EXECUTIVE MASTER OF FINANCE AND CONTROL FACULTEIT DER ECONOMISCHE WETENSCHAPPEN EN BEDRIJFSKUNDE Vrije Universiteit Amsterdam
Maart 2011
Uitgave: Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) Catharijnesingel 56 Postbus 8035 3503 RA Utrecht Telefoon: Fax: E-mail: Internet:
030 230 3100 030 230 3129
[email protected] www.qanu.nl
© 2011 QANU Tekst en cijfermateriaal uit deze uitgave mogen, na toestemming van QANU en voorzien van bronvermelding, door middel van druk, fotokopie, of op welke andere wijze dan ook, worden overgenomen.
2
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
Inhoudsopgave
Voorwoord
5
Deel I Algemeen deel
7
1. Taak, samenstelling en werkwijze van de commissie
9
2. Algemene indruk van de visitatiecommissie
11
Deel II Opleidingsrapport
17
3. Rapport over de opleiding Executive Master of Finance and Control
19
Bijlagen
51
Bijlage A: Het accreditatiestatuut Vereniging van Registercontrollers 2010
53
Bijlage B: Curricula Vitae commissieleden
61
Bijlage C: Bezoekprogramma
63
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
3
4
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
VOORWOORD Dit rapport is onderdeel van de kwaliteitsbeoordeling van universitaire bachelor- en masteropleidingen in Nederland. Het doel van het rapport is om een betrouwbaar beeld te geven van de resultaten van de voor beoordeling voorgelegde opleiding, alsmede een terugkoppeling te geven naar de interne kwaliteitszorg van de betrokken organisatie en als basis te dienen voor de accreditatie van de betrokken opleiding(en) door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). De stichting Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) beoogt onafhankelijke, objectieve en kritische beoordelingen te laten plaatsvinden en opbouwende kritiek te leveren, zo veel mogelijk uitgaande van een gestandaardiseerde set van kwaliteitscriteria, maar met oog voor specifieke omstandigheden. De Visitatiecommissie Executive Master of Finance and Control OW 2010 van QANU heeft haar taken met grote toewijding uitgevoerd. De opleidingen zijn beoordeeld op een grondige en zorgvuldige manier en binnen een duidelijk beoordelingskader. Wij verwachten dat de oordelen en de aanbevelingen in zorgvuldige overweging zullen worden genomen door de betrokken opleiding, faculteitsbestuur en College van Bestuur. Wij zeggen dank aan de voorzitter en de leden van de visitatiecommissie voor hun bereidheid deel te nemen aan deze beoordeling en voor de toewijding waarmee ze hun taak hebben uitgevoerd. Ook gaat onze dank uit naar de staf van de betrokken afdeling aan de universiteit voor hun inspanningen en hun medewerking aan deze beoordeling. Quality Assurance Netherlands Universities mr. C.J. Peels directeur
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
drs. J.G.F. Veldhuis voorzitter bestuur
5
6
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
DEEL I: ALGEMEEN DEEL
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
7
8
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
1. Taak, samenstelling en werkwijze van de commissie Op verzoek van het College van Bestuur van de Vrije Universiteit Amsterdam heeft QANU de beoordeling uitgevoerd van de postinitiële opleiding Executive Master of Finance and Control. QANU heeft de beoordeling uitgevoerd in overeenstemming met de eisen van de NVAO. Bij de opstelling van het zelfevaluatierapport heeft de opleiding het kader gehanteerd dat door de NVAO is opgesteld. Het zelfevaluatierapport vormt de basis voor de beoordeling. Samenstelling van de commissie Het QANU-bestuur heeft in overleg met de Vereniging voor Register Controllers (VRC) een voorzitter voor de commissie gezocht en vervolgens in overleg met de voorzitter de verdere samenstelling van de commissie ter hand genomen. Daarbij is gezocht naar een evenwichtige samenstelling met inbreng vanuit de wetenschap, het beroepenveld, het onderwijs en de ervaring als student. A tot voorzitter, tevens lid, van de visitatiecommissie te benoemen: •
prof. dr. J. van der Meer-Kooistra, emeritus hoogleraar Financieel Management, Rijksuniversiteit Groningen;
B tot leden van de commissie te benoemen: • • • • • •
prof. dr. J.G. Kuijl RA, hoogleraar Bedrijfseconomie, Universiteit Leiden; prof. dr. ir. R. Slagmulder, docent Accounting and Control, Vlerick Leuven Gent Management School; drs. M.G. Goedhart RC, onafhankelijk consultant; drs. J.C. Lobbezoo RA, adviseur en commissaris TMC Eindhoven en FEI Inc. Portland USA; drs. H.J. Spee RC, student EMFC Nyenrode Business University; drs. A.J.A. van Dongen, student EMFC VU Amsterdam.
Aan de visitatie van de opleiding EMFC van de VU is deelgenomen door mw van der Meer, de heer Kuijl, de heer Goedhart en de heer Spee. Als secretaris voor de commissie is opgetreden dr. N.L.C. Stevens van het bureau van QANU. Als bijlage A zijn de curricula vitae van de commissieleden opgenomen. Taak van de commissie De visitatiecommissie kreeg de taak om op basis van de door de opleiding aan te leveren informatie en door middel van ter plaatse te voeren gesprekken: 1. een oordeel te geven over de verschillende kwaliteitsaspecten van de opleiding, zoals beschreven in het NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs; 2. op basis daarvan vast te stellen of de opleiding naar haar oordeel voldoet aan de criteria voor basiskwaliteit; 3. de aspecten van de opleiding te identificeren die naar haar oordeel voor verbetering vatbaar zijn. QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
9
De bevindingen van de visitatiecommissie worden in een rapport vastgelegd volgens het in het genoemde NVAO-kader gegeven model. Het rapport is door de commissie aan het bestuur van de stichting QANU aangeboden. Werkwijze van de commissie De commissie hield op 5 oktober 2010 haar startvergadering. Zij werd namens het QANUbestuur geïnstalleerd door mr. C.J. Peels, directeur van QANU. Tijdens deze vergadering is de commissie geïnformeerd over het NVAO-kader en zijn de procedure en werkwijze van de commissie besproken. Er zijn in de vergadering afspraken gemaakt over de te volgen werkwijze en het programma van het visitatiebezoek. Het NVAO-kader is leidraad geweest voor de werkwijze van de commissie. De voorbereidingsfase Allereerst heeft de secretaris het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid van informatie. Op grond daarvan is bepaald of het rapport bruikbaar was voor het visitatiebezoek. Nadat het zelfevaluatierapport in orde was bevonden, zijn de commissieleden en de secretaris zich inhoudelijk gaan voorbereiden op het bezoek. De commissieleden lazen het rapport (en de bijlagen) en formuleerden vragen die werden besproken tijdens de startvergadering, voorafgaand aan het visitatiebezoek. De commissieleden lazen daarnaast van tevoren een selectie van afstudeerwerken van studenten. Deze afstudeerwerken zijn, in overleg met de voorzitter, door de secretaris geselecteerd op basis van een spreiding naar cijfers, thematiek en afstudeerbegeleider. De volgende documenten zijn tijdens het bezoek ter beschikking gesteld: • • • • • • • •
afstudeerverslagen en gebruikte beoordelingsformulieren; voorlichtingsmateriaal; studiemateriaal: handboeken en syllabi, readers, studiehandleidingen; voorbeelden van werkstukken, portfolio’s, stageverslagen, onderzoeksverslagen; toetsmaterialen; resultaten van cursusevaluaties; verslagen van bijeenkomsten van opleidingsbestuur, curatorium, docenten, examen- en toelatingscommissie en opleidingscommissie; lijst van alumni met huidige werkzaamheden.
Het visitatiebezoek De secretaris maakte in overleg met de opleiding en de voorzitter van de commissie een bezoekprogramma (zie bijlage B). Tijdens het visitatiebezoek is gesproken met het opleidingsmanagement, leden van het faculteitsbestuur, docenten, studenten, afgestudeerden en leden van het curatorium. De commissie gebruikte de laatste middag van het bezoek voor de voorbereiding van de mondelinge rapportage en een discussie over de beoordeling van de opleiding. Beslisregels De visitatiecommissie heeft de opleiding zorgvuldig beoordeeld, waarbij zij de volgende beslisregels heeft gehanteerd: •
10
de beoordeling ‘onvoldoende’ wijst erop dat het facet beneden de gestelde verwachting ligt en dat verbetering op dit punt nodig is; QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
• • •
de beoordeling ‘voldoende’ houdt in dat het facet beantwoordt aan de basisstandaard of basisnorm; de beoordeling ‘goed’ houdt in dat het niveau van het facet significant uitstijgt boven de basiskwaliteit; de beoordeling ‘excellent’ houdt in dat voor het facet een niveau wordt gerealiseerd waardoor de beoordeelde opleiding voor dit aspect zowel nationaal als internationaal als een voorbeeld van goede praktijk kan functioneren.
Door de toepassing van deze beslisregels is ‘voldoende’ de meest gebruikte kwalificatie. Wanneer de commissie een good practice heeft gezien, luidt het oordeel in principe ‘goed’. Het oordeel over een onderwerp is een gewogen oordeel van de verschillende tot dat onderwerp behorende facetten, waarbij de commissie de weging heeft bepaald. Het oordeel over een onderwerp luidt voldoende of onvoldoende. Een onderwerp dat verschillende facetten heeft, waarvan er één als onvoldoende wordt beoordeeld, kan door de overige oordelen aan de basiskwaliteit voldoen, mits de commissie van mening is dat de oordelen over de andere facetten van zwaarder gewicht zijn dan het als onvoldoende beoordeelde facet. De rapportage De secretaris heeft, op basis van de bevindingen van de commissie, een conceptrapport opgesteld. Dit is in een eerste conceptvorm aan de commissieleden voorgelegd. Naar aanleiding van hun commentaar is het conceptrapport bijgesteld. In een tweede conceptvorm is het rapport door de commissie per e-mail vastgesteld. Vervolgens heeft een bestuurlijke toets binnen QANU plaatsgevonden. Bij de daaropvolgende hoor-wederhoorprocedure is het rapport aan de opleiding aangeboden voor het aanwijzen van eventuele feitelijke onjuistheden. Vervolgens heeft de voorzitter de ontvangen reacties bekeken en deze voorgelegd aan de rest van de commissie, waarna de opmerkingen, wanneer daartoe aanleiding was, verwerkt zijn in de formulering van het definitieve beoordelingsrapport.
2. Algemene indruk van de visitatiecommissie De opleiding tot registercontroller / Executive Master of Finance & Control (EMFC) is de opleiding voor iedereen die een financiële of financieel-administratieve topfunctie ambieert. Deze opleiding is in principe bestemd voor universitair afgestudeerden (meestal Bedrijfseconomie of Bedrijfskunde) met enkele jaren ervaring in een financiële of financieeladministratieve functie en op zoek naar kennis, vaardigheden en een sterke persoonlijke groei. De opleiding wordt aangeboden bij zeven universiteiten. In totaal worden er acht opleidingen aangeboden: zeven Nederlandstalige opleidingen en één Engelstalige opleiding die door de Universiteit van Maastricht en de Universiteit van Amsterdam gezamenlijk wordt verzorgd. Afgestudeerden aan de opleiding kunnen lid worden van de Vereniging van Registercontrollers (VRC) en het merk RC voeren. De opleiding heeft zowel een beroepsmatig als een wetenschappelijk karakter. Typerend voor de opleiding is de interactie tussen theorie en praktijk, tussen student en docent en tussen studenten onderling. De opleiding kenmerkt zich door ‘case-gericht’ onderwijs met vernieuwende programma’s, kleine groepen en topdocenten uit het bedrijfsleven en van universiteiten.
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
11
Omdat het VRC-profiel leidend is voor de inrichting van de opleidingen zijn de overeenkomsten tussen de opleidingen groter dan de verschillen. Alle opleidingen voldoen volgens de commissie aan dit profiel en aan de criteria van het NVAO accreditatiekader. Visie Idealiter is een opleiding méér dan de optelsom van vakken en docenten en is er sprake van een samenhangende en gedeelde visie die richtinggevend is voor strategie en uitvoering. Het helpt docenten om een goede afstemming te bereiken tussen de vakken, zodat de studenten zowel methodisch als inhoudelijk een éénduidige regie ervaren. Het geeft de opleiding een duidelijk eigen gezicht en het helpt in de externe profilering. In de gesprekken van de commissie met de stakeholders bleek een dergelijke visie ook wel degelijk aanwezig, maar er passen wel twee kanttekeningen. In de eerste plaats was de visie meestal impliciet en kostte het vaak enige moeite om het verhaal achter de opleiding te achterhalen. De commissie zou er voor willen pleiten deze visie veel meer expliciet te maken, zodat de rode draad voor iedereen duidelijk is. In de tweede plaats was de visie niet altijd gedeeld met alle stakeholders. Met name docenten waren niet altijd betrokken bij of gecommitteerd aan het gedachtegoed. Daar waren meestal goede verklaringen voor, maar de commissie meent toch dat het goed zou zijn wanneer de docenten de visie mede dragen en uitdragen en gebruiken als inspiratiebron voor onderlinge afstemming. Naast deze algemene opmerking over het belang van een duidelijke en gedeelde visie heeft de commissie ook twee specifieke opmerkingen over het curriculum. Eén element springt er bij de opleidingen uit en dat is het opkomend belang van risk management in de praktijk van de controller. De commissie pleit er - wellicht ten overvloede - voor dat in elk van de relevante vakken op adequate wijze aandacht wordt besteed aan deze nieuwe maatschappelijke urgentie. Een tweede element heeft de commissie enigszins gemist: de dominante aanwezigheid van informatietechnologie in het werk van de controller. Slechts enkele opleidingen hebben er een vak van gemaakt en bij de anderen ontbreekt een duidelijk curriculum. Net zoals controllers de juridische en fiscale aspecten van hun werk voldoende moeten kunnen sonderen, moeten zij ook de logica van de ICT op basisniveau kunnen doorgronden. Governance De opleidingsdirectie speelt een cruciale rol in de aansturing van de EMFC-opleiding. Het gaat daarbij niet alleen om de strategische aspecten van de opleiding (positionering en opzet van de opleiding, toetsbeleid, relatie onderzoek – praktijk e.d.), maar de opleidingsdirectie houdt zich ook bezig met een diversiteit aan operationele activiteiten (zoeken van docenten, voorlichting aan potentiële studenten, intakegesprekken e.d.) en voert dagelijkse klussen uit (blussen van brandjes, vraagbaak voor studenten e.d.). De commissie heeft geconstateerd dat sommige opleidingsdirecties heel veel activiteiten naar zich toe trekken. Dit brengt verschillende risico’s met zich mee. Allereerst is er het risico van overbelasting en bij ziekte ontstaat een gat dat moeilijk opgevuld kan worden. De opleiding maakt zich op deze wijze zeer kwetsbaar. Door zoveel mogelijk zelf te doen bemoeilijkt de opleidingsdirectie het creëren van draagvlak voor de opleiding. 12
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
Door de verschillende groepen van betrokkenen bij de opleiding: docenten, studenten, alumni, beroepenveld, een rol te geven in de aansturing van de opleiding voelen deze groepen zich verantwoordelijk voor de opleiding en vergroten zij hun inzicht in de opleiding als geheel. Op deze wijze kunnen zij hun rol en positie in de opleiding ook beter begrijpen. Een ander risico is het pettenprobleem: de opleidingsdirectie bepaalt niet alleen het beleid, maar fungeert ook als arbiter van het eigen handelen. Op zijn minst wekt dit de schijn van partijdigheid en is het strijdig met de eisen die aan de administratieve organisatie van de opleiding mogen (moeten) worden gesteld. Om bovengenoemde risico’s tegen te gaan adviseert de commissie om de aansturing van de opleiding goed te structureren. De opleidingsdirectie kan worden ondersteund door formele gremia, zoals Curatorium, Academic Council, Docentenoverleg, Examencommissie, Opleidingscommissie en Vakcoördinatoren (per vakgebied of cluster van verwante vakken). De positie en rol van deze gremia moeten expliciet worden aangegeven. Het voorzitterschap van deze gremia moet niet (Examencommissie, Opleidingscommissie en Curatorium) of bij voorkeur niet worden vervuld door de opleidingsdirecteur. Vanwege het karakter van de opleiding is het gewenst dat het toezicht op de opleiding zowel vanuit het beroep (Curatorium) als vanuit de wetenschap (Academic Council) plaatsvindt. Uiteraard dient bij de instelling van deze gremia rekening te worden gehouden met de omvang van de opleiding. Studiepunten en keuzes Het NVAO-kader schrijft voor dat het aantal studiepunten voor de totale EMFC-opleiding minimaal 60 EC bedraagt. Het VRC-profiel (zie bijlage A) schrijft tevens voor dat de helft van het aantal studiepunten besteed wordt aan de vier hoofdvakken. De commissie heeft geconstateerd dat aan beide eisen wordt voldaan, maar dat er tevens sprake is van een uiteenlopende invulling en zwaarte van het programma. Aan de hoofdvakken kennen de opleidingen een verschillende zwaarte toe. De ene opleiding kent soms tweemaal zoveel studiepunten toe aan hetzelfde hoofdvak als de andere opleidingen. Alhoewel er door de opleidingen voldaan wordt aan het criterium van minimaal 30 EC voor deze hoofdvakken, is er dus geen sprake van uniformiteit. De commissie meent dat de opleidingen zich hiermee zouden kunnen profileren, mits de keuzes aan de toekomstige studenten goed toegelicht worden. Hetzelfde geldt voor de keuzevakken. Er wordt een breed scala aan keuzevakken aangeboden. De opleidingen zouden zich ook met dit aanbod beter kunnen onderscheiden. In de voorlichting over de opleidingen zou het aanbod aan keuzevakken bijvoorbeeld gekoppeld kunnen worden aan de verwachte ontwikkelingen in het beroepveld van de registercontroller. Tenslotte is het de commissie opgevallen dat de zwaarte van de hele opleiding ook uiteenloopt met, gemeten in studiepunten, een verschil van meer dan 15%. Alhoewel er voldaan wordt aan het criterium van minimaal 60 EC, acht de commissie een te grote spreiding niet wenselijk. Met het oog op een verdere verzwaring van het aantal EC voor de afstudeeropdracht tot 15 EC kan dit leiden tot een dermate groot onderscheid in studiebelasting dat de vergelijkbaarheid van de opleidingen afneemt. Persoonlijke vaardigheden Persoonlijke vaardigheden zijn onmisbaar voor de controller op het hoogste niveau. De commissie vindt het daarom van belang dat de opleidingen hier aandacht aan besteden. De commissie zou willen aanbevelen dat de opleidingen expliciet aangeven welke persoonlijke vaardigheden gewenst zijn. Enkele opleidingen hebben er voor gekozen om de training van de persoonlijke vaardigheden in aparte cursussen onder te brengen en er studiepunten aan toe QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
13
