EXECUTIVE MASTER OF FINANCE AND CONTROL NYENRODE BUSINESS UNIVERSITY
Maart 2011
Uitgave: Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) Catharijnesingel 56 Postbus 8035 3503 RA Utrecht Telefoon: Fax: E-mail: Internet:
030 230 3100 030 230 3129
[email protected] www.qanu.nl
© 2011 QANU Tekst en cijfermateriaal uit deze uitgave mogen, na toestemming van QANU en voorzien van bronvermelding, door middel van druk, fotokopie, of op welke andere wijze dan ook, worden overgenomen.
2
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
Inhoudsopgave
Voorwoord
5
Deel I Algemeen deel
7
1. Taak, samenstelling en werkwijze van de commissie
9
2. Algemene indruk van de visitatiecommissie
11
Deel II Opleidingsrapport
17
3. Rapport over de opleiding Executive Master of Finance and Control
19
Bijlagen
49
Bijlage A: Het accreditatiestatuut Vereniging van Registercontrollers 2010
51
Bijlage B: Curricula Vitae commissieleden
61
Bijlage C: Bezoekprogramma
63
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
3
4
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
VOORWOORD Dit rapport is onderdeel van de kwaliteitsbeoordeling van universitaire bachelor- en masteropleidingen in Nederland. Het doel van het rapport is om een betrouwbaar beeld te geven van de resultaten van de voor beoordeling voorgelegde opleiding, alsmede een terugkoppeling te geven naar de interne kwaliteitszorg van de betrokken organisatie en als basis te dienen voor de accreditatie van de betrokken opleiding(en) door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). De stichting Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) beoogt onafhankelijke, objectieve en kritische beoordelingen te laten plaatsvinden en opbouwende kritiek te leveren, zo veel mogelijk uitgaande van een gestandaardiseerde set van kwaliteitscriteria, maar met oog voor specifieke omstandigheden. De Visitatiecommissie Executive Master of Finance and Control OW 2010 van QANU heeft haar taken met grote toewijding uitgevoerd. De opleidingen zijn beoordeeld op een grondige en zorgvuldige manier en binnen een duidelijk beoordelingskader. Wij verwachten dat de oordelen en de aanbevelingen in zorgvuldige overweging zullen worden genomen door de betrokken opleiding, faculteitsbestuur en College van Bestuur. Wij zeggen dank aan de voorzitter en de leden van de visitatiecommissie voor hun bereidheid deel te nemen aan deze beoordeling en voor de toewijding waarmee ze hun taak hebben uitgevoerd. Ook gaat onze dank uit naar de staf van de betrokken afdeling aan de universiteit voor hun inspanningen en hun medewerking aan deze beoordeling. Quality Assurance Netherlands Universities mr. C.J. Peels directeur
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
drs. J.G.F. Veldhuis voorzitter bestuur
5
6
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
DEEL I: ALGEMEEN DEEL
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
7
8
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
1. Taak, samenstelling en werkwijze van de commissie Op verzoek van het College van Bestuur van de Nyenrode Business University heeft QANU de beoordeling uitgevoerd van de postinitiële opleiding Executive Master of Finance and Control. QANU heeft de beoordeling uitgevoerd in overeenstemming met de eisen van de NVAO. Bij de opstelling van het zelfevaluatierapport heeft de opleiding het kader gehanteerd dat door de NVAO is opgesteld. Het zelfevaluatierapport vormt de basis voor de beoordeling. Samenstelling van de commissie Het QANU-bestuur heeft in overleg met de Vereniging voor Register Controllers (VRC) een voorzitter voor de commissie gezocht en vervolgens in overleg met de voorzitter de verdere samenstelling van de commissie ter hand genomen. Daarbij is gezocht naar een evenwichtige samenstelling met inbreng vanuit de wetenschap, het beroepenveld, het onderwijs en de ervaring als student. A tot voorzitter, tevens lid, van de visitatiecommissie te benoemen: •
prof. dr. J. van der Meer-Kooistra, emeritus hoogleraar Financieel Management, Rijksuniversiteit Groningen;
B tot leden van de commissie te benoemen: • • • • • •
prof. dr. J.G. Kuijl RA, hoogleraar Bedrijfseconomie, Universiteit Leiden; prof. dr. ir. R. Slagmulder, docent Accounting and Control, Vlerick Leuven Gent Management School; drs. M.G. Goedhart RC, onafhankelijk consultant; drs. J.C. Lobbezoo RA, adviseur en commissaris TMC Eindhoven en FEI Inc. Portland USA; drs. H.J. Spee RC, student EMFC Nyenrode Business University; drs. A.J.A. van Dongen, student EMFC VU Amsterdam.
Aan de visitatie van de opleiding EMFC van Nyenrode Business University is deelgenomen door mevrouw van der Meer, mevrouw Slagmulder, de heer Lobbezoo en de heer van Dongen. Als secretaris voor de commissie is opgetreden dr. N.L.C. Stevens van het bureau van QANU. Als bijlage B zijn de curricula vitae van de commissieleden opgenomen. Taak van de commissie De visitatiecommissie kreeg de taak om op basis van de door de opleiding aan te leveren informatie en door middel van ter plaatse te voeren gesprekken: 1. een oordeel te geven over de verschillende kwaliteitsaspecten van de opleiding, zoals beschreven in het NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs; 2. op basis daarvan vast te stellen of de opleiding naar haar oordeel voldoet aan de criteria voor basiskwaliteit; QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
9
3. de aspecten van de opleiding te identificeren die naar haar oordeel voor verbetering vatbaar zijn. De bevindingen van de visitatiecommissie worden in een rapport vastgelegd volgens het in het genoemde NVAO-kader gegeven model. Het rapport is door de commissie aan het bestuur van de stichting QANU aangeboden. Werkwijze van de commissie De commissie hield op 5 oktober 2010 haar startvergadering. Zij werd namens het QANUbestuur geïnstalleerd door mr. C.J. Peels, directeur van QANU. Tijdens deze vergadering is de commissie geïnformeerd over het NVAO-kader en zijn de procedure en werkwijze van de commissie besproken. Er zijn in de vergadering afspraken gemaakt over de te volgen werkwijze en het programma van het visitatiebezoek. Het NVAO-kader is leidraad geweest voor de werkwijze van de commissie. De voorbereidingsfase Allereerst heeft de secretaris het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid van informatie. Op grond daarvan is bepaald of het rapport bruikbaar was voor het visitatiebezoek. Nadat het zelfevaluatierapport in orde was bevonden, zijn de commissieleden en de secretaris zich inhoudelijk gaan voorbereiden op het bezoek. De commissieleden lazen het rapport (en de bijlagen) en formuleerden vragen die werden besproken tijdens de startvergadering, voorafgaand aan het visitatiebezoek. De commissieleden lazen daarnaast van tevoren een selectie van afstudeerwerken van studenten. Deze afstudeerwerken zijn, in overleg met de voorzitter, door de secretaris geselecteerd op basis van een spreiding naar cijfers, thematiek en afstudeerbegeleider. De volgende documenten zijn tijdens het bezoek ter beschikking gesteld: • • • • • • • •
afstudeerverslagen en gebruikte beoordelingsformulieren; voorlichtingsmateriaal; studiemateriaal: handboeken en syllabi, readers, studiehandleidingen; voorbeelden van werkstukken, portfolio’s, stageverslagen, onderzoeksverslagen; toetsmaterialen; resultaten van cursusevaluaties; verslagen van bijeenkomsten van opleidingsbestuur, curatorium, docenten, examen- en toelatingscommissie en opleidingscommissie; lijst van alumni met huidige werkzaamheden.
Het visitatiebezoek De secretaris maakte in overleg met de opleiding en de voorzitter van de commissie een bezoekprogramma (zie bijlage B). Tijdens het visitatiebezoek is gesproken met het opleidingsmanagement, leden van het faculteitsbestuur, docenten, studenten, afgestudeerden en leden van het curatorium. De commissie gebruikte de laatste middag van het bezoek voor de voorbereiding van de mondelinge rapportage en een discussie over de beoordeling van de opleiding. Beslisregels De visitatiecommissie heeft de opleiding zorgvuldig beoordeeld, waarbij zij de volgende beslisregels heeft gehanteerd:
10
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
• • • •
de beoordeling ‘onvoldoende’ wijst erop dat het facet beneden de gestelde verwachting ligt en dat verbetering op dit punt nodig is; de beoordeling ‘voldoende’ houdt in dat het facet beantwoordt aan de basisstandaard of basisnorm; de beoordeling ‘goed’ houdt in dat het niveau van het facet significant uitstijgt boven de basiskwaliteit; de beoordeling ‘excellent’ houdt in dat voor het facet een niveau wordt gerealiseerd waardoor de beoordeelde opleiding voor dit aspect zowel nationaal als internationaal als een voorbeeld van goede praktijk kan functioneren.
Door de toepassing van deze beslisregels is ‘voldoende’ de meest gebruikte kwalificatie. Wanneer de commissie een good practice heeft gezien, luidt het oordeel in principe ‘goed’. Het oordeel over een onderwerp is een gewogen oordeel van de verschillende tot dat onderwerp behorende facetten, waarbij de commissie de weging heeft bepaald. Het oordeel over een onderwerp luidt voldoende of onvoldoende. Een onderwerp dat verschillende facetten heeft, waarvan er één als onvoldoende wordt beoordeeld, kan door de overige oordelen aan de basiskwaliteit voldoen, mits de commissie van mening is dat de oordelen over de andere facetten van zwaarder gewicht zijn dan het als onvoldoende beoordeelde facet. De rapportage De secretaris heeft, op basis van de bevindingen van de commissie, een conceptrapport opgesteld. Dit is in een eerste conceptvorm aan de commissieleden voorgelegd. Naar aanleiding van hun commentaar is het conceptrapport bijgesteld. In een tweede conceptvorm is het rapport door de commissie per e-mail vastgesteld. Vervolgens heeft een bestuurlijke toets binnen QANU plaatsgevonden. Bij de daaropvolgende hoor-wederhoorprocedure is het rapport aan de opleiding aangeboden voor het aanwijzen van eventuele feitelijke onjuistheden. Vervolgens heeft de voorzitter de ontvangen reacties bekeken en deze voorgelegd aan de rest van de commissie, waarna de opmerkingen, wanneer daartoe aanleiding was, verwerkt zijn in de formulering van het definitieve beoordelingsrapport.
2. Algemene indruk van de visitatiecommissie De opleiding tot registercontroller / Executive Master of Finance & Control (EMFC) is de opleiding voor iedereen die een financiële of financieel-administratieve topfunctie ambieert. Deze opleiding is in principe bestemd voor universitair afgestudeerden (meestal Bedrijfseconomie of Bedrijfskunde) met enkele jaren ervaring in een financiële of financieeladministratieve functie en op zoek naar kennis, vaardigheden en een sterke persoonlijke groei. De opleiding wordt aangeboden bij zeven universiteiten. In totaal worden er acht opleidingen aangeboden: zeven Nederlandstalige opleidingen en één Engelstalige opleiding die door de Universiteit van Maastricht en de Universiteit van Amsterdam gezamenlijk wordt verzorgd. Afgestudeerden aan de opleiding kunnen lid worden van de Vereniging van Registercontrollers (VRC) en het merk RC voeren. De opleiding heeft zowel een beroepsmatig als een wetenschappelijk karakter. Typerend voor de opleiding is de interactie tussen theorie en praktijk, tussen student en docent en tussen studenten onderling. De opleiding kenmerkt zich door ‘case-gericht’ onderwijs met vernieuwende programma’s, kleine groepen en topdocenten uit het bedrijfsleven en van universiteiten. QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
11
Omdat het VRC-profiel leidend is voor de inrichting van de opleidingen zijn de overeenkomsten tussen de opleidingen groter dan de verschillen. Alle opleidingen voldoen volgens de commissie aan dit profiel en aan de criteria van het NVAO accreditatiekader. Visie Idealiter is een opleiding méér dan de optelsom van vakken en docenten en is er sprake van een samenhangende en gedeelde visie die richtinggevend is voor strategie en uitvoering. Het helpt docenten om een goede afstemming te bereiken tussen de vakken, zodat de studenten zowel methodisch als inhoudelijk een éénduidige regie ervaren. Het geeft de opleiding een duidelijk eigen gezicht en het helpt in de externe profilering. In de gesprekken van de commissie met de stakeholders bleek een dergelijke visie ook wel degelijk aanwezig, maar er passen wel twee kanttekeningen. In de eerste plaats was de visie meestal impliciet en kostte het vaak enige moeite om het verhaal achter de opleiding te achterhalen. De commissie zou er voor willen pleiten deze visie veel meer expliciet te maken, zodat de rode draad voor iedereen duidelijk is. In de tweede plaats was de visie niet altijd gedeeld met alle stakeholders. Met name docenten waren niet altijd betrokken bij of gecommitteerd aan het gedachtegoed. Daar waren meestal goede verklaringen voor, maar de commissie meent toch dat het goed zou zijn wanneer de docenten de visie mede dragen en uitdragen en gebruiken als inspiratiebron voor onderlinge afstemming. Naast deze algemene opmerking over het belang van een duidelijke en gedeelde visie heeft de commissie ook twee specifieke opmerkingen over het curriculum. Eén element springt er bij de opleidingen uit en dat is het opkomend belang van risk management in de praktijk van de controller. De commissie pleit er - wellicht ten overvloede - voor dat in elk van de relevante vakken op adequate wijze aandacht wordt besteed aan deze nieuwe maatschappelijke urgentie. Een tweede element heeft de commissie enigszins gemist: de dominante aanwezigheid van informatietechnologie in het werk van de controller. Slechts enkele opleidingen hebben er een vak van gemaakt en bij de anderen ontbreekt een duidelijk curriculum. Net zoals controllers de juridische en fiscale aspecten van hun werk voldoende moeten kunnen sonderen, moeten zij ook de logica van de ICT op basisniveau kunnen doorgronden. Governance De opleidingsdirectie speelt een cruciale rol in de aansturing van de EMFC-opleiding. Het gaat daarbij niet alleen om de strategische aspecten van de opleiding (positionering en opzet van de opleiding, toetsbeleid, relatie onderzoek – praktijk e.d.), maar de opleidingsdirectie houdt zich ook bezig met een diversiteit aan operationele activiteiten (zoeken van docenten, voorlichting aan potentiële studenten, intakegesprekken e.d.) en voert dagelijkse klussen uit (blussen van brandjes, vraagbaak voor studenten e.d.). De commissie heeft geconstateerd dat sommige opleidingsdirecties heel veel activiteiten naar zich toe trekken. Dit brengt verschillende risico’s met zich mee. Allereerst is er het risico van overbelasting en bij ziekte ontstaat een gat dat moeilijk opgevuld kan worden. De opleiding maakt zich op deze wijze zeer kwetsbaar. Door zoveel mogelijk zelf te doen bemoeilijkt de opleidingsdirectie het creëren van draagvlak voor de opleiding. 12
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
Door de verschillende groepen van betrokkenen bij de opleiding: docenten, studenten, alumni, beroepenveld, een rol te geven in de aansturing van de opleiding voelen deze groepen zich verantwoordelijk voor de opleiding en vergroten zij hun inzicht in de opleiding als geheel. Op deze wijze kunnen zij hun rol en positie in de opleiding ook beter begrijpen. Een ander risico is het pettenprobleem: de opleidingsdirectie bepaalt niet alleen het beleid, maar fungeert ook als arbiter van het eigen handelen. Op zijn minst wekt dit de schijn van partijdigheid en is het strijdig met de eisen die aan de administratieve organisatie van de opleiding mogen (moeten) worden gesteld. Om bovengenoemde risico’s tegen te gaan adviseert de commissie om de aansturing van de opleiding goed te structureren. De opleidingsdirectie kan worden ondersteund door formele gremia, zoals Curatorium, Academic Council, Docentenoverleg, Examencommissie, Opleidingscommissie en Vakcoördinatoren (per vakgebied of cluster van verwante vakken). De positie en rol van deze gremia moeten expliciet worden aangegeven. Het voorzitterschap van deze gremia moet niet (Examencommissie, Opleidingscommissie en Curatorium) of bij voorkeur niet worden vervuld door de opleidingsdirecteur. Vanwege het karakter van de opleiding is het gewenst dat het toezicht op de opleiding zowel vanuit het beroep (Curatorium) als vanuit de wetenschap (Academic Council) plaatsvindt. Uiteraard dient bij de instelling van deze gremia rekening te worden gehouden met de omvang van de opleiding. Studiepunten en keuzes Het NVAO-kader schrijft voor dat het aantal studiepunten voor de totale EMFC-opleiding minimaal 60 EC bedraagt. Het VRC-profiel (zie bijlage A) schrijft tevens voor dat de helft van het aantal studiepunten besteed wordt aan de vier hoofdvakken. De commissie heeft geconstateerd dat aan beide eisen wordt voldaan, maar dat er tevens sprake is van een uiteenlopende invulling en zwaarte van het programma. Aan de hoofdvakken kennen de opleidingen een verschillende zwaarte toe. De ene opleiding kent soms tweemaal zoveel studiepunten toe aan hetzelfde hoofdvak als de andere opleidingen. Alhoewel er door de opleidingen voldaan wordt aan het criterium van minimaal 30 EC voor deze hoofdvakken, is er dus geen sprake van uniformiteit. De commissie meent dat de opleidingen zich hiermee zouden kunnen profileren, mits de keuzes aan de toekomstige studenten goed toegelicht worden. Hetzelfde geldt voor de keuzevakken. Er wordt een breed scala aan keuzevakken aangeboden. De opleidingen zouden zich ook met dit aanbod beter kunnen onderscheiden. In de voorlichting over de opleidingen zou het aanbod aan keuzevakken bijvoorbeeld gekoppeld kunnen worden aan de verwachte ontwikkelingen in het beroepveld van de registercontroller. Tenslotte is het de commissie opgevallen dat de zwaarte van de hele opleiding ook uiteenloopt met, gemeten in studiepunten, een verschil van meer dan 15%. Alhoewel er voldaan wordt aan het criterium van minimaal 60 EC, acht de commissie een te grote spreiding niet wenselijk. Met het oog op een verdere verzwaring van het aantal EC voor de afstudeeropdracht tot 15 EC kan dit leiden tot een dermate groot onderscheid in studiebelasting dat de vergelijkbaarheid van de opleidingen afneemt. Persoonlijke vaardigheden Persoonlijke vaardigheden zijn onmisbaar voor de controller op het hoogste niveau. De commissie vindt het daarom van belang dat de opleidingen hier aandacht aan besteden. De commissie zou willen aanbevelen dat de opleidingen expliciet aangeven welke persoonlijke vaardigheden gewenst zijn. Enkele opleidingen hebben er voor gekozen om de training van de persoonlijke vaardigheden in aparte cursussen onder te brengen en er studiepunten aan toe QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
