TiasNimbas Business School, Tilburg Toets Nieuwe Opleiding: Executive Masters of Management and Organisation Niveau: wo-master Varianten: deeltijd Visitatiedatum:
3 november 2009
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, juni 2010
2/51
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
Inhoud Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 7 11 12 13
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
15 17 20 29 32 34 36
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Condities voor continuïteit
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
39 41 45 49 51
3/51
4/51
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
5/51
6/51
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de beoordeling van de womaster Management and Organisation (MMO) van de TiasNimbas Business School heeft uitgevoerd. In het rapport worden achtereenvolgens de werkwijze, de bevindingen en de conclusies beschreven. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de Toets Nieuwe Opleiding van wetenschappelijke opleidingen. Het onderzoek is begonnen in oktober 2009, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 3 november 2009. Het panel bestond uit: De heer prof. dr. P. Vanden Abeele (domeindeskundige en voorzitter) Mevrouw dr. P.J. Biemans (domeindeskundige) Mevrouw W.J. van Kats (studentpanellid) Mevrouw drs. M.E. Voorthuis (NQA-auditor) Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (oktober 2007). Het panel beschikt over relevante vakdeskundigheid en werkvelddeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen, lesgeven, beoordeling en toetsing minstens op het niveau van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie voor de cv’s van de panelleden bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: het Facetrapport, waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de tweepuntsschaal (onvoldoende, voldoende), zoals door de NVAO is voorgeschreven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
TiasNimbas is de business school van de UvT en de TU/e. TiasNimbas is in 2006 ontstaan uit een samengaan tussen Tias Business School en Nimbas Universiteit met als doel een internationale allround managementschool te creëren. Tias Business School werd opgericht in 1986. In april 2001 werd de School een private onderneming (B.V.), waarbij de UvT 100% van de aandelen in bezit had. Sinds april 2004 is 80% van de aandelen in handen van de UvT, de overige 20% van de aandelen is in bezit van de TU/e. In dezelfde periode als waarin de onafhankelijkheid van Tias tot stand kwam, verwierf Tias bovendien de status van faculteit van de UvT. Op deze manier werd het mogelijk om eigen hoogleraren aan te stellen binnen het universitair bestel. Om de continuïteit te waarborgen is er een personele unie tussen de Dean van de business school
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
7/51
en de Dean van de faculteit. Nimbas Graduate School of Management werd in 1988 opgericht met als doel een Brits MBA programma in Nederland te introduceren. In 1988 werd een partnership aangegaan tussen Nimbas en Bradford University School of Management. Om de band tussen deze twee instituten te bevestigen, werd Nimbas in 1998 een officiële partner. Nimbas verwierf in augustus 2005 de universitaire status (van aangewezen instelling). De combinatie van de Tias Business School en de Nimbas Universiteit heeft geleid tot het ontstaan van een allround business school met vestigingen in Bonn, Eindhoven, Taipei, Tilburg en Utrecht. De visie van TiasNimbas is: “to belong to the first division of European business schools.” TiasNimbas streeft ernaar om toegevoegde waarde te creëren voor managers en hun organisaties: “TiasNimbas Business School strives to create added value for managers and their organizations by offering first-class post-experience management education through project-based learning at the frontiers of knowledge in a state-of-the-art learning environment.TiasNimbas heeft 19 faculty members, ieder met een aanstelling van 0,5 fte of meer op de payroll en in totaal, inclusief de faculty members,130 medewerkers. De instroom van deelnemers in TiasNimbas bedroeg in 2009 1623 en de totale studentenpopulatie was 2112. TiasNimbas biedt een brede portefeuille aan opleidingen aan, gericht op managers en professionals in het bedrijfsleven, de overheid en de semi-overheid. De programma’s zijn bedoeld voor diegenen die al een aantal jaar relevante werkervaring hebben en hun expertise op één specifiek vakgebied of sector willen vergroten. De programma’s zijn onder te verdelen in degree programmes en non-degree programmes. Degree programmes zijn het Master in Business Administration Programme (MBA), het Doctor in Business Administration Programma (DBA), de Executive Master Programmes (14), de MSc/MA Programmes en (enkele) Company Specific Programmes (CSP). De Executive Programmes en de meeste Company Specific Programmes, die worden aangeboden zijn non-degree. De onderhavige opleiding, de Executive Master of Management and Organisation (MMO) behoort tot de divisie Executive Master Programmes. De opleiding heeft een jaarlijkse instroom van gemiddeld 40 deelnemers. Het totaal aantal ingeschreven studenten van de afgelopen twee leergangen bedraagt 20 (MMO 22: januari 2008) en 39 (MMO 23: september 2008). De gemiddelde staf-student ratio is 1 : 40. De opleiding wordt aangeboden in de deeltijdvariant en wordt verzorgd op de locatie in Tilburg. De MMO is een “university based post-experience (executive)” programma op academisch masterniveau en heeft het doel om actuele, hoogwaardige academische kennis en inzichten aan te bieden en vaardigheden te ontwikkelen om deze in de praktijk te kunnen toepassen, zo wordt de opleiding in het zelfevaluatierapport beschreven.
8/51
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
Elke divisie van TiasNimbas heeft een vergelijkbare opbouw van verantwoordelijkheden, die staan beschreven in het zelfevaluatierapport. De Academic Dean waakt over de academische kwaliteit van zowel het gehele programmaportfolio, alsook van de academische staf en het door hen verrichtte onderzoek. Bij de borging van de academische kwaliteit van TiasNimbas wordt de Academic Dean terzijde gestaan door de Academic Council. De Academic Council is bij de verzelfstandiging van Tias in 2001 in het leven geroepen door de UvT om op structurele wijze de academische kwaliteit van de programma’s te waarborgen. De Academic Council bestaat uit vijf hoogleraren van de UvT, TU/e, en TiasNimbas en wordt voorgezeten door de Academic Dean. De bestaande opleidingen worden om de drie jaar door de Associate Dean aan de Academic Council ter auditing voorgelegd en op verschillende criteria beoordeeld. De Associate Dean Executive Master Programmes is een hoogleraar. Hij is eindverantwoordelijk voor de academische kwaliteit van het totale programma-aanbod binnen de divisie Executive Master Programmes. Zijn belangrijkste verantwoordelijkheden zijn: - het begeleiden en waarborgen van de implementatie van de academische standaarden; - het ontwikkelen van de academische strategie van de divisie; - het (bege)leiden van opleidingen in het portfolio van de Executive Masteropleidingen op academisch niveau; - het positioneren van de Executive Masteropleidingen in relatie tot elkaar en tot het portfolio van TiasNimbas; - het samenwerken met de Director van de divisie Executive Masteropleidingen. De divisie Executive Masters wordt geleid door de Director Executive Master Programmes. Hij houdt zich bezig met het complete opleidingenportfolio. Hieronder vallen de waarborging van de kwaliteit, het financiële beleid, de marketing en de productinnovatie. Deze Director
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
9/51
werkt nauw samen met de Academic Dean van TiasNimbas en de Academic Directors van de verschillende opleidingen. Zij worden ondersteund door de Programme Managers. De Academic Director heeft de verantwoordelijkheid voor het programma van MMO en is hoogleraar van deTiasNimbas Business School of van één van haar moederuniversiteiten. De belangrijkste verantwoordelijkheden van de Academic Director zijn: - het bewaken van de academische kwaliteit van het programma: de inhoud en doelstellingen, het wo-masterniveau en de wijze waarop deze inhoud wordt gedoceerd (de prestaties van docenten); - het zorgen voor aansluiting van het curriculum bij de behoeften in de markt en ontwikkelingen in het vakgebied; - het zorgen voor de rode draad, de samenhang en een consistente opbouw van het curriculum; - het instrueren van docenten; - het selecteren van gekwalificeerde en gemotiveerde deelnemers; - het onderhouden van contact met de deelnemers; - het bewaken van de studeerbaarheid van het programma; - het bewaken van de strategische positionering van het programma binnen het productportfolio van TiasNimbas. De Academic Director draagt zorg voor de (academische) integratie van het curriculum en het integrale leerproces van de deelnemers. Hij neemt voorafgaand aan de deelname een intake-interview af bij de kandidaat-deelnemers, waarbij wordt vastgesteld of de potentiële deelnemer het juiste profiel en de juiste motivatie heeft om de opleiding tot een goed einde te kunnen brengen. Verder verzorgt hij de selectie, screening, instructie en coaching van de docenten. Ook de (eind)beoordeling van opdrachten, papers/tentamens en examens behoort tot de verantwoordelijkheden van de Academic Director. De Academic Director wordt bijgestaan door een team van hoofddocenten, die ieder een deel van het programma inhoudelijk coördineren. De Academic Director en de hoofddocenten bespreken jaarlijks de inhoud van het programma, de inhoudelijke evaluaties, de voortgang van de deelnemers en alle voorkomende operationele aangelegenheden. De Academic Director brengt één keer per jaar verslag uit aan de Associate Dean. Tijdens deze jaarlijkse evaluatie wordt het programma geëvalueerd (onder andere op basis van de evaluaties van deelnemers), worden mogelijke problemen besproken en worden er suggesties gedaan om het programma te verbeteren. De colleges worden verzorgd door de Academic Director en (internationale) docenten uit de universitaire en zakelijke wereld. Dit zijn vaak hoogleraren en docenten in hun eigen vakgebied, die in continue verbinding staan met de praktijk. Daarnaast beschikken zij over uitgebreide ervaring in executive education. Het docentencorps wordt aangevuld met gastsprekers uit de praktijk, zo wordt in het zelfevaluatierapport vermeld. De Programme Manager is het centrale aanspreekpunt voor deelnemers en docenten. Service en persoonlijke aandacht zijn belangrijke waarden binnen TiasNimbas; daarom heeft elke opleiding een Programme Manager. Hij is verantwoordelijk voor het administratieve en
10/51
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
logistieke traject van de opleiding. Dit traject loopt van het eerste contact met de (potentiële) deelnemer tot en met de afronding van de opleiding door de deelnemer (inclusief terugkoppeling). De Programme Manager houdt zich bezig met het opstellen van de roosters, het verzamelen en verspreiden van studiematerialen, het verzamelen van papers, de evaluaties van de opleiding, de cijferlijsten, de organisatie van de tentamens en het afstuderen. De Programme Manager legt verantwoording af aan de Academic Director van de opleiding. 1.3
Werkwijze
Beschrijving werkwijze generieke audit en de opleidingsvisitatie De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze, zoals die is neergelegd in het NQA Beoordelingsprotocol Toets Nieuwe Opleiding (NQA, 2008). Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en volledigheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. In diezelfde periode (oktober 2009) bereidden de panelleden zich inhoudelijk voor op het bezoek dat plaatsvond op 3 november 2009. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Het bezoek is tijdens een voorbereidende vergadering door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In deel B van het rapport wordt bij facet 1.1 Domeinspecifieke eisen beschreven op welke wijze de opleiding zich profileert. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de dagindeling van het bezoek (zie bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten en alumni en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en voorlopige tussenoordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder daarbij expliciete oordelen uit te spreken.