te kennen. Anderen hebben deze vaardigheden in verschillende vakken ondergebracht. Beide keuzes hebben hun voordelen. Het is wel van belang dat de ontwikkeling van die vaardigheden in de leerdoelen van de cursussen en de eindkwalificaties van de opleiding worden opgenomen en dat de werkvormen er op af gestemd zijn. Het is verder ook belangrijk dat er een goede afstemming plaatsvindt tussen de vakken waarin de vaardigheden aan de orde komen. Afstudeerwerkstuk Het is de commissie opgevallen dat in alle opleidingen het afstudeerwerkstuk wordt genoemd als studievertragend obstakel. De studenten hebben doorgaans geen moeite met het doorlopen van de twee cursusjaren met vakafsluitende tentamina. De studievoortgang in de twee cursusjaren is behoorlijk. De problemen beginnen bij het afstudeerwerkstuk. De aansluitende zomervakantie aan het eind van het tweede studiejaar betekent niet alleen een definitieve breuk met de wekelijkse vrijdagroutine, de dag waarop de studenten onderwijs genoten, maar ook de start van een langdurige periode die in niet alle gevallen leidt tot het succesvol verdedigen van het werkstuk. De zwaarte van het afstudeerwerkstuk wordt naar het oordeel van de commissie onderschat, zowel door de studenten als de verschillende opleidingen. Een extra dimensie aan het afstudeerwerkstuk van de EMFC-opleiding is, dat het naast de wetenschappelijke component ook nadrukkelijk een praktijkcomponent kent. Mede hierdoor vindt een vertraging plaats bij de afronding. Dit neemt soms zodanige vormen aan dat tentamina dreigen te vervallen en incidenteel zijn zelfs studenten uitgeschreven die weliswaar alle tentamina hadden behaald maar, ook na herhaalde aanmaning, niet konden komen tot afronding van het werkstuk. De opleidingen zouden naar het oordeel van de commissie hierop actie moeten ondernemen. Naar het oordeel van de commissie zou een structurele of projectmatige vorm van begeleiding essentieel onderdeel van het afstudeertraject moeten zijn. De commissie heeft de indruk dat sommige opleidingen in een te laat stadium op reguliere wijze aandacht aan het afstudeertraject schenken. Onderzoeksmethodologie met vraagstukken hierover in het begin van de opleiding en een projectmatige aanpak van het afstudeerwerkstuk zijn naar de mening van de commissie van eminent belang. De commissie doet hierbij enige suggesties voor de inrichting van deze projectmatige aanpak. Te denken valt bijvoorbeeld aan de volgende fasen in het afstudeertraject: - de aanleiding tot en de probleemstelling van het afstudeerwerkstuk; - het uiteenrafelen van de probleemstelling of centrale onderzoeksvraag in deel(onderzoek)vragen; - de hypothesestelling en de toetsingsmethode; - afstemming van de gehanteerde onderzoeksmethode met de praktijkcomponent, in samenwerking met de sponsor/ de werkgever van de student; - opstelling van een voorlopige literatuurlijst. Een essentieel onderdeel van het afstudeerproject is de tijdsplanning. Deze tijdsplanning dient voor drie tot zes maanden gedetailleerd te worden uitgewerkt en voortschrijdend te worden bijgesteld. De planperiode na zes maanden kan globaler van aard zijn. De opleiding maakt vervolgens individuele afspraken met de studenten op basis van een stramien-tijdpad. De student en de begeleider komen in onderling overleg tot een datum waarop een volgend document moet worden ingeleverd. De student wordt strak aan deze planning gehouden. Aan het einde van het traject is een tweede lezer t.b.v. de ‘externe’ validatie noodzakelijk. Een 14
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
afstudeerhandleiding waarin de projectmatige aanpak wordt uiteengezet completeert het geheel. Samenvattend: de commissie is van oordeel dat de opleidingen het afstudeertraject in samenwerking met de werkgever van de student eerder, meer projectmatig, strakker, meer studentgericht en sturender moeten managen, dit ter verbetering van de rendementen van de opleiding, uiteraard onder handhaving van de wetenschappelijke kwaliteitscriteria.
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
15
16
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
DEEL II: OPLEIDINGSRAPPORT
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
17
18
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
3.
Rapport over de masteropleiding Executive Master of Finance and Control aan de Vrije Universiteit Amsterdam
Administratieve gegevens Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: Naam opleiding: CROHO-nummer: Niveau: Oriëntatie: Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s): Einddatum accreditatie:
Executive Master of Finance and Control 75019 master wo 62 EC Master of Science deeltijd Amsterdam 24-4-2012
Het bezoek van de visitatiecommissie Executive Master of Finance and Control aan de Faculteit Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde van de Vrije Universiteit Amsterdam vond plaats op 3-4 november 2010. 3.0. Structuur en organisatie van de faculteit De post-graduate controllersopleiding is onderdeel van de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde (FEWEB) van de Vrije Universiteit Amsterdam (VU). De opleiding is in 1986 samen met het bedrijfsleven opgezet en is tegenwoordig een van de vijftien post-graduate opleidingen van de Postgraduate School van de faculteit. Het Faculteitsbestuur is het belangrijkste bestuursorgaan van de faculteit. Het bestuur bestaat uit een professionele decaan, een onderzoeksportefeuillehouder en een onderwijsportefeuillehouder. Het bestuur wordt bijgestaan door de directeur bedrijfsvoering. Deze heeft tevens de leiding over het bureau van de faculteit. Een student is adviserend lid van het Faculteitsbestuur. De opleiding staat onder toezicht van een Curatorium, samengesteld uit topfunctionarissen uit het bedrijfsleven en de universiteit. De inhoud en kwaliteit van de opleiding is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van programmaleiding en Curatorium. Het Curatorium bewaakt de kwaliteit van de opleiding en houdt toezicht op het functioneren van de organisatie. Het Curatorium heeft daartoe een stem in alle belangrijke zaken, zoals de inhoud van de opleiding, de benoeming van docenten en de selectie van de toe te laten cursisten. De finale verantwoordelijkheid voor de inhoud van de opleiding berust bij de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde van de VU. De opleiding beschikt over opleidingsspecifieke ondersteuning.
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
19
3.1.
Het beoordelingskader
3.1.1. Doelstellingen opleiding F1: Domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
Beschrijving De Executive Master of Fincance and Control (EMFC) opleiding is volgens het zelfevaluatierapport een wetenschappelijk masterprogramma dat tot doel heeft studenten die werkzaam zijn in de beroepspraktijk op te leiden tot ‘allround controller’. De ‘allround controller’ is degene die als lid van een management team op hoog niveau in de organisatie de financieel-economische en financieel-administratieve functie vervult. De kern van die functie is ‘het bewaken van en het actief bijdragen aan de economische levensvatbaarheid van de organisatie.’ Meer specifiek betekent dit volgens het zelfevaluatierapport dat de controller gedurende de opleiding wordt toegerust met kennis, inzicht en vaardigheden om de eindverantwoordelijkheid te dragen voor een betrouwbare interne en externe informatievoorziening van de organisaties. Ook kan de controller de verantwoordelijkheid nemen voor de economische rationaliteit van beslissingen die in de organisatie worden genomen. Verder wordt van controllers een proactieve en ondersteunende rol verwacht bij de ontwikkeling, executie, implementatie en voortgangsbewaking van beleid. Een ‘allround controller’ is daarom zowel ‘bedrijfseconomisch geweten’ als ‘business partner’. Deze dubbelrol impliceert niet dat beide rollen per definitie toegewezen zijn aan één individu, maar wel dat de opleiding hoge prioriteit bij beide verantwoordelijkheden legt. De controller moet gekwalificeerd zijn om de verantwoordelijkheden vakinhoudelijk in te kunnen vullen en de vaardigheden bezitten om zowel betrokken als onafhankelijk te opereren. Bovenstaande uitgangspunten resulteren in de volgende eindkwalificaties. De afgestudeerde beschikt over: 1. …kennis en inzicht in de voor de ‘allround controller’ relevante onderdelen van de financieel-economische en financieel-administratieve theorie en praktijk op wo-master niveau. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar de drie werkgebieden waarop allround controllers in concernorganisaties actief zijn: Reporting & Control (interne en externe financieel-economische informatievoorziening), Strategy & Control (prestatiemeting en – beoordeling) en Finance & Control (beslissingsondersteuning). 2. …kennis en inzicht in besluitvorming(processen) en beleidsvorming(processen) binnen concernorganisaties en de wijze waarop dit wordt ontwikkeld, geïmplementeerd en bewaakt. 3. …kennis van en inzicht in de beleidsaspecten die zich op het terrein van de controller in concernorganisaties voordoen. 4. …academische vaardigheden om kennis te verzamelen, te analyseren, te interpreteren en te verwerken in oplossingen voor praktijk- of theoriegerelateerde problemen met betrekking tot de interne en externe financieel-economische informatievoorziening, de prestatiemeting en –beoordeling en de beslissingsondersteuning in concernorganisaties. 5. …vaardigheden om op wetenschappelijk verantwoorde wijze zowel zelfstandig als in teamverband multi- en interdisciplinaire vraagstukken uit de voor controllers relevante concernpraktijk op te lossen.
20
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
6. …vaardigheden om de te verzamelen, te analyseren, te interpreteren en in oplossingen te verwerken informatie voor praktijk- of theoriegerelateerde problemen over te brengen aan belanghebbenden. 7. …een ‘sense of urgency’ om op de hoogte te blijven van relevante ontwikkelingen in theorie en praktijk op het vakgebied. De doelstelling en inhoud van de opleiding zijn afgestemd op de eisen die daaraan worden gesteld door de beroepsvereninging van Register Controllers (VRC) en het Landelijk Overleg van de EMFC opleidingen. De EMFC-opleiding bouwt voort op het WO-masterprogramma Accounting & Control. Het wetenschappelijk domein van de EMFC opleiding omvat de bedrijfseconomie (met daarbinnen vooral de vakgebieden Financial Accounting & Reporting, Management Accounting & Control en Finance) en heeft nauwe banden met de juridische discipline (met daarbinnen de vakgebieden Fiscaal Recht en Concernrecht). De programmainhoud is primair gebaseerd op het aanbod van Amerikaanse universiteiten aan voortgezette cursussen (advanced level) in drie primaire vakgebieden (Financial Accounting & Reporting, Management Accounting & Control en Finance). Oordeel De commissie heeft de eindkwalificaties van de opleiding bestudeerd en vergeleken met het domeinspecifieke referentiekader, dat overeenkomt met het referentiekader dat door de VRC is opgesteld (zie bijlage A). De commissie heeft vastgesteld dat de eindkwalificaties in voldoende mate aansluiten op het referentiekader. De eindkwalificaties verwijzen expliciet naar de kennis en inzichten die studenten verwerven, de vaardigheden om die toe te passen, het vermogen om oordelen te vormen, de communicatieve vaardigheden en de leervaardigheden die in het referentiekader worden beschreven. De controller dient in de beroepspraktijk in staat te zijn de door hem of haar gevormde oordelen met succes onder de aandacht te brengen bij de belanghebbenden. Omdat de eindkwalificaties in voldoende mate aansluiten bij de eisen die door vakgenoten en de beroepspraktijk worden gesteld aan de opleiding, komt de commissie tot het oordeel dat de opleiding voldoet aan de criteria die betrekking hebben op de domeinspecifieke eisen. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
F2: Niveau: Bachelor en Master De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor of een Master.
Beschrijving Volgens het zelfevaluatierapport is de oriëntatie van de EMFC opleiding die van een postinitiële wetenschappelijke beroepsopleiding, die studenten uit de beroepspraktijk in staat stelt om kennis, inzicht en academische, professionele en communicatieve vaardigheden te verwerven die ze voorbereiden op een positie als ‘allround controller’. Een brede oriëntatie is daarbij relevant: studenten zijn bij afstuderen niet alleen expert op het eigen vakgebied, maar moeten zich ook ontwikkeld hebben tot gesprekspartner voor vraagstukken op andere dan het eigen vakgebied. Voldoende kennis van die ‘andere’ vakgebieden moet de controller volgens het zelfevaluatierapport in staat stellen een inschatting te maken van de financieeleconomische gevolgen van ontwikkelingen of beslissingen voor de organisatie. QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
21
De opleiding heeft in het zelfevaluatierapport aangegeven op welke wijze de beoogde eindkwalificaties van de opleiding aansluiten bij de algemene internationaal geaccepteerde beschrijving van de kwalificaties van een masteropleiding. Oordeel De eindkwalificaties van de opleiding sluiten volgens de commissie voldoende aan bij de algemene, internationaal geaccepteerde beschrijving van het niveau van de masteropleiding (Dublin descriptoren). De Dublin descriptor ‘kennis en inzicht’ is herkenbaar in de eindkwalificaties 1 en 2. Deze eindkwalificaties maken duidelijk dat de afgestudeerde masterstudent aantoonbaar kennis en inzicht heeft op een niveau dat de bacheloropleiding overtreft en verdiept. De eindkwalificaties 4 en 5 maken duidelijk dat de afgestudeerde masterstudent in staat is om kennis en inzicht en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden, binnen een bredere (of multidisciplinaire) context die gerelateerd is aan het vakgebied. Hij of zij is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan. De eindkwalificaties 3 en 5 maken duidelijk dat de afgestudeerde masterstudent in staat is om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie en daarbij rekening te houden met sociaal-maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepasen van de eigen kennis en oordelen. Zoals blijkt uit eindkwalificatie 6, is de afgestudeerde masterstudent in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten of niet-specialisten. Eindkwalificaties 4, 5 en 7 sluiten aan bij de Dublin-descriptor: ‘Bezit de leervaardigheden die hem of haar in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter’. Omdat de eindkwalificaties van de opleiding aansluiten bij de algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een masteropleiding, komt de commissie tot het oordeel ‘voldoende’ voor het facet dat betrekking heeft op het niveau van de opleiding. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
F3: Oriëntatie WO: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een Bachelor en een Master: • De eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. • Een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot tenminste één verdere WO-studie op masterniveau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt. • Een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een WO-opleiding vereist is of dienstig is.
22
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
Beschrijving De hoofdvakken van de postinitiële (executive) masteropleiding maken deel uit van de economische wetenschap. Als onderdeel van die wetenschap wordt in deze vakken beoogd vragen te beantwoorden die bijdragen aan het bewaken van en het actief bijdragen aan de economische levensvatbaarheid van een organisatie. Met deze vraagstukken als uitgangspunt is het doel van de opleiding om de studenten professionele en academische vaardigheden bij te brengen, die de studenten in staat stellen zich op te stellen als een zelfstandige professional en die het mogelijk maakt om aanvullende kennis en inzichten te vergaren wanneer veranderende omstandigheden daarom vragen. De vraagstukken waarvoor controllers zich in de praktijk gesteld zien, zijn complex en ongestructureerd van aard. Studenten worden daarop voorbereid door in de opleiding veelvuldig complexe en ongestructureerde cases te behandelen en die te reflecteren aan de eigen bedrijfspraktijk. De studenten worden uitgedaagd de verworven kennis en academische vaardigheden toe te passen. De kennis en inzichten uit de hoofdvakken zorgen voor de basis van waaruit onderzoeksvragen worden geformuleerd. De academische vaardigheden om kennis te verzamelen, te analyseren, te interpreteren en te verwerken bieden ondersteuning bij het formuleren van een deugdelijke onderzoeksopstelling en –aanpak. De kennis van besluitvorming(processen) en beleidsvorming(processen) binnen concernorganisaties biedt het kader voor de beantwoording van de onderzoeksvragen. De beslissingsvraagstukken waar concernorganisaties zich voor gesteld zien, zijn niet alleen complex en ongestructureerd, maar veelal ook multi- en interdisciplinair van aard. Van controllers vraagt dit niet alleen om kennis voor het kunnen vervullen van een expertrol op het eigen vakgebied, maar ook om voldoende kennis van aspecten die niet tot het primaire aandachtsgebied van de controller behoren (zoals juridische, ethische en organisatorische aspecten). De controller moet in staat zijn om een inschatting te maken van de financieeleconomische gevolgen van bepaalde ontwikkelingen of beslissingen voor de organisatie. De student wordt getraind om de verschillende genoemde aspecten niet alleen los van elkaar maar ook in samenhang en op een wetenschappelijk verantwoorde wijze te behandelen. De mate waarin de student daar aan het eind van het programma toe in staat is, wordt getoetst met het afstudeerwerk. Oordeel De commissie heeft de eindkwalificaties van de opleiding bestudeerd vanuit het perspectief van de oriëntatie. Zij heeft onder F1 al vastgesteld dat de eindtermen voldoende aansluiten bij de eisen vanuit de wetenschappelijke discipline en de relevante beroepspraktijk. De opleiding is volgens de commissie een wetenschappelijke beroepsopleiding met een postinitieel karakter, die erop is gericht om vraagstukken uit de beroepspraktijk op een wetenschappelijke wijze op te lossen. Wetenschappelijke methoden en technieken die de studenten tijdens hun wetenschappelijke vooropleiding hebben verworven, komen volgens de eindtermen in voldoende mate aan bod, met name vanuit het perspectief van de controller. Ook over de aandacht voor de soft skills, zoals communicatieve vaardigheden, en de ethische aspecten van het controllersvak is de commissie tevreden. Zij is voorts positief over het reflectieve karakter van de opleiding. Studenten leren mede aan de hand van hun praktijkervaring te reflecteren over de waarde van de wetenschappelijke theorieën en concepten voor de beroepspraktijk. De commissie is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de opleiding voldoet aan de criteria die betrekking hebben op de oriëntatie.