13
te kennen. Anderen hebben deze vaardigheden in verschillende vakken ondergebracht. Beide keuzes hebben hun voordelen. Het is wel van belang dat de ontwikkeling van die vaardigheden in de leerdoelen van de cursussen en de eindkwalificaties van de opleiding worden opgenomen en dat de werkvormen er op af gestemd zijn. Het is verder ook belangrijk dat er een goede afstemming plaatsvindt tussen de vakken waarin de vaardigheden aan de orde komen. Afstudeerwerkstuk Het is de commissie opgevallen dat in alle opleidingen het afstudeerwerkstuk wordt genoemd als studievertragend obstakel. De studenten hebben doorgaans geen moeite met het doorlopen van de twee cursusjaren met vakafsluitende tentamina. De studievoortgang in de twee cursusjaren is behoorlijk. De problemen beginnen bij het afstudeerwerkstuk. De aansluitende zomervakantie aan het eind van het tweede studiejaar betekent niet alleen een definitieve breuk met de wekelijkse vrijdagroutine, de dag waarop de studenten onderwijs genoten, maar ook de start van een langdurige periode die in niet alle gevallen leidt tot het succesvol verdedigen van het werkstuk. De zwaarte van het afstudeerwerkstuk wordt naar het oordeel van de commissie onderschat, zowel door de studenten als de verschillende opleidingen. Een extra dimensie aan het afstudeerwerkstuk van de EMFC-opleiding is, dat het naast de wetenschappelijke component ook nadrukkelijk een praktijkcomponent kent. Mede hierdoor vindt een vertraging plaats bij de afronding. Dit neemt soms zodanige vormen aan dat tentamina dreigen te vervallen en incidenteel zijn zelfs studenten uitgeschreven die weliswaar alle tentamina hadden behaald maar, ook na herhaalde aanmaning, niet konden komen tot afronding van het werkstuk. De opleidingen zouden naar het oordeel van de commissie hierop actie moeten ondernemen. Naar het oordeel van de commissie zou een structurele of projectmatige vorm van begeleiding essentieel onderdeel van het afstudeertraject moeten zijn. De commissie heeft de indruk dat sommige opleidingen in een te laat stadium op reguliere wijze aandacht aan het afstudeertraject schenken. Onderzoeksmethodologie met vraagstukken hierover in het begin van de opleiding en een projectmatige aanpak van het afstudeerwerkstuk zijn naar de mening van de commissie van eminent belang. De commissie doet hierbij enige suggesties voor de inrichting van deze projectmatige aanpak. Te denken valt bijvoorbeeld aan de volgende fasen in het afstudeertraject: - de aanleiding tot en de probleemstelling van het afstudeerwerkstuk; - het uiteenrafelen van de probleemstelling of centrale onderzoeksvraag in deel(onderzoek)vragen; - de hypothesestelling en de toetsingsmethode; - afstemming van de gehanteerde onderzoeksmethode met de praktijkcomponent, in samenwerking met de sponsor/ de werkgever van de student; - opstelling van een voorlopige literatuurlijst. Een essentieel onderdeel van het afstudeerproject is de tijdsplanning. Deze tijdsplanning dient voor drie tot zes maanden gedetailleerd te worden uitgewerkt en voortschrijdend te worden bijgesteld. De planperiode na zes maanden kan globaler van aard zijn. De opleiding maakt vervolgens individuele afspraken met de studenten op basis van een stramien-tijdpad. De student en de begeleider komen in onderling overleg tot een datum waarop een volgend document moet worden ingeleverd. De student wordt strak aan deze planning gehouden. Aan het einde van het traject is een tweede lezer t.b.v. de ‘externe’ validatie noodzakelijk. Een 14
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
afstudeerhandleiding waarin de projectmatige aanpak wordt uiteengezet completeert het geheel. Samenvattend: de commissie is van oordeel dat de opleidingen het afstudeertraject in samenwerking met de werkgever van de student eerder, meer projectmatig, strakker, meer studentgericht en sturender moeten managen, dit ter verbetering van de rendementen van de opleiding, uiteraard onder handhaving van de wetenschappelijke kwaliteitscriteria.
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
15
16
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
DEEL II: OPLEIDINGSRAPPORT
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
17
18
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
3.
Rapport over de masteropleiding Executive Master of Finance and Control aan de Nyenrode Business Universiteit
Administratieve gegevens Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: Naam opleiding: CROHO-nummer: Niveau: Oriëntatie: Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s): Einddatum accreditatie:
Executive Master of Finance and Control 75019 master wo 69 EC Master of Science deeltijd Breukelen 24-4-2012
Het bezoek van de visitatiecommissie Executive Master of Finance and Control aan de Nyenrode School of Accountancy and Controlling van de Nyenrode Business Universiteit vond plaats op 11-12 november 2010. 3.0. Structuur en organisatie van de faculteit Nyenrode Business University (NBU) kent twee onderdelen: de Business School en de School of Accountancy and Controlling (Ny-SAC). Elk van beide schools wordt geleid door een Dean. De omzet van beide schools is van eenzelfde orde van grootte. De belangrijkste diensten die Ny-SAC aanbiedt, zijn part time accountancy onderwijs (bachelor, master en post-master) met zo’n 3.500 studenten, parttime controllingonderwijs (MC, master, EMFC) met zo’n 500 studenten, executive education en permanente educatie en onderzoek. In 1994 startte Nyenrode, in samenwerking met een accountantsorganisatie, met een posthbo Controllersopleiding voor de publieke sector. Deze opleiding liep tot 1998. In 1997 is Nyenrode, in samenwerking met het Koninklijk NIVRA (NIVRA-Nyenrode), gestart met de RC-opleiding. In 1998 is er een MSc Controllingopleiding ‘onder’ gezet en kort na de millennium-overgang is een samenwerking met hbo-scholen gestart waarbij deze hbo-scholen een post-hbo-opleiding onder regie van Ny-SAC verzorgen. Deze opleiding leidt tot de kwalificatie Managerial Controlling (MC). Deze post-hbo opleiding omvat een groot deel van het pre-master traject van de MSc-opleiding Controlling. Het certificaat van deze opleiding wordt uitgereikt door de hbo-instellingen. De controllingopleidingen vormen een geïntegreerd geheel: • • •
ze vallen onder één programmamanagement (programma-directeur, -manager en – coördinator); de opleidingen zijn op elkaar afgestemd; zo is er een gemeenschappelijke Opleidings- en Examencommissie; het zijn dezelfde Centers van de faculty (en dikwijls dezelfde personen) die verantwoordelijk zijn voor de vakken in de verschillende Controllingprogramma’s;
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
19
•
de inhoud van de opleidingen is op elkaar afgestemd zodat studenten die doorstuderen geen last hebben van overlappende (delen van) vakken.
Het curatorium toetst de kwaliteit van de opleiding door na te gaan in hoeverre de opzet en de inhoud van het programma zijn afgestemd op de ontwikkelingen van het vakgebied en de relevantie voor de praktijk. Het curatorium bestaat uit afgevaardigden uit het bedrijfsleven. 3.1.
Het beoordelingskader
3.1.1. Doelstellingen opleiding F1: Domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
Beschrijving De eindkwalificaties van de afgestudeerde controllers voldoen volgens het zelfevaluatierapport aan het beroepsprofiel van de beroepspraktijk, zoals opgesteld door de Vereniging van Register Controllers (VRC). De eindkwalificaties van de opleiding luiden als volgt. De afgestudeerde EMFC controller heeft het vermogen om: 1. Wetenschappelijke vaardigheden 1.1 vraagstukken uit de beroepspraktijk te positioneren en te analyseren vanuit één of meer theoretisch conceptuele kaders; daarna oplossingsrichtingen te formuleren en te kiezen. De EMFC controller kan: a. een onderzoeksvoorstel formuleren; b. een probleemsituatie uit de praktijk met betrekking tot controlling plaatsen in het kader van wetenschappelijke literatuur; c. proposities / hypothesen in een praktijksituatie formuleren op grond van literatuur; d. een empirisch onderzoek realiseren waarin proposities/hypothesen worden geconfronteerd met de praktijk en is in staat tot een kritische reflectie op de uitkomsten van de confrontatie en de gevolgen daarvan; e. een probleemsituatie op het gebied van controlling plaatsen in de literatuur, analyseren, daar oplossingsrichtingen voor formuleren en daaruit gefundeerd kiezen. 1.2 de wetenschappelijke literatuur (zowel nationaal als internationaal) op het terrein van controlling te volgen en het belang en de toepasbaarheid daarvan naar waarde schatten. De EMFC controller kan: a. de wetenschappelijke literatuur volgen en daarover op een voldragen, kritische manier van gedachten wisselen; b. een eigen oordeel vormen ten aanzien van de literatuur en de onderzoeksresultaten van anderen; c. in de literatuur gepresenteerde theoretische concepten positioneren in een praktijksituatie en op basis daarvan de praktijk en de concepten analyseren;
20
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
d. de praktische implicaties van theoretische concepten en onderzoeksresultaten herkennen en beoordelen. 1.3 tot inzicht te komen in de eigen begrenzingen - zowel ten aanzien van het wetenschappelijke denken als het praktisch functioneren - en tot het in specifieke situaties reflecteren op eigen en andermans denken en handelen. De EMFC controller kan: a. reflecteren op het eigen onderzoek; b. reflecteren op het eigen denken en handelen; c. reflecteren op andermans denken en handelen. 2. Vakmatige vaardigheden 2.1 de bedrijfsvoering informatietechnisch en administratief-organisatorisch in te richten en te doen functioneren; de risico’s van de bedrijfsvoering in te schatten en beleid te ontwerpen om de risico’s te beperken. De EMFC controller kan: a. de bestuurlijke en de registratieve informatievoorziening en de inbedding daarvan in een concreet bedrijf analyseren en ontwerpen; b. risicoposities van en in de bedrijfsvoering analyseren; c. een plan met oplossingsrichtingen ontwikkelen om risico’s te mitigeren en een verantwoorde keuze maken uit de oplossingsrichtingen. 2.2 de economische rationaliteit van de besluitvorming te analyseren en te onderbouwen: kiezen uit schaarse middelen. De EMFC controller kan: a. de financiële kant van vraagstukken analyseren; b. alternatieve oplossingen financieel analyseren; c. gemotiveerd kiezen uit alternatieven. 2.3 managementcontrolsystemen zodanig te analyseren en te ontwerpen dat deze passen in de strategie, de organisatie en de wijze van bedrijfsvoering, en hierover te adviseren. De EMFC controller kan: a. een managementcontrolsysteem analyseren, alternatieve oplossingsrichtingen ontwikkelen en verantwoord kiezen binnen de bedrijfsstrategie. 2.4 de financieel-economische kant van de strategie te analyseren, te doorgronden en bij te dragen aan (betere) oplossingsrichtingen. De EMFC controller: a. heeft zo veel kennis van strategie dat hij geloofwaardig kan meespreken over de strategie van de organisatie; b. kan de strategie financieel analyseren en doorgronden; QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
21
c. kan alternatieve strategische oplossingsrichtingen ontwikkelen en kan een verantwoorde keuze maken uit de oplossingsrichtingen. 2.5 op basis van inzicht in specialistisch-ondersteunende vakgebieden, gesprekspartner te zijn van enerzijds specialisten en anderzijds collega-managers en andere collega's. De EMFC controller: a. heeft zoveel kennis van en inzicht in bepaalde ondersteunende vakgebieden dat hij problemen, risio’s en mogelijkheden van de bedrijfsvoering op deze terreinen kan signaleren; b. kan een brug slaan tussen de leden van het managementteam en (externe) specialisten; c. kan externe adviezen zodanig wegen dat hij een verdedigbaar standpunt kan bepalen en verdedigen op deze terreinen. 3 Managerial en communicatieve vaardigheden 3.1 in teams te werken. De EMFC controller kan: a. in groepsverband vaktechnische vraagstukken bespreken en analyseren, mede in relatie tot praktijksituaties; b. in groepsverband een analyse van de praktijk opzetten, realiseren en rapporteren. 3.2 verworven kennis en inzichten op het vakgebied te gebruiken in de beroepsuitoefening en zowel in woord als in geschrift op adequate wijze te communiceren met beroepsgenoten en niet-beroepsgenoten. Een EMFC controller kan: a. de resultaten van een analyse en de gekozen oplossing op een professionele wijze presenteren; b. de resultaten van wetenschappelijk onderzoek presenteren, zowel mondeling als schriftelijk; c. de analyse van de eigen organisatie of van een casus presenteren. 3.3 in de beroepsuitoefening op een integere wijze te functioneren, zich te verantwoorden en in situaties, waarin sprake kan zijn van tegenstrijdige belangen en inzichten, te komen tot een eigen afweging, oordeelsvorming en professioneel handelen. Een EMFC controller: a. kent en herkent de ethische dilemma’s die zich kunnen voordoen in het functioneren als controller; b. weet deze dilemma’s te benoemen en te exploreren; c. weet deze te analyseren en alternatieve oplossingen te ontwikkelen; d. weet tot een gemotiveerde en verdedigbare keuze te komen; e. weet zijn opvatting en handelen te verdedigen, ook tegen de mening van anderen ingaand. De opleiding heeft haar eindkwalificaties en vakkenpakket vergeleken met die van de opleidingen van Management Accountants in USA (IMA) en United Kingdom (CIMA). Een belangrijk verschil met deze opleidingen is de wetenschappelijke benadering van de vakken in de Nederlandse opleidingen en de grotere breedte van het vakkenpakket. Het is een 22
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
wetenschappelijke beroepsopleiding waarbij zowel aan de wetenschappelijke eisen als aan de beroepsmatige eisen wordt voldaan. Ny-SAC oriënteert zich ook op de ontwikkelingen in de controllersfunctie via eigen onderzoek, via gesprekken met het curatorium, met de afstudeerbegeleiders uit het bedrijf waar de controller werkt, en via de VRC, bijvoorbeeld door middel van lidmaatschap van de commissie die de gedragscode moderniseert. Tijdens het bezoek werd duidelijk dat de opleiding er vooral naar streeft om studenten op te leiden tot ‘robuuste controller’, dat wil zeggen een controller die beschikt over voldoende leiderschapskwaliteiten en sociale vaardigheden en die zich staande weet te houden als gesprekspartner van het Management Team. Oordeel De doelstellingen en eindkwalificaties van de opleiding zijn naar het oordeel van de commissie gedetailleerd en uitgebreid omschreven. De eindkwalificaties sluiten aan bij het door de VRC opgestelde profiel van de registercontroller, dat door de commissie is overgenomen als domeinspecifiek kader (zie hiervoor de bijlage A Accreditatie Statuut 2012 Visitatie Postinitiële Controllersopleidingen). De commissie waardeert de eindkwalificaties met betrekking tot communicatieve vaardigheden, met name ook de ontwikkeling van leiderschapskwaliteiten (de ‘robuuste controller’). Om niet alleen gelijk te hebben maar ook gelijk te krijgen, is het van groot belang dat de controller een gelijkwaardige gesprekspartner is (eindkwalificatie 2.5). Ook is zij positief over de eindkwalificaties met betrekking tot ethiek, hoewel zij adviseert dit onderdeel nog verder te versterken. Omdat de eindkwalificaties in voldoende mate aansluiten bij de eisen die door vakgenoten en de beroepspraktijk worden gesteld aan de opleiding, komt de commissie tot het oordeel dat de opleiding voldoet aan de criteria die betrekking hebben op de domeinspecifieke eisen. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
F2: Niveau: Bachelor en Master De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor of een Master.
