'II A C
84
E XC
Industria Congresdag:
Excellent Ondernemen rol van management en overheid Donderdag 5 april 1984 Grote zaal Auditorium Technische Hogeschool Eindhoven
Technische Hogeschool Eindhoven Afdeling der Bedrijfskunde
CONGRES EXCEllENT ONDERNBVENROL VAN MANAGEMENT EN OVERHEID
5 APRIL 1984 TECHNISCHE HoGESCrOOL EINDHOVEN
Bi8LIOTHEEK '_'U"~
.••
8,H'978!l ..... _' ..
T.H.EINDHOVEN ORGAN ISAT IE STUD I EVEREN IGI NG
F•P I
BENTHEM
A. IH Bos I
R. VAN
KALSBEEK
I NDUSTR IA
. .
INHOUD
bIz.
Programma
1
Curricula vitae
2
Inleiding Prof. dr. P.A.J.M. Steenkamp
5
"Uitnemend management in Nederland", lezing C.M. Paauwe
9
Lezing Ir. J.W. Hillege
40
Lezing Mr. ir. F.C. Rauwenhoff
60
"In Nederland moet je meer dan excellent zijn", lezing N.P. Knape
77
"Excellent ondernemerschap in kleine ondernemingen" , lezing Prof. dr. D. Horringa
100
Verslag forumdiscussie
115
-1-
Industria 'Studievereniging voor 8edrijfskunde
PROGRAMMA 5 AP RIL Ochtendprogramma: 9.15 uur
Registratie en ontvangst deelnemers
9.50 uur
Opening F.P. Benthem, Voorzitter studievereniging Industria Prof. dr. M.J.M. Daniels, Dekaan der Afdeling Bedrijfskunde
10.00 uur
Inleiding Prof.dr. P.A.J.M. Steenkamp, Hoogleraar THE, Voorzitter Eerste Kamer der Staten Generaal
10.15 uur
Management is leiderschap C.M. Paauwe , Director McKinsey & Company
10.50 uur
Koffiepauze
11.10 uur
De rol van de overheid
excelleren stimuleren
Ir. J. Hillege Plv. directeur generaal van Industrie van het Ministerie van Economische Zaken 11. 45 uur
Excellent ondernemen : de grote onderneming Mr. Ir. F. C. Rauwenhoff , Voorzitter hoofddirectie Nederlandse Philips Bedrijven B.V.
12.20 uur
Lunch ( Geiegenheid tot
het indhmen van vragen )
Middagprogramma : 13.45 uur
In Nederland moet je meer dan excellent zijn N.P. Knape , Directeur van Kunststofverwerkende industrie Katan B. V.
14.20 uur
Excellent ondernemerschap in kleine ondernemingen Prof. Dr. D. Horringa Buitengewoon hoogleraar Bedrijfskunde , Bestuursadviseur
14.55 uur
Theepauze
15.15 uur
Forumdiscussie onder voorzitterschap van Prof. Dr. P.A.J.M. Steenkamp
16.30 uur
Sluiting Borrel
-2-
Industria Studievereniging vaar Bedrijfskunde
Ir. A.E.M. Calon
Corporate Director Philips International B.V. Eindhoven. Ir. Calon is geboren te Ijzendijke op 26-3-1925. In 1950 behaalde hij het diploma electrotechnisch ingenieur -tc! Delft. In maart 1950 trad hij in dienst van de N.V. Philips Eindhoven. Van 1950-56 was hij werkzaam op het Philips Natuurkundig Laboratorium fundamenteel onderzoek ( telecommunicatie en radar). Van 1956-64 was hij afdelingschef van een Philips fabriek in Frankrijk ( Parijs ). Vanaf 1964 bekleedt hij diverse 'functies in het internationale industriEHe beleidscentrum van Philips in Eindhoven, waaronder de huidige functie: Directeur Corporate ~ndustrial Coordination.
Ir. J.W. Hillege
Hoofd van de Directie Algemeen Industriebeleid, tevens ply. Directeur-Generaal van Industrie, Ministerie van Economische Zaken. Zijn vorige functie was: Directeur Research en Ontwikkeling, waar het beleid t.a.v. Industriele Innovatie wordt voorbereid en concrete projecten worden opgezet en begeleid. Ir. Hillege studeerde Electrotechniek aan de T.H. te Delft en Bedrijfskunde aan de T.H. te Eindhoven. Hij werkte gedurende 2 jaar bij Derksen, management consultants in Eindhoven, en is thans 7 jaar werkzaam bij het Ministerie van Economische Zaken, waar hij intensief was betrokken bij het formuleren van het Economisch Structuurbeleid ( Nota Selectieve Groei ). Dirk Horringa ( geboren 1919 ) volgde een geodetische en een industrieel-sQciolog:ische studie. Prof. Horringa is sinds 1951 werkzaam als organisatie- en bestuursadviseur in Nederland en Belgie. Hij is medeoprichter van het organisatie-adviesbureau Horringa & de Koning ( 1968 ); sinds 1981 oud-lid. Tevens is hij Buitengewoon hoogleraar Bedrijfskunde aan de Technische Hogeschool te Eindhoven, en commissaris van een aantal ondernemingen. Recente publicatie inzake groeikansen veor innovatieve bedrijven en werkgelegenheid veor jongeren.
-3-
Industria Studievereniging voor Bedrijfskunde
N.P.
C.M. Paauwe
Mr.ir. F.C. Rauwenhoff
De heer Knape is geboren op 19 mei 1937.
Na enkele jaren werkzaam te zijn geweest in de grootindustrie wilde hij ook kennis maken met het kleine industriele bedrijf. Zijn huidige functie is: Directeur Kunstofverwerkende Industrie Katan B.V. De heer Knape is tevens bestuurslid van de Federatie Nederlandse Export ( Fenedex ) te Den Haag. De heer Carel M. Paauwe, een director van de kantoren van McKinsey & co. in de Benelux, trad in 1970 in dienst van McKinsey & Company te New York. Enige jaren later werd hij overgeplaatst naar Amsterdam. De heer Paauwe werkte voornamelijk aan opdrachten op het gebied van strategie-ontwikkeling, winstverbetering en organisate voor ondernemingen en organisaties in de consumentenproducten-, transporten detailhandelsector. Daarnaast adviseerde hij een aantal overheidsinstanties. Alvorens hij bij McKinsey in dienst trad was hij directeur Noord Amerika van het Nederlandse promotie kantoor voor zuivelproducten te New York. Daarvoor werkte hij als accountant executive bij het reclamebureau Lintas in Nederland en was hij enkele jaren officier bij de Koninklijke Luchtmacht. De heer Paauwe voltooide zijn studie aan de Hogeschool voor Bedrijfskunde "Nijenrode" en behaalde zijn Master'g graad in Bedrijfskunde ( MBA ) aan de Columbia School of Business te New York. Mr.ir. Rauwenhoff is geboren op 5 september 1930 te Rotterdam. In 1948 behaalde hij het Gymnasium B op het Erasmiaans Gymnasium. Hij heeft Natuurkunde gestudt.=erd aan de T.H. te Delft, gedurende welkl:: t1jd hij een jaar als Fulbright student gestudeerd heeft aan de UniverSity of Minnesota, U.S.A. Heeft daarna rechten gestudeerd aan de Rijksuniversiteit te :eiden, en is vervolgens in militaire dienst getreden bij de Koninklijke Marine. Eind 1958 in dienst getreden van de N.V. Philips' Gloeilampen-fabrieken. Na enkele jaren in de Hoofdindustriegroep Licht te hebben gewerkt, is hij in 1961 uitgezonden naar Bombay, India, voor het opbouwen van een nieuw fabriekscomplex. Teruggekomen in Eindhoven, in 1966 adjunct-directeur van de Factory Relations Department bij de HIG Licht. In 1969 vertrokken naar Australieals technisch directeur van Philips Australie. In 1974 teruggekeerd in Eindhoven als algemeen directeur van de Hoofdindustriegroep Electronic Components and Materials ( Elcoma ) Per 1-3-'83 benoemd tot lid vande Hoofddirectie van de Nederlandse Philips Bedrijven B.V. Per 1-1-'84 benoemd tot voorzitter'van de Hoofddirectie van de Nederlandse Philips Bedrijven B.V.
-4-
Industria Studievereniging voor Bedrijfskunde
• P.J.'l..J .M.
Prof. Steenkamp werd geboren op 8 maart 1925. studeerde aan de Katholieke Hogeschool te Tilburg, waar hij in 1949 het doctoraal examen aflegde in de economischsociologische studierichting. In 1951 promoveerde prof. Steenkamp tot doctor in de economische wetenschappen. In 1960 werd hij benoemd tot buitengewoon hoogleraar in het sociaal recht aan de T.H. Eindhoven; in 1966 tot gewoon hoogleraar. Professor Steenkamp is voorzitter van de Eerste Kamer der staten Generaal
-5-
Inleiding verzorgd door Prof. dr. P.A.J.M. Steenkamp
Meneer de voorzitter, dames en heren. Twee jaren geleden beeindigde de Amerikaanse onderneming Breniff Airlines haar activiteitenj het geld was op. Op 1 maart jl. zijn ze opnieuw begonnen, met veel minder mensen, met veel minder steden die ze aanvliegen en met veel minder vliegtuigen. In de Herald Tribune van 21 februari stond een gesprek met een piloot die vanaf 1966 heeft gevlogen bij Breniff. Hij zei: Iter is een andere geest bij de mensen, er is een goede samenwerking met de vakorganisaties en we hebben lagere operating costs". Maar zei die: "het geld, daar gaat het nu niet om, wij voelen ons met elkaar deelgenoot aan de hergeboorte van de maatschappij", en dat vertelde hij,aan een journalist, toen hij bezig was de vliegtuigen een andere kleur te spuiten. Hij zei: "bij een andere maatschappij zou ik veel meer verdienen, ik heb allerlei aanbiedingen gekregen, maar er is het verlangen bij ons, degene die daarvoor uitgekozen zijn, om samen opnieuw van Breniff wat te maken". Dames en heren, wijlen Wim Kan zou zeggen: "uithuilen en opnieuw beginnen", maar dan weI op een lager niveau. Wij bevinden ons midden in een ontwikkeling die afwisselend e e de naam 2 of 3 Industriele Revolutie heeft gekregen. WeI, in de sociale geschiedenis is het nog altijd een vraagpunt, e waarom de 1 Industriele Revolutie in Engeland ontstaan iSj u e weet: het laatste kwart van de 18 eeuw, zoveel later in Duitsland en veel, veel later in Nederland. Achteraf hebben wij nu met elkaar een verklaring daarvoor, dat was achteraf. Maar wij kunnen nu al de vraag beantwoorden waarom west-Europa en Nederland achterliggen, ver achterliggen bij de nieuwe Industriele Revolutie. Ver achterliggen, vergeleken met de V.S. en Japan, op een aantal gebieden die juist die Industriele Revolutie kenmerken. De Engelse historicus "Thornby" heeft jaren geleden, sprekend over de politieke situatie van Europa, dat gekenmerkt als de "dwarfing of Europe" : Europa werd een dwerg. En toen dacht hij nog niet economisch. Dezelfde term van Thornby kunnen we nu op dat andere terrein overbrengen. En als wij achterliggen in West-Europa, waarbij ik West-Europa in geen enkel opzicht gelijk wil stellen met de V.S. en Japan, want dat zijn eenheidsstaten, dan constateren wij dat ook in dat achterliggende peloton Nederland niet goed is gestructureerd. Onze voorouders, onze grootouders spreken over de "belle epoque" e pratend over de periode voor de 1 W.O •. Wij nu, hebben het al over de gouden jaren, de zestiger en zeventiger jaren van deze eeuw. De tijd waarin wij in Nederland hebben opgebouwd, het beste sociale zekerheidsstelsel van de hele wereld. Dat is onze grootste verworvenheid sinds de bevrijding, en ons grootste probleemgebied is de werkloosheid: de hoogste van Europa.
-6-
V~~r vandaag moeten wij voor de discussie wel onderscheiden enerzijds economisch herstel en economische groei, en anderzijds het terugbrengen van de werkloosheid . Terecht heeft Industria aan dat laatste juist enkele maanden geleden haar jubileum congres gewijd. V~~r ons economisch herstel zijn de omgeving, het klimaat de macro-context van grote betekenis; niet meer, maar ook niet minder ..
Ik wil u eerst twee nadelige factoren van buiten Nederland benoemen, die ik van grote betekenis acht. Er be staat in West- Europa en in Nederland grote onzekerheid over de toekomstige veiligheidspositie, over onze plaats in het Atlantisch Bondgenootschap en over de verhoudin tot de Sovjet-Unie. Daarbij komt de wassende stroom van isolationisme in de V.S. ; Amerika krijgt er een nieuwe liefde bij: de Pacific. Ik ben er vast van overtuigd dat uitspraken van Hart, maar nog veel meer van dr. Kissinger, ook economische repercussies hebben. Dat is de ene factor die ons denken voor een deel bepaalt, maar er komt nog een factor bij. Terwijl de V.S. en Japan economisch opmarcheren, groeien onze files aan de Brenner en vechten wij topconferentie na topconferentie over de bijdrage van het Verenigd Koninkrijk in de Europese Gemeenschap. Ja, laten we het maar reeel zeggen. Na 25 jaar moeten we constateren dat de E.E.G. als douane-unie volstrekt onvoldoende blijkt te zijn;Nee,de toekomst van de Europese Gemeenschap moet liggen in een politieke unie. Kijkend nu naar Nederland kunnen we een aantal goede indicatoren noemen. Ik wijs u op onze inflatiegraad, op ons Bruto loonpeil, op de agrarische export, de "Betalings Balans", maar daarnaast zijn er een aantal factoren die tezamen een grote bron van zorg vormen. Zeker als we de cijfers en de gegevens vergel ken met de situatie op al die terreinen in de V.S. en Japan en bij de belangrijkste partners in de E.E.G. Er bestaat in ons land een grote concensus over de huidige situatie, over de apalyse. Maar helaas verschillen we t.a.v. het tempo en de vorm van de therapie. Om het nu maar eens kort te zeggen en een beetje zwart-wit, onze economische groei, onze uitgaven voor R&D en onze winsten zijn veel te klein. De overheidsuitgaven blijken buitengewoon moeilijk beheersbaar. In de gezondheidsuitgaven zijn wij koploper in de E.E.G. en de sociale zekerheid is doorgeschoten, en dat weten sinds maandagavond ook aile Amerikaanse t.v.-kijkers. Onze arbeidsmarkt is te star en de investeringen waren tot het begin van het laatste kwartaal van het vorig het sterkst afgenomen in de E.E.G. van alle landen. Over het overheidstekort kunnen we twisten over 12%,11% of 10%. Zijlstra heeft indertijd als norm in een tijd van economische groei, van echte economische groei, 4% aangegeven. Dan zouden we nu op twee en een half maal te veel zitten. Misschien is het makkelijker om voor mij te zeggen
-7-
dat als we zo doorgaan met de collectieve uitgaven, dan zal in 1992 eenvierde, vijfentwintig procent, van de totale overheidsinkomsten moeten gaan naar de renteverplichtingen. En .dan praat ik nog niet over de aflossingsverplichtingen. Het aantal werkelozen is dramatisch, daarover kun je niet praten zonder een brok in je keel. Kijk, in de katholieke kerk was het op paaszaterdag een gewoonte in oude tijden om een smeekbede tedoen. En daar luidde die: "Van alle kwalen verlas ans Beer". Nou. als j.e dit ziet is het een reden om die paaszaterdagbede te he.rhalen. Er is werk aan de winkel. Maar wat mij altijd weer verbaast dames en heren is, dat wij dat Oud-Hollandse gezegde, dat ons zo groot heeft gemaakt in de Gouden Eeuw volstrekt vergeten. Namelijk dat de kost voor de baat. uitgaat. Of zoals ik in mijn jeugd hoorde : "Beter doorheen gevlogen dan doorheen gekropen." De historicus Verwij heeft in zijn boek over de geschiedenis van Nederland een boeiend beeld geschetst over de situatie tegen het eind van de achttiende eeuw. Hij zegt: "'Bet economisch Leven in Nederland was sterk verzwakt. Hele bedrijfstakken deden het zeer slecht,de nijverheid ging steeds achteruit. Er kwamen tienduizenden mensen op straat. Het pauperisme nam hand over hand toe. Het was uit met de toevloed van werkzoekenden uit het buitenland." Ik heb het over het eind van de achttiende eeuw. Een aantal onzer heeft de periode na de bevrijding meegemaakt. Toen de roep in Nederland was: II Indie verioren rampspoed geboren". We hebben het nog nooit zo goed als nadien gehad. Het karr dus anders worden, mits ook dure wensen worden opgezouten. En krachtige maatregelen in een economische context worden genomen. Op een groot aantal gebieden moet veel gebeuren. En ik weet, dat enkele van de inleiders ook aandacht zullen schenken aan de groei en de mogelijkheden in het midden- en kleinbedrijf. Ten overvloede wijs ik erop, ongetwijveld zal collega Horringa er op zijn eigen wijze over praten, dat ook in de V.S. tachtig procent van de groei in kleine ondernemingen plaatsvindt.
En wat moet er dan gebeuren. Och, dames en heren, we hebben in Nederland gegevens en rapporten van van der Zwan van de Erasmus Universiteit, van McKinsey. En die kloppen wonderwel met de rapporten van het Miti in Japan en van onderzoeksinstituten in de V.S .. Men is het er eigenlijk weI over eens waar de Sunrise zit of moet zi tten. Waar de z'onsopgang vandaan moet komen en waar de groei te verwachten is. Ik weet, dat de heer Hillege daar uitvoeriger over zal spreken. Ik wijs op een aantal grote aandachtsgebieden. Lopend van agrarische industrie, over de microelectronica en de medische technologie. Maar ik ben er van overtuigd, dat de heer Hillege daar wat dieper op in zal gaan. De ITDgelijkheden in een aantal Landen worden op dezelfde manier aangegeven. En dat moet ons toch wat zeggen. alsmensen die met elkaar willen kijken waar de groeimogelijkheden in de economie voor de rest van deze eeuw en in het begin van de volgende eeuw liggen. "Als ge het wilt is het geen sprookje ", zei Hertzel al.
-8-
Mag ik u nog twee cijfers geven om dat te illustreren. Amerika de economische koploper in de wereld, die de gouden medaille heeft in de economische loop, heeft sinds 1973 aan 20 miljoen mensen arbeidsplaatsen gegeven. In diezelfde tijd daalde het aantal arbeidsplaatsen in Europa. Amerike plus 20 miljoen, Europa aanzienlijk minder dan de situatie in '73. En.in Nederland? Wel, in de laatste tien jaar hee:ft het beo.t:ij.fs1even 500.000 arbeidsplaatsen verloren en in de overneidssector zijn er 430.000 bijgekomen. Voor economisch herstel is de ondernemingvan vitale betekenis. Maar, dames en heren, je moet durven je moet kunnen en je moet willen. Er bestaat een brede overeensterr@ing ook in ons land, dat het ontwikkelen van nieuwe technologien en nieuwe produkten, de sleutels zijn tot economisch succes. In het begin van dit jaar mocht ik een reis maken naar het Verre Oosten. En daar ontmoette ik een aantal oud studenten. In Korea, in Zuid-Korea voor de goede orde, Hong Kong en Japan. Ik heb aan die vroegerestudenten, die daar functies bekleden bij ondernemingen, telkens dezelfde vraag gesteld, nl.:"Heren wat is toch het wonder". Ze hebben mij eigenlijk samengevat het antwoord zo gegeven:"Och" zeiden ze,"ze werken hier alsof ze vechten voor hun overleving. En dat doen ze in goed overleg tussen werknemers en management. En in goed overleg tussen ondernemingen en overheid". Overleving was het kernwoord, dat ik telkens weer tegenkwam. En daar voeg ik mijn commentaar aan toe. Als ze daar zo denken, wat moe ten wij dan wei doen in Nederland. Mijn antwoord is nog veel meer. Als wij praten over onze overleving dan betekent dat de inzet van aile krachten voor onze eerste nationale prioriteit. Nodig is een opbouw-mentaliteit. En daar is tijd voor nodig. Daar is het hart voor nodig, dat wij ook hadden na de bevrijding. Want het gaat om onze economische overleving. Daarvoor zijn excellente mensen en excellente ondernemingen van vitale betekenis. Ze zijn van vitale betekenis voor een nieuwe zonsopgang ook in ons land.
UITNEMEND MANAGEMENT IN NEDERLAND
INDUSTRIA
Eindhoven, 5 april 1984
© McKinsey & Company Copyright 1984 This report is copyrighted and issued with the understanding that it may be used or distributed only mternally by the addressee and the organization he represents. Any form of external reference to or publication of the report, whether in its entirety or in extracted form. shall require prior approval in writing by our Firm
I
\D
I
I
...... o I
Ik hierhi I tckst-- (,1;".·-. scI;cl,~;b~.,(~:i~i~~-;iir;-gi::tO()ll-dl tijdcll\ de iilieiding van de hC'cr C.M. P,lclllWC, nile-dol ,~1( f(ins('v &. C()llljl
1
.. J
TWEE PROPOSITIES 1. Succesvolle Nederlandse ondernemingen zijn veranderingsgezind 2. Cruciale rol van manager ligt in - Verschaffen van leiderschap - Orientatie op belangrijke vraagstukken
.........I I
VERANDERINGSGEZINDHEID -Aandacht -Aandacht eAandacht
CREATIEVE
ORANG
A:.
STIMULERENDE OMGEVING/
AANOACHT VAN BUITEN
• Vaardigheden -Ins telling .Denkpatroon
• Risico aanvaardend • Voorbeelden • Samenscholingen .
• Concurrentie • Technologie eOverheid
I
...... [\0
I
EXTERNE FACTOREN BEINVLOEDEN BEDRIJFSKETEN MARKTVRAAG
MIDDELEN • Personeel • Grondstoffen • Energie
• Waarde • Afzet • Beslisfactoren I
......
••
CREEER
TECHNOlOGIE • Produktontwerp • Schaal • Processen • Management . systemen
W
I
VERVAAR DIG
OVERHEID • Regl'~ering • Stimulering • Ad-hoc initiatieven
KENMERKEN SUCCESVOLLE ONDERNEMINGEN 1. Actiegerichtheid
2. Klantenorientatie 3. Aandacht voor medewerkers
I ,.....
"'I"
4. Autonomie en ondernemersgeest 5. Simpele organisatie en kleine staf
6. Coherent activiteitenpatroon .7 • Persoonlijke inzet management 8. Vrijheid
~
gebondenheid
ORANG NAAR ACTIE • "Do-it, fix-it, try-it" • Uitvoerbaarheid van plannen • Task forces i.p.v. commissies • Memo's i.p. v. rapporten • Experimenten i.p.v. studies • Geen woorden maar daden
I .... U1 I
I
......
0"1 I
"'~...
...
. INHOUD VAN STRATEGISCHE PLANNEN 100% Produktgegevens Financiele projecties Concurrentieanalyses
Implementatieplannen Succesvollen
Middelmatigen
TASKFORCES I.P.V. COMMISSIES • Aileen vrijwilligers • Korte, intensieve inzetbaarheid • Goed voor carriere
....I
00 I
• Druk bezette managers • Top-management ondersteuning • Overal toegang • Eindprodukt geen rapport
KLANTENGERICHTE INSTELLING
nKLANT IS KONING 1I
"LUISTEREN NAAR DE KLANT" I
...... \0 I
• Parkeerplaatsen
• Top management tijd
• Bloemen
• Externe relaties
• Kwaliteit
• Klant
• Sales
=Service
= Organisatie
• Bron van innovaties
TIJDSBESTEDING TOPECHELON
40
Niet zelf beschikbaar
40
Overheid 31-------+-~==,.,.,.,..,..,..f___-----Veld 5~~~~ .:i:;·:::.····l·l··::.::~;~!·;;:l. i~ t:~·;: :
..
Beschikbaar
In huis
Eerst
Later
I
N
o I
BELANGSTELLING VOOR MENSEN
• Familiecultuur • Presta ties belangrijker dan status • Respect voar leiders • Aangepast management development • Aandacht voor positieve resultaten • Financiele en symbolische beloningen
I
N ,....