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
23
Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Doelstellingen opleiding Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Doelstellingen opleiding. Voor de masteropleiding Executive Master of Finance and Control is het oordeel voldoende. 3.1.2. Programma Beschrijving van het programma De nominale duur van de EMFC opleiding bedraagt tweeënhalf jaar. De eerste twee jaar zijn ingevuld met cursorisch onderwijs (vier blokken van ieder een semester). Het laatste half jaar is ingeruimd voor het afstudeeronderzoek. De verschillen in werkzaamheden waarmee controllers in de concernpraktijk te maken krijgen, vormen de basis voor de keuze van de opleiding ten aanzien van de indeling en samenhang van het programma. Er zijn drie vakclusters te onderscheiden: •
•
•
reporting & control (financial reporting, financial statement analysis, accounting information systems, risk management & internal control, governance & compliance, corporate law; cf VRC – interne en externe financieel-economische informatievoorziening); finance & control (investment appraisal & business valuation, corporate tax law, corporate finance en treasury management, controllership (controller in de praktijk); cf VRC – beslissingsondersteuning); strategy & control (strategic cost management, strategy & organisation design, advanced management control en information management; cf. VRC – prestatiemeting en – beoordeling).
De vakclusters weerspiegelen een indeling naar de drie werkgebieden en bijhorende hoofdthema’s van de ‘allround controller’. Het vakcluster reporting & control betreft vakken die zijn gericht op het voldoen aan externe en interne vereisten. Daartoe behoren eisen die bevorderen dat de onderneming de in- en externe belanghebbenden op adequate wijze informeert over de financieel-economische prestaties en risico’s en dat de bedrijfsmiddelen doelgericht, doelmatig en rechtmatig worden aangewend. Ook betreft het de wet- en regelgeving omtrent rechtspersonen, juridische structuren en de vormgeving van overeenkomsten. Het gemeenschappelijke thema binnen het vakcluster finance & control is het bevorderen van economische waardecreatie bij het nemen van beslissingen over beleidsinitiatieven (zoals de lancering van een nieuw product of het afstoten van een bedrijfsonderdeel), over de financiering van de onderneming en specifieke projecten, en over maatregelen die een goede balans van risico en rendement dienen te bevorderen (zoals het afdekken van rente- en valutarisico’s die gepaard gaan met de keuze voor buitenlandse activiteiten). Het vakcluster strategy & control bundelt de vakken die gericht zijn op het formuleren van strategie en het bewerkstelligen van de organisatorische condities die nodig zijn om de strategie te realiseren. Bijvoorbeeld een effectieve bestuurlijke organisatie, management controlprocessen, management accountingsystemen en een informatietechnologisch platform
24
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
dat de strategierealisatie (en dus de management controlprocessen en management accountingsystemen) kan ondersteunen. De drie vakclusters hebben gemeen dat zij een aanwijsbare plaats innemen in het overkoepelende profiel van de opleiding tot controller, en dat ze gezamenlijk de beroepsspecifieke kenmerken van de allround controller afdekken. Het eerste semester van de opleiding heeft een algemeen karakter, dat er voor zorgt dat de studenten een stevige basis hebben in een viertal basisvakken: Financial Accounting en Financial Statement Analysis, Management Control en Information Management. Het programma van de EMFC-opleiding ziet er als volgt uit: Jaar 1 Semester 1 Startseminar Rol controller/besturingsperspectief Financial Reporting Management Control Information Management Financial Statement Analysis Semester 2 Gedragscode Controllers/vaardigheden Accounting Information Systems Corporate Law Compliance & Governance Risk Management & Internal Control Vaardigheden/Evaluatie Jaar 1 Afstudeeropdracht/Onderzoeksmethoden I Jaar 2 Semester 1 Afstudeeropdracht/Onderzoeksmethoden II Treasury Management Corporate Finance Corporate Tax Law Investment Appraisal & Business Valuation Semester 2 Afstudeeropdracht/Onderzoeksmethoden III Strategy & Organization Design Strategic Cost Management Afstudeeropdrach/Onderzoeksmethoden IV Advanced Management Control Integratie Jaar 3 Afstudeeropdracht QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
25
Afstudeeropdracht/Onderzoeksmethoden V Slotseminar/workshop
F4: Eisen WO Het programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een HBO- of een WO-opleiding: • Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. • Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. • Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. • Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen.
Beschrijving Volgens het zelfevaluatierapport komt kennisontwikkeling van studenten mede tot stand komt door de interactie tussen onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Deze interactie wordt op verschillende manieren geborgd. Een deel van de docenten is wetenschappelijk actief. Hoogleraren en docenten publiceren regelmatig (Nederlandse en internationale tijdschriften, boeken en boekdelen) en maken deel uit van (semi-)wetenschappelijke netwerken. Bovendien treedt een aantal docenten op als promotor, lid van promotiecommissies en/of spreker bij wetenschappelijke congressen. De opleiding besteedt een deel van haar middelen aan onderzoek, dat verband houdt met de doelgroep en het vakgebied waarop de opleiding zich richt. Een belangrijk deel van de middelen wordt besteed aan case-ontwikkeling waarvan de output direct ingezet wordt in het onderwijs. Voorts ondersteunt de opleiding jaarlijks de onderzoeksgroep ARCA, waardoor zij de beschikking krijgt over onderzoeksoutput die eveneens in het onderwijs wordt ingezet. Door ‘state-of-the-art’ tekstboeken en recente wetenschappelijke publicaties, waarvan volgens het zelfevaluatierapport gebruik wordt gemaakt, sluit de opleiding aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s). De course-outlines van de afzonderlijke vakken worden daar jaarlijks op getoetst. Het programma waarborgt volgens het zelfevaluatierapport de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. Afgestudeerden zijn volgens de opleiding in staat zelfstandig onderzoek te verrichten en kunnen multi- en interdisciplinaire praktijkvraagstukken op een academisch verantwoorde wijze oplossen. Daartoe wordt in de opleiding veelvuldig gewerkt met complexe en ongestructureerde cases, die studenten zowel zelfstandig als in groepsverband moeten uitwerken. De uitwerking wordt beoordeeld door de begeleidend docent. Daarbij gaat het niet zozeer om de uitkomst als wel om de analyse en de onderbouwing, en om de consistentie waarmee verschillende aspecten/disciplines in de uitwerking zijn betrokken. Voorts worden op vijf momenten gedurende de opleiding colleges onderzoeksmethoden verzorgd, die de student voorbereiden op het afsluitende afstudeerwerk. De opleiding besteedt in het curriculum expliciet aandacht aan het functioneren van de controller in de praktijk. Hierin komen rollen, ethische vraagstukken en gedragscodes alsmede specifieke vaardigheden van controllers aan de orde. Tevens is het opleidingsprogramma specifiek gericht op controllers in concernorganisaties. De concernorganisatie staat centraal in 26
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
de cases die tijdens de opleiding behandeld worden. Voorts moeten studenten gedurende het programma regelmatig bedrijfsopdrachten uitwerken die ingaan op een actueel probleem uit de eigen bedrijfspraktijk. Ook het afstudeerwerk grijpt aan bij een relevant multi- of interdisciplinair vraagstuk uit de eigen bedrijfspraktijk van de student. Tot slot borgt de meerjarige praktijkervaring van de studenten de inbreng van de praktijk in de opleiding. Studenten wordt gedurende de opleiding dan ook regelmatig gevraagd te reflecteren op de eigen praktijk. Oordeel De commissie heeft het programma van de opleiding bestudeerd vanuit het perspectief van de eisen die aan een wetenschappelijke beroepsopleiding mogen worden gesteld. Zij heeft vastgesteld dat het programma zo is ingericht dat de interactie tussen onderwijs en onderzoek in voldoende mate plaatsvindt. De organisatie van de opleiding is bovendien gericht op omgang met nieuwe ontwikkelingen in het vakgebied en streeft ernaar deze ontwikkelingen zowel op programma- als op vakniveau in het curriculum in te brengen. De commissie waardeert het gebruik van recente wetenschappelijke literatuur en tekstboeken en oordeelt dat de gebruikte literatuur zonder uitzondering up to date is. Studenten worden naar het oordeel van de commissie door middel van het schrijven van papers, een essay en ten slotte het afstudeerwerkstuk voldoende uitgedaagd om hun onderzoeksvaardigheden te ontwikkelen in relatie tot vraagstukken uit de beroepspraktijk. Hierbij hebben studenten profijt van de ervaring die zij dagelijks naast hun studie in de beroepspraktijk opdoen. Omdat het programma zo is ingericht dat de interactie tussen onderwijs en onderzoek in voldoende mate aan bod komt, concludeert de commissie dat het programma voldoet aan de eisen die aan een wetenschappelijke beroepsopleiding mogen worden gesteld. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
F5: Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
Beschrijving De doelstellingen en de inhoud van de programmaonderdelen zijn een afgeleide van de eindkwalificaties, die op hun beurt een afgeleide zijn van het gedefinieerde beroepsprofiel van de controller. De aandachtsgebieden van de controller zijn gegroepeerd naar de eerder genoemde drie werkvelden waarbinnen specifieke vakgebieden kunnen worden onderscheiden. Bij Facet 6 wordt op deze samenhang dieper ingegaan. Vakdocenten stellen voor hun vak een course-outline op die de opzet, inhoud, werkwijze en toetsing aangeeft binnen de kaders van het cluster waarbinnen het vak valt. Hierdoor wordt bereikt dat de vakspecifieke doelstellingen, inhoud en werkwijze optimaal aansluiten op de gedefinieerde eindkwalificaties. In een bijlage bij het zelfevaluatierapport zijn de verschillende programmaonderdelen uitgebreid omschreven, waarbij ook impliciet wordt vermeld voor welke eindtermen het betreffende vak de studenten voorbereidt. QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
27
Oordeel De commissie heeft geconstateerd dat het programma het raamwerk van het profiel van de VRC volgt. Het programma bevat de door de VRC voorgeschreven hoofdvakken, waardoor de aansluiting tussen eindkwalificaties en programma wordt gegarandeerd. Studenten kunnen de voor een controller benodigde kennis opdoen en de vereiste competenties ontwikkelen. Naar het oordeel van de commissie voldoet het programma aan de criteria van het facet dat betrekking heeft op de relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
F6: Samenhang programma Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma.
Beschrijving In de opleiding worden, zoals onder 1.1.2 beschreven, drie vakclusters onderscheiden die een indeling naar de drie werkgebieden van de ‘allround’ controller weerspiegelen: reporting & control, finance & control en strategy & control. Ieder van de vakclusters heeft een eigen karakter en eigen samenhang. De clusters zijn in de hierboven genoemde volgorde in de opleiding gepositioneerd zodat: • •
geconcentreerd aandacht is gevestigd op ieder van de werkgebieden van de controller en voort wordt gebouwd op de kennis en kunde uit reeds afgeronde clusters en vakken; in te spelen is op de toenemende werkervaring van de controller en de parallel daaraan afnemende gestructureerdheid en toenemende complexiteit van de vraagstukken waar hij of zij in de dagelijkse praktijk mee te maken krijgt.
De drie vakclusters hebben gemeen dat zij een aanwijsbare plaats innemen in het overkoepelende profiel van de opleiding en gezamenlijk de beroepsspecifieke kenmerken van de allround controller op een consistente wijze afdekken. Met ingang van september 2010 is ook het rooster aangepast aan de drie vakclusters. Door de clustervakken bij elkaar te positioneren wordt het voor studenten eenvoudiger om de samenhang van vakken en onderwerpen te doorgronden. Daarnaast kunnen docenten de onderwerpen gebruiken om de cases nog beter op elkaar af te stemmen. Tijdens het bezoek is duidelijk geworden dat elk van de drie clusters wordt gecoördineerd door een clusterhoogleraar. Deze ziet toe op de uitvoering van het programma in het betreffende cluster en wordt op de hoogte gehouden van de waardering van de studenten voor de verschillende programmaonderdelen. Ter bevordering van de samenhang binnen het programma houdt de opleiding regelmatig docentenoverleg, waarbij overlegd wordt over de inhoud van het programma en de afzonderlijke onderdelen, zoals de commissie tijdens het bezoek duidelijk werd. Oordeel
28
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
De commissie heeft kunnen vaststellen dat het programma zeer degelijk en weloverwogen is opgezet en dat ook het interdisciplinaire aspect – samenhang tussen de drie vakclusters - goed is uitgewerkt. De programmatische visie wordt breed gedragen door de staf. De commissie waardeert in dit kader de organisatorische structuren zoals coördinatie van de clusters door een clusterhoogleraar en het regelmatig georganiseerde docentenoverleg. De docenten weten hun bijdrage goed te plaatsen in het programma als geheel en kennen de raakvlakken met de andere werkgebieden en programmaonderdelen. Het programma wordt op deze wijze breed gedragen. Omdat de opleiding erin is geslaagd om een programma te ontwikkelen dat goede inhoudelijke samenhang vertoont, komt de commissie tot het oordeel ‘goed’ voor het facet dat betrekking heeft op de samenhang van het programma. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is goed.
F7: Studielast Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
Beschrijving Het onderwijs wordt gegeven op één dag in de week, de vrijdag. Gedurende de collegeperiode zijn studenten op de vrijdag uitsluitend met hun opleiding bezig. Voor ieder vak is een berekening van de studielast gemaakt. Voorts is bij de indeling van het rooster rekening gehouden met de verdeling van de studielast over de vier semesters. Naast een evenredige verdeling is tevens rekening gehouden met de consequenties van het jaarverslagwerk van ondernemingen voor de tijd die studenten beschikbaar hebben in het voorjaarsemester. Het programma is volgens het zelfevaluatierapport studeerbaar, doordat studievoortgang belemmerende factoren zo veel mogelijk worden weggenomen. Zo worden er tijdens de collegeperioden op de vrijdagen geen tentamens gepland. De vakken worden getentamineerd na afloop van een semester. Van studenten wordt verwacht dat zij gemiddeld per week, in de avonduren c.q. de weekends, negen tot twaalf uur besteden aan de voorbereidingen van de colleges. Dit betreft veelal de bestudering van literatuur en de analyse en uitwerking van cases en opdrachten. Uit de evaluaties van de vakken komt naar voren dat studenten inderdaad gemiddeld negen tot twaalf uur per week besteden aan hun studie. Het opleidingsbestuur hanteert een open-deur beleid, waardoor studenten hun studieproblemen direct met de programmaleiding kunnen bespreken. In voorkomende gevallen wordt een op de individuele student afgestemde oplossing gezocht, bijvoorbeeld temporisering van onderwijs. Tot nu toe werden cijfers over de studielast besproken in de docenten- en curatoriumvergaderingen. Vanaf het studiejaar 2010/2011 kent de opleiding een eigen opleidingscommissie die zich bezig zal houden met de beoordeling van de studielast. Oordeel De commissie heeft vastgesteld dat de opleiding bij het inrichten van het programma aandacht besteedt aan de studeerbaarheid en is van mening dat het programma studeerbaar is. Dit wordt bevestigd door de studenten waarmee de commissie heeft gesproken tijdens het
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
29
bezoek. De commissie is positief over de aanpassingen van het programma ter verbetering van de studeerbaarheid. De commissie heeft tijdens het bezoek geconstateerd dat het grootste struikelblok van de opleiding het afstudeerwerk is. Wanneer na afronding van het cursorische deel studenten niet langer één dag in de week aanwezig hoeven te zijn, wordt er over het algemeen door de werkgevers van de studenten weer onverminderd een beroep op hen gedaan, waardoor het afstudeerwerkstuk geheel naast een fulltime baan dient te worden vervaardigd. De commissie waardeert de maatregelen van de opleiding ten aanzien van het afstudeerproces. Wel is zij van mening dat er nog ruimte voor verbetering is en dat de opleiding meer consequent mag zijn bij de handhaving van de maatregelen. Omdat het programma naast het afstudeerwerk geen serieuze struikelvakken kent, komt de commissie tot het oordeel ‘voldoende’ voor het facet dat betrekking heeft op de studeerbaarheid van het programma. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
F8: Instroom Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: WO-bachelor: VWO, HBO-propedeuse of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. WO-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie.
