begrotingen en over de uitvoering van plannen en begrotingen. De beheersingsrol is veel minder neutraal dan de vertrouwensrol omdat de controller namens de centrale ondernemingsleiding observeert en signaleert of doelcongruentie door decentrale managers wordt bereikt. Deze rol heeft veel raakvlakken met de bovengenoemde prestatiemeting en – beoordeling. In zijn ondersteunende rol als “business partner” ondersteunt de controller de realisatie van de bedrijfsstrategie door middel van het ontwerpen en implementeren van een effectief management control systeem en het actief geven van advies en informatie aan leden van het bedrijf. In deze rol maakt de controller analyses die ertoe dienen beslissingen met informatie te staven. Dit betreft onder meer beslissingen omtrent plannen, budgetten, processen, verkopen, investeringen, etc. Het einddoel van de opleiding is om kundige controllers af te leveren die in staat zijn gedurende hun werkzame leven een waardevolle bijdrage te leveren aan de prestatie van hun organisatie. Hierbij is niet alleen het (vakinhoudelijke) niveau op het moment van afstuderen van belang, de controller dient vanaf dat moment in staat te zijn zich verder te ontwikkelen en te blijven leren met behulp van tijdens de opleiding ontwikkelde vaardigheden. Geheel in lijn hiermee eist de VRC van haar leden dat zij zich houden aan de VRC gedragscode, waarvan de vijf beginselen zijn: professionaliteit, objectiviteit, deskundigheid, integriteit en geheimhouding. Voorts is elk lid onderworpen aan het Reglement Permanente Educatie, waarmee het lid aantoont zich blijvend te ontwikkelen met betrekking tot zijn vakkennis en zijn persoonlijke vaardigheden. 2.3 Opleidingsprofiel De VRC stelt van oudsher een aantal eisen met betrekking tot instroom en inhoud van de opleiding. - instroom De oriëntatie van de opleiding is die van een wetenschappelijke beroepsopleiding; de opleiding voldoet aan de eisen van de NVAO voor een WO masteropleiding en heeft een post initiële/ executive invulling, dat wil zeggen dat kandidaten bij de start van de opleiding dienen te beschikken over academisch denk- en werkniveau (zij hebben vrijwel zonder uitzondering een diploma van een WO-masterprogramma), gevorderde academische kennis voor wat betreft de hieronder genoemde hoofdvakken en werkervaring van minimaal 2 jaar. Omdat de register-controller zich kenmerkt door een combinatie van professionele vakkennis en vaardigheden, brede business oriëntatie en begrip en effectieve persoonlijke vaardigheden, wordt hij geacht te beschikken over voldoende persoonlijke effectiviteit en leiderschapskwaliteiten om zijn functie te kunnen uitoefenen, en vanuit het vak de vertaling te maken naar de business(- processen) en dat op de verschillende niveaus. De directie van de opleiding dient deze instroomeisen te handhaven.
58
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
- inhoud De hoofdvakken van de opleiding zijn de volgende: - Management Accounting / Management Control (interne berichtgeving beslissingcalculaties); - Financial Accounting and Reporting / Financial Analysis (externe berichtgeving); - Accounting Information Systems en Information Management (Bestuurlijke Informatieverzorging); - Corporate Finance / Treasury Management.