Beschrijving Het zelfevaluatierapport bevat een schema waarin de eindkwalificaties van de opleiding ingedeeld zijn op basis van de Dublin-Descriptoren. Uit dat schema blijkt dat de Dublindescriptoren stuk voor stuk in meerdere eindkwalificaties aan de orde komen. Afgestudeerden •
•
verwerven aantoonbare kennis van en inzicht in de wetenschappelijke discipline op een gevorderd niveau, waardoor studenten in staat zijn om een originele bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband (Dublindescriptor: kennis en inzicht; alle eindkwalificaties); verwerven vaardigheden die hen in staat stellen om verworven kennis en inzicht toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (eventueel multidisciplinaire) context die gerelateerd is aan de discipline, om in zulke omstandigheden problemen op te lossen, om kennis te integreren en om met complexe materie om te gaan (Dublin-descriptor: toepassen kennis en inzicht; alle eindkwalificaties);
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
23
•
•
•
verwerven vaardigheden die hen in staat stellen om, op basis van een vraag of een probleem op het gebied van de discipline, oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie en daarbij rekening te houden met de sociaalmaatschappelijke, wetenschappelijke en ethische verantwoordelijkheden die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen (Dublin-descriptor: oordeelsvorming; eindkwalificaties 1.1e, 1.2b, 1.2d, 1.3, 2.1c, 2.2c, 2.3, 2.4c, 2.5c, 3.2-3.3); verwerven vaardigheden die hen in staat stellen om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten en niet-specialisten (Dublin-descriptor: communicatie; eindkwalificaties 1.1d-e, 1.2b-c, 2.1c, 2.2c, 2.3, 2.4a, 2.5b-c, 3.1-3.3); verwerven de leervaardigheden die hen in staat stellen een vervolgstudie te volgen met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter (Dublin-descriptor: leervaardigheden; eindkwalificaties 1.1b, 1.1e, 1.2a, 1.2d, 2.4a, 3.3).
Het gevorderde niveau van de vakken kan worden geïllustreerd aan de hand van het aantal EC dat de studenten voor de hoofdvakken als voorvereiste en als vak tijdens de opleiding hebben gevolgd na afronding van de studie. In het zelfevaluatierapport is daartoe een tabel opgenomen die bovendien duidelijk maakt dat het aantal EC dat wordt gewijd aan de hoofdvakken minus Strategie meer dan 30 bedraagt, zoals het accreditatiestatuut voorschrijft. Oordeel De commissie heeft de eindkwalificaties van de masteropleiding bestudeerd vanuit het perspectief van het niveau. Zij heeft vastgesteld dat die eindkwalificaties in voldoende mate aansluiten bij de Dublin-descriptoren en kan zich vinden in de relatie tussen de eindtermen en de Dublin-descriptoren die in het zelfevaluatierapport wordt uitgewerkt. Zij is ook van mening dat de eindkwalificaties het niveau van de opleiding adequaat weerspiegelen. Omdat de eindkwalificaties van de opleiding aansluiten bij de algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een masteropleiding, komt de commissie tot het oordeel ‘voldoende’ voor het facet dat betrekking heeft op het niveau van de opleiding. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
F3: Oriëntatie WO: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een Bachelor en een Master: • De eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. • Een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot tenminste één verdere WO-studie op masterniveau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt. • Een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een WO-opleiding vereist is of dienstig is.
Beschrijving De eindkwalificaties van de postinitiële masteropleiding EMFC sluiten aan op de eisen die vanuit het beroepenveld worden gesteld. De opleiding is een wetenschappelijke beroepsopleiding en heeft niet tot doel om studenten op te leiden voor het verrichten van zelfstandig wetenschappelijk onderzoek, maar om hen op wetenschappelijk verantwoorde wijze vraagstukken op te laten lossen uit de beroepspraktijk, waarvan zij al bij aanvang van 24
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
hun studie deel uitmaken. Om dit te bewerkstelligen staan de eindkwalificaties van de hoofdvakken op hoog niveau. Wat betreft de wetenschappelijke aspecten geven de eindtermen aan dat de controller • • • • • •
vraagstukken uit de beroepspraktijk vanuit theoretisch conceptuele kaders kan bezien en analyseren; de wetenschappelijke literatuur kan volgen en de toepasbaarheid naar waarde kan schatten; een kritische houding kan aannemen ten opzichte van de wetenschappelijke concepten en de bruikbaarheid naar waarde kan schatten; bovengenoemde inzichten kan omzetten in adequaat beleid; kan participeren in wetenschappelijk onderzoek; kan reflecteren op eigen wetenschappelijke en praktijkgerelateerde begrenzingen en op eigen en andermans handelen.
Oordeel De commissie heeft de eindkwalificaties van de postinitiële (executive) masteropleiding bestudeerd vanuit het perspectief van de oriëntatie. Zij heeft onder F1 al vastgesteld dat de eindtermen voldoende aansluiten bij de eisen vanuit de wetenschappelijk discipline en de relevante beroepspraktijk. De opleiding is een wetenschappelijke beroepsopleiding met een postinitieel karakter, die erop is gericht om vraagstukken uit de beroepspraktijk op een wetenschappelijke wijze op te lossen. De commissie stelt vast dat met name de eindkwalificaties 1.1 tot en met 1.3 hierbij aansluiten. Wetenschappelijke methoden en technieken, die de studenten tijdens hun wetenschappelijke vooropleiding hebben verworven, komen blijkens de eindkwalificaties in voldoende mate aan bod, in het bijzonder vanuit het perspectief van de controller. De commissie is positief over het reflectieve karakter van de opleiding. Studenten leren mede aan de hand van hun praktijkervaring te reflecteren op de waarde van de wetenschappelijke theorieën en concepten voor de beroepspraktijk. De commissie is daarom van oordeel dat de opleiding voldoet aan de criteria die betrekking hebben op de oriëntatie. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Doelstellingen opleiding Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Doelstellingen opleiding. Voor de masteropleiding Executive Master of Finance and Control is het oordeel voldoende. 3.1.2. Programma Beschrijving van het programma Het programma van de opleiding bestaat enkel uit verplichte onderdelen, waaronder een afstudeeropdracht van 12 EC. De hoofdvakken zijn Strategie (5 EC), Management Accounting & Control (8 EC), Accounting Information Systems (AIS) (13 (-4) EC), Finance & Treasury (5 respectievelijk 3 EC) en Financial Accounting & External Reporting (7 EC). Vervolgens is er een zestal ondersteunende vakken van 2-3 EC: Business Law (Bedrijfsrecht), Tax Law (Belastingrecht), Controllership, Information Management, Operations & Supply Chain Management en Auditing for Controllers. QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
25
Jaar 1 Voorjaar Controllership 1 (Seminar) Strategisch Management Financial Management Treasury Management Najaar (start september instroom) Business Controls & Information Systems/IB Business Law Management Accounting 1 Jaar 2 Voorjaar Management Accounting 2 Business Controls & Information Systems/IC Information Management Financial Accounting I Najaar Auditing Financial Accounting II Controllership 2 (Seminar) Tax Management Operations & Supply Chain Management Jaar 3 Afstudeeropdracht
F4: Eisen WO Het programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een HBO- of een WO-opleiding: • Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. • Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. • Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. • Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen.
Beschrijving De interactie tussen onderwijs, wetenschappelijk onderzoek, ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden en de actuele praktijk komt volgens het zelfevaluatierapport naar voren in de course outlines van de verschillende vakken. Het vak Management Accounting & Control bestaat uit hoorcolleges en casecolleges. Sommige hoorcolleges zijn vooral bedoeld om reeds bestaande kennis op te frissen en latente inzichten te (re-)activeren. Maar in de meeste hoorcolleges presenteert de docent eigen 26
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
onderzoek en nodigt hij de zaal uit tot reflectie op de implicaties van de resultaten voor de beroepspraktijk en voor de manier waarop we aankijken tegen control. In het geval van casecolleges is de leidende vraag steeds hoe wetenschappelijke inzichten kunnen helpen bij een systematische analyse van praktische situaties en op welke wijze de daaruit voortvloeiende inzichten praktische betekenis kunnen krijgen. In de casecolleges wordt dit centrale motief nog eens extra op de voorgrond geplaatst. Deze colleges draaien om praktijkproblemen die door de studenten zelf zijn ingebracht. Deze problemen worden geanalyseerd en bediscussieerd in de groep, waarbij uitdrukkelijk wordt gezocht naar de praktische betekenis van wetenschappelijke inzichten in de analyse en bij de identificatie van mogelijke oplossingen. Bij het vak AIS dient iedere student in groepen van twee (studentenkoppel) tijdens de collegecyclus een werkstuk te maken en dat te presenteren tijdens een van de werkcolleges. Dit werkstuk moet betrekking hebben op het toepassen van één of meer theoretische concepten in een praktijksituatie. Bij het vak Financial Accounting & External Reporting dient elke groep de jaarrekening van een bedrijf te analyseren. Dit is de meest recente jaarrekening van een bedrijf waar een van de studenten werkzaam is. Eén specifiek onderwerp dient door elke groep uitgewerkt te worden aan de hand van de theorie, de bevindingen in de jaarrekening en de confrontatie van beide. Op dit punt dient een diepgaande analyse gemaakt te worden. Bij Finance, Treasury en Strategic Management zijn ook dergelijke opdrachten en cases aan de orde. In het vak Operations & Supply Chain Management is een opdracht opgenomen. De opdracht dient te worden geschreven in de vorm van een artikel. In de reader en het boek vindt de student relevante literatuur over zijn onderwerp. Het is de bedoeling dat hij de essentie van deze literatuur in zijn literatuurbeschouwing verwerkt en dat hij hierover een eigen mening vormt in het kader van zijn praktijkopdracht. Hij mag ook aanvullende literatuur gebruiken. Ook bij Information Management is inbedding in de literatuur bij beide opdrachten van groot belang. De beoordeling van elk paper is gebaseerd op de kwaliteit ervan waarbij de benadering van de opdracht, het gebruik van literatuur, de argumentatie en de volledigheid een rol spelen, waarbij het ook van belang is om de probleemstelling te beantwoorden. Bij al deze opdrachten gaat het erom om praktijk en theorie in relatie tot elkaar te bezien. Tijdens het bezoek werd duidelijk dat actuele thema’s tijdens seminars in de avonduren door gastdocenten worden behandeld, wat dikwijls aanleiding geeft tot volgens de betrokkenen interessante discussies. Ook in het afstudeerwerk komt de wetenschappelijke oriëntatie naar voren. De student is in staat: •
de wetenschappelijke literatuur (zowel nationaal als internationaal) en de resultaten van onderzoek en theorievorming op het terrein van controlling te volgen en het belang en de toepasbaarheid in de praktijk daarvan naar waarde te schatten;
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
27
•
• •
•
te komen tot een kritische houding ten opzichte van in de wetenschappelijke literatuur gepresenteerde theoretische concepten en het vermogen de bruikbaarheid van deze concepten in specifieke praktijksituaties naar waarde in te schatten; nieuwe ontwikkelingen in theorie of praktijk te onderkennen en als probleemstelling te kunnen analyseren en een aanpak daarvan te kunnen formuleren; te komen tot inzicht in de eigen begrenzingen - zowel ten aanzien van het wetenschappelijke denken als het praktisch functioneren - en het vermogen om in specifieke situaties te kunnen reflecteren op eigen en andermans denken en handelen; praktijkvraagstukken op basis van de relevante wetenschappelijke literatuur te kunnen onderzoeken, analyseren, oplossingsrichtingen aangeven en beoordelen.
Tijdens het bezoek vernam de commissie dat het voor de controller onmisbare vak Risicomanagement niet als zelfstandig vak wordt aangeboden, maar in verschillende vakken aan de orde komt, voornamelijk bij AIS. De commissie heeft tijdens het bezoek het gebruikte studiemateriaal bestudeerd, onder meer bestaande uit tekstboeken en syllabi. Bovendien heeft zij vernomen dat rapportages zodra deze beschikbaar mogen worden gesteld, in de colleges worden behandeld. Oordeel De commissie heeft het programma van de opleiding bestudeerd vanuit het perspectief van de eisen die aan een wetenschappelijke beroepsopleiding mogen worden gesteld. Zij heeft vastgesteld dat het programma zo is ingericht dat de interactie tussen onderwijs en onderzoek in voldoende mate aan bod komt. De organisatie van de opleiding is zo ingericht dat nieuwe ontwikkelingen in het vakgebied een prominente plaats krijgen in het curriculum. De commissie waardeert het gebruik van recente wetenschappelijke literatuur en tekstboeken en oordeelt dat de gebruikte literatuur en rapportages zonder uitzondering up to date zijn. Studenten worden naar het oordeel van de commissie door middel van het schrijven van papers, een essay en ten slotte het afstudeerwerkstuk voldoende uitgedaagd om hun onderzoeksvaardigheden te ontwikkelen in relatie tot vraagstukken uit de beroepspraktijk. Hierbij hebben studenten profijt van de ervaring die zij dagelijks naast hun studie in de beroepspraktijk opdoen. Omdat het programma zo is ingericht dat de interactie tussen onderwijs en onderzoek in voldoende mate aan bod komt, concludeert de commissie dat het programma voldoet aan de eisen die aan een wetenschappelijke beroepsopleiding mogen worden gesteld. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
F5: Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
28
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
Beschrijving In een bijlage bij de zelfstudie wordt een overzicht gegeven van de manier waarop de onderdelen van het programma corresponderen met de eindkwalificaties van de opleiding en daarmee samenhangende leerdoelen. De eindkwalificaties zijn qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen geconcretiseerd in de beschrijving van de programmaonderdelen (vakken en afstudeerwerkstuk). De bij elk vak behandelde literatuur geeft een indicatie van het niveau. De oriëntatie blijkt uit de zwaarte van elk van de vakken (het aantal EC) en uit de verdeling tussen hoofd- en bijvakken. Dit sluit aan op het beroeps- en opleidingsprofiel en daarmee op de domeinspecifieke eisen. Bij elk vak staan de leerdoelen vermeld met verwijzingen naar de nummers van de eindkwalificaties van de opleiding, zoals vermeld onder F1. De opleiding streeft naar het opleiden van studenten tot ‘robuuste controller’, dat wil zeggen een controller die beschikt over voldoende leiderschapskwaliteiten en sociale vaardigheden en die zich staande weet te houden als gesprekspartner van het Management Team. Daartoe wordt in een groot aantal vakken aandacht besteed aan managerial en communicatieve vaardigheden. Sommige alumni, studenten en docenten gaven tijdens het bezoek aan dat aan deze zaken nog meer aandacht mag worden besteed in het programma, hoewel anderen van mening zijn dat de student sociale vaardigheden ook in de werkomgeving kan ontwikkelen en dat de nadruk tijdens de opleiding beter op de vakinhoud kan liggen. Recentelijk wordt overigens naast het programma coaching aangeboden. Oordeel Het programma bevat de door de VRC voorgeschreven hoofdvakken, waardoor de aansluiting tussen eindkwalificaties en programma wordt gegarandeerd. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van onderdelen van het programma. Studenten kunnen de voor een controller benodigde kennis opdoen en de vereiste competenties ontwikkelen. De commissie is van mening dat de coaching op het gebied van de sociale vaardigheden die momenteel naast het programma is gepland, gezien het buitengewone belang ervan beter binnen het curriculum kan worden aangeboden of - als dat technisch niet mogelijk is - na de opleiding in het kader van de permanente educatie. Naar het oordeel van de commissie voldoet het programma aan de criteria van het facet dat betrekking heeft op de relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
F6: Samenhang programma Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma.