Beschrijving De opleiding gaat bij haar toelatingsbeleid uit van de door de VRC vastgestelde toelatingscriteria. Dit betekent dat studenten naast twee jaar relevante praktijkervaring een wo-masteropleiding afgerond moeten hebben. Daarenboven moet in de wo-master examen gedaan zijn in een aantal nader omschreven vakken. De toelatingscriteria zijn opgenomen als bijlage bij het examenreglement van de opleiding. De opleiding streeft ernaar kandidaten met een zo ruim mogelijke praktijkervaring te selecteren; dit komt de inhoudelijke kwaliteit van de discussies tijdens de colleges ten goede. Daarnaast wordt bij de samenstelling van de jaargroep gestreefd naar een zo groot mogelijke diversiteit onder de ondernemingen waar studenten werkzaam zijn (de opleiding hanteert een maximum van vier studenten van één en dezelfde onderneming). De opleiding streeft ernaar dat studenten met zo min mogelijk deficiënties aan de opleiding beginnen. Mede daarom organiseert de opleiding elke zomer voor de meest voorkomende deficiënties een ‘summercourse’. Studenten worden in de periode mei-juli voorafgaand aan de start van het nieuwe curriculum in de gelegenheid gesteld colleges op de vakgebieden te volgen waarvoor zij een deficiëntie hebben, en aansluitend tentamen af te leggen. Omdat de belangstelling van hbo-studenten voor de EMFC-opleiding steeds groter wordt, maar vanwege hun vooropleiding niet toegelaten worden, heeft de opleiding er voor gekozen om voor deze studenten samen te werken met de postinitiële Accountantsopleiding van de VU. Samen bieden zij vanaf september 2010 een deeltijd wo-master Accounting & Control aan die specifiek is gericht op studenten met een hbo-vooropleiding, en die er in voorziet dat deze groep studenten na het behalen van de wo-mastergraad direct kan instromen in de EMFC-opleiding. 30
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
Oordeel De commissie heeft vastgesteld dat de kwalificaties waarover studenten die instromen in de opleiding moeten beschikken, formeel zijn vastgelegd en in overeenstemming zijn met de relevante wettelijk eisen. Zij heeft geen informatie ontvangen die erop wijst, dat de studenten niet over de kwalificaties beschikken die nodig zijn om het programma te volgen. De commissie heeft geconstateerd dat de opleiding voor aanvang van het programma beoordeelt of individuele instromende studenten een deficiëntie hebben voor één of meer vakken en dat de opleiding de toelatingscriteria strikt handhaaft Dit komt het niveau van de cohorten ten goede. De commissie waardeert het dat de opleiding er streng op toe ziet dat deficiënties voor aanvang van het programma zo veel mogelijk worden weggewerkt. Voor zover de commissie kan nagaan, zijn er geen aansluitingsproblemen. De commissie komt daarom tot het oordeel ‘voldoende’ voor dit facet. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
F9: Duur De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: WO-bachelor: in de regel 180 studiepunten. WO-master: minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding.
Beschrijving Het programma van de masteropleiding Executive Master of Finance and Control omvat 62 EC en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Oordeel De masteropleiding Executive Master of Finance and Control voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum.
F10: Afstemming tussen vormgeving en inhoud Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
Beschrijving Volgens het zelfevaluatierapport is de EMFC-student anders dan de reguliere womasterstudent door zijn academische achtergrond en minimaal twee jaren ervaring in een financieel-administratieve dan wel financieel-economische functie zich bewust van de complexiteit van de omgeving waarin hij acteert. De opleiding leert de student om op een effectieve manier met deze complexiteit om te gaan. Naast het verdiepen van kennis en inzicht staat vooral het ontwikkelen van vaardigheden in het toepassen van kennis centraal. De EMFC-opleiding van de VU Amsterdam kiest voor het constructivisme als leermethode. De kerngedachte is dat leren altijd begint met de verkenning, bewustwording en activering van eigen voorkennis en het beeld dat men heeft van de dagelijkse praktijk. Leren vindt plaats wanneer iemand de voor hem betekenisvolle situatie frictie ervaart tussen de eigen voorkennis en percepties en die van anderen, en vervolgens gemotiveerd is die frictie op te lossen door doelgericht te leren samen met medestudenten en docenten. Dit wordt in het QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
31
zelfevaluatierapport participerend leren genoemd. Bij participerend leren staat het verhogen van het ‘vermogen om te leren’ centraal. Zoals aangegeven staat naast het verdiepen vooral het toepassen van kennis centraal in de opleiding. Dat betekent naast trainen en oefenen ook reflecteren op de eigen praktijk. Reflectie op de eigen bedrijfspraktijk vormt dan ook het sluitstuk van een college. Dat doet de student ook in de week na het college, door na te gaan wat de consequenties zijn van hetgeen in het college aan de orde is geweest en door na te gaan in hoeverre dit van toepassing is voor het eigen functioneren of de eigen organisatie. De bevindingen worden de volgende vrijdag weer ingebracht in de discussie met de groep. De visie die de opleiding heeft op leren, is bepalend voor de keuze van een combinatie van de ‘leercyclus van Kolb’ en ‘case-based teaching’ voor de opzet van de colleges. De ‘leercyclus van Kolb’ reflecteert het proces waarin mensen stilstaan bij hun ervaringen en vervolgens hun gedrag veranderen (‘experimental learning’). Dit leerproces kent vier verschillende fases die elkaar logisch opvolgen en zich steeds in een vaste volgorde herhalen. Het startpunt ligt bij de concrete ervaring. Hierop wordt gereflecteerd, waarna conceptualisatie plaatsvindt, die vervolgens wordt getest in nieuwe situaties (actief experimenteren). ‘Case-onderwijs’ maakt gemiddeld genomen vijftig procent van de beschikbare collegetijd uit. De nadruk ligt daarbij op het ontwikkelen van denkprocessen rondom het analyseren van de in de cases beschreven complexe en ongestructureerde vraagstukken. Deze methodiek draagt bij aan het verkrijgen van kennis, het ontwikkelen van vaardigheden en het vormen van attitudes en waarden. Naast cases wordt in een aantal colleges juist daarom ook gebruik gemaakt van bedrijfsopdrachten. Hierbij vormt een student een voor het eigen bedrijf specifiek vraagstuk om tot een case. Participerend leren is wel de leidraad voor de didactische insteek, maar kan per vak en per college in meer of mindere mate worden nagestreefd. Bij de organisatie van het onderwijs is voor alle vakken uitgegaan van dezelfde leervisie, maar bij de opzet van de colleges moet ieder vak dat concreet maken en zo uitwerken dat het de realisatie van de leerdoelen optimaal ondersteunt. De opleiding biedt combinaties van werkvormen aan, zodat – naast de uitgangspunten die de opleiding qua leermethode heeft gekozen – zo goed mogelijk kan worden aangesloten op de persoonlijke leerstijl van de student. Het gaat om combinaties van college, discussiecollege, case-bespreking en/of individuele begeleiding. De door de opleiding gebruikte toetsvormen zijn tentamens en de reeds genoemde cases en bedrijfsopdrachten. Oordeel De commissie heeft vastgesteld dat de opleiding de uitgangspunten voor de inrichting van het programma op een goede en doordachte manier heeft uitgewerkt en op basis daarvan een afgewogen keuze voor de werkvormen heeft gemaakt. De commissie waardeert de variatie van werkvormen en de consequente uitwerking van het didactisch concept in het gehele programma. Vanwege de sterke koppeling tussen wetenschap en praktijk en de nadruk op reflectie concludeert de commissie dat het didactisch concept in lijn is met de doelstellingen en dat de werkvormen aansluiten bij het didactisch concept.
32
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
De commissie komt daarom tot het oordeel ‘voldoende’ voor het facet dat betrekking heeft op de afstemming tussen vormgeving en inhoud. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
F11: Beoordeling en toetsing Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
Beschrijving Beoordeling vindt op twee niveaus plaats: per vak en door middel van de afstudeeropdracht. De beoordeling of studenten op het niveau van de individuele vakken de leerdoelen hebben gerealiseerd wordt getoetst aan de hand van drie aspecten: 1. participatie in de colleges, 2. niveau uitwerking van cases, bedrijfsopdrachten en papers en 3. het tentamen. Voor een beperkt aantal vakken is het schriftelijk tentamen vervangen door een paper. Presentaties en participatie vormen de basis voor het beoordelen van de communicatieve vaardigheden van studenten. Een goede participatie vraagt niet alleen om een grondige voorbereiding van cases en literatuur. Even belangrijk is goed luisteren naar de standpunten van anderen en het verwerken van die standpunten in de eigen argumentatie. Participatie wordt beoordeeld op basis van de inhoud van de participatie en niet op basis van de frequentie van participatie. Studenten weten bij welke vakken participatie beoordeeld wordt en welk aandeel participatie uitmaakt van het eindcijfer. Gedurende het semester moeten de studenten individueel of in groepjes cases/bedrijfsopdrachten/papers schriftelijk uitwerken, inleveren en in enkele gevallen presenteren. Bij de beoordeling van de uitwerking staat de gebruikte literatuur, de analyse, de interpretatie en verwerking van gegevens evenals de argumentatie en onderbouwing van de oplossing voor een complex en ongestructureerd vraagstuk centraal. Naast kennis en inzicht wordt op deze wijze vooral de toepassing daarvan getoetst. Uitwerkingen worden door docenten van commentaar voorzien. In de meeste gevallen verschaft de docent ook een standaarduitwerking. Studenten weten vooraf welk deel de beoordeelde uitwerking uitmaakt van het eindcijfer dat voor het vak te behalen is. Het onderwijs in de vakken wordt afgesloten met een schriftelijk tentamen of een paper. Het tentamen omvat in de regel één of een beperkt aantal ongestructureerde vraagstukken (cases). Daarmee is beoordeling niet alleen gericht op kennis en inzicht maar veelal ook op de vaardigheid om de leerstof toe te passen. Wanneer het vak wordt afgesloten met een paper dan volgt de beoordeling daarvan de beoordeling van cases, zoals hiervoor is aangegeven. De opleiding wordt afgesloten met een afstudeeropdracht. De context voor de afstudeeropdracht is de dagelijkse praktijk van de student. Het onderwerp behelst een multiof interdisciplinair vraagstuk uit de bedrijfseigen praktijk. Aangezien de opleiding een praktijkgerichte opleiding met een academische verankering is, impliceert dit dat het vraagstuk op academisch verantwoorde wijze wordt uitgewerkt. Een ‘academisch verantwoorde wijze’ duidt hier op een wetenschappelijk verantwoorde aanpak van de probleemuitwerking. Dit betekent dat de docent bij de beoordeling moet kunnen bepalen of de student in staat is tot het zelfstandig en op een wetenschappelijk verantwoorde wijze oplossen van een multi- en interdisciplinaire vraagstuk uit de eigen bedrijfspraktijk. QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
33
Oordeel De commissie heeft tijdens haar bezoek vastgesteld dat de opleiding gevarieerde toetsvormen hanteert, die voldoende aansluiten op de werkvormen en de leerdoelen van een onderdeel. Zij heeft kennis genomen van de tentamens en heeft andere toetsen bestudeerd en komt op basis daarvan tot de conclusie dat de kwaliteit en het niveau van de toetsen zeker aan de maat is. De commissie heeft tijdens het bezoek vernomen dat de examencommissie in het verleden informeel doch adequaat opereerde en heeft geconstateerd dat de opleiding inmiddels is overgegaan tot formele vakevaluaties met terugkoppeling naar relevante organen en personen, wat zij een goede zaak vindt. De commissie is positief over het feit dat een examencommissie is ingesteld. De commissie heeft begrepen dat de examencommissie zich voorbereidt op de nieuwe zwaardere rol met betrekking tot het evalueren van de kwaliteit van de toetsing en de tentamenresultaten. De commissie heeft vastgesteld dat de opleiding gevarieerde toetsvormen hanteert die voldoende aansluiten op de werkvormen en de leerdoelen van een onderdeel en komt op grond daarvan tot het oordeel ‘voldoende’ voor het facet dat betrekking heeft op de beoordeling en de toetsing. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Programma Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Programma. Voor de masteropleiding Executive Master of Finance and Control is het oordeel voldoende. 3.1.3. Inzet van personeel F12: Eisen WO De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een WO-opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied.
Beschrijving Alle docenten zijn volgens het zelfevaluatierapport gezichtsbepalend op hun vakgebied. Voorwaarde voor het docentschap bij de opleiding is dat men werkzaam is in de praktijk van het vakgebied dat men doceert. Op deze wijze wordt bereikt, dat een goede verbinding wordt gelegd met de professionele praktijk waarvoor de studenten worden opgeleid. Door hun academische achtergrond en attitude, aspecten waaraan bij de benoemingen van docenten expliciet aandacht wordt geschonken, zijn de docenten volgens het zelfevaluatierapport in staat de theoretische ontwikkelingen goed te vertalen naar de beroepspraktijk. Door de praktijkoriëntatie leggen de docenten een verbinding met de professionele praktijk. Het docentenkorps bestaat uit personen die aantoonbaar verdiensten in wetenschap en praktijk hebben. In het algemeen geldt dat waar de hoofdfunctie de financiële economische (advies)praktijk is, docenten zeer beperkt tijd hebben om zelf actief onderzoek te doen. Toch wordt door de opleiding ook van deze docenten verwacht dat zij aantoonbaar een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied (een en ander waar mogelijk binnen de kaders zoals die in het onderzoeksprogramma van de opleiding zijn 34
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
vastgesteld) door het uitvoeren van toegepast onderzoek, door het aanleveren van casemateriaal of door het begeleiden van onderzoek. Van de twaalf docenten die bij de opleiding actief betrokken zijn, hebben er vier naast hun aanstelling bij de opleiding en hun activiteiten in de professionele praktijk nog een aanstelling bij andere opleidingen aan de VU of andere onderwijsinstellingen. De helft van de docenten is inmiddels gepromoveerd. De opleiding besteedt een deel van haar middelen aan onderzoek. Naast de toekenning van 0,4 fte ten behoeve van promotieonderzoek aan een van de docenten, wordt jaarlijks een bedrag ad €35.000 ter beschikking gesteld van ARCA voor het ondersteunen van onderzoek op het gebied van management accounting & control, strategic cost management en risk management. De voorzitter van de EMFC-opleiding is lid van de toezichtsraad van ARCA. Oordeel De commissie heeft vastgesteld dat de opleiding beschikt over docenten die een goede verbinding kunnen leggen tussen wetenschap en praktijk. De studenten krijgen onderwijs van docenten die beschikken over een academische achtergrond en attitude en die binnen het domein van de opleiding en/of de financieel-economische praktijk gezichtsbepalend zijn. De commissie waardeert het dat de opleiding een deel van haar middelen besteedt aan onderzoek - waaronder promotieonderzoek van een van haar docenten - en dat zij van haar wetenschappelijke staf verwacht dat zij ook aantoonbaar een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied, onder meer door het uitvoeren van toegepast onderzoek of het begeleiden van onderzoek. De commissie is positief over de plannen om het docentencorps te versterken met enkele docenten die betrokken zijn bij het reguliere onderwijs aan de faculteit en bij het facultaire onderzoeksprogramma, zodat de opleiding zal beschikken over nog meer (wetenschappelijke) kennis en kunde. De commissie concludeert dat het onderwijs in voldoende mate wordt verzorgd door actieve onderzoekers die een bijdrage leveren aan de onwikkeling van het vakgebied en komt daarom tot het oordeel ‘voldoende’ voor dit facet. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
F13: Kwantiteit personeel Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
Beschrijving De opleiding maakt bij het berekenen van de toe te kennen onderwijsformatie gebruik van de facultaire vergoedingsnormen voor het verzorgen van onderwijs. Omdat de meeste colleges tot doel hebben discussie tussen de studenten onderling en tussen student en docent te faciliteren, wordt uitgegaan van groepen van maximaal 25 studenten. In de voor ieder van de vakken berekende formatielast zijn de activiteiten voor het deficiëntieprogramma (de summercourse) opgenomen. Tevens is in de berekende formatie per vak en op basis van het langjarig gemiddelde een vergoeding voor afstudeerbegeleiding opgenomen.