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
11/51
De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een Facetrapport (deel B) en een Onderwerprapport (deel A), waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. De opleiding heeft in december 2009 een concept van het rapport ontvangen voor een controle op feitelijke onjuistheden. In dit rapport (december 2009) werden de facetten 2.1 Eisen WO, facet 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma, facet 2.4 Studielast en facet 2.5 Instroom met een onvoldoende beoordeeld. Naar aanleiding hiervan heeft NQA een lijst met noodzakelijke verbeterpunten naar de opleiding gestuurd. MMO heeft in een reactie hierop eind maart 2010 lijst met verbeteracties opgestuurd. De verbeteringen hadden betrekking op de facetten, die als onvoldoende waren beoordeeld. Deze lijst is door het panel bestudeerd. Alhoewel de lijst voornamelijk plannen en voornemens bevat, die vanaf de nieuwe cohorten worden ingevoerd, vindt het panel de verbeteracties van een dusdanige kwaliteit dat deze het panel voldoende vertrouwen hebben gegeven om de vier facetten uiteindelijk met een voldoende te beoordelen. De voorgenomen verbeteracties zijn in dit rapport verwerkt. Het rapport bestaat uit deel A: het Onderwerprapport en deel B: het Facetrapport. In deel A worden de oordelen op onderwerpniveau en op de opleiding als geheel beschreven. In deel B worden de afzonderlijke facetten beschreven. Het definitieve rapport is in mei 2010 door het panel vastgesteld. Het visitatierapport is uiteindelijk in juni 2010 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In deze paragraaf wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van een weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door NQA in het Beoordelingsprotocol NQA (2008) zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding legt. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten, respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten, gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het Facetrapport.
12/51
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau master 1.3 Oriëntatie wo-master Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen WO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen WO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Systematische aanpak 5.2 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Condities voor continuïteit 6.1 Afstudeergarantie 6.2 Investeringen 6.3 Financiële voorzieningen Totaaloordeel Totaaloordeel
Executive master Management and Organisation
Voldoende Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldaan Positief Voldoende Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Voldoende Positief Positief
Doelstellingen opleiding De facetten 1.1 Domeinspecifieke eisen, 1.2 Niveau master en 1.3 Oriëntatie wo-master worden door het panel met een voldoende beoordeeld. Het oordeel over het onderwerp Doelstellingen is derhalve positief.
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
13/51
Programma De facetten 2.1 Eisen WO, 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma, 2.3 Samenhang programma, 2.4 Studielast en 2.5 Instroom zijn door het panel met een voldoende beoordeeld. Aan facet 2.6 is volgens het panel voldaan. Het oordeel op onderwerp 2. Programma is derhalve positief. Inzet van personeel De facetten 3.1 Eisen WO, 3.2 Kwantiteit personeel en 3.3 Kwaliteit personeel worden door het panel met een voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp Personeel is derhalve positief. Voorzieningen De facetten 4.1 Materiële voorzieningen en 4.2 Studiebegeleiding worden door het panel met een voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp Voorzieningen is derhalve positief. Interne kwaliteitszorg De facetten 5.1 Systematische aanpak en 5.2 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld worden door het panel met een voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp Interne kwaliteitszorg is derhalve positief. Condities voor continuïteit De facetten 6.1 Afstudeergarantie, 6.2 Investeringen en 6.3 Financiële voorzieningen worden door het panel met een voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp Condities voor continuïteit is derhalve positief. Totaaloordeel Op grond van het voorgaande schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding, na doorvoering van de voorgenomen verbeteringen, op alle zes onderwerpen uit het NVAO kader (Toets Nieuwe Opleiding) positief scoort. De conclusie op basis hiervan is dat het totaaloordeel van het panel over de opleiding positief is.
14/51
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
15/51
16/51
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
voldoende
Criterium - De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De executive Master Management and Organisation (MMO) heeft een multidisciplinaire voedingsbodem en is gebaseerd op zowel bedrijfseconomische als sociaalwetenschappelijke aspecten. Zij houdt zich bezig met organisatie- en managementvraagstukken in zowel profit-, als non-profit organisaties en maakt gebruik van wetenschappelijke theorieën en praktijkonderzoek, dus van de theorie en de empirie. • De wetenschappelijke basis van de master is gelegen in de organisatie-, bedrijfs- en managementwetenschappen. Voor wat betreft de organisatiewetenschappen gaat het vooral om organisatiesociologie en -psychologie en voor wat betreft de bedrijfswetenschappen ligt het accent op functionerings- en besturingsvraagstukken van organisaties en netwerken van organisaties in hun omgeving, met het accent op een bedrijfseconomische aanpak. De managementwetenschappen leveren kennis en vaardigheden, die nodig zijn om organisaties te besturen, in te richten en te veranderen. Belangrijke aspecten van de master zijn het conceptueel en wetenschappelijk leren denken. • De leerdoelen en eindtermen, die in de MMO worden gebruikt, komen ten eerste voort uit de behoeften aan kennis en inzichten op het gebied van management en organisatie bij de (potentiële) deelnemers; ten tweede uit discussies met collega’s over nieuwe paradigma’s in het vakgebied en ten derde uit gesprekken met leden van de Raad van Advies en met alumni over het programma. • De opleiding heeft de volgende vijf eindtermen geformuleerd: 1. voortdurend de confrontatie aangaan van de ‘state of the art’ met de ‘state of the practice’ op het terrein van management en organisatie, teneinde wetenschappelijk solide kennis en inzichten praktisch toepasbaar te benutten; 2. een door visie gestuurde benadering van management- en organisatievraagstukken resultaatgericht aan te pakken met goed inzicht in de kansen en mogelijkheden in de markt- en maatschappelijke omgeving; 3. een communicatieve resultaatgerichte houding aan te nemen om zelf effectiever te kunnen functioneren als leider en als stuurman(vrouw), als inspirator en coach, waarbij de interpersoonlijke rollen, informatierollen en de besluitvormende rollen geïntegreerd worden ingevuld; 4. systemen en processen efficiënter en effectiever op prestatie en resultaat te sturen met oog op de belangen van alle stakeholders in het perspectief van maatschappelijk verantwoord ondernemen en
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
17/51
•
•
•
5. veranderingen in de organisatie en relaties tussen organisaties beter te sturen en hun potentieel optimaal te benutten. Op basis van deze eindkwalificaties zijn 16 leerdoelstellingen geformuleerd, die evenals de eindkwalificaties zijn gerelateerd aan de Dublin descriptoren. In een matrix wordt de relatie weergegeven tussen de Dublin descriptoren en de eindkwalificaties en wordt beschreven welke descriptoren in de modulen en de masterthesis terugkomen. Ook wordt aangegeven in welke papers en afsluitende thesis welke eindkwalificatie(s) worden getoetst. Het panel is van oordeel dat de eindkwalificaties goed zijn geoperationaliseerd in de 16 leerdoelstellingen. De opleiding vergelijkt, c.q. benchmarkt zichzelf (internationaal) met opleidingen van academisch niveau, die zijn gericht op de bedrijfs- en organisatiewetenschappen. Deze opleidingen zijn echter schaars, zo wordt in het zelfevaluatierapport vermeld. Ook wordt in zelfevaluatierapport opgemerkt, dat masterprogramma’s in de organisatie en bedrijfswetenschappen op universiteiten veelal initiële opleidingen zijn. Het panel betwijfelt deze uitspraak. Initiële studenten hebben volgens de opleiding zelf in het algemeen geen managementervaring. In deze executive master beschikken de studenten echter wel over managementervaring. Immers, ervaring in het professionele management op strategisch niveau, bijvoorbeeld in de consultancy en beleidsvoorbereiding is een vereiste om tot de master te worden toegelaten. In het zelfevaluatierapport wordt een drietal opleidingen beschreven, waarmee de master zichzelf vergelijkt en ten opzichte waarvan zij zich positioneert. De eerste is de Maastricht School of Management van de Universiteit van Maastricht, die een aantal executive masters aanbiedt als thematische masterclasses. Dit zijn onder andere trainingsprogramma’s, die gericht zijn op een specifieke groep deelnemers, die op een bepaald gebied worden geschoold in de ontwikkelingen in management en organisatie. De tweede vergelijking is die met het programma General Management Development van de EM of Management & Organisation, bedoeld voor executives, van de Cranfield School of Management. Dit programma is gericht op strategische bekwaamheden, het managen van veranderingen en leiderschapskwaliteiten. De derde vergelijking betreft die met de Universiteit van Navarra, die een international Advanced Management Program voor seniormanagers aanbiedt, met het accent op management van innovatie. Het management heeft het panel tijdens het bezoek laten weten dat deze MMO zich profileert door nadruk te leggen op de interdisciplinariteit en de sociale wetenschappen. Het panel is van mening dat er wellicht voor een vergelijking meer geschikte opleidingen gevonden hadden kunnen worden. Ondanks deze kanttekening komt het panel tot het oordeel voldoende op dit facet.
Facet 1.2
Niveau master
voldoende
Criterium - De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master.
18/51
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Bij facet 1.1 werd al vermeld dat er voor de MMO vijf eindkwalificaties zijn geformuleerd. Op basis hiervan zijn 16 leerdoelstellingen beschreven, die op hun beurt weer gerelateerd zijn aan de vijf Dublin descriptoren. • Van elke Dublin descriptor wordt beschreven hoe en waar deze geoperationaliseerd is in het programma. Zo wordt bijvoorbeeld ten aanzien van de Dublin descriptor “Oordeelsvorming” aangegeven dat “deelnemers en toekomstige managers in staat moeten zijn om na te gaan of de door hen gebruikte methoden bij de situatie passen. Tevens dienen zij zich bewust te zijn van de reikwijdte en de effecten van de normatieve en morele houding en opstelling die zij aannemen en innemen bij de aanpak van organisatieproblemen, waarvoor zij zich gesteld zien”. Deze eindkwalificaties zijn geoperationaliseerd in zes van de zestien leerdoelstellingen, bijvoorbeeld in: “het ontwikkelen van een houding om de “frontiers of knowledge” in de relevante vakgebieden kritisch te blijven volgen, te onderzoeken en deze toe te passen in de eigen situatie”.