en
Andere belangrijke onderwerpen in de opleiding dienen te zijn: - Ondernemingsstrategie; - Ondernemingsrecht; - Belastingrecht; - Risk Management en Compliance; - Ethiek en gedragscode. (Deze onderwerpen hoeven niet als afzonderlijke vakken in het curriculum te zijn opgenomen maar dienen inhoudelijk wel afgedekt te worden.) Tijdens de opleiding worden de actuele wetenschappelijke concepten binnen elk vakgebied onderwezen met behulp van ‘state of the art’ wetenschappelijke literatuur en casuïstiek. De docenten zijn gezichtsbepalend binnen het beroep of binnen het vakgebied, leveren een belangrijke bijdrage aan de wetenschappelijke ontwikkeling, en/of zijn op hoog niveau binnen de relevante praktijk werkzaam. Voor elk van de genoemde hoofdvakken is een hoogleraar binnen het betreffende vakgebied eindverantwoordelijk. De inhoud en het niveau van de afstudeerscripties komen overeen met de MSc-graad die wordt verleend en bestaat uit afbakening/analyse van een praktisch relevant probleem uit de eigen werkpraktijk en een methodische uitwerking van de oplossing met gebruik van de actuele ‘state of the art’ wetenschap. Voorts legt de student expliciet verantwoording af over de gekozen onderzoeksopzet en plaatst hij de conclusies en aanbevelingen in de context van voorgaand onderzoek. De praktische toepasbaarheid van de gekozen oplossing is mede relevant aangezien deze voor de werkgever waarde dient toe te voegen. Het aantal studiepunten voor de totale EMFC-opleiding dient minimaal in overeenstemming te zijn met de vereiste 60 ECTS punten van de NVAO. Van het totaal aantal studiepunten dient minimaal een kwart te worden besteed aan college-uren. Bovendien dient minimaal de helft van het totale aantal ECTS punten te worden besteed aan de vier hoofdvakken. - samenhang Om de afgestudeerden in staat te stellen zich te positioneren binnen de beroepspraktijk zijn bovengenoemde rollen vertaald naar een aantal taken van de controller. Deze taken zijn vervolgens geoperationaliseerd in de vakken binnen de opleiding. Figuur 1 geeft hiervan een overzicht. Onderstaande tekst tot paragraaf 2.4 is facultatief. Deze tekst schetst de contouren van (de inhoud van) de opleiding. Gezien de talrijke ontwikkelingen (zie ook paragraaf 2.5) zullen opleidingen uiteraard hun curriculum in de loop van de tijd aangepast hebben. De opleidingen worden uitgenodigd om deze aanpassingen toe te lichten in de zelfstudie. De onderstaande tekst kan daarbij (vrijblijvend) als leidraad dienen. Wel is van belang dat er expliciet een link wordt gelegd tussen de door de VRC voorgeschreven vakken en onderwerpen en de vakken in de eigen opleiding QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
59
Gegeven de doelen en strategie van de organisatie is het de kerntaak van de controller te bewaken dat deze worden gerealiseerd (dus het borgen van de 'strategic control') om zo bij te dragen aan de continuïteit van de organisatie. Deze taak valt uiteen in vier subtaken: [1] Het beheersen en reduceren van risico's Dit is een uitwerking van zowel de beheersings- als ondersteunende rol van de controller. Gebeurtenissen die de realisatie van de strategische doelen in gevaar kunnen brengen worden door de controller in kaart gebracht en er worden instrumenten ingezet (beheersingsrol) anderzijds worden kansen en bedreigingen gecommuniceerd naar het lijnmanagement die vervolgens acties moet ondernemen (ondersteunende rol). Voor deze subtaak is met name aandacht voor in de vakken Management Control, Internal Control & AIS, Treasury Management, Ondernemingsrecht. [2] Het verschaffen van stuurinformatie aan anderen in en buiten de organisatie Dit is een uitwerking van de vertrouwensrol. Het is een taak van de controller het proces van informatievoorziening te organiseren (in de vakken IC&AIS, Informatiemanagement) zodat interne belanghebbenden (Management