Beschrijving Plaatsbepaling en integratie van de diverse vakken komt aan de orde bij de start van de opleiding, dikwijls bij de start van een afzonderlijk vak, bij de integrerende slotcase en bij de afstudeeropdracht. Afstemming tussen de vakken vindt volgens het zelfevaluatierapport plaats in de Opleidingscommissie en in gesprekken van het programmamanagement met de eindverantwoordelijke docenten en met het curatorium. Het zogenaamde T-profiel dat in de opleiding zit, illustreert de combinatie van verdieping en verbreding. QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
29
Er is een docentenoverleg voor alle docenten van de Nyenrode School of Accounting and Controlling, maar niet voor de docenten van de EMFC-opleiding afzonderlijk. Onderlinge afstemming vindt plaats op informele basis. De opleiding kent twee instroommomenten per jaar: maart en september. De onderdelen Finance & Treasury en Strategie worden daarom tweemaal behandeld tijdens het eerste jaar: eenmaal in maart voor de eerste groep instromers, en eenmaal in december voor de tweede groep. De rest van het programma wordt gezamenlijk gevolgd. Tijdens het bezoek gaven alumni aan dat er soms een overlap tussen de vakken bestaat, bijvoorbeeld tussen AIS en Management Accounting, maar dat de opleiding deze overlap in een dergelijk geval zo snel mogelijk probeert op te heffen. Oordeel De commissie vindt dat de opleiding erin geslaagd is om een programma te ontwikkelen dat voldoende inhoudelijke samenhang vertoont. De verbreding en verdieping zijn volgens de commissie duidelijk uitgewerkt. De inhoud van het programma wordt, zoals in het voorgaande al aan de orde is geweest, in hoge mate bepaald door de eisen van de VRC en daarmee door de beroepspraktijk. De commissie is echter wel van oordeel dat er buitenproportioneel veel aandacht wordt besteed aan het onderdeel AIS. Tijdens het bezoek is het de commissie duidelijk geworden dat de samenhang van het programma voornamelijk informeel wordt geregeld. Hoewel zij geen ernstige tekortkomingen op het gebied van de samenhang heeft geconstateerd, adviseert zij de opleiding om een en ander meer structureel te organiseren, bijvoorbeeld in de vorm van een docentenoverleg van uitsluitend de docenten van de EMFC-opleiding. Op deze wijze ontstaat in de ogen van de commissie bij de docenten meer commitment met de opleiding, waar nu voornamelijk de focus op het eigen vak ligt. Ook kan het concept van de ‘robuuste controller’ via een dergelijk docentenoverleg evenwichtiger worden geïmplementeerd, omdat in dit overleg kan worden afgestemd op welke wijze het concept tot uiting komt in de diverse vakken. Het hanteren van twee instroommomenten is volgens de commissie geen belemmering voor een goede samenhang van het programma en voor de aanwezigheid van logische leerlijnen. Omdat de opleiding erin is geslaagd om een programma te ontwikkelen dat voldoende inhoudelijke samenhang vertoont, komt de commissie tot het oordeel ‘voldoende’ voor het facet dat betrekking heeft op de samenhang van het programma. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
F7: Studielast Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
Beschrijving In het programma is rekening gehouden met werkdruk bij controllers in de maanden januari en februari in verband met de jaarafsluiting. Het programma start dan ook in maart en in het tweede jaar loopt het op ‘halve kracht’ in de maanden januari en februari. Indien de 30
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
individuele evaluaties en de panel-evaluaties wijzen op problemen met de studeerbaarheid, wordt gekeken of het programma kan worden aangepast. Zo is de doorlooptijd van het vak Financial Accounting and External Reporting verruimd om tussen de colleges door meer tijd te hebben voor voorbereiding en bezinking en om wat meer tijd te hebben tussen het laatste college en het tentamen. Ook de volgorde van de vakken Auditing for Controllers en Information Management is verwisseld op grond van de evaluaties. Voor alle vakken is er binnen de termijn van circa twee maanden na de eerste tentamenmogelijkheid een gelegenheid om te herkansen. Tijdens het bezoek vernam de commissie dat de vakken Financial Accounting en Management Accounting weliswaar moeilijk worden gevonden, maar dat deze vakken geen serieus struikelblok vormen. Studenten gaven wel aan dat zij de combinatie van de studie met werk en gezin soms zwaar vinden. Oordeel Hoewel het programma uit meer dan 60 EC bestaat, heeft de commissie geen aanwijzingen dat de studielast hoger is dan aanvaardbaar voor een dergelijk programma. De commissie is positief over het verruimen van de doorlooptijd van het vak Financial Accounting and External Reporting en het wijzigen van de volgorde van de vakken Auditing for Controllers en Information Management. Tijdens gesprekken met studenten kreeg de commissie geen aanwijzingen voor een te hoge studielast. De commissie heeft tijdens het bezoek geconstateerd dat het grootste struikelblok van de opleiding het afstudeerwerk is. Wanneer na afronding van het cursorische deel studenten niet langer eens per twee weken twee dagen aanwezig hoeven te zijn, wordt er over het algemeen door de werkgevers van de studenten weer onverminderd een beroep op hen gedaan, waardoor het afstudeerwerkstuk geheel naast een fulltime baan dient te worden vervaardigd. Omdat het programma naast het afstudeerwerkstuk geen serieuze struikelvakken kent, komt de commissie tot het oordeel ‘voldoende’ voor het facet dat betrekking heeft op de studeerbaarheid van het programma. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
F8: Instroom Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: WO-bachelor: VWO, HBO-propedeuse of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. WO-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie.
Beschrijving Met elke kandidaat wordt een intakegesprek gevoerd, waarbij de geschiktheid van de kandidaat wordt beoordeeld op de punten opleiding en vakkenpakket, functie en werkervaring en persoon. Tijdens het bezoek is duidelijk geworden dat het ondersteunende bureau fungeert als toelatingscommissie.
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
31
Nyenrode stelt als eis dat elke kandidaat een wo-master opleiding heeft afgerond. Nyenrode maakt geen gebruik van de regeling van de VRC waarbij ten hoogste 10% studenten met een post-hbo opleiding mogen worden toegelaten. Wat betreft het vakkenpakket hanteert Nyenrode de regels van de VRC. Het merendeel van de kandidaten heeft de universitaire opleiding Bedrijfskunde, Bedrijfseconomie of Economie afgerond, terwijl jaarlijks ook enkele studenten instromen met een masteropleiding Controlling of Register Accountant. Studenten dienen een aan controlling verwante functie te hebben. Is dit niet het geval, dan wordt gesproken over de zin van het volgen van de EMFC-opleiding. Daarnaast moet de deelnemer meer dan twee jaar relevante werkervaring hebben. Dit is enerzijds voor de kandidaat zelf van belang om voldoende profijt te halen uit de opleiding, en anderzijds voor de opleiding. De deelnemers wensen medestudenten die bij opdrachten en casediscussies interessante gesprekspartners zijn met voldoende relevante werkervaring. De opleiding streeft er in dit kader ook naar om studenten met verschillende achtergronden aan te trekken. De gemiddelde leeftijd bij de start van de opleiding is 32 jaar. Voor het cohort 2010 is de gemiddelde werkervaring uitgezocht. Over dit cohort is de gemiddelde leeftijd 33 jaar en bedraagt de werkervaring gemiddeld 7,5 jaar. Naast de voorgaande punten wordt tijdens het intakegesprek een (beperkt) oordeel gevormd over de persoon, met name over de managerial hoedanigheden van de persoon. Dit leidt ertoe dat iemand soms wordt aangeraden een andere weg te kiezen. Het gemiddelde aantal te tentamineren deficiënties bedraagt 2,1. Daarnaast nemen alle studenten deel aan de schriftelijke AIS-deficiëntietoets in het programma. Tijdens het bezoek bleek dat studenten het prettig vinden dat er door de opleiding strenge eisen worden gesteld met betrekking tot de deficiënties. Deze eisen worden immers ook aan medestudenten gesteld, waardoor de aanwezigheid van kwalitatief goede medestudenten is gegarandeerd, is de redenering. Oordeel De commissie heeft vastgesteld dat de kwalificaties waarover studenten, die instromen in de opleiding moeten beschikken, formeel zijn vastgelegd en in overeenstemming zijn met de relevante wettelijke eisen. Zij heeft geen informatie ontvangen die erop wijst dat de studenten niet over de kwalificaties beschikken die nodig zijn om het programma te volgen. De commissie heeft geconstateerd dat de opleiding voor aanvang van het programma beoordeelt of individuele instromende studenten een deficiëntie hebben voor één of meer vakken en dat de opleiding de toelatingscriteria strikt handhaaft, wat het niveau van de cohorten ten goede komt. Minder positief is de commissie over de grote rol van het ondersteunende bureau bij de toelatingsprocedure, aangezien handhaving van het toelatingsbeleid een wettelijke taak van de Examencommissie is. De commissie meent dat de toelatingscommissie zich actiever zou mogen opstellen en contact met het bureau zou moeten houden om te toetsen of het bureau de criteria nog strikt handhaaft. Zij adviseert om kritischer naar het toelatingsbeleid te kijken, bijvoorbeeld vanuit het vakoverschrijdende perspectief van de Examencommissie, aangezien volgens haar momenteel voornamelijk op vakniveau wordt geoordeeld. De commissie komt op grond van het bovenstaande tot het oordeel ‘voldoende’ voor dit facet. 32
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
F9: Duur De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: WO-bachelor: in de regel 180 studiepunten. WO-master: minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding.
Beschrijving Het programma van de masteropleiding Executive Master of Finance and Control omvat 69 EC en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Oordeel De masteropleiding Executive Master of Finance and Control voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum.
F10: Afstemming tussen vormgeving en inhoud Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
Beschrijving De opleiding hanteert een drieslag in haar onderwijsfilosofie: theorie – cases – praktijkopdracht. Deze filosofie geldt als volgt: theorie wordt behandeld waarna deze wordt geïllustreerd, geoefend en toegepast met een case. Vervolgens wordt de theorie van het vak door middel van een praktijkopdracht in de eigen praktijksituatie toegepast. Bij circa tweederde van de vakken komen alle drie de onderdelen voor. Bij de andere vakken is er naast theorie aandacht voor een van beide andere onderdelen. De werkvormen met colleges, werkcolleges, cases, gezamenlijke en individuele opdrachten, presentaties en discussies sluiten volgens het zelfevaluatierapport aan op het didactisch concept. Oordeel De commissie heeft kunnen vaststellen dat de vormgeving van de opleiding een mix is van verschillende werkvormen: discussiebijeenkomsten, hoorcolleges, casebesprekingen, groepswerk, gezamenlijke en individuele opdrachten. Vanwege de sterke koppeling tussen wetenschap en praktijk en de nadruk op reflectie concludeert de commissie dat het didactisch concept in lijn is met de doelstellingen en dat de werkvormen aansluiten bij het didactisch concept. De commissie komt daarom tot het oordeel ‘voldoende’ voor het facet dat betrekking heeft op de afstemming tussen vormgeving en inhoud. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
33
F11: Beoordeling en toetsing Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
Beschrijving De toetsing bestaat bij bijna alle vakken uit verschillende componenten. De meeste componenten, behalve het tentamen, komen tot stand gedurende de looptijd van een vak, niet aan het einde. Dit stimuleert de studenten om gedurende en soms voorafgaand aan een vak actief bezig te zijn met de stof. Het tentamen, dat meestal 50 tot 70% van het eindcijfer van het vak bepaalt, moet in alle gevallen voldoende zijn om een voldoende eindcijfer te kunnen behalen. Dikwijls moeten de andere onderdelen ook voldoende zijn om tot een voldoende eindcijfer te komen. Dat geeft extra belang aan de deelcijfers en aan het al tijdens de cursus actief bezig zijn met de stof. De resultaten van de tentamens worden besproken in de Examencommissie. De maximale termijn voor de correctie van tentamens bedraagt drie weken en inzage in het eigen tentamen is altijd mogelijk. Bij de mondelinge presentaties van een paper ontvangt de student dikwijls ook direct feedback, iets wat door de studenten zeer wordt gewaardeerd. Tentamens kunnen binnen circa twee maanden worden herkanst. Indien de student het vak dan niet behaalt of indien hij daar niet aan deelneemt, moet hij meedoen met de volgende lichting, een jaar later. De studenten van de EMFC-opleiding van Nyenrode nemen niet deel aan het landelijke tentamen AIS, aangezien de landelijk gebruikte en getoetste leermethode (Starreveld) op Nyenrode gemarginaliseerd is. De Nyenrode controlling-studenten volgen dezelfde AIS course (met dezelfde toetsen) als de Nyenrode accountancy-studenten. Zij maken ook hetzelfde slot-tentamen AIS. De opleiding heeft veel aandacht voor het afstudeertraject. Het afstudeerwerkstuk moet een wetenschappelijk karakter bezitten. De opleiding beschikt over een afstudeerreglement en geeft aan waar een afstudeerwerkstuk aan moet voldoen. Het proces wordt gemonitord door een afstudeerbegeleider. De begeleider beoordeelt het afstudeerwerkstuk aan de hand van de volgende beoordelingscriteria: •
•
•
De inhoud van het afstudeerwerkstuk (probleemstelling, afbakening, definitie van begrippen, onderzoeksaanpak en motivatie daarvan, consistentie van het betoog, verbinding met relevante literatuur, empirisch onderzoek); Kwaliteit van de conclusies en aanbevelingen (aansluiting op probleemstelling, onderzoeksvraag en subvragen, onderbouwing vanuit theorie en praktijk, een duidelijk op kritische analyse gebaseerd eigen oordeel, praktische toepasbaarheid); Opzet van het afstudeerwerkstuk (structuur, schrijfstijl, lay-out).
Wanneer de afstudeerbegeleider van mening is dat het afstudeerwerkstuk verdedigbaar is, neemt de kandidaat deel aan een afstudeerworkshop. Hier wordt het definitieve cijfer vastgesteld. Er is een plicht tot participeren in de discussie bij de andere deelnemers. De participatie telt mee bij de bepaling van het eindcijfer voor het afstudeerwerkstuk. Na afloop van de presentatie en verdediging stellen universitaire begeleider en examinator, nadat zij de bedrijfsbegeleider hebben gehoord, in overleg het definitieve eindcijfer vast. Hierbij wordt, boven op de drie beoordelingscriteria, ook met de presentatie en verdediging 34
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
rekening gehouden. Daarnaast speelt een aantal elementen in de totstandkoming van het afstudeerwerkstuk, zoals eigen initiatief, originaliteit, zelfstandigheid, motivatie, tijdsplanning en het nakomen van afspraken, een rol bij de cijfervaststelling. Tijdens het bezoek werd duidelijk dat de Examencommissie wel de tentamenuitslagen bespreekt, maar zich niet bezighoudt met het toetsbeleid. De docenten zijn zelf primair verantwoordelijk voor de keuze van het type toetsing. De behandeling van afstudeerwerkstukken valt onder de verantwoordelijkheid van de afstudeercommissie. Oordeel De commissie heeft tijdens haar bezoek vastgesteld dat de opleiding gevarieerde toetsvormen hanteert, die voldoende aansluiten op de werkvormen en de leerdoelen van een onderdeel. De commissie is van mening dat de Examencommissie er een te beperkte taakopvatting op na houdt en zich ook met het toetsbeleid zou moeten bezighouden, aangezien dit een van de wettelijke taken van de Examencommissie is. De commissie heeft geconstateerd dat de Examencommissie samen met de Opleidingscommissie vergadert. Zij adviseert de gremia gescheiden van elkaar te laten opereren om de taken optimaal te kunnen uitvoeren. De commissie heeft vastgesteld dat de opleiding gevarieerde toetsvormen hanteert, die voldoende aansluiten op de werkvormen en de leerdoelen van een onderdeel en komt op grond daarvan tot het oordeel ‘voldoende’ voor het facet dat betrekking heeft op de beoordeling en de toetsing. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Programma Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Programma. Voor de masteropleiding Executive Master of Finance and Control is het oordeel voldoende.
3.1.3. Inzet van personeel F12: Eisen WO De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een WO-opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied.