Facet 1.3
Oriëntatie wo-master
voldoende
Criteria De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een master in het WO: - De beoogde eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en, voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen, de relevante praktijk in het toekomstig beroepenveld - Een wo-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een wo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Zoals al beschreven bij facet 1.1 zijn het programma en de eindtermen van de MMO gebaseerd op de organisatiewetenschappen, de bedrijfswetenschappen en de managementwetenschappen. De organisatie- en de bedrijfswetenschappen zijn in belangrijke mate ontwerpwetenschappen, omdat deze zich richten op de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van interventies waarmee de werking van organisaties kan worden verbeterd. Om de vraag te kunnen beantwoorden hoe organisaties in elkaar zouden moeten zitten, is kennis over hoe organisaties feitelijk in elkaar zitten volgens de master een vereiste. Deze aanname heeft tot gevolg dat er in de opleiding een sterke relatie bestaat tussen de normatieve- of ontwerpbenadering en de descriptieve- en verklarende- of empirische benadering. • Het onderzoek in de opleiding dient met het oog op het voorgaande zowel een empirische- als een ontwerpkant te hebben, zo wordt in het zelfevaluatierapport vermeld. De empirische kant moet tot uiting komen in de vraag hoe organisaties feitelijk werken. Het gaat hierbij om het beschrijven, het begrijpen, het verklaren en het voorspellen. Bij het ontwerpen staat de vraag centraal hoe organisaties zouden moeten functioneren. Het
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
19/51
•
•
•
gaat hierbij om geplande interventies in de feitelijke of actuele context van organisaties, met het doel om een kennisbasis te ontwikkelen voor de vernieuwing en verbetering van die interventies, ook wel ‘engineering’ genoemd. De ontwerpend onderzoeker moet kunnen bepalen waar hij “uit wil komen” en welke onderzoeksinstrumenten hij wil gebruiken. Input vanuit het wetenschappelijk onderzoek is hierbij noodzakelijk. De onderzoeker dient een samenhangend inzicht te verwerven in de ontwikkeling van de theorieën, modellen en paradigma’s, die in de verschillende aspectdisciplines in het programma aan de orde komen. Door dit inzicht moet hij in staat worden gesteld om praktijkproblemen aan te pakken. Het toepassingsgerichte praktijkonderzoek levert kennis op, die nodig is voor de wetenschappelijke theorievorming vanwege het empirische karakter van de organisatie- en managementwetenschappen. Beide typen onderzoek vullen elkaar aan en hebben een eigen plaats in de opleiding. In de verbeterlijst is een aantal acties aangekondigd, die betrekking hebben op de aandacht die vanaf de nieuwe cohorten zal worden besteed aan onderzoek in de divisie Executive Masters en dus ook in deze MMO (zie facet 2.1). De afgestudeerde executive master moet in staat zijn om op basis van wetenschappelijk kennis van de verschillende aspecten van “general management” en gevoed door de aspectdisciplines in het programma de fundamentele managementrollen te vervullen, met het oog op betere prestaties en resultaten van de organisatie ten behoeve van alle stakeholders. Naast “tacit knowledge” dient een afgestudeerde te beschikken over wetenschappelijke organisatie- en managementkennis, zo wordt in het zelfevaluatierapport vermeld. De master wil nadrukkelijk een bijdrage leveren aan de versterking van de professionaliteit van het management en de innovatie van het management op basis van academische diepgang met veel aandacht voor de praktijk en aansluiting bij het werkveld. Het panel is van mening dat de master hieraan in voldoende mate beantwoordt.
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen wo
voldoende
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. - Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. - Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen.
20/51
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het zelfevaluatierapport wordt vermeld dat er in de master steeds een koppeling plaatsvindt tussen de theorie en de praktijk, onder andere door gebruik te maken van de TiasNimbas uitgangspunten “frontiers of knowledge” en “projectbased learning”. Er wordt zoveel mogelijk gewerkt volgens de laatste inzichten van de relevante wetenschappelijke disciplines, die direct worden gerelateerd aan de beroepspraktijk van de deelnemers. Deze koppeling wordt ook gerealiseerd door casussen uit de beroepspraktijk van de deelnemers als lesstof te behandelen, de deelnemers hierover te laten discussiëren en papers te laten schrijven. Hiermee verwerven zij zowel wetenschappelijke kennis als praktijkkennis en leren zij om deze aan elkaar te koppelen. Ook worden regelmatig gastsprekers uit het management- en organisatievakgebied uitgenodigd. In de masterthesis worden onderwerpen uit de beroepspraktijk van de deelnemers behandeld. • De opleiding maakt gebruik van recente academische literatuur uit internationale, peerreviewed journals. In een bijlage bij het zelfevaluatierapport wordt een overzicht van de verplichte en de keuzeliteratuur per module gegeven. De opleiding werkt niet met readers, zoals het panel die uit andere wo-master opleidingen kent. Op de Virtual Campus staan wetenschappelijke artikelen die tot de verplichte literatuur behoren. Het panel heeft kennisgemaakt met de literatuur; het heeft hierin diverse recente bijdragen aangetroffen, maar was er na het visitatiebezoek niet van overtuigd dat de gebruikte literatuur geldt als een representatieve bloemlezing van de laatste (wetenschappelijke) inzichten. Naar aanleiding van deze bevinding van het panel, heeft de opleiding besloten om voor elk thema een reader van artikelen uit toonaangevende wetenschappelijke tijdschriften voor de desbetreffende vakgebieden samen te stellen. De lijst van tijdschriften die door het opleidingsmanagement in de bijlage bij de verbeterlijst wordt vermeld, voldoen volgens het panel aan het vereiste niveau voor een wo-opleiding. • Deelnemers aan de master hebben toegang tot de online catalogus van de Universiteit van Tilburg. Het panel heeft echter niet de indruk dat de deelnemers hier vaak gebruik van maken, gelet op de door hen als zwaar ervaren studielast. • In de masterthesis worden studenten getraind op het terrein van wetenschappelijk onderzoek, zo wordt in het zelfevaluatierapport vermeld. Zij worden in twee voorafgaande modulen hierop voorbereid door een theoretisch vergelijkend onderzoek uit te voeren, dat dient te resulteren in een uitkomst waar de organisatie, waarin een medestudent werkt wat aan heeft. De masterthesis maken zij niet voor hun eigen organisatie. Wel leveren zij voor de andere deelnemers thesisonderwerpen vanuit hun eigen organisaties aan. Het panel concludeerde na het visitatiebezoek op basis van programma en het gesprek met de deelnemers dat er in de master weinig expliciete aandacht wordt besteed aan het zich eigen maken van onderzoeksvaardigheden. Er was noch een onderzoekslijn, noch een specifieke module in het programma, waarin aandacht werd besteed aan onderzoek en onderzoeksvaardigheden. In de ogen van het panel was dit een tekort in het programma. In een reactie hierop heeft TiasNimbas per februari 2010 een docent aangetrokken die zich fulltime bezighoudt met het methoden-onderwijs binnen TiasNimbas. Inmiddels is er een module “Methoden en technieken van Business Research” van elf dagdelen uitgewerkt. In de module zal aandacht worden besteed aan onderzoeksstrategie en -opzet, betrouwbaarheid en validiteit van onderzoek en technieken van dataverzameling en -analyse. Voor het lopende cohort, dat gestart is in
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
21/51
januari 2010 en dat nog niet “onder het nieuwe regime” valt, zijn alsnog drie dagdelen “Business Research” aan het programma toegevoegd. Vanaf het cohort, dat in september 2010 van start gaat, zal de module een verplicht onderdeel zijn van het programma. Het panel gaat ervan uit dat door deze wijziging in het programma studenten beter worden getraind in het uitvoeren van onderzoek, wat de kwaliteit van de masterthesis ten goede zal komen. Het panel komt op basis hiervan tot het oordeel voldoende op dit facet.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
voldoende
Criteria - Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. - De te bereiken eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De MMO bestaat uit vier onderdelen. Elk onderdeel omvat één of meer modulen (in totaal zijn er negen modulen), een studiereis en de masterthesis. De vier onderdelen en de daarbij behorende modulen zijn: 1) Introductie: Organisaties en Management in de Maatschappelijke Context: Paradigma’s (module 1). 2) Strategievorming en Strategisch Management: Strategisch Management (module 2),Samenwerking, Conflict en Besluitvormingsprocessen in en tussen organisaties (module 3) en Strategische Marketing (module 6). 3) Business Performance Management: Financieel en Bedrijfseconomisch Management (module 4), Management van Bedrijfsprocessen en Logistiek van Dienstverlening (module 5) en Informatie- en Kennismanagement (module 9). 4) Dynamiek van Organisaties: Human Resource Management en Sociale Ontwikkeling (module 7), Organisatieontwikkeling, Cultuur en Leiderschap (module 8) en European Business Systems. • Het didactisch concept dat in de master wordt gebruikt is gebaseerd op de leercyclus (Learning Style Inventory) van David Kolb. Deze gaat ervan uit dat effectief en duurzaam leren het resultaat is van het cyclisch doorlopen van een proces waarbij gedragingen op elkaar inhaken. De leeractiviteiten zijn primair en de leerstof vormt hiervoor de voedingsbodem. • De werkvormen, die in MMO worden gehanteerd zijn overeenkomstig de didactische uitgangspunten en zijn erop gericht om de zelfwerkzaamheid van de deelnemers te stimuleren. Deelnemers voeren casestudies uit, schrijven vier papers en voeren inhoudelijke discussies. De deelnemers sluiten de opleiding af met de masterthesis. De vertaalslag van de theorie naar de praktijk wordt gerealiseerd door de behandeling van casussen, door (gast)colleges, discussie- en werkcolleges, groepsbesprekingen van opdrachten en de thesis. De opleiding gebruikt ook debatmethoden en spelexperimenten om het inzicht in de doelmatigheid en nieuwe concepten te vergroten.