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
35
De totaal begrote onderwijslast voor het collegejaar 2010–2011 bedraagt 2,3 fte. De aan docenten toegekende fte’s bedragen 2,74. De opleiding is dan ook van mening dat de aan docenten toegekende formatie toereikend is. In het studiejaar 2009-2010 bedroeg de instroom circa 30 studenten, terwijl de normale instroom al jaren rond de 45 studenten ligt. De begrote onderwijslast en de toegekende formatie zijn niet aan deze terugval aangepast. Verwacht wordt dat de omvang van de instroom zich na de economische crisis weer zal herstellen tot op het niveau van ongeveer 45 studenten. Oordeel De commissie heeft vastgesteld dat de kwantiteit van het personeel wordt afgestemd op de behoefte aan docenten binnen het programma. De vermoedelijk tijdelijke terugval van studenten is hierbij buiten beschouwing gelaten, waardoor de staf-studentratio tijdelijk gunstiger uitvalt. Tijdens het bezoek heeft de commissie vernomen dat studenten en docenten tevreden zijn over de groepsgrootte. Door de kleinschaligheid van de opleiding zijn docenten goed benaderbaar en wordt de beoordeling van uitwerkingen van opdrachten en dergelijke snel teruggekoppeld aan de studenten, wat door hen zeer gewaardeerd wordt. Omdat de omvang van de staf voldoende is om het onderwijs op een adequate manier te verzorgen, komt de commissie tot het oordeel ‘voldoende’ voor het facet dat betrekking heeft op de kwantiteit van het personeel. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
F14: Kwaliteit personeel Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Beschrijving Het docentenkorps heeft een langjarige ervaring in het verzorgen en het managen van onderwijs. De studentenevaluaties wijzen volgens het zelfevaluatierapport uit dat de docenten beschikken over uitstekende didactische en inhoudelijke kwaliteiten. De didactische kwaliteiten van de docenten worden na afloop van het vak bij de studenten geëvalueerd door middel van enquêtes en klankbordgroepen. De opleiding heeft als norm dat voor een vak tenminste een 7 moet worden gescoord. Waar dit niet het geval is, wordt in overleg met de studentenklankbordgroep nagegaan wat hiervan de oorzaak is. Vervolgens wordt in overleg met de docent een actieplan opgesteld om deze oorzaken weg te nemen. Bij Facet 18 wordt beschreven dat de commissie heeft vernomen dat de docenten in 2007 voor de laatste maal een workshop hebben gevolgd teneinde hun didactische kwaliteiten te verbeteren in het kader van de leerfilosofie van de opleiding, de zogenaamde ‘case based teaching’. De docenten zijn volgens het zelfevaluatierapport expert op hun vakgebied en hun inhoudelijke expertise sluit aan bij het domein en de eindkwalificaties van de opleiding. Alle hoofdvakken van de opleiding staan met uitzondering van het vak Accounting Information Systems onder de verantwoordelijkheid van een hoogleraar die het vak ook zelf verzorgt. 36
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
Voor het management van het programma hebben twee docenten een extra aanstelling. De voorzitter van de opleiding behartigt de externe belangen, terwijl de opleidingsmanager verantwoordelijke is voor de lopende zaken van het programma. Zij worden hierbij ondersteund door het secretariaat. Periodiek vinden functionerings- en beoordelingsgesprekken plaats door de voorzitter van het opleidingsbestuur (in aanwezigheid van de programmamanager). In deze gesprekken wordt expliciet stilgestaan bij de uitkomsten van de schriftelijke en mondelinge evaluaties en overige onderwijsprestaties (slagingspercentages, aantal begeleide afstudeerkandidaten e.d.). Waar van toepassing kan ondersteuning geboden worden bij maatregelen gericht op het bevorderen van de didactische kwaliteiten. Oordeel De commissie heeft op basis van de resultaten van evaluaties van colleges en docenten geconstateerd, dat studenten over het algemeen zeer tevreden zijn over de kwaliteit van de docenten. Op vakinhoudelijk gebied is de commissie van oordeel dat de docenten door hun achtergrond en ervaring capabel zijn voor het geven van kwalitatief hoogstaand onderwijs. De commissie waardeert de maatregelen die worden genomen als een docent onder de maat scoort en de inspanningen van de opleiding om de didactische vaardigheden van het docentencorps te verhogen. Tegelijkertijd adviseert de commissie om meer tijd aan deze onderwijstraining te besteden, vooral omdat de opleiding een zo duidelijke leerfilosofie heeft waarbij zij frictie wil veroorzaken tussen nieuwe en aanwezige kennis. De commissie is van mening dat deze leerfilosofie dient te worden onderhouden. Het secretariaat is toegankelijk en altijd bereid studenten te helpen, wat door hen zeer wordt gewaardeerd. De opleiding komt op grond van bovenstaande overwegingen tot het oordeel dat de opleiding voldoet aan het criterium dat betrekking heeft op de kwaliteit van het personeel. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Inzet van personeel Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Inzet van personeel. Voor de masteropleiding Executive Master of Finance and Control is het oordeel voldoende. 3.1.4. Voorzieningen F15: Materiële voorzieningen De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
Beschrijving Voor het onderwijs maakt de opleiding gebruik van de zalen in het Agoracomplex op de campus van de VU. Het Agoracomplex bestaat uit één grote zaal (80 personen) en twee kleinere zalen (40 personen). Deze ruimten sluiten volgens het zelfevaluatierapport goed aan op het didactisch concept van de opleiding. Het vaste meubilair staat in een hoefijzeropstelling. De zalen hebben draaibare fauteuils ter bevordering van onderling contact QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
37
tijdens een bijeenkomst. Alle zalen zijn voorzien van moderne audiovisuele apparatuur. Daarbij worden vooral de case- en discussiecolleges verzorgd in de kleinere zalen om interactie en participatie zo goed mogelijk te faciliteren. Wanneer in kleinere groepen discussies worden voorbereid, kan daarvoor eveneens de foyer van het complex worden gebruikt. Hiertoe zijn voldoende tafels aanwezig waaraan groepen van 4–6 studenten kunnen werken. Voor tentamens wordt ook gebruik gemaakt van andere ruimten op de VU. Studenten en medewerkers van de opleiding kunnen voor onderwijs en onderzoek gebruik maken van de Bibliotheek Economie. De bibliotheek beschikt over een ruime collectie aan boeken, wetenschappelijke tijdschriften en vakbladen op de relevante (sub)disciplines van de opleiding. Daarnaast heeft de bibliotheek een aantal voor onderzoek relevante digitale dataen literatuurbestanden. De opleiding heeft op de docentenkamer een bescheiden bibliotheek met de meest actuele tekstboeken en handboeken en is geabonneerd op een aantal wetenschappelijke tijdschriften. De opleiding maakt gebruik van de digitale leeromgeving Blackboard. Deze faciliteit wordt vooral gebruikt voor de communicatie tussen de opleiding, docenten en studenten voor het uitwisselen van studiematerialen. In beperkte mate wordt dit medium ook gebruikt voor het afnemen van toetsen en bijhouden van deelresultaten. Vrijwel alle studenten beschikken over een eigen laptop die in het Agoracomplex gebruikt kan worden. De opleiding maakt voor haar colleges vooral gebruik van de in de collegezalen aanwezige computerfaciliteiten (presentatiesheets, video’s en dergelijke). Voor het afleggen van bepaalde tentamens (Accounting Information Systems) wordt sinds enige jaren gebruik gemaakt van de computerzalen van de VU. Hierdoor worden tentamens waarbij veel geschreven moet worden vervangen door een meer effectieve en efficiënte wijze van vastleggen en distributie van uitwerkingen. De opleiding beschikt over een eigen ruimte waar het secretariaat is gehuisvest en een ruime docentenkamer. Beide kamers bevinden zich in de nabijheid van het Agoracomplex wat volgens het zelfevaluatierapport de toegang van studenten tot secretariaat en docenten ten goede komt. Oordeel De commissie heeft tijdens haar bezoek de materiële voorzieningen bekeken waarover de opleiding beschikt en is op basis van haar eigen observaties en informatie uit het zelfevaluatierapport tot het oordeel gekomen dat de materiële voorzieningen adequaat zijn en meer dan voldoende zijn om het programma op een adequate manier uit te voeren. De commissie is onder de indruk van de kwaliteiten van de onderwijsruimten met moderne visuele apparatuur en de bijbehorende faciliteiten. Deze onderwijsruimten sluiten goed aan op het didactisch concept van de opleiding. De commissie komt vanwege de extra tot het oordeel ‘goed’ voor het facet dat betrekking heeft op de materiële voorzieningen. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is goed.
38
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
F16: Studiebegeleiding De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
Beschrijving De programmamanager en het secretariaat hebben een verscheidenheid van taken op bestuurlijk, organisatorisch en administratief gebied, die alle te maken hebben met informatievoorziening aan en studiebegeleiding van studenten. Deze taken kunnen onderscheiden worden in: inschrijving/voorlichting, planning, organisatie en roostering van het programma, informatievoorziening en advisering. Informatievoorziening vindt voornamelijk plaats via Blackboard en het studentenregistratiesysteem van de VU. Door middel van Blackboard en e-mail zijn docenten en medestudenten doorlopend te bereiken. Het studiesecretariaat is gedurende kantooruren fysiek bereikbaar op de VU en heeft de mogelijkheid om docenten zo nodig op hun werkplek te bereiken. Inhoudelijke vragen met betrekking tot vakken worden door studenten rechtstreeks aan de docenten gesteld. Vakoverstijgende vragen komen terecht bij de programmamanager. Uit de schriftelijke, maar vooral ook mondelinge evaluaties en informele gesprekken met studenten na afloop van de colleges worden problemen in de studievoortgang opgepikt. In voorkomende gevallen zoekt de programmamanager contact met betrokkenen en wordt gezocht naar mogelijke oplossingen. Bij het schrijven van het afstudeerwerkstuk hebben studenten in meer of mindere mate behoefte aan persoonlijke begeleiding. De opleiding voorziet in een scriptiewijzer en meerdere colleges (met ingang van september 2010, vier collegeblokken in het vak Controller in de Praktijk 3) waarin aandacht wordt besteed aan de opfrissing van kennis en inzichten omtrent onderzoeksmethoden en technieken, de toepassing van die kennis en inzichten op multi- en interdisciplinaire praktijkvraagstukken en veel voorkomende problemen bij de opzet en uitwerking van afstudeeronderzoek. Als een van de opdrachten tijdens het vak Controller in de Praktijk 3, wordt van studenten gevraagd een scriptievoorstel op te stellen. Nadat het scriptievoorstel is goedgekeurd, wordt een begeleider toegewezen. Van de student wordt verwacht dat deze nu eerst een uitgewerkte onderzoeksopzet en –aanpak opstelt en deze met de toegewezen begeleider bespreekt. Pas nadat de begeleider de onderzoeksopzet en –aanpak heeft goedgekeurd kan de student met het onderzoek aan de slag. De begeleider bewaakt in principe de voortgang van het onderzoek en de kwaliteit van uitwerking. Daartoe hebben begeleider en student gedurende het onderzoek op reguliere basis overleg. In voorkomende gevallen wordt contact gelegd met de programmamanager om bijzondere voortgangsproblemen te bespreken. Oordeel De commissie heeft geconstateerd dat de studiebegeleiding in het algemeen naar behoren functioneert. Het opleidingsbestuur, docenten en het secretariaat zijn voor de studenten zeer goed benaderbaar. De studenten zijn positief over Blackboard. De informatie die de opleiding verzorgt, is uitgebreid en compleet.
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
39
De commissie waardeert de intensieve begeleiding bij het afstudeertraject en de mate waarop individuele studenten worden gevolgd, met name bij problemen in de studievoortgang. De studenten waren zeer positief over de studiebegeleiding die zij ontvangen. De commissie komt daarom tot het oordeel ‘goed’ voor het facet dat betrekking heeft op de studiebegeleiding. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is goed. Oordeel over het onderwerp Voorzieningen Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Voorzieningen. Voor de masteropleiding Executive Master of Finance and Control is het oordeel voldoende. 3.1.5. Interne kwaliteitszorg F17: Evaluatie resultaten De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
Beschrijving De evaluatie van het onderwijs vormt een centraal onderdeel van de bewaking en verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Op systematische wijze worden gegevens verzameld waarmee inzicht wordt verkregen in de huidige kwaliteit van het onderwijs. De belangrijkste kwaliteitszorginstrumenten zijn: • • • • • •
Schriftelijke onderwijsevaluaties; Klankbordgroepen; Managementinformatie; Bilaterale gesprekken; Docentenvergadering; Curatoriumvergadering.
De schriftelijke onderwijsevaluaties vinden aan het eind van ieder programmaonderdeel plaats door middel van een gestandaardiseerde vragenlijst. In deze geanonimiseerde vragenlijst worden zaken zoals de praktijkrelevantie van de onderwerpen, de werkwijze tijdens het college, de didactische vaardigheid van de docent, de gebruikte onderwijsmaterialen, de aansluiting tussen theorie en praktijk en de studiebelasting getoetst. Bij het opstellen en zo nodig aanpassen van de vragenlijst wordt de hulp ingezet van het onderwijsbureau van de VU. De uitkomsten van de schriftelijke evaluaties worden vergeleken met de streefdoelen voor kwaliteit die de opleiding heeft vastgesteld en opgenomen in de nota ‘Van kwaliteitsbeleid naar kwaliteitsborging’. Zo moet de totaalbeoordeling van de docent minimaal een zeven zijn. Op basis van en in aanvulling op de schriftelijke evaluaties wordt na het tentamen een gesprek georganiseerd tussen het opleidingsbestuur, de docent en een afvaardiging van de studenten, de zogenaamde klankbordgroepen. Studenten en docent ontvangen de uitkomsten van de schriftelijke evaluaties voorafgaande aan het gesprek. Tijdens het gesprek kunnen alle onderwerpen ter sprake komen die ook aan de orde zijn in de schriftelijke evaluatie.
40
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
Daarnaast is er ruimte om onderwerpen onderwijsvoorzieningen te bespreken.
als
tentamen,
gebruikte
cases
en
De opleiding heeft per 1 september 2010 een opleidingscommissie ingesteld. Deze commissie bestaat uit docenten en een afvaardiging van studenten. Zij zal zich onder meer richten op de evaluatie van het onderwijs. Tijdens het bezoek werd duidelijk dat zij een deel van de taken die voorheen door de opleidingsdirectie werden uitgevoerd in het kader van de kwaliteitszorg, heeft overgenomen. Deze taken worden nu in een formele setting uitgevoerd. Het studiesecretariaat verzorgt ten behoeve van de kwaliteitszorg de periodieke managementinformatie zoals die aan opleidingsbestuur en Curatorium wordt verstrekt. Dit betreft onder meer: • • • • •
de aantallen intakes (wekelijks/maandelijks); de inschrijvingen (inclusief specificatie naar vooropleiding, aantal jaar ervaring, aantal deficiënties en werkgever); de rapportage van onderwijsevaluaties (na ontvangst van de door het onderwijsbureau van de VU verwerkte formulieren); de studieresultaten (tentamenuitslagen, slagingspercentages); de studievoortgang (rendementsoverzicht: in- door- en uitstroom).
Periodiek presenteren de clusterhoogleraren het onder hun verantwoordelijkheid verzorgde programma aan het Curatorium. Het opleidingsbestuur zorgt er voor dat verbetervoorstellen gecommuniceerd worden met de betrokken docenten. Ten minste tweemaal per jaar vindt een docentenvergadering plaats. Zo nodig worden extra vergaderingen ingepland. In deze vergaderingen worden de uitkomsten van de evaluaties en de studieresultaten besproken en met elkaar nagedacht over de maatregelen die naar aanleiding daarvan kunnen of moeten worden genomen. Het Curatorium vergadert drie keer per jaar. Het Curatorium moet vanuit zijn taakomschrijving periodiek het curriculum evalueren. Hierbij wordt aandacht besteed aan de doelstellingen van de opleiding, de relevantie van deze doelstellingen en de operationalisering ervan in het programma, de uitkomsten van de onderwijsevaluaties en de studieresultaten/rendementen. Een belangrijke toets daarbij is of het programma wel actueel genoeg is, inhoudelijk samenhangend en van voldoende niveau en of het docentenkorps kwalitatief en kwantitatief van een voldoende niveau is om de hun toegewezen taak uit te voeren. Oordeel De commissie heeft geconstateerd dat het systeem van interne kwaliteitszorg naar behoren functioneert. Het onderwijs wordt integraal en systematisch geëvalueerd. De opleiding hanteert streefdoelen en onderneemt actie wanneer die streefdoelen niet worden gehaald. De commissie is positief over de terugkoppeling van de evaluatieresultaten aan de belanghebbenden. De commissie waardeert het dat de opleiding een opleidingscommissie heeft ingesteld. Aangezien de opleidingscommissie een zeer nuttig en voor reguliere opleidingen zelfs wettelijk verplicht gremium is, betreurt de commissie het dat de opleidingscommissie pas recentelijk is ingesteld. De commissie is positief over het feit dat een deel van de taken die QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
41
eerst door de opleidingsdirectie werden uitgevoerd, nu door de opleidingscommissie is overgenomen, waardoor een formele scheiding van bevoegdheden inzake deze taken is ontstaan. Omdat het systeem van interne kwaliteitszorg naar behoren functioneert, komt de commissie tot het oordeel ‘voldoende’ voor het facet dat betrekking heeft op de evaluatie van de resultaten. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
F18: Maatregelen tot verbetering De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen.
Beschrijving De constatering dat de opleiding achterblijft bij de door haar zelf gestelde kwaliteitsdoelen heeft de afgelopen jaren aanleiding gegeven tot het nemen van een aantal verbetermaatregelen. In de kwaliteitsnota is opgenomen dat de totaalbeoordeling van docenten door studenten tenminste een zeven moet zijn. Dit cijfer wordt niet door alle docenten steeds gehaald. Incidenteel wordt bij herhaaldelijke negatieve beoordelingen door de studenten en na overleg met de betrokkene afscheid genomen van een docent. Bij ontevredenheid van de studenten over de opzet en de didactische aanpak van een bepaald vak of over de wijze van toetsing kunnen na overleg tussen het opleidingsbestuur en de betrokken docent aanpassingen worden gedaan aan inhoud, opzet en/of toetsing van dat vak. De leerfilosofie van de opleiding beschouwt ‘case based teaching’ als een belangrijk beginsel bij de opzet van de colleges. Dit beginsel speelde bij de vernieuwing van het programma in 2005–2006 een belangrijke rol, zowel voor de selectie van onderwijsmateriaal als voor de voorbereiding door docenten. Uit het overleg tijdens docentenbijeenkomsten bleek dat docenten behoefte hadden aan ondersteuning en vorming op het gebied van case-based teaching. In het najaar van 2007 is daarom een driedaagse workshop georganiseerd over deze methode van onderwijs. Ter verhoging van het studierendement heeft de opleiding enkele maatregelen genomen die onder F21 uitvoerig worden besproken. Oordeel De commissie heeft kennis genomen van de maatregelen die in het recente verleden zijn genomen om problemen of tekortkomingen in het programma op te lossen. In haar ogen maken de maatregelen duidelijk dat de opleiding zich zeer bewust is van het belang van verbetering van de kwaliteit. De commissie concludeert dat de opleiding er in slaagt maatregelen te treffen die tot verbetering leiden. Zij komt daarom tot het oordeel ‘voldoende’ voor het facet dat betrekking heeft op de maatregelen tot verbetering.