Accounting) en externe belanghebbenden (Externe Verslaggeving) de juiste informatie krijgen om besluiten te nemen. [3] Het optimaliseren: het kiezen uit schaarse middelen Dit is een uitwerking van de ondersteunende rol van de controller. Hierbij is de taak van de controller juiste keuzes te maken met betrekking tot schaarse middelen en op die wijze de winstgevendheid en continuïteit van de organisatie te verhogen. Hier is met name aandacht voor in de vakken Management Accounting, Financieel Management en Belastingrecht. [4] Het bewaken van het proces van strategievorming Dit is een uitwerking van de ondersteunende rol van de controller. Hierbij is de taak van de controller niet om zelf de doelen en de strategie van de organisatie te definiëren maar wel bewaken dat dit proces is verankerd in de organisatie. Zijn kennis van de vakgebieden Strategisch Management en Supply Chain Management is vooral van belang om het proces van strategievorming en logistieke keuzes desgewenst te kunnen aanzwengelen en de resultaten te kunnen vertalen naar prestatie-indicatoren en de inzet van beheersingsmaatregelen. 2.4 Wetenschappelijke beroepsopleiding (WO-master) De VRC en de opleidingen hebben als eerste doelstelling van het visitatie- en accreditatietraject de ambitie uitgesproken aan te sluiten bij het nationale accreditatiesysteem voor het hoger onderwijs. Dit betekent dat de kwaliteitstoetsing in ieder geval uitgevoerd dient te worden conform de richtlijnen van de NVAO. Net als bij de accreditatie in 2006, acht de VRC het van groot belang dat de opleidingen zich opnieuw laten accrediteren als WO-master. De VRC heeft hierbij een aantal argumenten voor ogen. Deze argumenten hebben betrekking op de oriëntatie van de opleiding, de inrichting zoals de VRC deze graag ziet, het niveau van de afgestudeerden en de positionering ten opzichte van andere controllersopleidingen. - oriëntatie Het NVAO visitatiestatuut hanteert ten aanzien van de oriëntatie WO-master het volgende criterium in Facet 1.3: “Een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een WO-opleiding vereist of dienstig is.” De VRC 60
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
acht het tweede deel van dit facet met name van toepassing op de onderhavige opleidingen. Zij ziet het eerste deel (“zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten”) vooral als een kerntaak van initiële WO-masteropleidingen. Deze kerntaak is daarmee niet minder belangrijk want de VRC eist immers dat studenten die instromen in de opleiding reeds beschikken over een WO-master. Daarnaast dient de instroom te beschikken over relevante praktijkervaring. Deze combinatie (WO-master plus praktijkervaring) maakt het mogelijk dat in de opleiding veel meer aandacht besteed kan worden aan de oplossing van multi- en interdisciplinaire vraagstukken in de beroepspraktijk dan in een initiële WO-master. De initiële WO-master besteedt per definitie veel aandacht aan methoden en technieken van onderzoek. Studenten doorlopen in dergelijke opleidingen (vaak voor het eerst) de volledige empirische cyclus. Deze kennis kan vervolgens in het postinitiële opleiding ten volle benut worden om, mede aan de hand van de praktijkervaring, te reflecteren over de waarde van de wetenschappelijke theorieën en concepten voor de beroepspraktijk. Dit belangrijke leerdoel kan veel minder goed bereikt worden in een initiële masteropleiding omdat de studenten daar nog niet beschikken over praktijkervaring en ook pas aan het einde van de initiële opleiding de volledige empirische cyclus hebben doorlopen. - inrichting van de opleiding De VRC acht het van belang dat dit bovengenoemde karakter van de WO-master ook herkenbaar is in de inrichting van de opleiding. Het gaat hierbij niet zozeer om het opleidingsprofiel (de vakken en hun inhoud, zie hiervoor paragraaf 2.3) maar vooral om een