22/51
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
•
• •
•
•
Deelnemers hebben de mogelijkheid om gebruik te maken van de Virtual Campus, waarop alle relevante informatie over de opleiding is te vinden. Ook kunnen zij via de Virtual Campus met elkaar communiceren. Volgens de deelnemers wordt de Virtual Campus hiervoor echter niet of nauwelijks gebruikt. Zij gebruiken de Virtual Campus in hoofdzaak om zich te laten informeren. In het Examenreglement van de opleiding worden alle examenonderdelen en de daarvoor geldende bepalingen beschreven. De toetsing binnen de MMO bestaat uit drie onderdelen: 1) de vier modulepapers, 2) de masterthesis en 3) de mondelinge verdediging van de masterthesis. De papers worden individueel gemaakt en de masterthesis in tweetallen. Het panel is geen voorstander van dit laatste, te meer omdat het panel heeft vastgesteld dat de individuele bijdrage aan de thesis in een aantal gevallen moeilijk te traceren was. Het panel vroeg zich na het visitatiebezoek af waarom er maar vier van de negen modulen worden afgesloten met een paper en de inhoud van de overige vijf modulen niet wordt getoetst. Het management en de docenten van de master hebben het panel laten weten dat de stof van de vijf niet getoetste modulen in de vier papers van de wel getoetste modulen wordt getoetst. Hierdoor zou meer diepgang in de papers kunnen worden gerealiseerd. Voor de beoordeling van de papers is een formulier beschikbaar: Beoordeling papers Executive master Management & Organisation (ongedateerd). In het formulier wordt achtereenvolgens ingegaan op de verwachtingen ten aanzien van het paper, de opzet ervan, de verantwoordelijkheden van de docent en de drie beoordelingscriteria. Dit zijn 1) bij de probleemverkenning en probleemstelling dient adequaat gebruik te worden gemaakt van de aangereikte kennis van de in de module behandelde stof of onderdelen daarvan, 2) de analyse van de vastgestelde problemen, die met behulp van de modulestof wordt gemaakt is scherp en helder, 3) de aangereikte interventies, conclusies en aanbevelingen zijn duidelijk en de relevantie voor (de leiding en het management van) de organisatie is aangetoond. Het panel vindt deze criteria adequaat. Het beoordelen van de papers wordt bewaakt door de Academic Director. Het panel was er echter na het visitatiebezoek niet van overtuigd dat alle beoogde leerdoelen in de vier paperopdrachten daadwerkelijk werden getoetst en gerealiseerd. Het management heeft in een reactie hierop in de verbeterlijst laten weten, dat vanaf 2010 de inhoud van elke module in de vier blokken integraal in de vier papers wordt getoetst (de papers hebben een omvang van 8.000 tot 10.000 woorden). De papers tellen elk voor 15% mee in de eindbeoordeling en worden beoordeeld door één of twee hoogleraren, die bij het blok betrokken zijn. Het panel heeft er vertrouwen in deze verandering de kwaliteit van de papers ten goede zal komen. Het panel is van mening dat de kwaliteit het beste gewaarborgd wordt, indien alle papers door twee docenten worden beoordeeld (het “vier ogen principe”). Ten behoeve van de masterthesis is er het document Richtlijnen Masterthesis MMO (ongedateerd). Hierin zijn aanwijzingen opgenomen voor de opzet van de thesis, de beoordelingscriteria en de rol en taken van de docent bij de beoordeling ervan. Het panel stelt vast dat het document Richtlijnen Mastertesis MMO een handzaam document is, waarin duidelijke beoordelingscriteria zijn opgenomen. De masterthesis heeft als doel “het maken van een analyse van een beleids- en strategisch vraagstuk, dat in een onderneming of instelling of tussen ondernemingen en instellingen speelt”. Deelnemers
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
23/51
•
•
•
•
dienen aan te tonen dat zij kennis, inzichten en eigen ervaringen kunnen integreren en kunnen toepassen bij de aanpak van een complex, multidisciplinair organisatie- en managementvraagstuk. Er wordt toegewerkt naar een concreet eindresultaat van aanbevelingen voor de opdrachtgever. De thesis is gebaseerd op een selectie van onderwerpen, die in de modulen zijn behandeld. Deelnemers dragen onderwerpen aan uit hun eigen bedrijf of organisatie en kiezen een onderwerp dat niet uit hun eigen bedrijf of organisatie afkomstig is. Studenten worden bij de masterthesis begeleid door een lid van de “faculty” en worden beoordeeld op het strategische en analytische gehalte van de thesis en de helderheid, creativiteit en lijn van het betoog. Het resultaat van de thesis wordt beoordeeld op “suitability”, “feasibility” en “acceptability”. Het panel vroeg zich na het visitatiebezoek af of al deze elementen in voldoende mate individueel getoetst (kunnen) worden, gelet op het gegeven dat de masterthesis in duo’s wordt gemaakt. Bij de mondelinge presentatie van de thesis zijn aanwezig de interne begeleider, de tweede begeleider en de Academic Director in de functie van voorzitter van de examencommissie. Ook de begeleider vanuit de organisatie is aanwezig bij de presentatie. Hij maakt geen deel uit van de examencommissie. Op basis van een weging van de presentatie en de masterthesis komt het eindoordeel tot stand. Het management heeft het panel naar aanleiding van de door het panel na het visitatiebezoek geplaatste kanttekeningen ten aanzien van de begeleiding van de masterthesis laten weten dat er vanaf 2010 meer aandacht zal worden besteed aan de individuele bijdrage van de deelnemers aan de thesis. Tevens zal de begeleiding worden geïntensiveerd en zijn de taken van de begeleider strikter omschreven. Hij voert hij een intakegesprek met de beide studenten over de opdracht van het project, dat zij voor de masterthesis uitvoeren. Tevens bespreekt hij de opdracht met de opdrachtgever. En in het gesprek met de studenten over hoofdstuk 1 van de thesis zal expliciet aandacht worden besteed aan verschillende aspecten van onderzoek, zoals aan de probleemstelling, de onderzoeksvragen, de gehanteerde methodes van onderzoek en de geldigheid en betrouwbaarheid van de resultaten. In het eindgesprek over het conceptrapport beoordeelt de begeleider of de kwaliteit ervan voldoende is om de studenten het masterexamen te laten afleggen. Tevens stelt MMO in de verbeterlijst ten aanzien van de masterthesis dat een duidelijke link gelegd zal worden tussen de thesis en de inhoud van de module Onderzoeksmethodologie (zie facet 2.1). Het panel heeft voorafgaand aan het bezoek tien thesissen bestudeerd en heeft vastgesteld dat de kwaliteit van de probleemstelling uiteenloopt en dat deze in een aantal afstudeerwerken niet goed geoperationaliseerd is in onderzoeksvragen. Ook de wijze waarop de onderzoeksmethodes worden gebruikt, voldoet volgens het panel niet in alle afstudeerwerken aan de wetenschappelijke criteria en verwachtingen, die men van een wo-masterthesis mag verwachten. Het panel had na het eerste visitatiebezoek op basis van deze constateringen bij meer dan de helft van de afstudeerwerken twijfel over de vraag of deze wel aan het wo-masterniveau voldeden. Die afstudeerwerken, die volgens het panel wel aan de minimale criteria voldeden, zijn volgens het panel aan de hoge kant beoordeeld. Hierbij heeft het panel meegewogen, dat het product door twee studenten is gemaakt. Het panel was tevens van oordeel dat de omvang van de thesisopdracht geen 18 EC kan rechtvaardigen.
24/51
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
•
De hierboven beschreven maatregelen ten aanzien van de masterthesis, die TiasNimbas in de verbeterlijst heeft beschreven, geven het panel vertrouwen dat de “nieuwe” masterthesissen van een voldoende wo-masterniveau zullen zijn. Het panel komt op basis hiervan tot het oordeel voldoende op dit facet.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
voldoende
Criterium - Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het programma van de master heeft zowel een verticale als een horizontale samenhang. De verticale samenhang wordt gerealiseerd doordat de modulen qua kennis, inzichten en vaardigheden zichtbaar op elkaar voortbouwen. De horizontale samenhang wordt bereikt door de nauwe relatie tussen de theorie en de praktijk. • Er is ook samenhang tussen de modulen en de masterthesis, doordat de thesis voortbouwt op de modulen. De begeleider, die de student begeleidt bij de masterthesis heeft de expliciete taak om op deze samenhang te letten. • De samenhang van het programma van de master wordt bewaakt door de Academic Director van het programma. Hij stemt in overleg met de kerndocenten van de afzonderlijke modulen de inhoud op elkaar af. • De samenhang binnen de modulen wordt bewaakt door de Academic Director, die alle bij een module betrokken docenten voor de start ervan bij elkaar brengt. Hij dient de rode draad binnen en tussen de modulen te waarborgen. Op welke wijze de studiereis aan het einde van de master samenhangt met de voorgaande modulen en de masterthesis, is het panel niet duidelijk geworden. De deelnemers en de alumni met wie het panel heeft gesproken, vertelden dat zij de studiereis als zodanig waarderen en ook als leerzaam beschouwen, maar de relatie van de reis met de rest van het programma beter geëxpliciteerd zou moeten worden. • Alle aan de master verbonden docenten worden om de samenhang zoveel mogelijk te waarborgen één maal per jaar geïnformeerd over de inhoud van het hele programma en de plaats van hun onderwerp hierbinnen. Ook worden zij geïnformeerd over de gebruikte materialen en de expertise en interessegebieden van de andere docenten. • De deelnemers met wie het panel heeft gesproken, vertelden het panel dat het programma voldoende samenhang vertoont. De modulen bouwen volgens hen aantoonbaar op elkaar voort. De relatie van de studiereis met de modulen zou volgens het panel beter geëxpliciteerd dienen te worden, aldus het panel. Ondanks deze kanttekening is het panel van oordeel dat de opleiding voldoende samenhang heeft.