I
TRADITIONEEL
WERKELIJK
I N N
I,
NEMEN VAN RISICO'S: STIMULEREN
• Aanmoedigen om risico's te lopen • Leren van gemaakte fouten I
N W
I
• Creeren van "opportunities to fail" • Experimenteren met ideeen . • Snel corrigeren van afwijkingen'
KLEINE EENHEDEN IN ORGANISATIESTRUCTUUR • "Suboptimale" bedrijfsonderdelen • Decentralisatie van gezag en winstverantwoordelijkheid • Ervaring als General Manager v6ar veertigste levensjaar .
,
• Kweken van ondernemersgeest en nieuwe units • Horizontale druk op managers • Kleine, effectieve staf-afdelingen
I
..,.tv I
TIJDSBESTEDING VAN ST AF 100% Overige
10 ~
Uitoefenen van controle
15
20 55
I N
Ln I
Oplossen van problemen
70
30 Succesvollen
Middelmatigen
WAARDEN UITDRAGEN DOOR VOORBEELD TRADITIONELE OVERDRACHT
INFORMELE OVERDRACHT
Bestuur
Directeur
• Divisie
•
•
I
I tv
0'> I
Fabriek
•
.1
•
Afdeling
• Groep
••
• Medewerker A
PARADOX VAN INFORMELE DISCIPLINE INFORMEEL GEDRAG
BEZETENHEID
• Dorpse atmosfeer
• Ongeschreven wetten
• Informeel gedrag
• Drang naar aetie
I
f\.)
-.J I
• Flexibele structuur
• Sterk waardesysteem
• Grote zelfstandigheid
• Duidelijke doelstellingen
• Sociaal netwerk .
• Aandacht voor klant
• Positieve sfeer
• Uniforme kleding
TWEE PROPOSITIES 1.Succesyolle Nederlandse ondernemingerl zijn veranderingsgezind
I N 0::;
I
2. Cruciale rol van manager ligt in - Verschaffen van leiderschap - Orientatie op belangrijke vraagstukken
EFFECTIEF MANAGEMENT ·VAN ORGANISATIE VEREISTE
ONDERLIGGENDE KENMERKEN
- Persoonlijke stijl EFFECTIEVE ORGANISATIE
Leiderschap
1--
Kennis en ervaring I
- Karakter • Produktief
-
• Innovatief • Creatief
N
1.0 1
~
Issue management
!-or--
Stijl
V
- Group dynamics - Setting
d" h d - Analytisch aar 19 e en - I t t "Ie f negra - Technisch/functioneei
-- M e d ewer k ers - Llnks/ . . rechts mix
KARIKATUREN VAN MANAGERSTYPEN
00lKENRIO~
~EBEMOEIA0
- Staat boven het volk
• Doet het liever zelf
• Houdt zich met "hogere zaken" bezig
• Controleert details • Doorkruist eigen delegatie
-Is ongrijpbaar COEZWAlKE0 • Kent altijd alternatieven • Kan moeilijk leven met z'n beslissingen Verandert regelmatig van koers
I
w
o I
Hebben TALENT Doen
ANALYSE
Kunnen KWANTIFICATIE
Falen indingen gedaan krijgen I W
..... I
Zijn
RATIONEEL
PLANNEN STRATEGIE
IMPLEMENTA TIE
ELEMENTEN VAN LEIDERSCHAP APPELLEERT AAN:
A. CREEREN VAN
ONDERSTEUNEND RAAMWERK
Behoefte aan vrijheid en erkenning binnen veilige grenzen I
w N
I
B. BEPALEN VAN
KOERS
8ehoefte aan identificatie met een sociale groep en doel
ONDERSTEUNEND RAAMWERK: VRIJE SPEELRUIMTE MET BEGRENZING
PRINCIPE
Begin
ONTWIKKELING I
• Vrijheid van handelen binnen wederzijds erkende grenzen • Overleg bij grensoverschrijdende besluiten
• Hoe meer kennis en Yolwassenheid, hoe groter het raamwerk
w
W I
KOERS - IDENTIFICATIE MET GROEP EN DOEl
"MET Z'N ALLEN" IN DE GROEP / ONDERNEMING
NAAR
DOEL/IDEAAL
I
w
"'I"
IDEALE MANAGER
Laat mensen vrij, maar is wei op de hoogte door "MBWA"
LUISTERT EN STIMULEERT
Bemoeit zich fanatiek en in detail met kern vraagstukken I W IJ1
I
Is flexibel binnen een uitgestippelde duidelijke koers
* Management By Walking About
AA~DAClHllr
OlP lElEN [HOOFDVARIABELE systemen InformatieCompensatie ! W (j)
!
PRODUKTINNOVATIE Budget
Jaar"erslag
Promotiesystemen
"Personeelsleden luisteren naar wat manag,ers zeggen, maar ze hechten aileen geloof aan datgene wat ze management zien doen" PRA TEN OVER PRODUKTVERNIEUWING
STIMULEREN VAN PRODUKTVERNIEUWING 100%
100%
I
w -.J I
Aandeel houdersvergadering
Pers
Nieuwjaars
Bezoeken Praten
Discussie
en media
rede
aan
nlet
voorstellen
lab
research
MEN KIJKT NAAR DE I'BAAS"
1
w
OJ 1
TWEE PROPOSITIES
•
1. Succesvolle Nederlandse ondernemingen zijn veranderingsgezind
I
w \.D I
2. Cruciaie rol van manager ligt in - Verschaffen van leiderschap .- Orientatie op belangrijke vraagstukken
-40-
Inleiding van de Plv. Directeur-Generaal van Industrie, Ir. J.W. Hillege. °E het Congres tlExcellent ondernemen, de rol van management en overheid" van de Studievereniging voor Bedrijfskunde, TH Eindhoven, oE 5 aEril 1984.
Gezien de keuze van het congresthema - "Excellerend ondernemen" - lijk ik als vertegenwoordiger van de overheid wat vreemd op mijn plaats bij deze gelegenheid. Aau de ene kant omdat de overheid zich in Nederland expliciet op het standpunt stelt, noch op de stoel van de ondernemer te willen, noch daarop te kunnen gaan zitten. Dus zich in principe ook geen oordeel wenst aan te matigen. wie weI en niet een goede ondernemer is. Aan de andere kant zou ik wat vreemd op mijn plaats hier kunnen lijken omdat in de ogen van sommigen een goede ondernemer er een is die niet of nauwelijks "Den Haag" frequenteert. Een excellerende ondernemer houdt zich immers niet onledig met het verkrijgen van allerhande subsidies. In een Nederland van aIleen maar excellerende bedrijven zou in die visie de overheid dus nauwelijks meer bedrijven over de vloer krijgen. Een goede ondernemer onderneemt! Deze wat boude stelling behoeft, gezien de complexiteit van onze maatschappij, vanzelfsprekend enige nuancering. In het vervolg van mijn speech zal ik die dan ook zeker aanbrengen. WeI brengt mijn wat boude stelling mij ertoe de zaken in de juiste volgorde aan de orde te willen stellen. Eerst wil ik, heel voorzichtig, vanuit de ervaringen van mijn departement met ondernemers en ondernemingen, toch iets zeggen over kenmerken van goed, zo men wil excellerend ondernemerschap. Daarop zicht krijgen en, voorzover mogelijk die kenmerken stimuleren, is van belang om te voorkomen dat de overheid voortdurend ondernemers bij de hand moet nemen. Daarna wil ik ingaan op de voorwaarden waaronder die eigenschappen tot volle ontplooiing, gebracht kunnen worden; daarbij komt dan de rol van de overheid om de hoek kijken.
-41-
Wat is goed ondernemerschap? Wanneer excelleer je als ondernemer? Het is zo gemakkelijk iemand als een slecht ondernemer te kwalificeren, hem of haar als een faler af te doen. Om ons goed de zwaarte bewust te zijn van de uitdaging die aan elke ondernemer wordt gesteld, moeten we een aantal zaken in het oog houden die specifiek
v~~r
Nederland zijn en het de
Nederlandse ondernemer extra moeilijkfmaken vergeleken bij zijn buitenlandse collegae: a.
Nederland is vanouds een handelsland, en heeft in mindere mate een industriele traditie en industriele mentaliteit.
b.
Nederland biedt slechts een beperkte thuismarkt. Bij enige schaal zal de ondernemer al gauw aan exporteren moeten denken. En bij exporteren neemt het aantal problemen waarmee hij zich geconfronteerd ziet, al heel snel toe: taalproblemen, cultuurverschillen, andere wetten en regels etc. Een Amerikaanse of Japanse ondernemer, met hun enorme thuismarkt, heeft dit probleem veel minder.
c.
De soms al te nuchtere mentaliteit van Nederlanders v~~r
wie gewoon doen al gek genoeg is. Risico's nemen.
laat staan excelleren wordt hier vaak weinig gewaardeerd. Omgekeerd bestaat, heel anders dan bijv. in de V.S., weinig mededogen met mislukte ondernemers. Waar in de V.S. geldt "its all in the game" en de poging op zich wordt gewaardeerd, geldt hier veeleer: "eigen schuld, dikke bult". Risico's nemen is echter inherent aan ondernemen; een risico-mijdende samenleving - en Nederland is in de 60-er en 70-er jaren in die richting gekoerst - is per definitie haast een anti-ondernemerssamenleving. d.
Nederland kent - deels onder invloed van een grote bevolkingsdichtheid, maar deels ook door een niet altijd even industrie-vriendelijk klimaat in het verleden en door een grate regelzucht - een sterk
-42-
uitgebreide regelgeving, ook in verhouding tot andere landen. Rierop. wijzen ook de enquete-resultaten van bijv. die van het European Management Forum. Overigens is, zoals bekend, een aanzienlijke dereguleringsoperatie gaande. Minstens zo belangrijk als deze specifiek Nederlandse factoren, is het feit dat in het algemeen aan goed ondernemerschap in tijden van recessie vaak hogere eisen worden gesteld. Probeer maar eens het zicht op je lange termijnstrategie te houden, als je je geconfronteerd ziet met een veelheid van acute problemen die een onmiddellijke bedreiging inhouden van de continuiteit van de onderneming. Kortom, ik ben me ervan bewust dat de doorsnee Nederlandse ondernemer het niet gemakkelijk heeft. Mijn ervaring heeft mij echter geleerd dat vele ondernemers zich er ondanks dergelijke belemmerende factoren niet van laten weerhouden om een goede prestatie te leveren. Daarbij springen de volgende kenmerkeq in het oog: 1.
Deze ondernemers weten waar zij met hun bedrijf naar toe willen. Ze leven niet bij de dag. Ze hebben een ondernemingsplan dat vaak opvalt door zijn eenvoud en consistentie.
2.
Vernieuwing is bij hen een voortdurend aandachtspunt. Ze delegeren de verantwoordelijkheid, in hoofdlijnen, daarvoor niet.Een recent onderzoek van The Economist leert dat managers in de V.S. en Japan een veel grotere betrokkenheid bij dat proces aan de dag leggen, dan Europese managers die geneigd zijn hun verantwoordelijkheden op dit punt te delegeren. Terwijl vernieuwing, d.w.z. produkt- en produktie-innovatie vanuit een visie op marktontwikkelingen, vaak de toekomst van de onderneming bepaalt. Een directe betrokkenheid
-43-
van Nederlandse ondernemers bij de vernieuwingsinspanningen van hun onderneming is de sleutel excelleren.
v~~r
toekomstig
~
3.
Deze ondernemers denken primair vanuit de markt en hun concurrenten. De ontwikkeling van een nieuw produkt begint bij de potentiele afzetmogelijkheden.
4.
Veelal valt op dat. men alsonderneming. bepaalde/'trefwoorden centraal stelt, waardoor men zich profileert. Bijvoorbeeld "Kwaliteit", "snelheid" of "betrouwbaarheid". Reclame kan zeker behulpzaam zijn bij het verkopen van een produkt. Met name in industriele mark ten is
v~~r
meer blijvend verkoopsucces een ver-
worven kwaliteitsimago"echter een essentiele voorwaarde. 5.
Opvallend is hoe goed die excellerende ondernemingen op de hoogte zijn van hun kosten in verhouding tot die van concurrenten. Zij zijn gericht op verbetering van hun produktiviteit. Ik heb de indruk dat op het punt van kostenbeheersing in vele ondernemingen in ons land nog lang niet aIle mogelijkheden zijn benut. Ten overvloede zij onderstreept dat het kostenvraagstuk er zeker niet aIleen een is van arbeidskosten. Op dat punt is overigens de laatste jaren van aanzienlijke matiging sprake geweest, vergeleken bij het buitenland. Naast arbeidskosten spelen echter nog andere belangrijke kostencomponenten een rol, zoals die van grondstoffen, de energiekosten, de financieringskosten (rente) en de transportkosten. Ik heb bepaald niet de indruk, zoals anderen recentelijk meenden te mogen vaststellen, dat de mogelijkheden tot energiebesparing reeds grotendeels benut zijn. Inventiviteit en creativiteit, maar vooral een goede orientatie op de reeds bestaande mogelijkheden blijven onverminderd van belang. Hetzelfde geldt overigens voor het zoeken naar efficiency- en produktiviteitsverbetering die de kosten belangrijk kunnen
-44-
drukken. Dit is
zeke~
niet alleen een kwestie van de
meest geavanceerde apparatuur. Kostenverlaging moet verbonden zijn aan een visie op kwaliteit. Bovendien spelen ook zaken als een efficient voorraadbeheer en optimale goederenstromeneen rol. Een verminderde noodzaak, door rationele planning, om grote voorraden aan te houden zowel van grondstoffen als van gereed produkt, kan een forse kostenbesparing opleveren, zoals voorbeelden aantonen. Zowel in de sfeer van een geringere behoefte aan opslagruimte en grond, als in de sfeer van geringere rentekosten. Systematisch onderzoek hiernaar behoort mijns inziens tot de kenmerken van een goed ondernemer. In Nederland lopen we met "materials management" en logistiek echter bepaald niet voorop. Het zelfde geldt voor toepassing van moderne informatietechnieken. 6.
Een bijzonder kenmerk is dat goede ondernemingen naar mijn ervaring goede sociale verhoudingen kennen. Zij voeren een daarop gericht beleid. Inzet en motivatie van aIle werknemers wordt gestimuleerd. Het is een vruchtbare voedingsbodem voor tijdige vernieuwing en aanpassing. Overigens stralen goede bedrijfsinterne verhoudingen af op het maatschappelijk klimaat in het algemeen. Een van de zwaktes van Europa ten opzichte van Japan is juist, zo benadrukken ook tal van studies, de gebrekkige maatschappelijke cohesie en tekortschietende consensus in Europa. Om deze redenen zien excellerende ondernemers in zaken als de Wet op de Ondernemingsraden, het werkoverleg etc, een uitdaging die ten nutte gemaakt kan worden voor alle betrokken partijen.Die ondernemers weten ook dat daarvoor niet-financiele "diepte-investeringen" nodig zijn, en weten dat zij de zorg voor een goed sociaal
-45-
klimaat uitdrukkelijk tot de eigen verantwoordelijkheid moeten rekenen. Goede ondernemers zullen ook de veranderende opstelling van de vakbeweging, en met name die van de Industriebond FNV op juiste waarde weten te schatten. Zij zullen positief ingaan op mogelijkheden van die kant om juist vanuit het bedrijfsniveau te werken aan verdere industriele ontwikkeling. 7.
Als laatste kenmerk van e'xcellerend ondernemerschap wil ik hier noemen: de durf om met andere ondernemers samenwerkingsverbanden aan te gaan. Nederlandse ondernemers zijn op dit punt nogal conservatief en schichtig, is mijn indruk. Samenwerking is echter juist heel vaak leerzaam en lucratief. Dergelijke samenwerking kan lichtere en zwaardere vormen aannemen. Het kan gaan om ondernemingen die willen leren van elkaars ervaringen op het gebied van bijv. flexibele automatisering of kwaliteitsbeheer, maar het kan ook om ondernemers gaan die via aanvulling van elkaars produktaanbod tot een meer compleet produktassortiment kamen, en op basis daarvan tot gebundelde expoitinitiatieven, ook omdat dan de financiele consequenties daarvan v~~r ieder afzonderlijk beperkt kunnen blijven. Gegeven de huidige trends in de wereldhandel zal het ook steeds vaker nodig zijn om gezamenlijk offertes uit te brengen met een Turnkey- karakter. Oak biedt nauw samenspel tussen toeleveranciers en de producent van het hoofdprodukt vaak voor beide partijen aanzienlijke voordelen. De mogelijkheden voor profijtelijk samenspel tussen grote en kleine ondernemingen binnen Nederlan"d of zelfs binnen dezelfde regio; zijn nag nauwelijks benut, naar mijn oordeel. Dit soort samenspel brengt het voordeel met zich mee van korte, betrouwbare aanvoerlijnen, meer en bet ere mogelijkheden voor aanvullend overleg over produktspecificaties etc. Dit kan resulteren in aanzienlijke kostenbesparing (reistijden, reiskosten,
-46-
•
transportkosten). Grote bedrijven in Nederland kijken nog te vaak onvoldoende serieus rond naar Nederlandse toeleveranciers. Kleinere bedrijven zijn dikwijls onvoldoende actief in het aangaan van contacten met die grote ondernemingen. Excellerende ondernemers ruiken hier echter kansen. De Nederlandse ondernemer die weken lang door de V.S. trok op zoek naar een toeleverancier van een specifiek technische element, om daar uiteindelijke te horen dat hij hiervoor het best bij een bepaald Nederlands bedrijf terecht ken, miste duidelijk die intuitie. Dames en heren, Samenvattend heb ik hier, zonder uitputtend te willen zijn, een aantal kenmerkende eigenschappen van excellerend ondernemerschap aangegeven: hij denkt strategisch, heeft een soort ondernemingsplan. is vernieuwingsgericht vanuit marktdenken, ziet het belang in van systematische kwaliteitsbeheersing. is inventief in kostenbeheersing op allerlei gebied, werkt voortdurend aan een goed intern sociaal bedrijfsklimaat, onderkent ook zijn maatschappelijke rol als ondernemer, en durft initiatieven te nemen tot samenwerking met andere bedrijven. Ik wil hier overigens onderstrepen dat het begrip "goed ondernemerschap" bij kleinere ondernemingen door de bank genomen een heel andere inhoud heeft dan bij grotere ondernemingen. En binnen een groot concern zal iemand uit de concerndirectie aan andere eisen moeten voldoen om aanspraak te mogen maken op de kwalificatie "goed ondernemer", dan de directeur van een van de concerndivisies of de directeur van
een
bepaalde vestiging binnen die divisie. De op het eerste gezicht spectaculaire discussie over excellerend ondernemerschap verliest door deze relativering helaas wat van haar glans, maar wint mijns inziens daardoor wel aan diepgang.
-47-
Wellicht zou de bedrijfskunde het thema verrijken door bedrijfssituaties te typologiseren, en per type een profiel van de exceIIerende ondernemer te schetsen. Laat ik mij echter niet verder Iaten verleiden tot semi-wetenschappelijk gefilosofeer. Het moment lijkt mij aangebroken om de relatie met de rol van de overheid te leggen. Ik wil graag enige opmerkingen maken over de invloed die het overheidsbeleid
he~ft
op de mogelijkheden om als bedrijf en
als ondernemer te excelleren. Naar mijn mening is er zeker van beinvloeding sprake, hoewel deze ook weI eens overschat wordt.
Twee vormen van invloed kunnen mijns inziens onder-
scheiden worden. Enerzijds gaan van bepaalde vormen van overheidsbeleid negatieve invloeden uit op het ondernemingsklimaat. Vaak gaat het hier" om onbedoelde neven-effecten van wet- en andersoortige regelgeving. Ik kom hier op terug. Anderzijds tracht de overheid via gerichte maatregelen juist bewust positieve randvoorwaarden te scheppen voor ondernemers. Tal van maatregelen beogen juist excellerende ondernemers extra te ondersteunen, en vele andere ondernemers
~ot
excelleren te stimuleren. Beide categorieen van beinvloeding lijken op een paradox in het overheidsbeleid te wijzen. Verschillende
overheidsac~ies
lijken elkaar immers te doorkruisen, elkaar tegen te werken. Voor mijn gevoel is hier echter sprake van een schijntegenstelling. Miskend wordt dat de overheid zich gelijktijdig op vele soms uiteenlopende beleidsdoelstellingen moet richten. In dit opzicht hebben individuele ondernemers het veelal gemakkelijker. Zij kunnen en moeten zich eenduidiger op het rendementscriterium richten. Bij de overheid gaat het in sterkere mate om een evenwichtige afweging van veelsoor:ige. vaak uiteenlopende belangen. Ik wil nu allereerst kort met u stilstaan bij eerdergenoemde negatieve effecten van het overheidsbeleid.
-48-
:n de jaren zeventig is de collectieve sector snel in omvang ~oegenomen.
Dit werd
v~~r
een belangrijk deel veroorzaakt
door de explosief groeiende uitgaven voor de sociale zekerheid. De bestaande koppelingsmechanismen zorgden daarbij v~~r
een vliegwieleffect. Het resultaat was een snel stij-
gend financieringstekort, dat moeilijk beheersbaar bleek. De uitdijende collectieve sector bracht de particuliere sector in het nauw,en beperkte de armslag vobr ondernemers. Voor excelleren was nauwelijks meer ruimte. Daze s.i.tuatie heeit omvangrijke bezuinigingen nodig gemaakt. De marktsector moet weer lucht krijgen. Financieringstekort en collectieve lastendruk moeten daartoe omlaag. Dit is het zogenoemde eerste spoor van het huidig kabinetsbeleid. Gesproken kan hier worden van voorwaardenscheppend be'leid in de ruime zin des woord. Het voorwaardenscheppend beleid kent echter ook andere elementen. Zonder uitputtend en gedetailleerd te willen zijn, W1JS ik erop dat een vergaande en rigide regelgeving de mogelijkheden tot excelleren aanzienlijk kan beperken. Indien bedrijven door onnodig strenge vergunningseisen belemmerd worden in het grijpen van kansen, of door lange, bureaucratische vergunningenprocedures niet slagvaardig kunnen opereren, zal dit per definitie hun kansen verminderen om als bedrijf in het algemeen succes te scoren. Juist om deze reden heeft het huidige kabinet, zoals gezegd, een omvangrijke operatie in gang gezet waarbij op tal van terreinen de bestaande regelgeving wordt getoetst op haar effecten op de sociaal-economische ontwikkeling en op de voorwaarden waaronder bedrijven moeten functioneren. Wij raken hier een belangrijk onderdeel van het zogenoemde "tweede spoor" van het Kabinetsbeleid, het economisch structuurbeleid. Deze beleidslijn kent voorwaardenscheppende en meer gerichte elementen. Stimulering van de marktwerking en de dynamiek in \ ce economie scheppen naar mijn oordeel betere kansen v~~r
-49-
goede ondernemingen am ook daadwerkelijk te excelleren. In dit licht zijn zaken als flexibilisering van de thans sterk verouderde en starre Arbeidswetgeving en herziening van de bestaande, vaak langdurige ontslagprocedures van aanzienlijke betekenis; hetzelfde geldt voor stroomlijning van de vergunningenprocedures op het gebied van ruimtelijke ordening en milieubeheer. Ook via het inkomensbeleid kan de overheid in principe stimulansen aan ondernemers verschaffen om hun creativiteit en inventiviteit optimaal te ontplooien. Een dergelijke inkomenspolitieke doelstelling moet echter tegen andere afgewogen worden. Duidelijk is niettemin dat een te sterke nivellering demotiverend kan werken. Het is thans primair aan de sociale partners om te beoordelen hoe de verschillende inkomenspolitieke doelstellingen gewogen moeten worden. Het kabinet heeft zich tot taak gesteld om de voorwaarden te creeren waaronder de sociale partners nadrukkelijk hun eigen verantwoordelijkheid in deze inhoud kunnen geven. Voorstellen zijn in ontwikkeling om tot een minder rigide inkomensvorming te komen en om een gedifferentieerde loon- en inkomensontwikkeling mogelijk te maken. Op het terrein van het prijsbeleid is verder de laatste twee jaar al een zeer aanmerkelijke versoepeling doorgevoerd. Voor de industrie is sprake van een nagenoeg vrij prijsbeleid. Voorts is de vraag op te werpen of medezeggenschap niet op gespannen voet staat met de eis van flexibiliteit en slagvaardig ondernemerschap. Populair gezegd, krijgt de excellente ondernemer nog weI de kans te excelleren wanneer hij elk belangrijk besluit eerst aan zijn werknemers moet voofYeggen? Ik denk dat niemand die zijn literatuur kent en op de hoogte is van ervaringen in het buitenland, per definitie medezeggenschap of liever: betrokkenheid van
-50-
werknemers, als een negatieve factor ziet. Het hangt er immers helemaal van af, hoe die betrokkenheid niet aIleen wettelijk of bij CAO, maar ook feitelijk, in de praktijk vorm en inhoud krijgt. Essentieel is daarbij vanuit welke gezindheid management en werknemers zich tegenover elkaar opstellen. Wellicht moeten nogal wat ondernemers wennen aan de huidige regelgeving op het punt van werknemers-betrokkenheid. Niet altijd wordt er evengoed d60r aIle partijen mee omgesprongen. Ik acht het echter onjuist deze regelgeving als zodanig als een negatieve factor in ons ondernemingsklimaat te brandmerken .. Ik zei het al eerder: sociaal beleid dient niet als een noodzakelijk kwaad benaderd te worden, maar als een uitdaging. Sociaal beleid moet een geintegreerd onderdeel vormen van het totale 0ndernemingsbeleid. Immers t mede via betrokkenheid en motivering van de werknemers, via mobilisatie van hun kennis en ervaring, wordt een belangrijk voordeel in de concurrentiestrijd verkregen. Het is dan ook naar mijn menipg van groot belang dat conservatisme en wederzijds wantrouwen plaatsmaken voor erkenning van gemeenschappelijke doelen en de aanvullende rol die elke partij kan spelen. Klassestrijd is achterhaald. De sociale partners zullen integendeel naar vormen van werknemersbetrokkenheid moe ten zoeken die toegesneden zijn op de jaren tachtig en negentig, en die een erkenning inhouden van de toegenomen mondigheid van de werknemer, maar ook een erkenning impliceren van de eisen die op het punt van slagvaardigheid en flexibiliteit aan de ondernemer worden gesteld. Juist in deze tijd waarin in de maatschappij onder druk van grote werkloosheid en toenemende verdelingsvraagstukken allerlei polariserende krachten dreigen toe te nemen, is het op dit terrein van groot belang goede verhoudingen te handhaven en te versterken. De relatief grote mate van consensus in Nederland dient als comparatief voordeel gehandhaafd te blijven.