onderwijskundige benadering waarbij de wetenschappelijke inbreng dusdanig in de opleiding is aangebracht dat de kritische reflectie (vanuit inter- en multidisciplinair perspectief) wordt gewaarborgd. Als het gaat om de docenten dan betekent dit dat zij in staat moeten zijn om state-of-the-art wetenschappelijke inzichten en resultaten van wetenschappelijk onderzoek aan de orde te stellen tijdens de onderwijsbijeenkomsten. Dit betekent dat de docenten veelal gepromoveerd zijn dan wel hoogleraar zijn op het betreffende vakgebied. Ten aanzien van (gast-)docenten uit de praktijk mag verwacht worden dat ze gezaghebbend zijn als het gaat om hun positie en/of reputatie. Het onderwijs zal omwille van de reflectie veel ruimte moeten bieden aan de inbreng van de studenten. Zij zullen uitgedaagd moeten worden om real-life cases uit te werken met behulp van (resultaten van) wetenschappelijk onderzoek. De literatuur zal om die reden ook een mengvorm zijn van wetenschappelijk hoogstaand onderzoek enerzijds en literatuur die de brug probeert te slaan naar de praktijk, men kan hierbij denken aan tijdschriften als Harvard Business Review, Strategic Finance en dergelijke. Papers en andere toetsvormen dienen bij voorkeur ook op deze manier te worden opgezet. Uiteindelijk moet dit leiden tot het afstudeerwerkstuk (de masterthesis) waarin een realistisch controlling probleem doorgaans uit de eigen organisatie wordt gedefinieerd en geanalyseerd met behulp van inter- en multidisciplinaire wetenschappelijke inzichten. Dit werkstuk dient bij voorkeur zelfstandig uitgevoerd te worden en te worden gepresenteerd en verdedigd voor een examencommissie. De leden van de examencommissie voldoen daarbij aan dezelfde eisen als die gesteld worden aan de overige (gast-)docenten. Tijdens de afsluitende workshop wordt de praktijk vaak vertegenwoordigd door een lid van het curatorium van de opleiding of door de leidinggevende van de deelnemers. Naast reflectie wordt de opleiding ook gekenmerkt door het ontwerpgericht karakter. De controller wordt in zijn beroepspraktijk voortdurend geconfronteerd met problemen die opgelost dienen te worden. Bij het werken aan problemen doorloopt de controller in het algemeen een regulatieve cyclus. Deze regulatieve cyclus bestaat uit de volgende stappen. Na probleemidentificatie zal een diagnose plaats moeten vinden. Deze diagnose (beschouwing en analyse van het probleem) leidt vervolgens tot een verbeterplan (ontwerp). Dit ontwerp QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
61
wordt vervolgens geïmplementeerd en geëvalueerd. In de praktijk verloopt dit proces minder rechtlijnig dan hier geschetst; er zal vaak sprake zijn van meerdere iteraties om tot een geslaagd geïmplementeerd ontwerp te komen. De regulatieve cyclus is anders dan de eerder genoemde empirische cyclus die de stappen inductie, deductie, toetsing en evaluatie omvat. Zoals eerder opgemerkt, hebben studenten in hun initiële opleiding de empirische cyclus doorlopen. Voor de regulatieve cyclus is veel minder ruimte in de initiële opleidingen, ook al omdat realistische praktijkproblemen daar ontbreken. Deze problemen zijn in de onderhavige opleidingen wel genoegzaam voorhanden (gegeven het postinitiële en parttime karakter). De VRC acht het daarom belangrijk dat de wetenschappelijke component niet alleen herkenbaar is in de empirische cyclus maar vooral ook in de regulatieve cyclus. Met andere woorden: de VRC pleit ervoor dat de opleidingen ontwerpgericht zijn. Het ontwerpgerichte karakter zal dan ook nadrukkelijk herkenbaar moeten zijn in de masterthesis maar ook elders in de opleiding zal bijvoorbeeld door case-studies het ontwerpgerichte karakter aanwijsbaar zijn. De VRC is van mening dat de kwaliteit van de professie zowel door empirisch als door ontwerpgericht onderzoek verhoogd kan worden. Deze opvatting is derhalve terug te