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
25/51
Facet 2.4
Studielast
voldoende
Criterium - Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het programma van MMO is zodanig samengesteld dat het te combineren moet zijn met een fulltime baan, zo wordt in het zelfevaluatierapport vermeld. Er wordt een optimale mix en aansluiting van werken en leren nagestreefd. • De master had tot heden een duur van 10 à 12 maanden. Het programma bestaat uit 9 modulen, een studiereis en een masterthesis. De duur van 10 à 12 maanden had voor de deelnemers en alumni, met wie het panel tijdens het visitatiebezoek heeft gesproken een belangrijke rol gespeeld bij de keuze van de master. De studieduur is goed te overzien, waardoor het uithoudingsvermogen van de deelnemers niet al te zeer op de proef wordt gesteld. Dit uitgangspunt is voor het management een belangrijke reden om het programma binnen de tijdsspanne van 10 à 12 maanden te organiseren: zo niet, dan zouden veel deelnemers niet voor deze opleiding kiezen. Het panel veronderstelt echter dat dit uitmondt in een conflict tussen de tijd die vereist is om de geformuleerde leerdoelen te bereiken en de tijd die de deelnemers kunnen en willen vrijmaken om aan de master te besteden. Het management heeft in een reactie deze constatering van het panel onderschreven en heeft naar aanleiding hiervan besloten om de doorlooptijd van de master vanaf september 2010 te verlengen naar 12 à 16 maanden. De eerste tien maanden is gereserveerd voor cursorisch onderwijs. In de maanden daarna kunnen de deelnemers aan hun masterthesis werken en de eventueel opgelopen studievertraging wegwerken. Het panel is positief over deze wijziging: enerzijds zal dit de opleiding meer mogelijkheden geven om de master op wo-niveau uit te voeren en anderzijds biedt een langere looptijd de deelnemers meer mogelijkheden om voor deze opleiding te kiezen, omdat de studeerbaarheid van de opleiding zal toenemen, zo veronderstelt het panel. • De colleges (contacturen) vinden één maal per maand gedurende drie opeenvolgende dagen plaats. In deze drie dagen wordt steeds de inhoud van één module behandeld. Voor elk contactuur staan drie genormeerde zelfstudieuren. De totaal te realiseren studielast (contacturen en zelfstudie-uren) bedraagt zo (volgens de master) 16 à 20 uur per week. Studenten vertelden het panel dat zij in het begin van de master ongeveer acht uur per week aan de studie besteden, waarna de studielast oploopt tot 20 à 30 uur per week. Uitgaande van een genormeerde studielast van 16 à 20 uur per week gedurende maximaal twaalf maanden en 48 weken komt de totale genormeerde studielast uit op ongeveer 1000 uur. Studenten ervaren dit als vrij zwaar, zo vertelden zij het panel. Het panel stelde vast dat het aantal uren dat studenten formeel realiseren onder de genormeerde studielast van 1680 uur voor een master van 60 EC ligt. Echter, door verlenging van de opleiding met een aantal maanden wordt studenten de mogelijkheid geboden om meer uren aan de studie te besteden.
26/51
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
•
•
•
•
•
•
De gewenste staf-student ratio binnen TiasNimbas is 1:30. Voor deze master is dit 1:40. Het panel vindt deze staf-student ratio aan de ongunstige kant. Deelnemers vertelden het panel dat zij voldoende individuele begeleiding en aandacht krijgen van de docenten. De docenten zijn goed bereikbaar en hun email vragen worden vlot beantwoord. Bij aanvang van de master ontvangen studenten een informatiemap. Daarnaast krijgen zij twee weken voor aanvang van elke module per email een programmaoverzicht van de module toegestuurd. De literatuur wordt steeds in de voorafgaande module aan de deelnemers overhandigd. Het programma en de literatuur worden ook vermeld op de Virtual Campus. De cohortstructuur van de opleiding, die in principe niet de mogelijkheid van variatie in doorlooptijd biedt, kan een belemmering vormen bij de studievoortgang, zo wordt in het zelfevaluatierapport vermeld. Echter, het panel heeft in het gesprek met de deelnemers en de alumni niet gehoord dat dit daadwerkelijk het geval is. Alle modulepapers dienen met een voldoende te worden afgerond, een voorwaarde om aan de masterthesis te mogen beginnen. Indien het paper niet met een voldoende is beoordeeld, wordt van de deelnemer geëist dat hij binnen een termijn van vier weken het paper aanpast. Indien nodig krijgt de deelnemer advies en begeleiding op maat. Er zijn geen aanwijsbare ‘struikelmodulen’, zo heeft het panel op basis van de gesprekken vastgesteld. Van de laatste drie cohorten, die van september 2007, van januari 2008 en van september 2008 is van cohort 2007 en van cohort januari 2008 1 deelnemer met de opleiding gestopt. Gelet op het feit dat de deelnemers met wie het panel heeft gesproken, de studielast van de master als zwaar beoordelen, heeft dit het panel verbaasd. Echter, docenten, studenten en alumni, met wie het panel heeft gesproken, vertelden dat de relatief korte doorlooptijd, met zicht op de eindstreep hen stimuleert om de master af te ronden. Het panel constateert dat de master, met een omvang van 60 EC en een duur van 10 tot 12 maanden onvoldoende waarborgen bood om een studielast van 1680 uur te kunnen realiseren. Het panel is van oordeel dat met de aanpassing van de studieduur tot 12 à 16 maanden voldoende wordt tegemoetgekomen aan dit bezwaar en komt op basis hiervan tot het oordeel voldoende op dit facet.
Facet 2.5
Instroom
voldoende
Criterium - Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Alle potentiële deelnemers, die zich aanmelden voor de MMO doorlopen een intakeprocedure, die wordt afgenomen door de Academic Director. • Toelatingseisen zijn een afgeronde wo-bachelor of master en minimaal vijf jaar werkervaring in een management- of aanverwante functie. Als een potentiële deelnemer
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
27/51
•
•
• •
•
•
met een afgeronde hbo-bacheloropleiding zich aanmeldt, kan hij worden toegelaten indien hij over werkervaring beschikt, die heeft geleid tot het functioneren op academisch niveau, zo wordt in het zelfevaluatierapport vermeld. Tijdens het intakegesprek wordt het cv van de instromer besproken. Ook wordt getoetst of de deelnemer over een voldoende niveau en over de juiste werkervaring en motivatie beschikt om de master met goed gevolg te kunnen afronden. De norm is een professioneel en academisch werk- en denkniveau. Indien de deelnemer qua vooropleiding niet aan de bovengenoemde eisen voldoet of indien de vooropleiding inhoudelijk maar zijdelings aansluit bij de opleiding, wordt tijdens het intakegesprek de functionele ervaring in het vakgebied besproken, evenals de analytische (academische) vaardigheden en de kennis en kunde van de kandidaat. Indien hierover twijfel bestaat wordt overleg gevoerd met de werkgever van de deelnemer. Er wordt geen schriftelijke verslaglegging gedaan van de intakeprocedure. Het panel heeft aldus niet kunnen vaststellen op basis van welke eerder verworven kennis en vaardigheden de deelnemers, en dan met name diegenen met een hbovooropleiding worden toegelaten. Het panel was na het visitatiebezoek op basis hiervan van oordeel dat de intakeprocedure onvoldoende waarborgen gaf voor een voldoende instroomniveau. Het management van de opleiding onderschreef in een reactie deze constatering van het panel. TiasNimbas heeft dientengevolge de intakeprocedure gewijzigd en een instroomprotocol ontworpen. Er wordt thans minimaal hbo-niveau vereist en in de intake wordt extra aandacht besteed aan de vraag of een student voldoende voorkennis heeft op het gebied van onderzoek én over de vereiste professionele management ervaring beschikt én intrinsiek en extrinsiek voldoende gemotiveerd is. Ook wordt er thans een dossier van de student aangelegd, waarin kopieën van zijn diploma’s en cv worden opgenomen. Bij de intake wordt behalve met de kennis, vaardigheden en werkervaring van de deelnemers ook rekening gehouden met de samenstelling van de groep. Deze dient bij voorkeur heterogeen te zijn, wat betreft de vooropleiding, de functie en branche waarin een deelnemer werkzaam is. Het panel komt op basis van de door de opleiding voorgenomen verbeteracties tot het oordeel voldoende op dit facet. Aangezien instromers alleen worden toegelaten indien zij over relevante werkervaring beschikken, waarop zij in de opleiding kunnen voortbouwen, sluit het programma inhoudelijk goed aan bij de kwalificaties van de instromende studenten. De gehanteerde werkvormen, met veel zelfstudie en de behandeling van casussen en het schrijven van papers, sluiten volgens het panel goed aan bij de kwalificaties en behoeften van de deelnemers. Uit een overzicht van instroomgegevens van de laatste vier leergangen blijkt dat 40% tot 50% van de deelnemers een hbo-diploma heeft en 30% tot 45% een wo-diploma heeft. Van de overige studenten is de vooropleiding ‘onbekend’. Uit een tijdens de visitatiedag uitgereikte gecorrigeerde versie van vooropleidingen van de jaargang MMO-23 blijkt dat 56% van de deelnemers een hbo-diploma heeft en 41% een wo-diploma en 3% heeft al een executive master diploma. Het aantal jaren werkervaring van de deelnemers van alle vier de jaargangen ligt tussen de 10 en 15. Het panel komt, op basis van de door MMO doorgevoerde verbeteracties met betrekking tot de intakeprocedure tot het oordeel voldoende op dit facet.