-51-
Hiermee heb ik een aantal voorbeelden gegeven van regelgeving die soms van negatieve invloed is op het klimaat voor excellerende ondernemers. Tevens wees ik erop dat dergelijke negatieve invloeden thans onderkend worden, en voor zover mogelijk teruggedrongen worden. Het is zaak om in de komende jaren de concrete beleidsvoornemens daartoe in praktisch beleid te vertalen. lk acht een voorwaardescheppend beleid in deze zin van groot belang. Eerder in mijn betoog noemde ik.echter ook een andere, aanvullende lijn in het overheidsbeleid. lk doel op de meer gerichte maatregelen van overheidswege, die expliciet vormen van excelleren beogen te stimuleren. Het gaat daarbij om de gerichte onderdelen van het tweede spoor van het kabinetsbeleid, het economisch structuurbeleid. In de eerste plaats wijs ik u hier op het instrumentarium ter ondersteuning van vernieuwingsgezinde, innoverende ondernemers. Het zgn. marktgerichte technologiebeleid. Belangrijk onderdeel hiervan is het Ontwikkelingskrediet. Het gaat hier om een risicodragend krediet. Dit instrument is gericht op de bevordering van nieuwe produkten of werkwijzen, waaraan meer dan normale technische risico's zijn verbonden. Ook van belang zijn de nieuwe lnnovatie-gerichte Onderzoeksprogrammats (lOP's) waarbij bedrijfsleven en onderzoekswereld op bepaalde terreinen door middel van concrete samenwerking intensieve contacten met elkaar opbouwen. In het kader hiervan worden hun strategische en toepassingsgerichte onderzoeksinspanningen gecoordineerd en gebundeld. Financiele ondersteuning door het Ministerie is daarbij mogelijk. Concrete plannen voor raP's bestaan reeds op terreinen als biotechnologie, informatietechnologie en het onderzoek naar nieuwe materialen. Tot het marktgerichte technologiebeleid van de overheid behoort eveneens de verbetering van onze kennisinfrastructuur - TNO, TH's, universiteiten, transferpunten etc. - Verder noem ik u de stimulering, door de
-52-
overheid, van de invoering van nieuwe produktietechnieken. Naast generieke investeringsstimulansen als de WIR, acht ik in dit verband ook meer gerichte regelingen van belang. Voorbeelden hiervan zijn de subsidieregeling voor hoogwaardige industrieprojekten en de demonstratieregeling voor flexibele automatisering. Juist met het oog op het relatief kleinschalig karakter van de Nederlandse industr
biedt
deze vonn van automatisering mogelijkneden om flexibel kle:ine serie-produktie·s te d;raaien .. Verder kunnen vi.a het overheidsaanschaffingenbeleid niet te onderschatten impulsen gegeven worden tot vernieuwing. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in het onlangs gepresenteerde Infonnaticastimuleringsplan. Tenslotte noem ik u de zgn. Instir. Deze Innovatie Stimuleringsregeling zal naar verwachting in oktober 1984 in werking treden. Het gaat hier om een simpel toegankelijke regeling die
v~~r
ca. 70% aan kleine en middelgrote onderne-
mingen ten goede zal komen. Vanaf 1985 is hiervoor jaarlijks
f 220 mIn. beschikbaar. Ik acht deze regeling van grote betekenis. Juist met het ook op zo noodzakelijke verbreding van de R&D-inspanningen in Nederland, naar die kleine en middelgrote bedrijven. Zo bevat het marktgerichte technologiebeleid van de overheid tal van mogelijkheden voor goede en excellerende ondernemers. om op in te haken. Naast het marktgerichte technologiebeleid omvat het economisch structuurbeleid ook een gericht herindustrialisatiebeleid. Waarom die naam "herindustrialisatiebeleid"? Achtergrond hiervan is, dat de afbraak van de industrie in Nederland zich sneller bleek te voltrekken dan in vergelijkbare Landen. En naannate de industriele werkgelegenheid sneller afkalfde, groeide meer het besef dat een gezonde industrie als belanirijk onderdeel van de marktsector - niet gemist kan worden als economisch draagvlak. Tevens raakte men ervan doordrongen dat de Nederlandse industrie zich forse inspanningen moet getroosten am technologisch niet achterop te
-53-
geraken. Een gerichte herindustrialisatie die tevens een vernieuwing van de industrie inhoudt, is hiertoe dringend gewenst. Vandaar het herindustrialisatiebeleid. Essentie daarvan is een accentverlegging van defensief naar offensief. De aandacht wordt verlegd in de richting van toekomstvolle sectoren. Op initiatief van de Commissie-Wagner zijn studies verricht naar kansrijke sectoren. Hieruit resulteerde een lijst van aandachtsgebieden. Deze geeft aan waar mondiaal marktgroei te verwachten is, en in hoeverre Nederland een goede uitgangspositie bezit om daarvan te profitereno Bedoeling is dat van deze lijst van aandachtsgebieden een mobiliserende werking uitgaat op het bedrijfsleven. Tevens vormt deze lijst een orientatiepunt v~~r het industriebeleid. Zo probeert het Ministerie van Economische Zaken zowel in haar exportbeleid en haar acquisitiebeleid. als in het innovatief overheidsaanschaffingenbeleid in te haken op dit aandachtsgebiedenbeleid. Ook de Maatschappij voor Industriele Projekten betrekt deze lijst van aandachtsgebieden bij haar activiteiten. Het Ministerie van Economische Zaken voIgt bij het aandachtsgebiedenbeleid zelf een projektmatige en resultaatgerichte aanpak. Waar nodig"ondersteunt het Ministerie proj ektinitiatieven van ondernemers. Nadruk ligt hierbij op informatieverschaffing, het bieden van entrees bij andere overheidsonderdelen, en het wegnemen van knelpunten. Bij dat laatste gaat het vaak om Itbemiddelinglt bij andere Ministeries of lagere overheden. De projektmatige aanpak gaat gepaard met een accentverschuiving van financiele naar niet-financiele ondersteuning. Per projekt wordt op het Ministerie een contactpersoon aangewezen die als projektmanager fungeert. Deze brengt mensen uit verschillende hoeken bijeen, voorzover deze een bijdrage kunnen leveren aan de realisering van het projekt. Hiertoe worden informele groepen ingesteld, welke bestaan uit mensen uit het bedrijfsleven en de wetenschap en van overheidszijde. Het informele karakter van deze
-54-
groepen is een belangrijke voorwaarde
v~~r
een flexibele
aanpak welke sterk resultaatgericht is. Ondersteuning verleent het Ministerie ook aan ondernemers die marktkansen op bepaalde aandachtsgebieden nader willen verkennen. Daartoe worden zogenaamde dieptestudies gesubsidieerd. Van "dieptestudies" wordt gesproken, omdat gekozen is
v~~r
kortdurende, snel inventariserende onderzoeken. Het
betreft studies die slechts op een of'enkele aspecten gericht zijn. en niet bedoeld zijn om het te bestuderen objekt uitvoerig van alle kanten in kaart te brengen. Het gaat om het snel inschatten van de kans op succes. Overigens kan ook het Ministerie zelf het initiatief nemen tot een dergelijke dieptestudie, nl. op die aandachtsgebieden waar ondernemers geen of nauwelijks initiatief tonen. Ik ben van mening dat dit nieuwe industriebeleid van het Ministerie juist voor inventieve en initiatiefrijke ondernemers talloze kansen biedt. Goede ondernemers kunnen er zinvolle aanknopingspunten in vinden. Het herindustrialisatiebeleid is toegesneden op actieve, vernieuwingsgezinde ondernemingen. Dames en heren, Ik noemde eerder al het verschil tussen kleine en grote bedrijven. Een van de vragen die vandaag aan de orde zijn, is of de overheid in haar beleid een gedifferentieerd beleid voert met betrekking tot beide categorieen. Het antwoord luidt: ja en nee. Nee, in die zin dat de overheid grote bedrijven geen voorkeursbehandeling geeft boven kleine, noch omgekeerd. Nee, ook in die zin dat de overheid in haar beleid de nadruk legt op het scheppen van goede voorwaarden waaronder ondernemers in het algemeen hun activiteiten kunnen ontplooien. Het antwoord is echter "ja" in zoverre niet alle maatregelen altijd even effectief uitwerken op
-55-
grote als op kleine ondernemingen. De problemen van grote bedrijven zijn dikwijls ook andere dan die van kleinere. Naast het voorwaardenscheppend beleid zijn daarom aanvullend ook vaak meer gerichte maatregelen nodig. Sommige gerichte maatregelen zijn daarbij meer op de specifieke problemen van kleinere ondernemingen gericht; andere op die van grote ondernemingen. Met enkele voorbeelden wil ik een en ander proberen toe te lichten: WIR-investeringspremies differentieren niet naar ondernemingsomvang. Grote en kleine bedrijven kunnen er beide aanspraak op maken.
V~~r
investeringen van een beperkte om-
vang - welke voor WIR-premie in aanmerking komen - geldt weI een specifieke kleinschaligheidstoeslag. De oniangs doorgevoerde verlaging van de vennootschapsbelasting van 48 naar 43%, ging vergezeid van een verhoging van de zelfstandigen-aftrek in de inkomstenbelasting voor kleine ondernemers. Ook hier is naar mijn opvatting niet van discLiminatie sprake. Een aantal andere instrumenten zijn echter weI min of meer bewust toegesneden op zwakke punten bij middelgrote en kleine bedrijven. De binnenkort in te voeren Innovatie Stimuleringsregeling is vooral bedoeld om de researchinspanningen bij het KMO te verhogen;
dez~
bleken te zeer achter
te blijven. Oprichting van transferpunten blijkt eveneens vooral van belang voor kleinere bedrijven. De grote ondernemingen wisten immers altijd al redelijk de weg te vinden naar THts e.d. Voorts wil ik de nieuwe managementadviesregeling noemen; deze beoogt het managementmanco te verlichten en te compenseren, waar juist kleinere bedrijven hinder van ondervinden. Deze nieuwe adviesregeling is doorzichtiger en toegankelijker dan de opgeheven oude regelingen. Zij biedt een subsidiemogelijkheid ten behoeve van het inwinnen van
-56,
extern advies. Vernieuwingsgezinde en toekomstgerichte ondernemers zullen hiervan profiteren. In die zin is sprake van een stimulans tot excelleren. Verder wijs ik op het exportinstrumentarium. De regeling Gebundelde exportinitiatieven, die stimulering van samenwerkingsverbanden op exportgebied beoogt, is erop geri;ht om een draagvlak voor de .exportinspanningen van jUist kleinere bedrijven te creeeren. Aan de ander,e kant, noem ik; h~~ ,Ma.tcb.ing""fonds ;,d,at§e~r:icht. i·s' o:lLmitch,i.r.tg van, t"Ernt:e~teun door buitenlandse overhedenaan concurrenten. bit forids zal voor een belangrijk deel aan de wat grotere bedrijven ten goede komen, omdat het fonds zich op handhaving van de exportpositie van onze kapitaalgoederenindustrie richt. -
<
,
)
'
,
',.
,
...
,
,
'
.
"
•
",
.,',:
Ik wil in dit verband tens lotte kort stilstaan bij het terrein van de militaire compensatie-orders. In hetverleden hebben kleine bedrijven meer dan eens de klacht geuit, dat zij hiervan onvoldoende profiteerden. Het streven van de overheid is er thans op gericht het KMO veel nadrukkelijker dan in het verleden te betrekken bij deze compensatieorders,. Een Small Business Act zoals die bestaat in de Verenigde Staten. zou naar mijn stellige overtuiging in Nederland geen effectief instrument zijn. Zo'n Small Business Act verplicht de overheid een x-percentage van haar orders bij kleinere bedrijven te plaatsen. Ik wijs erop dat in de VS volgens hun definitie het MKB tot 1000 werknemers loopt; een veel ruimere definitie dus dan in Nederland. Bovendien wijs ik erop dat de VS een veel veelzijdiger en vollediger produktaanbod kent; in Nederland worden tal van zaken Uberhaupt niet gemaakt. Mijn conclusie is dan ook dat een dergelijke maatregel in Nederland op een enorme rigiditeit en onwerkbaarheid zou stuklopen. Ook in de VS waren de ervaringen daarmee overigens bepaald niet onverdeeld gunstig. Een effectiever instrument om kleinere bedrijven in Nederland beter te betrekken bij militaire compensatie-orders, lijkt mij de binnenkort op te richten Stichting Nederlandse
'.
-57-35-
Industriele Inschakeling Defensie-opdrachten. Deze Stichting is een initiatie~ van de industrie zelf. en be~ogt een betere en meer doelmatige informatie-uitwisseling tot stand te brengen tussen overheid en grote en kleine ondern.emingen die in de defensiesfeer werkzaam zijn. Tevens zal de Stichting een betere coordinatie aan de industriekant bevorderen, zodat beter gezamenlijk kan worden ingespeeld op de door de overheid geboden mogelijkheden. Het zal u door deze voorbeelden hopelijk duidelijk geworden zijn hoe genuanceerd de praktijk is: De overheid kan ook niet anders dan met beide categorieen rekening houden. zowel met grote als met kleine ondernemingen. K1ei~ere
ondernemingen zijn"van belang aIleen al omdat 95% van aIle ondernemingen tot het MKB behoort, omdat 31% van de industriele export door bedrijven met minder dan 500 werknemers verzorgd wordt, en omdat het MKB 47% van de werkgelegenheid in de marktsector voor zijn rekening neemt. Onderzoek laat voorts zien - het zal u wel bekend zijn - dat de werkgelegenheid zich bij kleine en middelgrote ondernemingen positiever ontwikkelt dan bij grote. AIleen a1 vanuit werkgelegenheidsoogpunt dient de overheid dus de belangen van het MKB serieus te nemen. Tenslotte herinner ik aan het , innovatief vermogen en de creativiteit die het MKB bezit. Ook deze eigenschappen mogen niet onaangeboord blijven. Grote bedrijven spelen echter evenzeer een essentiele rol in de economie. Nog steeds wordt een zeer groot deel van onze export door een beperkt aantal grote bedrijven verzorgd. Ca. 65% van de industriele export wordt door slechts 230 grote ondernemingen verzorgd; ondernemingen met meer dan 500 werknemers. Ook in technologisch opzicht is hun ~ijdrage van niet te onderschatten belang= 75% van de research in de marktsector wordt verricht door de vijf grote multinationals .. Wellicht is hier te sPre~en van een onevenwichtigheid, maar het is vooralsnog een gegeven. Grotere bedrijven lopen vaak voorop bij ontwikkelingen op terreinen als biotechnolo-
-58-
gie, micro-electronica en informatica. Voorop lopen ze eveneens vaak bij de toepassing van nieuwe produktietechnieken als CAD/CAM en lasertechnologie. Via contact en samenwerking met hun toeleveranciers - .dikwijls kleine bedrijven - profiteren deze laatsten vaak van de kennis en ervaring bij die grote ondernemingen. Meer dan eens helpen grote bedrijven hun toeleveranciers bij hun bedrij fsvoering " bijv. op het punt van kwaliteitsbeheer. Natuurlijk ook uit welbegrepen e.igenb:e lang. maar:t,Q.cli, ~rg~~i.t:.~retLdl:,e, ';kle,l.r:te : ....•. toeleveranciers hiervan. Als voorbeeld 'varizo1n grot~ broer die zln kleinere broertjes helpt, wil ik hier Volvo Car noemen. Tenslotte moet nog opgemerkt worden dat grote bedrijven van belang zijn als opleidingsreservoir. Hun vaak uitstekende interne bedrijfsopleidingen. op allerlei niveaus. hebben ook een positieve doorwerking op de rest van het bedrijfsleven. Zo worden op bedrijfsscholen vaak meer jongeren opgeleid dan op grond van de eigen behoefte strikt nodig is. En intern opgeleide managers zwermen dikwijls na verloop van jaren uit, komen meer dan eens bij kleinere of middelgrote ondernemingen terecht, of beginnen voor zichzeif. Duidelijk moge zijn dat vanuit grote bedrijven tal van spin-off effecten doorwerken op de rest van de economie. Een ieder die mij goed heeft beluisterd, zal begrepen hebben dat kleine en grote bedrijven de overheid even lief zijn. Zonder beide soorten zou de Nederlandse economie minder veelzijdig zijn en minder flexibel en veerkrachtig. En juist in de mogelijkheden om elkaar aan te vullen, liggen nog tal van kansen v~~r Nederland. Dames en heren, Ik komt tot de afronding van mijn inleiding. Vanuit mijn ervaringen met bedrijven en ondernemers heb ik u eerst verteld over een aantal kenmerken dat mij veelal aan succesvolle ondernemers opvalt. Vervolgens heb ik trachten
-59-
uiteen te zetten in welk opzicht het overheidsbeleid naar mijn mening van invloed is op excellerendondernemen. Ik onderscheidde negatieve en positieve invloeden. Daarbij heb ik twee hoofdsporen geschetst van het huidig kabinetsbeleid. Vooral stond ik in dit kader stil bij het economisch structuurbeleid, zowel bij de voorwaardenscheppende elementen daarvan alsbij het marktgerichte technologiebeleid en het nieuwe herindustrialisatiebeleid. Tenslotte ging ik in op de vraag of de overheid in haar beleid een verschil maakt tussen grote en kleine ondernemingen. Naar ik hoop, heeft mijn uiteenzetting enig nieuw licht op het thema van uw congres kunnen werpen. Ik dank u voor uw aandacht!
-60-
Congres Industria -EXCELLENT ONOERNEMEN- d.d. 5 april 1984
Inleiding Mr. Ir.
F.e.
Rauwenhoff
Voorzitter Hoofddirectie Nederlandse Philips Bedrijven B.V.
Da.es en heren,
Als woordvoerder van een grote particulfere onderneming in Nederland, vind ik het een he1e uitdaging om mij als inleider te vertonen op een congres dat over excellent ondernemen gaat! Laat ik dus voorop stellen dat oak wij bij Philips elke dag weer bijleren. [en van de ervaringen die herhaaldelijk bevestigd worden is dat de praktijk geen afdruk hoeft te zijn van de theorieen zoals die in studieboeken zijn vastgelegd. Dat stemt tot bescheidenheid bij het uitspreken van stellingen.
Ik wil vandaag een aspect van excellent ondernemen bekijken namelijk het voortdurend vooruitzien en aanpassen van je organisatie. Een onderneming is geen eiland in de maatschappij. Er vindt een voortdurende wisselwerking plaats tussen de onderneming en de haar omringende omgeving. We hebben een tijd achter de rug van grote technologische vooruitgang op allerlei gebied, maar ook van enorme veranderingen in de arbeidsmarkt en in de afzetmarkt. Deze maatschappelijke invloeden laten het functioneren van een onderneming niet onberoerd. Het vermogen om noodzakeltjke
vera~dertngen
door
-61-
te voeren wordt voor een groat deel bepaald door organisatiekenmerken van een onderneming. Ook de rol die de overheid daarbij speelt is van niet te onderschatten belang. Voordat ik nader in wil gaan op de wijze waarop een organisatie zich
aan nieuwe omstandigheden aan moet passen, lijkt het me zinvol
t~ns
na te gaan hoe een onderneming als Philips in de
afgelopen decennia geopereerd heeft.
De jaren '50 en 160 werden gekenmerkt door een sterke economische groei. Ook Philips heeft toen een periode doorgemaakt met enorme toenemingen, zowel in afzet als in personeel. De markt had nog het karakter van een "sellers market" waarin aan een produktie-organisatie als de onze maar een ding werd gevraagd, namelijk maken. De markt voor elektronische en elektrotechnische produkten nam in volume jaarlijks met zo'n 10
a 12
'.t toe.
Het was een tijd waarin het vooral 9ing om meer en sneller produceren. Verbetering van de efficiency van de organisatie kon tot uiting Kamen in dalende prijzen van de produkten, wat op ztch weer marktvergrotend werkte. Aan het einde van de jaren '60, volgend op de sterk gestegen welvaart, werd kwalfteit belangrijker. De consument werd kwaliteitsbewuster en 91n9 meer letten op service en waar voor je geld.
In de loop van de jaren 170 zwakte de economische groei af. De oliecris1s en de daaraan verbonden snelle stijging van
-62-
energieprijzen eisten hun tol. Het jaar 1974 betekende voar Philips een ommekeer.
De sterk toegenomen werkgelegenheid in Nederland begon terug te lopeno Kritischer klanten. fellere concurrentie. De potenti~le
arbeidsproduktiviteit
~teeg
i.n onze sector snel-
ler dan Ae marktgroei. Oit werd veroorzaakt door ontwikke~
lingen op het gebied van micro-elektronica en daarmee samenhangende afnemende arbeidsinhoud van produkten. De arbeidsinhoud van een huidige kleuren-tv bijvoorbeeld is door toepassing van i.c. '5, nog geen kwart van die bij het toestel uit 1967 toen in Europa de kleurentelevisie werd gelntroduceerd.