vinden in de ingangseisen en de inrichting van de opleidingen. - niveau afgestudeerden De VRC vindt het van belang dat het WO-niveau van de afgestudeerden herkenbaar is in de volgende, voor het beroep van controller belangrijke, aspecten. Afgestudeerden dienen niet alleen kennis te hebben van de kern- en ondersteunende vakgebieden van de controller (en bijbehorende onderzoeksmethoden) maar ook dienen zij in staat te zijn om aan de hand van deze concepten te komen tot verantwoorde oordeelsvorming als het gaat om controlproblemen in de organisatie. Aan de hand van deze oordeelsvorming, dienen de afgestudeerden in staat te zijn om (wetenschappelijk verantwoorde) maatregelen te plannen, te beheersen en te evalueren. De VRC acht het daarbij tevens van belang dat afgestudeerden beschikken over communicatievaardigheden die het bovenstaande in de beroepsuitoefening mogelijk maken en een leerhouding en –vaardigheden hebben ontwikkeld die permanente educatie mogelijk maakt. - positionering van de opleiding De opleiding is in 2006 voor het eerst WO-geaccrediteerd door de NVAO. NVAOaccreditatie van postinitiële, niet door het Ministerie van Onderwijs gesubsidieerde opleidingen was indertijd een novum. De VRC ziet inmiddels dat de omgeving veranderd is. Accreditatie van (ongesubsidieerde) postinitiële opleidingen op wetenschappelijk en professioneel niveau is thans zeer gebruikelijk en wordt door de NVAO gestimuleerd. Het landschap heeft zich hierbij langzamerhand als volgt ingedeeld. Men ziet een aantal aanbieders van wetenschappelijke en professionele controllersopleidingen op initieel niveau. Dit zijn vooral de “traditionele” universiteiten en hogescholen. Afgestudeerden van universitaire controllingopleidingen zijn vrijwel altijd Master of Science, hoewel men ook na het behalen van een Bachelor of Science de universiteit kan verlaten. Afgestudeerden van hogescholen die de arbeidsmarkt betreden zijn veelal professionele bachelors. Als het gaat om het postinitiële vervolg, dan ziet men dat een aantal niet-gesubsidieerde instellingen post-HBO controllersopleidingen aanbiedt die leiden tot een (NVAOgeaccrediteerde) professionele mastertitel. De VRC is voorstander van deze ontwikkeling omdat dit de professionele kwaliteit van het controllerberoep zeker ten goede komt.
62
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
Omwille van de bovengenoemde argumenten (oriëntatie, inrichting programma en niveau afgestudeerden) acht de VRC het echter nu nog meer dan in 2006 van belang om de onderhavige opleidingen opnieuw te positioneren als een Master of Science-opleiding. 2.5 Ontwikkelingen in de controllerfunctie Teneinde de verwachte ontwikkelingen in het beroepveld van registercontrollers in kaart te brengen is in het najaar van 2009 onderzoek gedaan onder curatoriumleden van de verschillende RC-opleidingen. De curatoriumleden werd daarbij gevraagd welke ontwikkelingen zij vanuit de praktijk waarnamen die (op termijn) van invloed zijn op de opleiding. De volgende vijf onderwerpen werden hierbij vaak genoemd: - Governance: toenemende aandacht voor governance inclusief beloningsbeleid en de redelijkheid ervan; - Risicomanagement: verhoogde aandacht voor risico’s van ondernemen en ondernemingsbrede benadering van risico’s (Enterprise Risk Management); - Globalisering: toenemende globalisering van goederenstromen en dienstenstromen; - Holistische benadering: toenemende complexiteit en tegelijkertijd is er een sterkere behoefte aan generalisten; controllers die overzicht houden en breed (holistisch) kwesties beschouwen. - Persoonlijke vaardigheden: toenemend belang van persoonlijke vaardigheden. De VRC vindt het uiteraard belangrijk dat de opleidingen aandacht besteden aan deze ontwikkelingen. De opleidingen wordt dan ook gevraagd om aan te geven hoe deze ontwikkelingen vorm (zullen) krijgen in het curriculum.