28/51
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
Facet 2.6
Duur
voldaan
Criterium - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: wo-master: minimaal 60 studiepunten (EC). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De master bestaat uit negen modulen, de masterthesis en een vijfdaagse studiereis naar een business school of universiteit en een aantal bedrijfsbezoeken in het buitenland, bijvoorbeeld in Zuid-Afrika of Portugal. • Er zijn jaarlijks twee startmomenten, in september en januari. • De master heeft een omvang van 60 EC. De negen modulen hebben een omvang tussen de 3,5 EC en 5 EC. Het totale aantal EC voor de modulen bedraagt 48. Voor de studiereis zijn 4 EC gereserveerd en voor de masterthesis 18 EC. De master voldoet hiermee formeel aan de eis van 60 EC.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen WO
voldoende
Criterium De opleiding sluit aan bij het volgende criterium voor de inzet van personeel van een wo-opleiding: - het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De kwaliteit van het docententeam bepaalt in belangrijke mate de kwaliteit van de opleiding, zo wordt in het zelfevaluatierapport vermeld. TiasNimbas verwacht derhalve actieve en kwalitatief hoogwaardige bijdragen van de docenten op het gebied van onderzoek en onderwijs. De Academic Director van het programma is als Senior Faculty verbonden aan TiasNimbas. Dit geldt tevens voor een groot deel van de hoofddocenten. Er zijn competentieprofielen voor de beide functies beschikbaar. Bij de selectie van de docenten geldt dat zij aangetoond hebben dat zij over een goede performance beschikken. Het panel heeft de cv’s van de docenten bestudeerd en is van mening dat het niveau in orde is, hoewel meerdere docenten in de afgelopen jaren weinig publiceerden in zogenoemde A-tijdschriften, zoals het panel verwacht van docenten in een wo-master en zoals dat volgens het panel binnen de UvT in het algemeen wel het geval is. • Docenten van TiasNimbas participeren in onderzoeksprogramma’s bij verschillende faculteiten van de Universiteit van Tilburg of van aan andere universiteit. Hun wetenschappelijke publicaties staan dientengevolge op naam van deze universiteiten,
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
29/51
• •
faculteiten en niet op naam van het TiasNimbas. TiasNimbas kent geen eigen onderzoeksprogramma’s, maar heeft een aantal zogenoemde Competence Centres, waarin thema’s worden behandeld, c.q.onderzocht, waarin academisch onderzoek en kennis uit de managementpraktijk worden samengebracht. Docenten van TiasNimbas participeren in deze Centres. Docenten worden binnen TiasNimbas in een jaarlijks functioneringsgesprek beoordeeld op hun onderwijsprestaties, zo hebben zij het panel tijdens het bezoek laten weten. Het panel komt, ondanks de hierboven gemaakte opmerkingen tot het oordeel voldoende op dit facet.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
voldoende
Criteria - Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen starten. - Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen continueren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het aantal docenten dat in TiasNimbas wordt ingezet voor de MMO wordt vastgesteld op basis van het aantal te verzorgen dagdelen onderwijs, de toetsing, de taak in de begeleiding van studenten en het aantal deelnemers. De instroom in de master schommelt al enkele jaren rond de 40. TiasNimbas kan in het geval er meer onderwijsen begeleidingstaken uitgevoerd moeten worden aanspraak maken op extra capaciteit. Hiervoor is een uitgebreide database beschikbaar, waarin de docenten en hun expertisegebieden zijn opgenomen. • De nagestreefde staf-student ratio binnen TiasNimbas is 1:30. Bij deze master is de staf-student ratio 1:40. Zoals al werd vermeld bij facet 2.4 vindt het panel deze ratio aan de ongunstige kant. Echter, de studenten met wie het panel tijdens de bezoekdag heeft gesproken, toonden zich tevreden over de bereikbaarheid van de docenten en de persoonlijke aandacht die zij krijgen. Ook van de docenten heeft het panel geen klachten gehoord over te grote groepen deelnemers of een te hoge werkdruk. Aldus komt het panel tot het oordeel voldoende op dit facet.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
voldoende
Criterium - Het in te zetten personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Nieuwe docenten dienen aan drie criteria voldoen. Ten eerste: zij moeten academisch geschoold zijn, bij voorkeur gepromoveerd en een substantieel aantal (internationale)
30/51
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
•
•
•
• • •
•
onderzoeken en publicaties op hun naam hebben staan. Ten tweede: zij moeten beschikken over ruime ervaring in het verzorgen van “executive education”. Zij dienen dit formeel aan te tonen door middel van het overleggen van oude cursusevaluaties. Ten derde: zij moeten beschikken over praktijkervaring in het bedrijfsleven- en /of consultancy ervaring, gericht op bedrijfsleven en/ of overheidsinstellingen. Het panel is van oordeel dat het docentenkorps in meerderheid voldoet aan deze criteria en beschikt over de noodzakelijke ervaring en kwalificaties om naar tevredenheid in een wo-master te kunnen functioneren. De Academic Director draagt zorg voor een goede voorbereiding van de nieuwe docenten op hun lesgevende taken. Hij verstrekt hen de benodigde programmainformatie en bespreekt de opleidingsvereisten, de programma-inhoud en werkwijze en de samenstelling en achtergrond van de deelnemersgroep. Hij stuurt in de ontwikkeling van het cursusmateriaal en woont eventueel colleges bij. De Academic Director is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de in te zetten staf. Indien uit een evaluatie van de module onder deelnemers blijkt dat een docent structureel slecht functioneert, wordt hij niet meer ingezet. Het curriculum is leidend voor de keuze van de inzet van docenten wat betreft hun inhoudelijke expertise. De Academic Director stemt met de docenten af dat hun bijdrage zo relevant mogelijk is voor curriculum als geheel. De Programma Manager wordt beoordeeld op de drie kerncompetenties: kwaliteitsgerichtheid, klantgerichtheid en ondernemerschap. De Academic Director stuurt het professionaliseringsbeleid aan. Hij stelt per docent een passend traject samen. Conform het strategisch plan van de Academic Dean worden structureel functioneringsgesprekken gepland. Hiervoor is een goed format beschikbaar. Het panel heeft tijdens het visitatiebezoek vastgesteld dat met de docenten die in dienst zijn van TiasNimbas één maal per jaar een functioneringsgesprek wordt gehouden. Met de docenten die een onderdeel van de master verzorgen, maar niet in dienst zijn van TiasNimbas worden functioneringsgesprekken binnen hun eigen universiteit en/of faculteit gevoerd. De resultaten van het Medewerkers Tevredenheids Onderzoek 2008 wijzen uit dat het onderwijzend personeel heel tevreden is over de werkomstandigheden. Voor personeel in ondersteunende functies is dat minder het geval. Dat was voor TiasNimbas aanleiding tot de installatie van drie werkgroepen, respectievelijk rond persoonlijke ontwikkeling, interne communicatie tussen divisies en ondernemerschap, die op deze punten verbeteringen moeten voorbereiden.
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
31/51
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
voldoende
Criterium - De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Sinds 2001 is TiasNimbas gehuisvest aan de Warandelaan in Tilburg. De business school heeft tien collegezalen, elke zaal biedt ruimte aan 35 tot 75 personen. De zalen hebben goede geluids- en ondersteunende (audiovisuele) hulpmiddelen, waaronder een beamer, overheadprojectie, whiteboard en CD- en DVD afspeelapparatuur. • Iedere studentenplek in de collegezalen is uitgerust met een data-aansluiting. Dit maakt internetgebruik door de deelnemers met behulp van een eigen laptop mogelijk. • Een aantal grotere collegezalen is uitgerust met video conferencing apparatuur. Ook is het mogelijk om colleges in deze zalen met behulp van videoapparatuur op te nemen. Hierdoor is het geven van interactieve colleges mogelijk. • Het gebouw beschikt over 42 zogenoemde break-out rooms. Deze worden gebruikt om individueel- of in kleine studiegroepen te werken en om deel te nemen aan on-line discussies of business games. Iedere break-out room is uitgerust met een multimediacomputer die is aangesloten op internet en het TiasNimbas netwerk. • Het TiasNimbas netwerk maakt de uitwisseling van bestanden tussen studenten, docenten en medewerkers mogelijk. Ook biedt het netwerk de mogelijkheid om bestanden te printen. De break-out rooms bevinden zich dicht bij de kantoorruimtes van de medewerkers van TiasNimbas; dit maakt een adequate service mogelijk. • Deelnemers aan de opleiding hebben toegang tot de bibliotheek van de UvT en kunnen gebruik maken van alle diensten die de bibliotheek aan alle studenten aanbiedt. TiasNimbas ondersteunt bovendien het draadloos LAN netwerk op de campus van de UvT. Dit geeft deelnemers overal op de campus de mogelijkheid om te e-mailen en te surfen op internet. Ten slotte kunnen zij gebruik maken van de andere onderwijsfaciliteiten van de universiteit, zoals repro- en printservice, audiovisuele ondersteuning en technische ondersteuning. • De UvT beschikt over een talencentrum waar TiasNimbas deelnemers en medewerkers taalonderwijs kunnen volgen. Dit kan in kleine groepjes of op individuele basis (op basis van zelfstudie). • Het panel heeft tijdens het visitatiebezoek een rondleiding door het gebouw gekregen. Het gebouw ziet er uitstekend uit en is van alle moderne gemakken voorzien. TiasNimbas maakt ook gebruik van de onderwijsvoorziening op The Strip van de High Tech Campus. Een onderwijslocatie die voorzien is van up-to-date voorzieningen. • De opleiding beschikt over de al eerder genoemde Virtual Campus. Deze online toepassing, waarvan deelnemers met behulp van een loginnaam en password gebruik kunnen maken, biedt de mogelijkheid om te communiceren met alle bij de opleiding
32/51
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
•
betrokken partijen (medestudenten, docenten, medewerkers). Alle ontwikkelingen en nieuwe informatie aangaande het curriculum en de verschillende blokken worden via de Virtual Campus uitgewisseld. Opdrachten, voor te bereiden stof en andere relevante informatie worden via de website van het programma kenbaar gemaakt aan de deelnemers. Daarnaast worden gemaakte opdrachten via het programma ingeleverd. Alle door de deelnemers gemaakte opdrachten worden in het systeem opgeslagen en bewaard. Het panel heeft tijdens het visitatiebezoek aan studenten gevraagd of zij gebruik maken van de Virtual Campus. De studenten vertelden dat zij de Virtual Campus alleen gebruiken voor het verkrijgen van informatie. Voor dit doeleinde werkt de Virtual Campus goed. Echter, de Virtual Campus wordt (nog) niet of minder als actief leermiddel gebruikt, zo heeft het panel vastgesteld.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
voldoende
Criterium - Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten, die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Potentiële deelnemers aan de master krijgen voor aanvang uitgebreide informatie van de Programme Adviser. Bij aanvang wordt een studiegids uitgereikt. Deelnemers ontvangen een introductiemap en de docenten worden door de Academic Director geïnformeerd. Er is éénmaal per jaar een overleg. • De deelnemers worden regelmatig geïnformeerd over hun vorderingen. Op basis van deze informatie kunnen zij werken aan hun competenties, groei en ontwikkeling. Feedback wordt op individuele basis gegeven door de Academic Director of door een specifieke vakdocent. Op basis van deze feedback kan, in gezamenlijkheid, worden besloten extra studiebegeleiding te geven. Dit kan bijvoorbeeld extra individuele (bij)les of het verschaffen van extra studiemateriaal zijn. • De Programme Manager is het aanspreekpunt voor studenten. Ondanks de omvang van de groep deelnemers van rond de 40 is persoonlijk contact met de Programme Manager en de docenten mogelijk, zo hebben de studenten het panel tijdens het visitatiebezoek verteld. • De studiebegeleiding is in handen van de Academic Director. Hij doet dit in samenspraak met de docenten. De Programma Manager speelt hierbij een adviserende rol. • De Programme Manager heeft voor niet-urgente administratieve zaken een spreekuur, maar is voor dringende zaken gedurende kantooruren (telefonisch) bereikbaar. De studenten met wie het panel heeft gesproken, toonden zich tevreden over de studiebegeleiding. Zij vertelden het panel dat zij voldoende persoonlijke aandacht krijgen en met vragen altijd terecht kunnen bij de docenten. • Er is een dyslexieprotocol aanwezig.