Vanaf het eind van de jaren 170 zien we stagnaties in de marktgroei en een onmiskenbare overconcurrentie. De markt is een "buyers market" geworden. Naast efficiency en kwaliteit komt daardoor een ander element in de concurrentiestrijd naar voren, namelijk het aanpassfngsvermogen van de ondernemingo Philips is in deze periode geconfronteerd met een aantal ontwikkelingen die de industriele gezondheid van de onderne-
.
ming bedreigden. We kregen te kampen met het probleem dat onze capaciteit in de onstuimige groe; in wezen niet zo uitgebalanceerd was opgebouwd en geleidelijk ook te groot was geworden. De marktgroei
v~~r
een aantal produktsectoren
bleef namelijk achter bij de produktiviteitsgroei. Als gevolg van de verscherpte concurrentieverhoudingen kwamen de
-63-
verkoopprijzen sterk onder druk te staan en onstond er een structureel te laa9 rendement op het eigen financieel vermogen. Deze factoren maakten het noodzakelijk vergaande maat-. regelen te treffen. S·uc.cesvol l.elding gev·en aan e'en anderneming b:et.e·k.ent ,d·at me;n in de ftllereerste plaats vooruit moet denken, realistlsche {,'
plannen moet maken en daar ook consequent naar moet handelen. In de huldige internationale concurrentieverhoudingen moet een industriele onderneming trachten voorop te lopen in technologische ontwikkeling, ook om de werkgelegenheid optimaal in stand te houden. Dat brengt onder andere met zich mee dat er op grotere schaal geautomatiseerd en gemechaniseerd moet worden. Automatisering betekent aan de ene kant dat werkgelegenheid verloren gaat, maar aan de andere kant kan de onderneming dank zij automatisering haar marktaandelen vergroten en nieuwe mark ten aanboren.
Werkgelegenheid van vandaag moet ook leiden tot werkgelegenheid van morgen. Met andere woorden: je moet de concurrentie weerstaan. Werkgelegenheid tegen elke prijs handhaven is een heil10ze misvatting die leidt tot catastrofale gevolgen, waardoor uiteindelijk de werkgelegenheid op veel grotere schaal wordt geriskeerd. Na 1974 is bij Philips een herstructureringsproces op gang gekomen. Onze industriele organisatie moest beter worden
-64-
gebalanceerd. Aan de overcapaciteit en de mede daardoor toenemende inefficiency in de opstelling van het industriele personeel moest een einde komen. Sociale problemen die gepaard gingen met het inkrimpen van het personeelbestand hebben de noodzakelijke snelle voortgang van dit herstru£tureringsproces echter sterk bemoeilijkt en ~
vertraagd. Oit kwam ook doordat herstructurering in een aantal gevallen begrijpelijkerwijze uitmondde in net overbodig worden van bepaalde industriele vestigingen. Verstaat u mij goed: wij onderschatten de sociale problemen die met zulke inkrimpingen verbonden zijn. zeker nlet. Maar de kip en het ei laten zich niet verwisselen. Herstructurering is noodzakelfjk voor het vQortbestaan van de onderneming. Oat is ook een maatschappelijk belang. Daarom zijn wij ook van mening
d~t
de overheid. door een
flexibeler beleid, ondernemingen in staat moet stellen de noodzakelijk geachte herstructureringen door te voeren. Philips heeft op dit punt geen keus en moet ervoor zorgen dat aanpassingen tijdig gerealiseerd worden zodat de onderneming zich kan blijven meten met de concurrentie op de wereldmarkt.
Een groot gedeelte van deze herstructurering is nu voltooid. Er is een grote afbouw geweest van personeel, vooral in de industriele sector. Er zijn nieuwe opstel1ingen ontstaan. Een aantal fabrieken werd gesloten of overgedragen aan derden.
-65-
Als we nu terugkijken kunnen we
~ns
afvragen of de herstruc-
tureringen die niet alleen bij Philips maar bij vrijwel alle grote ondernemingen hebben plaatsgevonden, eigenlijk niet in tegenspraak zijn met de
vo~ruitziende
blik die bij excellent
ondernemen hoort. Is het niet meer reageren op externe ontwikKelingen, dan anticiperen in een ap de toekomst gerichte strategie? Het antwoord ap die vraag, dames en heren, zal realistisch moeten zijn. Ja, voor een deel is het zeker oak reageren en niet anticiperen. Ik heb het dan oak ingeleid vanuit de noodzakelijkhe1d am als onderneming te beschikken over aanpassingsvermogen. In het begin van mijn inleiding heb ik gezegd dat ook Philips voortdurend lering trekt uit opgedane ervaring. In dit geval is ons inziens de moraal dat juist in een tijd van aanzienlijke expansie en diversificatie een onderneming ervoor moet zorgen dat haar aanpassingsvermogen niet wordt overwoekerd. Alleen dan zijn zo wel reageren als anticiperen mogelijk. We zijn er ufteraard niet met net doorvoeren van herstructureringen. Wij moeten ons voortdurend bewust zijn van alles dat met onderne.en te maken heeft, en daarop direct blijven inspelen. In dit verband wil ik bij voorbeeld wijzen op het belang van innovatie. Een veel gebruikte definitie van innovatie is: de ontwikkeling en succesvolle introductie van nieuwe of verbeterde goederen, diensten. produktieprocessen of distr1butiepatronen.
-66-
Mede in verband met wat ik zojuist gezegd heb over anticipatie en aanpass;ngsvermogen, zie ik het begrip breder. Innovatie heeft ook betrekking op organisatorische veranderingen, verbeterde managementstructuren en marktvernieuwing.
De
mat~
r'
waarin sociale en technische vernieuwingen succes
hebben kan worden gemeten aan de hand van een aantal criteria waaraan een onderneming moet voldoen om concurrerend te blijven werken. Er zijn vele criteria denkbaar maar ik zal me beperken tot de criteria efficiency, kwaliteit, flexibiliteit en tenslotte effectiviteit.
In het ver1eden werd efficiency vaak verbonden aan de gedachte: de dingen goedkoop doen. Dat leidde tot een continu streven naar kostenbesparingen door goedkopere designs, meer uitgekiende werkmethoden en druk op leveranciersprijzen.
Functies werden daarvoor opgesplitst in eenvoudige dee1taken en deze dee1taken werden a1 dan niet gemechaniseerd in hoog tempo uitgevoerd. Door deze mechanisatie ontstond een toenemende kapitaa1sintensiviteit en een tendens naar verticale integratie om zOdoende nog goedkopere eindprodukten te kunnen leveren. Oft functioneert goed als er niet teveel storingen optreden en er geen snelle wijzigingen van produkt of produktie nodig zijn. Daarin schuilt dan ook het gevaar!
-67-
Zoln situatie is immers introvert en er wordt nauwelijks rekening gehouden met wat zich in de markt en bij de klant afspeelt. Bovendien: er zijn belangrijke zwakke punten zoals inflexibiliteit van de organisatie, vervreemding van het w~rk
door
arbeid,
h~t
~en v
toenem~nde
ro~tin~matige
k.arakter van de
1aag kennisniveau in de fabricage door toenemen-
de splitsing van uitvoerend en voorbereidend werk - en die zwakke punten worden steeds erger voelbaar.
Wat nodig is
v~~r
het overleven van een onderneming is het
mobiliseren van alle aanwezige kennis en kunde. Medewerkers en hun kennis vormen
een
van de waardevolste
activa die een onderneming bezit. Wie zijn mensen onvoldoende motiveert, heeft onvoldoende concurrentiekracht. De organisatie van de arbeid en met name de kwaliteit daarvan kunnen dan ook worden beschouwd in het licht van de financieel-economische belangen in het ondernemen.
Het probleem van vervreemding van de arbeid en daarmee samenhangende demotivatie moet worden opgelost. Een belangrijk hulpmiddel daarbij is verbetering van de interne communicatie. Oit betekent dat er bij het management bereidheid moet zijn met de mensen te communiceren, hen te leiden en te overtuigen op een democratische manier. Grote organisaties hebben de neiging om het eigen initiatief van de mensen, hun flexibiliteit en creativiteit te verminderen
-68-
waardoor ook
~e
verantwoordelijkheid in de kiem wordt
gesmoord. Door het geven van meer verantwoordelijkheid op al'e niveaus ontstaat echter een grotere betrokkenheid bij de onderneming en vanuit die instelling zal de kwaliteit van de arbeid verbeteren.
Ik heb u eerder aangeduid dat, naast efficiency, kwaliteit in de tweede helft van de jaren 170 steeds belangrijker werd. We zijn er niet met kwaliteitsbeheersing die uitsluitend betrekking heeft op de kwaliteit van het produkt. Binnen de onderneming moet iedereen zich ervan bewust zijn dat het leveren van kwaliteit in elke functie en op elk niveau een eerste vereiste is voor een bedrijf om een goede concurrentiepositie te behouden of te verkrijgen. Oat betekent dat de zorg voor kwaliteit een vanzelfsprekende houding moet zijn. een soort tweede natuur. De kwaliteit van management en organisatie bepaalt de kwaliteit van de produkten. Slechte kwaliteit kost altijd geld. want elke fout moet worden betaald.
Ik kom nu tot de volgende stap. Voar veel producenten, vooral van consumentenprodukten, is flexibilfteit minstens zo belangrijk als efficiency en kwaliteit geworden. Ik heb eerder al gewezen op het belang van het behoud van aanpassingsvermogen met betrekking tot de onderneming als groat geheel. De eis van flexibiliteit betreft ook tal van speci-
-69-
fieke
functi~s
en groepen die diep in de organisatie zijn
opgesteld. De snelle veranderingen in de markt die zijn veroorzaakt door de technologische veranderingen en de steeds beter geori~nteerde
niet
i~
klant, konden door inflexibele arganisaties
voldoende mate gevalgd worden. Oit kwam dan oak tat
uiting in dalende winstmarges. Ook gebrek aan
ori~ntatie
op
veranderingen in de omgeving van de onderneming, waardoor men veranderde marktsituaties nlet of vee' te laat onderkende, heeft daartoe bijgedragen. De markt moet altijd het uitgangspunt van de onderneming zijn. Voortdurend moet onderzacht worden welke eisen de markt stelt op het punt van volume, assortiment, levensduur, levertijd, kwaliteit, service en prijs. Een tekort aan flexibiliteit betekent dat produkten worden aangeboden die niet de laatste snufjes hebben, niet up-todate zijn en daarmee verzeil je in een prijzenslag die de westerse industrie in de meeste gevallen zal verliezen.
Onze fabrieken waren aan het eind van de jaren
170
niet in
staat flexibel en snel op de veranderingen in de markt te reageren. De oplossing hebben wij gezocht in een combinatie van techniek en organisatiekunde. De laatste jaren zijn grote vorderingen gemaakt in het ontwikkelen van nieuwe
produktiemiddel~n.
gebaseerd op een
synergie van know-how in mechanica en computers. Deze ontwikkelingen hebben geleid tot geavanceerde appara-
-70-
tuur. In
jarg~n
spreekt men van CAM, CAT en CAL. CAM staat
voor computer aided manufacturing; CAT staat voor computer aided testing en CAL betekent computer aided logistics. Met deze middelen kunnen industriele systemen worden gerealiseerd waarmee b.\rekkelijk snel kan worden overgeschakeld van het1ene type produkt op het andere. Er zijn zelfs systemen ontwikkeld waarmee verschillende produkten tegelijkertijd automatisch kunnen worden samengesteld in een produktiestraat. Hierdoor wordt het mogelijk kleinere series, beter aangepast aan de marktvraag te verwezenlijken. De fabricagedoorlooptijden worden sterk verkort, waardoor voorraden kunnen worden gedecimeerd en de omloopsnelheid van het kapitaal aanzienlijk kan worden vergroot.
Om dergelijke kleinere produktieseries te kunnen verwezenlijken moet wel aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Ontwerpen moeten aan de flexibele automatiseringssystemen zijn aangepast. Het fabricageproces moet opgezet zijn als een logische en eenduidige produktiegang. Ook de organisatie daaromheen moet in voldoende mate flexibel zijn.
De flexibiliteit van een organisatie neemt af naarmate de omvang en de complexiteit van die organisatie toenemen. Met complexiteit bedoel ik hier de mate van ingewikkeldheid van structuren en procedures. Bij toenemende complexiteit worden de consequenties van in te voeren veranderingen steeds
-72-
Tk heb al verschil1ende keren het woord effectiviteit gebruikt. Effectiviteit is te definieren als de mate waarin het beoogde resultaat daadwerkelijk bereikt wordt. Oat begrip raakt eigenlijk de kern van de zaak. Het gaat er tenslotte om dat je als ondernemer het door de onderneming 11
beoogde "resultaat ook werkelijk behaalt. Oat wil om te beginnen zeggen dat je moet weten wat je wilt, een duidelijke visie moet hebben. Als je het einddoel duidelijk
v~~r
ogen hebt, zijn zaken als
efficiency, kwaliteit en flexibiliteit de wegen waarlangs dat doel bereikt kan worden. Voor een industriele onderneming is het maken van winst als graadmeter of de organisatie effectief is, beslist onvoldoende. Je moet weten in welke markten je wilt opereren, met welke produkten, in welke kwaliteitsklasse. Zonder inzicht in wat je als ondernemer, en niet als financier, wilt bereiken is het zeker op lange termijn niet mogelijk een effectief beleid te voeren. Oaarvoor zijn ook goede managers nodig. Een gebrek daaraan zal dan ook leiden tot een teruglopende effectiviteit en daarmee dalende produktiviteit en winstmarges.
Wij hebben een nieuw soort management nodig. Leiding geven behoort een creatief, flexibel proces te zijn waarin zich nieuwe ideeen kunnen ontwikkelen. Bij Philips wordt bij de keuze van toekomstige managers dan
-73-
ook meer gelet op andere eigenschappen dan die welke direct met de functie-uitoefening te maken hebben. Niet aileen vakmanschap en zakelijkheid gelden als criteria maar ook het vermogen om te kunnen en te willen luisteren naar anderen, openheid, bereikbaarheid en communicatieve Bovendi~n
vaardig'h~edl.n:.
moet een manager fnzicht hebben in maatschappelij-
ke ontwikkelingen. Aan managers za' steeds meer tekst en uitleg van hun handelen worden gevraagd. In toenemende mate za1 aan de manager op directieniveau integra1e, zakelijke verantwoordelijkheid worden opgedragen. Wij zijn ervan overtuigd dat dat zal bijdragen tot een betere besturing en meer duidelijkheid schept met
betre~king
tot
de verantwoorde1ijkheid.
Wie vandaag effectief wi1 zijn, had dat gisteren moeten plannen. De realisatie van een effectief beleid vereist een lange adem, maar het levert dan oak structurele resultaten op en niet alleen maar Korte termijn successen.
Ondernemerschap kan alleen gedijen in een organisatie die open staat voor veranderingen en vernieuwingen. Vernieuwen betekent altijd het afbreken van iets bestaands en heeft als zodanig zijn weerslag op afdelingen en mensen. Men moet daartoe bereid zijn vanuit de gedachte dat procedures. afdelingen en posities geen vaststaande gegevens of verworvenheden zijn.
-74-
Dames en heren, ik heb voornamelijk aandacht besteed aan de ontwikkelingen en taken aan de kant van de ondernemer. Oat ;s ook wat mij gevraagd is. Maar de ondernemer kan het niet alleen. Daarom wil ik graag nog enkele woorden wijden aan de indere~~rote partij in het congresthema van vandaag: de
overheid. De basisinstelling van Philips ten opzichte van het overheidsbeleid is dat dit beleid primair gericht dient te zijn op het creeren van goede voorwaarden voar ondernemingsactiviteiten. De averheid moet er zorg voor dragen dat de groei genererende marktsector in staat is haar taken op een adequate manier te vervul1en.
Misschien mag ik het als vOigt formuleren. In de tijd van grote maatschappelijke verander;ngen ;s er een klimaatontstaan van anti-ondernemerschap, waarbij ondernemer en maatschappij verder van elkaar af kwamen te staan. De onderneming werd de zondebok. Gelukkig is nu weer het besef doorgebroken dat het bedrijfsleven, de industrie van grote betekenis is voor onze welvaart in het algemeen en voor de werkgelegenheid en economische groe; in het bijzonder. Naast de absolute noodzaak tot macro-economische en macrosociale maatregelen be staat grote behoefte aan een fundamenteel beleid van de overheid ten behoeve van de marktsector. Ik denk bij voorbeeld aan het stimuleren van ontwikkeling en
-75-
toepassing van nieuwe hoogwaardige technologiein.
Oat de overheid hier een begin mee heeft gemaakt blijkt uit de acceptatie van de adviezen van ,de Commissie Wagner,met betrekking tot een nieuw industriebeleid. Wij
p~eiten
voor handhaving en verdere uitwerking van dit
nieuwe overheidsbeleid. waarbij een constante, duidelijke beleidslijn ook voor de komende jaren zeer gewenst is. Dft alles vereist aan de andere kant van de ondernemer een ook maatschappelijk ondernemerschap, waarbij de onderneming zich openstelt voor maatschappelijke invloeden en de medeverantwoordelijkheid op zich neemt ten aanzien van zaken als de verdeling van de arbeid en de kwaliteit van het werken.
Ik wil nlet eindigen zander nog eens terug te komen bij wat ik in het begin gezegd hebe Ook ondernemen is een voortdurend leerproces en de finale van absolute wijsheid wordt daarin nooit bereikt. Oat geeft aanleiding tot bescheidenheid. Ik heb u iets van onze ervaringen en visies willen overdragen en daarmee willen aangeven in welke richting
wij
de oplossing zoeken. Ik heb u zeker niet de indruk willen geven dat Philips als onderneming altijd en overal excellent is geweest en oak in de toekomst beslist nooit mis zal grijpen. Zo is het leven niet. Maar ik kan u verzekeren dat wij er hard aan zullen blijven werken om het zo goed mogelijk te doen en daarbij hoort dat wij ervan leren als ons iets door de vingers glipt.
-76-
Samenvattend
lOU
1k het volgende willen zeggen:
Excellent ondernemen kan geen momentopname zijn maar is een continu proces. Daarin zullen wij moeten leren leven met voortdurende verander;ngen en bijstell ingen.: Het aanpassen van flexibel en effectief gemaakte organisatiestructuren en produktieprocessen is dan geen uitzondering maar regel. En de ondernemer zal dan, meer dan ooit, de veranderlijlc:e mens lowel in als buiten zijn bedrijven als uitgangspunt en als doel van zijn ondernemen zien.
Ik dank u voor uw aandacht.
-77-
IN NEDERLAND MOET JE MEER DAN EXCELLENT ZIJN
Voorzitter, dames en heren,
Vooraf zou ik graag willen stellen dat het houden van een inleiding over "excellente ondernemingen" niet hoeft te betekenen dat ik een
.
excellente onderneming
ZOU
vertegenwoordigen. Immers in Nederland
moet je meer dan excellent zijn! Met de uitnodiging voor deze spreekbeurt voelde ik mij zeer vereerd, doch de selektiegronden op basis waarvan men mij heeft uitgenodigd, zijn mij niet bekend.
Verder heb ik het boek goed gelezen. Op pagina 190 staat- "de mens kan slechts een Kleine hoeveelheid informatie tegelijk verwerken en gedijt wanneer hem een zekere, zelfs beperkte, autonomie wordt toegekend". Welnu, hier heb ik volledig rekening mee gehouden en de autonomie die ik u na de lunch moet toekennen impliceert dat u onderuit kunt zakken, terwijl de beperking waaraan ik u kennelijk toch onderhevig moet maken begint bij het te luid snurken.
Als voortvloeisel van de naoorlogse ondernemingslust werd het kunststofverwerkende bedrijf Katan opgericht. De heer Katan had gediend bij het Amerikaanse bezettingsleger en was in aanraking gekomen met kunststof. Het bedrijfje groeide weinig spektakulair. Men legde zich toe op de toelevering van technische kunststof halffabrikaten. Aan het eind van de jaren 50 had het bedrijf 3 aandeelhouders. Zoals elke onderneming kan verwachten, maakte het enkele scherpe crisissituaties door, doch het doorstond alle stormen. Toen ik in 1971 voor het eerst kennismaakte, trof ik een autoritair geleide onderneming aan, met vakbekwaam personeel, gegrondvest op hechte financiele pijlers.
-78-
Zelf ben ik afkomstig uit een middelgrote industrie, dochter van een groot-onderneming. Na mijn militaire dienst leerde ik als voluntair in enkele landen de diverse facetten van het bedrijfsleven kennen. 'Daarna kreeg ik een baan op de exportafdeling van het bedoelde bedrijf. Ik groeide in die export tot ik er de totale verantwoordelijkheid voor had en bereisde in de ruim 11 jaar dat ik daar werkte praktisch heel het buitenland. Uiteindelijk voelde ik mijzelf teveel ondernemer om niet eens zelf het heft helemaal in eigen handen te willen nemen. Die mogelijkheid bood het bedrijf mij op dat moment niet. Ik was te jong en misschien ook te lastig. Wellicht wilde ik wel weg door, zoals het op pagina 27 van het boek zo moDi staat, "de dreiging te worden vernietigd door onbelangrijkheid". Hoe het ook zij, ik kende het kleine industriele bedrijf niet en wilde hiermee graag kennismaken. Al was het maar voor een paar jaar. Via Bakkenist Spits & Co. kwam ik nu ruim 12 jaar geleden bij .Kunststofverwerkende Industrie Katan B.V. te 's-Hertogenbosch als opvolger van de opr;chter/direkteur.
Na de oliecrisis begon duidelijk te worden dat de belangstelling van de aandeelhouders zich anders ging richten. Dit ondanks het feit dat het rendement redelijk was. Het resultaat was dat ik op zoek moest naar nieuwe aandeelhouders. Oat lukte in die tijd toch niet zo best. Ik kon wel aan aandeelhouders komen, doch die meenden meestal kommisarissen te moeten voorstellen waarvan ik op voorhand wist dat, door gebrek aan kwaliteit dit tot problemen zou leiden. Uiteindelijk moest ik knopen gaan doorhakken. Na wel zeer rijp beraad met mijn vrouw, met diverse vertrouwde deskundigen en met instemming van de accountants, Oijker en Doornbos, deed ik uiteindelijk zelf een bod op het totale aandelenpakket.
SLIDE I I
SLIDE I
I -...1 1O I
,
.
verl • en je beg int weer helemool von voren ord von rept .... " zander iest dot je 'r met een wo ~~~_ '" _ Kiplingd!9 In k.unst5tof
-80-
Een bedrijf als het onze leeft bij de gratie van de investeringsbereidheid in nieuwe produkten van het bedrijfsleven en in het bizonder van de industrie.
In 1977 werd het voor ons sterk voelbaar dat deze investeringen snel terugliepen. Mijn filosofie was toen erg simpel en kwam op het volgende neer. Als anderen bij ons niet in nieuwe produkten willen investeren, dan doe ik dit zelf wel. Vanaf dat moment stopte ik elk dubbeltje winst in de produktontwikkeling en begon het duelisme tussen winst
SLI DE
I
SLIDE
I
maken, en de winstbesteden aan het creeren van nieuwe produkten, aan nieuw werk. De vele mislukkingen en andere problemen dreven mij al snel via de diverse instituten naar de THIs om wat hulp. Ik kreeg terecht te horen dat ik teveel met kommercie "besmeurd" was
en~
begreep
toen pas dat de wetenschap alleen bewondering heeft voor intellektuele prestaties terwijl een ondernemer gericht moet zijn op materiele prestaties. Door toeval kwam ik in kontakt met de hoogleraren Truyen en Crouwel van de tussenafdeling Industrieel Ontwerpen Vnn de TH te Delft. Vanaf dat moment zat er 1 dag per 14 dagen een wetenschappelijk medewerker als parttimer in mijn bedrijf. Wij hebben hier erg veel van geleerd en met wij bedoel ik zowel mijzelf als de heren in Delft. Wij hebben nog
A~n
keer de ambitie kunnen opbrengen om
het al1emaal nog eens helemaal echt goed te doen, volgens het boekje dus, doch langzaam groeiden wij naar de mening dat wij gewoon moesten doen en dan daarvan maar de resultaten moesten afwachten. Eerst schieten en dan richten
dus~
zoals het ook in het boek staat. Eerst nu begint
er echter pas licht aan de horizon te dagen.
-81-
Met de oprichter heb ik gemeen dat ik duidelijk de beste binnen ons vakgebied wil zijn. Ik streef een perfektionisme na en tracht dit op bescHeiden wijze naar buiten te onderlijnen met de slogan -UKatan is kundig in kunststof"-
Ook verlang ik van onze medewerkers dat ook zij binnen hun vakgebied de beste moe ten willen zijn. Het spreekt vanzelf dat dit alles soms toch eens fout gaat en dat vind ik dan niet erg.
Wij wikkelen ruim 500 nieuwe projekten per jaar af. Grote en kleine, in binnen- en buitenland. Wij onderscheiden ons o.a. omdat men bij ons voor het gehele produktontwikkelingstrajekt terecht kan.