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
63
64
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
Bijlage B: Curricula Vitae commissieleden Drs. A.J.A. (Andreas) van Dongen is manager in de Advies praktijk van Ernst & Young. Hij richt zich op management control, business modelling en costing aspecten in relatie tot regelgeving. Hij is in 2007 in dienst getreden van Ernst & Young, daarvoor heeft hij 3 jaar gewerkt als financieel (SAP) consultant bij Capgemini. Hij heeft een master titel in de bedrijfseconomie met een specialisatie in management control. Momenteel schrift hij zijn scriptie als afronding van de Executive Master in Finance and Control aan de VU te Amsterdam. Drs. M.G. (Mark) Goedhart RC is sinds 2006 onafhankelijk consultant. Daarvoor is hij city planner geweest in Westfriesland en Alkmaar, financieel manager van de gemeente Alkmaar en sectorhoofd bestuurszaken in dezelfde gemeente. Vervolgens heeft hij de Executive Master of Finance and Control gevolgd en in dienst getreden van Unilever waar hij diverse functies heeft uitgeoefend zoals Business Systems Manager Lever Nederland (IT), Chief Accountant Unilever Meat Group Oss (Finance), Finance Director Unilever Research (Finance, Buying, IT), Finance Director Unilever Greece (Finance, Buying, Logistics, IT) en Business Director Unilever Nederland Foods (Marketing/Finance/HR). Mark Goedhart is oprichter van de Vereniging van Registercontrollers (VRC) en het Controllersinstituut (CI). Prof. dr. J.G. (Hans) Kuijl RA is hoogleraar Bedrijfseconomie inclusief de fiscale comptabiliteit aan de faculteit Rechtsgeleerdheid, Instituut Fiscale en Economische vakken. Zijn expertise omvat bedrijfseconomie, externe verslaggeving, belastingen in de jaarrekening, accounting education en forensische accounting. Hij is de initiatiefnemer van twee voor de faculteit belangrijke derde geldstroomopleidingen: de kopopleiding ten behoeve van leden van de Nederlandse Federatie van Belastingadviseurs en de opleiding Forensische Accountancy, de opleiding die de faculteit der Rechtsgeleerdheid samen verzorgt met Business Universiteit Nyenrode. Voorts is hij de instigator van de opleiding Fiscale advocatuur. De onderzoeksbelangstelling van Hans Kuijl ligt het op het overgangsgebied tussen bedrijfseconomie en recht. Dit komt onder andere tot uitdrukking in zijn redacteurschap van de Forensische Reeks, een uitgave van de SDU. Voor het overige is hij voorzitter van het Instituut voor Forensische Accountancy en van de Stichting Bureau Kredietregistratie. In het verleden was hij onder meer werkzaam bij de accountantsdienst van het Ministerie van Economische Zaken en lid van de Visitatiecommissie HBO Accountancy en fiscale economie en voorts was hij lid van de Commissie Rekenschap, de commissie belast met het onderzoek naar de HBO-fraude. Drs. J. (Jan) Lobbezoo RA heeft bedrijfseconomie gestudeerd aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam. In 1970 studeerde hij af en begon hij aan zijn postdoctorale opleiding accountancy aan dezelfde universiteit. Hij behaalde zijn RA titel in 1974 en is sindsdien lid van het NIVRA. Na zijn studie is hij bij Philips in dienst gekomen. Het is de start van een 36 jaar durende carrière bij hetzelfde bedrijf. De laatste 15 jaar was hij financieel directeur van de DAP, respectievelijk Semiconductors divisie. Hij heeft zich tevens beziggehouden met het contact en toezicht op een aantal niet-geconsolideerde deelnemingen (joint ventures). Hij is recentelijk formeel met pensioen gegaan. Hij vertegenwoordigt Philips nog wel als lid van de Raad van Commissarissen bij TSMC Taiwan. En is daarnaast actief als adviseur en commissaris bij TMC Eindhoven en FEI Inc. Portland USA. Bovendien is hij voorzitter van
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
65