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
33/51
•
De informatievoorziening aan studenten en docenten verloopt formeel voornamelijk via de Virtual Campus (zie voor een beschrijving facet 4.1). In het systeem worden naast informatie over de master ook de studieresultaten (anoniem) gepresenteerd. Een individuele deelnemer kan hierop een overzicht van de behaalde resultaten opvragen.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Systematische aanpak
voldoende
Criterium - Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De kwaliteit van de opleiding wordt regelmatig doorgemeten wat betreft het academisch niveau, de inhoud en de tevredenheid van de deelnemers. Dit gebeurt op een aantal manieren (Zelfevaluatierapport, Leidraad Interne Kwaliteitszorg). De Academic Council bekijkt één maal in de drie jaar het programma (Working Procedures Academic Council). De Council bestaat uit vijf hoogleraren van de UvT, TU/e en TiasNimbas en wordt voorgezeten door de Academic Dean. De taken en bevoegdheden van de Acamedic Council zijn op schrift vastgelegd. Ten tweede wordt de kwaliteit van de opleiding geëvalueerd door de Adviesraad van de opleiding. Doel van de raad is om de kwaliteit van het programma voortdurend te verbeteren, zowel inhoudelijk als organisatorisch. De raad komt tweemaal per jaar bijeen: bij de start van het programma en tijdens het programma (bij voorkeur in april). De raad bestond ten tijde van het visitatiebezoek uit drie leden: een hoogleraar van de TU/e en twee leden uit het werkveld en voldeed aldus toen niet aan de voorgeschreven samenstelling, die is beschreven in het Reglement Adviesraad, zo heeft het panel vastgesteld. In het Reglement Adviesraad wordt vermeld dat deze Raad moet bestaan uit 2 leden uit het toepassingsveld, 2 personen uit het wetenschapsgebied en 1 alumnus van de opleiding. Per 1 januari 2010 is de samenstelling van de Adviesraad gewijzigd en het aantal deelnemers uitgebreid. TiasNimbas heeft vijf leden gevraagd om zitting te nemen in de raad. Ten derde wordt de kwaliteit van de opleiding geborgd door het jaarlijks overleg met de Academic Dean. In dit overleg wordt het programma geëvalueerd op basis van evaluatieresultaten van deelnemersenquêtes. Eventuele problemen worden besproken en er worden suggesties voor de verbetering van het programma gedaan. Ten vierde is er een periodiek overleg tussen hoofddocenten/docenten. De deelnemers evalueren iedere module van het curriculum. Hiervoor ontvangen zij een evaluatieformulier waarin gevraagd wordt naar het functioneren van de docent en naar de inhoud van het onderwijsblok. De deelnemers scoren op een vijfpuntsschaal en geven nadien tekstueel commentaar op de kwantitatieve beoordelingen. Beoordelingen moeten gemiddeld boven een 4,0 op een vijfpuntsschaal liggen. Indien er structureel sprake is van scores onder de
34/51
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
• •
•
•
3,0 neemt de Academic Director contact op met de docent om te bepalen op welke wijze het toekomstig prestatieniveau kan worden verbeterd. Bij herhaald lagere scores wordt de docent vervangen door een andere docent. De Academic Director is vrij om, afhankelijk van de specifieke behoeften, additionele waarborgen voor kwaliteit op te nemen. Eens in de vijf jaar voert de Academic Councel een evaluatie uit en schrijft hier een review over. Het panel heeft het rapport van de Academic Council van januari 2009 bestudeerd. Hierin wordt een analyse gemaakt van twee leergangen Management and Organisation (MMO-21 en MMO-22). In het rapport wordt een aantal onderwerpen geëvalueerd, zoals de docenten (aantallen, functies en aantal dagdelen dat zij verbonden zijn aan de master), kenmerken van de deelnemers, een omschrijving van de modulen (het aantal dagdelen en de eindcijfers) en de taal waarin het programma wordt gegeven. In het rapport wordt voor elk onderwerp teruggeblikt. Bij de studenten worden de door hen behaalde evaluatiescores gepresenteerd. Naar aanleiding van de in het rapport beschreven resultaten heeft de master het voornemen om voor de jaargang MMO-25 een vernieuwingsslag te maken, waarbij ruimte wordt gecreëerd voor een nieuwe disciplinaire thematische opzet. De Academic Director zal in de loop van dit jaar hierover van gedachten wisselen met de (kern)docenten. Centraal thema is een nog betere afstemming tussen de “state of the art” en de “state of the practitioner”. Doel hiervan is om de deelnemers nog beter te laten groeien in hun professionaliteit om daarmee hun “employability” te kunnen versterken. Het panel heeft geen kennis kunnen nemen van deze toekomstplannen, maar is van mening dat de interactie tussen praktijk en wetenschap nu reeds in grote mate aanwezig is in het programma. Het panel vraagt zich af of een sterkere relatie tussen de wetenschap en de praktijk niet nog meer ten koste zal gaan van het gewenste wetenschappelijke niveau. De studenten met wie het panel heeft gesproken, noemden als voorbeeld van een verbeteractie naar aanleiding van de uitkomsten van evaluaties het terugdringen van piekbelasting, waardoor de studielast is verbeterd. De Academic Dean is eindverantwoordelijke voor de PDCA-cyclus. Hij is gemachtigd om veranderingen door te voeren. Grote veranderingen vinden plaats pas plaats na overleg met het Management Team.
Facet 5.2
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
voldoende
Criterium - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De deelnemers hebben na elk blok de mogelijkheid om het onderwijs te evalueren. Hiertoe ontvangen zij een evaluatieformulier, waarin zij het functioneren van de docent en de inhoud van het onderwijsblok kunnen beoordelen op een vijfpuntschaal. Ook
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
35/51
•
• •
• •
•
kunnen zij de scores kwalitatief onderbouwen. Zoals al beschreven bij facet 5.1 worden de resultaten opgenomen in het rapport van de Academic Council. TiasNimbas heeft een studentenvereniging: “de TiasNimbas Student Association” en heeft het voornemen om de studentenvereniging een formeler karakter te geven en de taken uit te breiden. De Academic Director overlegt maandelijks met de vereniging. Hij voert ook periodiek overleg met de (hoofd)docenten van de opleiding. De Academic Council bespreekt eens in de drie jaren een inhoudelijke rapportage van de opleiding. De docenten worden, op basis van de opmerkingen, suggesties en aanbevelingen van deelnemers, op de hoogte gesteld van de resultaten van de evaluaties, zodat zij hun individuele presentaties kunnen aanpassen. Tevens worden de evaluaties gebruikt om de opbouw en de inhoud van het programma te verbeteren. Er vinden regelmatig faculty meetings plaats, waarin bijvoorbeeld case studies besproken worden. Jaarlijks wordt een tevredenheidsonderzoek uitgevoerd bij de eigen academische en administratieve staf. De uitkomsten hiervan worden openbaar gemaakt. Het gemiddelde cijfer in 2008 was 8,5 op 10. De docenten van de EM, met wie het panel heeft gesproken, vertelden tevreden te zijn over hun werk en werkomstandigheden bij TiasNimbas. TiasNimbas motiveert de alumni zoveel mogelijk om zich ook na hun opleiding te blijven ontwikkelen, onder andere door deel te nemen aan het TiasNimbas Lifelong Learning programma. Deelnemers kunnen via de website in contact blijven met TiasNimbas en worden uitgenodigd voor masterclasses en Knowledge Updates. In de praktijk blijken deelnemers hier niet veel gebruik van te maken, zo heeft het panel in het gesprek met de alumni tijdens het visitatiebezoek vasgesteld.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Condities voor continuïteit
Afstudeergarantie
voldoende
Criterium - De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het bevoegd gezag van TiasNimbas garandeert dat studenten het programma volledig kunnen doorlopen. Tias Nimbas heeft deze garantie in een brief van de Dean vastgelegd. • De financiële positie van TiasNimbas ondersteunt deze garantie.
36/51
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
Facet 6.2
Investeringen
voldoende
Criterium - De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding bestaat sinds 1987 en is bezig met zijn 24ste leergang met 42 deelnemers. Het programma is inmiddels volledig ontwikkeld en is/wordt regelmatig aangepast. Eventuele vervolginvesteringen zijn gericht op de verdere optimalisering van het programma. • Het panel heeft de opleidingsbegroting ingezien en constateert dat voldoende investeringen gedaan worden. De financiële middelen zijn toereikend om de eventuele aanpassingen uit te voeren.
Facet 6.3
Financiële voorzieningen
voldoende
Criterium - De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het panel heeft kennis genomen van de jaarrekeningen 2006, 2007 en 2008 en heeft vastgesteld dat TiasNimbas een financieel gezonde organisatie is. De afgelopen vijf jaar zijn winstgevend afgesloten. De inbedding van de business school in de twee moederuniversiteiten draagt bij aan de waarborging van de continuïteit. • De opleiding is uitontwikkeld. Er zijn daarom geen aanloopverliezen te verwachten.
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
37/51
38/51
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
39/51
40/51
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
Bijlage 1:
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
41/51
42/51
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
43/51
44/51
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
Panellid: mevrouw dr. P.J. Biemans
Relevante werkvelddeskundigheid
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
Internationale deskundigheid
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid
Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: Mevrouw drs. M.E. Voorthuis
Panellid: De heer prof. dr. P. Vanden Abeele
Deskundigheid conform Protocol VBI’s
Panellid student: Mevrouw W.J. van Kats
Toets Nieuwe Opleiding Executive master of Management and Organisation, TiasNimbas Business School
X
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
De heer prof. P. Vanden Abeele Professor Vanden Abeele is ingezet als panellid vanwege zijn auditdeskundigheid, zijn domeindeskundigheid en zijn onderwijsdeskundigheid, ook in internationaal verband. De heer Vanden Abeele heeft sinds 1974 ervaring als universitair docent in het vakgebied economie, psychologie en marketing. Over auditdeskundigheid beschikt hij door zijn functie als voorzitter van de VSNU onderzoeksevaluatie economie; zijn domeindeskundigheid betreft marketing, bedrijfseconomie, economische psychologie, wiskundige en statistische modellering.