Beschrijving Per vak is een hoogleraar met een aanstelling bij Nyenrode academisch eindverantwoordelijk. Deze hoogleraar, soms in samenspraak met een coördinerend docent, coördineert de inzet van het totaal aan docenten. De meeste eindverantwoordelijke hoogleraren zijn ook zelf actief als onderzoeker, bijvoorbeeld via het begeleiden van één of meer promovendi. Een groot aantal docenten leveren via artikelen in Nederlandse en internationale tijdschriften, boeken en hoofdstukken in boeken een bijdrage aan de ontwikkeling van het vakgebied. Tijdens het bezoek is duidelijk geworden dat de opleiding ernaar streeft om het onderwijs zoveel mogelijk door gepromoveerde docenten te laten verzorgen. Men streeft naar een percentage van bijna 100%. Vanwege de onderwijstaken van promovendi is een percentage QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
35
van 100% gepromoveerde docenten niet haalbaar. Momenteel is ongeveer 80% van de staf gepromoveerd. Oordeel Hoewel niet alle docenten zijn gepromoveerd, heeft de commissie vastgesteld dat de eindverantwoordelijkheid voor de vakken bij een hoogleraar ligt, die dikwijls actief is als onderzoeker. Naast het begeleiden van promovendi leveren zij ook onder meer via publicaties in nationale en internationale tijdschriften en boeken een bijdrage aan de ontwikkeling van het vakgebied. De commissie staat positief tegenover de plannen van de opleiding om in de nabije toekomst nog meer aandacht aan de onderzoekscomponent te besteden en hierin te investeren, zoals zij tijdens het bezoek vernam. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
F13: Kwantiteit personeel Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
Beschrijving Er is een vaste groep docenten, waarbij er jaarlijks enkele wisselen. Daarnaast maakt de opleiding ook veelvuldig gebruik van gastdocenten en van docenten die ook onderwijs verzorgen aan andere opleidingen aan de NBU. De staf-studentratio voor de gehele Nyenrode School of Accountancy and Controlling is 1:11. Het is door de vele gastdocenten en docenten die ook aan andere opleidingen aan de NBU onderwijs verzorgen, niet mogelijk om een aparte staf-student ratio te berekenen voor de EMFC-opleiding. Afhankelijk van de omvang van de instroom wordt de groep in twee of meer groepen gesplitst. Deze splitsing wisselt per vak. Soms wordt een vak gedeeltelijk gesplitst: hoorcolleges plenair en werkcolleges in groepen. Tijdens het bezoek vernam de commissie dat bij grotere groepen niet altijd alle studenten voldoende aan bod kunnen komen. Freerider gedrag is mogelijk, maar degenen die zich hieraan schuldig maken, worden over het algemeen door de groep zelf aangesproken op hun gedrag. Oordeel Hoewel het door de vele gastdocenten en docenten die ook aan andere opleidingen aan de NBU onderwijs verzorgen, lastig is om een goed overzicht te krijgen van de staf-studentratio binnen de opleiding, heeft de commissie de indruk gekregen dat de opleiding goede mogelijkheden biedt om eventuele gaten te kunnen opvangen. De studenten hebben geen klachten over de inzet en benaderbaarheid van het personeel. Omdat de omvang van de staf voldoende is om het onderwijs op een adequate manier te verzorgen, komt de commissie tot het oordeel ‘voldoende’ voor het facet dat betrekking heeft op de kwantiteit van het personeel. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
36
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
F14: Kwaliteit personeel Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Beschrijving Bij een universiteit zoals Nyenrode die geen subsidie heeft, en waar een belangrijk deel van de inkomsten bestaat uit deelnemersbijdragen, is volgens het zelfevaluatierapport de kwaliteit van onderwijs van groot belang bij het aantrekken en beoordelen van stafleden. De evaluaties zijn daarbij zeer belangrijk. De gemiddelde score van alle 47 docenten van de meest recente versie van elk vak is 3,7 op een 5-puntsschaal. De gemiddelde score van de ‘leading docent’ per vak is 4,0. Op grond van de evaluaties (zie F17) wordt jaarlijks de best scorende docent bepaald. Tijdens het jaarlijkse docentenseminar van Ny-SAC in december wordt deze ‘docent-van-het-jaar’ van de EMFC–opleiding in het zonnetje gezet tegelijk met de ‘docenten-van-het-jaar’ van de andere programma’s van Ny-SAC. Wanneer een docent herhaaldelijk onder de maat presteert, worden er door de opleiding maatregelen genomen en wordt de docent vervangen. Tijdens het bezoek vernam de commissie dat de studenten over het algemeen enthousiast zijn over de kwaliteit van de docenten. Oordeel Tijdens het bezoek heeft de commissie een aantal evaluaties van colleges en docenten bestudeerd en geconstateerd dat studenten over het algemeen tevreden zijn over de kwaliteit van deze docenten. Op vakinhoudelijk gebied is de commissie van oordeel dat de docenten door hun achtergrond en ervaring capabel zijn voor het geven van kwalitatief hoogstaand onderwijs. De commissie waardeert de inspanningen van de opleiding om het onderwijs uitsluitend te laten verzorgen door docenten met grote bekwaamheid op zowel didactisch als vakinhoudelijk gebied en de maatregelen van de opleiding wanneer uit evaluaties blijkt dat een docent onder de maat presteert. De commissie komt op grond van bovenstaande overwegingen tot het oordeel dat de opleiding voldoet aan het criterium dat betrekking heeft op de kwaliteit van het personeel. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Inzet van personeel Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Inzet van personeel. Voor de masteropleiding Executive Master of Finance and Control is het oordeel voldoende.
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
37
3.1.4. Voorzieningen F15: Materiële voorzieningen De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
Beschrijving De NBU beschikt over de volgende voorzieningen: zalen, audio- en visuele hulpmiddelen, parkeerruimte, lunchfaciliteiten, het landgoed waar studenten zich in de pauzes kunnen vertreden, een bibliotheek waar de studenten vanuit huis elektronisch (24 uur per dag gedurende zeven dagen per week) mee verbonden zijn. In de gebouwen zijn wifiaansluitingen. De bibliotheek is ook op zaterdag open en tevens op twee doordeweekse avonden. Alle opleidingen beschikken over een digitale leeromgeving. Oordeel De commissie heeft tijdens haar bezoek de materiële voorzieningen bekeken waarover de opleiding beschikt, en is op basis van haar eigen observatie en informatie uit het zelfevaluatierapport tot het oordeel gekomen dat de materiële voorzieningen adequaat zijn en voldoende om het programma op een adequate manier uit te voeren. De commissie komt daarom tot het oordeel ‘voldoende’ voor het facet dat betrekking heeft op de materiële voorzieningen. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
F16: Studiebegeleiding De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
Beschrijving Het ondersteunende bureau wordt gevormd door de programmamanager, die verantwoordelijk is voor alle Controllingopleidingen, de programmacoördinator EMFC, die het contact met de docenten onderhoudt, en de twee programmamedewerkers EMFC die tot taak hebben contact te onderhouden met de studenten. Het bureau is volgens het zelfevaluatierapport zichtbaar en herkenbaar gehuisvest, zodat studenten daar in pauzes met hun vragen terecht kunnen. Ook op zaterdag is het bureau geopend: als de studenten op zaterdag op Nyenrode zijn, dan is het ondersteunende bureau dat in de ochtend ook. Indien er problemen zijn met de studievoortgang of indien zich bijzondere situaties voordoen, neemt men in eerste instantie contact op met de programmamedewerkster. Indien nodig wordt vervolgens ofwel ruggespraak gehouden met of doorverwezen naar de programmacoördinator. Twee jaar geleden is enige extra capaciteit binnen de ondersteuning aangetrokken om de voortgang gedurende het afstudeertraject te bevorderen. Afhankelijk van het soort probleem wordt, indien nodig, contact gezocht met de relevante persoon of personen. Het bureau is sterk oplossingsgericht en dienstverlenend ingesteld. Tijdens het bezoek heeft de commissie vernomen dat de studenten tevreden zijn over de persoonlijke aandacht – geen nummer maar een naam - en de toegankelijkheid van de staf. 38
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
Veel communicatie met studenten gaat via het studentennet: course outlines, power point presentaties, papers, uitslagen, adresgegevens en gegevens van medestudenten zijn via studentennet te benaderen. De studenten hebben elektronisch toegang tot de bibliotheek en tot de databases met wetenschappelijke, te downloaden artikelen. Oordeel De commissie heeft geconstateerd dat de studiebegeleiding goed functioneert. Tijdens het bezoek heeft de commissie geconstateerd dat de studenten tevreden zijn over de toegankelijkheid van de staf. De opleiding beschikt over een goed werkend ondersteunend bureau. De informatievoorziening naar de studenten toe is adequaat naar het oordeel van de commissie. De commissie komt op grond van bovenstaande overwegingen tot het oordeel ‘goed’ voor het facet dat betrekking heeft op de studiebegeleiding. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is goed. Oordeel over het onderwerp Voorzieningen Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Voorzieningen. Voor de masteropleiding Executive Master of Finance and Control is het oordeel voldoende.
3.1.5. Interne kwaliteitszorg F17: Evaluatie resultaten De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
Beschrijving Er wordt volgens het zelfevaluatierapport continu geëvalueerd. Elk vak wordt schriftelijk (elektronisch) geëvalueerd door de studenten. Ook wordt elk vak geëvalueerd met de eindverantwoordelijke docent, mede aan de hand van de studentenevaluatie. Per half jaar worden het programma, de organisatie en ondersteuning van het programma geëvalueerd in een zogenaamde panelevaluatie: een groep van circa zes studenten wordt tijdens de lunch uitgenodigd om het afgelopen semester te evalueren, mede aan de hand van de studentenevaluatie. Dit levert volgens het zelfevaluatierapport een ‘dieper’ en genuanceerder inzicht op in de studentenevaluaties. Daarnaast geeft dit extra informatie over de combinatie van vakken, bijvoorbeeld over de interactie tussen de vakken. De panelevaluaties worden ook gebruikt om te polsen hoe studenten voorgenomen wijzigingen beoordelen. Verder vindt dikwijls een panelevaluatie plaats als een wat grotere wijziging in een vak plaatsvindt of als er een aanleiding toe is. Het programmamanagement streeft ernaar om goed contact te houden met de studenten van de verschillende jaargangen om daar lering uit te trekken en ook om eventuele problemen vroegtijdig op te sporen. Ook de afstudeerworkshop waarop studenten hun afstudeerwerkstuk presenteren en verdedigen wordt geëvalueerd. Dan wordt ook een aantal vragen gesteld over de opleiding in zijn algemeenheid. De afstudeerwerkstukken worden gelezen en beoordeeld door een vaste QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
39
tweede lezer. Daarmee tracht de opleiding uniformiteit in de beoordeling te bevorderen. Het geeft bovendien gelegenheid om ook de begeleiding te vergelijken en te bezien en om zonodig daarover met de begeleider te spreken ter verbetering van de begeleiding van een volgende student. Eventueel wordt een begeleider niet meer uitgenodigd om een afstudeeropdracht te begeleiden. De ‘norm’ waartegen de evaluaties worden bezien is als volgt: een score van 4,0 of hoger op een vijf-puntsschaal is prima. Bij een score tussen 3,5 en 4,0 wordt gezocht naar ruimte voor verbetering. Een score tussen 3,0 en 3,5 vergt concrete afspraken voor verbetering voor een volgende maal. Een score lager dan 3,0 vergt ingrijpen, waarbij de aard van de ingreep afhangt van de situatie. Op basis van de evaluaties wordt halfjaarlijks een overzicht gemaakt van de genomen maatregelen. Dit overzicht, inclusief de uitgewerkte evaluatie, wordt halfjaarlijks besproken in het curatorium. Het curatorium bespreekt ook de veranderingen in het werkgebied van de controller en de eventueel daaruit voortvloeiende gewenste aanpassingen in het programma. De curatoriumleden worden uitgenodigd voor de afstudeerworkshops. Dat geeft hen gelegenheid om ‘het resultaat’ van de opleiding te zien: de afstudeerwerkstukken, de presentaties en verdedigingen door de studenten. Ook zien de curatoriumleden hoe het cijfer voor het afstudeerwerk tot stand komt en spreken zij de afstuderende studenten. Op deze wijze kunnen zij zich ook informeel een beeld vormen van de kwaliteit van de opleiding. De opleiding beschikt niet over een Academic Council dat de wetenschappelijke tegenhanger van een praktijkgericht curatorium is. Tijdens het bezoek werd duidelijk dat het curatorium naast de rol van praktijkgerichte adviesraad ook de rol van wetenschappelijke adviesraad wil vervullen. Daartoe treedt tijdens de vergaderingen van het curatorium een docent op om over zijn vakgebied te spreken. Op deze wijze blijft het curatorium op de hoogte van de ontwikkelingen en maakt het bovendien kennis met de betreffende docent. De controllersopleidingen van de NBU beschikken weliswaar over een gemeenschappelijke Opleidingscommissie, maar deze vergadert samen met de eveneens gemeenschappelijke Examencommissie. De commissie heeft vernomen dat in de praktijk bovendien iedereen vanwege de korte lijnen informeel al op de hoogte is van de zaken die in de vergadering van de Opleidingscommissie worden besproken. De eerstejaars studentleden van de Opleidingscommissie voegen zich bij de zittende groep, waardoor de drie jaargangen elkaar leren kennen. Hierdoor ontstaat een overzicht over situaties voor en na verbetermaatregelen. Oordeel De commissie heeft geconstateerd dat het systeem van interne kwaliteitszorg naar behoren functioneert. Het onderwijs wordt integraal en systematisch geëvalueerd, hoewel evaluatie op programmaniveau in de ogen van de commissie nog uitgebreider zou mogen plaatsvinden. De opleiding hanteert streefcijfers voor de evaluatie en onderneemt actie wanneer die streefcijfers niet worden gehaald. Zoals al aan de orde is gekomen onder F11, adviseert de commissie om de vergaderingen van de Opleidingscommissie en de Examencommissie te scheiden en te formaliseren, aangezien zij van mening is dat momenteel teveel op informele gronden gebeurt. De commissie waardeert de terugkoppeling van verbetermaatregelen in de Opleidingscommissie aan alle jaargangen, hetgeen mogelijk is dankzij de vertegenwoordiging van alle jaargangen in de studentenfractie. 40
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
De commissie is positief over de inzet en betrokkenheid van het curatorium. Zij adviseert wel om de adviestaak met betrekking tot de wetenschappelijke component van de opleiding over te dragen aan een Academic Council, hetgeen betekent dat de wetenschappelijke adviestaak wordt gescheiden van de praktijkgerichte adviestaak. Omdat de commissie heeft kunnen vaststellen dat het systeem van de interne kwaliteitszorg naar behoren functioneert, komt de commissie tot het oordeel ‘voldoende’ voor het facet dat betrekking heeft op de evaluatie van de resultaten. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
F18: Maatregelen tot verbetering De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen.
Beschrijving De wijze van werken, zoals besproken onder facet 17, leidt volgens het zelfevaluatierapport ook daadwerkelijk tot verbetering van het programma. Voorbeelden van aanpassingen die het afgelopen jaar hebben plaatsgevonden naar aanleiding van de evaluaties zijn: • •
•
de vakken Auditing for Controllers en Information Management zijn gewisseld; dit om de studiedruk wat meer gelijkmatig te spreiden over het derde en vierde semester; het vak Financial Accounting and External Reporting start nu in het derde semester en loopt door in het vierde semester; dit om meer tijd te geven aan de voorbereiding van de colleges en om meer tijd te geven voor het laten bezinken van de stof voor het tentamen; een andere indeling van de hoor- en werkcolleges bij Management Accounting & Control.
Oordeel De commissie heeft kennis genomen van de maatregelen die in het recente verleden zijn genomen om problemen of tekortkomingen in het programma op te lossen. De commissie is positief over de adequate wijze waarop het programmamanagement reageert op evaluaties en veranderingen initieert. De commissie concludeert dat de opleiding erin slaagt om de uitkomsten van evaluaties en de vorige visitatie om te zetten in verbetermaatregelen die vaak het gewenste effect hebben. Zij komt daarom tot het oordeel ‘voldoende’ voor het facet dat betrekking heeft op de maatregelen tot verbetering. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
F19: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
41
Beschrijving Studenten zijn betrokken bij de interne kwaliteitszorg via allerhande evaluaties, docenten via evaluatiegesprekken over hun vak. Er is een Opleidingscommissie en een Examencommissie. De Opleidingscommissie bestaat zowel uit docenten als uit studenten, de Examencommissie alleen uit docenten. De betrokkenheid van de Opleidings- en Examencommissie betreft de halfjaarlijkse vergadering waarin het programma (Opleidingscommissie) en de tentamens (Examencommissie) besproken worden en tussentijdse gesprekken en acties naar aanleiding van de vergadering of zich voordoende gebeurtenissen. Het beroepenveld is betrokken via het curatorium waarin CFO’s (Chief Financial Officers), commissarissen en controllers zitting hebben. Op de actieve bemoeienis van het curatorium met de opleiding is onder F17 al ingegaan. Ook via het overleg van alle controllersopleidingen met de VRC wordt inbreng geleverd vanuit het beroepenveld. Studenten behandelen dikwijls cases uit hun eigen beroepspraktijk tijdens de colleges en in het afstudeerwerkstuk. De werkgever wordt betrokken via de afstudeerworkshops waarvoor de bedrijfsbegeleider van de studenten die een afstudeerwerkstuk presenteren en verdedigen, wordt uitgenodigd. De afgestudeerden zijn betrokken via het curatorium. Een lid van het bestuur van de alumnivereniging zit in het curatorium. Daarnaast werkt de opleiding samen met de alumnivereniging. Sinds het najaar van 2010 is deze vereniging samengevoegd met de algemene alumnivereniging van de NBU. De alumni zijn ook uitgenodigd voor de (betaalde) PE-cursus gedragscode van Ny-SAC. Tijdens het bezoek is gebleken dat de alumnivereniging weinig actief is. Onder alumni lijkt bovendien weinig animo voor een alumnivereniging te zijn. Oordeel De commissie heeft geconstateerd dat de docenten en studenten op de gebruikelijke manier, vooral via de Opleidingscommissie en de verschillende evaluaties van het onderwijs, betrokken zijn bij de kwaliteitszorg. Zoals reeds onder F11 en F17 aan de orde is gekomen, is de commissie minder positief over het functioneren van de Opleidingscommissie. De commissie is teleurgesteld over het weinig actieve karakter van de alumnivereniging, maar vindt het positief dat de alumni via het curatorium wel betrokken zijn bij de kwaliteitszorg. De commissie waardeert de betrokkenheid en het actieve karakter van het curatorium en is ook te spreken over de samenstelling ervan. De commissie is positief over de wijze waarop het bedrijfsleven ook door de studenten zelf bij de opleiding betrokken wordt door de behandeling van cases uit hun eigen beroepspraktijk tijdens de colleges en in het afstudeerwerkstuk. Op grond van bovenstaande overwegingen komt de commissie tot het oordeel ‘voldoende’ voor het facet dat betrekking heeft op het betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
42
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
Oordeel over het onderwerp Interne kwaliteitszorg Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Interne kwaliteitszorg. Voor de masteropleiding Executive Master of Finance and Control is het oordeel voldoende.