de Raad van Toezicht op de postdoctorale opleiding (Engelstalig) van de International Master of Finance, verbonden aan de universiteit van Maastricht. Prof. dr. J. (Jeltje) van der Meer-Kooistra was van 1983 – 1994 Universitair docent Accounting, van 1994 – 1998 Universitair hoofddocent Accounting en van 1998 – 2010 hoogleraar Financieel Management aan de Faculteit Bedrijfskunde, sinds 2008 Faculteit Economie en Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen. Per 1-5-2010 is zij met emeritaat. Zij was van 1993 – 1997 lid van het Faculteitsbestuur Bedrijfskunde (onderwijsportefeuillehouder), vanaf 1998 Bestuurslid van de Postinitiële Controllersopleiding (EMFC), vanaf 2003 Opleidingsdirecteur Bachelor en Master Accountancy & Controlling en vanaf 2007 Onderzoeksdirecteur Onderzoeksinstituut Accounting. Haar onderzoeksbelangstelling ligt op het gebied van coördinatie van interne transacties, de fiscale aspecten van transfer pricing, de management control aspecten van samenwerkingsverbanden, waaronder joint ventures en uitbestedingsprojecten, en de governance van R&D-activiteiten. Op deze gebieden heeft zij talrijke nationale en internationale publicaties verzorgd. Zij heeft ruime onderwijservaring op de gebieden management accounting en control, financieel beleid en boekhouden in alle jaren van de opleiding Bedrijfskunde, en heeft onderwijs verzorgd op het gebied van management accounting en control voor de Postinitiële Controllersopleiding. Daarnaast heeft zij veel afstudeerders begeleid van de doctorale opleiding Bedrijfskunde, variant Accountancy, MA Accountancy & Controlling, MA Organisational & Management Control, en de Postinitiële Controllersopleiding (EMFC). Zij heeft ruime bestuurservaring binnen en buiten de Rijksuniversiteit Groningen. Prof. dr. ir. R. (Regine) Slagmulder is partner in de Vlerick Leuven Gent Management School, waar zij docent Accounting and Control is. Voorafgaande aan de verbintenis met de Vlerick School was zij consultant bij McKinsey & Company (2005-2007) en staflid van INSEAD (Fontainebleau & Singapore, 2000-2005). Na afronding van de opleiding in elektrotechnieken een masteropleiding in Industrial Management & Management Sciences, beide aan de Universiteit Gent, behaalde Regine haar doctoraat in Management aan de Vlerick School in 1995. Zij was visiting Research Fellow aan Boston University School of Management en de P. Drucker Graduate Management School, Claremont University (USA) en werkte als staflid aan Universiteit Gent en de Universiteit van Tilburg. Regine's onderwijs en onderzoeksactiviteiten richten zich op de link tussen performance management systems en bedrijfsstrategie. Ze heeft verschillende boeken en artikelen gepubliceerd in wetenschappelijke en in vaktijdschriften over strategic cost and performance management, waaronder over onderwerpen als activity-based costing, target costing, supply chain performance management, en de balanced scorecard. Drs. H.J. (Hendrik) Spee RC werkt sinds 2006 als manager logistics voor Free Record Shop Benelux. Daarvoor heeft hij gewerkt als consultant bij Logiprof, als project manager bij Extenza, senior consultant bij Move2 Solutions en manager e-marketplace healthcare supplies bij Neconomy & related companies. In juni 2010 rondde hij zijn Executive Master in Finance & Control opleiding af bij Nivra-Nyenrode. Zijn initiële opleiding MBA volgde hij in Rotterdam aan de EUR.
66
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
Bijlage C: Bezoekprogramma Programma visitatie voor de heraccreditatie van de EMFC
Dag 1 13.00 13.15 15.30 16.00 17.00 17.15 18.00 19.30 Dag 2 8.30 9.00 9.45 10.30 10.45 11.15 11.45 12.30 13.30 14.15 16.15
13.15 15.30 16.00 17.00 17.15 18.00 18.30
Aankomst en ontvangst commissieleden Voorbereidend overleg van de commissie Gesprek met faculteitsbestuur Gesprek met opleidingsbestuur/ directie opleiding Pauze Alumni Curatorium Diner en intern overleg commissie
9.00 9.45 10.30 10.45 11.15 11.45 12.30 13.30 14.15 16.15 16.45
Rondleiding + spreekuur Gesprek met studenten Gesprek met docenten Pauze Studenten opleidingscommissie Docenten opleidingscommissie Examencommissie en toelatingscommissie Lunch en intern overleg commissie Afsluitend gesprek met inhoudelijk verantwoordelijken Intern overleg commissie Mondelinge rapportage voorlopig oordeel, afsluiting bezoek
QANU / Executive Master of Finance and Control, UvA ( Q 262)
67