42
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
F19: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
Beschrijving De programmamanager is verantwoordelijk voor de bewaking van het proces van kwaliteitsmanagement binnen de opleiding. Hij wordt hierin ondersteund door het secretariaat, dat onder meer de evaluaties verwerkt. Het docententeam wordt bij de interne kwaliteitszorg betrokken middels de vakevaluaties. De clusterhoogleraren zijn verantwoordelijk voor het bewaken van de samenhang van de vakken in hun cluster en de afstemming van het cluster op de overkoepelende doelstellingen van de opleiding. Zij vormen samen met de voorzitter van de opleiding en de programmamanager het opleidingsbestuur. De opleiding probeert de betrokkenheid van studenten zo groot mogelijk te maken door hen met regelmaat om hun mening te vragen. Dit gebeurt door schriftelijke en mondelinge evaluaties en vooral ook op informele wijze. De recentelijk opgerichte opleidingscommissie richt zich op de evaluatie van aangelegenheden betreffende het onderwijs in de opleiding. Het Curatorium van de opleiding bestaat uit vertegenwoordigers uit wetenschap, faculteitsbestuur en de beroepspraktijk. In de huidige samenstelling is vooral de beroepspraktijk goed vertegenwoordigd. De vertegenwoordigers van de beroepspraktijk in het Curatorium zorgen voor een terugkoppeling vanuit de werkgevers van de studenten; een belangrijk aandachtspunt voor deze leden is de kwaliteit van de opleiding en de aansluiting bij ontwikkelingen in de praktijk. De vertegenwoordigers van de faculteit en het academisch werkveld zorgen voor terugkoppeling op didactische opzet en resultaten en academisch niveau. Zij zijn duidelijk minder vertegenwoordigd in het Curatorium. Recent is daarom een voorstel gedaan om te komen tot de instelling van een Academic Council, die toeziet op de wetenschappelijkheid van de opleiding. Al tijdens de opleiding worden veel studenten aspirant-lid van de alumnivereniging van de opleiding. Deze vereniging organiseert jaarlijks verschillende evenementen om onderling contact tussen de afgestudeerden te behouden en voorziet in de behoefte aan permanente educatie en betrokkenheid bij de opleiding. Er is regelmatig overleg tussen het opleidingsbestuur en het bestuur van de alumnivereniging over actuele onderwerpen en activiteiten. Jaarlijks wordt een gezamenlijk evenement georganiseerd rond een actueel thema. Het plan is om naast de periodieke terugkoppeling door het alumnibestuur op de opleiding (onder meer actualiteit, meerwaarde voor de praktijk) door middel van een enquête alle alumni uit te nodigen hun mening over de opleiding te geven. De opleiding heeft dit al eerder gedaan en daar goede ervaring mee.
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
43
Oordeel De commissie heeft geconstateerd dat de docenten en de studenten op de gebruikelijke manier, met name via de opleidingscommissie, de evaluaties van het onderwijs en de informele bijeekomsten betrokken zijn bij de kwaliteitszorg. Het recentelijk oprichten van een opleidingscommissie stemt de commissie tot tevredenheid. Haar advies is om voort te gaan op de ingeslagen weg. Zij waardeert ook de grote betrokkenheid van het Curatorium bij de opleiding en de deskundigheid van de leden. Ook is zij positief over de activiteiten van de alumnivereniging en over de plannen van de vereniging om op een meer formele wijze informatie te verzamelen over de mening van de alumni met betrekking tot de opleiding. Op grond van bovenstaande overwegingen komt de commissie tot het oordeel ‘voldoende’ voor het facet dat betrekking heeft op het betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Interne kwaliteitszorg Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Interne kwaliteitszorg. Voor de masteropleiding Executive Master of Finance and Control is het oordeel voldoende. 3.1.6. Resultaten F20: Gerealiseerd niveau De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
Beschrijving Gedurende de opleiding wordt het door de student gerealiseerde niveau op meerdere momenten en manieren getoetst; de schriftelijke examens, de ingeleverde en beoordeelde case-uitwerkingen, bedrijfsopdrachten en papers als ook de ontwikkeling van communicatieve vaardigheden die blijkt uit participatie in het college en de presentatie van case-uitwerkingen Het afstudeerwerkstuk is het belangrijkste instrument waarlangs kan worden bepaald of de student de nagestreefde eindkwalificaties heeft gerealiseerd. De beoordeling van de kwaliteit van het afstudeerwerkstuk vindt plaats aan de hand van daartoe vastgestelde criteria. Vanaf september 2010 is er één formulier beschikbaar voor de beoordeling door de afstudeerbegeleider en een tweede beoordelaar. De beoordeling vindt plaats nadat de student het afstudeerwerkstuk in de afsluitende workshop heeft verdedigd. Studenten worden alleen tot de workshop toegelaten als de afstudeerbegeleider vastgesteld heeft dat het afstudeerwerkstuk van een voldoende niveau is. Vanaf het laatste semester van het eerste jaar en ook in de periode na het vierde semester, dus na afronding van de colleges, vinden regelmatig scriptiecolleges plaats (zie facet 21), waarbij voornamelijk aandacht wordt besteed aan de methodologie en de literatuurkeuze. Daarnaast hebben studenten tijdens deze colleges de mogelijkheid om met elkaar in gesprek te gaan over het afstudeerwerkstuk. Door studenten ertoe te bewegen eerder met hun afstudeerwerkstuk te starten, hoopt de opleiding het afstudeerrendement te verbeteren.
44
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
Bij de visitatie in 2006 was het oordeel dat het niveau van de afstudeerwerkstukken voor verbetering vatbaar was. Het accent van de beoordeling lag in de periode voor 2006 op een gedegen analyse van een aan de praktijk ontleend probleem en het ontwikkelen van een valide, maar vooral ook realistische en daarmee implementeerbare oplossing. Een gedegen wetenschappelijke onderbouwing was het uitgangspunt van het afstudeeronderzoek, maar hoefde niet expliciet onderdeel te zijn van het afstudeerwerkstuk dat studenten moesten schrijven. Sinds 2006 wordt volgens het zelfevaluatierapport expliciet belang gehecht aan de kwaliteit van het theoretische kader om het probleem te duiden en te analyseren, aan de keuze en toepassing van de onderzoeksopzet en -aanpak en aan de wetenschappelijke validatie van de gevonden uitkomsten. Hiermee kan meer concreet worden beoordeeld of de student ook daadwerkelijk in staat is tot het zelfstandig en op wetenschappelijk verantwoorde wijze oplossen van een multidisciplinair vraagstuk uit de eigen bedrijfspraktijk. De opleiding overlegt minstens één keer per jaar met het bestuur van de alumnivereniging en minstens drie keer per jaar met het afnemende beroepenveld (vertegenwoordigd in het Curatorium). Daarnaast organiseert de opleiding sinds 2007 regelmatig voortgezette educatiecursussen voor haar alumni. De opleiding heeft gedurende het jaar dus op meerdere momenten contact met de groep die de meerwaarde van de opleiding kan duiden aan de hand van het functioneren in de dagelijkse praktijk. Uit die terugkoppeling blijkt telkens weer een grote tevredenheid met hetgeen de alumni in de opleiding aan kennis, inzicht en vaardigheden hebben meegekregen en de wijze waarop de alumni daarvan in de praktijk kunnen profiteren. Een systematisch enquête-onderzoek onder afgestudeerden naar de mate waarin ieder van de eindkwalificaties naar hun mening gerealiseerd zijn, is na 2001 niet meer uitgevoerd. In overleg met het Curatorium is afgesproken dat dit in 2011 herhaald wordt. Oordeel De commissie heeft twaalf afstudeerwerken bestudeerd en is van mening dat de kwaliteit daarvan in alle gevallen minimaal voldoende is. Sommige van de geselecteerde afstudeerwerkstukken zijn nog niet conform het inmiddels verzwaarde protocol beoordeeld. Omdat de wetenschappelijke onderbouwing onderdeel uitmaakt van het verzwaarde beoordelingsprotocol, is het maximaal aantal van 25 pagina’s losgelaten. De commissie is het eens met de aanscherping van het protocol en met de versoepeling van het aantal pagina’s. Dit mede omdat het in de ogen van de commissie niet gemakkelijk is te realiseren om in 25 pagina’s naast de praktijkcomponent ook de wetenschappelijke verantwoording in voldoende mate op te nemen.. De commissie is positief over de afstudeerbegeleiding op het gebied van methodologie en literatuurkeuze. Zij is verder van mening dat de opleiding ten opzichte van de vorige visitatie vooruitgang heeft geboekt met de kwaliteit van de afstudeerwerkstukken. Hoewel er nog verdere verbetering mogelijk is, is de wetenschappelijke onderbouwing zeker verbeterd. De commissie is tevreden over de bij het afstudeeronderzoek gebruikte literatuur. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
F21: Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
45
Beschrijving De opleiding streeft er naar dat 90% van de studenten binnen twee kalenderjaren alle vakken heeft gehaald en dat 80% van de studenten binnen vijf jaar na aanvang van de opleiding afstudeert. De eerste (90%) doelstelling is de afgelopen jaren gehaald. De 80% doelstelling wordt al een aantal jaren niet gerealiseerd. Sinds jaren zit het gemiddelde aantal studiejaren rond de zes jaar (terwijl 50% van de studenten de opleiding weet af te ronden in vier jaar). Uit analyses is duidelijk geworden dat de oorzaak daarvan in hoge mate gezocht moet worden in vertraging die studenten op lopen tijdens het schrijven van het afstudeerwerkstuk. Oorzaken voor vertraging lopen uiteen van privé- en werkomstandigheden, het gemis aan een duidelijke door de opleiding afgedwongen structuur en met problemen bij het opstellen en uitvoeren van en rapporteren over een multidisciplinair onderzoek in de praktijk. De opleiding heeft de afgelopen jaren een aantal initiatieven genomen om problemen die onder de laatste twee categorieën vallen weg te nemen. Daaronder zijn: • •
•
•
al in een vroeg stadium tijdens de opleiding aandacht besteden aan de afstudeeropdracht; in de case-colleges meer expliciet een verbinding leggen met de aanpak van het afstudeerwerkstuk (probleemherkenning en -analyse, probleemstelling, formuleren van onderzoeksvragen, benoemen van theoretisch kader); het verzorgen van colleges onderzoeksmethoden en technieken die gericht zijn op de toepassing (de kennis van de techniek wordt immers in belangrijke mate door de vooropleiding afgedekt); het organiseren van ‘scriptiecolleges’ buiten het reguliere collegeprogramma om.
Met ingang van het studiejaar 2010/2011 is daarenboven het aantal colleges onderzoeksmethoden uitgebreid. De opleiding heeft voor een aantal vakken waarbij te verwachten is dat ontwikkelingen in praktijk en regelgeving de actualiteit van de behandelde stof aanzienlijk beïnvloedt een actualiseringtentamen voorgeschreven. Deze vakken, waarbij de invloed van de regelgeving groot is, zijn: Financial Reporting, Corporate Law, Corporate Tax Law en Governance & Compliance. Aan de verplichting tot het afleggen van een actualiseringstentamen wordt strikt de hand gehouden. Studenten kunnen alleen in aanmerking komen voor een verlenging met zes maanden indien het afstudeeronderzoek bijna gereed is. De opleiding heeft een cursorisch gedeelte van vier semesters. Vervolgens gaat de opleiding er van uit dat nog circa een semester nodig is om het afstudeerwerkstuk af te ronden. Er is een automatische doorstroom van het eerste naar het tweede studiejaar, ongeacht of de student alle tentamens voor de vakken in het eerste jaar heeft gehaald. Na het beëindigen van het cursorisch gedeelte van de opleiding aan het einde van het tweede studiejaar is het vanaf de start van de opleiding in 1986 de bedoeling geweest dat de student nog maximaal een half jaar werkt aan een afstudeerwerkstuk. Idealiter zou elke student na 2,5 jaar de studie hebben beëindigd. Minder dan 10% van de studenten slaagt daar in. Door de relatief kleine omvang van de studentenpopulatie is het voor de opleiding mogelijk om op individueel niveau de studieresultaten van studenten te volgen en waar nodig actie te nemen.
46
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
Oordeel De commissie heeft kennis genomen van de rendementen van de opleiding en van de maatregelen van de opleiding om die te verbeteren. Zij heeft vastgesteld dat de streefcijfers die de opleiding hanteert, realistisch zijn. De commissie is tevreden over het rendement van het cursorische deel, maar betreurt de vertraging tijdens het afstudeertraject. Zij waardeert de maatregelen die de opleiding heeft genomen om het rendement te verhogen. Wel zou het in de ogen van de commissie de voorkeur verdienen, als de opleiding de werkgevers van de studenten ervan kan overtuigen dat het voor alle partijen van groot belang is dat de student ook na afloop van het cursorische deel één dag in de week aan zijn afstudeerwerkstuk kan werken, ook al hoeft hij niet langer aan colleges deel te nemen. De commissie is ervan overtuigd dat het rendement significant zal stijgen en het uitvalspercentage zal dalen als de werkgevers bereid zijn deze studenten te ontzien. Dit kan door ze de kans te geven één dag in de week te werken aan hun afstudeerwerkstuk. In dit kader adviseert de commissie dat studenten een onderwerp kiezen dat ook voor zijn of haar werkgever interessant is, zodat ook de werkgever betrokken is en er baat bij heeft dat de betreffende student snel afstudeert. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Resultaten Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Resultaten. Voor de masteropleiding Executive Master of Finance and Control is het oordeel voldoende.
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
47
Samenvatting van de oordelen van de commissie Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding
Oordeel Voldoende
2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen Voldoende 5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Oordeel Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoet Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
1.1.3. Eindoordeel van de commissie over de masteropleiding Executive Master of Finance and Control De commissie komt, op grond van haar oordelen voor de onderwerpen en facetten uit het accreditatiekader, tot het volgende eindoordeel: De masteropleiding Executive Master of Finance and Control voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie.
48
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
BIJLAGEN
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
49
50
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
Bijlage A: Accreditatie Statuut Vereniging van Register Controllers 2012 1. Introductie 1.1. Visitatie als vorm van externe kwaliteitszorg Erkende opleidingen dienen er voor te zorgen dat het hoge niveau van hun opleiding in de loop van de tijd gehandhaafd blijft en dat het programma van hun opleiding wordt aangepast aan de ontwikkelingen die in de theorie en in de praktijk plaatsvinden, in de vakgebieden die in de opleiding worden onderwezen. De kwaliteitszorg en actualisering van een opleiding is in de eerste plaats de taak van die opleiding zelf (de programmaleiding, de docenten en het curatorium). De eigen verantwoordelijkheid van de opleidingen voor een kwalitatief hoog niveau van hun opleiding staat dus voorop. Opleidingen zullen daaraan inhoud geven door een adequaat systeem van interne kwaliteitszorg. Visitatie is een daarop aansluitende vorm van externe kwaliteitszorg. De visitatie 2010 heeft een viertal doelstellingen, te weten: 1. (inter)Nationale erkenning van de opleiding. De VRC en de opleidingen hebben de ambitie aan te sluiten bij het nationale accreditatiesysteem voor het hoger onderwijs en vullen de kwaliteitstoetsing in conform de richtlijnen van de NVAO. 2. Het leveren van een verdere bijdrage aan ‘kwaliteitsverbetering’. 3. Een derde doelstelling van visitatie is het leveren van een bijdrage aan ‘het afleggen van verantwoording’. Het dragen van de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de eigen opleiding brengt met zich mee dat de opleidingen niet alleen het overeengekomen kwaliteitsniveau extern moeten garanderen, maar dat zij ook de plicht hebben daarover naar de beroepsgroep (de VRC) en naar de afnemers (de werkgevers die cursisten naar de opleiding sturen) verantwoording af te leggen. In haar eindrapport geeft de commissie als het ware een ‘verklaring’ af met betrekking tot de (nadere invulling van de) doelstellingen van de opleidingen en het (onderwijs)proces waarmee die doelstellingen worden gerealiseerd. De commissie geeft tevens een ‘verklaring’ af over de wijze waarop het bestuur van de opleiding omgaat met de “zorg” voor de kwaliteit van haar opleiding. 4. Een vierde doelstelling van visitatie is het leveren van een bijdrage aan zelfregulering. De uitkomsten van de zelfstudie en de bevindingen van de visitatiecommissie dienen binnen de opleidingen onderwerp van discussie te zijn en waar nodig te leiden tot bijstellingen en eventueel zelfs tot ingrijpende veranderingen. 1.2 Positie in de markt van controllersopleidingen De controllersopleiding (EMFC-opleiding) is in Nederland de aangewezen opleiding voor een ieder die een financiële of financieel administratieve topfunctie ambieert. De EMFC-opleiding neemt in dit segment een unieke positie in door het (postinitiële) niveau dat ze aanbiedt. Dit hoge niveau wordt ten eerste gewaarborgd door de inbreng van praktijkervaring van de docenten die in hoog aanzien staan in het bedrijfsleven, ten tweede de inbreng van de studenten die moeten voldoen aan de toelatingseis van minimaal 2 jaar praktijkervaring, en ten derde door de focus op het eindprofiel, te weten de controller als het bedrijfseconomisch geweten van de organisatie. De behoefte vanuit het bedrijfsleven aan hoogwaardige financiële opleidingen is onverminderd aanwezig.