Wij zijn bijna met 60 man en ondanks dat wij een kunststofverwerker zijn zult u bij ons ook andere disciplines dan kunststoftechniek . of werktuigbouw aantreffen. Wij groeien wel, doch ik sta nog steeds met mijn volle gewicht op de groeirem. Wij hebben geen prikklok. Zelf vond ik dit vroeger een asociaal instrument en als de bazen eri afdelingschefs niet in de gaten kunnen houden wanneer iemand binnenkomt of weggaat, dan heb ik betere bazen nodig. Gebak wordt veelvuldig uitgedeeld want er valt vaak wat te vieren, zoals laatst nog, toen na 5 jaar van bezoeken, praten en offreren, eindelijk een eerste ordertje geboekt kon worden. Goudvissenkommen vindt u op diverse buro's, evenals bossen bloemen. Wij hebben nog de ouderwetse kantinejuffrouw, want zij vervult een sociale rol binnen het bedrijf en dat bleek de koffie-automaat niet te kunnen. Ik herken zeer duidelijk het famil iegevoel , de bedrijfscultuur waarvan op pagina 294 en 303
SLIDE
II I
SLIDE I I I
FUNDAMENTEEL ONDERZOEK TOEGEPAST ONDERZOEK PRODUKTONTWIKKEL ING
SLIDE IV
"In termen van personeelsbestand blijken de kleine en middelgroteond'ernemingen niet te groeien in de loop der jaren; er is in dit 'opzicht eerder sprake van het tegendeel".
1. INFORMATIE FASE a. Vooronderzoek b. Probleemstelling c. Programma van eisen
2. KREATIEVE FASE (SYNTHESE FASE) a. Idee- ontwikkeling b. Produkt concept, c. Design 3. ONTWIKKELI NGS- FASE a. Zichtmodel b. Pr,oefopstell ing' c. Prototype 4. PRODUKTIE FASE a. Nul-serie b. Proefprodukt ie c. Serieproduktie
- Prof. Dr. A.RT Will iamsErasmus Universiteit
1 OJ N
I, '
(onderzoek: Ondernemer en Maatschappij ) -
SLIDE V
SLIDE VI A
Risico's In het verleden 9 roo t -0 Q)
9 ro
or
L C
klein
overmoedige schrik inde benen ondernemer ondernemer
Q)
..Y ..Y
o
'+J Q)
k lei n
vluchter
afstandelijke ondernemer
Schrik in de benen ondernemer: Hij heeft in het verleden een voor de onderneming hachelijke Sltuatie meegemaakt. Diverse partijen(banken e.d.l ti"eten hem daarbij in de steek. Zijn angst dit ooit nog een keer mee te maken leidt tot behoudend ondernemerscha p. Overmoedige ondernemer: Hij laat zich meeslepen d 00 r z ij n s u k s e s. Hij houdt daarbij onvoldoende een aantal financiele indicatoren in de gaten.
.0
-Prof. Dr A.RT Will iamsErasmus U niversitei t
I CD
w I
Vluchter: Hij heeft nog weinig emotionele bin din 9 met he t bed r ij f . No een moeilijkeperiode weet hij nu weer het hoofd boven water te·houden en hij stopt zijn energie liever in andere zaken.
SLIDE VI B
SLIDE VII
Kapitaalen arbeid zlJn onverbrekelijk met elkaar verbCtnden; in 9 een enkel opzicht k an m en arb eid stell e n tegenover kapitaal of kapitaal tegenover arbeid; en nog minder kunnen mensen die deze begrippen vertegenwoordigen tegenover elkaar worden gesteld. I
..,.
CD
A f s tan del ij k eon d ern e mer: H ij h e eft e e n ruime ervaring in een of meer grotere bedrijven. Hij is deskundig op financieel en organisatorisch terrein en denkt strategisch. Hij weet zijn bedrijf tot innovatie te brengen en richt zich op diversifikatie.
I
bron~
Johannes Paulus
II
1 981
-85-
van het boek sprake is. Maar mag dit eigenlijk wel hier in Nederland, meneer de Voorzitter? Soms heb ik het gevoel dat wij te lief zijn voor elkaar. Doch wel1icht zijn het ook die gezelligheidsfaktoren die de groei van het kleine en middelgrote bedrijf automatisch remmen.
SLIDE IV
Hoe dan oak, wij hebben geleerd een kop/staart politiek te bedrijven. Zelf b·en ik voorna,melijk met de nieuwe dingen bezig, de kop, met onze mensen en de knellingen. Met de staart bemoei ik mij niet, die valt vanzelf af. Ik ervaar deze politiek als een konstante sanering van de aktiviteiten. Verder gaat het ons goed. U moet daar geen overdreven voorstelling van hebben, want ik ben nog lang niet tevreden.
Als u mij vraagt wat voor soort ondernemer ik ben, dan moet ik u het antwoord schuldig blijven. Ik weet dat niet. Wel ben ik bereid
SLIDE V
iets meer over mijzelf te vertellen zodat u zelf een oordeel kunt vormen. In het onderzoek van Prof. Dr. A.R.T. Williams van de Erasmusuniversiteit te Rotterdam, trof ik ook een aardige omschrijving van diverse typen ondernemers aan, waarin ik enige herkenning zie. Ik plaats mijzelf ergens op de lijn tussen de "afstandelijke ondernemer" en de "schrik in de benen ondernemer". En die plaatsbepaling zal dan dichter bij de afstandelijke ondernemer zitten omdat ik nog nooit
SLIDE VI
problemen met mijn bank heb gehad. Je wordt als ondernemer/eigenaar niet geacht erg vaak na te denken omtrent de relatie tussen kapitaal en arbeid. Toch heb ik dat, vermoedelijk tot verbazing van velen, wel eens gedaan en ik kan mij aardig vinden in de formulering van Paus Johannes. Dit niet zozeer vanuit zijn reltgieus leiderschap, doch veeleer omdat hij de twee belangrijkste economische stelsels, te weten het kommunistische en kapitalistische, aan den lijve heeft ondervonden. Doch ik voel mij ook prima thuis bij Lenin daar waar hij zegt: "Vertrouwen is goed doch kontroleren is beter". Zeer vitaal
SLIDE VII
-86-
staat voor mij de belangen van mijn medewerkers, niet alleen op korte termijn doch juist op lange termijn. Iedereen die voor mijn bedrijf hetzelfde wil bevorderen is mijn vriend. Ook de vakbonden. Ik voel mij sterk verantwoordelijk voor de instandhouding van de werkgelegenheid binnen mijn bedrijf. Naar mijn smaak voelt elke echte ondernemer dit oak zo aan. Doch ik voel mij totaal niet verantwoordelijk voor de huidige werkloosheid. Ook ik heb het wat sombere gevoel over me dat je het als ondernemer, als het erop aankomt tach zelf moet doen; dat je alleen staat. De leuke dingen welke je voor je medewerkers kunt doen worden uit je handen genomen door politiek en vakbonden en de rotdingen mag je zelf opknappen. Ik tracht mijzelf goed op de hoogte te houden van de ontwikkelingen zowel in technisch opzicht alsook met betrekking tot de bedrijfsvoering. Ik ken mijn belangrijkste kollega's ook in Japan en in de Verenigde Staten. Mijn Amerikaanse kollega's frustreren mij. Zij doen
m~~r
en weten meer met aanmerkelijk
minder middelen en onder slechtere omstandigheden dan in mijn bedrijf. Mijn Japanse kollega's maken mij bang. Zij praten in termen van winnen en verliezen en dat is iets anders dan winst of verlies!; ik proef er altijd economische kolonialisatie. Verder zoek ik in mijn bedrijf met een verrekijker naar problemen en niet met een microskoop. Bij problemen tracht ik zoveel mogelijk symptoom en oorzaak van elkaar te onderscheiden. Ik geloof in Participerend Leiderschap.
Voorzitter, alvorens op het boek in te gaan wil ik graag nog even wat zeggen over de toekomstverwachtingen en de drempels zoals ik die zie voor mijn bedrijf. Het klein specialistisch bedrijf verkeert in Nederland in bepaalde opzichten in een wat nadelige positie. Je
-87-
mist erkenning met name van de grootindustrie en multinational. In het buitenland draagt de industrie uit dat men gebruik maakt van het klein specialistisch bedrijf. In Nederland zit het altijd in de sfeer van: "Wij zouden het als grootindustrie natuurlijk oak wel kunnen, maar omdat wij er niet voldoende aan kunnen verdienen mogen jullie het doen". Zoln sfeer motiveert natuurlijk het kleinbedrijf niet om zich daadwerkelijk in te spannen om echte meerkennis te verwerven. Een andere handicap die het klein bedrijf speciaal in mijn branche heeft, is ook terug te voeren tot de grotere industrie. Machines en grondstoffen kon je op gunstige kredietfaciliteiten kopen en de kennis gaven de leveranciers je er gratis bij. Welnu. dat werkt wel even, doch in weze worden hiermede economisch zeer zwakke en qua technologie niets voorstellende bedrijfjes
gecre~erd.
Nu door
de recessie met name de kosten van kennisoverdracht voor veel grote bedrijven niet meer op te brengen zijn, loopt het op die wijze gecreerde kleinbedrijf gevaar, technologisch uitgehold achter te blijven of zelfs ten onder te gaan. Toch begint de grootindustrie ook sterker te onderkennen dat een gezond klein en middenbedrijf noodzakelijk is. Ik voelde mij danook zeer bemoedigd door de woorden van de heer Rauwenhofftijdens de opening van de toeleveringsbeurs op 19 maart in de Jaarbeurs te Utrecht. Hij onderlijnde daarbij dat het ook voor een multinational, van grote betekenis is te kunnen beschikken over een midden- en kleinbedrijf met specifieke kundigheden en mogelijkheden. Eigenlijk had ik de heer Rauwenhoff nu willen vragen: "Mag ik in Nederland maar vooral daarbuiten nu ook reklame gaan maken met het feit dat ik bepaalde produkten voor Philips ontwerp en maak? Helaas, hij moest eerder weg en hij wist niet dat ik hem dit wilde vragen.
-88-
Een ander aspekt vear het kleinbedrijf is het volgende. Het kleine en middenbedrijf zal zich zeer bewust richten op specialistische produkten in beperkte series. Oftewel de kleine marktsegmenten. Juist hierdoor kan voor een rendabele praduktie niet volstaan worden met denederlandse markt. Juist de kleine en middenbedrijven hebben de E.E.G. nodig. Echter die E.E.G. welke wij nodig hebben bestaat niet; dan alleen op papier. Ik taxeer de taekomst van mijn bedrijf als veelbelovend, mits de huidige tendenzen met name rand de herwaardering van industrie, arbeid en vakbekwaamheid zich versterkt doorzetten. Echter ik besta bij de gratie van het voarop lopen binnen mijn vakgebied oftewel het technisch bijblijven en daar maak ik mij grote zorgen over, want ik raak achterop ten opzichte van Japan en de V.S.
Voorzitter, degenen die van de veronderstelling zijn uitgegaan: "laat ik het boek maar niet lezen want ik hoor het vandaag wel", die komen bij mij bedrogen uit. De niet-ondernemers in ons midden zou ik zeer dringend willen adviseren: lees het boek zo snel mogelijk. Wellicht dat u halverwege tot de ontdekking komt dat bent, zo
ni~t
U
een ondernemer
dan zult u in elk geval een beter gevoel overhouden
hoe een bedrijf moet funktioneren en dat zult u ongetwijfeld nuttig
•
kunnen gebruiken. De ondernemers onder ons raad ik eveneens aan het boek te lezen. U zult vele zaken herkennen, u zult zich bemoedigd voelen en aan zelfvertrouwen winnen. Vele hoofdstukken leest u zoals een kloosterling wellicht het tijdschrift -Playboy- leest. Naar mijn mening is het van vitaal belang dat een ieder zich realiseert dat als de zaken die het boek beschrijft in de bedoelde kontekst op
dit moment. in Nederland geaccepteerd zouden worden, de maatschappelijke problemen voor 'het grootste deel. opgelost waren. Ook valt het op, dat de diverse irileiders van het boek het met elkaar zo eens zijn. Enkele nuanceverschillen interesseren mij natuurlijk nag wel. Zo dicht de
~~n,managersinstinctief
handelen toe, daar
waar de ander dit terugvoert tot intuitie. Met sommige dingen ben -ik het op basis van eigen ervaring, nietgeheel eens doch dat zijn details. Zo kom ik uitsluitend in de produktie en andere afdelingen als ik er een duidelijke taak heb. Zonder die duidelijke taak ervaar
SLIDE VIII
ik het "zomaar" rand drentelen op een. afdeling als het doorbreken . van een 'bepaald patroon. Wel probeer .ik gelegenheden aan te grijpen am funktioneel ergens te kunnen zijn. Zo breng i.k het liefst bijvoorbeeld zelf de
post~rond.
Na werktijd, als er niemand meer is, dan wandel
i k op mijn gemak door hetbedrijf en dan z ie i k uit hoofde van mi jn kontr61efunktie:~eer
dan voldoende.
Op pagina 108 staat het nodige over reorganisaties. Dit vind ik van groat belang. Ik beoordeel een reorganisatie om tot inkrimping te komen als een even volwaardige operatie als een reorganisatie am tot uitbreiding te komen. Reorganisaties zijn inherent aan een zich verder ontwikkelende organisatie, oftewel iets anders gezegd: Reorganisaties zijn inherent aan een progressieve bedrijfsvoering. Ook ik ben de mening toegedaan dat een reorganisatie zich snel moet afspelen. Elk gerek hierin is in weze a-sociaal. Wel
v~nd
ik dat
een bank, zo hij bereid is een uitbreiding van een bedrijf te financieren, hij met eenzelfde enthousiasme een inkrimping moet financieren. Het boek benadrukt bij herhaling de noodzaak om de informele kommunikatie te bevorderen. Ik geloof dat het onjuist is te menen dat onze ondernemingsradendeze informele kommunikatie overbodig maakt. Integendeel.
SLIDE IX
SLIDE VI I I
r---------"De direkteur van South Gote, de betere fabriek, was de hele dog op de werkvloer te vinden. Hij droeg een boseballpetje en een jasje met het embleem van de "United AutoWorkers".
~I
-91-
Echter het boek gaat ook voorbij aan zaken welke ik belangrijk ben gaan vinden. Wel, tonen de schrijvers duidelijk aan dat excellente ondernemingen, ook de grote, meestal terug te voeren z;jn tot een handjevol excellente ondernemers doch het zwijgt over het fenomeen wat die ondernemers bezielt. Wat ;s de motivatie van de excellente
SLIDE
ondernemer? Men vindt het doodnormaal dat de ondernemer de hem toevertrouwde mensen motiveert, maar wie of wat motiveert dan de ondernemer? Waar haal je je eigen motivatie vandaan als je de heer den Uil in Nijmegen hebt horen zeggen dat technologische ontwikkeling tot kapitaalvern;etiging le;dt? En hoe motiveer je dan je medewerkers? Een ander gemis in het boek is, dat het geen inz;cht geeft in de vele soorten ondernemers en managers. Op dit moment heeft Nederland een zeer grate behoefte aan een bepaald soort, de starters vanuit het niets". II
Ik heb zeer veel respekt voor deze ondernemers.De helft sneuvelt en zij weten dit bij voorbaat.
Waar het boek evenmin bij stil staat zijn situaties zoals die zich in
~ns
land voordoen. En dan doel ik natuurlijk op onze overheid
en de veelheid aan voorschriften. Voor mijzelf versta ik onder overheid, een bepalende macht, waaronder dus de politici, 1e en 2e kamer en het kabinet, alsmede een uitvoerende macht waaronder ik de ambtenaren versta. Welnu, laat ik beginnen met de ambtenaren. Ik, alsmede diverse van mijn medewerkers hebben goede kontakten met E.Z. Wij hebben daar een speciale man voor ons zitten, althans zo ervaren wij dat, en deze helpt
~ns,
kent ons bedrijf en kent onze problemen.
Wij onderhouden ook goede relaties met andere overheidsdienaren. Veel van deze lieden begrijpen er meer van dan ik aanvankel;jk dacht. Vele zitten natuurlijk zelf ook gevangen in de netten van hun eigen
IX
.
,',
,
\
-92
voorschriften, en ik bespeur vaak op menig ambtenarengezicht nogal wat frustraties. Ik ga u niet onthalen met voorbeelden hoe gek voorschriften in een klein bedrijf kunnen uitwerken. Het zou tach betiteld worden als "borrelpraat". Ik ga er vanuit dat het ondertussen genoegzaam bekend is dat zeer veel bepalingen, regels en voarschriften, nog eens met een fris hoofd door ambtenaren nagelezen moeten worden op hun doelmatigheid en hun feitelijke haalbaarheid en wenselijkheid binnen het bedrijfsleven. Ik wens hun de moed toe om die zaken waarvan zij weten dat het de industrie onnodig frustreert, te veranderen. Ik hoop dat men zich realiseert dat elke onnodige rots op het in "
deze tijd tach al zo stijle en glibberige ondernemerspad, demotiveert en voor de uitgeputte onderneming of ondernemer net te veel kan blijken te zijn. Echter, wij ondernemers zullen met name ook de ambtenaren desnoods tot vervelens toe, moe ten trachten duidelijk te maken wat onze problemen zijn en waar wij de hinderpalen zien. Ik pleit voor een zeer frequent kontakt en met name persoonlijk kontakt, tussen de onderneming en de overheidsdienaren. Ik geloof dat daar de sleutel ligt voor een noodzakelijk wederzijds begrip. Overigens is het een misvatting dat er in de Verenigde Staten of in Japan minder overheidsbemoeiing zou zijn. Ook in het boek komt dit duidelijk naar voren. Ik vind dat je als ondernemer je daar ook niet achter mag verschuilen. Het zou een goede zaak zijn indien het boek tot verplichte literatuur wordt verklaard, ook voor de overheid. Immers, klantgericht denken is 66k voor een overheid van belang. Bij mijn kontakten met de heren van financien krijg ik steeds het gevoel dat er iets verkeerds gezegd wordt tijdens hun opleiding. Mercurius is inderdaad de God van de handel en ook van de dieven. Doch ik krijg wel eens de indruk dat men op Financien
-93-
hieruit de gevolgtrekking heeft gemaakt dat derhalve elke ondernemer een dief is en elke dief een ondernemer. Indien dit zo doorgaat, wordt inderdaad elke ondernemer een dief, zelfs de goedwillende. Juist de ambtenaren moeten niet mee willen werken aan het creeeren van een grijs circuit. Hiermee bedoel ik dus het opstellen van voorschriften waarvan men kan weten dat deze er om "ragen, gefrlJstreerd te worden. Minister Smit-Kroes gaf hiervan op 20 februari jl. een leuk voorbeeld. Via de radio vertrouwde zij
~ns
toe: HOver de veluwe
rijdt ik Is-nachts plankgas" en ik neem aan dat zij niet in een eend rijdt. Dit gevaar van het grijze circuit schuilt ook in subsidies. Het gaat mensen aantrekken die zich ernaar gaan gedragen. Een ondernemer handelt naar zijn primaire geaardheid en ik geloof dat slechts weinig industriele ondernemers op basis van hun primaire belangstel1ing op dit soort financiele prikkels reageren. Men overziet het niet. Het gevaar zit er dus dik in dat het voornamelijk mensen aantrekt welke slechts op die subsidie uit zijn en aan de intentie van de subsidie voorbijgaan. Bovendien moet men niet vergeten dat geld krijgen zonder dat dit "echt verdiend" is, voor zeer veel mensen demotiverend blijkt te werken, ook voor ondernemers. In het boek, o.a. op pagina 254, kan men lezen dat ondernemers kennelijk van niemand afhankelijk willen en kunnen zijn. Dus ook niet van overheid of subsidies. Voorzitter, ik wil
U
ook nog wel iets anders bekennen rond die subsidies,
alhoewel ik vermoed hierin alleen te staan.
Nu worden wij gestimuleerd
van subsidies gebruik te maken. lou het niet kunnen zijn dat straks, met een ander kabinet bijvoorbeeld, plotseling iemand op het idee komt dat subsidies gemeenschapsgelden zijn en dat het hoog tijd wordt hierop een politieke of maatschappelijke kontr61e uit te oefenen? Als u diep in uw hart dit niet kunt uitsluiten, mag ik
SLIDE Xl
SLIDE X
r---------------------------------" Ge zag
+
Vera n two. or del ij k h e i d = Macht
Gezag
=
Verantwoordelijkheid
Onttroning
vrij naar Machiavelli (De Vo rs t ) kundig in kunststof
-95-
u dan wederom in herinnering brengen dat, zoals ik zoeven a1 gezegd heb, ondernemers ook vol gens het boek slechts goed funktioneren -in onafhankelijkheid-.
Maar a1 het handelen van ambtenaren is toch weer terug te voeren tot de politiek. Eind van de jaren 60 en in de jaren 70, gaf de politiek ons de indruk - het kan niet op-. Kritici gaf men het veelbelovend uitzicht op moeilijk te begrijpen zaken zoals O-groei", de quartaire sektor, het post-industriele tijdperk, en ga zo maar door. Nu, in de jaren 80 gaat plotseling niets meer. Wij draaien in ons doemdenken rond en verstaan niet eens meer de kunst om onze jeugd een perspektief te bieden. Zowel politici als wetenschap onderschatten het effekt van het uitdragen van hun visies en uitspraken. Met name binnen het kleinbedrijf ben je genoodzaakt de diskussie met je medewerkers aan te gaan over dit soort zaken. of je moet je toevlucht gaan zoeken in een autoritair optreden. Ik vind het merkwaardig dat in een tijd waarin terecht zoveel aandacht besteed wordt aan de kwaliteit van een dienst of produkt, er totaal geen aandacht is veor de kwaliteit van de predukten van Politici en sommige Wetenschappen. Wij leven in een tijd dat de politicus wel verantwoordelijkheid claimt te dragen, doch de maatschappij kan niet op termijn kontroleren of
SLIDE X
de verantwoordelijkheid wel naar behoren werd gedragen. Ik wil zo graag het verschil gaan zien tussen staatslieden die leiding geven aan hun achterban en de politieke beunhazen en opportunisten welke uitsluitend hun achterban naar de mond praten. Ik betrok zoeven ook de wetenschap bij de onverantwoordelijke uitspraken. En ik doelde daarbij natuurlijk vooral op de economische wetenschappen. De economische wetenschap wordt vaak gedragen vanuit linkse of rechtse visies.
SLIDE XI I I
SLIDE XI I
"Wij willen onze employes motiveren door een v erseh eid en heid van extra be!oningen at seen <
erkenning van zowel ideeen en voorstellen als van buitengewone arbeidsinspanning ".
-AI wist ik dat morgen de wereld zou vergaan, dan zou ik toch vandaag nog een jonge a ppetboom planten-
- Me Pherson I
1.0
()\
Maaden Luther Voorzitter van Oana,2 e op Fortune's lijst, in termen van het beste rendement op ge"nvesteerd kapitaal in de V S. Het voltallig personeel is aanges\oten bij de vakbond U,A.W)
I
-97-
Alszodanig vertoont het enige overeenkomst met werktuigbouw waar men linkse en rechtse schroefdraad onderkent. Ik maak u er echter op attent dat ook dit in de praktijk bij herhaling tot verwarring leidt! Of een linkse of een rechtse schroefdraad, maar een beetje links meteen beetje rechts werkt niet! Ook nu nog wordt door politici te veel energie gestopt in zaken welke binnen mijn filosofie uitsluitend met de staart te maken" hebben en niet met de kop.
Zoal~
bijvoorbeeld
de herverdeling van werk. Dit zal bij zeer veel kleine bedrijven niet tot het gewenste resultaat leiden. In mijn bedrijf is men vrij om zoveel korter te werken a1s men wi1 mits de werkzaamheden gemakkelijk overdraagbaar zijn. Echter het gros van de werkzaamheden is dat niet. Mijn mensen zien dat ook. Zij zien dat
~ns
produkt dan duurder
wor,dt, hun loon lager en het nauwelijks extra banen oplevert. Ik zou de stelling durven verdedigen dat binnen mijn bedrijf, door bijvoorbeeld 10% langer te werken dit wel extra banen creert en bovendien is het plezieriger tegen mijn medewerkers te vertellen dat ze 10% meer kunnen gaan verdienen dan 20% minder, en ongetwijfeld zal de fiskus er ook meer 101 aan be1even. Wil men met het creeren van werk we1 met de kop i.p.v. de staart bezig zijn, dan zal men veel meer energie moeten stoppen in de ontwikkeling van nieuwe dingen en het aanmoedigen om risiko's te nemen. Niet alleen van ondernemers doch van een ieder.