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
45/51
De heer Vanden Abeele is vertrouwd met lesgeven, toetsen en beoordelen in de vakgebieden bedrijfseconomie en technische bedrijfskunde. Daarnaast is hij vertrouwd met de recente ontwikkelingen in het vakgebied van de commercieel ingenieur en commerciële economie, wiskunde en international business and management studies. Over relevante werkvelddeskundigheid beschikt professor Vanden Abeele ook op het gebied van communicatie. Voor deze visitatie is de heer Vanden Abeele aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1964 – 1968 1967 – 1975 1972 – 1974 1970 – 1975
master Toegepaste Economie, K.U.Leuven master Psychologie, K.U.Leuven master Statistiek, Stanford University Doctoraat Management, Stanford University
Werkervaring 1974 – heden 2001 – heden 1997 – 2001 1993 – 1997 Diverse data
K.U.Leuven: docent, hoofddocent, hoogleraar, gewoon hoogleraar Vice-rector K.U.Leuven, campusrector K.U.Leuven te Kortrijk Decaan Faculteit Economie en Bedrijfskunde, K.U.Leuven Voorizitter, departement Bedrijfskunde, K.U.Leuven Gasthoogleraar UCLA, American University (Washington D.C.)
Diversen: • Bestuurder in diverse organisaties met en zonder winstoogmerk (textiel- en confectiebedrijven, ziekenhuizen, onderzoekscentra, onderwijsinstellingen). • Uitgebreide lijst van publicaties in internationale peer-reviewde tijdschrijften • Gedurende vijf jaar editor van het International Journal of Research in Marketing; reviewer voor enkele andere internationale tijdschriften in het vakgebied van de marketing.
Panellid mevrouw dr. P.J. Biemans Dr. Biemans is ingezet vanwege haar deskundigheid op het gebied van personeel- en organisatiemanagement, alsmede vanwege haar onderwijsdeskundigheid. Zij heeft zich, na cum laude te zijn afgestudeerd in de organisatiesociologie, gespecialiseerd in organisatie-advies en personeelsmanagement. Door haar jarenlange ervaring als Human Resources Manager heeft mevrouw Biemans een goed beeld van wat er zich afspeelt in het domein en is zij op de hoogte van de meest recente ontwikkelingen. Zij heeft verschillende publicaties op haar naam staan en is redactielid van de Gids voor Personeelsmanagement. Ook geeft mevrouw Biemans gastcolleges en workshops op het gebied van personeelsmanagement, naast haar werkzaamheden als zelfstandig onderwijs- en organisatieadviseur vanuit haar eigen onderneming. Door haar ervaring met visitaties beschikt mevrouw Biemans over kennis van de accreditatiesystematiek; daarnaast is zij voor deze visitatie aanvullend individueel geïnstrueerd. Opleiding: 1975 – 1981 1981 – 1984 1995 1999
46/51
VWO Doctoraal Sociologie, Universiteit van Amsterdam SIOO (Sioo, de Stichting interuniversitair centrum voor ontwikkeling op het terrein van organisatie- en veranderkunde); basisopleiding organisatieadviseur Promotie op onderwerp Professionalisering van de Personeelsfunctie, Universiteit van Amsterdam
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
Werkervaring: 1986 – 1989 1988 – 1989 1991 – 1993 1989 – 1994 1994 – 1997 1997 – 1999 1999 – 03/05 03/05 – 2006 2006 – tot sept 2000 – heden 09/06 – heden
ISBP aan universiteit van Amsterdam Kandidaatsassistent Docent aan de Horst te Driebergen (docent P&A) Universiteit van Amsterdam part-time docent Moret Ernst en Young consultant personeelsmanagement Senior Business consultant PinkRoccade HR Manager Roccade Public (600 medewerkers) PinkRoccade Projectmanaegr Corporate HR Getronics PinkRoccade Projectmanager HR Strategie Leeuwendaal - Senior adviseur HRM Petra Biemans HR consultancy – Zelfstandig ondernemer (naast diverse banen) INHOLLAND, School of Social Work – Lector HRM en persoonlijk ondernemerschap
Mevrouw W.J. van Kats Mevrouw Van Kats is ingezet als studentlid. Zij is momenteel eerstejaars student Master Business Administration Management of Innovation aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, na de studie Facility Management aan de Hogeschool Rotterdam te hebben afgerond. Zij is als junior docent (0,2 fte) werkzaam bij de Hogeschool Rotterdam; daarnaast is zij zelf student en heeft zij studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen met een management-karakter. Mevrouw Van Kats heeft aan meerdere visitaties van NQA deelgenomen. Daarnaast heeft zij ervaring met kwaliteitscontroles in het werkveld. Voor deze visitatie is mevrouw Kats aanvullend individueel geïnstrueerd. Opleiding: 1998 – 2004 2004 – 2008 2008 – 2009 2009 – heden
VWO, Het Schoonhovens College te Schoonhoven Facility Management, Hogeschool Rotterdam Premaster Business Administration, Erasmus Universiteit Master Business Administration, specialisatie Management of Innovation, Erasmus Universiteit
Werkervaring: 05/’01 – 10/’08 Restaurant Lekzicht te Schoonhoven, bediening 02/’05 – 06/’05 Havenbedrijf Rotterdam, te Rotterdam; Onderzoek naar haalbaarheid combinatie bezoekerscentrum met autonome bedrijven in één pand. 11/’05 – 06/’06 Spoorwegmuseum Utrecht; Analyse en aanbevelingen voor verbetering van samenwerking museum en schoonmaakbedrijf. 09/’06 – 01/’07 Zuwe Hofpoort Ziekenhuis te Woerden; Onderzoek naar haalbaarheid standaard menukaart en digitaliseren van menukaart in het ziekenhuis 11/’08 – heden Hogeschool Rotterdam opleiding facility management, junior docent Begeleiden van eerste en tweedejaars studenten bij projecten en stages. Training geven met betrekking tot onderzoeksvaardigheden. Nevenfunctie: Bestuurslid van IFMA-Young, een internationale vakverenging voor ambitieuze Young professionals in het vakgebied real estates en facilities.
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
47/51
Mevrouw drs. M.E. Voorthuis Mevrouw Voorthuis beschikt zowel door haar opleiding als door haar werk over een brede onderwijskundige kennis van en ervaring met het onderwijs. Zij heeft een groot aantal jaren gewerkt als senioradviseur en -onderzoeker op het terrein van met name het hoger onderwijs en de bve sector en hierover gepubliceerd. Voor het hoger onderwijs voerde zij een groot aantal onderzoeken en adviestrajecten uit. Deze hadden onder andere betrekking op de implementatie en evaluatie van tal van onderwijskundige vernieuwingen, alsook op kwaliteitszorg. Andere terreinen waarop zij onderzoek deed en adviestrajecten uitvoerde zijn studiebegeleiding en studieloopbanen, studiekeuzeprocessen en de positie van allochtone studenten in het hoger onderwijs. Daarnaast was zij gedurende een aantal jaren projectleider van een monitorproject van management- en verkooptrainingen bij een gerenommeerd internationaal bedrijf voor managementtrainingen. Als auditor heeft zij ruime ervaring binnen verschillende domeinen in zowel het hoger beroepsonderwijs, als het universitaire onderwijs. Opleiding: 1973 1985 1989 1992 1995 2000
Diploma Pedagogische Academie Doctoraal Pedagogische Wetenschappen, met het hoofdvak Onderwijskunde en de bijvakken Organisatiesociologie en Bestuurskunde Leergang Modulair Onderwijs bij het Nederlands Studie Centrum Cursus Gegevensverwerking met Data Entry en SPSS/PC+ Training Krauthammer International Cursus Vergelijking ATLAS/ti-Nvivo
Werkervaring: 1973 - 1977 1985 - 2002 2002 - 2004 2004 - heden 2005
Basisonderwijs SCO-Kohnstamm instituut van de Universiteit van Amsterdam HBO-raad, afdeling Kwaliteitszorg Netherlands Quality Agency Vanuit NQA gedetacheerd bij de Quality Assurance Netherlands Universities (QANU)
48/51
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
Bijlage 3:
Bezoekprogramma EM Management and Organisation
Visitatiedatum: 3 november 2009 Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
09.00 – 11.00 uur
Ontvangst Materiaalbestudering
Visitatiepanel: Prof. dr. P. Vanden Abeele Mevr. dr. P.J. Biemans Mevr. W.J. van Kats Mevr. drs. M.E. Voorthuis
11.00 – 11.45 uur
Gesprek met opleidingsmanagement
Prof. dr. Ton Wentink Prof. dr. Patrick Kenis Mevr. José Eijkemans-Reintjes Mevr. drs. Ilse Streng
11.45 – 12.30 uur
Gesprek met deelnemers / recent afgestudeerden
Ing. Martin Houben MMO Mevr. Roos Schellens MMO Mr. Marcel Jungbauer MMO Drs. Goof van Riet MMO Dhr. Mark Saturday MMO Mevr. drs. Chris Doomernik MMO Mevr. Anja Beijderwellen Drs. Cor Lambregts
12.30 – 13.15 uur
Lunchpauze
Bibliotheek
13.15 – 14.00 uur
Gesprek met docenten
Prof. dr. Ton Wentink Prof. dr. Will Reijnders Prof. dr. ir. Jos Vermunt Prof. dr. ir. Michael Corbey Prof. dr. Jac Geurts Prof. dr. ir. Kees Mouwen Prof. dr. Theo Poiesz Prof. dr. Willem de Nijs Prof. dr. Jan de Vuijst
14.00 – 14.45 uur
Gesprek met werkveld en alumni
Mevr. Judith Smit MMO Mevr. dr. Marion van Binsbergen MMO Mevr. Diana Mensink MMO Mevr. drs. Pauline Buchner-Klein MMO Dr. ir. Tabe Aardema MMO Dhr. Paul Peter Feld MMO Dhr. Hans Merkx
11.30u presentatie
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
49/51
Tijdstip 14.45 – 15.15 uur
Programmaonderdeel Rondleiding & Virtual Campus Eventuele extra gesprekken Materiaal bestuderen Intern paneloverleg
Deelnemers (Visitatiepanel)
15.15 - 16.30 uur Kan afwijken
Intern paneloverleg en materiaal bestuderen
(Visitatiepanel)
16.30 – 17.00 uur Kan afwijken
Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding
Prof. dr. Ton Wentink Prof. dr. Patrick Kenis Prof. dr. ir. Michael Corbey Mevr. José Eijkemans-Reintjes Mevr. drs. Ilse Streng
17.00 – 17.30 uur
Afsluitend paneloverleg
(Visitatiepanel)
50/51
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Beleidsdocument divisie Executive Masters (inclusief beleidsuitgangspunten Master of Management and Organisation) Representatieve selectie uit de literatuur Representatieve set van gemaakte modulepapers Informatiemap Opleidingsbrochures Opleidingsbudgetten Rapport Generieke visitatie (7 april 2009), inclusief bijlagen
© NQA - visitatie TiasNimbas Business School, TNO WO-Master Management and Organisation
51/51