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
51
Financiële schandalen en de recente financiële crisis hebben een duidelijke stempel gedrukt op de afgelopen periode, hetgeen de noodzaak van een sterke en integere financiële functie verder heeft aangetoond. Daarbij is het internationale karakter van de financiële functie in toenemende mate belangrijker geworden. Dit vraagt om een hoogwaardige financiële beroepsopleiding met een internationale focus die de concurrentie met vergelijkbare buitenlandse opleidingen kan weerstaan. Afgestudeerden van de EMFC-opleidingen hebben het recht zich in te schrijven als lid van de VRC. Dat geeft hen het recht om het dienstmerk Registercontroller en RC te voeren. De VRC stelt zich ten doel deze dienstmerken als kwaliteitsstandaard in de markt te borgen en te handhaven. Deze kwaliteitsstandaard wordt allereerst bepaald door het beroepskarakter van de opleiding en voorts door het wetenschappelijk karakter. Dat maakt het voor de VRC belangrijk dat de kwaliteit van deze opleidingen (maar ook van de voortgezette educatie) voortdurend wordt gewaarborgd en getoetst. Dit statuut zal daarom zijn gericht op een outputgerichte kwaliteitsbewaking met inbouw van een waarborg voor aansluiting op het beroepsprofiel van de controller, zoals gedefinieerd door de VRC en het postinitieel niveau van de opleidingen. Hiertoe is in het volgende hoofdstuk een beroeps- en opleidingsprofiel voor de op te leiden registercontroller ontwikkeld. Het beroeps- en opleidingsprofiel dient als leidraad voor de EMFC geaccrediteerde opleidingen waarvan de afgestudeerden na inschrijving bij de VRC het RCdienstmerk mogen voeren. Dit profiel en de door de NVAO voorgeschreven toetsingscriteria dienen gezamenlijk het niveau en de exclusiviteit van de EMFC-opleidingen te waarborgen en daarmee de kwaliteit van de instroom in het RC-register. 2. Beroeps- en opleidingsprofiel 2.1 Inleiding De VRC en de opleidingen hebben als eerste doelstelling van het visitatie- en accreditatietraject de ambitie uitgesproken aan te sluiten bij het nationale accreditatiesysteem voor het hoger onderwijs. Dit betekent dat de kwaliteitstoetsing in ieder geval uitgevoerd dient te worden conform de richtlijnen van de NVAO. Deze richtlijnen (opleidingsdoelstellingen en toetsingscriteria) komen in hoofdstuk 3 aan de orde. Naast kwaliteitsverbetering en zelfregulering is er nog een belangrijke doelstelling geformuleerd en die betreft het verband tussen het beroepsprofiel van de controller (zoals dat wordt gezien door de VRC) en de wijze waarop de opleidingen dit profiel gestalte geven in het onderwijs. Deze doelstelling wordt in dit hoofdstuk nader uitgewerkt. Het beroepsprofiel van de controller komt daarbij in paragraaf 2.2 aan de orde. De taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden komen aan de orde evenals de rollen waarin de controller deze kan vervullen. Het beroepsprofiel heeft geleid tot een aantal inhoudelijke eisen die aan de opleiding worden gesteld. Het betreft hier een aantal onderwerpen dat van oudsher in voldoende mate aan bod dient te komen in de opleidingen. Dit wordt nader uitgewerkt in paragraaf 2.3. De VRC en de opleidingen hebben een duidelijke keuze gemaakt bij de ambitie aan te sluiten bij het nationale accreditatiesysteem door de opleidingen te laten accrediteren als een wetenschappelijke master. Dit heeft uiteraard consequenties voor de aansluiting tussen het beroepsprofiel en het opleidingsprofiel. Het is daarnaast zo dat het een postinitiële 52
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
masteropleidingen betreft waarin de studenten beschikken over werkervaring en WO-niveau bij instroming. De opleidingen zijn ook parttime hetgeen mogelijkheden biedt om voortdurend te reflecteren over de waarde van academische concepten in de dagelijkse praktijk. Paragraaf 2.4 gaat hier verder op in. De omgeving van de controller (in het bijzonder “de financiële wereld”) is de laatste jaren sterk veranderd en zelfs turbulent te noemen. Dit dient waar nodig zijn weerslag te krijgen in het beroeps- en opleidingsprofiel. Paragraaf 2.5 bespreekt een aantal van deze ontwikkelingen en hun mogelijke impact. Deze ontwikkelingen zijn het resultaat van een schriftelijke enquête onder de curatoriumleden van de opleidingen. Paragraaf 2.6 tenslotte, is een handreiking naar de opleidingen met betrekking tot het komende accreditatieproces. Er worden onder meer suggesties gedaan hoe dit hoofdstuk een rol kan spelen bij het schrijven van de zelfstudie. 2.2 Beroepsprofiel De controllerfunctie is historisch gezien geworteld in de financieel-economische en administratieve functie van de organisatie. Dit is nog steeds een belangrijke kerntaak: de controller is de functionaris die er zorg voor moet dragen dat interne en externe participanten worden voorzien van de juiste financiële informatie. De moderne controller laat het echter niet bij de informatievoorziening (hoe belangrijk ook) en voegt een aantal functionaliteiten toe. Een eerste belangrijke toevoeging is de bewaking van de economische levensvatbaarheid van de organisatie. Dit betreft de interpretatie van de financiële informatie om de vraag te kunnen beantwoorden of de (strategische) doelen van de organisatie bereikt (gaan) worden. Deze toevoeging heeft vooral een ex-post karakter: de controller stelt achteraf vast in hoeverre de doelen bereikt zijn en de organisatie dus in control is gebleken. Er is nog een tweede belangrijke toevoeging en deze is meer ex-ante van karakter. Het betreft de taak om te zorgen dat besluitvormingsprocessen economisch rationeel plaatsvinden binnen de organisatie. Samengevat: de kerntaken zijn drievoudig: (1) interne en externe financieel-economische informatievoorziening, (2) prestatiemeting en –beoordeling en (3) beslissingsondersteuning. Om zijn taken goed te kunnen vervullen, heeft een controller in beginsel de verantwoordelijkheid voor de financieel-economische kant van de besluitvormingsprocessen in de organisatie (zoals planning, budgettering, beslissingscalculaties, e.d.), maar ook voor de financieel-economische berichtgeving en voor de bestuurlijke informatieverzorging (administratieve organisatie en de bijbehorende informatietechnologie). Tevens heeft hij veelal de zorg voor fiscale aangelegenheden en verzekeringszaken en is er een intensieve betrokkenheid bij financiering en treasury management en het logistieke systeem. De controller analyseert bedrijfsprocessen en levert een bijdrage aan de strategiebepaling en de (be)sturing van de organisatie. De controller vervult op bedrijfseconomisch terrein een spilfunctie en is daarom nauw verbonden met de topleiding van de organisatie. Soms wordt wel gesproken over het “bedrijfseconomisch geweten van de organisatie”. Er kunnen drie rollen worden onderscheiden die de controller hierbij vervult: een vertrouwensrol, een beheersingsrol en een ondersteunende rol. In de vertrouwensrol verleent de controller betrouwbaarheid aan de accountingcijfers en bewaakt de aansluiting op wet- en regelgeving. Het gaat hier om informatievoorziening en deze taak is essentieel voor controllers. De achtergrond van deze functie is dat managers onzekerheid kunnen reduceren, omdat betrouwbare informatie hen in staat stelt betere QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
53
beslissingen te nemen en zij erop kunnen vertrouwen dat de door hen genomen beslissingen worden weerspiegeld in de rapportages. Een tweede kenmerk is dat managers in de hiërarchie beter afspraken kunnen maken. De prestaties die een managers realiseert, kunnen niet worden betwist doordat managers de cijfers naar hun belang “bijstellen”. Een winstgevend project kan dus niet ineens verlieslatend blijken te zijn. De beheersingsrol vertegenwoordigt de controller in zijn rol van toezichthouder op de adequate bedrijfsvoering. In deze functie geeft de controller oordelen over decentraal opgestelde planningen en begrotingen en over de uitvoering van plannen en begrotingen. De beheersingsrol is veel minder neutraal dan de vertrouwensrol omdat de controller namens de centrale ondernemingsleiding observeert en signaleert of doelcongruentie door decentrale managers wordt bereikt. Deze rol heeft veel raakvlakken met de bovengenoemde prestatiemeting en – beoordeling. In zijn ondersteunende rol als “business partner” ondersteunt de controller de realisatie van de bedrijfsstrategie door middel van het ontwerpen en implementeren van een effectief management control systeem en het actief geven van advies en informatie aan leden van het bedrijf. In deze rol maakt de controller analyses die ertoe dienen beslissingen met informatie te staven. Dit betreft onder meer beslissingen omtrent plannen, budgetten, processen, verkopen, investeringen, etc. Het einddoel van de opleiding is om kundige controllers af te leveren die in staat zijn gedurende hun werkzame leven een waardevolle bijdrage te leveren aan de prestatie van hun organisatie. Hierbij is niet alleen het (vakinhoudelijke) niveau op het moment van afstuderen van belang, de controller dient vanaf dat moment in staat te zijn zich verder te ontwikkelen en te blijven leren met behulp van tijdens de opleiding ontwikkelde vaardigheden. Geheel in lijn hiermee eist de VRC van haar leden dat zij zich houden aan de VRC gedragscode, waarvan de vijf beginselen zijn: professionaliteit, objectiviteit, deskundigheid, integriteit en geheimhouding. Voorts is elk lid onderworpen aan het Reglement Permanente Educatie, waarmee het lid aantoont zich blijvend te ontwikkelen met betrekking tot zijn vakkennis en zijn persoonlijke vaardigheden. 2.3 Opleidingsprofiel De VRC stelt van oudsher een aantal eisen met betrekking tot instroom en inhoud van de opleiding. - instroom De oriëntatie van de opleiding is die van een wetenschappelijke beroepsopleiding; de opleiding voldoet aan de eisen van de NVAO voor een WO masteropleiding en heeft een post initiële/ executive invulling, dat wil zeggen dat kandidaten bij de start van de opleiding dienen te beschikken over academisch denk- en werkniveau (zij hebben vrijwel zonder uitzondering een diploma van een WO-masterprogramma), gevorderde academische kennis voor wat betreft de hieronder genoemde hoofdvakken en werkervaring van minimaal 2 jaar. Omdat de register-controller zich kenmerkt door een combinatie van professionele vakkennis en vaardigheden, brede business oriëntatie en begrip en effectieve persoonlijke vaardigheden, wordt hij geacht te beschikken over voldoende persoonlijke effectiviteit en leiderschapskwaliteiten om zijn functie te kunnen uitoefenen, en vanuit het vak de vertaling te maken naar de business(- processen) en dat op de verschillende niveaus. De directie van de opleiding dient deze instroomeisen te handhaven.
54
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
- inhoud De hoofdvakken van de opleiding zijn de volgende: - Management Accounting / Management Control (interne berichtgeving beslissingcalculaties); - Financial Accounting and Reporting / Financial Analysis (externe berichtgeving); - Accounting Information Systems en Information Management (Bestuurlijke Informatieverzorging); - Corporate Finance / Treasury Management.
en
Andere belangrijke onderwerpen in de opleiding dienen te zijn: - Ondernemingsstrategie; - Ondernemingsrecht; - Belastingrecht; - Risk Management en Compliance; - Ethiek en gedragscode. (Deze onderwerpen hoeven niet als afzonderlijke vakken in het curriculum te zijn opgenomen maar dienen inhoudelijk wel afgedekt te worden.) Tijdens de opleiding worden de actuele wetenschappelijke concepten binnen elk vakgebied onderwezen met behulp van ‘state of the art’ wetenschappelijke literatuur en casuïstiek. De docenten zijn gezichtsbepalend binnen het beroep of binnen het vakgebied, leveren een belangrijke bijdrage aan de wetenschappelijke ontwikkeling, en/of zijn op hoog niveau binnen de relevante praktijk werkzaam. Voor elk van de genoemde hoofdvakken is een hoogleraar binnen het betreffende vakgebied eindverantwoordelijk. De inhoud en het niveau van de afstudeerscripties komen overeen met de MSc-graad die wordt verleend en bestaat uit afbakening/analyse van een praktisch relevant probleem uit de eigen werkpraktijk en een methodische uitwerking van de oplossing met gebruik van de actuele ‘state of the art’ wetenschap. Voorts legt de student expliciet verantwoording af over de gekozen onderzoeksopzet en plaatst hij de conclusies en aanbevelingen in de context van voorgaand onderzoek. De praktische toepasbaarheid van de gekozen oplossing is mede relevant aangezien deze voor de werkgever waarde dient toe te voegen. Het aantal studiepunten voor de totale EMFC-opleiding dient minimaal overeenkomstig te zijn aan de vereiste 60 ECTS punten van de NVAO. Van het totaal aantal studiepunten dient minimaal een kwart te worden besteed aan college-uren. Bovendien dient minimaal de helft van het totale aantal ECTS punten te worden besteed aan de vier hoofdvakken. - samenhang Om de afgestudeerden in staat te stellen zich te positioneren binnen de beroepspraktijk zijn bovengenoemde rollen vertaald naar een aantal taken van de controller. Deze taken zijn vervolgens geoperationaliseerd in de vakken binnen de opleiding. Figuur 1 geeft hiervan een overzicht. Onderstaande tekst tot paragraaf 2.4 is facultatief. Deze tekst schetst de contouren van (de inhoud van) de opleiding. Gezien de talrijke ontwikkelingen (zie ook paragraaf 2.5) zullen opleidingen uiteraard hun curriculum in de loop van de tijd aangepast hebben. De opleidingen worden uitgenodigd om deze aanpassingen toe te lichten in de zelfstudie. De onderstaande tekst kan daarbij (vrijblijvend) als leidraad dienen. Wel is van belang dat er expliciet een link wordt gelegd tussen de door de VRC voorgeschreven vakken en onderwerpen en de vakken in de eigen opleiding QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
55
Gegeven de doelen en strategie van de organisatie is het de kerntaak van de controller te bewaken dat deze worden gerealiseerd (dus het borgen van de 'strategic control') om zo bij te dragen aan de continuïteit van de organisatie. Deze taak valt uiteen in vier subtaken: [1] Het beheersen en reduceren van risico's Dit is een uitwerking van zowel de beheersings- als ondersteunende rol van de controller. Gebeurtenissen die de realisatie van de strategische doelen in gevaar kunnen brengen worden door de controller in kaart gebracht en er worden instrumenten ingezet (beheersingsrol) anderzijds worden kansen en bedreigingen gecommuniceerd naar het lijnmanagement die vervolgens acties moet ondernemen (ondersteunende rol). Voor deze subtaak is met name aandacht voor in de vakken Management Control, Internal Control & AIS, Treasury Management, Ondernemingsrecht. [2] Het verschaffen van stuurinformatie aan anderen in en buiten de organisatie Dit is een uitwerking van vertrouwensrol. Het is een taak van de controller het proces van informatievoorziening te organiseren (in de vakken IC&AIS, Informatiemanagement) zodat interne belanghebbenden (Management Accounting) en externe belanghebbenden (Externe Verslaggeving) de juiste informatie krijgen om besluiten te nemen. [3] Het optimaliseren: het kiezen uit schaarse middelen Dit is een uitwerking van de ondersteunende rol van de controller. Hierbij is de taak van de controller juiste keuzes te maken met betrekking tot schaarse middelen en op die wijze de winstgevendheid en continuïteit van de organisatie te verhogen. Hier is met name aandacht voor in de vakken Management Accounting, Financieel Management en Belastingrecht. [4] Het bewaken van het proces van strategievorming Dit is een uitwerking van de ondersteunende rol van de controller. Hierbij is de taak van de controller niet om zelf de doelen en de strategie van de organisatie te definiëren maar wel bewaken dat dit proces is verankerd in de organisatie. Zijn kennis van de vakgebieden Strategisch Management en Supply Chain Management is vooral van belang om het proces van strategievorming en logistieke keuzes desgewenst te kunnen aanzwengelen en de resultaten te kunnen vertalen naar prestatie-indicatoren en de inzet van beheersingsmaatregelen. 2.4 Wetenschappelijke beroepsopleiding (WO-master) De VRC en de opleidingen hebben als eerste doelstelling van het visitatie- en accreditatietraject de ambitie uitgesproken aan te sluiten bij het nationale accreditatiesysteem voor het hoger onderwijs. Dit betekent dat de kwaliteitstoetsing in ieder geval uitgevoerd dient te worden conform de richtlijnen van de NVAO. Net als bij de accreditatie in 2006, acht de VRC het van groot belang dat de opleidingen zich opnieuw laten accrediteren als WO-master. De VRC heeft hierbij een aantal argumenten voor ogen. Deze argumenten hebben betrekking op de oriëntatie van de opleiding, de inrichting zoals de VRC deze graag ziet, het niveau van de afgestudeerden en de positionering ten opzichte van andere controllersopleidingen. - oriëntatie Het NVAO visitatiestatuut hanteert ten aanzien van de oriëntatie WO-master het volgende criterium in Facet 1.3: “Een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een WO-opleiding vereist of dienstig is.” De VRC 56
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