Uit het boek blijkt zeer indringend dat er een overmaat aan instrumenten gehanteerd wordt om. buitengewone inspanning van medewerkers te stimuleren SLIDE XI en te belonen. Laten wij ons niet vergissen, dit is niet iets wat
-98-
alleen werkt in het kapitalistisch stelsel, integendeel, Deze individuele prikkels spelen in kommunistische stelsels een nog veel grotere rol. De hotels aan de Zwarte- en Kaspische zee zitten er vol mee. Waarom hebben wij in
N@d~rland
hi@r loveel moeite mee? Wellicht zijn
wij bang voor wat feodale trekjes? Inderdaad, ook die heb ik in
SLIDE XII
het boek bespeurd. Toch geloof 1k dat er een enorm hefboom-effekt kan ontstaan als bizondere
ins,pannin~ QQk
lien merkbare beloni,ng
tot gevolg heeft.
Het boek leert ons dat ereativiteit het uitdenken en innovatie het uitvoeren van nieuwe ideeen is. Beide hebben wij hard nodig in Nederland. Wetenschappelijke ontdekkinge n en
k~nni~
is niets waard als niemand
er iets mee doet. Laat de universitaire wetenschap zich vooral richten op de kleine en midden-bedrijven. De multinationals kunnen voor zichzelf zorgen. Het kleinbedrijf is afhankelijk van incidentele hulp en dan nag van verschillende disciplines. Uit ervaring weet ik dat universiteiten en wetenschappelijke instellingen vaak twijfelen aan de geavanceerdheid van het kleinbedrijf, terwijl men bij het grootbedrijf er automatisch van uit gaat. Zo dit al waar zo'u zijn, realiseer u dan, dat u bij het klein bedrijf een grotere maatschappelijke prestatie kunt leveren en een grotere funktie vervult dan bij het grootbedrijf. Het boek trekt de ondernemer wat dichter naar de universiteit omdat het bestaande theorieen over de bedrijfsvoering op zijn kop zet, wellicht dat ook bij de universiteiten wat meer begrip komt voor de zich vaak wat stuntelig bewegende kleine onderneming.
Ik ben dus weer terug daar waar ik nu sta. Bij de universiteit. Als u, als wetenschap, de kunst verstaat uw kennis voor het midden en kleinbedrijf toegankelijk te maken, dan ben ik ervan overtuigd
-99-
dat er meer dan voldoende ondernemers onder ons zijn die de kunst verstaan dit in banen om te zetten. Vergeet u niet, dat die bedrijven welke de stormen van de achterliggende periode hebben overleefd, hun bestaansrecht bewezen hebben en vermoedelijk over een grote potentie beschikken. Zij zullen wellicht wat gehavend zijn, doch met rust komen zij ook dAt wel weer te boven. Door de omgevingsdruk vanuit Japan, de V.S. en straks vanuit andere Aziatische landen zullen wij ons op korte termijn veel zaken eigen moe ten maken. Zo niet dan worden wij gastarbeider in eigen land. Deze druk zal versterkt worden door onze eigen werkloosheid.
Toch Voorzitter, blijf ik een optimistische realist en wil graag nog even in herinnering brengen wat ik daaronder versta.
SLIDE XIII
Tot slot wil ik Studievereniging Industria veel sukses toewensen. Ik zou u graag willen motiveren de kleine en middelgrote ondernemingen te gaan analyseren waarom zij excellent zijn. De kans bestaat dat tegen de tijd dat u het ontdekt heeft, deze faktoren alweer geheel anders liggen. Oftewel, het lijkt mij voor u een uitdaging of uw onderzoeksnelheid opgewassen is tegen de dynamiek en de beweeglijkheid van de excellente kleine onderneming.
Ik dank u voor uw aandacht.
N.P. Knape.
EXCELLENT ONDERNEMERSCHAP IN KLEINE ONDERNEMINGEN VOOR DE UITBANNING VAN MASSALE WERKLOOSHEID
D. HORRINGA
I ~
o o I
MASSALE WERKLOOSHEID IS EEN NEDERLANDS SCHANDAAL WERKLOZEN HEBBEN GEEN LEVEN . LANGDURIG WERKLOZEN DESINTEGREREN· MAATSCHAPPELIJK . ,_. . . . . JONGE WERKLOZEN WORDEN VERMINKT ALS. MENS ~
SAMENLEVING EN ECONOMIE. WORDEN ' .PERMANENT ONTWRICHT DOOR I! MILJOEN ECHTE EN VERKAPTE WERKLOZEN OP EEN'ARBEIDSAANBOD VAN 5' MILJOEN IN 1988 '
.
I
...... o...... I
DE RELATIEVE WERKLOOSHEJD. ." . " , . . ' IN NEDERLAND . tS DE HOOGSTE VAN EUROPA WE KUNNEN ONS NIET LANGER VERSCHUILEN ACHTER DE ALGEMENE WERELD-CONJUNCTUUR ,
DE SCHANDELIJKE WERKLOOSHEID IN NEDERLAND HEEFT OVERWEGEND~EDERLANDSE OORZAKEN EN MOET DOOR DE NEDERLANDSE SAMENLEVING·WORDEN OPGELOST
HOE ONTSTAAT NIEUW RENDABEL WERK ? NIET BIJ DE OVERHEID OF IN WERKKAMPEN BEZIGHOUDERIJ IS GEEN MAATSCHAPPELIJKE OPLOSSING DE PUBLI EKE SECTOR TELT REEDS 200 •000 VERKAPTE WERKLOZEN DE KOSTEN ZIJN NIET OP TE BRENGEN DOOR DE MARKTSECTOR NIET BIJ GROTE ONDERNEMINGEN I
VEROUDERDE
INDUSTRIE~N
GAAN VOORT MET INSTORTEN
..... a N
I
EXPANSIEVE CONCERNS TREKKEN ZICH TERUG UIT NEDERLAND QUA KAPITAAL~ INVESTERINGEN EN WERKGELEGENHEID NIEUWE GROOTSCHALIGE PROJEKTEN KOMEN NAUWELIJKS VAN DE GROND NIEUW WERK ONTSTAAT IN NIEUWE KLEINE ONDERNEMINGEN OVERAL TER WERELD~ OOK IN NEDERLAND~ ONTSTAAT HET LEEUWENDEEL DER NIEUWE BANEN BIJ DE STARTERS EN DOORGROEIERS
STARTERS EN VOORAL DOORGROEIERS SCHEPPEN WERK JAARLIJKS SCHEPPEN 15.000 STARTERS 60.000 ARBEIDSPLAATSEN MAAR 9/10 DAARVAN GAAT WEER VERLOREN (RCO) HET GAAT OM DE DOORGROEIERS NAAR EEN VOLWASSEN (INTERNATIONALE) MARKTPOSITIE SUCCESVOLLE DOORGROEIERS VERTONEN EEN JAARLIJKSE PERSONEELSGROEI VAN 30% TOT 50%
REKENVOORBEELD: INDIEN ELK JAAR 1.000 NIEUWE BEDRIJVEN DE GROEILIJN TE PAKKEN KRIJGEN LEVERT DAT IN 10 JAARJ BIJ EENJAARLIJKSE PERSONEELSGROEI VAN 30% OF 50% EEN TOTAAL AAN NIEUWE RENDABELE ARBEIDSPLAATSEN OP VAN ! TOT 1 MILJOEN
.....t a
w t
DE EXCELLENTE NIEUWE ONDERNEMER IN NEDERLAND
OM ALS STARTER DE GROTE LIJN TE PAKKEN TE KRIJGEN MOET DE NIEUWE ONDERNEMER IN NEDERLAND EXCELLENT ZIJN OP DRIE TERREINEN I
...... o
EXCELLENT IN DE MARKT EXCELLENT BIJ INCIDENTELE CALAMITEITEN EXCELLENT AAN DE LOKETTEN
.t:> I
EXCELLENT IN DE MARKT DE EERSTE OVERLEVINGSEIS IS EXCELLENT IN DE MARKT IN TERMEN VAN PETERS & WATERMAN - ONTWIKKELEN VAN EEN KLANTGERICHT PRODUKT OF DIENST - VINDENJ VASTHOUDEN EN BEDIENEN VAN KLANTEN - SNEL BESLISSEN EN UITVOEREN (BIAS FOR ACTION)
I
-
'0 .~
- KLANTGERICHT (CLOSE TO THE CUSTOMER) - BIJ ONZEKERHEID ZELF BESLISSEN (AUTONOMOUS ENTREPRENEURSHIP) - CONCREET GERICHTE GEDREVENHEID (HANDS-ON J VALUE-DRIVEN) - SIMPELE ORGANISATIE J GOEIE MENSEN (SIMPLE FORM J LEAN STAFF) DEZE EIGENSCHAPPEN ZIJN SCHAARS. ZE WORDEN ALLEEN BEWEZEN IN DE PRAKTIJK VAN DE MARKTSITUATIE. DE NIEUWE ONDERNEMER MOET DE KANS EN DE TIJD KRIJGEN TE LEREN VAN ZIJN FOUTEN. HIJ MAG NIET VOORTIJDIG ONDERUIT GEHAALD WORDEN DOOR ANDERSSOORTIGE HANDICAPS
I
EXCELLENT BIJ CALAMITEITEN UIT ADVIES-ERVARING EN ONDERZOEK VAN BANK-DOSSIERS BLIJKT DAT NIEUWE ONDERNEMERS BIJZONDER KWETSBAAR ZlJN VOOR INCIDENTELE CALAMITEITEN - FALEN VAN KLANTEN OF LEVERANCIERS - WEGKOPEN VAN CONSTRUCTEURS OF ANDERE SLEUTELFIGUREN - FALEN OF FRAUDE VAN MEDEWERKERS
I
-
GEZONDHEIDSPROBLEMEN~
GEZINSPROBLEMEN
o
~
I
- RUZIE MET FINANCIERENDE FAMILIELEDEN INCIDENTELE CALAMITEITEN~ DIE VAAK GELIJKTIJDIG OPTREDEN J BLIJKEN EEN VEELBELOVENDE NIEUWE ONDERNEMING ONVERHOEDS EN ONTERECHT ONDERUIT TE HALEN DE ENIGE EFFEKTIEVE BESCHERMING TEGEN INCIDENTELE CALAMITEITEN I~ DE NIEUWE ONDERNEMING IS DE BESCHIKBAARHEID VAN EEN RUIM BEMETEN EIGEN VERMOGEN J IN DE ORDE VAN 60% VAN HET TOTAAL VERMOGEN~ EN MEEGROEIEND MET DE OMVANG VAN DE ONDERNEMING
EXCELLENT AAN DE LOKETTEN ? ALS EXTRA HANDICAP EIST DE NEDERLANDSE OVERHEID VAN DE NIEUWE ONDERNEMER DAT HIJ EXCELLENT IS AAN DE LOKETTEN
- 90 LOKETTEN (VERGUNNINGEN) VOOR HET STICHTEN VAN EEN NIEUWE ONDERNEMING (INCLUSIEF NIEUWBOUW)
- 132 SUBSIDIEVORMEN (EXCELLENT SUBSIDIOLOOG) I ~
o
- EVENTUEEL TIENTALLEN MILIEU-VERGUNNINGEN -
FISCUS~ o o
SOCIALE VERZEKERING EN WIR EISEN
EEN UITERST GEDETAILLEERDE BOEKHOUDING FISCAAL EN JURIDISCH BEGRIP (VENNOOTSCHAPPELIJKE CONSTRUCTIES~ PENSIOENSTICHTINGEN~ ETC.)
DE NEDERLANDSE
OVERHEID~
IN HAAR VELE ONGECOORDINEERDE VERSCHIJNINGSVORMEN~ STELT HOOGST FRUSTRERENDE EISEN AAN DE NIEUWE ONDERNEMER J DIE VAAK NIET MEER DAN LAGERE SCHOOL EN EEN TECHNISCHE OPLEIDING HEEFT DE OVERHEID J MET HAAR 90 LOKETTENJ DISCRIMINEERT JEGENS DE NIEUWE ONDERNEMING EN VEROORZAAKT MEER MISLUKKINGEN DAN NODIG ZOU ZIJN
~
I
BEZWAREN TEGEN WIR EN SUBSIDIES RATTENPSYCHOLOGIE: DE ONDERNEMER WORDT BENADERD ALS REDELOOS DIERJ MET FINANCI~LE "ZWEEPSLAGEN"J "PRIKKELS" EN "STIMULANSEN" VANUIT DE NIEUWE ONDERNEMING GELDEN SPECIFIEKE BEZWAREN WIR IS BEPERKT TOT "VAST ACTIEF". HARDWARE-SYNDROOM VAN AMBTENAREN: JE KAN ZIEN WAAR "HET SUBSIDIE" AAN BESTEED WORDTI MAAR DE NIEUWE ONDERNEMING INVESTEERT IN PRODUKT-ONTWIKKELING J MENSEN EN MARKTAANDEEL - WIR LEIDT TOT FEHLINVESTIERUNGENJ KAPITAALVERNIETIGINGJ VERLIES-FINANCIERING - WIR GAAT VOOR 80% NAAR 5.000 GROTERE ONDERNEMINGEN J TEN KOSTE VAN 200.000 KLEINE SUBSIDIES MIKKEN OP VERSPLINTERDE SUB-DOELEN. MAAR ZE WORDEN VAAK GENEGEERD ("ONDERUITGEPUT"). ONDERNEMERS (EN RATTEN) ZIJN VERSTANDIGER DAN HAAGSE PRIKKELPSYCHOLOGEN DE STAAT ALS MACRO-ECONOMISCHE CONTROLEKAMER J WAAR AMBTENAREN AAN DE KNOPPEN DRAAIEN OM HET MICRO-NIVEAU (DE ONDERNEMERS) VAN LINKS NAAR RECHTS TE LATEN RENNENJ IS ONGELOOFWAARDIG GEWORDENJ EN IN IEDER GEVAL TE KOSTBAAR IN VERHOUDING TOT DE RESULTATEN
BEZWAREN TEGEN DE WINSTBELASTING - I DE NIEUWE ONDERNEMINGWORDT DRIEMAAL F1SCAAL GEPAKT
1. ALS KLEINE ONDERNEMING TEGENOVER GROTE - ADMINISTRATIEKOSTEN PER WERKNEMER 4 A 5 MAAL ZO HOOG (DISSERTATIE SNIJDERS 1981) - ALS EENMANSONDERNEMING: TOT 72% IB - PSYCHISCHE DRUK OP KLEINE ONDERNEMER IS EXTREEM
I ~
o
~
I
2. ALS NEDERLANDSE ONDERNEMING TEGENOVER INTERNATIONALE - 43% VPB TEGENOVER CA. 20% FEITELIJKE WINSTBELASTING IN INTERNATIONALE CONCERNS - MANAGEMENT-SALARIS TOT 72% BIJ "ZWITSERSE" .SALARISSEN
BELAST~
TEGENOVER MAX. 20%
3. ALS GROEIBEDRIJF TEGENOVER VOLWASSEN ONDERNEMING - NA COMPENSATIE VAN AANLOOPVERLIEZEN WORDT DE WINST TEN VOLLE BELAST - WINSTINHOUDING 1 DE ENIGE BRON VAN EIGEN VERMOGEN VOOR DE NIEUWE ONDERNEMING~ WORDT BELAST MET 43% TOT 72% - ZGN. VERMOGENSAFTREK IS WASSEN NEUS (GEEN VERMOGEN = GEEN AFTREK)
BEZWAREN TEGEN WINSTBELASTING - II DE NIEUWE INNOVERENDE ONDERNEMING IN NEDERLAND WORDT DOOR DE FISCUS OP DRIE MANIEREN DISCRIMINEREND TEGENGEWERKT: - ALS KLEINE ONDERNEMING~ ZONDER EN ADMINISTRATIEVE EXPERTS
FISCALE~
SUBSIDIOLOGISCHE
- ALS NEDERLANDSE ONDERNEMING~ ZONDER INTERNATIONALE UITWIJK-MOGELIJKHEDEN
I ~ ~
o
- ALS GROEIENDE ONDERNEMING~ ZONDER KANS OP EVENTUELE VERMOGENSGROEI DE FISCUS IS RECHTSTREEKS AANSPRAKELIJK VOOR VELE ONNODIGE CATASTROFES BIJ OVERIGENS EXCELLENTE GROEIBEDRIJVEN, WANNEER DE NIEUWE ONDERNEMING OPSTIJGT VAN DE STARTBAAN~ ZET DE FISCUS~ VIA DE WINSTBELASTING~ DE MOTOREN OP HALVE KRACHT HETHUIDIG FISCAAL REGIEM IN NEDERLAND TEN OPZICHTE VAN NIEUWE INNOVATIEVE ONDERNEMINGEN DOET EEN FATALE AFBREUK AAN ALLE POGINGEN VAN BEDRIJFSLEVEN EN OVERHEID OM MODERNE BEDRIJVIGHEID EN NIEUWE WERKGELEGENHEID TE SCHEPPEN
I
NIET MEER DAN 20% WINSTBELASTING DE BESTE EN EENVOUDIGSTE GENERIEKE MAATREGEL OM - JAARLIJKS 1000 NIEUWE EXCELLENTE ONDERNEMINGEN TE LATEN DOORGROEIEN - MODERNE ECONOMISCHE STRUKTUREN TOT STAND TE BRENGEN - ! TOT 1 MILJOEN STABIELE NIEUWE BANEN TE SCHEPPEN IN 10 JAAR DAARENBOVEN -
RECHTSGELIJKHEID VOOR DE KLEINE ONDERNEMING STIMULANS VOOR BUITENLANDSE VESTIGINGEN EENVOUDIGER EN ONTSPANNEN BELASTINGHEFFING (ZIE ZWITSERLAND) HET VOORKOMEN ~N FISCALE ESCALATIE (ONTWRICHTING VAN JUSTITIEEL APPARAAT EN RECHTSSTAAT) - EEN KLEINER EN MINDER KOSTBAAR OVERHEIDSAPPARAAT
NATIONAAL-ECONOMISCH GEZIEN: BUDGETTAIR NEUTRAAL OF POSITIEF - DOOR VERMINDERING VAN WIR EN SUBSIDIES (SALDO TOT 4 MILJARD/ JAAR POSITIEF VOOR SCHATKIST) - DOOR GELEIDELIJKE VERMINDERING VAN AANTAL WERKLOZEN-UITKERINGEN EEN VERLAGING VAN DE WINSTBELASTING TOT EEN NIVEAU VAN 20% IS NIET DE ENIGE J MAAR WEL DE BELANGRIJKSTE GENERIEKE MAATREGEL DIE NEDERLAND KAN HELPEN AAN EEN NIEUWE ECONOMISCHE ONTWIKKELING. HET IS MISSCHIEN DE LAATSTE KANS OM DE SCHANDE VAN DE WERKLOOSHEID UIT TE BANNEN
HEILIGE HUlSJES VERZETTEN ZICH IDEOLOGISCH VERZET TEGEN HBEGUNSTIGING VAN KAPITALISTEN H NOSTALGISCHE KEYNESIANEN: kROONLEDENSER WILLEN 2 MILJARD BELASTINGVERLAGING OVERHEVELEN VAN BEDRIJFSLEVEN NAAR CONSUMENT (1983: 5 MILJARD ONTSPARING HOM NIEUWE AUTO'S TE KOPEN H). VNO: EEN TREURIG IDEE. ABSURDE CONSUMPTIEPRIKKELS'TEN KOSTE VAN STRUKTUREEL HERSTEL ZELFHANDHAVING VAN DEPARTEMENTEN FI NANC I tN EN DE "MEEST BEKWAME ENONKREUKBARE FISCUS TER WERELD" 1 ECONOMISCHE ZAKEN I 0BSOLETE CON.:JUNCTUURMODELLEN VAN CPB I DE ILLUSIE VAN RATTENPSYCHOLOGIE EN DE ECONOMISCHE CONTROLEKAMER GROTE ONDERNEMINGEN EN HUN ORGANISATIES HEBBEN ER WEINIG BELANG BIJ. ZE VERLIEZEN HET RELATIEVE VOORDEEL VAN FISCALE INTERNATIONALISATIE VOOR DE VOLKSVERTEGENWOORDIGING EN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN IS DIT EEN WEINIG POPULAIRE EN MOEILIJKE MATERIE VEEL OVERREDINGSKRACHT ONDERZOEK EN MOBILISATIE VAN DRUKGROEP£N ZAL NODIG ZIJN OM HE1 KLIMAAT TE SCHEPPEN WAARIN DE NIEUWE INNOVATIEVE ONDERNEMING DE KANS KRIJGT OM EEN NIEUWE ECONOMIE EN NIEUW WERK VOOR ! TOT 1 MILJOEN MENSEN TOT STAND TE BRENGEN 1
-..... I
N I
WAT ZEGT DE MARKTSECTOR ZELF ? DE VAKORGANISATIES VAN DE MARKTSECTOR (VOOROP DE INDUSTRIEBOND FNV) PLEITEN VOOR HERSTEL VAN DE INDUSTRltLE STRUKTUUR EN DE WERKGELEGENHEID~ ONDER MEER DOOR DE STICHTING VAN NIEUWE ONDERNEMINGEN~ ONDER SOCIAAL AANVAARDBARE VOORWAARDEN ONDERNEMERS DIE MET GROOT ANIMODEELNAMEN AAN EEN ENQUtTE VAN DE BRABANTS-ZEEUWSE WERKGEVERSVERENIGING (68% RESPONSE) VERKLAARDEN MET OVERWELDIGENDE MEERDERHEID (86%) DAT ZIJ WIR EN SUBSIDIES GRAAG ZOUDEN OPOFFEREN IN RUIL VOOR EEN HALVERING OF AFSCHAFFING VAN DE WINSTBELASTING. (DAT GELDT EVENZEER VOOR GROTE ONDERNEMINGEN ALS VOOR KLEINE)
IN DE MARKTSECTOR ZIJN ONDERNEMERS EN WERKNEMERS OVERTUIGD DAT EEN MARKANTE VERBETERING VAN HET ONDERNEMINGSKLIMAAT~ ONDER AANVAARDBARE SOCIALE VOORWAARDEN~ HET BELANGRIJKSTE MIDDEL VORMT VOOR HERSTEL VAN ONZE INDUSTRIEEL-ECONOMISCHE STRUKTUUR EN VOOR HET UITBANNEN VAN HET SCHANDAAL VAN DE WERKLOOSHEID
I
~
W I
VERLAGING VAN WINSTBELASTING TOT 20% ALS BELANGRIJKSTE STIMULANS VOOR BESTAANDE~ NIEUWE EN BUITENLANDSE ONDERNEMINGEN GEEFT DE BESTE KANS OP NIEUW WERK EN IS MISSCHIEN DE LAATSTE KANS DIE NEDERLAND HEEFT OM DE SCHANDE VAN DE WERKLOOSHEID UIT TE BANNEN
115-
Verslag forumdiscussie Voorzitter; Prof.dr. P.A.J .M. Steenkamp Leden Prof.dr. D. Horringa N.P. Knape C.M. Paauwe Ir. J.W. Hillege Ir. A.E.M. Calon VRAAG: (gericht aan Knape) Zijn er in het bedrijf problemen gerezen bij de overgang van autoritair naar participatief leiderschap? Knape: Het spreekt vanzelf dat als in een bedrijf gedurende geruime tijd op autoritaire wijze leiding is gegeven, dat de medewerkers in dat bedrijf daaraan gaan wennen. Sterker nog, ik geloof dat zo'n bedrijf in die fase aIleen maar mensen aantrekt die zich daaraan onderhevig willen maken. Als je dus dan overgaat van autoritair naar participatief leiderschap, geeft dat in het begin veel problemen. Je kunt dan ook niet binnenstappen onder het motto nJongens ik ga het anders doen en huplakee". Het is een zeer geleidelijk proces wat uiteindelijk tot problemen gaat leiden. In die zin dat in een bepaalde fase duidelijk wordt dat die mensenzich er niet tegen kunnen blijven verzetten. En je zult dan dus voor de keuze komen testaan, die mensen erop attent te maken dat ze het of zo moeten gaan doen, of dat ze maar elders een baan moeten gaan zoeken. Dat is exact zo in mijn bedrijf geweest. U kunt ervan uitgaan dat het zo'n 3 tot 5 jaar in beslag neemt en dat iedereen in een klein bedrijf deze fase heeft doorgemaakt. In wezen is men gewend te doen wat er gezegd wordt. Terwijl het systeem waar ik mee werk erop neer komt, dat zij zelf moeten gaan denken en zijzelf de problemen moeten zien aankomen en dat er een veel grotere zelfwerkzaamheid moet zijn. VRAAG (gericht aan Calon en Hillege) In Nederland moest de industrie jarenlang een grote teruggang in de werkgelegenheid noteren, terwijl in de V.S. de industrie fors werkgelegenheid creeert. Kunnen wij dat hier ook bereiken? Calon: Ik ben natuurlijk niet speciaal groot specialist op het gebied van de werkgelegenheid in de V.S .. Misschien dat andere panelleden dat aanvullen als zij daar behoefte aan hebben. Ik zou hier in het algemeen op willen reageren. Ook is er in de V.S. in de afgelopen periode natuurlijk niet aIleen werkgelegenheid gecreeerd, maar ook fors afgebroken op verschillende terreinen. Daarnaast is ernu sedert 1 a 2 jaar een opleving in de amerikaanse economie bewerkstelligd en is er een opleving in de we rkgelegenheid. Als u me vraagt, waarom dat in Europa niet kan, dan zeg ik dat dat in Europa onder zekere randvoorwaarden ook kan. De industrie is er niet in de allereerste plaats op uit om arbeidsplaatsen te creeeren. De industrie reageert binnen het kader van een bepaald economisch klimaat op de gelegenheden en op de kansen die haar geboden worden.