3.1.6. Resultaten F20: Gerealiseerd niveau De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
Beschrijving De afstudeeropdracht vormt het eindpunt van de opleiding. Volgens het zelfevaluatierapport verloopt de start van het afstudeertraject in het algemeen als volgt: ruim voor het einde van het laatste semester worden de studenten geïnformeerd over het afstudeertraject. Daarbij wordt ook nader ingegaan op de methodologie en het proces om tot een afstudeervoorstel te komen. De commissie vernam dat de studenten enthousiast zijn over deze gang van zaken. Er wordt een datum gesteld waarvoor afstudeervoorstellen moeten worden ingeleverd. De ervaring leert dat de studenten door een dergelijke datum worden gestimuleerd om met een voorstel te komen. Studenten krijgen individuele terugkoppeling over hun voorstel in een 45minuten gesprek. Vervolgens (na eventueel bijstellen van het voorstel) wordt een begeleider gevraagd. Het afstudeertraject wordt afgesloten met een afstudeerworkshop waarin elke student zijn afstudeerwerkstuk presenteert en verdedigt voor een groep bestaande uit medestudenten, universitair begeleider, tweede universitaire lezer, bedrijfsbegeleider en soms een lid van het curatorium. De laatste conceptversie van het afstudeerwerkstuk wordt naar het bureau van de opleiding gestuurd waarna een tweede lezer het werkstuk beoordeelt op de toelaatbaarheid voor de afstudeerworkshop. Het predicaat ‘toelaatbaar’ betekent dat de student bijna niet meer kan zakken. De tweede lezer geeft soms nog aanwijzingen ter verbetering. De student maakt dan de definitieve versie en levert een aantal exemplaren in. De afstudeerwerkstukken worden gestuurd naar medestudenten die deelnemen aan dezelfde afstudeerworkshop. Op de workshop licht elke student kort zijn afstudeerwerkstuk toe (de medestudenten en begeleiders hebben het afstudeerwerkstuk tevoren ontvangen en gelezen), waarna een medestudent als referent optreedt. Daarna volgt een discussie over het afstudeerwerkstuk. Dat geheel duurt één uur; daarin blijkt de kwaliteit van: • • •
het afstudeerwerkstuk (de inhoud, de kwaliteit van conclusies en aanbevelingen, de opzet); de (korte) presentatie (maximaal 10 minuten) en de verdediging; het vermogen om als referent de discussie aan te gaan.
Na afloop wordt het cijfer vastgesteld door de tweede lezer en de universitaire begeleider, nadat hij de bedrijfsbegeleider gehoord heeft. Een beeld van het gerealiseerde niveau kan ook worden gevormd op basis van de mening en de perceptie van de deelnemers, zoals die blijkt uit de schriftelijke evaluatie aan het eind van de opleiding. De opleiding als geheel wordt gewaardeerd met een 4,2 op een 5-puntsschaal. Oordeel QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
43
De commissie heeft twaalf recente afstudeerwerkstukken bestudeerd en is van oordeel dat de kwaliteit daarvan in alle gevallen minimaal voldoende is. Het niveau wisselt. De becijfering is passend bij de kwaliteit van de inhoud. De eigen inbreng van de studenten is in orde, het betoog wordt over het algemeen goed opgebouwd en de werkstukken bevatten een theoretisch kader. De commissie vindt dat er nog stappen kunnen worden gezet ter verbetering van de balans tussen wetenschap en praktijk. Het zwaartepunt ligt vooral bij de praktijk. Over het gebruik van wetenschappelijke literatuur is de commissie positief. De commissie is positief over de richtlijnen voor het schrijven van een afstudeervoorstel en een afstudeerwerkstuk en over de procedure rondom het afstudeertraject. De commissie vindt dat het gerealiseerde niveau in alle gevallen minimaal voldoende is en komt daarom tot het oordeel ‘voldoende’ voor het facet dat betrekking heeft op het gerealiseerde niveau. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende.
F21: Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
Beschrijving Het streefdoel van de opleiding is dat 80% van de studenten die met de opleiding starten de opleiding daadwerkelijk afrondt. Van de cohorten 5 (2001), 6 (2002) en 7 (2003) heeft 79% de opleiding succesvol afgerond. Eén student van cohort 7 studeert nog af in september 2010. Deze student heeft voor enkele vakken opnieuw tentamen gedaan omdat zijn cijfers, nadat de geldigheidsduur eerst nog was verlengd, waren verlopen. In tabel 1.1 is het rendement en het cumulatieve rendement na 2, 2,5, 3 en 3,5 jaar weergegeven van de jaargangen 1999 tot en met 2008. Totaal aantal studenten 1999-2008
aantal jaar 2 2,5 3 3,5
aantal afgestudeerd 18 65 56 45
441
% 4,1% 14,7% 12,7% 10,2%
cum 18 83 139 184
% cum 4,1% 18,8% 31,5% 41,7%
Tabel 1.1 Onderwijsrendement 1999-2008.
Van de studenten die de opleiding niet afronden, valt een deel af gedurende het cursorische traject om verschillende redenen, zoals privé-redenen, promotie, al dan niet zelf gekozen verandering van werkgever, vertrek naar het buitenland of starten van een eigen bedrijf. Een ander deel van de studenten behaalt de eindstreep niet omdat ze blijven steken in het afstudeertraject. Er zijn volgens het zelfevaluatierapport vele maatregelen genomen om de kans op vertraging te reduceren. De volgende maatregelen zijn genomen:
44
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
• • • • • • •
•
studenten attenderen op het gevaar om al na de afronding van het cursorische traject uitgestelde zaken in onder meer de privésfeer op te pakken; studenten in een groepje begeleiden, waarbij er een zekere druk tot voortgang bestaat vanuit de medestudent; voorlichting geven over Methodologie en over de aanpak om te komen tot een afstudeervoorstel; inleverdata stellen waarna studenten individuele terugkoppeling krijgen op hun afstudeervoorstel; voorbeelden van goede afstudeervoorstellen verspreiden; studenten die nog geen afstudeervoorstel hebben ingeleverd daar regelmatig op aanspreken; voortgangsbewaking middels een afstudeervolgsysteem waarmee de diverse stappen kunnen worden geregistreerd; afspraken met studenten worden in dat systeem geregistreerd; de geldigheidsduur van vakken is gereduceerd (van 6 naar 4 jaar).
De alumni gaven aan dat studenten een eigen verantwoordelijkheid dragen bij het tijdig afronden van het afstudeerwerkstuk en dat al te intensieve begeleiding niet gewenst is. Men is van mening dat met sociale druk betere resultaten worden bereikt en dat op deze wijze het ‘kaf van het koren wordt gescheiden’. Een verhoging van het rendement ligt volgens de opleiding mogelijk ook in een fixed term program. Hierbij wordt een sterke associatie met de jaarlaag gecreëerd, wat een stimulans zou kunnen zijn om als groep af te studeren. Verder wordt de afstudeerbegeleider voor de duur van slechts één jaar aan een student gekoppeld. De opleiding maakt studenten bewust van de beperkte beschikbaarheid van de afstudeerbegeleider, waardoor studenten gestimuleerd worden de afstudeeropdracht tijdig af te ronden. De opleiding heeft de commissie na het bezoek geïnformeerd dat zij nadere maatregelen heeft genomen om de doorlooptijd van de afstudeeropdracht te verbeteren. (1) Met het cohort dat in december 2010 gereed was met het cursorische deel is in december afgesproken: (a) dat zij als groep afstuderen; (b) dat Nyenrode een planning daarvoor opstelt; deze ziet er als volgt uit: • eind januari 2010: inleveren scriptievoorstel; • binnen 2 weken: individueel gesprek over het scriptievoorstel met de opleidingsdirecteur; • binnen 2 weken daarna: toewijzing scriptiebegeleider, behalve als het voorstel nog niet voldoende rijp daarvoor is; • maart t/m juni: werken aan de scriptie; • eind juni: concept-scriptie voltooid hebben en besproken hebben met begeleider; • juli en eerste helft augustus: afronden scriptie; • half augustus: inleveren scriptie; • tweede helft augustus: beoordelen scriptie door tweede lezer op toelaatbaarheid tot examen; • tweede helft september: afstudeerworkshop; • 27 oktober: diploma-uitreiking; (c) dat de studenten de bijpassende inspanningen plegen;
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
45
(d) dat Nyenrode de voortgang bewaakt en signalen geeft aan een student als deze de planning dreigt te overschrijden; Hiermee wil de opleiding bereiken dat het merendeel van de groep daadwerkelijk als geheel, zonder vertraging afstudeert. (2) Met het cohort dat in maart 2011 is gestart is afgesproken: (a) dat zij als groep door de opleiding gaan; dat zij, na de gezamenlijke start, tezamen door de opleiding gaan en tezamen afstuderen; voorwaarde is het leveren van de vereiste inspanningen door de studenten; dat de ervaring van de Business School aangeeft dat dat – als men zich erop instelt – in meer dan 90% van de gevallen lukt; (b) dat 8 keer tijdens het cursorische deel op vrijdagavond een gastspreker komt; dat de studenten worden uitgenodigd om ‘mede-eigenaar’ te worden van de ‘programmering’ van deze avond; (c) dat 8 keer tijdens het cursorische deel de vrijdagavond wordt besteed aan managerial vaardigheden; te beginnen met profile dynamics; de aanpak van deze managerial vaardigheden wordt gebaseerd op en wordt gedaan door Nyenrode collega’s die gespecialiseerd zijn in deze benadering in het kader van executive programma’s van de Business School van Nyenrode; (d) dat de scriptie wordt voorbereid tijdens het laatste semester van het cursorische deel zodat de studenten een (bijna) afgerond scriptievoorstel hebben bij de afronding van dat semester. Oordeel De commissie heeft kennis genomen van de rendementen van de opleiding. Zij heeft vastgesteld dat de streefcijfers realistisch zijn en ook bijna gehaald worden. De commissie is dan ook tevreden over het rendement. Studenten worden goed begeleid en gestimuleerd om tijdig aan het afstudeerwerkstuk te beginnen om te voorkomen dat zij uiteindelijk in dit traject blijven steken en de studie niet afronden. De commissie is positief over de recent genomen maatregelen om de doorlooptijd van de studenten te verbeteren. Hoewel de effecten van de maatregelen nog niet zichtbaar kunnen zijn, is de verwachting dat de rendementen nog zullen toenemen dankzij deze maatregelen. De commissie komt tot het oordeel ‘voldoende’ voor het facet dat betrekking heeft op de rendementen. Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Resultaten Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Resultaten. Voor de masteropleiding Executive Master of Finance and Control is het oordeel voldoende.
46
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
Samenvatting van de oordelen van de commissie Masteropleiding Executive Master of Finance and Control: Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding
Oordeel Voldoende
2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen Voldoende 5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Oordeel Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoet Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
Eindoordeel van de commissie over de masteropleiding Executive Master of Finance and Control De commissie komt, op grond van haar oordelen voor de onderwerpen en facetten uit het accreditatiekader, tot het volgende eindoordeel: De masteropleiding Executive Master of Finance and Control voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie.
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
47
48
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
BIJLAGEN
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
49
50
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
Bijlage A: Accreditatie Statuut Vereniging van Register Controllers 2012 1. Introductie 1.1. Visitatie als vorm van externe kwaliteitszorg Erkende opleidingen dienen er voor te zorgen dat het hoge niveau van hun opleiding in de loop van de tijd gehandhaafd blijft en dat het programma van hun opleiding wordt aangepast aan de ontwikkelingen die in de theorie en in de praktijk plaatsvinden, in de vakgebieden die in de opleiding worden onderwezen. De kwaliteitszorg en actualisering van een opleiding is in de eerste plaats de taak van die opleiding zelf (de programmaleiding, de docenten en het curatorium). De eigen verantwoordelijkheid van de opleidingen voor een kwalitatief hoog niveau van hun opleiding staat dus voorop. Opleidingen zullen daaraan inhoud geven door een adequaat systeem van interne kwaliteitszorg. Visitatie is een daarop aansluitende vorm van externe kwaliteitszorg. De visitatie 2010 heeft een viertal doelstellingen, te weten: 1. (inter)Nationale erkenning van de opleiding. De VRC en de opleidingen hebben de ambitie aan te sluiten bij het nationale accreditatiesysteem voor het hoger onderwijs en vullen de kwaliteitstoetsing in conform de richtlijnen van de NVAO. 2. Het leveren van een verdere bijdrage aan ‘kwaliteitsverbetering’. 3. Een derde doelstelling van visitatie is het leveren van een bijdrage aan ‘het afleggen van verantwoording’. Het dragen van de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de eigen opleiding brengt met zich mee dat de opleidingen niet alleen het overeengekomen kwaliteitsniveau extern moeten garanderen, maar dat zij ook de plicht hebben daarover naar de beroepsgroep (de VRC) en naar de afnemers (de werkgevers die cursisten naar de opleiding sturen) verantwoording af te leggen. In haar eindrapport geeft de commissie als het ware een ‘verklaring’ af met betrekking tot de (nadere invulling van de) doelstellingen van de opleidingen en het (onderwijs)proces waarmee die doelstellingen worden gerealiseerd. De commissie geeft tevens een ‘verklaring’ af over de wijze waarop het bestuur van de opleiding omgaat met de “zorg” voor de kwaliteit van haar opleiding. 4. Een vierde doelstelling van visitatie is het leveren van een bijdrage aan zelfregulering. De uitkomsten van de zelfstudie en de bevindingen van de visitatiecommissie dienen binnen de opleidingen onderwerp van discussie te zijn en waar nodig te leiden tot bijstellingen en eventueel zelfs tot ingrijpende veranderingen. 1.2 Positie in de markt van controllersopleidingen De controllersopleiding (EMFC-opleiding) is in Nederland de aangewezen opleiding voor een ieder die een financiële of financieel administratieve topfunctie ambieert. De EMFC-opleiding neemt in dit segment een unieke positie in door het (postinitiële) niveau dat ze aanbiedt. Dit hoge niveau wordt ten eerste gewaarborgd door de inbreng van praktijkervaring van de docenten die in hoog aanzien staan in het bedrijfsleven, ten tweede de inbreng van de studenten die moeten voldoen aan de toelatingseis van minimaal 2 jaar praktijkervaring, en ten derde door de focus op het eindprofiel, te weten de controller als het bedrijfseconomisch geweten van de organisatie. De behoefte vanuit het bedrijfsleven aan hoogwaardige financiële opleidingen is onverminderd aanwezig.