acht het tweede deel van dit facet met name van toepassing op de onderhavige opleidingen. Zij ziet het eerste deel (“zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten”) vooral als een kerntaak van initiële WOmasteropleidingen. Deze kerntaak is daarmee niet minder belangrijk want de VRC eist immers dat studenten die instromen in de opleiding reeds beschikken over een WO-master. Daarnaast dient de instroom te beschikken over relevante praktijkervaring. Deze combinatie (WO-master plus praktijkervaring) maakt het mogelijk dat in de opleiding veel meer aandacht besteed kan worden aan de oplossing van multi- en interdisciplinaire vraagstukken in de beroepspraktijk dan in een initiële WO-master. De initiële WO-master besteedt per definitie veel aandacht aan methoden en technieken van onderzoek. Studenten doorlopen in dergelijke opleidingen (vaak voor het eerst) de volledige empirische cyclus. Deze kennis kan vervolgens in het postinitiële opleiding ten volle benut worden om, mede aan de hand van de praktijkervaring, te reflecteren over de waarde van de wetenschappelijke theorieën en concepten voor de beroepspraktijk. Dit belangrijke leerdoel kan veel minder goed bereikt worden in een initiële masteropleiding omdat de studenten daar nog niet beschikken over praktijkervaring en ook pas aan het einde van de initiële opleiding de volledige empirische cyclus hebben doorlopen. - inrichting van de opleiding De VRC acht het van belang dat dit bovengenoemde karakter van de WO-master ook herkenbaar is in de inrichting van de opleiding. Het gaat hierbij niet zozeer om het opleidingsprofiel (de vakken en hun inhoud, zie hiervoor paragraaf 2.3) maar vooral om een onderwijskundige benadering waarbij de wetenschappelijke inbreng dusdanig in de opleiding is aangebracht dat de kritische reflectie (vanuit inter- en multidisciplinair perspectief) wordt gewaarborgd. Als het gaat om de docenten dan betekent dit dat zij in staat moeten zijn om state-of-the-art wetenschappelijke inzichten en resultaten van wetenschappelijk onderzoek aan de orde te stellen tijdens de onderwijsbijeenkomsten. Dit betekent dat de docenten veelal gepromoveerd zijn dan wel hoogleraar zijn op het betreffende vakgebied. Ten aanzien van (gast-)docenten uit de praktijk mag verwacht worden dat ze gezaghebbend zijn als het gaat om hun positie en/of reputatie. Het onderwijs zal omwille van de reflectie veel ruimte moeten bieden aan de inbreng van de studenten. Zij zullen uitgedaagd moeten worden om real-life cases uit te werken met behulp van (resultaten van) wetenschappelijk onderzoek. De literatuur zal om die reden ook een mengvorm zijn van wetenschappelijk hoogstaand onderzoek enerzijds en literatuur die de brug probeert te slaan naar de praktijk, men kan hierbij denken aan tijdschriften als Harvard Business Review, Strategic Finance en dergelijke. Papers en andere toetsvormen dienen bij voorkeur ook op deze manier te worden opgezet. Uiteindelijk moet dit leiden tot het afstudeerwerkstuk (de masterthesis) waarin een realistisch controlling probleem doorgaans uit de eigen organisatie wordt gedefinieerd en geanalyseerd met behulp van inter- en multidisciplinaire wetenschappelijke inzichten. Dit werkstuk dient bij voorkeur zelfstandig uitgevoerd te worden en te worden gepresenteerd en verdedigd voor een examencommissie. De leden van de examencommissie voldoen daarbij aan dezelfde eisen als die gesteld worden aan de overige (gast-)docenten. Tijdens de afsluitende workshop wordt de praktijk vaak vertegenwoordigd door een lid van het curatorium van de opleiding of door de leidinggevende van de deelnemers. Naast reflectie wordt de opleiding ook gekenmerkt door het ontwerpgericht karakter. De controller wordt in zijn beroepspraktijk voortdurend geconfronteerd met problemen die opgelost dienen te worden. Bij het werken aan problemen doorloopt de controller in het algemeen een regulatieve cyclus. Deze regulatieve cyclus bestaat uit de volgende stappen. Na probleemidentificatie zal een diagnose plaats moeten vinden. Deze diagnose (beschouwing en analyse van het probleem) leidt vervolgens tot een verbeterplan (ontwerp). Dit ontwerp QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
57
wordt vervolgens geïmplementeerd en geëvalueerd. In de praktijk verloopt dit proces minder rechtlijnig dan hier geschetst; er zal vaak sprake zijn van meerdere iteraties om tot een geslaagd geïmplementeerd ontwerp te komen. De regulatieve cyclus is anders dan de eerder genoemde empirische cyclus die de stappen inductie, deductie, toetsing en evaluatie omvat. Zoals eerder opgemerkt, hebben studenten in hun initiële opleiding de empirische cyclus doorlopen. Voor de regulatieve cyclus is veel minder ruimte in de initiële opleidingen, ook al omdat realistische praktijkproblemen daar ontbreken. Deze problemen zijn in de onderhavige opleidingen wel genoegzaam voorhanden (gegeven het postinitiële en parttime karakter). De VRC acht het daarom belangrijk dat de wetenschappelijke component niet alleen herkenbaar is in de empirische cyclus maar vooral ook in de regulatieve cyclus. Met andere woorden: de VRC pleit ervoor dat de opleidingen ontwerpgericht zijn. Het ontwerpgerichte karakter zal dan ook nadrukkelijk herkenbaar moeten zijn in de masterthesis maar ook elders in de opleiding zal bijvoorbeeld door case-studies het ontwerpgerichte karakter aanwijsbaar zijn. De VRC is van mening dat de kwaliteit van de professie zowel door empirisch als door ontwerpgericht onderzoek verhoogd kan worden. Deze opvatting is derhalve terug te vinden in de ingangseisen en de inrichting van de opleidingen. - niveau afgestudeerden De VRC vindt het van belang dat het WO-niveau van de afgestudeerden herkenbaar is in de volgende, voor het beroep van controller belangrijke, aspecten. Afgestudeerden dienen niet alleen kennis te hebben van de kern- en ondersteunende vakgebieden van de controller (en bijbehorende onderzoeksmethoden) maar ook dienen zij in staat te zijn om aan de hand van deze concepten te komen tot verantwoorde oordeelsvorming als het gaat om controlproblemen in de organisatie. Aan de hand van deze oordeelsvorming, dienen de afgestudeerden in staat te zijn om (wetenschappelijk verantwoorde) maatregelen te plannen, te beheersen en te evalueren. De VRC acht het daarbij tevens van belang dat afgestudeerden beschikken over communicatievaardigheden die het bovenstaande in de beroepsuitoefening mogelijk maken en een leerhouding en –vaardigheden hebben ontwikkeld die permanente educatie mogelijk maakt. - positionering van de opleiding De opleiding is in 2006 voor het eerst WO-geaccrediteerd door de NVAO. NVAOaccreditatie van postinitiële, niet door het Ministerie van Onderwijs gesubsidieerde opleidingen was indertijd een novum. De VRC ziet inmiddels dat de omgeving veranderd is. Accreditatie van (ongesubsidieerde) postinitiële opleidingen op wetenschappelijk en professioneel niveau is thans zeer gebruikelijk en wordt door de NVAO gestimuleerd. Het landschap heeft zich hierbij langzamerhand als volgt ingedeeld. Men ziet een aantal aanbieders van wetenschappelijke en professionele controllersopleidingen op initieel niveau. Dit zijn vooral de “traditionele” universiteiten en hogescholen. Afgestudeerden van universitaire controllingopleidingen zijn vrijwel altijd Master of Science, hoewel men ook na het behalen van een Bachelor of Science de universiteit kan verlaten. Afgestudeerden van hogescholen die de arbeidsmarkt betreden zijn veelal professionele bachelors. Als het gaat om het postinitiële vervolg, dan ziet men dat een aantal niet-gesubsidieerde instellingen post-HBO controllersopleidingen aanbiedt die leiden tot een (NVAOgeaccrediteerde) professionele mastertitel. De VRC is voorstander van deze ontwikkeling omdat dit de professionele kwaliteit van het controllerberoep zeker ten goede komt.
58
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
Omwille van de bovengenoemde argumenten (oriëntatie, inrichting programma en niveau afgestudeerden) acht de VRC het echter nu nog meer dan in 2006 van belang om de onderhavige opleidingen opnieuw te positioneren als een Master of Science-opleiding. 2.5 Ontwikkelingen in de controllerfunctie Teneinde de verwachte ontwikkelingen in het beroepveld van registercontrollers in kaart te brengen is in het najaar van 2009 onderzoek gedaan onder curatoriumleden van de verschillende RC-opleidingen. De curatoriumleden werd daarbij gevraagd welke ontwikkelingen zij vanuit de praktijk waarnamen die (op termijn) van invloed zijn op de opleiding. De volgende vijf onderwerpen werden hierbij vaak genoemd: - Governance: toenemende aandacht voor governance inclusief beloningsbeleid en de redelijkheid ervan; - Risicomanagement: verhoogde aandacht voor risico’s van ondernemen en ondernemingsbrede benadering van risico’s (Enterprise Risk Management); - Globalisering: toenemende globalisering van goederenstromen en dienstenstromen; - Holistische benadering: toenemende complexiteit en tegelijkertijd is er een sterkere behoefte aan generalisten; controllers die overzicht houden en breed (holistisch) kwesties beschouwen. - Persoonlijke vaardigheden: toenemend belang van persoonlijke vaardigheden. De VRC vindt het uiteraard belangrijk dat de opleidingen aandacht besteden aan deze ontwikkelingen. De opleidingen wordt dan ook gevraagd om aan te geven hoe deze ontwikkelingen vorm (zullen) krijgen in het curriculum.
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
59
60
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
Bijlage B: Curricula Vitae commissieleden Drs. A.J.A. (Andreas) van Dongen is manager binnen de Finance praktijk van Ernst & Young Performance Improvement. Hij richt zich op management control, business modelling en costing aspecten in relatie tot regelgeving. Hij is in 2007 in dienst getreden van Ernst & Young, daarvoor heeft hij 3 jaar gewerkt als financieel (SAP) consultant bij Capgemini. Hij heeft een master titel in de bedrijfseconomie met een specialisatie in management control. Momenteel schrift hij zijn scriptie als afronding van de Executive Master in Finance and Control aan de VU te Amsterdam. Drs. M.G. (Mark) Goedhart RC is sinds 2006 onafhankelijk consultant. Daarvoor is hij city planner geweest in Westfriesland en Alkmaar, financieel manager van de gemeente Alkmaar en sectorhoofd bestuurszaken in dezelfde gemeente. Vervolgens heeft hij de Executive Master of Finance and Control gevolgd en in dienst getreden van Unilever waar hij diverse funcites heeft uitgeoefend zoals Business Systems Manager Lever Nederland (IT), Chief Accountant Unilever Meat Group Oss (Finance), Finance Director Unilever Research (Finance, Buying, IT), Finance Director Unilever Greece (Finance, Buying, Logistics, IT) en Business Director Unilever Nederland Foods (Marketing/Finance/HR). Mark Goedhart is oprichter van de Vereniging van Registercontrollers (VRC) en het Controllersinstituut (CI). Prof. dr. J.G.(Hans) Kuijl RA is hoogleraar Bedrijfseconomie inclusief de fiscale comptabiliteit aan de faculteit Rechtsgeleerdheid, Instituut Fiscale en Economische vakken. Zijn expertise omvat bedrijfseconomie, externe verslaggeving, belastingen in de jaarrekening, accounting education en forensische accounting. Hij is de initiatiefnemer van twee voor de faculteit belangrijke derde geldstroomopleidingen: de kopopleiding ten behoeve van leden van de Nederlandse Federatie van Belastingadviseurs en de opleiding Forensische Accountancy, de opleiding die de faculteit der Rechtsgeleerdheid samen verzorgt met Business Universiteit Nyenrode. Voorts is hij de instigator van de opleiding Fiscale advocatuur. De onderzoeksbelangstelling van Hans Kuijl ligt het op het overgangsgebied tussen bedrijfseconomie en recht. Dit komt onder andere tot uitdrukking in zijn redacteurschap van de Forensische Reeks, een uitgave van de SDU. Voor het overige is hij voorzitter van het Instituut voor Forensische Accountancy en van de Stichting Bureau Kredietregistratie. In het verleden was hij onder meer werkzaam bij de accountantsdienst van het Ministerie van Economische Zaken en lid van de Visitatiecommissie HBO Accountancy en fiscale economie en voorts was hij lid van de Commissie Rekenschap, de commissie belast met het onderzoek naar de HBO-fraude. Drs. J. (Jan) Lobbezoo RA heeft bedrijfseconomie gestudeerd aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam. In 1970 studeerde hij af en begon hij aan zijn postdoctorale opleiding accountancy aan dezelfde universiteit. Hij behaalde zijn RA titel in 1974 en is sindsdien lid van het NIVRA. Na zijn studie is hij bij Philips in dienst gekomen. Het is de start van een 36 jaar durende carrière bij hetzelfde bedrijf. De laatste 15 jaar was hij financieel directeur van de DAP, respectievelijk Semiconductors divisie. Hij heeft zich tevens beziggehouden met het contact en toezicht op een aantal niet-geconsolideerde deelnemingen (joint ventures). Hij is recentelijk formeel met pensioen gegaan. Hij vertegenwoordigt Philips nog wel als lid van de Raad van Commissarissen bij TSMC Taiwan. En is daarnaast actief als adviseur en commissaris bij TMC Eindhoven en FEI Inc. Portland USA. Bovendien is hij voorzitter van
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
61
de Raad van Toezicht op de postdoctorale opleiding (Engelstalig) van de International Master of Finance, verbonden aan de universiteit van Maastricht. Prof. dr. J. (Jeltje) van der Meer-Kooistra was van 1983 – 1994 Universitair docent Accounting, van 1994 – 1998 Universitair hoofddocent Accounting en van 1998 – 2010 hoogleraar Financieel Management aan de Faculteit Bedrijfskunde, sinds 2008 Faculteit Economie en Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen. Per 1-5-2010 is zij met emeritaat. Zij was van 1993 – 1997 lid van het Faculteitsbestuur Bedrijfskunde (onderwijsportefeuillehouder), vanaf 1998 Bestuurslid van de Postinitiële Controllersopleiding (EMFC), vanaf 2003 Opleidingsdirecteur Bachelor en Master Accountancy & Controlling en vanaf 2007 Onderzoeksdirecteur Onderzoeksinstituut Accounting. Haar onderzoeksbelangstelling ligt op het gebied van coördinatie van interne transacties, de fiscale aspecten van transfer pricing, de management control aspecten van samenwerkingsverbanden, waaronder joint ventures en uitbestedingsprojecten, en de governance van R&D-activiteiten. Op deze gebieden heeft zij talrijke nationale en internationale publicaties verzorgd. Zij heeft ruime onderwijservaring op de gebieden management accounting en control, financieel beleid en boekhouden in alle jaren van de opleiding Bedrijfskunde, en heeft onderwijs verzorgd op het gebied van management accounting en control voor de Postinitiële Controllersopleiding. Daarnaast heeft zij veel afstudeerders begeleid van de doctorale opleiding Bedrijfskunde, variant Accountancy, MA Accountancy & Controlling, MA Organisational & Management Control, en de Postinitiële Controllersopleiding (EMFC). Zij heeft ruime bestuurservaring binnen en buiten de Rijksuniversiteit Groningen. Prof. dr. ir. R. (Regine) Slagmulder is partner in de Vlerick Leuven Gent Management School, waar zij docent Accounting and Control is. Voorafgaande aan de verbintenis met de Vlerick School was zij consultant bij McKinsey & Company (2005-2007) en staflid van INSEAD (Fontainebleau & Singapore, 2000-2005). Na afronding van de opleiding in elektrotechnieken een masteropleiding in Industrial Management & Management Sciences, beide aan de Universiteit Gent, behaalde Regine haar doctoraat in Management aan de Vlerick School in 1995. Zij was visiting Research Fellow aan Boston University School of Management en de P. Drucker Graduate Management School, Claremont University (USA) en werkte als staflid aan Universiteit Gent en de Universiteit van Tilburg. Regine's onderwijs en onderzoeksactiviteiten richten zich op de link tussen performance management systems en bedrijfsstrategie. Ze heeft verschillende boeken en artikelen gepubliceerd in wetenschappelijke en in vaktijdschriften over strategic cost and performance management, waaronder over onderwerpen als activity-based costing, target costing, supply chain performance management, en de balanced scorecard. Drs. H.J.(Hendrik) Spee RC werkt sinds 2006 als manager logistics voor Free Record Shop Benelux. Daarvoor heeft hij gewerkt als consultant bij Logiprof, als project manager bij Extenza, senior consultant bij Move2 Solutions en manager e-marketplace healthcare supllies bij Neconomy & related companies. In juni 2010 rondde hij zijn Executive Master in Finance & Control opleiding af bij Nivra-Nyenrode. Zijn initiële opleiding MBA volgde hij in Rotterdam aan de EUR.
62
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
Bijlage C: Bezoekprogramma Programma visitatie voor de heraccreditatie van de EMFC
Dag 1 11.15 11.30 13.45 14.45 15.15 16.00 16.45 17.00 18.00 19.00 Dag 2 8.30 9.30 10.00 10.45 11.00 11.45 12.30 15.00 15.45 17.00
11.30 13.45 14.45 15.15 16.00 16.45 17.00 18.00 18.45
9.30 10.00 10.45 11.00 11.45 12.30 15.00 15.45 17.00 17.30
Aankomst en ontvangst commissieleden Voorbereidend overleg van de commissie met om 12.30 uur lunch Gesprek met opleidingsbestuur Gesprek met faculteitsbestuur Studenten Docenten Pauze Alumni Borrel/ receptie Diner en intern overleg commissie Rondleiding en spreekuur en voorbereiding commissie Gesprek met het curatorium Studenten opleidingscommissie Pauze Docenten opleidingscommissie Examencommisie en toelatingscommissie Lunch en intern overleg met de commissie Afsluitend gesprek met inhoudelijk verantwoordelijken Intern overleg commissie Mondelinge rapportage voorlopig oordeel, afsluiting bezoek
QANU / Executive Master of Finance and Control, VU ( Q 262)
63