-116-
Als er dus in het europese klimaat of in Nederland op het ogenblik niet voldoende opportunities zijn voor de industrie om daarop in te spelen en arbeidsplaatsen te creeren, dan zal dat dus niet gebeuren. Aan de andere kant: zo gauw dat klirnaat anders wordt, zo gauw de economie in Europa of de wereldhandel opleeft, dan zal zeker ook in Nederland arbeidsgelegenheid gecreeerd worden. Op een aantal deelgebieden zien wij dat ook zeker. AIleen de netto creatie is in Nederland nog negatief. Waarbij we dan bovendien nog moeten bedenken, dat in Nederland niet alleen arbeidsplaatsen geschapen worden of verloren gaan, maar dat er een netto toename, speciaal ook in Nederland, van de arbeidende beroepsbevolking is, die een extra probleern creeert voor de werkgelegenheid. Arbeidsplaatsen creeeren en werkloosheid verminderen zijn twee aparte dingen. : Ik vraag me af of niet ook een belangrijke factor is, de aanwezigheid van de amerikaanse consument om vernieuwing te kopen en daar snel in te zijn. Als er in Amerika een nieuwe beeldplaat in beperkte mate te koop is, dan staat men in de rij om dat als eerste te hebben. Zoals ze hier in de rij staan om een overjarige grammofoon te kopen. Ik denk dat dat met onze cultuur en onze manier van denken over vernieuwing en techniek heeft te maken. In Japan en in de Zuid-Oost Azie hoek is dat 'verwerpelijke' "gadge-t:-gebeuren, wat in onze cultuur niet past, natuurlijk voor geavanceerde kleine ondernemingen in de informaticaproducten ontzettend aardig om een eerste snelle, early markt te hebben. -::----"--
Aanvulling Steenkamp: Misschien ter informatie interessant om te weten dat aIleen de laatste tien jaar in de V.S. 1~ miljoen nieuwe arbeidsplaatsen zijn gecreeerd in de recreatieve sector, dus niet eens in de industrie. Dus ook in de commerciele dienstensector komen veel nieuwe arbeidsplaatsen tot stand. VRAAG (gericht aan Paauwe) Men heeft het over excellente ondernemers. De laatste tijd wordt de australische ondernemer Rupert Murdoch, de krantemagnaat, nogal in de schijnwerpers gezet. Wat maakt de man zo excellent? Paauwe: Wie zonder zonde is werpe de eerste steen. Ik geloof niet dat ik competent genoeg ben voor een oordeel over de heer Murdoch. Ik geloof dat hij geen ondernemer is, maar een financier. Ik geloof dat hij in zijn jeugd al veel Monopolie speelde en dat hij daar nog steeds mee bezig is. Er is weinig samenhang in het totaal van investeringen en desinvesteringen die hij pleegt. Hij zorgt in ieder geval wel voor wat leven in de brouwerij. Maar ik denk dat de echte .ondernemers en de managers diegenen zijn die het bedrij f dagelijks leiden. En hij als een soort groot aandeelhouder daarmee speelt. (gericht aan Horringa) Wat is de mening van prof. Horringa over het boek van Peters & Waterman "In Search of Excellence.
~RAAG
Ik dacht dat "In Search of Excellence en ik sluit mij aan bij wat een van de eerste sprekers daarover gezegd heeft, een voortreffelijke studie is van die gedragingen van de ondernemer, die statistisch
-117-
gesproken tot het succes van een onderneming leiden. Ik ge}oof, dat we wel moeten zien dat het boek zoals dat tens lotte tevoorschijn gekomen is, maar een deel van de onderzochte ondernemingen vertegenwoordigt. En dat is vrij significant en dat mogen we niet vergeten. Er zijn bij het onderzoek aanvankelijk 75 ondernemingen uit Europa en Amerika betrokken geweest. Maar bij de verwerking van het materiaal heeft men zich geconcentreerd op de 53 Amerikaanse ondernemingen. En ik denk, ik heb het trouwens mlJn collega zoeven nog gevraagd, dat die 23 Europese ondernemingen geen erg markante of duidelijke aangevende bijdrage tot de conclusies leverden. Persoonlijk verbind ik daaraan de conclus.ie dat Europese ondernemingen niet uitsluitend hun succes te danken hebben aan die excellente kwaliteiten in de markt, maar dat ze in grote mate bepaald worden door het excellent bespelen van de relevante overheden. En dat dat mede heeft bijgedragen tot het, ik zou haast zeggen, vertroebelen van de kenmerken van uitnemend ondernemerschap. VRAAG (gericht aan Hillege) Wat denkt Economische Zaken te doen met de equetegegevens van pr9f. Horringa, dat 68% van de BrabantZeeuwse ondernemingen de WIR e.d. wil inruilen voor verlaging cq. afschaffing van de vennootschapsbelasting? Ik kan daar wel iets van zeggen. Even distantieren:wat denk ik dat EZ doet. Ik denk, dat dit onderwerp zo belangrijk is, dat hetuiteindelijk door een heel kabinet gedragen zou moeten worden. En dat we niet licht moeten denken over het veranderen van onze stimulansen op macro-niveau, zoals de WIR. Daar zijn vanmorgen Ook van verschillende kanten opmerkingen over gemaakt. Toch spreken een aantal punten in het verhaal van prof. Horringa me erg aap. Ik zal dus die punten niet noemen, maar wat me niet aanspreekt. Ik denk dat we wat moeten oppassen in Nederland met het afzetten van de kleine tegen de grote ondernemingen en omgekeerd. Ik zie dat als heilloos. Om maar een p.ar factoren te noemen, die dan niet meegenomen worden. We moeten ons realiseren dat 230 ondernemingen in de industrie voor bijna 70% van onze export verantwoordelijk zijn. Ga ik kijken naar het pakket en ga daar wat opdelingen in ma~en en kijk wat meer naar hoogwaardige produkten, naar electronica, dan wordt dat nog meer uitgesproken. Ga ik naar verre markten dan wordt dat nog significanter. En als we vanmorgen contateerden,dat de EEG niet zo'n geweldige groeimarktis in de voorspellingen vande meesten, dan denk ik, dat we ook naar verre markten de kanonnen gericht moeten houden. En dat we daar de grote ondernemingen als vehikel nodig hebben. Beiden hebben elkaar nodig. De heer Rauwenhoff heeft dat ook nog gezegd. Dus niet zozeer die dichotomie maken. Geen strijd, maar samenwerking. Als u nu kijkt naar laten we de WIR nemen, want dat is het grootste reservoir waar het om ga.at, dan zijn er toch wel een paar opmerkingen te maken. De enquete, daar heb ik naar gekeken voordat ik hie kwam, daarin hebben, als ik het goed berekend heb, ongeveer 5% van de bedrijven, die geantwoord hebben, verlies'gemaakt. Daar meet ik Brabant mijn complimenten voor maken, want daarmee zijn ze erg uit het spoor met de situatie in Nederland. Die ligt
-118namelijk helaas tussen de 40 en 50%, en al gedurig. Dan kom je meteen bij een belangrijk fenomeen van de WIR. De WIR geeft namelijk direkt voor investerende bedrijven, die geen winst maken toch een aftrek, die ze fiscaal kunnen claimen. En ik denk, zolang Nederland nog zulke grote aantallen verliesgevende bedrijven heeft, dat dat een belangrijk punt is om in de overwegingen te betrekken. Dan is er een tweede punt. Wat ik niet helemaal begreep is hoe 50% van de ondernemingen in de enquete voor een halvering van de vennotschapsbelasting was en maar 28% voor het geheel afschaffen. Ik had,dat omgekeerd verwacht. Maar misschiendat iemand mij dat uit kan leggen. Tenzij de ondernemers al een maatschappelijke inschatting daarbij maakten, dat het niet zo haalbaar zou in Nederland, maar ook niet in de EEG. Als het voorbeeld hier van Ierland is en wij willen echt een serieus EEG-lid blijven, dan kunnen wij niet eenzijdig onze vennotschapsbelasting afschaffen. Ik zie daartoe geen enkele mogelijkheid. Dat zou een reuze discussie daar krijgen. Dus we zouden eerst in de EEG op dat punt afspraken moeten maken. Ik zou dat op zich als iets positiefs zien.Op wat langere termijn, IDouden die afspraken moeten blijven . Dan kunnen de ondernemingen v-or een hele lange periode weten waar ze aan toe zijn. Er is nog wel een ander effect, een zuiver macro-economisch rekeneffect. In elk geval de berekeningen van het CPB geven aan, dat om ivesteringen uit te lokken de investeringspremies toch wat effectiever zijn dan het van de vennotschapsbelasting. En investeren is op dit moment in ons land toch een erg belangrijk punt. Ik denk, dat prof. Hor~inga daarentegen gelijk heeft, in zijn modelL als hij : "Ja maar 'ook ons draagvlak verhogen, de solvabiliteit, ons eigen vermogen". In Nederland is dat een bijzonder probleem. Het eigen vermogen in Nederland ligt gemiddeld op 20 a ,21%. Dat is wel degelijk Nationaal-economisch gezien in de gevarenzone. Wat de WIR betreft denk ik, dat de startende ondernemingen en de ondernemingen die juist aan het enmeestal geen winst maken, dat daar de WIR eigenlijk aardiger is dan een vennotschapsbelasting, want daar hebben zij op dat moment , geen plezier van. Daar hebben juist de ondernemingen plezier van, die aan het consolideren en aIleen nog maar in de vervangingsinvesteringen en dat soort zaken terecht komt. Dus ik heb daar ook een klein probleem. Los van een aantal fiscale punten. Want u moet zich voorstellen, dat als er geen vennootschapsbelasting meer is, wij allemaal onze eigen BV oprichten. Waarschijnlijk maar ik er zelf ook een. Om dit op te vangen zou in de inkomstenbelasting de zelfstandigenaftrek moe ten verhogen. Zou je dat moeten doen voor een vennotschapsbelastingtarief van nul dan kom je aan een 6 a 7 maal verhoging van de zelfstandigenaftrek en dat lijkt mij ook een hele moeilijke. Dan is er het belangrijke punt naar de buitenlandse ondernemingen toe. Alle Angel-Saksische belastingssystemen, en dat zijn er meer dan alleen de UK en de VS, hebben een creditsysteem. (Een tax-creditsysteem, is een systeem waarbij de nationale overheid ,
-.
119-
aIle premies, die in het buitenland gegeven worden, dus via een lagere vennootschapsbelasting dan bijv. in de VS, gewoon terug claimen. ( Het break-even point ligt bij ongeveer 40%).) Ais u nu rekent, dat ongeveer 20% van de bedrijvigheid in Nederland van de investeringen van die bedrijven afkomt, dan hebben we daar nationaal-economisch gezien ook nog een belangrijk punt. We geven dan gewoon dat geld via de band weg aan andere fiscussen, die dat opstrijken. Op zich op langere termijn denk ik, dat het incentive van de vennootschapsbelastingverlaging een heel uitdrukkelijke is. Ik mag er op wijzen, dat de regering van 48 naar 43% is gegaan. En dat ze nu het voornemen heeft om naar 40% te gaan op termijn van de komende jaren. Het is weI een heel uitdrukkelijk probleem om daar adaquaat iets aan te doen, tenzij je daar ook internationaal bepaalde mogelijkheden kan creeren. Ik wil niet langer hierover spreken, want het is een heel technisch probleem. Ik zou er nog veel meer over kunnen zeggen. Aanvulling Steenkamp: Als ik het goed tel waren dat ongeveer zes bezwaren. Dan vind weI dat ik verplicht ben collega Horringa nog even gelegenheid te geven, niet op al deze bezwaren in te gaan, maar toch nog even de belangrijkste bezwaren, waarvan ook mijn ervaring is, dat ze de belangrijkste punten in het Haagse circuit zijn, toe te lichten. Die bezwaren, waarvan altijd gezegd wordt, dat bepaalde ondernemingen van uw opzet zullen profiteren. Misschien kunt u daar nog even op ingaan. Horringa: Ik wil mlJ graag buiten'alle fiscaal-technische problematiek houden, al heb ik mij niet tot mijn genoegen daar mee bezig gehouden.Even de uitkomst van die enquete van de BrabantsZeeuwse werkgevers. Ik heb dezelfde veronderstelling als de heer Hillege. Achtenvijftig procent nam genoegen, zou je kunnen zeggen met een verlaging van de winstbelasting tot 20% en 28% vindt het beter om ze helemaal af te schaffen. Ik denk, dat dat inderdaad een soort realistische inschatting is van wat in Nederland en ook gezien de opvattingen van de Departementen haalbaar lijkt. Bijzonderheid is, dat bij een eerder gehouden enquete van het Nederlands centrum van directeuren en commissarissen, het NCD, de totale afschaffers sterker vertegenwoordigd waren dan de verlagers. En ondertussen zijn ze misschien wijzer geworden. Ik zou nog een commentaar willen leveren op die opmerkelijke uitholling van het eigen vermogen van Nederlandse ondernemingen. Over de laatste vijftien jaar is het gemiddeld eigen vermogen van aan de beurs genoteerde ondernemingen gedaald van 42% tot even boven de 20%. En ik denk, dat dat het getal is waar de heer Hillege aan refereert. Afzonderlijk uitgerekend voor kleine ondernemingen blijkt, dat hetgemiddeid zichtbaar eigen vermogen rond de nul procent zweeft op dit moment. Maar ik zeg er met enige nadruk zichtbaar bij. Uiteraard is verlaging van de winstbelasting uitsluitend gearceerd op winstgevende bedrijven. En dat zijn ook de bedrijven, die groei kunnen vertonen en die ons ook in de toekomst kunnen helpen
-120-
aan een p.:j..euwe econpmische struktuur en werkgelegenheid. En wat ik dus zo betreur i pr dat juist die meest belovende kleine bedrijYen gediscrimine~rd worden. Oat is de kern van mijn beto?g: VRAAG:lk heb vandaaq gehoord, voorzitter, dat eigenlijk de onqernemer de'loI}ely man at the top' is. Wat ik gemipt heb is welke de steun is, die hij niet zou willen missen van buiten het peqrijf. En tegelijkertijd heeft hij die ook gemist? l?aauwe: Ik denk, dat de eerste steun die je niet zouwi~len missen de steun van je vrouw is. Oat, als ik het tenminste goed begrepen heb va~daag. In .:j..e~er )leval, ik ben zelf wat minder bekend met de kIeJ,ne ondernem~ngen, doen we daar weI onderzoek maar .• Maar om zich daarip te verdiepen, moet je weI in eenandere bele:vi~gswereld gaan zitten. Als het vergelijkt met de managers van wat grotere bedr:j,jven, geloof ik dat ze net zozeer aIleen z1jn. En daarom vrij aIleen allerlei zaken op moeten lossen. De mogelijkheid, en ik weet niet in hoeverre verenigingen als het New of VNO daarin voorzien, v~~r contact is weI gewenst. Want wat ik nogal eens op avonden merk is, dat managers of kleine ondernemers veel behoefte hebben om juist ook eens met elkaar te praten. ijet eigenlijk een rol die vaak door commissarissen zou moeten worden vervuld. Maar in veel bedrijven blijkt de klankbordfunctie om ook werkelijk heel erg open en zelfs intiem over kernproblemen in een bedrijf te kunnen praten, nog niet over het goede kader te beschikken. Daar zijn weI verschuivingen in aan de gang, nog los van en daar kunnen misschien anderen op reageren, de daadwerkelijke steun van informatieloketten~ of het nu van het KNOV is of de SIMS, die allemaal adviserende rollen vervullen. En het komt mij voor, dat de ondernemer, de manager het meest behoefte heeft om met mensen, die dezelfde soorten problemen op zich af zien komen, om daarmee te kunnen praten en dat gebeurt voor een gedeelte in verenigingsverband. Knape; Het is inderdaad juist ,dat je als onderneme~ in eerste instantie natuurli~k wat fans nodig hebt en daaronder valt al§ het goe~ !JS I1atuurlij,k j.@ eigen famiHe! Wat ~k in h~t ~!~~fl bedrijf het grote gemis vind,is een maatschappelijke steun voor de ondernemer omqat je, wat ik vanmiddag ook gezegd heb, met je personeel twee kanten uitkunt. Of je kan ze motiveren, maar dan zal je dus eerst de t.v. en de kranten-inhoud van de vorige dag moeten neutraliseren. Of je moet gewoon een andere vorm van leiderschap gaap kiezen en zeggen: .. Jongens, geen gedonder er wordt gedaan,; k!aar uit to. Ik vind ook dat je als klein bedrijf veel meer steun moet kunnen krijgen in tijdeI1 dat het wat minder goed gaat. Bij banken moet je gewoon kunnen praten over je problemen. Bijvoorbeeld, dat vind ik een heel belangrijke factor in het geheel, als ik verlies draai dan moet ik natuurlijk niet thuis komen om erover te zeuren, want thuis weten ze het al. Bij mijn accountant hoef ik ook niet te gaan, want die heeft het ontdekt. Bij mijn bank moet ik stijf mijn mond dichthouden, an4ers trekt hij mijn
121-
krediet in. Tegen mijn moet ik eigenlijk niets laten merken, want anders staat de vakbond gelijk binnen ..... Bij wie moet je terecht? Het zou zo mooi zijn als je al dit soort instrumenten gewoon weI had. En dat je gewoon normaal met iedereen kan praten over het feit dat het slecht , of dat vanuit een bepaalde discipline hulp nodig hebt. VRAAG: Is voor de ondernemer de ideale overheid gelijk aan geen overheid? (vraag gericht aan Calon en Horringa) Calon: Als de voorzitter van dit panel deze vraag serieus neemt, moet ik hem ook serieus nemen. Want het is natuurlijk een erg retorische vraag. Ik zou hem dan ook op drie manieren kunnen beantwoorden. Ten eerste met het heel simpele antwoord: nee! Ten tweede zou ik hem met een wedervraag kunnen beantwoorden: waar zouden wij vanmiddag zitten in deze zaal en met dit gehoor als er geen overheid was. En de derde manier van beantwoorden, dat kan een hele lange zijn. Ik weet niet of het de bedoeling is om daar vanmiddag uitvoerig op in te gaan, over de taakopvatting van de overheid,over wat een overheid moet doen en wat een overheid moet laten. Ik denk persoonlijk, maar het is een beetje een algemene zaak, de overheid moet het belang dienen, altijd zorgen dat de deelbelangen niet gaan overheersen, dat er een goed evenwicht in de samenleving is, dat minderheden aan hun trekken komen en niet door meerderheden overheerst worden en dat dus op die manier aIle belangen in een zo harmonisch geheel samenkomen. Anarchie wil niemand, dus is daarom het antwoord heel duidelijk nee. Ik denk dan ook, dat als er door ondernemers geklaagd wordt over teveel overheidsbemoe I dat dat dan niet is tegenover overheidsbemoeiing op zieh, maar over bepaalde uitwassen en wildgroei. Horringa: Ik dacht dat een overheid in de complexe samenleving die wij kennen ongetwijfeld ook een rol t.o.v. het functioneren van het bedrijfsleven heeft, maar dat behoort te zijn een klimaatscheppende rol. En dat klimaatscheppen behoort niet te gebeuren vanuit een centrale regelkamer waar niemand precies meer weet wat er aan de andere kant van de knoppen gebeurt als hij er aan zit te draaien. Als je klimaat wil , moet je op z'n minst verifieren hoe dat klimaat aankomt bij degenen die geacht worden in dat klimaat te leven. En wat ik vooral heb willen onderstrepen,is dat het ondernemersklimaat in Nederland bijzonder slecht aankomt, in het bijzonder voor de kleine en nog sterker voor de nieuwe onderneming. Enik geloof dat daar de overheid inderdaad z'n taak niet vervuld op een manier in het algemeen belang. (Als reactie op het ge~telde door de heer Calon, dat deze bijeenkomst niet mogelijk WaS zonder overheid) :
-122-
De meest hoogontwikkelde landen hebben bloeiende universiteiten waar de overheid geen rol inspeelt. Ik ben omgekeerd uitermate bezorgd over de rol van de Nederlandse overheid,vooral zoals die tevoorschijn komt uit de gisteren(4-4-'84, red.) hier gepresenteerde zogenaamde Beiaardnota, waar naar mijn mening de overheid de betekenis van het hoger onderwijs voor het bedrijfsLeven volstrekt onderkent en op een inadequate wijze bejegent. Steenkamp: Ik wijs erop dat het interessant is te zien dat, zoals u weet, er zeer veel gedachten zijn, ook in Europa, om universiteiten en hogescholen te stichten op particulier initiatief dus buiten de overheidssfeer. Ik wijs erop dat in het Japanse en Amerikaanse voorbeeld de universiteit van California en Harvard bijzondere universiteiten zijn. Niet in de Nederlandse, confessionele zin van het woord, maar niet gebonden aan overheidsbepalingen. Ik las gisteren(4-4-'84) in de Herald Tribune dat in Duitsland deze gedachte op geweldige weerstand,stuit.lnteressant is dat men bij alle politieke partijen, dus van links tot rechts, zegt, en dat ligt een beetje in de geest van de heer caion, "daar kunnen we niet aan beginnen". Terwijl toch dikwijls die voorbeelden van universiteiten als exemplarisch worden genoemd voor een toekomstige ontwikkeling voor het bedrijfsleven.En er wordt daar kennelijk in Wezen minder verwacht van de bestaande hogeschool en universiteit. VRAAG: Denkt de heer Paauwe dat de kenmerken van succesvolle ondernemingen ook toepasbaar zijn voor de overheid als organisatie? Paauwe: Er z~Jn natuurlijk veel soorten overheden. Er is niet, zelfs als we over de Rijksoverheid praten, een Rijksoverheid. Er zijn departementen, instituten, diensten waarvan ik zeker geloof dat die een heel eigen missie of een heel eigen cultuur hebben. Om te zeggen of deze succesvolle diensten, ik heb er trouwens geen analyse van gemaakt, maar het is een thema geweest waar de overheid zich zelf ook in een aantal congressen mee bezig houdt, ook bij de overheid gelden, kan ik zeggen dat topambtenaren zich afvragen in hoeverre deze aspecten daar gelden. We hebben het al gehad over het aspect van experimenteren, hetgeen in overheidsdiensten veel moeilijker is omdat, als een nieuwe regeling hebt, die meteen voor iedereen moet gelden. De wettelijke basis die hieraan ten grondslag moet liggen, maakt dat meteen veel moeilijker. Wat ik van die gesprekken heb begrepen, is dat als je er goed naar kijkt er duidelijke verschillen zijn binnen excellent werkende overheidsdiensten, ik geloof dat daar de belasting ook bij hoort als organisatie, klantgericht, en zo z~Jn er waarschijnlijk nog een paar te noemen, en een paar anderen waar dat niet zo is.