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
51
Financiële schandalen en de recente financiële crisis hebben een duidelijke stempel gedrukt op de afgelopen periode, hetgeen de noodzaak van een sterke en integere financiële functie verder heeft aangetoond. Daarbij is het internationale karakter van de financiële functie in toenemende mate belangrijker geworden. Dit vraagt om een hoogwaardige financiële beroepsopleiding met een internationale focus die de concurrentie met vergelijkbare buitenlandse opleidingen kan weerstaan. Afgestudeerden van de EMFC-opleidingen hebben het recht zich in te schrijven als lid van de VRC. Dat geeft hen het recht om het dienstmerk Registercontroller en RC te voeren. De VRC stelt zich ten doel deze dienstmerken als kwaliteitsstandaard in de markt te borgen en te handhaven. Deze kwaliteitsstandaard wordt allereerst bepaald door het beroepskarakter van de opleiding en voorts door het wetenschappelijk karakter. Dat maakt het voor de VRC belangrijk dat de kwaliteit van deze opleidingen (maar ook van de voortgezette educatie) voortdurend wordt gewaarborgd en getoetst. Het statuut zal daarom zijn gericht op een outputgerichte kwaliteitsbewaking met inbouw van een waarborg voor aansluiting op het beroepsprofiel van de controller, zoals gedefinieerd door de VRC en het postinitieel niveau van de opleidingen. Hiertoe is in het volgende hoofdstuk een beroeps- en opleidingsprofiel voor de op te leiden registercontroller ontwikkeld. Het beroeps- en opleidingsprofiel dient als leidraad voor de EMFC geaccrediteerde opleidingen waarvan de afgestudeerden na inschrijving bij de VRC het RCdienstmerk mogen voeren. Dit profiel en de door de NVAO voorgeschreven toetsingscriteria dienen gezamenlijk het niveau en de exclusiviteit van de EMFC-opleidingen te waarborgen en daarmee de kwaliteit van de instroom in het RC-register. 2. Beroeps- en opleidingsprofiel 2.1 Inleiding De VRC en de opleidingen hebben als eerste doelstelling van het visitatie- en accreditatietraject de ambitie uitgesproken aan te sluiten bij het nationale accreditatiesysteem voor het hoger onderwijs. Dit betekent dat de kwaliteitstoetsing in ieder geval uitgevoerd dient te worden conform de richtlijnen van de NVAO. Deze richtlijnen (opleidingsdoelstellingen en toetsingscriteria) komen in hoofdstuk 3 aan de orde. Naast kwaliteitsverbetering en zelfregulering is er nog een belangrijke doelstelling geformuleerd en die betreft het verband tussen het beroepsprofiel van de controller (zoals dat wordt gezien door de VRC) en de wijze waarop de opleidingen dit profiel gestalte geven in het onderwijs. Deze doelstelling wordt in dit hoofdstuk nader uitgewerkt. Het beroepsprofiel van de controller komt daarbij in paragraaf 2.2 aan de orde. De taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden komen aan de orde evenals de rollen waarin de controller deze kan vervullen. Het beroepsprofiel heeft geleid tot een aantal inhoudelijke eisen die aan de opleiding worden gesteld. Het betreft hier een aantal onderwerpen dat van oudsher in voldoende mate aan bod dient te komen in de opleidingen. Dit wordt nader uitgewerkt in paragraaf 2.3. De VRC en de opleidingen hebben een duidelijke keuze gemaakt bij de ambitie aan te sluiten bij het nationale accreditatiesysteem door de opleidingen te laten accrediteren als een wetenschappelijke master. Dit heeft uiteraard consequenties voor de aansluiting tussen het beroepsprofiel en het opleidingsprofiel. Het is daarnaast zo dat het een postinitiële masteropleidingen betreft waarin de studenten beschikken over werkervaring en WO-niveau 52
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
bij instroming. De opleidingen zijn ook parttime hetgeen mogelijkheden biedt om voortdurend te reflecteren over de waarde van academische concepten in de dagelijkse praktijk. Paragraaf 2.4 gaat hier verder op in. De omgeving van de controller (in het bijzonder “de financiële wereld”) is de laatste jaren sterk veranderd en zelfs turbulent te noemen. Dit dient waar nodig zijn weerslag te krijgen in het beroeps- en opleidingsprofiel. Paragraaf 2.5 bespreekt een aantal van deze ontwikkelingen en hun mogelijke impact. Deze ontwikkelingen zijn het resultaat van een schriftelijke enquête onder de curatoriumleden van de opleidingen. Paragraaf 2.6 tenslotte, is een handreiking naar de opleidingen met betrekking tot het komende accreditatieproces. Er worden onder meer suggesties gedaan hoe dit hoofdstuk een rol kan spelen bij het schrijven van de zelfstudie. 2.2 Beroepsprofiel De controllerfunctie is historisch gezien geworteld in de financieel-economische en administratieve functie van de organisatie. Dit is nog steeds een belangrijke kerntaak: de controller is de functionaris die er zorg voor moet dragen dat interne en externe participanten worden voorzien van de juiste financiële informatie. De moderne controller laat het echter niet bij de informatievoorziening (hoe belangrijk ook) en voegt een aantal functionaliteiten toe. Een eerste belangrijke toevoeging is de bewaking van de economische levensvatbaarheid van de organisatie. Dit betreft de interpretatie van de financiële informatie om de vraag te kunnen beantwoorden of de (strategische) doelen van de organisatie bereikt (gaan) worden. Deze toevoeging heeft vooral een ex-post karakter: de controller stelt achteraf vast in hoeverre de doelen bereikt zijn en de organisatie dus in control is gebleken. Er is nog een tweede belangrijke toevoeging en deze is meer ex-ante van karakter. Het betreft de taak om te zorgen dat besluitvormingsprocessen economisch rationeel plaatsvinden binnen de organisatie. Samengevat: de kerntaken zijn drievoudig: (1) interne en externe financieel-economische informatievoorziening, (2) prestatiemeting en –beoordeling en (3) beslissingsondersteuning. Om zijn taken goed te kunnen vervullen, heeft een controller in beginsel de verantwoordelijkheid voor de financieel-economische kant van de besluitvormingsprocessen in de organisatie (zoals planning, budgettering, beslissingscalculaties, e.d.), maar ook voor de financieel-economische berichtgeving en voor de bestuurlijke informatieverzorging (administratieve organisatie en de bijbehorende informatietechnologie). Tevens heeft hij veelal de zorg voor fiscale aangelegenheden en verzekeringszaken en is er een intensieve betrokkenheid bij financiering en treasury management en het logistieke systeem. De controller analyseert bedrijfsprocessen en levert een bijdrage aan de strategiebepaling en de (be)sturing van de organisatie. De controller vervult op bedrijfseconomisch terrein een spilfunctie en is daarom nauw verbonden met de topleiding van de organisatie. Soms wordt wel gesproken over het “bedrijfseconomisch geweten van de organisatie”. Er kunnen drie rollen worden onderscheiden die de controller hierbij vervult: een vertrouwensrol, een beheersingsrol en een ondersteunende rol. In de vertrouwensrol verleent de controller betrouwbaarheid aan de accountingcijfers en bewaakt de aansluiting op wet- en regelgeving. Het gaat hier om informatievoorziening en deze taak is essentieel voor controllers. De achtergrond van deze functie is dat managers onzekerheid kunnen reduceren, omdat betrouwbare informatie hen in staat stelt betere beslissingen te nemen en zij erop kunnen vertrouwen dat de door hen genomen beslissingen QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
53
worden weerspiegeld in de rapportages. Een tweede kenmerk is dat managers in de hiërarchie beter afspraken kunnen maken. De prestaties die een managers realiseert, kunnen niet worden betwist doordat managers de cijfers naar hun belang “bijstellen”. Een winstgevend project kan dus niet ineens verlieslatend blijken te zijn. De beheersingsrol vertegenwoordigt de controller in zijn rol van toezichthouder op de adequate bedrijfsvoering. In deze functie geeft de controller oordelen over decentraal opgestelde planningen en begrotingen en over de uitvoering van plannen en begrotingen. De beheersingsrol is veel minder neutraal dan de vertrouwensrol omdat de controller namens de centrale ondernemingsleiding observeert en signaleert of doelcongruentie door decentrale managers wordt bereikt. Deze rol heeft veel raakvlakken met de bovengenoemde prestatiemeting en – beoordeling. In zijn ondersteunende rol als “business partner” ondersteunt de controller de realisatie van de bedrijfsstrategie door middel van het ontwerpen en implementeren van een effectief management control systeem en het actief geven van advies en informatie aan leden van het bedrijf. In deze rol maakt de controller analyses die ertoe dienen beslissingen met informatie te staven. Dit betreft onder meer beslissingen omtrent plannen, budgetten, processen, verkopen, investeringen, etc. Het einddoel van de opleiding is om kundige controllers af te leveren die in staat zijn gedurende hun werkzame leven een waardevolle bijdrage te leveren aan de prestatie van hun organisatie. Hierbij is niet alleen het (vakinhoudelijke) niveau op het moment van afstuderen van belang, de controller dient vanaf dat moment in staat te zijn zich verder te ontwikkelen en te blijven leren met behulp van tijdens de opleiding ontwikkelde vaardigheden. Geheel in lijn hiermee eist de VRC van haar leden dat zij zich houden aan de VRC gedragscode, waarvan de vijf beginselen zijn: professionaliteit, objectiviteit, deskundigheid, integriteit en geheimhouding. Voorts is elk lid onderworpen aan het Reglement Permanente Educatie, waarmee het lid aantoont zich blijvend te ontwikkelen met betrekking tot zijn vakkennis en zijn persoonlijke vaardigheden. 2.3 Opleidingsprofiel De VRC stelt van oudsher een aantal eisen met betrekking tot instroom en inhoud van de opleiding. - instroom De oriëntatie van de opleiding is die van een wetenschappelijke beroepsopleiding; de opleiding voldoet aan de eisen van de NVAO voor een WO masteropleiding en heeft een post initiële/ executive invulling, dat wil zeggen dat kandidaten bij de start van de opleiding dienen te beschikken over academisch denk- en werkniveau (zij hebben vrijwel zonder uitzondering een diploma van een WO-masterprogramma), gevorderde academische kennis voor wat betreft de hieronder genoemde hoofdvakken en werkervaring van minimaal 2 jaar. Omdat de register-controller zich kenmerkt door een combinatie van professionele vakkennis en vaardigheden, brede business oriëntatie en begrip en effectieve persoonlijke vaardigheden, wordt hij geacht te beschikken over voldoende persoonlijke effectiviteit en leiderschapskwaliteiten om zijn functie te kunnen uitoefenen, en vanuit het vak de vertaling te maken naar de business(- processen) en dat op de verschillende niveaus. De directie van de opleiding dient deze instroomeisen te handhaven. - inhoud 54
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
De hoofdvakken van de opleiding zijn de volgende: - Management Accounting / Management Control (interne berichtgeving beslissingcalculaties); - Financial Accounting and Reporting / Financial Analysis (externe berichtgeving); - Accounting Information Systems en Information Management (Bestuurlijke Informatieverzorging); - Corporate Finance / Treasury Management.
en
Andere belangrijke onderwerpen in de opleiding dienen te zijn: - Ondernemingsstrategie; - Ondernemingsrecht; - Belastingrecht; - Risk Management en Compliance; - Ethiek en gedragscode. (Deze onderwerpen hoeven niet als afzonderlijke vakken in het curriculum te zijn opgenomen maar dienen inhoudelijk wel afgedekt te worden.) Tijdens de opleiding worden de actuele wetenschappelijke concepten binnen elk vakgebied onderwezen met behulp van ‘state of the art’ wetenschappelijke literatuur en casuïstiek. De docenten zijn gezichtsbepalend binnen het beroep of binnen het vakgebied, leveren een belangrijke bijdrage aan de wetenschappelijke ontwikkeling, en/of zijn op hoog niveau binnen de relevante praktijk werkzaam. Voor elk van de genoemde hoofdvakken is een hoogleraar binnen het betreffende vakgebied eindverantwoordelijk. De inhoud en het niveau van de afstudeerscripties komen overeen met de MSc-graad die wordt verleend en bestaat uit afbakening/analyse van een praktisch relevant probleem uit de eigen werkpraktijk en een methodische uitwerking van de oplossing met gebruik van de actuele ‘state of the art’ wetenschap. Voorts legt de student expliciet verantwoording af over de gekozen onderzoeksopzet en plaatst hij de conclusies en aanbevelingen in de context van voorgaand onderzoek. De praktische toepasbaarheid van de gekozen oplossing is mede relevant aangezien deze voor de werkgever waarde dient toe te voegen. Het aantal studiepunten voor de totale EMFC-opleiding dient minimaal overeenkomstig te zijn aan de vereiste 60 ECTS punten van de NVAO. Van het totaal aantal studiepunten dient minimaal een kwart te worden besteed aan college-uren. Bovendien dient minimaal de helft van het totale aantal ECTS punten te worden besteed aan de vier hoofdvakken. - samenhang Om de afgestudeerden in staat te stellen zich te positioneren binnen de beroepspraktijk zijn bovengenoemde rollen vertaald naar een aantal taken van de controller. Deze taken zijn vervolgens geoperationaliseerd in de vakken binnen de opleiding. Figuur 1 geeft hiervan een overzicht. Onderstaande tekst tot paragraaf 2.4 is facultatief. Deze tekst schetst de contouren van (de inhoud van) de opleiding. Gezien de talrijke ontwikkelingen (zie ook paragraaf 2.5) zullen opleidingen uiteraard hun curriculum in de loop van de tijd aangepast hebben. De opleidingen worden uitgenodigd om deze aanpassingen toe te lichten in de zelfstudie. De onderstaande tekst kan daarbij (vrijblijvend) als leidraad dienen. Wel is van belang dat er expliciet een link wordt gelegd tussen de door de VRC voorgeschreven vakken en onderwerpen en de vakken in de eigen opleiding
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
55
Gegeven de doelen en strategie van de organisatie is het de kerntaak van de controller te bewaken dat deze worden gerealiseerd (dus het borgen van de 'strategic control') om zo bij te dragen aan de continuïteit van de organisatie. Deze taak valt uiteen in vier subtaken: [1] Het beheersen en reduceren van risico's Dit is een uitwerking van zowel de beheersings- als ondersteunende rol van de controller. Gebeurtenissen die de realisatie van de strategische doelen in gevaar kunnen brengen worden door de controller in kaart gebracht en er worden instrumenten ingezet (beheersingsrol) anderzijds worden kansen en bedreigingen gecommuniceerd naar het lijnmanagement die vervolgens acties moet ondernemen (ondersteunende rol). Voor deze subtaak is met name aandacht voor in de vakken Management Control, Internal Control & AIS, Treasury Management, Ondernemingsrecht. [2] Het verschaffen van stuurinformatie aan anderen in en buiten de organisatie Dit is een uitwerking van de vertrouwensrol. Het is een taak van de controller het proces van informatievoorziening te organiseren (in de vakken IC&AIS, Informatiemanagement) zodat interne belanghebbenden (Management Accounting) en externe belanghebbenden (Externe Verslaggeving) de juiste informatie krijgen om besluiten te nemen. [3] Het optimaliseren: het kiezen uit schaarse middelen Dit is een uitwerking van de ondersteunende rol van de controller. Hierbij is de taak van de controller juiste keuzes te maken met betrekking tot schaarse middelen en op die wijze de winstgevendheid en continuïteit van de organisatie te verhogen. Hier is met name aandacht voor in de vakken Management Accounting, Financieel Management en Belastingrecht. [4] Het bewaken van het proces van strategievorming Dit is een uitwerking van de ondersteunende rol van de controller. Hierbij is de taak van de controller niet om zelf de doelen en de strategie van de organisatie te definiëren maar wel bewaken dat dit proces is verankerd in de organisatie. Zijn kennis van de vakgebieden Strategisch Management en Supply Chain Management is vooral van belang om het proces van strategievorming en logistieke keuzes desgewenst te kunnen aanzwengelen en de resultaten te kunnen vertalen naar prestatie-indicatoren en de inzet van beheersingsmaatregelen. 2.4 Wetenschappelijke beroepsopleiding (WO-master) De VRC en de opleidingen hebben als eerste doelstelling van het visitatie- en accreditatietraject de ambitie uitgesproken aan te sluiten bij het nationale accreditatiesysteem voor het hoger onderwijs. Dit betekent dat de kwaliteitstoetsing in ieder geval uitgevoerd dient te worden conform de richtlijnen van de NVAO. Net als bij de accreditatie in 2006, acht de VRC het van groot belang dat de opleidingen zich opnieuw laten accrediteren als WO-master. De VRC heeft hierbij een aantal argumenten voor ogen. Deze argumenten hebben betrekking op de oriëntatie van de opleiding, de inrichting zoals de VRC deze graag ziet, het niveau van de afgestudeerden en de positionering ten opzichte van andere controllersopleidingen. - oriëntatie Het NVAO visitatiestatuut hanteert ten aanzien van de oriëntatie WO-master het volgende criterium in Facet 1.3: “Een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een WO-opleiding vereist of dienstig is.” De VRC 56
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