123-
En als je dan kijkt, waarom is dat dan niet zo: gebrek aan leiderschap ,geen eigen door de tijd opgebouwde cultuur, misschien minder aandacht voor de mensen, met andere woorden een aantal dingen geldt in ieder geval ook voor dat soort organisatorische eenheden. Hillege: Ik denk dat zonder meer binnen de overheid beter gemanaged zou kunnen worden en dat dat ook moet. Ik denk alleen dat dan gekeken moet worden naar wat zit er in de gereedsschapskist van de overheidsdienaar op dit gebied, wat heeft die als instrumenten om te managen. Nou, dat is bijzonder weinig. Wie zich daarin wil verdiepen die kan daar rapporten van Lemstra en het rapport Zelfbeheer en het rapport Vonhoff eens op nakijken. En die ontdekt dan dat er bijzonder weinig mogelijkheden zijn. Ik denk dat als die mogelijkheden verbeterd worden, dat je dan ook tot een eerlijker beoordeling kan komen van welke manager faalt en welke doet dat niet binnen de overheid. En dat er dan,evenals in het bedrijfsleven, consequenties aan verbonden moeten worden. Een van de instrumenten die je mist, is de "incentives" naar de mensen toe. Bijvoorbeeld ontslag: is bijna onmogel k, moet je een jarenlang zwartboek voor maken en kost je dagen tijd in je werkweek om in een procedure dat proberen door te zetten. Ik heb eens een keer een afdeling van 13 naar 0 teruggebracht. Ik doe het nooit meer. Ik zeg het u eerlijk: dat heeft zoveel tijd gekost, er is geen beginnen aan. Ik denk dat een tweede punt is de aandacht van buiten. De overheid wordt toch door de maatschappij, als het goed is, richting gegeven. En dan merk ik dat de korte baan problematiek het helaas altijd wint. Ik overdrijf het nu toch wat, maar daar komt het toch zwaar op neer. En dat betekent in een departement dat de politiek verantwoordelijke ontzettend op die korte baan gericht is, want daar wordt hij op ondervraagd. En dat betekent intern weer dat er een enorm incentive-mechanisme is naar de ambtenaren toe, wat allemaal naar de korte baan gaat. En ik kan wel zeggen: "heren, we moeten aan de lange bi:ian werken", maar wie ben ik. want naar buiten toe,en naar de pers,en naar de minister, en naar de politiek werkt dat hele incentivesysteem allemaal voor die korte baan. Ik denk dat dat een heel zwaar punt is. Een derde punt. De overheid wordt ontzettend aangeklaagd als er een fout gemaakt wordt. Dat is werkelijk soms tot het lachwekkende toe. Want aan de ene kant klagen we over "red-tape". Aan de andere kant, als er een fout gemaakt wordt, staat het met enorme koppen in de krant en daardoor ontstaat er een overheid die enorm, niet produktgericht of resultaatgericht is, maar gericht op het niet maken van fouten. Nou, de snelle onder u weten wanneer dat niet gebeurt. Namelijk wanneer je niets doet. En dat is dus ook een element.
-124-
VRAAG: Hoe ernstig is de uittocht van Nederlandse ondernemingen, en heeft de overheid daar een rol bij? Toelichting Steenkamp: Nederland is de grootste investeerder in de V.S., tenminste in 1982. Vorig jaar is nog voor 150 miljard dollar uit Europa naar de V.S. gegaan. Een zorg die je veel hoort is; hoe kan het toch dat dat allemaal naar de V.S. gaat? Het is voor de Nederlandse werkgelegenheid toch van enorm belang dat dat geld en die ondernemingen hier zouden blijven. Hillege: Ik denk dat er niet zoveel ondernemingen weggaan,maar dat er inderdaad een heel groot deel van de investeringen, van het kapitaal met name op Amerika, maar ook op andere gebieden, georienteerd is geweest. Ik denk dat we dan onszelf een spiegel voor moeten houden en dat we er eigenlijk blij mee moeten zijn. Althans, ik denk daar niet negatief over. Ais we zien dat het Nederlandse fsleven momenteel de laatste paar jaar in de winstmogelijkheden wat omhoog gekrabbeld is, en ik heb het nu over het grotere bedrijfsleven, begint iedereen victorie te kraaien. Maar als je door de getallen heen kijkt, dan zie je dat het met name in 181 en 182 dat voornamelijk van het buitenlandse bedrijfsleven kwam. En pas in 1983, en ik hoop dat dat zich in dit jaar doorzet, gaat, en ik praat nu even over het algemeen, het Nederlandse gebeuren daartoe ook een bijdrage leveren. Ik denk dat dat te maken heeft met dingen die vanmorgen ook gezegd z n over de algemene voorwaarden om te ondernemen, macro-economisch en dergelijke, hier in ons land. Die verbeteren. En we zijn ook niet meer de grootste investeerder in Amerika. We zijn het weI zeer lang geweest. Ik denk dat als er hier betere opportunities zijn, en ik ben daar niet pessimistisch over, zoals ik vanmorgen zei, dat er hier ook meer risico's genomen zullen worden. Er is een tijd geweest dat niemand in ondernemingen wilde investeren, en dat het weI goed ging in gebouwen en grond en onroerend goed e.d. Daarna is er een soort dood tij gevallen waarin dat ook niet meer aantrekkelijk was en toen is zeer sterk die kapitaalexport toegenomen. Met name voor zover daar grote Nederlandse ondernemingen in toe hebben gedragen, ben ik daar niet negatief over. Als ik kijk dat Philips erin geslaagd is in twaalf, dertien jaar van , u kunt mij verbeteren, maar uit mijn hoofd, 10% in het totaal van de omzet Amerikaanse activiteit naar 23% gegaan is door twee bewegingen. De ene beweging is acquisitie van bedrijven: Signetics, Magnavox, noem maar op. Aan de andere kant door uitbreiding aldaar en een sterke positie. Ik denk dat Philips als internationaal bedrijf meerdere poten onder Zl n krukje nodig heeft. En dat Europa er een is, en dat Amerika een ander is en dat de zuid-oost Azie hoek een derde zoumoeten zijn.
-125-
Anders komt zoln belangrijk bedrijf, en juist in deze stad, in de problemen en dat elfde geldt voor Akzo, enz.enz. Dus ik denk dat we. daar vrij moeten zijn. Als we erin slagen hier die molen weer wat opgang te brengen, dan komen ook weer meer investeerders die hun geld hier zullen aanwenden en ook buitenlanders die dat zullen doen. Ik vind wel een veel belangrijker punt, en daar staan we vrij machteloos tegenover, dat is wa~ vanmorgen ook reeds aan de orde is geweest. Het ontbreken van een grote, homogene, Europese markt. Als er echt een E.E.C. was, met 260 miljoen consumenten, oke, laat ze dan iets minder "high-propensity to innovation" hebben zoals dat in de literatuur heet. Maar het zijn er ook meer dan in Amerika of Japan. Dan kan je op gelijke standaards t met gelijke toegang, zonder non-tarifaire belemmeringen en zonder protectie als onderneming aan het werk. En die situatie is er uitdrukkelijk niet! Integendeel, de laattse jaren is die eerder afgekalfd dan verbeterd. En ik denk dat Europa zich daarmee enorm de das omdoet. En dat voor het grote internationaal beweeglijke kapitaal, als we daar geen verbeteringen weten te vinden, onze markt.altijd een late markt zal zijn in zijn ontwikkeling. En dat de echt nieuwe dingen eerst in Japan of in Zuid-oost Azie of in Amerika uitgeprobeerd worden, dat daar dan de erv~ring is, en dan komt nag eens een keer aan de beurt. En ik ben dus op dat punt niet , tenzij we daar orde op zaken weten te stellen. VRAAG (gericht aan Calon en Horringa) Excellent ondernemen is toch ook dat doen wat je het beste kunt. Als we dan naar Nedef~ land B.V. kijken, denk ik dat Nederland een aantal dingen heel goedkan en een aantal dingen helemaal niet goed. Ik denk dat wij erg goed zijn in transport, in het verhandelen van nijverheidsproducten en in onze agrarische sector. Dat zijn allemaal zaken waar veel geld voor nodig is om die goed uit oefenen. Vraag aan het forum: Nederland is misschien niet zoln industrieland als we wel eens denken dat we zijn. Zou het niet kunnen zijn dat onze herindustrialisatie van na de oorlog nu mislukt blijkt te zijn?Dat dat eenperiode is waarin we een aantal dingen hebben geprobeerd, die echter niet zijn gelukt. Niettemin bl ft EZ geld naar de industrie toewerpen, houdt instand, terwijl je ziet dat iemand die gewoon c0ntainers overslaat, en dat is een hele simpele handeling, of gewoon aardgas uit de grond pompt en dat is ook een hele simpele handeling, het wel goed doen. Voelt het forum met mij mee of denkt u dat het totaal anders ligt? Calon: Nee, deze heer stelt. het wat eenzijdig. Het is natuurlijk 30 dat Nederland,zijn industrialisatie later begonnen is dan vele andere landen. Daar zijn waarschijnlijk een aantal redenen voor Daar kan het koloniale verleden van Nederland een grote rol gespeeld hebben, ook bij die andere facetten die de vragensteller aanvoert. Maar als hij het dus nu heeft over een aantal die op het ogenblik dre&gen de vernielinq in te gaan, dan betreft het toch voor
-126-
het grootste deel geen nieuwe industrialisatie. Scbeepsbouw, dacht ik, hebben wij toch ook van·.'oudsher gehad. Dat geldt, denk ik OQk voor de hele ehemische industrie en ik moet dan toch oak mijn eigen bedrijf even noemen (Philips). Ik noem ook bedrijven als AKZO en grote machinefabrieken. Maar laten we nu even niet dat hele grote aantal kleinere ondernemingen vergeten, die uitstekende prestaties leveren op industrieel gebied. Ik ben in Nederland nog niet zo bekend, maar als ik alleen al kijk in de omgeving van onze eigen stad Eindhoven wat daar voor een aantal enorme leuke, innoverende, exporterende industrien zitten. Dan denk ik dat, als we ze zouden opnoemen, dat velen nog met verbazing zou sikaan. Maar ik ben het er dus helemaal niet mee eens, dat onze industriepolitiek in zijn totaliteit mislukt is. Dat er natuurlijk dingen zijn die beter gelukt zijn dan andere, is van tevoren te verwachten. Maar ik zou beslist niet zo pessimistisch wille~ zijn, om te zeggen dat die industrialisat.Ji:.epolitiek mislukt is. En ik ben ook nog zo optimistisch te zeggen dat we naar de moeilijke tijd die we gehad hebbeb, er toch veel tekenen zijn die erop wijzen dat het toch weer de goede kant op gaat. Horringa::! Ik geloof dat we niet al te nostalgisch terug moeten kijke en op de vraag of wij ooit een industrie gehad hebben of dat we na de oorlog een industrieel reveil gehad hebben. Ik denk dat we naar de toekomst moeten kijken en dan moetem constateren dat wij tal van elementen voor de t:raditionele zware industrien in Nederland eenvoudig misseo. We hebben alleen als een "windfaikl profit" energ&e in de vorm van gas de komende tien jaar. Maar we hebben geen ertsen en andere natuurlijke hupbronnen, die tot een traditionele industrie bijdragen. Ik denk dat we ons vooral moeten concentreren op de voordelen van onze ligging. En dat betekent dus op de activiteiten in het terrein van vervoer en van informatieveredeling en van informatieuitwisseling met de moderne electronische hulpmiddelen. Ik dacht dat cie ontwikke::'ing sterk gestiInuleerd behoor~ te worden (dat woord mocht ik niet gebruiken van meneer van Agt, want het herinnerd aan de prikkelpsychologie) maar dat het klimaat geschapen behoort te worden, waarin al.S van nature die activiteiten naar voren komen. Daar zijn kleine ondernemingen in eerste aaleg zeer geschikt voor. En ik weet met de heer Calon, dat rond Eindhoven tal van kleine ondernemingen op het terrein van de electronica en informatica bezig zijn omhoog te krabbelen. Ik weet helaas ook, dat een aantal daarvan door minder verwachte fiscale ingrepen inmiddels weer ter ziele zijn. Ik dacht dat wij ons daarop moeten concentneren. I
lk zou ook vanuit dat gezichtspunt nog een keer extra beroep willen doen op de ontwikkelingen van het wetenschappelijk onderwijs. Het is ontoelaatbaar dat het Nederlans wetenschappelijk onderwijs onvoldoende mensen aflevert op uitgerekend deze terreinen: dus een tekort aan mensen met een informatica-opleiding. Het is naar mijn mening ook ontoelaatbaar dat er op het ogenblik gesproken wordt over studentenstops op afdelingen als de technische bedrijfskunde (lk weet pas sinds twee dagen dat het zo heet). Ik wil toch wel onderstrepen dat er in die zin ook van een gecoordineerd regeringsbeleid sprake zou moe ten zijn.
-127-
VRAAG (gericht aan Calon): Ik wil even terug komen op het plan Horringa. Ik heb van Prof. Horringa begrepen dat het vooral gericht is op de kleine onderneming en ir. Hillege reageerde daarop met de opmerking dat'je de grote onderneming niet zou moeten afzetten tegen de kleine. Ik wilde ir. Calon van zo'n grote onderneming vragen wat Philips van het plan vindt? Calon: Ik ben geen fiscaal specialist, dus van de repercussies die het kan geven in internationale fisc ale vereffening in EEGverband, weet ik heel erg weinig. Ik kan aileen maar zeggen, dat ik het in grote lijnen met Prof. Horringa een s ben. Dat aan de ene kant geld inzamelen van ondernemingen en dat dan centraal weer verdelen eigenlijk bureaucratiserend en vertragend kan werken. Ik zou daarbij echter wei een paar tot voorzichtigheid manende kanttekeningen willen plaatsen. Ten eerste, dat is een beetje een hobby-horse van mij, dat ik nog wei eens vaker naar voren breng. de industrie en het bedrijfsleven kunnen onder heel veel randvoorwaarden leven. Dat zien we overal: zelfs in communistische landen kun je als industrie of als bedrijfsleven op een gegeven ogenblik leven. Dat kun je overal: achter protectionistische grenzen en in vrije economien. Het enige wat heel vaak dodelijk is voor het bedrijfsleven, is dingen die overnight, van de ene op de andere dag veranderen. Deze discontinuiteiten of sprongfuncties zoals ze misschien op deze hogeschool in de wiskundecolleges nog wei behandeld worden, zijnop zich dodelijk voor de economie. Niets is zo erg als de rem op het gaspedaal en omgekeerd. Tweede punt is, dat als je deze zaak zou invoeren, je wei het goede ogenblik moet kiezen. Dat is het ogenblik dat vele ondernemingen geen winst meer maken, omdat ze uitgeput zijn door de recessie en door andere zaken. Het is misschien toch niet het allerbeste als je dat doet op een ogenblik, dat het hele bedrijfsleven of althans een deel daarvan weer redelijke winst maakt. En als je het dan ook met zekere voorzichtigheid en geleidelijkheid invoert, dan ben ik het principieel met Prof. Horringa eens. Maar ik zeg dus aileen: wees uiterst voorzichtig met tijdstip en snelheid van veranderen. want niets is zo ernstig voor het bedrij fsleven als steeds Elaar veranderende randvoorwaarden voor het ondernemingsbeleid. VRAAG (gericht aan Hillege): We hebben vandaag even gesproken over deregulering. Het bedrijfsleven zit daar eigenlijk al een beetje op te wachten en ik denk dat we niet moe ten komen met technische bezwaren. Ik denk dat we daar onze ambtenaren voor hebben om die op te lossen. Verder denk ik dat het van groot be lang is daar snel iets aan te doen .. De heer Rauwenhoff heeft ook al gezegd dat op een gegeven moment innoveren prima is, maar dat je het snel moet doen. Sneller dan de ander, anders ben je te laat. Hillege: De deregulering is inhoudelijk nogal wat. Ik beleef dat dit kabinet in een regeringsverklaring er de oorlog aan verklaard heeft, om het maar zo te zeggen. En dan vraag je of er nu ook wat gaat gebeuren? Dat is er zeker. Er is in hoog tempo op verscillende terreinen een aantal heel concrete, wat net voorgesteld werd, acties geweest. Wetten of onderdelen daarvan werden bekeken vanuit de
-128-
onderneming (hoe ondergaat hij die) en vanuit het punt: kunnen die wetten eenvoudiger of kunnen die op een andere manier ( kunnen ze samengevoegd worden, enz.). Dat is een immens werk geweest, wat momenteel al voor zijn eerste ordening in de Kamer gepresenteerd wordt. Als je ziet hoe het duurt om wetten op te bouwen, dan ben ik hoopvol, dat het korter zal zijn om een aantal te stroomlijnen. U moet dat overigens niet onderschatten. Ik zie dat zelf als een zekere golfbeweging. Wij z daar in Nederland wat op vooruit gelopen. Ik heb dat vanmorgen ook gezegd. Daarbij past aan de ene kant het alibi van de dichte bevolkingsgraad. Maar ik denk dat iets, waar we geen alibi voor hebben, is ons hollands karakter en hoe de nederlandse maatschappij op een gegeven moment in elkaar zat. Wij moeten nu oppassen om niet door te slaan naar de andere kant. Het doet mij steeds weer n dat wij vuil uit de grond halen, die onze chemische industrie er twintig jaar geleden in gestopt heeft. Ik denk dat je ontzettend op moet passen dat je voldoende regelingen overhoudt en dat er voor het bedrijfsleven een heldere en duidelijke set van maatregelen is, waarmee je lange tijd vooruit kan. Die set moet genormeerd zijn voor iedereen. Het is ook vanuit de aanbodkant interessant, want dan kun je standaardproducten gaan leveren, dan kun je daarop anticiperen en innoveren. Niks is erger dan een overheid die geen norm durft te stellen. En ik zou eigenlijk willen stellen: kies de EG-norm en draai de bewijslast om. Nederland heeft de EG-norm, tenzij iemand kan bwijzen waarom het strenger zou moeten zijn. Dat is een beetje het standpunt van de EG-industrie ne van Economische Zaken. VRAAG (gericht aan Calon, Paauwe, Knape en Horringa) : 1e Kan de bedrijfskundige een effectief hulpmiddel zijn bij het tot stand komen van excellente ondernemingen? 2e Betreffende de relatie bedrijfsleven-universiteiten: waarom stellen vele bedrijven maar met mondjesmaat stageplaatsen ter beschikking? Calon: Het antwoord op de eerste vraag is uiteraard "ja". Ik denk ook dat het bedrijfsleven daar al in geruime mate van gebruik maakt en van gebruik zal blijven maken. Ik zou er wel de kanttekening bij willen zetten, dat de bedrijfskundige op zich niet de alleenzaligmakende is voor een excellent bedrijfsleven. V~~r een excellent bedrijfsleven zullen alle facetten, ook de pure research, ook de ontwikkeling en de wetenschap samen aan de hand van de bedrijfskundige deze zaak moeten doen. Het is geen monopolie van een bepaalde afstudeerrichting. De bedrijfskundige heeft misschien de taak, iets meer dan de anderen, een synthese tussen de verschillende facetten uit het bedrijfsleven te leggen. Het is beslist niet zo, misschien als waarschuwing, dat de bedrijfskundige drie streepjes voor heeft op andere studierichtingen. Ik denk dat voor een gezond, harmonieus bedrijfsleven aIle kundigheden, zowel van de markt, als financieel en technisch samengebracht moeten worden. Maar de bedrijfskundige, zeker de bedrijfskundige die met verstand en gepaste bescheidenheid het bedrijfsleven binnenstapt, daar goed rondkijkt wat zijn taak daar is, zal zeker een zeer belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het efficient ondernemerschap. Maar nogmaals, het is geen voorrecht dat hem alleen beschoren is.
-129-
Het antwoord op de tweede vraag kan ik niet geven voorzitter, omdat ik aIleen maarkan stellen, dat het bedrijf waar ik bij werk op vrij grote schaal stageplaatsen ter beschikking stelt. Het zou wat aanmatigend zijn, als ik dan hier namens het andere bedrijfsleven, zo het al waar is wat in de vraag gesteld werd, antwoord geef. Knape: Antwoord op de tweede vraag. Ik kan zeggen dat bij mlJn bedrijf op dit moment een afstudeerder uit Delft, een stageproject uit Delft, en twee stagiaires van de HTS bezig zijn en dat ik voor. tenminste drie zaken nog stagiaires kan gebruiken. Maar uw vraag was ei.genlijk waarom er zo weinig vraag ui het bedrijfsleven is voor stagiaires. Dat weet ik niet. Ik kan u aIleen vertellen, dat de eerste stagiaire die je in een bedrijf haalt, om het even of hij van een HTS komt of van een universiteit,eigenlijk een klein beetje een ramp is. Je weet als bedrijf niet wat je met zo iemand moet en de mensen in het bedrijf weten ook niet wat ze met zo iemand moeten. Onze eerste stageplaats was dus zowel voor de stagiair als voor ons jammer genoeg een beetje een mislukking. Maar daardoor zijn we gaan onderkennen hoe je weI met zo'n om moet gaan en hoe je het als bedrijf dan weI moet organiseren om zoiets tot wederzijdse tevredenheid te organiseren. WeI vind ik het oneigenlijk, dat stagiaires opgezadeid worden met een aangelegenheid, waar ze vind ik eigenlijk betaalde krachten voor zouden moeten inhuren. Ik vind dus niet dat de stagiair verantwoordelijkheid moet dragen over hetgeen hij produceert. !k ervaar het als een studie en niets meer. Ais ik er nog wat aan heb, is het mooi meegenomen. Paauwe: Ik wil eerst even ingaan op de stageplaatsen. Er is een situatie van aan bod en dus kennelijk te weinig markt. Het moet dus toch in de richting van de marketing gezocht worden. !k krijg de indruk, dat wat men kan en binnen welk raamwerk en met welke begeleiding, veel te weinig uitgedragen wordt. Er is een grate onbekendheid met wat er gebeurt. Er zijn allerlei vragen over het werk, over wat je doet en kan ik dat gebruiken, wat zijn de rechten daaop, enz.? Wat je waarschijnlijk nodig hebt is een aantal successtories waar je een goed verhaal over maakt en dat door een universiteit of een Bedrijfskunde-afdeling dan rondgestuurd wordt. Er is absoluut behoefte aan. We komen ook zelf vaak mensen op projecten tegen die dan tijdelijk stage lopeno En dat zijn vaak de meest gemotiveerde, enthousiaste mensen, die aan iets mee willen werken voor een paar maanden. Dus er is beslist een markt voor, maar je moet hem weI even creeeren en het bewustzijn daarvan wat omhoog brengen. Horringa: De vraag was: kunnen academisch bedrijfskundigen bijdragen tot de "excellence" van het ondernemerschap? Ik zou daar naar voren willen brengen dat dat kan, mits ook de opleiding tot bedrijfskundige voldoet aan normen van een uitstekend niveau. Ik zou willen wijzen op toch zekere waarneernbare kwaliteitsverschillen tussen bijvoorbeeld de drie fameuze zwitserse business schools en de Bedrijfskunde, zoals
-130-
die in Nederland beoe£end wordt. wat mij het meest ma~kante verschil lijkt, is dat de Bedrijfskunde in Nederland beoefend wordt binnen ambtelijke kaders, waar uitblinken niet hoog blijkt te noteren en zeker niet beloond wordt. Terwijl de zwiterse business schools geheel worden bestuurdin termen van de tien of twaalf excellente ondernemingen, die tesamen de zaak hebben opgezet, financieren en in de praktijk ook voeden, zowel met leerlingen als met docenten.