acht het tweede deel van dit facet met name van toepassing op de onderhavige opleidingen. Zij ziet het eerste deel (“zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten”) vooral als een kerntaak van initiële WOmasteropleidingen. Deze kerntaak is daarmee niet minder belangrijk want de VRC eist immers dat studenten die instromen in de opleiding reeds beschikken over een WO-master. Daarnaast dient de instroom te beschikken over relevante praktijkervaring. Deze combinatie (WO-master plus praktijkervaring) maakt het mogelijk dat in de opleiding veel meer aandacht besteed kan worden aan de oplossing van multi- en interdisciplinaire vraagstukken in de beroepspraktijk dan in een initiële WO-master. De initiële WO-master besteedt per definitie veel aandacht aan methoden en technieken van onderzoek. Studenten doorlopen in dergelijke opleidingen (vaak voor het eerst) de volledige empirische cyclus. Deze kennis kan vervolgens in het postinitiële opleiding ten volle benut worden om, mede aan de hand van de praktijkervaring, te reflecteren over de waarde van de wetenschappelijke theorieën en concepten voor de beroepspraktijk. Dit belangrijke leerdoel kan veel minder goed bereikt worden in een initiële masteropleiding omdat de studenten daar nog niet beschikken over praktijkervaring en ook pas aan het einde van de initiële opleiding de volledige empirische cyclus hebben doorlopen. - inrichting van de opleiding De VRC acht het van belang dat dit bovengenoemde karakter van de WO-master ook herkenbaar is in de inrichting van de opleiding. Het gaat hierbij niet zozeer om het opleidingsprofiel (de vakken en hun inhoud, zie hiervoor paragraaf 2.3) maar vooral om een onderwijskundige benadering waarbij de wetenschappelijke inbreng dusdanig in de opleiding is aangebracht dat de kritische reflectie (vanuit inter- en multidisciplinair perspectief) wordt gewaarborgd. Als het gaat om de docenten dan betekent dit dat zij in staat moeten zijn om state-of-the-art wetenschappelijke inzichten en resultaten van wetenschappelijk onderzoek aan de orde te stellen tijdens de onderwijsbijeenkomsten. Dit betekent dat de docenten veelal gepromoveerd zijn dan wel hoogleraar zijn op het betreffende vakgebied. Ten aanzien van (gast-)docenten uit de praktijk mag verwacht worden dat ze gezaghebbend zijn als het gaat om hun positie en/of reputatie. Het onderwijs zal omwille van de reflectie veel ruimte moeten bieden aan de inbreng van de studenten. Zij zullen uitgedaagd moeten worden om real-life cases uit te werken met behulp van (resultaten van) wetenschappelijk onderzoek. De literatuur zal om die reden ook een mengvorm zijn van wetenschappelijk hoogstaand onderzoek enerzijds en literatuur die de brug probeert te slaan naar de praktijk, men kan hierbij denken aan tijdschriften als Harvard Business Review, Strategic Finance en dergelijke. Papers en andere toetsvormen dienen bij voorkeur ook op deze manier te worden opgezet. Uiteindelijk moet dit leiden tot het afstudeerwerkstuk (de masterthesis) waarin een realistisch controlling probleem doorgaans uit de eigen organisatie wordt gedefinieerd en geanalyseerd met behulp van inter- en multidisciplinaire wetenschappelijke inzichten. Dit werkstuk dient bij voorkeur zelfstandig uitgevoerd te worden en te worden gepresenteerd en verdedigd voor een examencommissie. De leden van de examencommissie voldoen daarbij aan dezelfde eisen als die gesteld worden aan de overige (gast-)docenten. Tijdens de afsluitende workshop wordt de praktijk vaak vertegenwoordigd door een lid van het curatorium van de opleiding of door de leidinggevende van de deelnemers. Naast reflectie wordt de opleiding ook gekenmerkt door het ontwerpgericht karakter. De controller wordt in zijn beroepspraktijk voortdurend geconfronteerd met problemen die opgelost dienen te worden. Bij het werken aan problemen doorloopt de controller in het algemeen een regulatieve cyclus. Deze regulatieve cyclus bestaat uit de volgende stappen. Na probleemidentificatie zal een diagnose plaats moeten vinden. Deze diagnose (beschouwing en analyse van het probleem) leidt vervolgens tot een verbeterplan (ontwerp). Dit ontwerp QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
57
wordt vervolgens geïmplementeerd en geëvalueerd. In de praktijk verloopt dit proces minder rechtlijnig dan hier geschetst; er zal vaak sprake zijn van meerdere iteraties om tot een geslaagd geïmplementeerd ontwerp te komen. De regulatieve cyclus is anders dan de eerder genoemde empirische cyclus die de stappen inductie, deductie, toetsing en evaluatie omvat. Zoals eerder opgemerkt, hebben studenten in hun initiële opleiding de empirische cyclus doorlopen. Voor de regulatieve cyclus is veel minder ruimte in de initiële opleidingen, ook al omdat realistische praktijkproblemen daar ontbreken. Deze problemen zijn in de onderhavige opleidingen wel genoegzaam voorhanden (gegeven het postinitiële en parttime karakter). De VRC acht het daarom belangrijk dat de wetenschappelijke component niet alleen herkenbaar is in de empirische cyclus maar vooral ook in de regulatieve cyclus. Met andere woorden: de VRC pleit ervoor dat de opleidingen ontwerpgericht zijn. Het ontwerpgerichte karakter zal dan ook nadrukkelijk herkenbaar moeten zijn in de masterthesis maar ook elders in de opleiding zal bijvoorbeeld door case-studies het ontwerpgerichte karakter aanwijsbaar zijn. De VRC is van mening dat de kwaliteit van de professie zowel door empirisch als door ontwerpgericht onderzoek verhoogd kan worden. Deze opvatting is derhalve terug te vinden in de ingangseisen en de inrichting van de opleidingen. - niveau afgestudeerden De VRC vindt het van belang dat het WO-niveau van de afgestudeerden herkenbaar is in de volgende, voor het beroep van controller belangrijke, aspecten. Afgestudeerden dienen niet alleen kennis te hebben van de kern- en ondersteunende vakgebieden van de controller (en bijbehorende onderzoeksmethoden) maar ook dienen zij in staat te zijn om aan de hand van deze concepten te komen tot verantwoorde oordeelsvorming als het gaat om controlproblemen in de organisatie. Aan de hand van deze oordeelsvorming, dienen de afgestudeerden in staat te zijn om (wetenschappelijk verantwoorde) maatregelen te plannen, te beheersen en te evalueren. De VRC acht het daarbij tevens van belang dat afgestudeerden beschikken over communicatievaardigheden die het bovenstaande in de beroepsuitoefening mogelijk maken en een leerhouding en –vaardigheden hebben ontwikkeld die permanente educatie mogelijk maakt. - positionering van de opleiding De opleiding is in 2006 voor het eerst WO-geaccrediteerd door de NVAO. NVAOaccreditatie van postinitiële, niet door het Ministerie van Onderwijs gesubsidieerde opleidingen was indertijd een novum. De VRC ziet inmiddels dat de omgeving veranderd is. Accreditatie van (ongesubsidieerde) postinitiële opleidingen op wetenschappelijk en professioneel niveau is thans zeer gebruikelijk en wordt door de NVAO gestimuleerd. Het landschap heeft zich hierbij langzamerhand als volgt ingedeeld. Men ziet een aantal aanbieders van wetenschappelijke en professionele controllersopleidingen op initieel niveau. Dit zijn vooral de “traditionele” universiteiten en hogescholen. Afgestudeerden van universitaire controllingopleidingen zijn vrijwel altijd Master of Science, hoewel men ook na het behalen van een Bachelor of Science de universiteit kan verlaten. Afgestudeerden van hogescholen die de arbeidsmarkt betreden zijn veelal professionele bachelors. Als het gaat om het postinitiële vervolg, dan ziet men dat een aantal niet-gesubsidieerde instellingen post-HBO controllersopleidingen aanbiedt die leiden tot een (NVAOgeaccrediteerde) professionele mastertitel. De VRC is voorstander van deze ontwikkeling omdat dit de professionele kwaliteit van het controllerberoep zeker ten goede komt.
58
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
Omwille van de bovengenoemde argumenten (oriëntatie, inrichting programma en niveau afgestudeerden) acht de VRC het echter nu nog meer dan in 2006 van belang om de onderhavige opleidingen opnieuw te positioneren als een Master of Science-opleiding. 2.5 Ontwikkelingen in de controllerfunctie Teneinde de verwachte ontwikkelingen in het beroepveld van registercontrollers in kaart te brengen is in het najaar van 2009 onderzoek gedaan onder curatoriumleden van de verschillende RC-opleidingen. De curatoriumleden werd daarbij gevraagd welke ontwikkelingen zij vanuit de praktijk waarnamen die (op termijn) van invloed zijn op de opleiding. De volgende vijf onderwerpen werden hierbij vaak genoemd: - Governance: toenemende aandacht voor governance inclusief beloningsbeleid en de redelijkheid ervan; - Risicomanagement: verhoogde aandacht voor risico’s van ondernemen en ondernemingsbrede benadering van risico’s (Enterprise Risk Management); - Globalisering: toenemende globalisering van goederenstromen en dienstenstromen; - Holistische benadering: toenemende complexiteit en tegelijkertijd is er een sterkere behoefte aan generalisten; controllers die overzicht houden en breed (holistisch) kwesties beschouwen. - Persoonlijke vaardigheden: toenemend belang van persoonlijke vaardigheden. De VRC vindt het uiteraard belangrijk dat de opleidingen aandacht besteden aan deze ontwikkelingen. De opleidingen wordt dan ook gevraagd om aan te geven hoe deze ontwikkelingen vorm (zullen) krijgen in het curriculum.
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
59
60
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
Bijlage B: Curricula Vitae commissieleden Drs. A.J.A. (Andreas) van Dongen is manager binnen de Finance praktijk van Ernst & Young Performance Improvement. Hij richt zich op management control, business modelling en costing aspecten in relatie tot regelgeving. Hij is in 2007 in dienst getreden van Ernst & Young, daarvoor heeft hij 3 jaar gewerkt als financieel (SAP) consultant bij Capgemini. Hij heeft een master titel in de bedrijfseconomie met een specialisatie in management control. Momenteel schrift hij zijn scriptie als afronding van de Executive Master in Finance and Control aan de VU te Amsterdam. Drs. M.G. (Mark) Goedhart RC is sinds 2006 onafhankelijk consultant. Daarvoor is hij city planner geweest in Westfriesland en Alkmaar, financieel manager van de gemeente Alkmaar en sectorhoofd bestuurszaken in dezelfde gemeente. Vervolgens heeft hij de Executive Master of Finance and Control gevolgd en in dienst getreden van Unilever waar hij diverse funcites heeft uitgeoefend zoals Business Systems Manager Lever Nederland (IT), Chief Accountant Unilever Meat Group Oss (Finance), Finance Director Unilever Research (Finance, Buying, IT), Finance Director Unilever Greece (Finance, Buying, Logistics, IT) en Business Director Unilever Nederland Foods (Marketing/Finance/HR). Mark Goedhart is oprichter van de Vereniging van Registercontrollers (VRC) en het Controllersinstituut (CI). Prof. dr. J.G.(Hans) Kuijl RA is hoogleraar Bedrijfseconomie inclusief de fiscale comptabiliteit aan de faculteit Rechtsgeleerdheid, Instituut Fiscale en Economische vakken. Zijn expertise omvat bedrijfseconomie, externe verslaggeving, belastingen in de jaarrekening, accounting education en forensische accounting. Hij is de initiatiefnemer van twee voor de faculteit belangrijke derde geldstroomopleidingen: de kopopleiding ten behoeve van leden van de Nederlandse Federatie van Belastingadviseurs en de opleiding Forensische Accountancy, de opleiding die de faculteit der Rechtsgeleerdheid samen verzorgt met Business Universiteit Nyenrode. Voorts is hij de instigator van de opleiding Fiscale advocatuur. De onderzoeksbelangstelling van Hans Kuijl ligt het op het overgangsgebied tussen bedrijfseconomie en recht. Dit komt onder andere tot uitdrukking in zijn redacteurschap van de Forensische Reeks, een uitgave van de SDU. Voor het overige is hij voorzitter van het Instituut voor Forensische Accountancy en van de Stichting Bureau Kredietregistratie. In het verleden was hij onder meer werkzaam bij de accountantsdienst van het Ministerie van Economische Zaken en lid van de Visitatiecommissie HBO Accountancy en fiscale economie en voorts was hij lid van de Commissie Rekenschap, de commissie belast met het onderzoek naar de HBO-fraude. Drs. J. (Jan) Lobbezoo RA heeft bedrijfseconomie gestudeerd aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam. In 1970 studeerde hij af en begon hij aan zijn postdoctorale opleiding accountancy aan dezelfde universiteit. Hij behaalde zijn RA titel in 1974 en is sindsdien lid van het NIVRA. Na zijn studie is hij bij Philips in dienst gekomen. Het is de start van een 36 jaar durende carrière bij hetzelfde bedrijf. De laatste 15 jaar was hij financieel directeur van de DAP, respectievelijk Semiconductors divisie. Hij heeft zich tevens beziggehouden met het contact en toezicht op een aantal niet-geconsolideerde deelnemingen (joint ventures). Hij is recentelijk formeel met pensioen gegaan. Hij vertegenwoordigt Philips nog wel als lid van de Raad van Commissarissen bij TSMC Taiwan. En is daarnaast actief als adviseur en commissaris bij TMC Eindhoven en FEI Inc. Portland USA. Bovendien is hij voorzitter van
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
61
de Raad van Toezicht op de postdoctorale opleiding (Engelstalig) van de International Master of Finance, verbonden aan de universiteit van Maastricht. Prof. dr. J. (Jeltje) van der Meer-Kooistra was van 1983 – 1994 Universitair docent Accounting, van 1994 – 1998 Universitair hoofddocent Accounting en van 1998 – 2010 hoogleraar Financieel Management aan de Faculteit Bedrijfskunde, sinds 2008 Faculteit Economie en Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen. Per 1-5-2010 is zij met emeritaat. Zij was van 1993 – 1997 lid van het Faculteitsbestuur Bedrijfskunde (onderwijsportefeuillehouder), vanaf 1998 Bestuurslid van de Postinitiële Controllersopleiding (EMFC), vanaf 2003 Opleidingsdirecteur Bachelor en Master Accountancy & Controlling en vanaf 2007 Onderzoeksdirecteur Onderzoeksinstituut Accounting. Haar onderzoeksbelangstelling ligt op het gebied van coördinatie van interne transacties, de fiscale aspecten van transfer pricing, de management control aspecten van samenwerkingsverbanden, waaronder joint ventures en uitbestedingsprojecten, en de governance van R&D-activiteiten. Op deze gebieden heeft zij talrijke nationale en internationale publicaties verzorgd. Zij heeft ruime onderwijservaring op de gebieden management accounting en control, financieel beleid en boekhouden in alle jaren van de opleiding Bedrijfskunde, en heeft onderwijs verzorgd op het gebied van management accounting en control voor de Postinitiële Controllersopleiding. Daarnaast heeft zij veel afstudeerders begeleid van de doctorale opleiding Bedrijfskunde, variant Accountancy, MA Accountancy & Controlling, MA Organisational & Management Control, en de Postinitiële Controllersopleiding (EMFC). Zij heeft ruime bestuurservaring binnen en buiten de Rijksuniversiteit Groningen. Prof. dr. ir. R. (Regine) Slagmulder is partner in de Vlerick Leuven Gent Management School, waar zij docent Accounting and Control is. Voorafgaande aan de verbintenis met de Vlerick School was zij consultant bij McKinsey & Company (2005-2007) en staflid van INSEAD (Fontainebleau & Singapore, 2000-2005). Na afronding van de opleiding in elektrotechnieken een masteropleiding in Industrial Management & Management Sciences, beide aan de Universiteit Gent, behaalde Regine haar doctoraat in Management aan de Vlerick School in 1995. Zij was visiting Research Fellow aan Boston University School of Management en de P. Drucker Graduate Management School, Claremont University (USA) en werkte als staflid aan Universiteit Gent en de Universiteit van Tilburg. Regine's onderwijs en onderzoeksactiviteiten richten zich op de link tussen performance management systems en bedrijfsstrategie. Ze heeft verschillende boeken en artikelen gepubliceerd in wetenschappelijke en in vaktijdschriften over strategic cost and performance management, waaronder over onderwerpen als activity-based costing, target costing, supply chain performance management, en de balanced scorecard. Drs. H.J.(Hendrik) Spee RC werkt sinds 2006 als manager logistics voor Free Record Shop Benelux. Daarvoor heeft hij gewerkt als consultant bij Logiprof, als project manager bij Extenza, senior consultant bij Move2 Solutions en manager e-marketplace healthcare supllies bij Neconomy & related companies. In juni 2010 rondde hij zijn Executive Master in Finance & Control opleiding af bij Nivra-Nyenrode. Zijn initiële opleiding MBA volgde hij in Rotterdam aan de EUR.
62
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
Bijlage C: Bezoekprogramma Programma visitatie voor de heraccreditatie van de EMFC
Dag 1 13.00 13.15 15.15 16.45 17.00 17.45 19.00 Dag 2 8.30 9.15 9.45 10.30 10.45 11.15 11.45 12.30 13.30 14.15 16.15
13.15 15.15 16.45 17.00 17.45 18.45
9.15 9.45 10.30 10.45 11.15 11.45 12.30 13.30 14.15 16.15 16.45
Aankomst en ontvangst commissieleden Voorbereidend overleg van de commissie; korte instructie digitale leeromgeving Gesprek met directie opleiding en faculteitsbestuur Pauze Alumni Borrel/ receptie Diner en intern overleg commissie Gesprek met studenten Rondleiding/ spreekuur Gesprek met docenten Pauze Curatorium Docenten opleidingscommissie Examencommissie en toelatingscommissie Lunch en intern overleg commissie Afsluitend gesprek met inhoudelijk verantwoordelijken Intern overleg commissie Mondelinge rapportage voorlopig oordeel, afsluiting bezoek
QANU / Executive Master of Finance and Control, Nyenrode ( Q 262)
63